Base description which applies to whole site

3.1 Kwaliteitsverbetering in het onderwijs is noodzakelijk

Het belang van onderwijs kan moeilijk worden overschat. Het heeft directe invloed op het geluk en welzijn van alle Nederlanders, op de kansengelijkheid en op de economische ontwikkeling. De dalende prestaties in internationale onderzoeken (als het gaat om basisvaardigheden) geven aanleiding om verder in te zetten op kwaliteitsverbetering. Er ontstaan grotere verschillen tussen scholen en leerlingen die het goed doen en leerlingen die achteropraken. Het aantal en de kwaliteit van leraren en schoolleiders heeft de hoogste prioriteit, want goed onderwijs begint bij hen. Scholen staan voor een grote opgave om leervertragingen in te halen die zijn ontstaan door de coronacrisis. Daarnaast zorgt het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) voor herstel en ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona.

Dat leerlingen gemiddeld lager scoren op een aantal basisvaardigheden is reden tot zorg. Zoals beschreven in de Staat van het Onderwijs zijn de scores op basisvaardigheden zorgelijk, al voor de scholensluiting door corona.67 Dit volgt bijvoorbeeld uit de internationaal vergelijkende PISA-toets. Zo scoorde Nederland op leesvaardigheid in 2018 een stuk lager dan in 2003. Bepaalde leerlingen halen om uiteenlopende redenen niet de streefniveaus die horen bij het referentiekader taal en rekenen. Daarbij zien we ook verschillen tussen scholen. Daarnaast blijkt uit het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs dat leerlingen door de lockdowns extra vertraging hebben opgelopen op het gebied van taal en rekenen.68 In het NPO staan basisvaardigheden in 2022 daarom hoog op de agenda.

Figuur 3.1.1 Daling van PISA-scores in het Nederlandse voortgezet onderwijs per percentiel

Bron: OESO

De verschillen in prestaties op basisvaardigheden tussen leerlingen zijn groot. De leerlingen met de meeste achterstanden hebben vaak een lagere sociaaleconomische achtergrond. En de verschillen zijn vergroot, door het verplichte thuisonderwijs vanwege corona. Kinderen met een lagere sociaaleconomische achtergrond krijgen bij de overgang van het primair onderwijs (po) naar het voortgezet onderwijs (vo) bovendien vaker een advies op een lager schoolniveau dan je volgens de eindtoets zou mogen verwachten.

Goed toegerust personeel vormt de basis voor de kwaliteit van onderwijs. De oplopende tekorten aan leraren en schoolleiders in het funderend onderwijs vormen een risico voor de kwaliteit ervan. Er zijn afgelopen periode daarom diverse maatregelen genomen. Deze zijn in drie lijnen te vatten: het verhogen van de (zij-)instroom (via goede en flexibele opleidingsroutes), het behouden van personeel (via uitdagende loopbaanpaden en passende beloning) en het anders organiseren van onderwijs (via een divers personeelsbestand). Hierbij wordt ook gestimuleerd dat schoolbesturen en lerarenopleidingen de aanpak gezamenlijk aanpakken op regionaal niveau. Ondanks dat er positieve resultaten zijn geboekt, vraagt het lerarentekort ook in de komende periode aandacht. Er is een landelijk tekort aan leraren, maar daarnaast valt de spreiding tussen de tekorten op scholen in het primair onderwijs op. Er is namelijk ook een probleem als het gaat om de verdeling van docenten over het land en binnen gemeenten. In het vo manifesteren tekorten zich bij een aantal specifieke vakken (bètavakken en talen). Er worden nu verschillende facetten van het lerarentekort bijgehouden, maar het blijft lastig een volledig beeld te geven van de actuele tekorten. Om een beter beeld te krijgen van de actuele tekorten is samen met de besturen en gemeenten in de G4 en Almere een methode ontwikkeld, die we nu ook in andere gemeenten gaan inzetten. In het hoger onderwijs gaan de toenemende studentenaantallen gepaard met een toenemende spanning tussen toegankelijkheid, hoge kwaliteit en bekostiging, aldus een recent rapport van PwC.69 Dit uit zich onder meer in een hoge werkdruk onder medewerkers aan de onderwijsinstellingen.

De kwaliteit van leraren maakt het verschil voor een leerling. Dit vraagt om goede en flexibele lerarenopleidingen, waaraan het convenant met de hogeronderwijskoepels VH-VSNU bijdraagt. Het vraagt ook om voldoende academici op verschillende plekken in het onderwijs en om behoud van deze leraren door goede begeleiding bij de start van hun loopbaan. Daarnaast is het van belang zij-instroom te stimuleren en het vakinhoudelijke en educatieve deel van de (master)opleidingen zo goed mogelijk te combineren, zodat leraren beter gekwalificeerd zijn. Tot slot is het zaak dat leraren zich ook gedurende hun loopbaan blijven ontwikkelen, van elkaar blijven leren en carrièremogelijkheden hebben.

Het werken aan goed onderwijs vereist ook professionele schoolleiders en bestuurders. Daarom kunnen kwaliteitseisen gesteld worden aan de opleiding en vaardigheden van schoolleiders en bestuurders. Het wordt steeds duidelijker hoe belangrijk de rol is die schoolleiders, naast leraren, spelen in de kwaliteit van het onderwijs.70 Bij die rol als onderwijskundig leider op een school hoort een betere positionering en een passende beloning, vooral in het primair onderwijs. Betere positionering betekent dat de overheid samen met het veld verkent hoe de professionele ruimte van schoolleiders beter kan worden verankerd. Voor leraren is dat al eerder gebeurd. Professionele ruimte is een bewezen manier om de kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie van het werk te vergroten.

De beste docenten en schoolleiders zijn nodig op de meest uitdagende plekken. De werkdruk in het onderwijs is hoog en dat geldt in het bijzonder voor scholen waar veel leerlingen zitten met (een risico op) onderwijsachterstanden. Op dit moment zijn er signalen dat het lerarentekort scholen met een uitdagende leerlingpopulatie het hardst raakt. Om in te spelen op verschillen tussen scholen, is het nodig om ook in beleid verschil te maken tussen scholen en tussen leraren.71 Daarom ontvangen scholen met veel leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden extra middelen in het kader van het NPO. Ook wordt er via een arbeidsmarkttoelage voor leraren op scholen met een uitdagende populatie bijgedragen aan het behouden en aantrekken van leraren juist waar dit het hardste nodig is. In het basisonderwijs ontvangen scholen naast bovengenoemde NPO-middelen sinds 2019-2020 geld op basis van een nieuwe indicator voor het risico op onderwijsachterstanden. Deze is ontwikkeld door het CBS. De indicator in het voortgezet onderwijs is niet meer actueel en wordt momenteel herijkt.

Meten is weten: in de klas, en voor effectief beleid. Dat geldt in de eerste plaats in de klas, door onderwijs te bieden dat aansluit bij waar de leerling staat. Het geldt ook voor beleid: goed inzicht in de onderwijsresultaten is noodzakelijk om effectief de problemen in het onderwijs aan te kunnen pakken. In het primair onderwijs wordt al veel gebruikgemaakt van gestandaardiseerde, landelijk genormeerde toetsen – in leerlingvolgsystemen en met de eindtoets in groep 8. Voor het voortgezet onderwijs is het centraal schriftelijk examen veelal het eerstvolgende moment van gestandaardiseerde toetsing. Omdat het lastig is hier een landelijk beeld over te verkrijgen, worden er nu peilingsonderzoeken opgezet.72 Door informatie over op- en afstroom beter bij te houden, ontstaat er ook ruimte om het effect te onderzoeken van brede en heterogene brugklassen. Door deze brugklassen te volgen wordt duidelijk of en welke leerlingen gebaat zijn bij een specifieke onderwijsvorm.73 Er is ook meer landelijk genormeerde toetsing nodig voor het mbo. De prestaties van mbo-studenten op de centrale examens taal en rekenen worden niet stelselmatig gemonitord. De Inspectie van het Onderwijs wijst erop dat dit wel belangrijk is.

Het versterken van onderzoek en wetenschap is essentieel voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Er is hoogwaardige wetenschap en innovatie nodig om maatschappelijke vraagstukken op te lossen en toekomstig verdienvermogen te creëren. Daarnaast moet toekomstig talent worden opgeleid. Kennis is uiterst mobiel en omringende landen schuwen niet om de grootste talenten aan te trekken. Dit geldt met name voor toponderzoekers. Het is wenselijk dat Nederlandse onderzoekers succesvol kunnen blijven meedoen in de vorming van Europese onderzoeksconsortia. Binnen het onderzoeks- en wetenschapssysteem is daarbij de balans belangrijk tussen een goede, brede basis en gerichte investeringen.

67

Staat van het onderwijs 2021.

68

www.nationaalcohortonderzoek.nl/factsheets/

69

PWC (2021) toereikendheid, doelmatigheid en kostentoerekening in het mbo, hbo en wo&o.

70

Onderwijsraad (2018). Een krachtige rol voor schoolleiders.

71

CPB (2018). Bewezen (in)effectieve maatregelen tegen leerachterstanden in het primair onderwijs.

73

Advies van de Onderwijsraad (2021). Later selecteren, beter differentiëren.

Licence