Base description which applies to whole site

4. De tweede pijler van het GLB (plattelandsbeleid)

Het Plattelandontwikkelingsprogramma (afgekort POP) is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de ontwikkeling van het platteland in brede zin. In de uitvoering ervan is sprake van EU- en nationale cofinanciering. Het POP 2007–2013 (ook wel POP2) volgt op de eerste periode 2000–2006.

Programmadocument POP2

Nederland heeft voor de programmeringsperiode 2007–2013 een landsdekkend POP opgesteld, zonder opdeling in regionale of provinciale programma’s. Dit programma is in juni 2007 goedgekeurd door de Europese Unie. De uitvoering van dit programma loopt in grote lijnen via twee sporen: een sectoraal spoor (via het ondernemersprogramma van EZ) en een gebiedsgericht programma (deels via het Investeringsbudget Landelijk Gebied).

In het EU-plattelandsbeleid is sprake van vier hoofddoelen, «assen» genoemd, waarbinnen Europa een aantal maatregelen voorstelt. Elke lidstaat maakt een programma waarin de vier assen terugkomen:

As 1. Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector.

As 2. Verbetering van het milieu en het platteland.

As 3. De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie.

As 4: Invoeren van de Leader-aanpak.

Het aan de Health Check besluiten aangepaste Nederlandse Plattelandsontwikkelings Programma is eind 2009 goedgekeurd, waardoor voor de jaren 2010 tot en met 2013 aanvullend circa € 150 mln beschikbaar is voor ondersteuning van maatschappelijke waarden op het gebied van natuur-, milieu-, gebied- en waterkwaliteit, innovatie en duurzame energie. De uitvoering van de maatregelen zal voor een belangrijk deel door de provincies ter hand worden genomen, inclusief de nationale cofinanciering.

Financiële verordening (EG) nr. 1290/2005

Bij de (inhoudelijke) verordening hoort de verordening met betrekking tot financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid die op 21 juni 2005 door de Europese Commissie is vastgesteld. In de financiële verordening is onder meer bepaald dat voor POP het N+2 regime gaat gelden. De financiële verordening bevat daarnaast (gedetailleerde) bepalingen met betrekking tot toezicht, evaluatie, beheer en controle. Nederland ontvangt voor het POP in de periode 2007–2013 ruim € 593 mln EU financiering (inclusief Health Check middelen). Voor het reguliere deel van deze gelden mag de EU financiering maximaal 50% bedragen en dient Nederland de Europese gelden altijd op te hogen met een minstens even grote bijdrage. Met het Health-Check akkoord zijn extra gelden (€ 97 mln) toegevoegd aan het POP-2 programma. Afgesproken is dat de lidstaat hier zorg draagt voor 25% co-financiering en dat het EU-aandeel 75% bedraagt. In het programmadocument is hierin voorzien. Tegelijk met de Health Check voorstellen is het oorspronkelijk budget met nog eens € 9 mln aan modulatiegelden opgehoogd waarvoor de nationale financiering van 50% ook van toepassing is.

Tabel 4. Additionele EU- en nationale bijdrage 2009–2013 op basis van Health Check en Economisch Herstel Plan (POP-NU) (x € 1 mln)

As

Bijdrage ELFPO

2009–2013

Bijdrage nationaal

2009–2013

Realisatie

Health Check

t/m 2012

(EU+Nat)

1. Versterking concurrentiekracht landbouw en bosbouw

55,6

18,5

8

2. Verbetering van het milieu en het platteland

30,7

10,2

11,4

3. Leefkwaliteit op het platteland en diversificatie plattelandseconomie

11,3

3,8

0,5

4. Uitvoering LEADER-aanpak

0

0

0

Kosten technische bijstand

0

0

0

Totaal

97,6

32,5

19,9

Licence