In tabellen 8.1 tot en met 8.4 wordt een totaaloverzicht van verschillende soorten risicoregelingen van het Rijk weergegeven. Voor details over onderstaande garantieregelingen, achterborgstellingen en leningen wordt verwezen naar begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen.
Garanties
Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk. Hiermee staat de overheid garant voor bepaalde (inter)nationale financiële verplichtingen, en neemt het deze verplichtingen over als de partij waaraan de garantie is verleend deze niet langer kan nakomen. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.
Onderstaande tabel 8.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post ‘overig’. Het overzicht bevat alle garanties met de stand ultimo 2024. Ontwikkelingen daarna zijn niet in het overzicht opgenomen, omdat die buiten de reikwijdte van het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024 vallen. Deze worden meegenomen in het overzicht van risicoregelingen van het Rijk bij de Miljoenennota 2026.
In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat allereerst het totaalbedrag aan uitstaande garantie per eind 2023. Dit bedrag is een optelsom van alle eerdere verleende en vervallen garanties. Vervolgens worden de in 2024 verleende en vervallen garanties in aparte kolommen weergegeven. Samen tellen deze drie kolommen op tot de eindstand aan uitstaande garanties eind 2024. In de laatste twee kolommen worden tot slot de jaar- en totaalplafonds weergegeven.
Een garantieregeling van het Rijk kent in principe altijd een maximum, het garantieplafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 8.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij internationale organisaties is gekozen het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM en NGEU) en de garanties van een aantal internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank). Ook bij andere regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond gelijkgesteld aan de uitstaande garanties.
Uit tabel 8.1 blijkt dat het totaalbedrag aan uitstaande garanties van het Rijk in 2024 220,1 miljard euro bedraagt. In 2023 was dit bedrag 215,1 miljard euro, wat betekent dat gedurende het jaar netto voor 5,0 miljard euro aan extra garanties zijn uitgezet. Dit komt met name door twee nieuwe garanties voor Oekraïne met een omvang van 3,4 en 2,0 miljard euro. Andere grote garantieverleningen zijn onder andere op het gebied van de exportkredietverzekeringen (3,6 miljard euro), de deelneming in kapitaal IMF van DNB (2,8 miljard euro), de AfDB (0,9 miljard euro) en de FMO (0,9 miljard euro). De garantie voor het Single Resolution Fund van 4,1 miljard euro is volledig komen te vervallen.
Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, wordt een ‘nee-tenzij’-beleid gevoerd ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels en houdt in dat er terughoudend wordt omgegaan met het aangaan van nieuwe, en verruimingen van bestaande regelingen. In sommige gevallen kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan, bijvoorbeeld tijdens een acute crisis, maar hiervoor is een goede onderbouwing noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de uitstaande risico’s na een crisis naar verwachting weer afnemen.
Naast de reguliere garanties zijn ook een aantal tijdelijke garanties verleend ter ondersteuning van de economie tijdens de coronacrisis. De coronagerelateerde garantieregelingen verschillen van de reguliere garantieregelingen wat betreft de financiering en de dekking. Waar uitgaven en ontvangsten van reguliere garantieregelingen op een departementale begroting plaatsvinden, geldt voor coronagerelateerde garantieregelingen dat eventuele schades worden gefinancierd vanuit de staatsschuld. Indien er een premie wordt gevraagd, vloeit deze ook in de staatsschuld.
Het grootste gedeelte van de nog resterende coronagerelateerde garanties bestaat uit de internationale garanties SURE en NGEU. Voor SURE en NGEU samen stond eind 2024 grofweg 33,2 miljard euro aan garanties uit. SURE is een garantieregeling gerelateerd aan de maatregelen die lidstaten tijdens de coronacrisis hebben genomen om inkomensverlies van burgers op te vangen en de toename in werkloosheid en de gevolgen ervan te beperken. NGEU heeft als doel de economische en sociale schade van de coronacrisis te verzachten door het stimuleren van structurele hervormingen en publieke investeringen binnen de EU. In tabel 8.1 wordt voor NGEU een negatief bedrag aan verleende garanties weergegeven. Dit is een gevolg van een daling van de rentekosten voor de mogelijk nog uit te geven leningen met 1,3 miljard euro als gevolg van de renteontwikkeling in 2024. Deze daling is gesaldeerd met een ophoging van de garantie van 584,3 miljoen euro als gevolg van een actualisatie van de data over de uitgegeven bonds en verstrekte leningen aan lidstaten.
Het uitstaande risico van de nationale coronagerelateerde risicoregelingen wordt apart weergegeven in de regel «Nationale garanties coronacrisis». Hieruit blijkt dat in 2024 142,4 miljoen euro is vervallen, waardoor er nog 46,6 miljoen euro aan nationale coronagerelateerde garanties uitstaat.
Uitstaande garanties | Verleende garanties | Vervallen garanties | Uitstaande garanties | Jaarplafond | Totaalplafond | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
b | a | Omschrijving | 2023 | 2024 | 2024 | 2024 | 2024 | |
V | 3 | Raad van Europa | 176,7 | 110,7 | 287,4 | 287,4 | ||
VIII | 14 | Indemniteitsregeling | 194,4 | 439,8 | 502,1 | 132,1 | 450,0 | |
VIII | 14 | Achterborgovereenkomst Nationaal Restauratie Fonds (NRF) | 373,7 | 97,0 | 62,0 | 408,8 | 500,0 | |
IXB | 2 | WAKO (kernongevallen) | 9.200,0 | 9.200,0 | 9.200,0 | |||
IXB | 2 | Single Resolution Fund | 4.163,5 | 4.163,5 | ||||
IXB | 3 | Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) | 14.494,1 | 907,5 | 15.401,6 | 15.401,6 | ||
IXB | 4 | Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) | 747,4 | 46,8 | 794,1 | 794,1 | ||
IXB | 4 | DNB - deelneming in kapitaal IMF | 31.584,6 | 2.869,6 | 34.454,2 | 34.454,2 | ||
IXB | 4 | EIB - pan Europees Garantiefonds | 1.291,8 | 338,3 | 953,5 | 953,5 | ||
IXB | 4 | European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) | 589,1 | 589,1 | 589,1 | |||
IXB | 4 | European Financial Stabilisation Mechnism (EFSM) | 2.435,7 | 254,9 | 2.690,6 | 2.690,6 | ||
IXB | 4 | European Financial Stability Facility (EFSF) | 34.154,2 | 34.154,2 | 34.154,2 | |||
IXB | 4 | European Investment Bank (EIB) | 11.796,0 | 11.796,0 | 11.796,0 | |||
IXB | 4 | European Stability Mechanism (ESM) | 35.338,9 | 35.338,9 | 35.338,9 | |||
IXB | 4 | Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB) | 1.062,0 | 27,2 | 1.089,2 | 1.089,2 | ||
IXB | 4 | Kredieten EU-betalingsbalanssteun (BoP-faciliteit) | 3.776,0 | 94,1 | 3.870,1 | 3.870,1 | ||
IXB | 4 | Bilaterale garantie Macro-financiële bijstand (MFB) | 215,4 | 215,4 | 215,4 | |||
IXB | 4 | Next Generation EU (NGEU) | 27.869,5 | ‒ 693,4 | 27.176,2 | 27.176,2 | ||
IXB | 4 | Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE) | 6.143,5 | 159,6 | 5.983,9 | 5.983,9 | ||
IXB | 4 | Garantie Wereldbank - IBRD garantie kapitaal | 5.304,8 | 520,9 | 5.825,7 | 5.825,7 | ||
IXB | 4 | Oekraïne Faciliteit | 1.999,3 | 1.999,3 | 1.999,3 | |||
IXB | 4 | Macro-Financiële Bijstand - Ukraine Loan Cooperation Mechanism (MFB-ULCM) | 3.416,0 | 3.416,0 | 3.416,0 | |||
IXB | 4 | Garantie Wereldbank - IBRD garantie Oekraïne | 100,0 | 100,0 | 100,0 | |||
IXB | 5 | Exportkredietverzekering | 17.862,8 | 3.453,0 | 3.775,2 | 17.540,6 | 10.000,0 | |
XIII | 2 | Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) | 213,3 | 18,6 | 33,0 | 198,9 | 400,0 | |
XIII | 2 | Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) | 1.300,8 | 267,7 | 402,0 | 1.166,5 | 765,0 | |
XIV | 21 | Borgstelling MKB-Landbouwkredieten | 271,6 | 13,5 | 53,9 | 231,3 | 80,0 | |
XIV | 22 | Garantie voor natuurgebieden en landschappen | 242,7 | 19,6 | 223,1 | 208,3 | ||
XVI | 2&3 | Instellingen voor de gezondheidszorg | 69,1 | 5,8 | 8,2 | 66,7 | 66,7 | |
XVII | 1 | Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF) | 101,0 | 19,9 | 12,6 | 108,2 | 675,0 | |
XVII | 5 | Garanties African Development Bank (AfDB) | 1.478,9 | 915,0 | 38,9 | 2.354,9 | 2.354,9 | |
XVII | 5 | Garanties Asian Development Bank (AsDB) | 1.272,3 | 20,7 | 1.251,6 | 1.251,6 | ||
XVII | 5 | Garanties Inter American Development Bank (IDB) | 301,2 | 9,8 | 291,4 | 291,4 | ||
Nationale garanties coronacrisis | 188,9 | 142,4 | 46,6 | 3.087,5 | ||||
Overig | 785,8 | 100,9 | 105,6 | 781,2 | 184,5 | 1.929,8 | ||
Totaal | 215.099,7 | 14.884,9 | 9.847,3 | 220.137,3 | 11.429,5 | 206.150,7 |
Tabel 8.2 bevat de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door het Rijk verstrekte garanties in 2023 en 2024. Alleen garanties waarbij daadwerkelijke uitgaven en ontvangsten zijn gedaan, worden weergegeven in de tabel. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen uit premies, provisies en dergelijke als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.
Uitgaven | Ontvangsten | Uitgaven | Ontvangsten | |||
---|---|---|---|---|---|---|
b | a | Omschrijving | 2023 | 2023 | 2024 | 2024 |
VI | 33 | Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS | 2.064,0 | 2.216,0 | ||
VII | 3 | Herplaatsingsgarantie | 393,0 | |||
IXB | 1 | Garantie procesrisico's | 134,0 | 182,0 | ||
IXB | 2 | Terrorismeschades (NHT) | 625,0 | 536,0 | ||
IXB | 2 | WAKO (kernongevallen) | 612,0 | 108,0 | ||
IXB | 3 | Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) | 500,0 | 1.000,0 | ||
IXB | 3 | Garantie KLM | 11.808,0 | |||
IXB | 4 | EIB - pan Europees Garantiefonds | 9.186,0 | 17.941,0 | ||
IXB | 5 | Exportkredietverzekering | 102.368,0 | 106.862,0 | 128.838,0 | 131.159,0 |
IXB | 5 | Herverzekering leverancierskredieten | 2.897,0 | 150,0 | 882,0 | 45,0 |
XIII | 2 | Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) | 5.217,0 | 4.421,0 | ||
XIII | 2 | BMKB-Corona | 4.536,0 | 43,0 | 2.180,0 | 209,0 |
XIII | 2 | Microkredieten | 395,0 | 337,0 | ||
XIII | 2 | Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) | 13.763,0 | 19.969,0 | 16.830,0 | 16.950,0 |
XIII | 2 | MKB-financiering | 448,0 | 455,0 | ||
XIII | 2 | Klein Krediet Corona | 1.004,0 | 170,0 | 1.182,0 | 85,0 |
XIII | 2 | Groeifaciliteit | 4.654,0 | 1.785,0 | 8.615,0 | 2.067,0 |
XIII | 2 | GO-Corona | 7.400,0 | 3.850,0 | 1.012,0 | |
XIV | 21 | Borgstelling MKB-Landbouwkredieten | 861,0 | 694,0 | 210,0 | 737,0 |
XIV | 22 | Klimaatfonds groenfonds garantie | 199,0 | 274,0 | ||
XVII | 1 | Garantie Faciliteit Opkomende Markten (FOM) | 80,0 | 1.618,0 | ||
XVII | 1 | Garantie Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) | 5.099,0 | 3.134,0 | 7.238,0 | 6.149,0 |
XVII | 1 | Garantie DRIVE | 5.868,0 | |||
XVII | 1 | Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF) | 5.301,0 | 3.751,0 | 10.729,0 | 5.746,0 |
XVII | 5 | Garanties IS-NIO | 3.254,0 | 5.990,0 | ||
Totaal | 162.521,0 | 160.292,0 | 198.661,0 | 183.541,0 |
Achterborgstellingen
Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk, maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon in de vorm van een stichting. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen daarom niet als verplichting opgenomen. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 8.3.
Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 8.3) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabel 8.1), aangezien het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties. Op het gecommitteerd obligo doet het WSW alleen een beroep wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben voortvloeiend uit het risicovermogen in relatie tot geborgde verplichtingen. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen het Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken.
De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door de WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3% van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van de WFZ na te komen, dan kan de WFZ een beroep doen op het Rijk. Bij het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.
Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het WEW voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie evenredig met gemeenten gedeeld.
Geborgd vermogen | Verleend | Vervallen | Geborgd vermogen | Buffer kapitaal | Obligo | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
b | a | Omschrijving | 2023 | 2024 | 2024 | 2024 | 2024 | 2024 |
VII | 3 | Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) | 88.552,0 | 10.373,0 | 3.988,0 | 94.937,0 | 606,0 | 2.463,0 |
VII | 3 | Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) | 198.968,0 | 30.454,0 | 15.905,0 | 213.517,0 | 1.746,0 | N.v.t. |
XVI | 2 | Stichting Waarborgfonds Zorg (WfZ) | 5.965,9 | 186,4 | 5.779,5 | 297,7 | 173,3 | |
Totaal | 293.485,9 | 40.827,0 | 20.079,4 | 314.233,5 | 2.649,7 | 2.636,3 |
Leningen
We spreken van een lening als het Rijk middelen verstrekt aan een derde buiten het Rijk met een afgesproken aflossingsschema en rente. Is aan een van beide voorwaarden niet voldaan, dan is sprake van een uitgave. Ook leningen vormen een risico voor het begrotingssaldo, namelijk als de ontvanger van die lening niet in staat blijkt de lening (in zijn geheel) af te lossen of de rentevergoeding te betalen. In dat geval derft het Rijk inkomsten (niet-belastingontvangsten die geraamd zijn). Die derving belast het uitgavenkader. Bij leningen die zijn afgegeven in andere valuta is er ook een wisselkoersrisico voor het Rijk.
Tijdens de coronacrisis zijn er diverse leningen afgegeven door het Rijk. Deze leningen kennen een beperkte looptijd en vaak is er geen risicovoorziening vormgegeven. Een overzicht van de uitstaande leningen van het Rijk wordt gepresenteerd in tabel 8.4. Het bedrag aan uitstaande leningen is in 2024 fors toegenomen omdat in januari een lening aan TenneT is verstrekt van 25 miljard euro en in augustus deze leenfaciliteit verder is uitgebreid met 19,4 miljard euro. Het Rijk heeft deze middelen beschikbaar gesteld zodat TenneT grote investeringen in de uitbreiding en verzwaring van het elektriciteitsnet kan realiseren.
Uitstaand risico | Looptijd | ||
---|---|---|---|
b | Omschrijving | 2024 | |
IV | Liquiditeitssteun Aruba | 442,2 | 2043 |
IV | Liquiditeitssteun Curaçao | 448,3 | 2024 |
IV | Liquiditeitssteun Sint-Maarten | 155,3 | 2024 |
IXB | Lening Griekenland | 2.393,1 | 2040 |
IXB | Lening TenneT | 44.400 | 2042 |
IXB | Lening Oekraïne | 200 | 2032 |
XIII | Invest-NL Capital N.V. SIF | 64,8 | 2029 |
XIII | Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups | 230,8 | 2026 |
XIII | Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden | 138,7 | 2028 |
XIII | Hypothecaire Lening WinAir | ‒ 0,4 | 2025 |
XIII | Steun aan IHC (voorheen Royal IHC) | 5 | onbepaalde tijd |
Totaal | 48.477,8 |