Base description which applies to whole site

6.3 Bijlage uitwerking Strategische Evaluatieagenda

Inleiding

Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) is in deze bijlage een uitwerking van de Strategische Evaluatieagenda (SEA) opgenomen. De SEA bestaat daarmee uit twee onderdelen:

  • 1. Een toelichting op de SEA en een tabel met planning van periodieke rapportages in de Beleidsagenda.

  • 2. Een nadere uitwerking per SEA-thema in deze bijlage.

De nadere uitwerking omvat een toelichting per SEA-thema en een overzicht van evaluaties, onderzoeken of voortgangsrapportages die:

  • de afgelopen vier jaar zijn opgeleverd;

  • momenteel worden uitgevoerd of worden opgesteld en die;

  • de komende jaren op de planning staan.

Het syntheseonderzoek naar het thema ‘Mensen: Veiligheidsbeleid’ (2025) is inmiddels in uitvoering en de syntheseonderzoeken naar de thema’s ‘Randvoorwaarden: Infrastructuur en Vastgoed’ (2026) en ‘Mensen: Personeelsbeleid’ (2027) worden in 2025 voorbereid. Vanzelfsprekend zijn deze eerstvolgende periodieke rapportages daarmee meer en breder in beeld dan de periodieke rapportages die later in de tijd gepland staan. De toelichting op de thema’s van de eerste drie periodieke rapportages is daarom, evenals de nadere duiding van de inzichtbehoefte, uitgebreider dan voor de thema’s die in de jaren na 2027 volgen.

SEA-thema’s

Zoals aangegeven in de Beleidsagenda is de indeling van de SEA in lijn met de waardeketen van Defensie. De waardeketen geeft de samenhang van primaire en ondersteunende hoofdprocessen weer, die onmisbaar zijn voor de taakuitvoering van Defensie. De werking daarvan, gekoppeld aan de thema’s op de SEA, is als volgt:

  • Het thema ‘Gevechtskracht’ omvat de primaire hoofdprocessen ‘gereedstellen’ en ‘inzet’. Gereedstelling is het proces van het formeren van eenheden uit personeel en materieel (inclusief IT) om ze vervolgens te oefenen voor hun taken.

  • Om de randvoorwaarden voor deze primaire processen te creëren zijn ondersteunende processen nodig. Als eerste het vervullen van de personele en materiele behoefte, die in de SEA afgedekt worden door de thema’s ‘Mensen’, ‘Materieel en industriebeleid’ en ‘Randvoorwaarden’. Dit laatste thema kent in de context van de SEA een focus op vastgoed, infrastructuur en IT.

  • Het thema ‘Koers voor versterking’ staat in relatie met het hoofdproces ‘besturen/commandovoering’, waarbij de SEA zich richt op de subthema’s ‘Kennis en innovatie’ en ‘Internationale samenwerking’. 

Thema 1. Gevechtskracht (inzet- en gereedstelling)

De krijgsmacht moet de juiste gevechtskracht hebben om tegenstanders af te schrikken. En de krijgsmacht moet gereed zijn om te vechten en het gevecht vol te houden wanneer een tegenstander toch aanvalt. De krijgsmacht dient daartoe te beschikken over effectieve en toekomstbestendige gevechtskracht, met een goede balans tussen slagkracht en het vermogen inzet lang vol te houden, en tussen massa en hoogtechnologische wapensystemen. Daarnaast moet de krijgsmacht gereed zijn en de juiste capaciteiten hebben voor nationale taken en inzet in EU-missies of andere verbanden.

Personeel en materieel zijn de bouwstenen voor inzet en gereedstelling. De periodieke rapportage over gevechtskracht is daarom na de periodieke rapportages over personeel (2027) en materieel (2028) gepland.

Om een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te krijgen, gebruikt deze periodieke rapportage informatie uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld:

• Evaluaties van missies en operaties

In Kamerstuk 27925, nr. 721 wordt toegelicht hoe en wanneer Defensie missies monitort en evalueert. Zo zet het Kamerstuk uiteen dat Defensie gebruikmaakt van voortgangsrapportages, tussentijdse evaluaties, eindevaluaties en in enkele gevallen een post-missie beoordeling. Conform het Toetsingskader wordt voor elke artikel-100 missie een eindevaluatie uitgevoerd. Dit wordt sinds 1 mei 2020 niet meer door de departementen Defensie, Buitenlandse Zaken en Justitie & Veiligheid gedaan, maar door een onafhankelijke partij.

• Stand van Defensie

In de Stand van Defensie worden de inzet- en gereedstellingsdoelen gemonitord via een set van kritische prestatie-indicatoren, inhoudelijke informatie over de gereedheid van Defensie is opgenomen in een vertrouwelijke bijlage.

Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Gevechtskracht’.

Tabel 38 Thema 1. «Gevechtskracht: Inzet en Gereedstelling»

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Fleet Operational Standards and Training (FOST)

Synthese (beleidsdoorlichting)

2024

Afgerond

Deze beleidsdoorlichting (Kamerstuk 31516, nr. 43) richtte zich op de gereedstelling van de zogenaamde ‘Grootbovenwatereenheden (GBW)’ van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK). FOST is een instituut op het gebied van operationele training voor maritieme oorlogsvoering. Nederland doet al tientallen jaren mee aan de FOST. De centrale vraag was: 'In hoeverre is de Nederlandse deelname aan FOST als onderdeel van de gereedstelling doeltreffend en doelmatig, en welke factoren zijn hierop van invloed?'.

H 10, artikel 2

Gevechtskracht: Inzet en gereedstelling

Synthese (periodieke rapportage)

2029

Te starten

Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.

Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda), voornamelijk H 10, artikel 1

Overige missie-bijdragen

Voortgangsrapportage

Jaarlijks

Lopend

De rapportage gaat in op de voortgang van en de Nederlandse bijdrage aan de internationale inspanningen. Voor zover mogelijk wordt beschreven in welke mate de inzet van Nederlandse militaire eenheden, individuele militairen en civiele experts en politiefunctionarissen heeft bijgedragen aan de realisatie van de missie- c.q. operatiedoelstellingen. De voortgangsrapportage wordt jaarlijks op Verantwoordingsdag gepubliceerd (meest recent: Kamerstuk 29521, nr. 495).

H 10, artikel 1

Inzet NAVO-Oostflank

Voortgangsrapportage

Jaarlijks

Lopend

De grootschalige agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne en de onverminderde Russische dreiging vormen de grootste geopolitieke uitdagingen voor het NAVO-bondgenootschap sinds het einde van de Koude Oorlog. De Russische dreiging manifesteert zich nadrukkelijk aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. In deze voortgangsrapportage licht het kabinet de ontwikkelingen en besluiten toe over de inzet aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. De voortgangsrapportage wordt jaarlijks op Verantwoordingsdag gepubliceerd (meest recent: Kamerstuk 28676, nr. 505).

H 10, artikel 1

CMX’22 / Resilient Lion’22

Ex-post evaluatie

2022

Afgerond

De NAVO organiseert periodiek een politiek-militaire, strategische crisismanagementoefening (Crisis Management Exercise, CMX) om besluitvorming in NAVO-verband te beoefenen. De editie van 2022 is afgelast in verband met de inval van Rusland in Oekraïne. Om alsnog relevante vraagstukken te bespreken in de daarvoor bestemde overleggen is de oefening Resilient Lion gehouden. Na afloop is de voorbereiding op en deelname aan de oefening geëvalueerd en zijn aanbevelingen ter verbetering geformuleerd.

H 10, artikel 1

Een missie in een missie. De Nederlandse bijdrage aan de VN Multidimensionale Geïntegreerde Stabilisatie Missie in Mali (MINUSMA) 2014-2019

Ex-post evaluatie

2022

Afgerond

De Nederlandse bijdrage aan MINUSMA werd op 1 mei 2019 beëindigd. De eindevaluatie hiervan is door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) uitgevoerd (Kamerstuk 29521, nr. 451). Onderzocht is in hoeverre de doelen voor de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA zijn bereikt en welke lessen daaruit kunnen worden getrokken voor toekomstige missies.

H 10, artikel 1

Grondslag gezocht - Onderzoekscommissie Land Information Manoeuvre Centre (LIMC)

Commissie van onderzoek

2023

Afgerond

Conform de motie Belhaj c.s. (Kamerstuk 32 761, nr. 186) heeft de minister van Defensie besloten om een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC). De onderzoekscommissie heeft onder leiding van Harm Brouwer een diepgaande analyse uitgevoerd naar de gang van zaken rondom de besluitvorming en taakuitvoering van het LIMC. Het eindrapport is door de bewindspersonen van Defensie op 13 januari 2023 naar de Kamer gestuurd (Kamerstuk 32761, nr. 258).

H 10, artikel 3

Vlucht verzekerd. Eindevaluatie Nederlandse C-130 bijdrage aan VN-missie MINUSMA in Mali 2021-2022.

Ex-post evaluatie

2023

Afgerond

De artikel-100 missiebijdrage van Nederland aan de VN-missie in Mali (MINUSMA), met een C-130 transportvliegtuig inclusief bemanning en ondersteunend personeel van november 2021 tot en met medio mei 2022, is geëvalueerd door een onafhankelijke partij (IOB) (Kamerstuk 29521, nr. 466, Kamerstuk 29521, nr. BD).

H 10, artikel 1

Tussen wens en werkelijkheid. Eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support.

Ex-post evaluatie

2023

Afgerond

Van 2015 tot 2021 nam Nederland deel aan de NAVO-missie Resolute Support in Afghanistan. De Nederlandse bijdrage aan de Resolute Support missie is door de directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) geëvalueerd. Tijdens de evaluatie is onderzocht in hoeverre de doelen van de Nederlandse bijdrage aan Resolute Support zijn bereikt, hoe dit kan worden verklaard en welke lessen kunnen worden getrokken voor toekomstige Nederlandse missiebijdragen (Kamerstuk 27925, nr. 941).

H 10, artikel 1

Reconstructie en analyse van de evacuatie uit Kaboel in augustus 2021

Ex-post (commissie van) onderzoek

2023

Afgerond

Deze evaluatie is uitgevoerd door een onafhankelijke commissie van onderzoek Evacuatie-operatie Kabul (COEK) voorgezeten door drs. Maarten Ruys (Kamerstuk 27925, nr. 897). De commissie Ruys had tot taak om conform de motie Boswijk c.s. (Kamerstuk 27 925 nr. 838) onderzoek te doen naar de gang van zaken in de grootschalige evacuatieoperatie vanuit Kaboel vanaf het moment van aannemen van de motie Belhaj c.s. over de tolkenregeling op 12 november 2019 (Kamerstuk 35300 X, nr. 45). (Kamerstuk 27925, nr. 944)

H 10, artikel 1

Intensivering zoektocht vermist Special Report Afghanistan

Ex-post onderzoek

2023

Afgerond

In de brief ‘Voortgang actieplan missiearchieven Afghanistan: afronding zoekslag naar vermeend rapport en onderzoek naar melding’ (Kamerstuk 27925 nr. 945) is de Kamer geïnformeerd over een zoekslag die is uitgevoerd naar een rapport over een mogelijk oorlogsmisdrijf door Australische militairen in Uruzgan in 2010. Defensie concludeerde, na uitgebreid onderzoek van de Afghanistan missiearchieven, dat ‘aannemelijk wordt geacht dat het vermeende rapport daadwerkelijk is opgesteld, maar dit niet met zekerheid kan worden vastgesteld’.

H 10, artikel 1

Vervolg zoekslag vermeend rapport Afghanistan (SR 2.0)

Ex-post onderzoek

2025

Lopend

Sinds de Kamer is geïnformeerd over de voortgang van het actieplan missiearchieven Afghanistan (Kamerstuk 27925 nr. 945), is Defensie verder gegaan met het op orde brengen van de missiearchieven (Kamerstuk 27925, nr. 965). Tijdens deze werkzaamheden zijn gegevensdragers aangetroffen met daarop operationele rapporten van de Task Force Uruzgan uit de periode 2006 tot en met 2010, waaronder het gerubriceerde rapport waarop de zoekslag betrekking had. De minister van Defensie heeft opdracht gegeven de feiten rondom het nu aangetroffen rapport op een rij te zetten en door te gaan met het onderzoeken van de nu aangetroffen gegevensdragers.

H 10, artikel 1

Wapeninzet Hawija

Ex-post (commissie van) onderzoek

2024

Afgerond(heropend)

De evaluatie was gericht op de vraag hoe bij de Nederlandse wapeninzet in Hawija, Irak, in de nacht van 2 op 3 juni 2015, burgerslachtoffers hebben kunnen vallen evenals welke lessen hieruit te trekken zijn voor de toekomst. Deze evaluatie werd uitgevoerd door een onafhankelijke onderzoekscommissie van tijdelijke aard die onder leiding stond van mr. Winnie Sorgdrager, minister van staat (Kamerstuk 27925, nr. 753 en 754). Het instellen van deze commissie kwam voort uit de uitvoering van de motie Belhaj (Kamerstuk 27925, nr. 14. (Kamerstuk 27925, nr. 983)Naar aanleiding van teruggevonden videobeelden die gemaakt zijn in Hawija heeft de commissie Sorgdrager aangekondigd te werken aan een aanvulling op haar rapport, in de vorm van een addendum over onder meer de aangescherpte conclusies. De commissie heeft hiertoe haar onderzoek heropend (Kamerstuk 27925, nr. 1010). De Kamer wordt geïnformeerd zodra de commissie het addendum op haar rapport aan Defensie heeft aangeboden.

H 10, artikel 10

Mortierongeval Aruba

Ex-post (commissie van) onderzoek

2024

Afgerond

Op 31 augustus 2022 gaf de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV), in het licht van haar bevindingen ten aanzien van het mortierongeval van 2026 in Mali, in overweging een mortierongeval op Aruba in 1961 opnieuw te laten bezien (Kamerstuk 35925 X, nr. 92). Dit vanwege ogenschijnlijke gelijkenissen tussen beide ongevallen, waar de OvV door een nabestaande van het mortierongeval op Aruba op werd gewezen. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Op 14 november 2024 zijn de resultaten van dit onderzoek met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 36600 X, nr. 30).

H 10, artikel 8

Mortierongeval Mali

Ex-post (commissie van) onderzoek

2024

Lopend

Het onderzoek is gericht op de vraag of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld bij de werkwijzen die hebben geleid tot het mortierongeval in Mali (op 6 juli 2016). Ook wordt beoordeeld in hoeverre en op welke wijze hiervan sprake is geweest. Daarnaast wordt onderzocht hoe binnen het Ministerie van Defensie de besluitvorming is verlopen rond de totstandkoming, invulling en uitvoering van de opdracht aan de Tijdelijke Commissie onderzoek naar geconstateerde tekortkomingen mortierongeval Mali (commissie Van der Veer). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke onderzoekscommissie van tijdelijke aard die onder leiding staat van de heer P. (Peter) den Oudsten. Over het voornemen om deze commissie in te stellen heeft de minister van Defensie met de Tweede Kamer gesproken tijdens het commissiedebat Veiligheid en Integriteit Defensie op 20 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200 X nr. 19). Het eindrapport wordt in 2025 opgeleverd.

Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda), hoofdzakelijk H 10, artikel 1

Financiering Nationale Inzet Krijgsmacht (FNIK)

Ex-durante / ex-post evaluatie

2025

Lopend

Vierjaarlijkse evaluatie van het FNIK-convenant waarbij wordt gekeken naar de inhoud, het functioneren, de uitvoering en het beschikbare budget.

H 10, artikel 1

Inzet Rode Zee

Missie-evaluatie

2025

Lopend

Voor artikel 100 Toetsingskader missies of operaties geldt een afspraak met de Kamer om de inzet na beëindiging onafhankelijk te evalueren. De directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken is daarom verzocht een evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de maritieme veiligheid in de Rode Zee uit te voeren. De Kamer is geïnformeerd over deze onafhankelijke evaluatie, onder andere in de recent verstuurde jaarlijkse voortgangsrapportage Overige Missiebijdragen (Kamerstuk 29521, nr. 495).

H 10, artikel 1

CMX’25 / Resilient Lion ’25

Ex-post evaluatie

2025

Lopend

De NAVO organiseert periodiek een politiek-militaire, strategische crisismanagementoefening (Crisis Management Exercise, CMX) om besluitvorming in NAVO-verband te beoefenen. In maart 2025 heeft de meest recente editie plaatsgevonden. De voorbereiding op en deelname aan de oefening wordt momenteel geëvalueerd, waarbij tevens aanbevelingen ter verbetering worden geformuleerd.

H 10, artikel 3

Teruggevonden F-16 videobeelden Hawija

Ex-post (commissie van) onderzoek

2025

Lopend

Op 27 maart 2025 is de Kamer geïnformeerd over de vondst van videobeelden gemaakt door een Nederlandse F-16, de ochtend na de wapeninzet tegen een ISIS-autobommenfabriek in Hawija in de nacht van 2 op 3 juni 2015 (Kamerstuk 27925, nr. 986). Naar aanleiding daarvan is een onderzoek aangekondigd om te achterhalen wat er met de videobeelden is gebeurd na het maken ervan, de feiten te reconstrueren en op basis daarvan een oordeel te vellen en conclusies te trekken.De externe en onafhankelijke ‘Commissie van onderzoek teruggevonden F-16 videobeelden Hawija (Irak)’, oftewel de commissie Brouwer, voert dit onderzoek uit. Het instellingsbesluit met daarin de onderzoekstaak is op 14 mei jl. met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 27925, nr. 992). De commissie verwacht uiterlijk 31 december het eindrapport aan te bieden.

H 10, artikel 10

Onderzoek missiearchieven

Ex-post evaluatie

2026

Te starten

Naar aanleiding van teruggevonden beelden die gemaakt zijn in Hawija start de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IO&E) een onderzoek naar de huidige praktijk van missiegerelateerde archivering bij Defensie. Het onderzoek loopt over twee paralelle sporen. Allereerst het verkrijgen van overzicht in de missiearchieven, waar deze zich bevinden en in hoeverre deze in goede, geordende en toegankelijke staat verkeren. Daarnaast worden bestaande richtlijnen voor archivering van missiearchieven in kaart gebracht. De inspectie zal beoordelen in hoeverre deze voldoen aan de archiefwet, in hoeverre deze richtlijnen daadwerkelijk worden opgevolgd en daar waar nodig adviezen ter verbetering formuleren. De IO&E heeft de intentie om het onderzoek eind 2025 af te ronden. (Kamerstuk 27925, nr. 989)

H 10, artikel 10

20 jaar Nederlandse inzet in Afghanistan

Wetenschappelijk onderzoek

2027 i.p.v. 2026

Lopend

Een wetenschappelijk onderzoek naar het resultaat van twintig jaar Nederlandse inzet in Afghanistan (Kamerstuk 27925, nr. 885). Het is geen evaluatie in enge zin des woords, maar een breed wetenschappelijk onderzoek naar de gehele (dus niet alleen militaire) Nederlandse inzet in Afghanistan van de afgelopen 20 jaar. Het oogmerk is om in negen deelonderzoeken en een samenvattend slotwerk te voorzien. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH).

H 10, artikel 1

Defensie Ruimteagenda

Ex-post evaluatie

2027 ‒ 2028

Te starten

Tijdens deze ex-post evaluatie wordt onderzocht in hoeverre de te ontwikkelen capaciteiten uit de Defensie Ruimteagenda (Kamerstuk 36 124, nr. 10), daadwerkelijk zijn ontwikkeld. Tijdens deze evaluatie wordt tevens gekeken naar de internationale en bilaterale samenwerking.

H 10, artikel 4

Thema 2. Mensen

Het vervullen van de personele behoefte is één van de ondersteunende processen voor gereedstelling en inzet van de krijgsmacht. Defensie heeft ervoor gekozen dit in de SEA thematisch aan te duiden als ‘Mensen’, aangezien effectieve en langdurige inzet van de krijgsmacht vraagt om mensen die bereid zijn en bereid blijven daaraan te werken. Daarmee zijn mensen uiteindelijk beslissend voor de kracht van de krijgsmacht en het vermogen van de hele organisatie om taken uit te voeren en doelen te behalen. In het licht van de huidige dreigingen, moet Defensie nog sneller groeien om haar taken te kunnen uitvoeren en permanent inzetgereed te zijn. De huidige situatie vraagt bovendien om een flexibele, schaalbare en diverse organisatie.

Het thema ‘Mensen’ bestaat uit de volgende twee subthema’s, waarvoor Defensie separaat een periodieke rapportage oplevert:

  • 2.1. Veiligheid

  • 2.2. Personeel

Subthema 2.1: Veiligheid

Defensie voert, als organisatie die veiligheid brengt, haar taken vaak uit onder gevaarlijke omstandigheden. Daarbij hoort dat medewerkers zich veilig, gewaardeerd en gerespecteerd voelen en dat leiders het goede voorbeeld geven en hun verantwoordelijkheid nemen. Defensie bereidt haar personeel voor om noodgedwongen te kunnen optreden in onveilige situaties en wanneer niet alle randvoorwaarden zijn ingevuld. Dat geldt voor huidige inzet en nog meer bij inzet in het kader van het beschermen en verdedigen van het eigen grondgebied en dat van bondgenoten bij een gewapend conflict. Onze mensen moeten zich daar zo goed en zo veilig mogelijk op kunnen voorbereiden.

In 2018 lanceerde Defensie het plan ‘Een veilige defensieorganisatie’ (hierna: Veiligheidsplan) met veertig maatregelen om de fysieke en sociale veiligheid binnen de organisatie te verbeteren. Dit plan was een reactie op verschillende incidenten. Zo concludeerde de Commissie-Van der Veer, naar aanleiding van het ongeval in Mali (2016), dat Defensie tekortkomingen vertoonde in haar veiligheidsbeleid, materieelonderhoud en risicomanagement. Daarnaast onderzocht de Commissie-Giebels meldingen van grensoverschrijdend gedrag en stelde zij vast dat Defensie structureel tekortschoot in de aanpak van dergelijke meldingen. Ook werd een probleem met de meldcultuur en sociale veiligheid binnen de organisatie geconstateerd. Op basis van het Veiligheidsplan zijn stappen gezet om het veiligheidsbeleid van de interne organisatie te versterken, zoals de oprichting van de IVD en het herzien van het bestaande integriteitsbeleid.11

Inzichtbehoefte

De rapportage richt zich op het veiligheidsbeleid in de periode 2018 tot en met 2023. Het evalueren van de impact, die de verschillende maatregelen hebben gehad op de verbetering van veiligheid, helpt bij het formuleren van toekomstig beleid en het nemen van aanvullende maatregelen. Deze periodieke rapportage is naast een verplichte verantwoording ook een kans voor de versterking van hoofdtaak 1. Zo staat in de Kamerbrief ‘Onze mensen, onze toekomst; meer, beter en sneller’ (Kamerstuk 33763, nr. 161) dat voor snel en grootschalig opschalen, randvoorwaarden op orde moeten zijn, medewerkers zich welkom moeten voelen en een (sociaal) veilige werkomgeving een vanzelfsprekendheid moet zijn.

Bronmateriaal dat gebruikt wordt, omvat onder meer de Jaarrapporten van de Visitatiecommissie 2019, 2020 en 2021, de Herinspectie ISZW 2021, de Evaluatie Aanwijzing SG-007, onderzoeksrapporten van de IVD en Jaarverslagen van Defensie, de IVD en de IGK. Voor een uitgebreide toelichting op de vraagstelling, onderzoeksaanpak en het te gebruiken bronmateriaal, zie de Kamerbrief 31516, nr. 45, de Kamerbrief 31516, nr. 46 en de Kamerbrief 31516, nr. 48.

Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het subthema ‘veiligheid’.

Tabel 39 Thema 2. 'Mensen', subthema 2.1 «Veiligheid»

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Mensen: Veiligheid

Synthese (periodieke rapportage)

2025

Te starten

Syntheseonderzoek conform de eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het veiligheidsbeleid van Defensie in de periode 2018-2023. De Kamer is via brieven geЇnformeerd over de opzet en de vraagstelling van het onderzoek (Kamerstukken 31516, nr. 45, nr. 46 en nr. 48).

Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda)

PvA Veiligheid

Ex-durante evaluatie

2022

Afgerond

Evaluatie van het Plan van Aanpak ‘Een veilige Defensieorganisatie’ om inzicht te krijgen in de status, de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van de 40 maatregelen die in het Plan van Aanpak staan. Deze evaluatie is uitgevoerd door de ADR (Kamerstuk 36124, nr. 3).

Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7,8)

Meldpunt Integriteit Defensie en Centrale Organisatie Integriteit Defensie

Ex-post evaluatie

2022

Afgerond

Naar aanleiding van het rapport van de Commissie-Giebels besloot Defensie om de onafhankelijke positie van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) en het Meldpunt Integriteit Defensie (MID) te waarborgen. Om dit te bereiken zijn de COID en het MID direct onder de secretaris-generaal geplaatst en is het MID sinds begin 2020 extern bemenst. In een motie van de Tweede Kamer is de regering verzocht deze nieuwe positionering van het MID en de onderzoeksrol van de COID te evalueren. Defensie heeft in deze evaluatie de mening van de medewerker meegenomen, ook over het bredere integriteitstelsel (Kamerstuk 35925-X, nr. 88).

Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8)

Validatie Wet Bescherming Klokkenluiders

Ex-post evaluatie

2023

Afgerond

Dit is een externe validatie naar de uitvoering van de Wet Bescherming Klokkenluiders, gericht op het verder verbeteren van de sociale veiligheid en integriteit bij Defensie (Kamerstuk 36410-X, nr. 82, Kamerstuk 36410-X, nr.85).

H 10, artikel 10

Mortierongeval Aruba

Ex-post (commissie van) onderzoek

2024

Afgerond

Op 31 augustus 2022 gaf de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV), in het licht van haar bevindingen ten aanzien van het mortierongeval van 2026 in Mali, in overweging een mortierongeval op Aruba in 1961 opnieuw te laten bezien (Kamerstuk 35925 X, nr. 92). Dit vanwege ogenschijnlijke gelijkenissen tussen beide ongevallen, waar de OvV door een nabestaande van het mortierongeval op Aruba op werd gewezen. Dit onderzoek is uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Op 14 november 2024 zijn de resultaten van dit onderzoek met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 36600 X, nr. 30).

H 10, artikel 2, 8

Mortierongeval Mali

Ex-post (commissie van) onderzoek

2024

Lopend

Het onderzoek is gericht op de vraag of en hoe eventueel individueel nalatig en/of verwijtbaar handelen kan worden vastgesteld bij de werkwijzen die hebben geleid tot het mortierongeval in Mali (op 6 juli 2016). Ook wordt beoordeeld in hoeverre en op welke wijze hiervan sprake is geweest. Daarnaast wordt onderzocht hoe binnen het Ministerie van Defensie de besluitvorming is verlopen rond de totstandkoming, invulling en uitvoering van de opdracht aan de Tijdelijke Commissie onderzoek naar geconstateerde tekortkomingen mortierongeval Mali (commissie Van der Veer). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke onderzoekscommissie van tijdelijke aard die onder leiding staat van de heer P. (Peter) den Oudsten. Over het voornemen om deze commissie in te stellen heeft de minister van Defensie met de Tweede Kamer gesproken tijdens het commissiedebat Veiligheid en Integriteit Defensie op 20 oktober 2022 (Kamerstuk 36 200 X nr. 19). Het eindrapport wordt in 2025 opgeleverd.

H 10, artikel 10

Gezondheid van Nederlandse militairen die uitgezonden zijn geweest vanaf de jaren '90

Literatuurverkenning

2025

Afgerond

Defensie werkt sinds 2021 stapsgewijs aan het implementeren van structurele gezondheidsmonitoring (SGM) (Kamerstuk 36100-X, nr. 1 en Kamerstuk 36410-X, nr. 82) met als doel het opbouwen van meer inzicht in de gezondheid en geleverde zorg aan militairen. Op basis daarvan kan, waar mogelijk, de gezondheid van militairen, de effectiviteit van de zorg en de duurzame inzet van militairen worden verbeterd. De wettelijke grondslag hiervoor is omschreven in een Data Protection Impact Assessement (DPIA) en verankerd in een Algemene Maatregel van bestuur (AMvB). Analyses zijn gericht op groepen medewerkers, niet op het individu.Het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) heeft een historisch (literatuur)onderzoek uitgevoerd, waarbij de gezondheidseffecten van uitzendingen vanaf de jaren ’90 op militairen centraal stonden. In het evaluatierapport worden bronnen genoemd waarmee SGM eventueel uitgebreid kan worden, ook wordt hierin de mogelijkheid van uitbreiding met andere populaties zoals burgermedewerkers en reservisten geschetst.

H 10, artikel 10

Integraal Risicomanagement

Ex-durante evaluatie

2027

Te starten

Binnen Defensie loopt het programma Integraal Risicomanagement (IRM). Dit programma is meerjarig en kent een grote bedrijfsvoeringscomponent waardoor de behoefte bestaat aan een tussentijdse herijking en bijsturing. In 2027 wordt een evaluatie uitgevoerd om de hiervoor benodigde inzichten te verzamelen. Met de uitkomsten van de ex-ante evaluatie (uitgevoerd door NLR, in 2021) hebben de Defensieonderdelen implementatieplannen opgesteld, die als uitgangspunt dienen voor de evaluatie in 2027.

H 10, artikel 10

Subthema 2.2: Personeel

Het vinden van voldoende personeel is één van de grootste uitdagingen waar Defensie voor staat. Defensie werkt daarom al geruime tijd hard aan het verbeteren van instroom en behoud. In de afgelopen jaren vertaalde dit zich onder meer in het uitvoeren van maatregelen uit de contourenbrief ‘Behouden, Binden en Inspireren' (Kamerstuk, 36200 X, nr. 8) en het implementeren van de zogeheten HR-vernieuwing (Kamerstuk, 36200 X, nr. 83).

Inzichtbehoefte

In het licht van de huidige dreigingen, moet Defensie nog sneller groeien om haar taken te kunnen uitvoeren en permanent inzetgereed te zijn. Dat maakt de uitdaging om mensen te vinden en binden alleen maar groter. De Kamerbrief «Onze mensen onze toekomst; meer beter en sneller» (Kamerstuk 33763, nr. 161) zet uiteen welke personele maatregelen Defensie neemt om versneld en uiterlijk in 2030 te veranderen naar een krijgsmacht van 100.000 mensen die inzetgereed is en die opschaalbaar is tot naar verwachting maximaal 200.000 mensen.

De uitwerking en implementatie van de maatregelen die Defensie neemt om aan deze opgave te voldoen, is in volle gang. Dit vraagt veel van onze mensen en bedrijfsvoeringprocessen. De periodieke rapportage ‘personeel’ die in 2027 gepland staat vormt een goed ijkpunt om te zien of we met deze maatregelen op de goede weg zijn en om geïnformeerd bij te sturen waar nodig. De uitkomsten van de periodieke rapportage over het veiligheidsbeleid worden vanzelfsprekend bij de periodieke rapportage ‘personeel’ betrokken.

Om een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te krijgen, gebruikt deze periodieke rapportage informatie uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld:

• Trends, Onderzoek en Statistiek (TOS)

Deze afdeling analyseert structureel organisatie- en personeelsdata van Defensie en stelt kennis over het HR-domein beschikbaar voor alle niveaus binnen de organisatie door middel van (half)jaarlijkse rapportages en factsheets. TOS voert bijvoorbeeld structureel onderzoek uit naar de werkbeleving.

• Stand van Defensie

De resultaten van TOS-onderzoeken worden op regelmatige wijze gedeeld met de Tweede Kamer in de halfjaarlijkse Stand van Defensie en daarvoor in de Personeelsrapportages. De Stand van Defensie biedt inzicht in de voortgang van het personeelsbeleid door het gebruik van kritische prestatie-indicatoren zoals vullingsgraad en werkbeleving.

• Themaonderzoeken

Ook (evaluatie en/of onderzoeks)rapportages van andere actoren worden gebruikt, zoals rapportages van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK).

Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het subthema ‘personeel’.

Tabel 40 Thema 2. 'Mensen', subthema 2.2 «Personeel»

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Mensen: Personeel

Synthese (periodieke rapportage)

2027

Te starten

Syntheseonderzoek conform de eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het personeelsbeleid.

Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda)

Militaire gezondheidszorg

Beleidsdoorlichting

2025i.p.v.2022

Afgerond

Met deze beleidsdoorlichting is onderzocht in hoeverre het gevoerde beleid voor de militaire gezondheidszorg doelmatig en doeltreffendheid is geweest. Hiervoor is naar de periode 2011-2021 gekeken (Kamerstuk 31516, nr. 47).

H 10, artikel 8

Barrières uitzenden vrouwelijke militairen

Ex-post evaluatie

2025i.p.v.2024

Afgerond

De Nederlandse krijgsmacht heeft zich gecommitteerd aan het ‘Elsie Initiatief’, dat gericht is op het vergroten van het aantal vrouwelijke militairen en politie in VN-vredesmissies. Een van de onderdelen van het initiatief is een zogeheten ‘barrière-assessment’; een onderzoek om inzichtelijk te maken welke drempels in de organisatie het uitzenden van vrouwelijke militairen belemmeren. Het onderzoek is in het voorjaar 2022 in opdracht gegeven aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), in 2023 van start gegaan en in Q1 2025 opgeleverd.Gelijktijdig heeft de NLDA tevens een ander onderzoek naar de zorgbehoeften van Nederlandse veteranen afgerond, waarin ook onderscheid werd gemaakt tussen mannen en vrouwen. Samen schetsen de onderzoeken een beeld van de uitdagingen die vrouwelijke militairen ervaren, hun wensen en (zorg)behoeften en welke verbeteringen mogelijk zijn. Defensie wil deze uitdagingen aanpakken, bijvoorbeeld door meer maatwerk en door te werken aan een inclusieve cultuur. De inzichten uit deze onderzoeken helpen daarbij en zijn van groot belang voor de ontwikkeling van toekomstig (veteranen)beleid.

Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8)

Culturele diversiteit

Ex-post meting

2024

Afgerond

In 2019 heeft Defensie in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een eerste meting uitgevoerd naar de diversiteit van het defensiepersoneel (met als focus migratieachtergrond) over de periode 2015 tot en met 2017. Destijds is besloten om dit onderzoek regelmatig te herhalen. In 2023-2024 is daarom een nieuwe meting uitgevoerd over de periode 2018 tot en met 2022. Omdat het CBS sinds de nulmeting in 2019 een wijziging heeft doorgevoerd in definitie zijn de resultaten van deze vervolgmeting niet één-op-één te vergelijken met de nulmeting over de periode 2015 tot en met 2017. Deze meting levert desondanks een duidelijk beeld op; de variëteit in herkomst van het defensiepersoneel is de afgelopen jaren nauwelijks veranderd en mogelijk laat de organisatie arbeidspotentieel liggen. Dit onderzoek, uitgevoerd door Trends, Onderzoek en Statistiek in samenwerking met het CBS, is in juni 2024 afgerond (TOS-24-042, juni 2024) en de eerste resultaten zijn gecommuniceerd in de Stand van Defensie september 2024. Middels de Kamerbrief «Samen Werken Samen Vechten» van juni 2025 is de kamer in meer detail geinformeerd over de resultaten (Kamerstuk 33763, nr. 165).

Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8)

Beleving van inclusie

Ex-durante evaluatie

2026i.p.v.2024

Lopend

In 2017 heeft Defensie door het SCP laten onderzoeken hoe medewerkers diversiteit en inclusie (D&I) beleven en waarderen (rapport ‘Grenzen aan de Eenheid’, januari 2017). Het is gezien de doorontwikkeling van het D&I-beleid en aanverwante maatschappelijke ontwikkelingen van belang om met enige regelmaat de beleving en waardering van D&I onder defensiemedewerkers te toetsen. Er wordt binnen Defensie sindsdien al op meerdere vlakken veel gemeten, maar diepgaander onderzoek naar de beleving van inclusie bij verschillende specifieke doelgroepen is nodig. In 2024/2025 is na het doorlopen van een aanbestedingstraject de opdracht voor dit onderzoek toegekend aan Bureau Omlo. Het onderzoek bestaat uit een kwantitatief en kwalitatief gedeelte. Na het doorlopen van het Data Protection Impact Assessment-proces (DPIA), is eind juni 2025 formeel gestart met dit onderzoek. Door de vertraging in de start vanwege de DPIA is de verwachting dat dit onderzoek nu in Q2 2026 wordt afgerond.

Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8)

Thema 3. Materieel en Industriebeleid

Om slagvaardig te zijn moet de krijgsmacht beschikken over het juiste en voldoende inzetbaar materieel, waarmee zij samen met bondgenoten en partners kan opereren. Dit vraagt om slimme verwerving en optimale bevoorrading, instandhouding en distributie van het materieel. Snelle besluitvorming over verwerving en tijdige uitvoering van materieelprojecten met een financieel duurzaam investeringsprogramma zijn van groot belang om de krijgsmacht te versterken. Daarnaast streeft Defensie naar samenwerking met partners bij de ontwikkeling en aankoop van materieel.

Inzichtbehoefte

Defensie wil de komende jaren nieuwe projecten starten, om te kunnen voldoen aan de zich snel ontwikkelende en groeiende behoefte op het gebied van materieel. In combinatie met de toename van de vraag naar materieel wereldwijd noodzaakt dit Defensie om wendbaar te zijn, onder andere door (intensievere) samenwerking met partners. Een periodieke rapportage over materieel en industriebeleid helpt om op dit gebied kansen en knelpunten te identificeren alsook tijdig in te spelen op veranderende behoeften en uitdagingen.

Om een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te krijgen, gebruikt deze periodieke rapportage informatie uit verschillende bronnen, bijvoorbeeld:

• Evaluaties van materieelprojecten

Voor projecten die op verzoek van de Tweede Kamer vallen onder de Regeling Grote Projecten (RGP), volgt na de verwerving en invoering van materieel een evaluatie. Dit wordt ook wel de ‘E-fase’ van het Defensie Materieel Proces (DMP) genoemd. De E-fase volgt de door de Tweede Kamer opgedragen vraagstelling conform artikel 16 van de RGP.

Aan het slot van de E-fase doet de Auditdienst Rijk (ADR) onderzoek naar de kwaliteit en volledigheid van de informatie in de evaluatie. Het ADR-rapport vormt een integraal deel van de E-brief waarmee de Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de evaluatie. Dit ADR-rapport is publiekelijk beschikbaar op de website van de rijksoverheid.

• Stand van Defensie

De Stand van Defensie biedt onder meer inzicht in de voortgang van materieelprojecten en samenwerking met de Nederlandse (defensie)industrie.

Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Materieel en industriebeleid’.

Tabel 41 Thema 3. «Materieel en industriebeleid»

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Materieel en Industriebeleid

Synthese (periodieke rapportage)

2028

Te starten

Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.

Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda)

COTS/MOTS

Beleidsdoorlichting

2021

Afgerond

Met deze beleidsdoorlichting is onderzocht in hoeverre het COTS/MOTS-beleid bijdraagt aan een betere voorspelbaarheid en beheersbaarheid van materieelprojecten op de aspecten tijd en geld (Kamerstuk 31516, nr. 34).

H 10, artikel 6 & 7

Programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit

Ex-durante evaluatie

2022

Afgerond

Andersson Elffers Felix (AEF) heeft een externe doorlichting uitgevoerd naar de organisatie, besturing en uitvoering van het programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit (V-OZBT). Het hoofddoel was te komen tot aanbevelingen die binnen Defensie moesten leiden tot een effectievere governance om het vervolg van het programma binnen kaders en zo optimaal mogelijk te laten verlopen met een succesvolle aanbesteding als eindresultaat (Kamerstuk 2022D13058). Tegelijkertijd liet Defensie door de eigen Hoofddirectie Financiën en Control (HDFC) ook een onderzoek uitvoeren naar het planningsproces en de oorzaken van tijdsoverschrijding binnen het programma V-OZBT, om daar lering uit te kunnen trekken en op basis daarvan de projectbeheersing te verbeteren (Het 'AMI-onderzoek', Kamerstuk 2022D13061). In vervolg hierop heeft de stuurgroep V-OZBT AEF gevraagd een vervolganalyse uit te voeren op het AMI-rapport, gerelateerd aan de eerder opgeleverde doorlichting, om te bepalen hoe Defensie op een aantal kernpunten kon versterken en het vertrouwen kon herwinnen (Kamerstuk 2022D13056).

H 10, artikel 2 en 7DMF, artikel 2

Voortgang Programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit (VOZBT)

Voortgangsrapportage

Twee keer per jaar gedurende de realisatiefase

Lopend

Het Programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit is door de Kamer in 2020 op basis van de Regeling Grote Projecten (RGP) aangewezen als groot project. Sindsdien zijn een basisrapportage en vier voortgangsrapportages naar de Kamer gestuurd (meest recent: Kamerstuk 34225, nr. 74).  Conform de RGP zullen er t/m 2037 nog 25 voortgangsrapportages volgen.

H 10, artikel 2 en 7DMF, artikel 2

E-fase Programma Vervanging Onderzeebootcapaciteit (VOZBT)

Ex-post evaluatie groot project

n.t.b.

Te starten

Dit project is aangewezen als groot project, maar nog niet afgerond. Na afronding volgt conform het DMP een evaluatie. De Kamer wordt via een E-brief over de uitkomsten geïnformeerd.

H 10, artikel 2 en 7DMF, artikel 2

E-fase Boxer

Ex-post evaluatie groot project

2024

Afgerond

Overeenkomstig artikel 16 van de RGP heeft Defensie in de evaluatie van het Boxer-project gekeken naar de volgende elementen: doelstellingen, projectactiviteiten, kosten, planning, risicobeheersing, projectorganisatie, publiek-private samenwerking en private co-financiering, exploitatie en de gehanteerde verwervingsstrategie. De Kamer is in 2024 middels een E-brief over de uitkomsten van de projectevaluatie geïnformeerd (Kamerstuk 27830, nr. 445).

H 10, artikel 3 en 7DMF, artikel 3

Voortgang Project Verwerving F-35

Voortgangsrapportage

2025

Afgerond

Het Project Verwerving F-35 is door de Kamer in 1999 op basis van de Regeling Grote Projecten aangewezen als groot project. Sindsdien zijn 25 voortgangsrapportages naar de Kamer gestuurd, de laatste in juni 2025 (Kamerstuk 26488, nr. 478). Over de voortgang van het programma doorontwikkeling F-35 wordt de Kamer via het Defensie Projecten Overzicht geïnformeerd (meest recent: Kamerstuk 27830, nr. 465).

H 10, artikel 4 en 7DMF, artikel 4

E-fase Project Verwerving F-35

Ex-post evaluatie groot project

n.t.b.

Te starten

Dit project is aangewezen als groot project, maar nog niet afgerond. Na afronding volgt conform het DMP een evaluatie. De Kamer wordt via een E-brief over de uitkomsten geïnformeerd.

H 10, artikel 4, 7 en 10DMF, artikel 4

Defensiematerieelfonds (DMF)

Ex-post evaluatie

2027

Te starten

Het DMF heeft tot doel te voorzien in een meerjarig integraal beheer van de financiering en bekostiging van de ontwikkeling, de verwerving, de instandhouding en de afstoting van het materieel, de ICT-middelen en de infrastructuur van het Ministerie van Defensie. Door het inrichten van een separaat fonds nemen naar verwachting de schokbestendigheid en betrouwbaarheid toe. Bij de instelling van het DMF is besloten het in 2027 te evalueren; het fonds wordt dan op doelmatigheid en doeltreffendheid beoordeeld.

H 10, artikel 7DMF, artikel 5 en 6

Maritieme Maakindustrie (MMI)

Voortgangsrapportage

Jaarlijks

Lopend

De Tweede Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de resultaten in het kader van de sectoragenda maritieme maakindustrie (meest recent: Kamerstuk 31409, nr. 481).

H 10, artikel 7DMF, artikel 2

Voortgang Security Fund (SecFund)

Voortgangsrapportage

Twee keer per jaar gedurende bestaan SecFund

Te starten

Met focus op hoofdtaak 1 is het onder meer van belang de ontwikkeling en adoptie van nieuwe technologieën op het gebied van intelligente systemen, slimme materialen, sensoren, ruimtevaart en quantum technologie te stimuleren. Met het SecFund verbetert de toegang tot risicokapitaal voor innovatieve start-ups, scale-ups en innovatieve MKB’ers gericht op het ontwikkelen van dual-use technologieën. Daarmee verkleint de financieringskloof voor deze bedrijven, zodat deze kunnen doorgroeien en zo de defensie-industrie kunnen versterken.Twee keer per jaar zal een voortgangsrapportage (VGR) worden opgesteld ten behoeve van Defensie, waarna besprekingen plaatsvinden om te kijken waar partijen kunnen verbeteren en welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Deze voortgangsrapportages bevatten in ieder geval informatie over het gecommitteerd vermogen en aantal investeringen, dealflow en financiële resultaten. De eerste VGR wordt in 2026 verwacht i.v.m. het opstarten van het fonds in 2025.

DMF, artikel 1

Security Fund (SecFund)

Ex-durante evaluatie

Eens in de vier jaar, eerstvolgende in 2030

Te starten

Eens in de vier jaar zal de werking van het fonds geëvalueerd worden door een externe partij in opdracht van het fondsmanagement van het SecFund, waarbij onder meer gekeken wordt in hoeverre de werking van het fonds (nog) aansluit bij de doelstellingen. Ook wordt in ieder geval gekeken naar gecommitteerd vermogen en aantal investeringen, performance investeringen, multiplier/co-investeringen en het functioneren van het fondsmanagement en team.

DMF, artikel 1

Thema 4. Randvoorwaarden

Het thema ‘Randvoorwaarden’ bestaat uit de volgende twee subthema’s, waarvoor Defensie separaat een periodieke rapportage oplevert:

  • 4.1. Infrastructuur en Vastgoed

  • 4.2. IT

Subthema 4.1: Infrastructuur en Vastgoed

Het eerste subthema onder het hoofdthema ‘Randvoorwaarden’ draagt de titel ‘Infrastructuur en Vastgoed’. Hoewel deze titel anders kan doen vermoeden, richt de periodieke rapportage ‘Infrastructuur en Vastgoed’ zich volledig op het vastgoedbeleid van Defensie. De bedoelde infrastructuur is namelijk onderdeel van het vastgoed en verwijst naar de fysieke voorzieningen en systemen die essentieel zijn voor de bruikbaarheid en waarde van een gebouw of terrein. Infrastructuur bij vastgoed omvat derhalve alles van riolering, waterleidingen en communicatienetwerken tot elektriciteitskabels en warmtenetten.

Defensie opereert in een onzekere tijd waarin internationale spanningen nadrukkelijk de aandacht opeisen. Al een aantal jaren wordt daarom fors geïnvesteerd in de ontwikkeling van de Nederlandse krijgsmacht. Defensie moet groeien en daarbij wordt niet alleen ingezet op het aantrekken van meer personeel en materieel, maar ook op de transformatie van het vastgoed. Defensie beschouwt het voorbereiden van de kazernes als randvoorwaardelijk en vormend voor de ontwikkeling van de Defensieorganisatie, zowel in Nederland als in het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden.

Op 2 december 2022 presenteerde Defensie haar huidige Strategisch Vastgoedplan (SVP). Het strategisch perspectief dat hierin wordt gehanteerd, is de groei van de krijgsmacht richting de NAVO-norm van 2% van het bruto binnenlands product. Het SVP vormt daarvoor het kader van de aanpak en dient vier doelen:

  • 1. De operationele gereedheid verhogen.

  • 2. De werk- en woonomstandigheden op de kazernes verbeteren (om een goede en aantrekkelijke werkgever te blijven).

  • 3. Het vastgoed verduurzamen.

  • 4. De betaalbaarheid van het vastgoed verbeteren.

In het SVP 2022 werd tevens een beleidsreactie gegeven op het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Vastgoed. ‘Toekomstvast – Goedbeheerd: Interdepartementaal beleidsonderzoek naar een toekomstbestendige vastgoedportefeuille voor Defensie’, (Kamerstuk 34 919, nr. 77 van 16 april 2021). De aanbevelingen uit dit IBO zijn een belangrijke aanleiding geweest voor de totstandkoming van het SVP 2022.

Inzichtbehoefte

Het doel van de periodieke rapportage ‘Infrastructuur en Vastgoed’ is in de eerste plaats om inzicht te bieden in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid uit het SVP 2022 in de periode 2022-2025. De periodieke rapportage onderzoekt tevens wat de implicaties daarvan zijn voor de verdere transformatie van het Defensievastgoed.

Het SVP 2022 gaat uit van een integrale aanpak, waarbij Defensie de plannen in overleg met de omgeving uitwerkt en flexibel kan inspelen op toekomstige ontwikkelingen. De realisatie van het SVP 2022 vindt daarom gefaseerd plaats en het is een bewuste keuze geweest het beleid, en de daaruit voortvloeiende resultaten, middelen en activiteiten, zich gedurende de uitvoering van het SVP verder te laten ontwikkelen. Onderdeel van het onderzoek zal dan ook zijn om de beleidstheorie zo volledig mogelijk, met terugwerkende kracht, te reconstrueren, onder meer door na te gaan wat Defensie tussen 2022 en 2025 concreet heeft gedaan en heeft ervaren op het gebied van vastgoed en wat daarvan tot nu toe effectief en efficiënt blijkt te zijn.

Om een overkoepelend beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid te krijgen, gebruikt deze periodieke rapportage informatie uit verschillende bronnen. Enkele voorbeelden daarvan zijn:

• Verantwoordingsonderzoeken Algemene Rekenkamer

Verantwoordingsonderzoeken Defensie van de Algemene Rekenkamer vanaf 2019: over het beheer van het vastgoed van Defensie – vastgoedmanagement niet op orde: ‘onvolkomenheid’ (‘ernstige onvolkomenheid’ in 2020-2021);

• Stand van Defensie

Over het concentreren, verduurzamen en vernieuwen van het vastgoed van Defensie en de uitvoering van het SVP wordt de Tweede Kamer geïnformeerd via de Stand van Defensie en/of via een verzamelbrief.

Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Randvoorwaarden’, subthema ‘Infrastructuur en Vastgoed’.

Tabel 42 Thema 4. 'Randvoorwaarden', subthema 4.1 «Infrastructuur en vastgoed»

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Randvoorwaarden: Infrastructuur en Vastgoed

Synthese (periodieke rapportage)

2026

Te starten

Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.

Voornamelijk DMF, artikel 5

Toekomstvast - goedbeheerd

IBO

2021

Afgerond

Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) naar een toekomstbestendige vastgoedportefeuille voor Defensie (Kamerstuk 34919, nr. 77).

DMF, artikel 5

DEOS

Ex-durante evaluatie

2022

Afgerond

Defensie heeft de aanpak zoals ingezet met de Defensie Energie en Omgeving Strategie 2019–2022 (DEOS, Kamerstuk 33763, nr. 152) en het Plan van aanpak energietransitie Defensie (Kamerstuk 34919, nr. 74) in 2022 geëvalueerd. De evaluatie heeft laten zien dat concrete stappen zijn gezet om duurzaamheid binnen Defensie te bevorderen en dat de voornaamste randvoorwaarden zijn ingeregeld. Aandachtspunten zijn een duidelijkere belegging in de lijn en het vaststellen van aanvullende maatregelen om de verduurzamingsdoelen te realiseren.

H 10, artikel 10

Specialitystelsel Defensie

Ex-ante evaluatie

2024

Afgerond

In het Strategisch Vastgoedplan 2022 (Kamerstuk 36124, nr. 12) had Defensie een onderzoek aangekondigd naar een alternatief huisvestingsstelsel voor het Defensievastgoed onder het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Dit onderzoek is in 2024 uitgevoerd en daarbij zijn de mogelijkheden van een ’specialitystelsel’ voor het Defensievastgoed uitgewerkt en vergeleken met het huidige besturingsmodel. In lijn met de uitkomst van dit onderzoek wordt nu niet overgegaan naar een ‘defensiestelsel vastgoed’ bij het RVB omdat dit op dit moment niet zal leiden tot een betere instandhouding van het vastgoed. Wel zal Defensie de komende jaren met het RVB een aantal verbetervoorstellen uitwerken en uitvoeren. (Kamerstuk 36592 / 29383, nr. 4)

DMF, artikel 5

Subthema 4.2: IT

Defensie transformeert naar een moderne, technologisch hoogwaardige organisatie met een sneller reactievermogen, groter aanpassingsvermogen en betere gevechtskracht, handelend op basis van de beste informatie. In de afgelopen jaren is daarom ook extra in IT geïnvesteerd. In 2025 is de digitale transformatiestrategie van Defensie gepubliceerd. De periodieke rapportage voor IT is in 2030 gepland om de organisatie de kans te geven deze te implementeren en de eerste effecten hiervan mee te nemen in de onderliggende evaluaties.

Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Randvoorwaarden’, subthema ‘IT’.

Tabel 43 Thema 4. Randvoorwaarden, subthema 4.2. «IT»

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Randvoorwaarden: IT

Synthese (periodieke rapportage)

2030

Te starten

Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.

Voornamelijk DMF, artikel 6

Informatiegestuurd Optreden bij de Koninklijke Marechaussee (IGO KMar)

Beleidsdoorlichting

2022

Afgerond

In 2008 is de KMar gestart met het Programma Informatie Gestuurd Optreden (IGO KMar). De beleidsdoorlichting richtte zich op de periode juli 2008 tot december 2020 en reconstrueerde het gevolgde traject van IGO KMar aan de hand van genomen besluiten. Tevens werd onderzocht welke beoogde effecten (outcomes) zijn bereikt. Daarnaast werd naar de toekomst gekeken: welke ontwikkelingen worden verwacht en hoe kan IGO KMar hierop inspelen? Voor het verzamelen van data werd tijdens deze beleidsdoorlichting gebruikgemaakt van kwalitatieve onderzoeksmethodieken, waaronder een documentenanalyse en interviews met functionarissen die (in)direct verbonden zijn geweest aan het gevoerde beleid (Kamerstuk 31516, nr. 37).

H 10, artikel 5

Programma Grensverleggende IT (GrIT)

Voortgangsrapportage

Halfjaarlijks

Lopend

Rapportage waarmee de Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang van het groot project Grensverleggende IT (GrIT).

H 10, artikel 7DMF, artikel 6

E-fase programma Grensverleggend IT (GrIT)

Ex-post evaluatie groot project

n.t.b.

Te starten

Dit project is aangewezen als groot project, maar nog niet afgerond. Na afronding volgt conform het DMP een evaluatie. De Kamer wordt via een E-brief over de uitkomsten geïnformeerd.

H 10, artikel 7DMF, artikel 6

Tanden voor de Leeuw

Ex-post evaluatie

2024

Afgerond

Met dit rapport wordt invulling gegeven aan het eerste advies van het rapport commissie LIMC. In het rapport wordt dieper ingegaan op de vraag in hoeverre het huidige onderscheid van de drie hoofdtaken van de krijgsmacht nog voldoet in een tijd dat informatiegestuurd optreden voor de krijgsmacht essentieel is. Daarnaast wordt er een antwoord gegeven op de vraag wat, binnen de huidige kaders van gereedstelling en inzet, de mogelijkheden en uitdagingen zijn om in de informatieomgeving aan de doelomschrijvingen van de krijgsmacht te voldoen (Kamerstuk 33763, nr. 158).

Artikeloverstijgend (H 10, artikel 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8)

NAFIN-storing

Ex-post evaluatie

2025

Afgerond

NAFIN staat voor Netherlands Armed Forces Integrated Network. Naar aanleiding van de NAFIN storing op 27/28 augustus 2024 zijn externe evaluaties uitgevoerd. Deze zijn vertrouwelijk aan de Kamer aangeboden (Kamerstuk 36592, nr. 14).

H 10, artikel 10

Module handhaving KMar

Ex-durante evaluatie

2025

Afgerond

Begin 2025 heeft het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) een onderzoek afgerond naar het project Module Handhaving KMar (project MHHK). Dit project had tot doel continuïteitsrisico’s te voorkomen door het 37 jaar oude IT-systeem BedrijfsProcessenSysteem (BPS) te vervangen. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat de gekozen aanpak de continuïteitsrisico’s voor de handhavingsprocessen niet oplost. Het project is met die aanpak vervolgens niet gecontinueerd. De consequenties hiervan vereisen nog nader onderzoek, later dit jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de gekozen aanpak voor het vervolg. (Kamerstuk 33763, nr. 159)

H 10, artikel 5DMF, artikel 6

Thema 5. Koers voor versterking

De koers voor versterking van de hele organisatie is gebaseerd op onder meer brede (inter)nationale samenwerking en innovatie. Defensie bundelt de krachten met bondgenoten en partners; dit is de meest effectieve manier om de gezamenlijke slagkracht en het Europese handelingsvermogen te versterken en zodoende het continent te beschermen en te verdedigen. In de huidige geopolitieke context is het bovendien nog belangrijker geworden om van innovaties en ervaringen in het veld te leren en deze vervolgens sneller door te voeren dan de tegenstander. Innovatie en doorontwikkeling moeten voor de hele organisatie vanzelfsprekend zijn en in alle investeringsbeslissingen worden meegenomen.

Het thema ‘Koers voor versterking’ bestaat uit de volgende twee subthema’s, waarvoor Defensie separaat een periodieke rapportage oplevert:

  • 5.1. Internationale samenwerking

  • 5.2. Kennis en Innovatie

Subthema 5.1: Internationale samenwerking

Europa heeft voor haar veiligheid een sterke NAVO en een strategisch autonome EU nodig. Dit vraagt om meer, betere en slimmere Europese en internationale samenwerking. Nederland levert een actieve militaire bijdrage aan het NAVO-bondgenootschap, versterkt de samenwerking met strategische partners en andere partnerlanden en behartigt de Nederlandse militaire- en politieke belangen in internationaal verband. Bovendien blijft Nederland Oekraïne onverminderd steunen voor zolang als dat nodig is.

Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Koers voor versterking’, subthema ‘Internationale samenwerking’.

Tabel 44 Thema 5. 'Koers voor versterking', subthema 5.1 «Internationale samenwerking»

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

NLD-DEU samenwerkingsverbanden

Synthese (beleidsdoorlichting)

2024

Afgerond

Deze beleidsdoorlichting was gericht op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het in 2013-2022 gevoerde beleid ten aanzien van het Nederlands-Duitse samenwerkingsverband Project Taurus. Project Taurus is de intensieve samenwerking van de Nederlandse 43e Gemechaniseerde Brigade met de Duitse 1e Panzerdivision. De centrale vraag was: 'Welke factoren beïnvloedden de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid rond Project Taurus, en in welke mate heeft Project Taurus de kwaliteit van het militair effect beïnvloed?'. (Kamerstuk 31516, nr. 44)

H 10, artikel 3DMF, artikel 3

Koers voor Versterking: Internationale Samenwerking

Synthese (periodieke rapportage)

2031

Te starten

Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.

Artikeloverstijgend (zie tabel in de beleidsagenda, voornamelijk H 10, artikel 1 en 2)

Overige missiebijdragen

Voortgangsrapportage

Jaarlijks

Lopend

Deze rapportage gaat in op de voortgang van en de Nederlandse bijdrage aan de internationale inspanningen. Voor zover mogelijk wordt beschreven in welke mate de inzet van Nederlandse militaire eenheden, individuele militairen en civiele experts en politiefunctionarissen heeft bijgedragen aan de realisatie van de missie- c.q. operatiedoelstellingen. De voortgangsrapportage wordt jaarlijks op Verantwoordingsdag gepubliceerd (meest recent: Kamerstuk 29521, nr. 495).

H 10, artikel 1

Inzet NAVO-Oostflank

Voortgangsrapportage

Jaarlijks

Lopend

De grootschalige agressieoorlog van Rusland tegen Oekraïne en de onverminderde Russische dreiging vormen de grootste geopolitieke uitdagingen voor het NAVO-bondgenootschap sinds het einde van de Koude Oorlog. De Russische dreiging manifesteert zich nadrukkelijk aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. In deze voortgangsrapportage licht het kabinet de ontwikkelingen en besluiten toe over de inzet aan de oostflank van het NAVO-verdragsgebied. De voortgangsrapportage wordt jaarlijks op Verantwoordingsdag gepubliceerd (meest recent: Kamerstuk 28676, nr. 505).

H 10, artikel 1 en 10

Benutten EU-instrumenten capaciteitsontwikkeling

Ex-durante evaluatie

2026 i.p.v. 2025

Te starten

Om Europese defensiesamenwerking op het terrein van capaciteitsontwikkeling te kunnen vergroten, is het van belang dat EU-instrumenten en processen (CDP, CARD, PESCO, EDA, EDF) optimaal worden benut. Defensie heeft daarom het initiatief genomen dit lopende proces te evalueren, dit is toegezegd in de Defensiebegroting 2025. De ADR gaat de evaluatie uitvoeren.Tijdens de evaluatie wordt gekeken naar de wijze waarop Defensie invulling geeft aan de inzet van de bovengenoemde EU-instrumenten, en hoe dit bijdraagt aan het versterken van het interne defensieproces van capability development, om vervolgens goede voorbeelden en verbetermogelijkheden hiervoor te identificeren. Dit stelt Defensie in staat om de inzet van de EU-instrumenten in het interne defensieproces van capability development te verbeteren.

H 10, artikel 10

Europees Defensiefonds

Ex-durante evaluatie

2026 i.p.v. 2025

Te starten

Eind 2025 staat een evaluatie van het EDF gepland. Het EDF is een jaarlijks fonds vanuit de Europese Commissie voor onderzoek- en ontwikkelprojecten. Aangezien de Commissie niet de volledige kosten dekt, dienen de lidstaten bij te dragen met cofinanciering.  Defensie stelt stelselmatig budget ter beschikking ter bevordering van de deelname van Nederlandse partijen aan het EDF. In 2025-2026 wordt geevalueerd of het proces van de wijze van besteding van deze gelden en resulterende ondersteuning van de Nederlandse partijen effectief en efficient is. De evaluatie wordt uitgevoerd door de ADR.

H 10, artikel 10

Subthema 5.2: Kennis en innovatie

De toenemende dreigingen vereisen een sterke krijgsmacht om Nederland en zijn bondgenoten veilig te houden. Een sterk Defensie is alleen mogelijk wanneer dit ondersteund wordt door een sterke industrie, een hoge mate van innovatie en een solide kennisbasis. Deze historische tijden vragen niet om geleidelijke opschaling en groei, maar om een impuls en durf om te veranderen. Dit vraagt iets van de krijgsmacht maar ook van onze partners; Defensie, overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen moeten anders gaan acteren en handelen. Defensie neemt hierin de aanjagersrol.

Met de Strategische Kennis- en Innovatieagenda (SKIA) 2021-2025 (Kamerstuk 35570 X, nr. 32) en de Defensienota 2022 (Kamerstuk 36124, nr. 1) is na jaren van bezuinigingen op het kennis- en innovatiebeleid ingezet op versterking en groei. De Kamerbrieven in 2022 en 2024 over kennis, innovatie en productiezekerheid hebben meer focus in dit beleid gebracht door keuzes te maken en in te zetten op Nederlandse kansen en door het belang van samenwerking, zowel nationaal als internationaal, te benadrukken.

De Defensienota 2024 heeft de beleidskoers verder aangescherpt. Defensie gaat versterken, moet slimme keuzes maken, moet het samen doen en moet versnellen. Zo kan Nederland op sleutelposities ontwikkelen, produceren en daadwerkelijk leveren voor onze krijgsmacht en die van bondgenoten. Dat houdt ook in dat we leren van elkaar en van wat er om ons heen en in het veld gebeurt, dat we continu doorontwikkelen en toestaan dat we intelligent falen.

Zie onderstaande tabel voor evaluaties, onderzoeken en/of voortgangsrapportages over het thema ‘Koers voor versterking’, subthema ‘Kennis en Innovatie'.

Tabel 45 Thema 5. 'Koers van versterking', subthema 5.2. «Kennis en Innovatie»

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Koers voor Versterking: Kennis en Innovatie

Synthese (periodieke rapportage)

2031

Te starten

Syntheseonderzoek conform eisen uit de RPE, om inzicht te krijgen in de (voorwaarden voor) doeltreffendheid en doelmatigheid.

Voornamelijk DMF, artikel 1

Strategische Kennis- en Innovatieagenda (SKIA)

Ex-post evaluatie

2025

Afgerond

Aanleiding was de nieuwe Strategische Kennis- en Innovatieagenda voor Defensie (SKIA). Hiervoor is de oude SKIA 2021-2025 (Kamerstuk 35570-X, nr. 32) geëvalueerd aan de hand van impact en gebruiksnut voor betrokkenen, om zo handvaten te krijgen voor de nieuwe SKIA. De opgedane inzichten zijn meegenomen in het proces om te komen tot de nieuwe Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (samenvoeging SKIA en DIS) (Kamerstuk 31125, nr. 134).

DMF, artikel 1

Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) 2025-2029

Ex-post evaluatie

2030

Te starten

De Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie 2025-2029 (D-SII) en Strategische Actieagenda voor Industrie, Innovatie en Kennis -Defensie 2025 (STRAIIK-D 2025) geven aan welke keuzes Nederland maakt om aan een toekomstbestendige krijgsmacht te werken en de strategische autonomie van Europa op het gebied van veiligheid en defensie te vergroten (Kamerstuk 31125, nr. 134). Via de Stand van Defensie wordt gerapporteerd over de voortgang van de strategie en na vier jaar wordt de strategie geëvalueerd. Hierbij zal worden bekeken in hoeverre de doelstellingen van de strategie worden behaald en of eventuele bijsturing gewenst is. Jaarlijks brengen we een actieagenda uit die de kaders van deze strategie vertaalt naar de opgaves die dan de hoogste prioriteit krijgen.

H 10, artikel 4

Overige onderzoeken en evaluaties

Naast de onderzoeken en evaluaties die binnen de context van de thema’s worden uitgevoerd, worden binnen Defensie ook nog diverse andere (verplichte) onderzoeken gepland. Deze zijn opgenomen in onderstaande tabellen, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen de subsidie-evaluaties en de overige (evaluatie)onderzoeken.

Artikel 4.24 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) schrijft voor dat, indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, deze tenminste eenmaal in de vijf jaar geëvalueerd wordt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Diverse subsidie-evaluaties zijn daarmee op de SEA van Defensie zowel opgenomen met de status ‘afgerond’ als wel met de status ‘te starten’. Voor subsidieregelingen met een budget van €500.000 en hoger gelden eveneens de eisen uit, onder meer, artikel 3 van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek. De bevindingen van subsidie-evaluaties kunnen worden meegenomen in periodieke rapportages.

Tabel 46 Overige onderzoeken en evaluaties: subsidie-evaluaties

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Nationaal Comité Herdenking Capitulatie Wageningen 1945

Subsidie-evaluatie

20212026

AfgerondTe starten

In 2021 is de subsidie aan het NCHC geëvalueerd. De doelstellingen en activiteiten van NCHC hebben een waardevolle en unieke meerwaarde voor Defensie, namelijk het herdenken van de capitulaties en het vieren van de verkregen vrijheid alsook aandacht vragen voor de wereldwijde vraagstukken van Vrede, Vrijheid en Veiligheid vanuit Wageningen, Stad der Bevrijding. De subsidie is zowel doeltreffend als doelmatig. In 2026 wordt de subsidie aan het NCHC weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Subsidieverstrekkingen

Ex-durante evaluatie

2022

Afgerond

In 2022 zijn meerdere subsidie-evaluaties uitgevoerd (zie bijlage 7.4 subsidieoverzicht, tabel 45). Hieronder vallen bijvoorbeeld subsidieverstrekkingen aan vier veteranenorganisaties die nu gezamenlijk onderdeel zijn van een enkele stichting: het Nederlands Veteranen Instituut. Voor het verantwoordingsonderzoek 2021 heeft de Algemene Rekenkamer (AR) onder andere naar het subsidiebeheer van Defensie gekeken. De hieruit voortgekomen aanbevelingen gebruikt Defensie om het subsidiebeheer te verbeteren.

H 10, artikel 9

Stichting Nederlandse Veteranendag

Subsidie-evaluatie

2022

Afgerond

In 2022 is de subsidie aan de Stichting Nederlandse Veteranendag geëvalueerd. Stichting Nederlandse Veteranendag is per 2021 opgegaan in de Stichting Nederlands Veteraneninstituut. De effecten van de activiteiten in het kader van de Nederlandse Veteranendag op het gebied van (maatschappelijke) erkenning en waardering zijn overwegend positief. De activiteiten dragen bij aan de doelstellingen van de stichting en de beleidsdoelstellingen van Defensie. Stichting NLVD weet met een redelijk stabiel budget een steeds groter effect te genereren. De subsidie is zowel doeltreffend als doelmatig.

H 10, artikel 9

Stichting Veteraneninstituut (Vi)

Subsidie-evaluatie

2022

Afgerond

In 2022 is de subsidie aan de Stichting Veteraneninstituut (Vi) geëvalueerd. Stichting Veteraneninstituut is per 2021 opgegaan in de Stichting Nederlands Veteraneninstituut. De activiteiten uitgevoerd door het Vi dragen bij aan beleids- en subsidiedoelstellingen op het gebied van erkenning en waardering voor veteranen. Met het uitvoeren van haar taken leverde het Vi een meerwaarde op het gebied van veteranenwelzijn. Doelmatigheid en doeltreffendheid van sommige activiteiten is in enkele gevallen moeilijk te bepalen vanwege de aard van de activiteiten die het opstellen van prestatie-indicatoren bemoeilijkt.

H 10, artikel 9

Stichting de Basis

Subsidie-evaluatie

2022

Afgerond

In 2022 is de subsidie aan de Stichting de Basis geëvalueerd. Stichting de Basis is per 2021 opgegaan in de Stichting Nederlands Veteraneninstituut. De activiteiten van stichting de Basis dragen bij aan het verbeteren van de gezondheid en het welzijn van veteranen en hun relaties. Niet voor alle activiteiten zijn duidelijke prestatie-indicatoren opgesteld. Dit komt mede door de aard van de werkzaamheden. Hierdoor is het niet altijd mogelijk om de doeltreffendheid en doelmatigheid vast te stellen. Desondanks leverde de stichting een unieke bijdrage aan het veteranenwelzijn. De stichting is voor het leveren van maatschappelijk werk gebonden aan professionele standaarden en richtlijnen op het gebied van maatschappelijke zorg hetgeen ook bijdraagt aan een doelmatige en doeltreffende zorgverlening.

H 10, artikel 9

Vereniging Veteranenplatform

Subsidie-evaluatie

20222027

AfgerondTe starten

In 2022 is de subsidie aan de Vereniging Veteranenplatform geëvalueerd. Het Veteranenplatform voert een belangrijke taak uit op het gebied van erkenning, waardering en zorg voor veteranen. Deze taak voor erkenning en waardering is opgenomen in de Veteranenwet en het Veteranenbesluit. Het is echter niet altijd mogelijk om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de activiteiten aan te tonen, wat onder andere ligt aan de aard van de activiteiten. De speerpunten van het VP sluiten wel (in bredere zin) aan op de beleidsdoelstellingen van Defensie. In 2027 wordt de subsidie aan de Vereniging Veteranenplatform weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Stichting Nationale Taptoe

Subsidie-evaluatie

20222027

AfgerondTe starten

In 2022 is de subsidie aan de Stichting Nationale Taptoe geëvalueerd. De activiteiten van de Nationale Taptoe dragen bij aan de doelstelling van Defensie en de zichtbaarheid van Defensie in de samenleving. Het militaire karakter dient behouden te blijven, ook voor het aantrekken van een breder en nieuw publiek. Defensie kan deze activiteiten zelf niet doelmatiger uitvoeren, omdat dit duurder is en kan leiden tot verdringingseffecten. In 2027 wordt de subsidie aan de Stichting Nationale Taptoe weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Universiteit van Amsterdam (Leerstoel Militair recht)

Subsidie-evaluatie

20222027

AfgerondTe starten

In 2022 is de subsidie aan de Universiteit van Amsterdam (Leerstoel militair recht) geëvalueerd. De subsidie voor de Leerstoel is effectief en het subsidie-instrument is doelmatig in relatie tot het Defensiebeleid. De Leerstoel levert een waardevolle en unieke bijdrage aan het onderwijs van specialistisch defensiepersoneel en levert relevant wetenschappelijke onderzoek op. Er bestaan geen twijfels over nut, wenselijkheid en doelmatigheid van deze subsidie. De subsidie dient in hoge mate de onderwijsbelangen van het ministerie van Defensie, welke niet elders gediend kunnen worden, en draagt aanzienlijk bij aan het verhogen van het wetenschappelijk niveau op het terrein van het militair recht. In 2027 wordt de subsidie aan de Universiteit van Amsterdam (Leerstoel militair recht) weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Stichting Maritiem Kenniscentrum

Subsidie-evaluatie

20222027

AfgerondTe starten

In 2022 is de subsidie aan de Stichting Maritiem Kenniscentrum geëvalueerd.Het MKC heeft de volgende activiteiten uitgevoerd: het creëren en onderhouden van een adequate maritieme kennisbasis bij het bedrijfsleven en de overheid en het onderhouden van een kennisinfrastructuur door het creëren van een maximale synergie en interactie tussen de verschillende kennisgebieden. Het MKC heeft door het uitvoeren van de bovengenoemde activiteiten laten zien dat deze bijdragen aan de beleidsdoelen van Defensie. Defensie kan deze activiteiten niet zelf uitvoeren (voor deze minimale middelen) wegens expertise en mogelijke verdringingseffecten. In 2027 wordt de subsidie aan de Stichting Maritiem Kenniscentrum weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Stichting Historische Vlucht

Subsidie-evaluatie

20222027

AfgerondTe starten

In 2022 is de subsidie aan de Stichting Historische Vlucht geëvalueerd. De subsidie voor de Stichting Koninklijke Luchtmacht Historische Vlucht is effectief en doelmatig in relatie tot het Defensiebeleid. Defensie kan deze activiteiten niet zelf uitvoeren omdat dit leidt tot hogere kosten en mogelijke verdringingseffecten. De instandhouding van de Nederlandse militaire luchtvaarthistorie en het opbouwen van kennis hiervan vinden op relatief goedkope wijze plaats dankzij de vrijwilligers. Aangezien de zichtbaarheid en publieke relaties van Defensie hiermee ondersteund worden is deze subsidie doeltreffend. Een subsidie is daarbij het meest geschikte instrument. In 2027 wordt de subsidie aan de Stichting Historische Vlucht weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Stichting wetenschappelijk onderwijs en onderzoek NLDA (SWOON)

Subsidie-evaluatie

20222027

AfgerondTe starten

In 2022 is de subsidie aan de Stichting wetenschappelijk onderwijs en onderzoek NLDA (SWOON) geëvalueerd. De subsidie voor de SWOON is effectief en het instrument is doelmatig. De activiteiten van de Stichting dragen bij aan de doelstelling van Defensie tot het mogelijk maken van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek binnen de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie. Defensie kan deze activiteiten niet zelf uitvoeren. In 2027 wordt de subsidie aan de SWOON weer geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Stichting Phantasy in Blue

Subsidie-evaluatie

2022

Afgerond

In 2022 is de subsidie aan de Stichting Phantasy in Blue (PHiB) geëvalueerd. De subsidie Stichting PHiB is onvoldoende doeltreffend omdat het aantal activiteiten sterk afnam en de stichting daarmee onvoldoende bijdraagt aan de doelen van Defensie (zichtbaarheid). Ondanks dat de subsidie een minimum aan Defensiemiddelen heeft gevergd, is de subsidie tevens onvoldoende doelmatig omdat er te weinig activiteiten voor Defensie zijn uitgevoerd. Daarnaast is de inzet van het instrument subsidies duur en administratief intensief, waardoor een alternatieve wijze van bekostiging meer passend is. Op basis van deze conclusies was het advies om de subsidie niet voort te zetten. De subsidie is daarom niet meer toegekend.

H 10, artikel 9

Invictus Games

Subsidie-evaluatie

2022

Anders

De Invictus Gamessubsidie is een incidentele (of eenmalige) subsidie. Deze subsidie is daarom via een separaat traject verantwoord. De verantwoording van deze subsidie heeft in 2023 plaatsgevonden via een controle van VWS en Defensie.

H 10, artikel 9

ASL BISL Foundation

Subsidie-evaluatie

2022

Anders

Deze evaluatie is niet uitgevoerd. De ASL BISL Foundation is eind 2022 opgeheven en voert geen activiteiten meer uit in het kader van de subsidie ASL BISL (betrof frameworks die organisaties, waaronder Defensie, konden toepassen bij het verbeteren van resp. applicatie- en informatiebeheer). Deze subsidie wordt per 2021 niet meer verstrekt.

H 10, artikel 9

Stichting Koninklijke Defensiemusea (SKD)

Subsidie-evaluatie

2025i.p.v.2024

Lopend

Het evaluatieonderzoek naar de subsidie aan de SKD loopt. De subsidie-evaluatie is met een jaar uitgesteld door afrondende besluiten over de Marine huisvesting, het definitief sluiten van het Marechausseemuseum (december 2024) en een bijstelling van het DBFMO. In 2025 wordt de subsidie-evaluatie afgerond, waarna de resultaten zullen worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Stichting Nederlands Veteraneninstituut

Subsidie-evaluatie

2026

Te starten

In 2026 wordt de subsidie aan de Stichting Nederlands Veteraneninstituut geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg

Subsidie-evaluatie

2028

Te starten

In 2028 wordt de subsidie aan de Stichting Klachtentelefoon Luchtverkeer Limburg geëvalueerd, waarna de resultaten worden opgenomen in het Jaarverslag Defensie.

H 10, artikel 9

Tabel 47 Overige onderzoeken en evaluaties

Titel

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting

Begrotingsartikel(en)

Publieke investeringen in een politieke context

Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)

2022

Afgerond

Dit IBO heeft geïnventariseerd hoe een kabinet schaarse investeringsmiddelen zo doeltreffend en doelmatig als mogelijk kan alloceren. Het onderzoek is door het Ministerie van Financiën getrokken en Defensie heeft deelgenomen aan de werkgroep.

H 10, artikel 10

PARESTO

Doorlichting agentschap

2025i.p.v.2024(2029)

Afgerond(Te starten)

Tijdens deze doorlichting is het functioneren van het agentschap PARESTO onderzocht met focus op de governance, financieel beheer, doelmatigheidsbevordering en bekostiging. Deze doorlichting is uitgevoerd conform de Regeling agentschappen. Helaas bleek de dataverzameling complexer dan verwacht, hierdoor heeft het onderzoeksproces vertraging opgelopen. De doorlichting van Paresto is daardoor in 2025 afgerond i.p.v. 2024.In 2029 zal de volgende doorlichting van het agenstschap PARESTO plaatsvinden.

H 10, artikel 8Agentschap, separate begroting

11

Zoals blijkt uit onderzoeken van de Audit Dienst Rijk (ADR) (2022) en onafhankelijke visitatiecommissies (2019, 2020 en 2021).

Licence