Base description which applies to whole site

BIJLAGE 7 EVALUATIEPROGRAMMA 1999–2005

Op het terrein van Buitenlandse Zaken (incl. Ontwikkelingssamenwerking) wordt een groot aantal evaluaties verricht. In deze bijlage zijn alleen evaluaties opgenomen die door of in opdracht, c.q. op initiatief van Buitenlandse Zaken zijn verricht. Evaluaties die door, c.q. op initiatief van anderen (zoals wetenschappelijke instellingen, adviesorganen, de Algemene Rekenkamer, Medefinancieringsorganisaties, etc.) zijn verricht, zijn niet opgenomen.1 De hierna genoemde evaluaties dragen, tenzij anders aangegeven, hoofdzakelijk een ex post karakter.

Een groot deel van de hieronder genoemde ex-post evaluaties wordt uitgevoerd door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB), die onderdeel uitmaakt van Buitenlandse Zaken, maar onafhankelijk is in programmering, uitvoering van het onderzoek en rapportage. IOB heeft als mandaat het evalueren van het buitenlands beleid. Circa 85% van de evaluaties vindt plaats op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.

De opgenomen evaluaties op het terrein van Ontwikkelingssamenwerking hebben een projectoverstijgend karakter. Naast deze evaluaties worden bovendien evaluaties verricht van afzonderlijke ontwikkelingsprojecten. Van ieder project vindt tevens ex ante een zorgvuldige toetsing plaats.

I. EVALUATIES DIE GEHEEL OF GEDEELTELIJK SUBSIDIES BETREFFEN2

I.1. Afgeronde evaluaties 1999–2000

Evaluatie naar het beleid en beheer der Carnegie-Stichting

Doel: het uitvoeren van een solide analyse van de mate van het efficiënt en effectief gebruik van de subsidiemiddelen die door BZ zijn/worden verstrekt, op basis waarvan het ministerie de hoogte van de subsidie t.b.v. de Carnegie Stichting vanaf 2001 kan vaststellen. Wel aandacht voor aspecten van misbruik en/of oneigenlijk gebruik, edoch niet geconstateerd. Het onderzoek is in hoofdzaak een momentopname, maar gaat t.a.v. sommige aspecten terug tot begin jaren '90.

Beleidsartikel

1 (begrotingsartikel 06.06)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten:

Het onderzoek heeft helderheid verschaft over het reilen en zeilen van de Carnegie-Stichting. Er zijn verbeterpunten geconstateerd.

Beleidsconclusie en vervolgactie

Op basis van de evaluatie zal een accountantsonderzoek plaats vinden en zal BZ zich in de nabije toekomst bezinnen over de hoogte van de subsidie vanaf 2001.

Kosten

NLG 169 000

Evaluatie aanwending BZ subsidie tbv Instituut Clingendael

Het onderzoek is gericht geweest op de aanwending van de exploitatiesubsidie die BZ en Defensie in de periode 1993–1998 beschikbaar hebben gesteld. In dit kader is bijzondere aandacht uitgegaan naar de wijze waarop in de toekomst zoveel mogelijk op output basis subsidie verstrekt zou kunnen worden. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de periodieke evaluatie van uitkomsten van BZ subsidiebeleid.

Beleidsartikel

2 (begrotingsartikel 06.06)

Belangrijkste resultaten en conclusies:

Resultaten

Uit de inventarisatie van de producten en diensten van Clingendael kan worden geconcludeerd dat de meeste, zo niet alle, van deze producten en diensten beantwoorden aan de subsidiedoelstellingen en zijn gericht op de beoogde doelgroepen. De producten en diensten zijn goed te benoemen en lenen zich derhalve voor outputfinanciering, al kan de mate van concreetheid van geval tot geval verschillen.

Beleidsconclusies en vervolgactie:

Beleidsconclusies worden in nauw overleg met Clingendael voorbereid.

Kosten

NLG 100 000 (in combinatie met evaluatie subsidies Stichting Atlantische Commissie)

Evaluatie aanwending BZ subsidie tbv Stichting Atlantische Commissie

Het onderzoek is gericht geweest op de aanwending van de exploitatiesubsidie die BZ en Defensie in de periode 1993–1998 beschikbaar hebben gesteld. In dit kader is bijzondere aandacht uitgegaan naar de wijze waarop in de toekomst zoveel mogelijk op output basis subsidie verstrekt zou kunnen worden.. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de periodieke evaluatie van uitkomsten van BZ subsidiebeleid.

Beleidsartikel

2 (begrotingsartikel 06.06)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten

De «producten» van de Atlantische Commissie voldoen in ruime mate aan de subsidiedoelstellingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De producten zijn goed benoembaar; zij lenen zich zo voor outputfinanciering. In totaal werden dertig producten geidentificeerd. Gezien de relatief kleine omvang van het Bureau van de Atlantische Commissie, kan worden vastgesteld dat de efficiency waarmee dit grote aantal producten en activiteiten wordt gerealiseerd hoog is.

Beleidsconclusies en vervolgactie:

In nauw overleg met de Atlantische Commissie worden beleidsconclusies voorbereid.

Kosten

NLG 100 000 (in combinatie met evaluatie subsidie Clingendael)

Evaluatie aanwending BZ subsidie tbv Stichting Jong AtlantischSamenwerkings Orgaan Nederland

Het onderzoek richt zich op de aanwending van de exploitatiesubsidie die BZ in 1994–1998 heeft verstrekt. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de periodieke evaluatie van uitkomsten van BZ subsidiebeleid.

Beleidsartikel

2 (begrotingsartikel 06.06)

Belangrijkste resultaten en conclusies:

Resultaten

De producten van Stichting Jason voldoen aan de subsidiedoelstellingen. De financiële administratie is voor verbetering vatbaar. De financiële positie brengt risico's mee voor de continuïteit van de onderneming.

Vervolgactie

In nauw overleg met Jason wordt subsidieverlening op outputbasis voorbereid.

Kosten:

NLG 3 000

Income generating activities within the context of humanitarian assistance

De evaluatie had tot doel om lessen te trekken uit de in de periode 1996–1997 uitgevoerde projecten met inkomensgenererende activiteiten (IGA's) in het kader van humanitaire hulp, ten behoeve van het opstellen van richtlijnen voor de beoordeling van dergelijke projecten in de toekomst. De evaluatie had een ex post karakter en er werd geen specifieke aandacht besteed aan M&O. Periode: 1996–1997.

Beleidsartikel

3 (begrotingsartikel 09.04)

Belangrijkste resultaten en vervolg

Belangrijkste resultaten

Hoewel de meeste IGA's gezien de omstandigheden een gerechtvaardigde interventie vormen, zijn de resultaten van de projecten in een aantal gevallen mager. Meer dan de helft van de activiteiten haalt bijvoorbeeld niet het geplande aantal leningen. Bij het ontwerp van humanitaire IGA's wordt geen rekening gehouden met lessen die zijn geleerd met IGA's in de context van structurele samenwerking.

Beleidsconclusies en vervolg

Naar aanleiding van de evaluatie is een aantal richtlijnen geformuleerd voor de beoordeling van aanvragen voor financiële ondersteuning van IGA's in het kader van humanitaire hulp. De belangrijkste daarvan zijn:

– In zijn algemeenheid dient de IGA blijk te geven van een minimalistische benadering, d.w.z. dat prioriteit moet worden gegeven aan activiteiten met lage investeringskosten, relatief kleine leningen met korte terugbetalingensschema's en gericht op «vervoerbare» productiemiddelen (van belang in geval van eventuele terugkeer van vluchtelingen);

– terughoudendheid bij financiering van IGA's via VN-kanalen;

– terughoudenheid bij financiering van IGA's die deel uitmaken van een breed, multisectoraal programma;

– uitvoering alleen door organisaties die bewezen ervaring op IGA-gebied hebben en die bereid zijn om zich voor langere tijd in het land te vestigen.

Kosten

NLG 19 000

Evaluatie Europese Beweging Nederland

Doel van de evaluatie is een beeld te geven van de langdurige subsidierelatie met de EBN, vooral voor wat betreft de realisering van de doelstellingen van de EBN, de effectiviteit en efficiency van de interne werkprocessen, de rol van de subsidie van Buitenlandse Zaken. De evaluatoren doen aanbevelingen voor de toekomstige subsidiëring. De evaluatie dient ter ondersteuning van de toekomstige subsidierelatie met de EBN. De evaluatie is opgenomen als voorwaarde in de subsidiebeschikking met de Europese Beweging Nederland. De nadruk ligt op het heden.

Beleidsartikel

5 (begrotingsartikel 06.06)

Belangrijkste resultaten en vervolg

Belangrijkste resultaten

Het evaluatierapport constateert dat de rol van de EBN in het Europese debat waardering krijgt. Het constateert tegelijkertijd dat de maatschappij verandert en dat er binnen de EBN dringend behoefte is aan vernieuwing. Haar draagvlak kan anders zeer snel afkalven. De evaluatoren constateren verder dat de relatie tussen de EBN en haar belangrijkste sponsor (Buitenlandse Zaken) niet duidelijk is gestructureerd.

Beleidsconclusies:

De belangrijkste vernieuwingen van de EBN zouden moeten liggen in een sterker en meer op het stimuleren van de discussie gericht optreden naar buiten. Ook is een bestuurlijke vernieuwing welkom om nieuwe impulsen te geven. Voor wat betreft de relatie met Buitenlandse Zaken wordt aanbevolen zo spoedig mogelijk een gestructureerd overleg te beginnen tussen de EBN en Buitenlandse Zaken waarbij alle niveaus zijn vertegenwoordigd.

Vervolgactie:

Het eerste gestructureerde overleg heeft reeds plaatsgevonden op 19 april 2000. Verder zal het beheer en de beleidsmatige aansturing van EBN die thans verdeeld is tussen twee directies in één hand worden gebracht.

Kosten

NLG 70 000

Review of the Netherlands development programme for the Palestinian territories

Het IOB-onderzoek betrof een korte evaluatie van het ontwikkelingsprogramma voor de Palestijnse gebieden. In september 1998 vroeg de Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken zich af of de hulp daadwerkelijk had bijgedragen aan het vredesproces, waarop de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een evaluatie toezegde. De evaluatie is uitgevoerd op verzoek van de Tweede Kamer (3 september 1998). Aandacht voor M&O-aspecten. Periode: 1994–1999.

Beleidsartikel

6 (Diverse begrotingsartikelen mbt thematische landenprogramma's)

Belangrijkste resultaten en conclusies:

Het Nederlandse hulpprogramma was voornamelijk gericht op sociale- en transportsectoren, verbetering van bestuur en milieu en ontwikkeling van de particuliere sector. Het programma is uitgevoerd onder complexe omstandigheden die vooral de doelmatigheid van de hulp negatief hebben beïnvloed; de effectiviteit van de veschillende projecten was doorgaans goed te noemen. De institutionele en technische duurzaamheid van de resultaten van de hulp is redelijk, doch kwetsbaar als gevolg van een zekere willekeur in de aanstelling en ontslag van mensen en frequente reorganisaties.

Op macro-economisch niveau is niet veel voortgang geboekt vanwege de vele tegenslagen. Toch heeft de hulp meer gedaan dan het compenseren van effecten van grenssluitingen: er zijn bv. scholen, drinkwatervoorzieningen en rioleringen gebouwd en het overheidsapparaat heeft een snelle opbouw kunnen ondergaan. Veel middelen zijn gebruikt voor werkgelegenheidsprojecten en verbetering van leefomstandigheden, zonder welke het effect van grenssluitingen op individuele Palestijnen groter zou zijn geweest, hetgeen weer tot de immer dreigende sociale onrust had kunnen leiden. De Palestijnen hebben de toegezegde hulp voor de bouw van een haven in Gaza beschouwd als steun voor hun streven naar politieke onafhankelijkheid. De kwaliteit van het Palestijnse bestuur is verbeterd, maar blijft een punt van zorg. Middels steun aan NGO's is aandacht besteed aan mensenrechtenkwesties en problemen rond het bestaan van verschillende rechtssystemen naast elkaar.

De hulpcoördinatie tussen donoren onderling en tussen donoren, ministeries en NGO's is over het algemeen zwak, mede omdat er veelal geen sprake is van een volwassen beleidsdialoog en het centrale coordinatiepunt: het Ministerie van Planning en Internationale Samenwerking, niet door alle partijen wordt erkend. Hulp die via NGO's en VN-instellingen wordt verleend heeft soms een ondermijnende invloed op de jonge Palestijnse instellingen. De Nederlandse hulp is daarenboven versnipperd over vele sectoren. Dit is het gevolg van de noodzaak in het midden van de jaren negentig om snel en flexibel op allerlei noden te reageren.

Er is een noodzaak de beleidsdialoog met de daartoe bestemde Palestijnse Autoriteit te verbeteren. Daarbij kan het in voorkomende gevallen van belang zijn meer politieke druk uit te oefenen, zowel aan Israelische als aan Palestijnse zijde indien de effectiviteit en doelmatigheid van projecten gevaar loopt door bv. conflicten of willekeur. Ondanks grote verbeteringen blijft het Palestijnse bestuur een punt van zorg.

Tevens is het van belang de opgetreden versnippering van de hulp over vele sectoren te redresseren; momenteel zijn de omstandigheden om meer focus in het programma aan te brengen aanwezig. Bij de kanaalkeuze moet er voor worden gewaakt dat de Palestijnse overheidsinstituten maximaal worden ingezet.

Beleidsreactie

In de beleidsreactie heeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking het volgende aangegeven: Nederland zal de hulp concentreren op enkele sectoren, te weten: water en afvalwater, basisonderwijs en landbouw; vanwege de zorg om de kwaliteit van het Palestijnse bestuur zal de aandacht specifiek uitgaan naar thema's als mensenrechten/goed bestuur, vrouwen en ontwikkeling en de ontwikkeling van een rechterlijke macht; om de ownership van de hulpinspanningen te verhogen zal een formele beleidsdialoog met de Palestijnse Autoriteit worden geëntameerd. Daarin zal aandacht worden besteed aan kwesties als ontwikkelingen in het vredesproces en de gevolgen daarvan op de Nederlandse hulp, optimale donorcoördinatie, uitvoering van projecten door NGO's en VN-instellingen, problemen bij de uitvoering van Nederlandse hulpinspanningen en de noodzaak om vast te houden aan het Palestinian Development Plan.

Kosten

NLG 625 000

Institutionele ontwikkeling in de water sector

Doel van de IOB-studie was na te gaan, in hoeverre Nederland heeft bijgedragen aan de institutionele ontwikkeling in de watersector in het kader van ontwikkelingssamenwerking, hoe doeltreffend en doelmatig de inspanningen zijn geweest en hoe duurzaam dit is gebleken. Periode: 1988 – 1998.

Beleidsartikel

6 (diverse begrotingsartikelen mbt thematische landenprogramma's)

Belangrijkste resultaten en vervolg

Belangrijkste resultaten

Het (inter)nationale beleid in de watersector is over de onderzoeksperiode geleidelijk overgegaan van sectorale investeringen naar een integrale benadering met sociale, economische en aan milieu gerelateerde doelstellingen. Er treden belangrijke vertragingen op tussen de (inter)nationale consensus over beleid in de watersector en de uitvoering in de programma's in ontwikkelingslanden; De bijdrage aan de institutionele ontwikkeling was gering: de opleidingen waren doeltreffend voor overdracht van technische kennis, maar hadden geringe invloed op institutionele veranderingen; aanpassingen van organisaties door donoren ondervonden veel weerstand in ontwikkelingslanden. Institutionele doelstellingen waren in de meeste gevallen toegevoegd aan investeringsprogramma's en hadden weinig duurzame effecten. De doeltreffendheid van investeringsprojecten in de watersector is bevredigend, maar de doelmatigheid liet door het ontbreken van een integrale sectorale benadering en door vertragingen in de uitvoering te wensen over. Een aantal belangrijke doelstellingen, die voortkomt uit internationale conferenties zoals cost-recovery voor dienstverlening, internationale overeenkomsten over grensrivieren en meren zijn geen doelstellingen van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in de sector geweest.

Beleidsreactie en vervolg

De beleidsreactie wordt nog geformuleerd. Het rapport is verspreid tijdens de waterconferentie in Den Haag in maart 2000. De resultaten zijn besproken met ambassades en autoriteiten in de landen van onderzoek.

Kosten

Ca. NLG 1 100 000

ORET/MILIEV Review 1994–1999

Het IOB-onderzoek betrof een korte evaluatie van het programma voor Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties (ORET) en het programma voor Milieu en Economische Verzelfstandiging (Miliev). De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking zegde de Kamer in 1998 toe IOB te verzoeken de gevraagde evaluatie ter hand te nemen. Aandacht voor M&O-aspecten. Periode: 1994–1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 18.04)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten tav ontwikkelingsrelevantie: Het ORET/Miliev programma heeft voornamelijk transacties gesteund in de sectoren milieu (schone energie, sanitatie), overheidsdiensten (gezondheid, drinkwater, energievoorziening) en transport (land en water). Deze sectoren komen ook voor in de reguliere Nederlandse ontwikkelingsprogramma's. De projecten die door de transacties zijn gesteund hebben geen aanwijsbaar negatief effect gehad op vrouwen, armen en het milieu (de speciale aandachtspunten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid). Van veel projecten werd zelfs een uitgesproken positief effect op armen en het milieu verwacht. Transacties die in aanmerking komen voor ORET/Miliev steun vereisen sterke, zelfstandig opererende counterparts. Dergelijke counterparts zijn in de groep van minst ontwikkelde landen minder goed vertegenwoordigd, waardoor de transacties vooral op de groep van overige lage en lagere-middenkomenslanden zijn gericht. Het directe werkgelegenheidseffect kan als relatief bescheiden beschouwd worden, aangezien het veelal gaat om investeringen waarvan het volle werkgelegenheidseffect pas op middellange of lange termijn verwacht wordt.

Resultaten ten aanzien van exportrelevantie: Aan de eis dat de geleverde goederen en diensten voor tenminste 60 procent uit Nederland dienen te komen is in vrijwel alle gevallen voldaan. In sommige gevallen had de transactie goedkoper gekund door meer in het ontvangende land te laten produceren, maar de «60 procentregel» stond dit in de weg. De kwaliteit van de goederen en diensten was over het algemeen hoog. De meeste exporterende bedrijven verwachtten in de toekomst vaker, al dan niet met steun van ORET, aan het ontvangende land te kunnen leveren. Veel bedrijven hadden een vorm van vaste (joint venture, onderhoudseenheid) of tijdelijke vertegenwoordiging (agentschap) in de ontvangende landen.

Resultaten tav de efficiëntie van het programma: Het zelfrichtende karakter van het programma (het zijn overwegend de sterkere instanties in ontwikkelingslanden die de subsidie vragen) en de zorgvuldige aanvraagprocedures zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor het succes van het programma. De monitoring nadat de leveranties hebben plaatsgevonden laat echter sterk te wensen over, waardoor problemen met het project waaraan werd geleverd niet altijd tijdig worden onderkend en aangepakt. Dit staat een leerproces in de weg, ook voor sectoren waarin regelmatig leveranties plaatsvinden. Ook problemen rond periodieke onder- en overuitputting van het budget staan een efficiënte uitvoering in de weg.

Conclusies

De 60 procentregel kan de ontwikkelingsrelevantie verlagen indien deze produktie van goederen en diensten in het ontvangende land in de weg staat. Ook kan de regel een geleidelijke overheveling van produktie naar het ontwikkelingsland belemmeren.

Veel overheidsorganisaties in ontwikkelingslanden geven de voorkeur aan ORET boven reguliere ontwikkelingshulp (grants) om planning en beheer in eigen hand te kunnen houden. Echter, indien dergelijke organisaties structurele institutionele zwakheden vertonen, kan dit niet door training in het kader van de transactie worden opgelost. Afstemming tussen ORET en reguliere OS-projecten zou dan een oplossing kunnen bieden, maar dit komt nauwelijks voor.

Aan de zorgvuldige behandeling van aanvragen moet niet getornd worden en de monitoring na leverantie moet verbeterd worden. Het programma zou zeer zijn gebaat bij een oplossing voor de hardnekkige onderuitputtingsproblemen en incidentele overuitputting. ORET projecten mogen niet commercieel haalbaar zijn, maar kleine projecten (onder NLG 5,4 miljoen) worden niet op commerciële haalbaarheid getest. Enkele projecten in deze categorie zijn in het veld bekeken en bleken in principe commercieel haalbaar en weinig ontwikkelingsrelevant.

Beleidsreactie

In de beleidreactie heeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de Minister van Economische Zaken, het volgende aangegeven: aan de kwaliteit van behandeling van projectaanvragen zal niet worden getornd; verkorting van de procedure zal alleen plaatsvinden met behoud van kwaliteit; de produktie in ontwikkelingslanden zal als «Nederlands» aandeel beschouwd worden, d.w.z. vallende binnen de 60 procent regel; de monitoring van projecten zal worden verbeterd; op onvoldoende rapportage door leveranciers zal een sanctie worden gesteld; subsidiëring van kleine commercieel haalbare projecten zal worden heroverwogen; door de Garantiefaciliteit Opkomende Markten wordt getracht meer arme landen te laten voldoen aan de voorwaarden voor het ORET/Miliev programma; voor landen met een zwakke ontvangststructuur zou overwogen kunnen worden de ORET/Miliev aanvragen in te bedden in bilaterale afspraken.

Kosten

NLG 460 000

Evaluatie IntEnt (Allochtone Ondernemers)

Het betrof een tussentijdse evaluatie van het programma Allochtone Ondernemers om in kaart te brengen of en op welke wijze het zinvol is het programma voort te zetten. Het besluit tot evaluatie was reeds opgenomen in het contract (Artikel XI Overeenkomst Stichting IntEnt). Periode: 1997 – ultimo 1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 18.12)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Belangrijkste resultaten:

– het aantal gestarte bedrijven is veel lager dan vooraf ingeschat;

– de kwaliteit en duurzaamheid van de gestarte bedrijven is niet onderzocht;

– netwerking en samenwerking met allochtone organisaties was en is onvoldoende, het aanbod van IntEnt en de vraag vanuit allochtone organisaties sluiten niet goed op elkaar aan.

Beleidsconclusie en vervolg

De beleidsreactie wordt nog geformuleerd. Het vervolg betreft het introduceren van het programma aan de Minister van Grotesteden- en Integratiebeleid

Kosten

NLG 29 000

Indo-Dutch Program on Alternatives in Development (IDPAD)

De evaluatie heeft betrekking op de jaren 19 971 999. Doelstelling van de evaluatie was aanbevelingen te formuleren voor de volgende fase van het programma.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 14.04.01)

Belangrijkste resultaten/conclusies

Voor eventuele continuering van IDPAD is een beleidsmatige en organisatorische herziening nodig die het programma beter doet aansluiten bij het vigerend beleid met betrekking tot onderzoek in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Maatschappelijke relevantie en gebruik van de resultaten van het onderzoek moet beter gewaarborgd worden.

Kosten NLG 100 000

The South-South Exchange Programme for Research on the History of Development (SEPHIS)

Beoordeeld zijn zowel de wetenschappelijke kwaliteit als de maatschappelijke relevantie van het in het kader van dit programma uitgevoerde onderzoek. Tevens is de bijdrage van het programma beoordeeld aan capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden. Aanbevelingen zijn geformuleerd voor de toekomstige ontwikkeling van het programma.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 14.04.01)

Belangrijkste resultaten/conclusies

SEPHIS heeft zich tot een onderscheidend programma ontwikkeld. SEPHIS heeft een kleine, maar actief samenwerkende kern van historici bijeengebracht, met name in ontwikkelingslanden. Aanbevolen werd vooral de dialoog met beleidmakers te verbeteren.

Kosten

NLG 70 000

SNV Vietnam Country Programme Review

Het doel van de evaluatie was te leren van ervaringen van de afgelopen jaren, met het oog op de formulering van een nieuw landenbeleidsplan voor Vietnam. Bijzondere aandacht werd geschonken aan: consistentie, relevantie, coherentie, effectiviteit, efficientie en duurzaamheid van het programma. Het betrof een eigen initiatief van SNV. De review heeft betrekking op de periode 1995–1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.06)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Keuze voor technische assistentie (TA) en projecten in Vietnam is in lijn met het SNVmandaat. SNV Vietnam ontwikkelt zich als deskundige organisatie op het gebied van management van natuurlijke hulpbronnen en IGA, financiering en ondersteuning van het kleinbedrijf. Samenwerking met één enkele partner organisatie is meer in de regel meer succesvol dan met groepen organisaties. SNV Vietnam heeft goede contacten met lokale partners en heeft een doelmatige organisatie. Men zou het werk dienen te concenteren op gebieden waar al goede relaties opgebouwd zijn met lokale organisaties en overheden Als punten voor verbetering werden genoemd: Betere analyse van partnerorganisaties vooraf; duidelijker stappenplannen voor hun versterking maken. Betere selectie van TA; betere bijscholing en ondersteuning. Betere communicatie tussen SNVVietnam en andere verldkantoren.

Kosten:

ca. NLG 80 000

SNV Cameroun Country Programme Review

Doel: assessment van het landenprogramma Kameroen en ondersteuning SNV Kameroen bij het formuleren van een nieuw landen meerjarenplan voor 2000–2002. De evaluatie werd op eigen initiatief van SNV uitgevoerd ten einde vast te stellen wat de voorwaarden zijn voor het succesvol uitvoeren van het programma in Kameroen. Periode: 1994–1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.06)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Het programma dient meer samenhang en consistentie te krijgen. SNV dient zich te concentreren op de versterking van de onderlinge samenhang van de drie regioprogramma's, met als thema's gender en ontwikkeling, milieu en het beheer van de natuurlijke hulpbronnen en lokaal bestuur.

De uitvoerende rol van SNV en haar personeel dient te veranderen in een rol van overleg- en tussenpersoon, facilitator en begeleider van veranderingsprocessen voor de doelgroepen. Het versterken van de capaciteiten van de bevolking dient centraal te blijven staan in het programma.

Kosten

ca. NLG 100 000

SNV Zimbabwe Country Programme Review

Doel van het onderzoek was om inzicht te verwerven in de resultaten van het SNV Zimbabwe en de huidige condities waaronder het programma dient te worden geimplementeerd t.b.v. de formulering van een nieuw meerjaren plan voor 3 jaar. Het betrof een eigen initiatief van SNV. Periode: 1995–1999.

Beleidsartikel:

8 (begrotingsartikel 13.06)

Belangrijkste resultaten en conclusies

SNV Zimbabwe heeft gewerkt in de gebieden die in het beleidsplan waren voorzien. Er is enige vooruitgang geboekt bij het realiseren van de doelstellingen. Niettemin bleven de resultaten van het programma relatief beperkt ten gevolge van onder andere: het gebrek aan nationale partners van voldoende niveau in programma's die organisatieversterking tot doel hadden; gebrek aan systematische toepassing van methoden voor overdracht van kennis en expertise; onvoldoende coördinatie en onderlinge synergie tussen SNV deelprogramma's en tussen SNV en andere ontwikkelingsorganisaties.

Kosten

NLG 120 000

Interdepartementaal beleidsonderzoek uitzending personeel ontwikkelingssamenwerking

In augustus 1998 is door de Ministerraad besloten tot het uitvoeren van een interdepartementaal beleidsonderzoek naar de uitzending van personeel op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. In de taakopdracht van het onderzoek is als doelstelling geformuleerd te bezien hoe het instrument personele uitzending (technische assistentie) in zijn diverse uitvoeringsmodaliteiten kan worden gestroomlijnd en daardoor effectiever kan worden ingezet. Een interdepartementale werkgroep onderzocht de uitzending van deskundigen door SNV, PSO, PUM en de relevante afdelingen van de Ministeries van BZ en BZK. Periode: ca. 1994–heden.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikelen 13.05.03, 13.06, 16.01, 18.06)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten

Volgens de werkgroep ontbrak er een algemeen beleidskader voor technische assistentie en de rol daarin van uitzending van personeel. Wat betrof de aansturing van genoemde organisaties, was er te vaak sprake van inputsturing. Er waren geen meetbare criteria waaraan de financiering van personeel kan worden getoetst. In de personele samenwerking Nederland-Nederlandse Antillen en Aruba ontbrak de samenhang. Kennisoverdracht en coördinatie waren onvoldoende. De werkgroep vond dat er een algemeen beleidskader voor technische assistentie moet komen. De verantwoordelijkheden van overheidswege en de uitvoering van de technische assistentie moeten helder worden gescheiden. Aansturing en financiering van de betrokken organisaties zal plaatsvinden op grond van (de kwaliteit van hun) output.

Beleidsconclusie en vervolgactie

De regering neemt de voornaamste aanbevelingen over. Hierbij plaatst zij twee kanttekeningen. Bij SNV werd alleen de uitzending van deskundigen onderzocht en niet de projecten en programma's. PUM is onderdeel van het bedrijfsleveninstrumentarium. Daarop zal in dat kader afzonderlijk worden teruggekomen.

Kosten

Ca. NLG 36 000 (bijdrage BZ)

Balansstudie Programma-Evaluaties 1980–1999

Doel van het onderzoek was: het doen van onderzoek naar de ervaringen met programma-evaluaties in de periode 1980 tot 1999, teneinde daaruit lessen te trekken voor de toekomst. Het betrof een toezegging aan het parlement. Periode: 1980–1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05)

Belangrijkste resultaten/conclusies

Resultaten

De meeste programma-evaluaties zijn vooral studies voor verdere beleidsontwikkeling tbv de Medefinancieringsorganisaties geweest, waarbij het evaluatieve karakter onderbelicht is gebleven. Daarmee waren de programma-evaluaties meer op de toekomst gericht en omvatten veel minder een kritische terugblik op het uitgevoerde beleid. Ook was sprake van het hanteren van een betrekkelijk traditionele en weinig innovatieve evaluatiepraktijk.

Beleidsconclusies

Het verbeteren van de evaluatiepraktijk door gebruik te maken van recente evaluatiemethodes en door meer systematisch dan voorheen te werk te gaan. Ook moet geprobeerd worden een betere aansluiting te vinden bij de bestaande monitoring- en evaluatiepraktijk binnen de MFO's.

Vervolgactie

Het toepassen van de bevindingen teneinde de evaluatiepraktijk te veranderen en te verbeteren.

Kosten

NLG 105 000

IUCN programma-evaluation

Het betreft een multi-donor-evaluatie van de core-bijdragen aan het drie-jarige programma van de Internation Union for the Conversation of Nature, waartoe de afspraak destijds is gemaakt bij de toezegging van de middelen. Periode: 1997–1999.

Beleidsartikel

P.M. (begrotingsartikel 12.11)

Belangrijkste resultaten en conclusies

De evaluatie heeft aandacht gegeven aan de realisatie van het door het World Conservation Congres in 1996 aangenomen programma. Kritisch is gekeken naar de realisatie van de regionalisering.

Belangrijkste beleidsconclusies zijn: een relevantere rol van het biodiversiteitsverdrag in het beleid van IUCN en een verdere doorvoering van de regionalisatie. Dit wordt verwerkt in het komende programma van IUCN.

Vervolgactie

In onderling overleg hebben donoren een reactie opgesteld waarop de directeur van IUCN een meer uitgewerkte beleidsmatige invulling toegezegd heeft.

Kosten

NLG 63 200

Evaluatie van het programma van Bilance m.b.t. cultureel achtergestelde groepen in Oost-Afrika. (MFP PE 72)

Doel: bepalen van de relevantie en de kwaliteit (inhoud en uitvoering) van het Bilance beleid inzake nomadische herdersvolken in Oost-Afrika en dit toetsen aan het beleidskader van het Medefinancieringsprogramma. Het betreft een programma-evaluatie in het kader van de overeenkomst Medefinancieringsprogramma. Periode: 1990–1997.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05.01 )

Belangrijkste resultaten en conclusies

Belangrijkste resultaten:

– de beleidsontwikkeling bij Bilance op het terrein van pastoralisten ontwikkelt zich in de goede richting; Bilances gender-strategie is niet bij alle actoren duidelijk;

– de management-capaciteit van de counterparts is zwak en verdient meer aandacht;

– effectieve monitoring van de projecten is moeilijk gebleken, o.m. als gevolg van de afgelegen locaties van de projecten.

Belangrijkste beleidsconclusies

Het programma van Bilance gericht op deze bevolkingsgroep is relevant binnen de beleidsdoelstellingen van het Medefinancieringsprogramma: voor een achtergestelde bevolkingsgroep worden kansen geschapen om zich een plaats te verwerven in de Keniaanse samenleving.

Vervolgacties

Cordaid (waar Bilance deel van uitmaakt) heeft op 2 november 1999 in Nairobi een workshop gehouden over de bevindingen van het onderzoek. De resultaten hiervan worden verwerkt in de beleidsnotitie «Cattle can walk: Bilance and pastoralist development in East Africa: issues, experiences and policy».

Kosten

NLG 100 000

Evaluatie van het programma van Icco met betrekking tot duurzaam bosgebruik toegespitst op ervaringen in de Pacific. (PE 79)

Het doel van deze programma-evaluatie is het toetsen of de programma's die in het kader van duurzaam bosgebruik gefinancierd worden, beantwoorden aan de doelstellingen van het MFP ten aanzien van doelgroep, milieu, mensenrechten en duurzame inkomensverbetering. Ook is geadviseerd over voortzetting van het beleid ten aanzien van Duurzaam Bosgebruik met het oog op de discussie met de partnerorganisaties; tevens is geadviseerd over het de relatie met actoren in Nederland, waarbij samenwerking met het bedrijfsleven wordt beoogd. Verder is gekeken naar mogelijkheden om deze aanpak te verbreden. Het betrof een programma-evaluatie in het kader van de overeenkomst Medefinancieringsprogramma (nr.79). De evaluatie had zowel ex post als ex ante aspecten. Periode: 19 951 998.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05.01)

Belangrijkste resulaten en conclusies:

Belangrijkste resultaten:

– vooralsnog is er weinig resultaat geboekt op het gebied van impact, efficiëntie en duurzaamheid. Wel zijn er hoopgevende vooruitzichten;

– de evaluatoren bevelen Icco aan het programma voort te zetten, en daarbij de geleerde lessen in de praktijk te brengen.

Belangrijkste beleidsconslusies

De (relatief jonge) projecten op het terrein van duurzaam bosgebruik zijn relevant in het kader van het Medefinancieringsprogramma.

Vervolgacties

Icco heeft de ervaringen verwerkt in de brochure «lessons learned from the tropical timber world», die als handleiding dient voor zowel ICCO-landenteams als counterparts.

Kosten

NLG 150 000

Evaluatie van het progamma van Bilance met betrekking tot verzelfstandiging doelgroepen in Azië (PE 80).

Vergroten van het inzicht in activiteiten en beleid van Bilance en haar partnerorganisaties ten aanzien van verzelfstandiging doelgroepen in een nog nader te bepalen land/regio in Azië. Programma evaluatie nr 80 in het kader van de overeenkomst Medefinancieringsprogramma. Periode: 1993–1997.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05)

Belangrijkste resultaten en conclusies:

Belangrijkste resultaten:

– de doelgroep noemt alfabetisering, vaardigheden en kennis als cruciaal voor het streven naar zelfredzaamheid; financiële factoren (zoals kredieten bijvoorbeeld) worden zelden specifiek genoemd. Er is hierbij verschil tussen de perceptie van vrouwen en mannen;

– lokale NGO's streven bewust naar financiële onafhankelijkheid. Dit kan uitmonden in buitenproportionele aandacht voor kredietprogramma's, ten koste van activiteiten direct gericht op alfabetisering en vaardigheidstrainingen;

Belangrijkste beleidsconclusies

Zelfredzaamheid van doelgroepen is een belangrijk oogmerk van het Medefinancieringsprogramma. Het programma van Bilance in Bangla Desh beantwoordt aan deze doelstelling.

Vervolgacties

Op basis van deze studie zal de discussie over het Cordaid-beleid verder vorm krijgen, onder meer d.m.v. de organisatie van een workshop met deelnemers van de andere MFO's en het Ministerie. In Bangladesh zullen met de partnerorganisaties de conclusies en de aanbevelingen worden doorgenomen.

Met de Stuurgroep Programma-evaluaties en effectrapportages Medefinancieringsprogramma zal worden besproken om het onderwerp «verzelfstandiging van doelgroepen», waarover verschillende evaluaties zijn uitgevoerd, in haar programma op te nemen en allereerst hierover een samenvattende studie te maken.

Kosten

NLG 120 000

Programma-evaluatie 78: Novib/Verzelfstandiging van doelgroepen

Doel van de evaluatie was een oordeel te vellen over de mate waarin de Novib en haar partnerorganisaties in Burkina Faso en Mali erin slagen bij te dragen aan verzelfstandiging van doelgroepen. Het betreft een programma-evaluatie in het kader van de overeenkomst inzake het Medefinancieringsprogramma. Periode: 1990–1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05)

Belangrijkste resultaten/conclusies

Resultaten

Volgens het evaluatieteam vertonen de omschrijving en interpretatie van het begrip «verzelfstandiging» een redelijke mate van overeenkomst bij de verschillende actoren. De notie van de basisorganisaties komt dichter bij de door Novib gehanteerde definitie dan die van de intermediaire partners. De processen van verzelfstandiging zijn in Burkina Faso verder dan in Mali. De samenwerking met partners in Burkina Faso dateert van oudere datum en is meer geconcentreerd geweest dan in Mali. Resultaten van verzelfstandiging zijn het meest zichtbaar op het niveau van organisatie van de partners, d.w.z. de creatie van basisorganisaties en van structuren die basisorganisaties samenbrengen op een regionaal of provinciaal plan. De basisorganisaties voeren in toenemende mate de projecten zelf uit.

Beleidsconclusie

De relatie tussen Novib en haar partners is ongelijk, waardoor de dialoog niet optimaal is. Novib heeft te weinig toegang tot informatie die nodig is om het proces van verzelfstandiging te kunnen volgen en te beoordelen. In de evaluatie is vooral aandacht besteed aan de partnerorganisaties van Novib, niet aan de doelgroepen die daardoor vertegenwoordigd worden. Het beleid van Novib ten aanzien van verzelfstandiging is duidelijk en goed geplaatst haar algemene en regionale beleid.

Vervolgactie

De aanbevelingen van de programma-evaluatie sluiten aan bij een aantal activiteiten die Novib heeft voorzien voor de komende jaren. Zo zal Novib de al jaren bestaande samenwerking met de Action Learning Group World Neighbours rond het project SCOPE (Strengthening Community Organizations for People's Empowerment) voortzetten. Deze samenwerking heeft o.a. geleid tot publicatie van ontwikkelde methoden en instrumenten op het gebied van analyse en evaluatie van activiteiten op doelgroepniveau. Novib zal voorts haar beleid ten aanzien van verzelfstandiging verder expliciteren met gebruikmaking van de aanbevelingen uit de programma-evaluatie. In Burkina Faso en Mali zal dit beleid door de partnerorganisaties geëxpliciteerd worden in de planning, monitoring en evaluatie van projecten. Tevens zal er in de binnen Novib nieuw ontwikkelde instrumenten gerichter aandacht komen voor het analyseren van verzelfstandigingsprocessen. Tot slot zal het Bureau Beleidsondersteuning van de afdeling Projecten in 2000 een project starten rond het thema verzelfstandiging van doelgroepen. Het gaat daarbij om het trekken van lessen uit een vergelijking van de door partnerorganisaties gehanteerde verzelfstandigingsstrategieën in Mali en Burkina Faso.

Kosten

NLG 115 145

Onderzoek naar de beheerseisen van de vakbondsmedefinancieringsprogrammaovereenkomst

Doel was het inventariseren van de beheerseisen zoals die in 1993 golden en de wijzigingen die in de periode van 1993 tot heden hebben plaatsgevonden. Periode: 1993–1997.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05.04)

Belangrijkste resultaten/conclusies

Resultaten

Op basis van gesprekken met de betrokken partijen heeft de onderzoeker vastgelegd wat de wensen tot verandering van de beheerseisen van de diverse partijen zijn.

Beleidsconclusie en vervolgactie

Het rapport is aan de Minister voor OS voorgelegd, die twee wensen heeft gehonoreerd (het financieren van lokale accountants en het inschakelen van experts). De minister heeft erkend dat relatief kleine organisaties als de vakverenigingen met «economy of scale»worstelen. De minister is van mening dat de vakverenigingen de beheerskosten van het VMP kunnen reduceren, indien zij het aantal landen/programma's beperken. Dit kan naast efficiëncywinst ook een kwaliteitswinst voor het VMP-programma opleveren.

Kosten

NLG. 50 000

I.2. Lopende en voorgenomen evaluaties 2000–2005

Evaluatie multi-bi samenwerking met de FAO

De IOB-evaluatie beoogt een kwaliteitstoetsing van de multi-bi samenwerking met de FAO op zowel normatief (beleidsontwikkelend) als ook op uitvoeringsniveau. De evaluatie komt voort uit de resultaten van het reikwijdte onderzoek van IOB en is voorts ingegeven door een verzoek van PV FAO. Periode: vooralsnog op de afgelopen 10 jaar.

Beleidsartikel

Diverse artikelen.

Kosten

Nader te bepalen

Tijdsplanning

Aanvang najaar 2000, afronding waarschijnlijk 2002.

Wederopbouw Bosnië.

Met de evaluatiediensten van de betrokken multilaterale en internationale instellingen zal de mogelijkheid worden bezien van een multi-donor evaluatie van de inspanningen bij de wederopbouw van Bosnië, gericht op het trekken van lessen. Evaluatie is opgenomen in de IOB-Programmering. Periode: circa 1995–1999. Het onderzoek zal indien mogelijk in 2001 aanvangen.

Beleidsartikel

Nog niet bepaald.

Kosten

Begroting is NLG 220 000

Tijdsplanning

Het onderzoek zal in 2000 aanvangen en zal naar verwachting in 2001 afgerond worden

Donorcoördinatie van middelen voor ontwikkelingssamenwerking

Doel van het onderzoek is het proces van coördinatie in ontvangend(e) land(en) te beschrijven en de effectiviteit daarvan proberen vast te stellen. Nadruk zal liggen op de coördinatieactiviteiten in bepaalde sectoren in ontvangende landen. In eerste instantie zal de evaluatie zich richten op de Nederlandse inbreng in de coördinatie. In tweede instantie zal contact worden gezocht met evaluatiediensten van andere donoren voor een gezamenlijke opzet van een multi-donor evaluatie. In 1999 zijn in een position paper de bestaande coördinatie instrumenten geïnventariseerd. De evaluatie is opgenomen in de IOB-programmering. De evaluatie heeft in principe betrekking op de periode 1995–1999.

Beleidsartikel

Nader te bepalen

Kosten

De begroting is NLG 400 000

Tijdsplanning

Het onderzoek zal in de tweede helft van 2000 starten en in 2001 afgerond worden.

Armoede-lokatie-specifieke interventies

Het doel is een bijdrage te leveren aan de beschouwingen over de grondslagen van armoededoelstellingen in het algemene beleid, uitgaande vanuit het perspectief van de belanghebbenden. Evaluatie vormt onderdeel van IOB-planning. Periode: 1993 – 1999.

Beleidsartikel

Diverse.

Kosten

NGL 110 000 (2000) en NGL 330 000 (2001)

Tijdsplanning

2001

Evaluatie in het kader van de tweede overeenkomst met de Commissie voor de Milieu Effect Rapportage

De Commissie MER adviseert over de opzet van milieu effect rapportages voor ontwikkelingsprojecten en beoordeelt de resultaten. De evaluatie zal beoordelen of de uitgebrachte adviezen en de overige aan de Commissie MER opgedragen werkzaamheden zoals vastgelegd in een projectdocument, aan de doelstellingen voldoen met speciale aandacht voor de kwaliteit, effectiviteit en efficiency van de dienstverlening. De tweede overeenkomst loopt drie jaar (van 1 januari 1998 t/m 31 december 2000).

Beleidsartikel

Diverse beleidsartikelen.

Kosten

Nader te bepalen.

Tijdsplanning

Augustus 2000

Evaluatie van het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid (POBB).

Doel van de evaluatie dient nog nader te worden bepaald. Tot de evaluatie is besloten in het kader van het rijksbrede beleid dat alle beleid periodiek (eens per 5 jaar) dient te worden geëvalueerd. De evaluatie zal zowel een ex ante als een ex post karakter dragen. Of aandacht aan misbruik en/of oneigenlijk gebruik zal worden besteed, dient nog nader te worden bepaald. Periode: 1996–2001.

Beleidsartikel

2 (begrotingsartikel 09.01.01)

Kosten

Nader te bepalen.

Tijdsplanning

2001

Evaluatie Actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost-Europa 1996–2000.

Doel van de evaluatie is de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het, in 2000 aflopende, Actieplan vast te stellen en op grond daarvan aanbevelingen te formuleren voor een eventueel vervolg voor de periode 2001–2005. Tussen het Ministerie van Buitenlandse Zaken (budgethouder) en het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (uitvoerder) werd overeengekomen de uitvoering van het Actieplan in het laatste jaar voor afloop te evalueren. Periode: 1996–2000.

Beleidsartikel

4 (begrotingsartikel 15.04)

Kosten

NLG 235 000,–, in een verhouding 50%–50% gefinancierd door LNV en BZ.

Tijdsplanning

Medio 2000

Matra-programma

In de komende jaren zullen verschillende onderdelen van het Matra-programma worden geëvalueerd. Het gaat om het Politieke Partijenprogramma, het Pre-accessieprogramma, het Onderwijsprogramma en het Projectenprogramma. Periode: nader te bepalen.

Beleidsartikel

4 en 5 (begrotingsartikel 15.04)

Kosten

Nader te bepalen.

Tijdsplanning

Diverse evaluaties in de periode 2000–2005. Meer gedetailleerde planning nader te bepalen.

Programma-evaluatie 1992–1999 Anti-Slavery International, Article XIX en Minority Rights Group

Vaststellen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de programma's van de betreffende organisaties en de beleidsrelevantie van deze programma's voor het ministerie. Meer specifiek dient te worden onderzocht in hoeverre de programma's van AIS, Article XIX en MRG een katalytisch effect sorteren m.b.t. hun specifieke beleidsterrein. In dit verband dient te worden vastgesteld in welke mate de organisaties de werkzaamheden van lokale organisaties in doellanden ondersteunen, dan wel aanvullen. De drie organisaties worden sinds 1992 door Nederland ondersteund. Met nog een beperkt aantal andere organisaties ontvangen zij core-funding ten einde hun flexibiliteit en daarmee hun toegevoegde waarde op hun specifieke beleidsterrein te optimaliseren.

Het onderzoek zal zich met toespitsen op het analyseren van mogelijke beleidsalternatieven. De evaluatie heeft zowel een ex ante als een ex post karkatier. Periode: 1992–1999

Beleidsartikel

4 (begrotingsartikel 09.03)

Kosten

Ca. NLG 130 000,–

Tijdsplanning

September–November 2000, Rapport December 2000.

Evaluatie van IDEA

Doel van de evaluatie is de strategie en de werkmethode van het International Institute for Democracy en Electoral Assistance te beoordelen. Het betreft een toezegging aan de Eerste Kamer. Periode: februari 1995 tot heden.

Beleidsartikel

Beleidsartikel 4 (begrotingsartikel 09)

Kosten

Ca. NLG 50 000

Tijdsplanning

Eind 2000/begin 2001.

Multi-donor evaluatie van basisonderwijs

Het betreft een evaluatie van interventies op het gebied van basisonderwijs vanuit het perspectief van de toegang van armen tot het onderwijs. De evaluatie verkeert in een voorbereidende fase. Het is de bedoeling de studie op te zetten als «multi-donor evaluatie» waarbij IOB als trekker zal functioneren. De evaluatie maakt deel uit van de meerjarige evaluatieprogrammering van IOB. Periode: nader te bepalen.

Beleidsartikel

6 (begrotingsartikel 14.08)

Kosten

nader te bepalen

Tijdsplanning

Nader te bepalen

Revue de coopération entre le Mali et les Pays-Bas, 1994–1998

Doel van het onderzoek is om het Nederlandse beleid ten aanzien van de samenwerking met Mali te evalueren. Het betreft een beleidsevaluatie. De evaluatie is op verzoek van de ambassade te Bamako (jaarplan 1998) in de IOB-programmering opgenomen. Eerder evalueerde de IOB (toen nog IOV genoemd) het samenwerkingsprogramma met Mali over de periode 1975–1992. De bevindingen werden in 1994 gepubliceerd. De thans voorgenomen evaluatie beslaat de periode 1994–1998.

Beleidsartikel

6 (Diverse begrotingsartikelen mbt thematische landenprogramma's).

Kosten

Budget: NLG 375 000

Tijdsplanning

Eindrapportage: medio 2000.

Regeringsstandpunt tropisch regenwoud

Doel evaluatie: De doeltreffendheid en doelmatigheid van de OS-inspanningen onder het regeringsstandpunt in de periode 1996–1999, en aanbevelingen voor de komende tien jaar. Karakter: beleidsonderzoek. Toezegging aan parlement. Periode: 1996–1999

Beleidsartikel

6 (diverse begrotingsartikelen)

Kosten

Ongeveer NLG 240 000

Tijdsplanning

Rapport: Mid augustus 2000

Evaluatie van het Tropical Rainforest Portfolio van WWF-International

Het betreft een mid-term evaluatie. Analyse van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de cluster van conservation en development projecten in de verschillende landen, waarbij met name naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de Interregionale Component gekeken wordt. Periode: nov 1996–dec1999.

Beleidsartikel

6

Kosten

Ca. NLG 64 000

Tijdsplanning

2000

Evaluatie Duurzame Ontwikkelingsverdragen (DOV's)

De algemene doelstelling van de studie is de beantwoording van de vragen in hoeverre er een nieuw patroon van relaties is ontstaan tussen de vier landen die de Duurzame Ontwikkelingsverdragen ondertekend hebben (Nederland, Benin, Bhutan en Costa Rica) en in hoeverre er duurzame ontwikkeling is gerealiseerd in de betreffende landen. Het uitgangspunt is dat de evaluatie een gezamenlijke exercitie van de betrokken landen is. Tijdens de behandeling van de Duurzame Ontwikkelingsverdragen in het Parlement is bedongen dat binnen 5 jaar na ratificatie een evaluatie van de DOV's zou dienen plaats te vinden. Periode: 19 942000.

Beleidsartikel

6 (Diverse begrotingsartikelen mbt thematische landenprogramma's)

Kosten

Ca. NLG 800 000

Tijdsplanning

2001

Evalutie van wereldwijde (onderzoek)programma's op het gebied van drinkwater en sanitatie

De evaluatie betreft de subsidie aan twee wereldwijde (onderzoek)programma's op het gebied van gebruikersbeheer van kleinschalige drinkwater en sanitatie voorzieningen en de bijbehorende institutionele ontwikkeling door informatie/trainingscentra. Het doel van de evaluatie is via meetbare indicatoren te bepalen of de activiteiten effectief (doelen bereikt binnen gestelde termijn) en efficiënt (vergelijking inzet middelen met resultaten) en duurzaam (lange termijn effect op de doelgroep) zijn geweest. Tevens dient de missie te adviseren over het nut van het subsidieren van dergelijke wereldwijde onderzoekprogramma's in algemene zin. De evaluatie heeft zowel een ex ante als een ex post karakter. Periode: nader te bepalen.

Beleidsartikel

6

Kosten

Nader te bepalen

Tijdsplanning

2001

Evaluatie PIN/OS

Het betreft een onderzoek naar de beleidsmatigheid en effectiviteit van het PIN/OS-programma in relatie tot het internationaal natuur- en het OS-beleid. Het besluit tot evaluatie is door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de bewindslieden van LNV genomen. Periode: 1996–2000

Beleidsartikel

6 (begrotingsartikel 12.01)

Kosten

Ca. NLG 100 000

Tijdsplanning

september 2000

Analyse van het energie-dossier

Analyse van de ontwikkelingen in het energie-dossier. Een inventarisatie/analyse werd eerder uitgevoerd in 1990 en 1995 op initiatief van de beleidsafdeling. De evaluatie zal betrekking hebben op de periode 1995–2000.

Beleidsartikel

Diverse

Kosten

Nader te bepalen

Tijdsplanning

2001

Eindevaluatie Netherlands Climate Change Studies Assistance Program (NCCSAP)

De evaluatie betreft het NCCSAP en een aantal daaraan voorafgaande activiteiten. Tot de evaluatie is besloten in het kader van periodieke planning. Periode: 1996–1999.

Beleidsartikel

6 (begrotingsartikel 12.01)

Kosten

Ca. NLG 300 000

Tijdsplanning

2000

Gezamenlijke evaluatie van de transportsector Ghana

De evaluatie analyseert de relevantie, doeltreffendheid en efficiency van de beleidsuitvoering met betrekking tot de transportsector (wegtransport) in Ghana. De studie wordt aangestuurd door een stuurgroep bestaande uit Ghana en enkele donoren die steun geven aan de transportsector, waaronder Nederland. De evaluatie maakt deel uit van meerjarig evaluatieprogramma van IOB. Periode: 1996–2000.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 18.04)

Kosten

NLG 100 000 (bijdrage Nederland)

Tijdsplanning

Het onderzoek is in februari 2000 gestart en zal ultimo 2000 zijn afgerond

Evaluatie IBTA (Investeringsbevordering en Technische Assistentie) en Seed Capital (Startende Ondernemers)

Het onderzoek zal zijn gericht op de efficiency en effectiviteit van beide programma's. In het bijzonder wordt bekeken of de afsplitsing van Seed Capital van IBTA nuttig is geweest. Tot de evaluatie is besloten in het kader van periodieke planning. De evaluatie betreft de periode 1998–2003.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 18.14)

Kosten

NLG 300 000

Tijdsplanning

2003

Evaluatie Kleinbedrijffonds (Speciale Programma's FMO)

Het betreft een onderzoek naar de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het KB-fonds, dat zal plaatsvinden in het kader van de overeenkomst inzake het Kleinbedrijfprogramma 1991. Aandacht voor M&O-aspecten. Periode: 1991 – 1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 18.11.02 )

Kosten

Voorlopige raming NLG 300 000

Tijdsplanning

2000

Evaluatie Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM)

PSOM richt zich op de financiering van proefprojecten van Nederlandse ondernemingen die willen investeren in of duurzame handelsrelaties willen aangaan met opkomende markten. De evaluatie moet zich richten op de effectiviteit en doelmatigheid van het instrument. Bij aanvang van het PSOM werd reeds gesteld dat het project in 2002 geëvalueerd zou worden, teneinde te bezien of het instrument zou worden gecontinueerd en uitgebreid. Aandacht voor M&O-aspecten. Periode: ca. 2000–2002.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 18.04.02)

Kosten

nog niet bekend.

Tijdsplanning

2002–2003 (voorlopige planning)

Evaluatie Programma Uitzending Managers (PUM)

Onderzoek naar doelmatigheid en rechtmatigheid van het programma. De uitkomst van dit onderzoek zal meewegen bij het besluit het programma na afloop van de overeenkomst financieel te blijven ondersteunen. Besluit tot evaluatie is reeds opgenomen in de overeenkomst met de Stichting PUM (artikel XII). Periode: 1996–2000.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 18.06)

Kosten

Ca. NLG 250 000 (voorlopige raming)

Tijdsplanning

Uitvoering vanaf medio 2001.

European Centre for Development Policy Management (ECDPM)

Het ECDPM is opgericht om ACP-landen te ondersteunen bij beleidsvorming in hun betrekkingen met de Europese Unie. Het doel van deze evaluatie is na te gaan in hoeverre aanbevelingen uit een eerdere evaluatie zijn uitgewerkt. De evaluatie heeft betrekking op de periode medio 1996 – medio 2001. Indien nodig en mogelijk zullen uit de evaluatie suggesties voortkomen voor verdere verbetering van de werkzaamheden van ECDPM.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 14.04.01)

Kosten

NLG 200 000

Tijdsplanning

2001

SADAOC

Beoogd wordt de kwaliteit van het in het kader van dit programma uitgevoerde onderzoek te beoordelen. Ook is het de bedoeling inzicht te krijgen in de mate waarin het onderzoek invloed heeft op de besluitvorming met betrekking tot voedselzekerheid in de desbetreffende West-Afrikaanse regio. De evaluatie heeft betrekking op de periode medio 1996–2001.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 14.04.01)

Kosten

Nog niet bekend

Tijdsplanning

Eind 2000.

Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen (WOTRO)

Doel van de evaluatie is de beoordeling van de voortgang, doelmatigheid en doeltreffendheid van de activiteiten van WOTRO als geheel over de afgelopen tien jaar. Besloten is de evaluatie van het vanuit het onderzoekprogramma ondersteunde PhD-programma voor onderzoekers uit ontwikkelingslanden in de evaluatie van WOTRO als geheel te integreren. De uitkomsten zullen mede richtinggevend zijn voor de besluitvorming over vervolgsubsidiëring vanuit het onderzoekprogramma.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 14.04.01)

Kosten

NLG 75 000 (bijdrage BZ)

Tijdsplanning

Het rapport wordt verwacht in december 2000.

International Institute for Communication and Development (IICD)

Beleid en activiteiten van het IICD zullen worden getoetst op relevantie voor en doeltreffendheid van, alsmede de doelmatigheid en duurzaamheid met betrekking tot de doelstellingen van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding. De evaluatie zal betrekking hebben op de periode 1997–2000. Getoetst zal worden aan de doelstellingen die in het in 1997 verschenen meerjarig beleidsplan van IICD zijn geformuleerd.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 14.05)

Kosten

Nog niet bekend

Tijdsplanning

De evaluatie wordt afgerond in oktober 2000.

Evaluatie Prins Claus Fonds

Het betreft de eerste evaluatie van het Prins Claus Fonds over de aard en uitvoering van de afgesloten overeenkomst tussen de Minister van Ontwikkelingssamenwerking en het fonds. Besluit tot evaluatie is conform artikel XIV lid 3 van de overeenkomst. Aandacht voor eventuele M&O-aspecten. Periode: 06-09-1996 (begin looptijd) t/m 31-12-1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 14.08)

Kosten/capaciteitsbeslag

Nog niet bekend

Tijdsplanning

2000

Evaluatie subsidie RNTC

Review van de doelstellingen van de subsidie en herziening van de financieringsmethodiek van input naar outputfinanciering. Het betreft een periodieke evaluatie met een ex ante karakter en aandacht voor aspecten van M&O. Periode: vanaf ca. 1994.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 14.07.03)

Capaciteitsbeslag

Ca. 0,25 fte gedurende een jaar

Tijdsplanning

2000

Landen programma Evaluatie, SNV Rwanda

Doel: verantwoording afleggen over de uitvoering van het SNV Programma in Rwanda met nadruk op de periode 1995–1999. Het betreft een eigen initiatief van SNV om meer inzicht te verwerven in de resultaten van de activiteiten die door SNV Rwanda zijn ondernomen met het oog op de accountability ten opzichte van het SNV Bestuur en het ministerie van Buitenlandse zaken. De review heeft betrekking op de periode 1995–1999.

Beleidsartikel:

8 (begrotingsartikel 13.06)

Kosten:

Ca. NLG 120 000

Tijdsplanning

Evaluatie missie: 12 juni–4 juli 2000. Eindrapport: verwacht september 2000

Landen Programme Evaluatie, SNV Bhutan

Doel: verantwoording afleggen over de uitvoering van het SNV Programma in Bhutan met nadruk op de periode 1995–1999. De evaluatie is een eigen initiatief van SNV om meer inzicht te verwerven in de resultaten van de activiteiten die door SNV Bhutan zijn ondernomen met het oog op de accountability ten opzichte van het SNV Bestuur en het ministerie van Buitenlandse Zaken. De review heeft betrekking op de periode 1995–1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.06)

Kosten:

ca. NLG 120 000

Tijdsplanning

Evaluatie missie: november 2000. Eindrapport: verwacht januari 2001.

Landen Programme Evaluatie, SNV Burkina Faso

Doel: verantwoording afleggen over de uitvoering van het SNV Programma in Burkina Faso met nadruk op de periode 1995–1999. Het betreft een eigen initiatief van SNV om meer inzicht te verwerven in de resultaten van de activiteiten die door SNV Burkina Faso zijn ondernomen met het oog op de accountabilityten opzichte van het SNV Bestuur en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De review heeft betrekking op de periode 1995–1999.

Beleidsartikelen:

8 (begrotingsartikel 13.06)

Kosten

ca. NLG 120 000

Tijdsplanning

Evaluatie missie: november 2000. Eindrapport: verwacht januari 2001.

Interdepartementaal beleidsonderzoek Medefinancieringsprogramma

De Regering heeft bepaald dat het onderzoek tot doel heeft te beoordelen in hoeverre het Medefinancieringsprogramma als instrument voor structurele armoedebestrijding een doelmatige en doeltreffende bijdrage levert aan de uitvoering van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05)

Kosten

pm

Tijdsplanning

Medio 2000.

Basisgezondheidszorg en aids

Doel van de evaluatie: inzicht krijgen in de effecten van Basisgezondheidszorg en Aids programma's op verschillende niveaus. Het betreft een toezegging aan het parlement.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05)

Kosten

NLG 235 000

Tijdsplanning

Afronding medio 2000

Partnernetwerken en Civil Society Building

De belangrijkste thema's van dit onderzoek zijn: de relevantie en betekenis van partnerstructuren van MFO's voor het thema maatschappijopbouw; de effekten van maatschappij-opbouwprogramma's; de kwaliteit van de ondersteuning van Medefinancieringsorganisaties. Het betreft een toezegging aan het parlement.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05)

Kosten

Ca. NLG 600 000

Tijdsplanning

Afronding eind 2000

Evaluatie van het vakbondsmedefinancieringsprogramma uitgevoerd door CNV-Actie Kom Over (VMP BE 6)

Doel: vergroten van het inzicht in de doelmatigheid en effectiviteit van het Vakbondsmedefinancieringsprogramma van CNV-Actie Kom Over. Het betreft een beleidsevaluatie in het kader van de VMP-overeenkomst. Periode: nader te bepalen.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05.04)

Kosten

circa NLG 135 000

Tijdsplanning

Het eindrapport van de evaluatie zal in begin 2001 worden vastgesteld.

Evaluatie FNV-beleid Vakbondsrechten in Azië (VMP BE 5)

Doel: Vergroten van het inzicht in de doelmatigheid en effectiviteit van het Vakbondsmedefinancieringsprogramma van FNV Mondiaal bij de ondersteuning van de vakbeweging in Azië. Het betreft een beleidsevaluatie in het kader van de VMP-overeenkomst. Periode: 1994–98.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 13.05.04)

Kosten:

NLG 135 000

Tijdsplanning

Medio 2000

Evaluatie Dick Scherpenzeel Stichting (DSS)

Doel: het verrichten van een evaluatiestudie naar de uitgevoerde activiteiten van de door BZ gesubsidieerde stichting vanaf 1991 tot begin 2000 en het uitbrengen van advies over de verdere ontwikkelingsmogelijkheden van de stichting. Voorts is behoefte aan inzicht in het ontwikkelingsperspectief van de DSS. Periode: 1991–1999.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 16.02.03)

Kosten

NLG 33 000

Tijdsplanning

Zomer 2000.

Evaluatie Aziëfaciliteit

Het betreft een evaluatie van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de subsidieregeling voor de Aziëfaciliteit. Periode: 1999–2001.

Beleidsartikel

9 (begrotingsartikel 14.07)

Kosten

Nader te bepalen.

Tijdsplanning

2002

Internationaal cultuurbeleid

Het betreft een beleidsevaluatie van zowel de internationale culturele samenwerking als «cultuur en ontwikkeling», waarbinnen de verschillende cultuurfondsen ook geëvalueerd zullen worden. Aangezien de onderzoeksopzet nog geformuleerd wordt, kan het doel en karakter nog niet precies worden omschreven. De evaluatie maakt onderdeel uit van de IOB-programmering. Periode: nader te bepalen.

Beleidsartikel

6 en 11(begrotingsartikelen 14.08 en 14.09)

Kosten

Nader te bepalen

Tijdsplanning

Nader te bepalen

Evaluatie Stichting 400 jaar Nederland-Japan

De evaluatie zal betrekking hebben op de activiteiten van de Stichting 400 Jaar Nederland-Japan. Het betreft een eindevaluatie. De evaluatie heeft een ex post karakter. Periode: 1996–2001.

Beleidsartikel

11 (begrotingsartikel 14.09.02)

Kosten

Nader te bepalen

Tijdsplanning

2001

II. EVALUATIES DIE GEEN SUBSIDIES BETREFFEN

II.1. Afgeronde evaluaties 1999–2000

Onderzoek loopbaanontwikkeling m/v binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken

In het regeerakkoord is vastgelegd dat elk departement zijn eigen emancipatie-actieplan moet opstellen. Tevens heeft de Regering de Tweede Kamer toegezegd dat maatregelen op het gebied van doorstroom van vrouwen naar hogere functies getroffen zullen worden. Het doel van dit onderzoek was te bezien of en in hoeverre vrouwen (ten opzichte van mannen) vanaf schaal 12, vertraging ondervinden in het doorstromen naar hogere functies. Periode: 1986–1998.

Beleidsartikel

Diverse begrotingsartikelen (06.01.01 en 07.01.01)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten

Het percentage vrouwen in hogere functies is bij BZ tussen 1986 en 1998 verviervoudigd. Toch blijft, volgens het rapport, het aandeel van vrouwen in hogere functies beperkt. Respondenten van de enquete doen ter verbetering van hun loopbaan suggesties voor: meer transparantie in besluitvorming en omtrent loopbaanperspectief, het ontwikkelen van een individueel loopbaan- en management developmentbeleid, meer mogelijkheden voor ervaring opdoen met leidinggeven en het koppelen van beoordeling en beloning aan prestaties. Daarnaast geven vrouwen aan meer mogelijkheden voor deeltijdwerk, stimulerend mentorschap en een minder op «scoren» gerichte cultuur belangrijk te vinden. Mannen vinden meer mogelijkheden voor het honoreren van extra prestaties en voor werk voor de partner in het buitenland na overplaatsing belangrijk. Het rapport formuleert een plan van aanpak, dat tot doel heeft het aandeel vrouwen in hogere gezichtsbepalende functies te vergroten.

Beleidsconclusies en vervolgactie

Een interne werkgroep heeft de aanbevelingen overgenomen. Er zijn nog geen verdere beleidsconclusies en vervolgacties geformuleerd.

Kosten

NLG 33 500

Zelfevaluatie proces van wetgeving Ministerie van Buitenlandse Zaken

Het betrof een onderzoek – mede aan de hand van een visitatie van een externe commissie – naar de kwaliteit van het wetgevingsproces en de wetgevingsorganisatie van het departement. Naar aanleiding van het Securitel-arrest en de nasleep daarvan heeft de Regering besloten een aantal maatregelen te treffen, waaronder de invoering van een legal audit, een periodiek onderzoek naar de kwaliteit van de wetgevingsorganisatie van elk departement. De onderzochte periode betrof: september 1996 tot 1999.

Beleidsartikel

Diverse artikelen

Belangrijkste resultaten en vervolg

Belangrijkste resultaten

De betekenis van de juridische dimensie voor de formulering, instrumentatie en uitvoering van beleid wordt onderschat. Beleid is niet altijd voldoende geëxpliciteerd of uitgekristalliseerd. De samenwerking tussen de Dienst Juridische Zaken (DJZ) en beleidsdirecties is voor verbetering vatbaar. Er is onvoldoende sturing op beleidsprocessen en op de inschakeling van DJZ daarbij.

Beleidsconclusies

Verbeterpunten zijn: verheldering rolverdeling DJZ-beleidsdirecties; versterking van de juridische inbreng bij beleid en beleidsmatige inbreng bij wetgeving; versterking ambtelijke en politieke sturing op wetgevingsproces; verbetering van de ondersteuning.

Vervolgacties

Beleidsdirecties zullen waar nodig hun beleid nader expliciteren en op schrift stellen. Er komen cursussen voor nieuw intredenden, ambtenaren bij overplaatsing en regelmatig zullen «opfriscursussen» worden aangeboden. Beleidsdirecties zullen het voortouw nemen bij het begin van het proces van wetgeving op hun terrein. Er komen periodieke wetgevingsoverzichten en -rapportages om de ambtelijke en politieke departementsleiding in de gelegenheid te stellen sturing te geven aan inhoud, prioritering en planning van wetgeving.

Kosten

Niet bekend

Evaluatie millenniumproject bij BZ

De doelstelling van het millenniumproject zoals deze medio 1997 door de departementsleiding werd gedefinieerd, is gehaald: BZ heeft zonder noemenswaardige problemen de overgang naar het jaar 2000 doorgemaakt. Om leerpunten voor toekomstige grote projecten te formuleren heeft in de maanden februari en maart 2000 een evaluatie plaatsgevonden van het millenniumproject bij BZ.

Beleidsartikel

Diverse (begrotingsartikel 07)

Belangrijkste resultaten en vervolg

Uit de eindevaluatie van het millenniumproject bleek dat het project naast de probleemloze millenniumovergang ook nog andere resultaten heeft opgeleverd, zoals een actuale inventarislijst, continuïteitsplannen, een actueel handboek crisisbeheersing en een adequaat ingerichte en geteste crisisruimte. Daarnaast zijn belangrijke leerpunten voor toekomstige grote projecten naar voren gekomen: er dient een duidelijk zichtbaar commitment van politieke en ambtelijke leiding te zijn; bij grootschalige projecten die op geheel BZ betrekking hebben is het essentieel dat de projectgroep voldoende mandaat heeft, dus adequate bevoegdheden en middelen, en directe toegang heeft tot de departementsleiding; er moet een heldere visie zijn op de rolopvatting van de projectgroep/het projectbureau en de daaruit af te leiden verantwoordelijkheden van de bij voorkeur vrijgestelde projectleider moeten duidelijk zijn; organiseer door externen uitgevoerde audits op de project-organisatie en de kwaliteit van de projectrapportages.

Kosten

pm

Evaluatie Saturnus-project

In het kader van het Saturnus-project zijn posten die niet over een X-25 landverbinding beschikten van een satellietschotel voorzien. Het onderzoek beoogde te bezien of de doelstelling van het Saturnus-project is bereikt. Periode: begin 1996–1998.

Beleidsartikel

Diverse (begrotingsartikel 07.01.04)

Belangrijkste resultaten/conclusies

Resultaten

Uit het onderzoek bleek dat aan de projectdoelstelling is voldaan. In het algemeen is het functioneren van het Vsat-netwerk naar tevredenheid en is de beschikbaarheid ruim voldoende. De storingsgevoeligheid blijkt gering. In de incidentele gevallen waar dit nog niet naar wens is wordt daar door het departement in samenwerking met de leverancier actie ondernomen om verbetering te bewerkstelligen.

Concreet resultaat van Saturnus: het installeren van Vsat-schotels op 100 posten en het aansluiten ervan op het wereldwijde satellietnetwerk. Hierdoor is het netwerk voorbereid op de toekomst. Operationeel: Het in beheer nemen, het monitoren van de werking en het bij storing actie ondernemen is in de ICT-organisatie belegd.

Conclusie en vervolg

Het Saturnusproject is in principe afgerond. Nog een enkele nieuwe installatie, bovenbedoelde verbeteringen en zo nodig aanpassingen volgend uit de «Wide Area Network» discussies zullen wellicht deels binnen het project worden uitgevoerd. Ook vindt er op dit moment overleg plaats inzake (preventief)onderhoud.

Kosten/capaciteitsbeslag

ca. 25 mensdagen

Onderzoek functioneren bedrijfshulpverlening

Doel: het in kaart brengen van de huidige werkwijze en het functioneren van de bedrijfhulpverleningsorganisatie in relatie tot de ARBO-wet. Het gaat om een periodieke planning, waarbij alle units van de Facilitaire dienst doorgelicht worden. Periode: 1993–1999.

Beleidsartikel

Diverse (begrotingsartikel 06.01.03)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten

De bedrijfshulpverlening voldoet qua werkwijze en functioneren aan de vereisten van de ARBO-wet. Het enigste knelpunt blijft de bezetting. Conform ARBO-wet moet bij een x-personeelsbestand een x-aantal bedrijfshulpverleners aanwezig zijn. Onbekendheid met het werk van de bedrijfshulpverlening zorgt ervoor dat er weinig animo is onder het personeel om als vrijwillig toe te treden. Afdelingen werken gezien het tijdsbeslag wat op het personeel gelegd wordt niet mee om mensen, indien er geen vrijwilligers zijn, aan te wijzen.

Beleidsconclusie en vervolgactie

Voortzetting van het huidige beleid dat conform de ARBO-wet geformuleerd is. Om het geschetste personeelsprobleem aan te pakken zal er een intensivere voorlichtingscampagne gestart worden. Via een betere PR meer begrip bij directies kweken voor de taak en het werk van de bedrijfshulpverlening, zodanig dat er zich meer vrijwilligers aanmelden of dat er makkelijker mensen beschikbaar worden gesteld.

Kosten

Stagevergoeding; capaciteitsbeslag is ca. 800 uur

Inspectie en Evaluatie Bedrijfsvoering (ISB)

Periodieke organisatiedoorlichting van dienstonderdelen is een reeds tientallen jaren gevoerde beleidslijn. Organisatiedoorlichting is een onderzoek naar het functioneren van dienstonderdelen mede in relatie tot andere dienstonderdelen. Het doel van organisatiedoorlichting is verbeteren van het functioneren van die dienstonderdelen. Het onderzoek vindt doorlopend plaats. De doorlichtingen hebben zowel een ex ante als een ex post karakter. Er wordt naar gestreefd om iedere post eens per vier jaar door te lichten. Grote OS-posten worden eens per twee jaar doorgelicht. Departementsonderdelen worden doorgelicht in de vorm van begeleide zelfdoorlichting. In 1999 hebben ca. 40 doorlichtingen plaatsgevonden.

Beleidsartikel

Diverse artikelen.

Kosten

Niet bekend.

Veiligheidsaudits posten

Met het uitvoeren van periodieke veiligheidsaudits wordt beoogd de Chef de Poste en departementsleiding inzicht te verschaffen in de kwetsbaarheid van een diplomatieke post en veiligheidsadviezen mogelijk te maken. Dit geschiedt door middel van een dreigingsinschatting en risico-analyse en het doorlichten van bestaande beveiligingsmaatregelen. Aandacht voor aspecten van misbruik en/of oneigenlijk gebruik. De auditsvinden doorlopend plaats.

Beleidsartikel

Diverse artikelen

Belangrijkste resultaten en conclusies:

Kort na voltooiing van een audit wordt een verslag met auditformulier opgemaakt en aangeboden aan de Chef de Poste en departementsleiding. Dit bevat diverse aanbevelingen voor verbetering van de veiligheid die door de lijnmanager worden gebruikt voor het (laten) uitvoeren van verbeteringen in procedurele en fysieke maatregelen

Kosten

Personeelskosten en reiskosten

Evaluatie van de hulp van de Europese Unie aan Afrika, de Pacific en Azië (ACP), Azië en Latijns Amerika (ALA) en de Zuidelijke en Oostelijke Mediterrane Regio (MED) en de door de Europese Unie verstrekte noodhulp in de periode 1991 – medio 1996

Doel: het vaststellen van de beleidsrelevantie, effectiviteit, efficiëntie en duurzaamheid van de activiteiten uitgevoerd in het kader van de respectieve programma's van de Europese Commissie. De evaluatie schenkt ook aandacht aan de aspecten coherentie, coördinatie en complementariteit. De Raad van Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking van de Europese Unie heeft medio 1995 besloten tot het uitvoeren van deze evaluatie. Het betreft een ex-post evaluatie, maar ook lopende activiteiten werden bij het onderzoek betrokken. Het accent ligt op de periode 1985–1998.

Beleidsartikel

Toerekening van EU-begroting

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten

Het eindrapport van de evaluatie (synthese van de bevindingen en conclusies van de respectieve deelevaluaties) constateerde tekortkomingen zowel ten aanzien van het beheer als de effectiviteit en efficiëntie van de hulp, ook werd de duurzaamheid van de resultaten als gering beoordeeld. Kernpunten zijn het tegengaan van de versnippering van beleidsverantwoordelijkheid en beleidsuitvoering; de noodzaak voor verdere en werkelijke delegatie van verantwoordelijkenden naar het veld, verbetering en vereenvoudiging van procedures voor de uitvoering van de hulp. Daarnaast wordt gewezen op de noodzaak tot het vergroten van de beleidscoherentie, de versterking van de armoede focus en het versterken van de evaluatiefunctie.

Beleidsconclusie

De beleidsconclusies zijn neergelegd in de op 12 mei 1999 aan de Kamer toegegane notitie «De Kwaliteit van de Europese Hulp», waarin wordt aangegeven dat Nederland (samen met gelijkgezinde lidstaten) streeft naar een verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van de EU-hulp. Voor Nederland liggen daarbij de prioriteiten op de terreinen van bestrijden van incoherenties, van versterken van de armoedefocus, het verbeteren van het management inclusief de versterking van de evaluatiefunctie.

Vervolgactie

De bevindingen en aanbevelingen van de evaluatie werden besproken op de Raad van Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking van 21 mei 1999. Het Nederlandse standpunt daarbij was onder meer het benadrukken dat de Commissie op korte termijn een «mission statement» dient te formuleren waarbij zij dient aan te sluiten bij de ontwikkelingen in de VN en DAC. Ten tweede dient in de toekomst het onderwerp coherentie onderdeel te zijn van de «terms of reference» van evaluaties die door de evaluatiedienst van de Commissie worden geëntameerd. Ten derde werd aangegeven dat Nederland niet kan instemmen met de door de evaluatoren te eenzijdig geformuleerde aanbevelingen inzake EU-coördinatie. Nederland is voorstander van bredere coördinatie, waarbij alle relevante donoren betrokken zijn, en waarbij zo mogelijk het ontvangende land de leiding heeft. Ten vierde is aangedrongen op een onafhankelijke evaluatiedienst, naar het model van bijvoorbeeld Nederland of de Wereldbank. Tot slot werd de wens tot concentratie van de verantwoordelijkheid voor de communautaire hulp ondersteund. Het verslag van de OS Raad van 21 mei 1999 werd in juni van dat jaar aan de Kamer gezonden.

De Commissie liet weten de conclusies en aanbevelingen van de evaluatie te aanvaarden en stelde deze ook al in belangrijke mate uit te voeren, met name in het kader van de voorbereidingen op de nieuwe Lomé conventie. Daarnaast werd aangegeven dat de aanbevelingen worden meegenomen in de reorganisatie van de Commissie.

Nederland zal de implementatie van de aanbevelingen van de evaluatie nauwlettend volgen.

Kosten

De evaluatie werd gefinancierd uit het evaluatiebudget van de Europese Commissie.

Evaluation of the North South Centre of the Council of Europe

Doel van de evaluatie was een oordeel te vellen over de effectiviteit en efficiëntie van het Centrum in relatie tot haar mandaat, doelstellingen en middelen. De evaluatie was het gezamenlijk initiatief van enkele lidstaten van het Centrum, te weten Zwitserland, Nederland, Zweden, Liechtenstein en Cyprus. De evaluatie heeft betrekking op de periode 1996–1999.

Beleidsartikel

5 (begrotingsartikel 17.01.11)

Belangrijkste resultaten/conclusies

Resultaten

De belangrijkste conclusies van de evaluatie zijn dat het bereik, de effectiviteit en de efficiëntie van het Centrum verbeterd moeten worden. Geconcludeerd is wel dat het Centrum na 10 jaar nog altijd een duidelijke toegevoegde waarde heeft.

Beleidsconclusie

Om zich beter te kunnen positioneren dient het Centrum haar werkterrein nauwkeuriger af te bakenen, zich te concentreren op het uitvoeren van activiteiten waarin het Centrum toegevoegde waarde heeft, haar naambekendheid te vergroten, en haar organisatie en financiële positie te verbeteren.

Vervolgactie

Het Centrum heeft een reactie opgesteld en zal een plan van aanpak opstellen. De lidstaten hebben een werkgroep opgericht die de voortgang van de implementatie van de aanbevelingen zal monitoren.

Kosten

NLG 51 000 (bijdrage Nederland).

Onderzoek naar het functioneren van het systeem van waarderingscijfers

Het doel van de evaluatie is de ervaringen met een proef met het systeem van waarderingscijfers op een drietal posten te analyseren en beoordelen ten einde advies uit te brengen over de wenselijkheid tot algemene invoering van het systeem ten behoeve van de verdere versterking van de monitoring van de hulpuitvoering. De evaluatie maakt deel uit van de IOB-evaluatieprogrammering 1999–2000. De nadruk van de evaluatie ligt op de periode 1996–1999 (dat wil zeggen de tijdspanne van de proef met de waarderingscijfers).

Beleidsartikel

6 (Diverse begrotingsartikelen met betrekking tot thematische landenprogramma's)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Gerapporteerd is in: Waarderingscijfers: ervaringen met het proefsysteem van waarderingscijfers in Bolivia, Mali en Pakistan. Gepubliceerd als IOB-werkdocument, september 1999

Resultaten

De bevindingen waren overwegend positief. Op twee van de drie posten vervulde het systeem van waarderingscijfers een signaalfunctie met een duidelijke meerwaarde voor de monitoring van de ontwikkelingsactiviteiten. Er was op die posten geen sprake van een extra tijdsbeslag voor de medewerkers. Ofschoon de beoordeling van de voortgang van de hulpactiviteiten transparanter werd, was de meerwaarde van de toepassing van waarderingscijfers bij het beheer van de gehele activiteitenportefeuille echter gering. Aanbevolen werd het waarderingssysteem algemeen in te voeren en tegelijk extra maatregelen te nemen op het gebied van project- en programma-ontwerp en monitoring.

Beleidsconclusies

Een departementale werkgroep heeft de aanbevelingen overgenomen

Vervolgactie

Thans wordt bezien op welke wijze de aanbevelingen in de praktijk kunnen worden gebracht

Kosten

NLG. 78 000

Evaluatie van het Domestic Water Supply Programme (DWSP)

Het doel van de evaluatie was via meetbare indicatoren te bepalen of de activiteit effectief (doelen bereikt binnen gestelde termijn) en efficiënt (vergelijking inzet middelen met resultaten) en duurzaam (lange termijn effect op de doelgroep) is geweest. Tevens diende de missie te adviseren over verdere mogelijke ondersteuning van de rurale watersector in Tanzania na afloop van het DWSP. Tot de evaluatie is besloten gezien de omvang van het programma en de belangrijke beleidsmatige dynamiek, die de afgelopen jaren in Tanzania heeft plaatsgevonden (decentralisatie) en ook om een adequate follow up te geven aan het negatieve oordeel destijds (1993) van IOB over het door Nederland gesteunde rurale drinkwaterprogramma van voor 1993. De evaluatie heeft zowel een ex ante als een ex post karakter.

Beleidsartikel

6 (diverse begrotingsartikelen mbt thematische landenprogramma's)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten

De missie was van oordeel dat alleen in de Shinyanga region sprake is van een ontwikkeling naar duurzame voorzieningen. De tijdens de activiteiten opgerichte «Water User Groups»spelen bij het beheer van de voorzieningen een cruciale rol. Er is een begin gemaakt met eigendomsoverdracht van de systemen naar de dorpsgemeenschappen en dit proces moet in de komende jaren worden voltooid. Dit eigendom is nu bij de wet vastgelegd en deze wettelijke basis is een van de belangrijke verworvenheden van het DWSP. De duurzaamheid van de voorzieningen is in Morogoro veel minder gewaarborgd door de geringe cost recovery (dat is in Shinyanga veel beter). De voornaamste reden hiervoor is dat in Morogoro water niet als een prioritaire behoefte wordt gezien (er is voldoende en er zijn alternatieve bronnen).

Beleidsconclusie

Op basis van de evaluatie heeft de betrokken ambassade besloten het programma in Morogoro af te bouwen en zich te concentreren op assistentie aan de succesvolle ontwikkeling in Shinyanga.

Kosten

NLG 140 000

Multi-donor evaluatie van het United Nations Capital Development Fund (UNCDF)

Het hoofddoel van deze, door IOB geleide, multi-donor evaluatie was na te gaan in hoeverre het UNCDF de in 1995 gepubliceerde beleidsplan «Poverty Reduction, Participation and Local Governance» herformuleerde doelstellingen heeft kunnen vertalen in een gewijzigde interventiestrategie (keuze van programma's, samenwerking met partnerorganisaties, samenwerking met andere donoren, inclusief UNDP, ed.). Tevens werd nagegaan op welke wijze de hulp wordt uitgevoerd (aspecten: coördinatie, efficiency, participatie van lokale en centrale overheden in de planning en uitvoering). De evaluatie maakt deel uit van het besluit van de UNCDF-donoren gedaan in 1995 tot het verlenen van een verzekerde financiering voor drie jaar. Periode: 1995 – 1999

Beleidsartikel

7 (begrotingsartikel 18.09 )

Belangrijkste resultaten/conclusies

belangrijkste resultaten

Het onderzoek concludeert dat UNCDF met het in 1995 ingezette beleid haar identiteit heeft versterkt door deskundigheid te ontwikkelen op het terrein van decentralisatie en lokaal bestuur, alsmede microfinanciering. Het potentieel van de organisatie is verbeterd en de nieuwe benaderingswijze heeft een gunstig effect op de werkzaamheden in het veld. Ondanks de geconstateerde veranderingen, concludeert de evaluatie dat de gewenste vertaling van het beleid in kwalitatief goede project- en programmavoorstellen nog dient plaats te vinden. Voorts is een effectief systeem van monitoring en evaluatie van de interventies nodig met nadruk op de terugkoppeling van evaluatiebevindingen naar beleid. Daarnaast dient UNCDF haar gebleken comparatieve voordeel van een innovatieve en flexibele benadering verder te kapitaliseren door middel van beleidsbeinvloeding van donoren, UNDP en de (lokale) autoriteiten.

Beleidsconclusie

In de beleidsreactie heeft de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aangegeven het belang te erkennen om UNCDF te blijven steunen. De Nederlandse algemene bijdrage voor 2000 aan UNCDF is met NLG 1miljoen verhoogd tot NLG 16 miljoen.

Vervolgactie

De evaluatieresultaten werden door de Uitvoerende Raad van UNDP besproken in september 1999.

Kosten

NLG 494 000 (aandeel Nederland)

Lezersonderzoek Samsam

Doel en karakter onderzoek: het doen van marktonderzoek naar de doelmatigheid en het gebruik van en de waardering voor het 10 x per jaar verschijnende maandblad voor kinderen over ontwikkeling en andere culturen Samsam (middels een projectovereenkomst ondergebracht bij het KIT in Amsterdam), het gebruik ervan in het onderwijs en de doelmatigheid van het project.

Tot de evaluatie is besloten in het kader van periodieke planning. Het lezersonderzoek heeft in 1999 plaatsgevonden.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 16.02.03)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten: zowel leerkrachten (die als intermediair fungeren) als leerlingen (de eigenlijke doelgroep) zijn positief over Samsam. Het blad scoort gemiddeld tot hoog op de lees- en gebruiksfrequentie, de leesintensiteit, de waardering van leerlingen en leerkrachten voor het blad en de meerwaarde van het blad bij gebruik in het onderwijs.

Beleidsconclusie: er is geen directe aanleiding deze meer interactieve formule (gekoppeld aan een website) te wijzigen, los van de continue veranderingen en aanpassingen die voor ieder modern blad gelden.

Vervolgactie

Samsam, waarvoor een uitbestedingsovereenkomst met het KIT bestaat, wordt conform de regelgeving in 2000 Europees aanbesteed, waarbij de huidige formule en verspreiding in Nederland, Suriname en Antillen als uitgangspunt geldt.

Kosten:

NLG 38 400

Benchmark onderzoek naar de economische activiteiten van het postennet

Tegen de achtergrond van de herijking en het belang van de permanente versterking van het economische belang in het buitenlandse beleid, hebben de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken een benchmarkonderzoek laten uitvoeren naar de economische activiteiten van het postennet. De evaluatie heeft naast ex post tevens ex ante aspecten. Periode: 1999.

Beleidsartikel

9 (Diverse begrotingsartikelen)

Belangrijkste resultaten/conclusies

Het onderzoek geeft een goed overzicht van de wijze waarop de betrokken landen hun activiteiten op het terrein van economische belangenbehartiging hebben ingericht. Op grond hiervan is een aantal interessante aanbevelingen voor Nederland geformuleerd. Deze aanbevelingen worden grotendeels overgenomen. Zo zal er veel meer aandacht worden besteed aan het opbouwen en vasthouden van kennis op het gebied van handels- en investeringsbevordering. Ook zal een verdere professionalisering van het dienstenpakket plaatsvinden. Tenslotte stellen de onderzoekers dat Nederland, ondanks de doelstellingen van de herijking, geen coherente nationale exportstrategie heeft ontwikkeld. De regering ziet in deze aanbeveling een bevestiging van het streven om het Nederlandse exportbeleid eenduidiger te presenteren. De Tweede Kamer wordt in 2000 nader geïnformeerd over de wijze waarop de regering een vervolg aan dit onderzoek wil geven.

Kosten/capaciteitsbeslag

NLG 300 000 en 1 fte

Onderzoek naar het beeld van Nederland in het buitenland

Doel van het onderzoek was na te gaan welk beeld buitenlandse «influentials» hebben van Nederland en welk beeld zij uitdragen naar hun omgeving. Periode: 1999.

Beleidsartikel

9 (begrotingsartikel 07.01.05)

Belangrijkste resultaten/conclusies

Het imago van Nederland is positief op bijna alle hoofdkenmerken: zakelijkheid, politieke stabiliteit, toerisme en veiligheid. Het imago is minder gunstig wat betreft ethiek (abortus, euthanasie) en innovativiteit. Het Nederlands imago is gunstig geprofileerd ten opzichte van andere Europese landen. Het sterke openbaar vervoer netwerk is te onbekend. Het imago van Nederland is het minst goed in Europese landen en de VS.

Vervolg

In 2000 zal het onderzoek kwalitatief worden verdiept.

Kosten

41 000

Evaluatie deelname van Nederlanders in het buitenland aan de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Doel van het onderzoek is het opsporen van eventuele knelpunten bij de registatieprocedure en de verzending van de briefstembiljetten. Het betreft een toezegging door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het parlement. Periode: 3 november 1997–6 mei 1998.

Beleidsartikel

10 (begrotingsartikel 07.01.05)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Gerapporteerd is in: Evaluatienota van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 juni 1999 verzonden aan de Tweede Kamer, met afzonderlijk evaluatieverslagen van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de gemeente Den Haag. In die nota is geconcludeerd dat de maatregelen die na de verkiezingen van 1994 ter verbetering zijn ingevoerd, resultaat hebben gehad. Voorts is geconcludeerd dat er één knelpunt resteerde, namelijk de krappe termijn tussen de verzending van de briefstembescheiden en de datum waarop de briefstem terug ontvangen moet zijn. Met betrekking tot deze termijn is advies gevraagd aan de Kiesraad en naar aanleiding hiervan is besloten geen wetswijziging door te voeren.

Kosten/capaciteitsbeslag

ca. 160 arbeidsuren (voor BZ)

Het functioneren van de consulaire keten

Het onderzoek ging in op de volgende vragen: levert de consulaire keten (DPC en de posten) met haar werkzaamheden efficiënt, klantgericht en tegen een adequate kostprijs de juiste resultaten op? Welke verbetermogelijkheden zijn er in efficiency, klantgerichtheid, kosten(door)bere- kening en het naleven van de overeengekomen normen? Het voornemen tot onderzoek was opgenomen in de ontwerp-begroting 2000. Periode: stand van zaken eind 1999.

Beleidsartikel

10 (begrotingsartikelen 06 en 07)

Belangrijkste resultaten en conclusies

De consulaire keten levert thans over het algemeen de juiste resultaten voor haar omgeving op. De aanbevelingen betreffen hoofdzakelijk maatregelen gericht op een verdere kwaliteitsverbetering van de werkprocessen met inbegrip van de communicatie met de posten. Beleidsconclusies en vervolgacties n.a.v. het onderzoek zijn nog in voorbereiding.

Kosten

NLG 400 000

De Campagne Wijs op Reis

Jaarlijks stranden mensen in het buitenland omdat zij zich verkeerd op hun reis hebben voorbereid. Het ministerie voert daarom een campagne met als doel vooral lager opgeleiden te informeren over de voorbereiding van vakantiereizen. De campagne is gestart in de zomer van 1999. Doel van het onderzoek was het meten van de campagne-effecten, om een antwoord te krijgen op de centrale vraag of de campagne effect heeft op de betrokkenheid bij en kennis over de voorbereiding op buitenlandse reizen. Het onderzoek werd gehouden in het kader van de richtlijn van de ministerraad om grote massamediale campagnes van ministeries bij de Voorlichtingsraad (VORA) aan te melden, te toetsen en de effecten ervan te meten. Periode: eind 1998 (0-meting) tot half september 1999 (eindmeting).

Beleidsartikel

10 (begrotingsartikel 07.01.05)

Belangrijkste resultaten en conclusies

Resultaten

Op grond van de nul-meting in 1998 heeft het ministerie besloten om zich in de campagne te concentreren op drie maatregelen die de consument kan nemen om beter beschermd te zijn tegen (de gevolgen) van diefstal: noteren van paspoortnummer, blokkeernummers van creditcards en pinpas en alarmnummer van de verzekering. Vastgesteld werd dat in de 1-meting na de campagne (d.m.v. rtv-spots, brochure en website) juist deze drie maatregelen een grote stijging hebben ondergaan: respectievelijk 17%, 13% en 18%.

Conclusies

De hoofdconclusie is dat de campagne een zeer gunstig effect heeft gehad, maar dat het verzadigingspunt nog niet is bereikt. Er is voldoende reden de campagne te vervolgen, zonder dat een belangrijke wijziging van strategie nodig is. Gebleken is dat de campagne nog meer mensen kan bereiken.

Vervolgactie

De campagne Wijs op Reis wordt in 2000 voortgezet, met inzet van middelen als: deelname aan vakantiebeurs, brochure en website Wijs op Reis, buitenreclame op stads/streekbussen in vier grote agglomeraties.

Kosten

NLG 70 000

II.2. Lopende en voorgenomen evaluaties 2000–2005

Behartiging buitenlandse belangen van de Nederlandse Antillen en Aruba

De evaluatie verkeert in een voorbereidende fase. Het is de bedoeling de studie op te zetten als «formatieve evaluatie» met nadruk op beleidsvormende aspecten. De evaluatie zal een toekomstgericht karakter dragen (beleidsvormend). Evaluatie maakt deel uit van de meerjaren evaluatieprogrammering van IOB. Periode: nader te bepalen.

Beleidsartikel

N.v.t.

Kosten

nader te bepalen

Tijdsplanning

Evaluatie zal plaatsvinden in de tweede helft van 2000

Evaluatie Interdepartementale Commissie Europees Recht

Het betreft een onderzoek naar het functioneren van de Europeesrechtelijke coördinatie in het kader van de Interdepartementale Commissie Europees Recht. Het onderzoek betreft een toezegging aan het parlement. Periode:1998–2000.

Beleidsartikel

Diverse.

Kosten

Nog niet bekend

Tijdsplanning

2e helft 2000

Inspectie en Evaluatie Bedrijfsvoering (ISB)

Periodieke organisatiedoorlichting van dienstonderdelen is een reeds tientallen jaren gevoerde beleidslijn. Organisatiedoorlichting is een onderzoek naar het functioneren van dienstonderdelen mede in relatie tot andere dienstonderdelen. Het doel van organisatiedoorlichting is verbeteren van het functioneren van die dienstonderdelen. Het onderzoek vindt doorlopend plaats. De doorlichtingen hebben zowel een ex ante als een ex post karakter.

Beleidsartikel

Diverse artikelen

Kosten

Niet bekend

Tijdsplanning

Er wordt naar gestreefd om iedere post eens per vier jaar door te lichten. Grote OS-posten worden eens per twee jaar doorgelicht. Departementsonderdelen worden doorgelicht in de vorm van begeleide zelfdoorlichting.

Evaluatie huisvestingsproces

Bij de Dienst Gebouwen Buitenland wordt een resultaatgerichte werkwijze geïntroduceerd. Na enige jaren zal een brede evaluatie plaatsvinden op onder meer de volgende aspecten: informatievoorziening, sturings- en verantwoordingsrelaties. Periode: circa 1999–2002.

Beleidsartikel

Diverse. (begrotingsartikelen 07.01 en 07.02)

Kosten/capaciteitsbeslag

Nader te bepalen

Tijdsplanning

2003

Veiligheidsaudits posten

Met het uitvoeren van periodieke veiligheidsaudits wordt beoogd de Chef de Poste en departementsleiding inzicht te verschaffen in de kwetsbaarheid van een diplomatieke post en veiligheidsadviezen mogelijk te maken. Dit geschiedt door middel van een dreigingsinschatting en risico-analyse en het doorlichten van bestaande beveiligingsmaatregelen. Aandacht voor aspecten van misbruik en/of oneigenlijk gebruik. De audits vinden doorlopend plaats.

Beleidsartikel

Diverse.

Kosten

Personeelskosten en reiskosten

Tijdsplanning

Audits worden op geregelde tijden uitgevoerd.

Evaluatie documentaire informatievoorziening

Evaluatie van de handhaving en bevordering van de kwaliteit van de documentaire informatievoorziening. Evaluatie in het kader van reguliere planning voortkomend uit raamregels, beheerregels en kaderafspraken documentaire informatievoorziening. Periode: 1999–2000.

Beleidsartikel

Diverse. (begrotingsartikelen 06.01.03 en 07.01.04)

Kosten

Nader te bepalen

Tijdsplanning

December 2000

Evaluatie AVT

De afronding van de vorige evaluatie van de werkzaamheden van de hoofdafdeling Vertalingen vond plaats in 1996. De evaluatie die gedurende twee jaar plaats vond ging gepaard met een omvangrijke reorganisatie van AVT. De precieze doelstelling van het onderhavige voorgenomen onderzoek dient nog nader te worden uitgewerkt. Het onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van de periodieke planning van AVT. Periode: ca. 1996–2000.

Beleidsartikel

Diverse. (begrotingsartikel 06.01.01)

Kosten

Nader te bepalen.

Tijdsplanning

Eind 2000/begin 2001.

Evaluatie Adviesraad Internationale Vraagstukken

De AIV is per 1 januari 1998 met zijn werkzaamheden gestart. Conform de Kaderwet Adviescolleges dient hij tenminste eens in de vier jaar een evaluatieverslag over haar werkzaamheden op te stellen.

Beleidsartikel

1 (begrotingsartikel 07.05)

Kosten

Nader te bepalen.

Tijdsplanning

2002

Evaluatie Agenda 2000.

In maart 1999 bereikte de Europese Raad in Berlijn overeenstemming over de financiering van de uitgaven van de Unie voor de periode 2000–2006. De inzet van Nederland bij de onderhandelingen was hoog: een vermindering van de Nederlandse bijdrage met NLG 1,3 miljard in het jaar 2002. Tegen de verwachting in wist Nederland een vermindering van de bijdrage te bewerkstelligen van NLG 1,55 miljard. Het doel van de evaluatie is het in kaart brengen van de verklarende factoren die hebben geleid tot het voor Nederland succesvol afronden van de onderhandelingen over Agenda 2000. Evaluatie vormt onderdeel van: jaarprogrammering van IOB. Periode: juli 1997 tot april 1999.

Beleidsartikel

5 (begrotingsartikel 08.01 en evt. andere artikelen.)

Kosten

NLG 50 000 (raming)

Tijdsplanning

2001

Evaluatie Schuldverlichting

Analyse en beoordeling van ontwikkeling, uitvoering en effecten van het Nederlandse Schuldverlichtingsbeleid. Evaluatie maakt deel uit van de IOB-programmering. Periode:1990–1999 (naar verwachting)

Beleidsartikel

6 (begrotingsartikel 15.01 (voornamelijk))

Kosten

Nog niet bekend

Tijdsplanning

Uitvoering van het onderzoek: 2001. Rapportage waarschijnlijk eind 2001/ begin 2002.

Sectorevaluatie gezondheid, voeding en bevolking

Doel is na te gaan in hoeverre de activiteiten op het gebied van gezondheid, voeding en bevolking hebben bijgedragen tot de verbetering van de gezondheidssituatie van met name arme bevolkingsgroepen. Dit houdt in een oordeel over het type activiteiten dat in uitvoering is genomen, alsmede een oordeel over de effectiviteit, efficiëntie en duurzaamheid van de activiteiten. Ook nog in uitvoering zijnde activiteiten worden in de evaluatie meegenomen. De evaluatie maakt deel uit van de IOB-programmering. Periode: 1991–1999.

Beleidsartikel

6 (begrotingsartikel 13.08 (indirect tevens 13.09.01; 13.09.02 en 16.05))

Kosten

Begroot: NLG 720 000

Tijdsplanning

eindrapportage: juli 2001

Evaluatie van het Consultancy Trust Funds bij de AfDB

Doel: evalueren van bovengenoemd Trust Funds, om te besluiten of een verlenging wenselijk is. Aspecten waarop gelet zullen worden zijn: ontwikkelingsrelevantie, effect voor capaciteitsopbouw bij de AfDB, betrokkenheid van Afrikaanse consultants. Aandacht voor eventuele aspecten van M&O. Periode: 1996–2000.

Beleidsartikel

7 (begrotingsartikel 18.01)

Kosten

Schatting: NLG 30 000

Tijdsplanning

Najaar 2000

Evaluatie van drie activiteiten die deel uitmaken van de in 1999 verstrekte macro-georiënteerde programmahulp

Doel van de evaluatie is het onderzoeken van de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van drie verschillende vormen van macro-georiënteerde programmahulp die in 1999 zijn verstrekt. Het onderzoek wordt uitgevoerd naar aanleiding van een toezegging aan de Tweede Kamer in de reactie van de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op het rapport van de Algemene Rekenkamer over programmahulp. Aandacht voor eventuele aspecten van M&O. Het onderzoek heeft betrekking op de periode van de besluitvorming tot overmaking en besteding van de macro-georiënteerde programmahulp (januari 1999–circa juni 2000).

Beleidsartikel

6 (begrotingsartikelen 15.01.01)

Kosten

Nog onbekend

Tijdsplanning

Eind 2000

Thema-evaluatie voeding

Doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de ervaringen teneinde hieruit lessen voor toekomstig beleid te trekken. Review en tussentijdse projectevalatie van een aantal organisaties die activiteiten op het gebied van borstvoeding/zuigelingenvoeding uitvoeren. In samenwerking met Sida (Zweden). Het betreft projecten in de uitvoerings- en eind-fase met een looptijd tm 1998.

Beleidsartikel

6 (begrotingsartikel 13.08)

Kosten

schatting is NLG 100 000

Tijdsplanning

2000

Evaluatie van UNDP

De evaluatie verkeert in een voorbereidende fase. Overleg tussen de UNDP-donoren en UNDP inzake de timing, specifieke aard en aansturing van de evaluatie dient nog te worden gevoerd. IOB neemt actief deel aan dit overleg. Het uitgangspunt voor de voorgenomen evaluatie is dat deze een bijdrage levert aan het beleidsmatige en organisatorische veranderingsproces dat UNDP thans doormaakt. Besluit tot deze evaluatie moet nog worden genomen. Periode: nader te bepalen.

Beleidsartikel

7 (begrotingsartikel 16.04)

Kosten

Nader te bepalen

Tijdsplanning

Nader te bepalen

Evaluatie van UNFPA

De evaluatie waarvoor het voorstel is gedaan door de evaluatiedienst van het Duitse ministerie van Ontwikkelingssamenwerking verkeert in een voorbereidende fase. Het is de bedoeling de studie op te zetten als «multi-donor evaluatie» waarbij IOB zal deelnemen in de stuurgroep. Besluit tot deze evaluatie moet nog worden genomen. Periode: nader te bepalen.

Beleidsartikel

7 (begrotingsartikel 13.09.01)

Kosten

nader te bepalen

Tijdsplanning

Nader te bepalen

Lezersonderzoek maandblad Internationale Samenwerking (IS)

Doel en karakter onderzoek: periodiek onderzoek naar leesgedrag en waardering voor IS; het signaleren van trends hierin, de relatie met nieuwe media en trends in relatie tot vorige onderzoeken in 1994 en 1997. Exacte doel moet nog worden geformuleerd. Tot het onderzoek is besloten in het kader van periodieke planning. Periode 1997–2000.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 16.02.03)

Tijdsplanning

Start: najaar 2000.

Evaluatie CBI als agentschap

Doel van de evaluatie is om het functioneren van het CBI als agentschap te evalueren. De evaluatie heeft zowel ex ante als ex post aspecten. Periode: 1998–2000.

Beleidsartikel

8 (begrotingsartikel 18.07)

Kosten

Geen.

Tijdsplanning

Rapportage verwacht: eind 2000/begin 2001

Evaluatie intensivering gedetineerdenzorg

In 1998 is ten behoeve van de intensivering van de gedetineerdenzorg NLG 2 miljoen beschikbaar gesteld. De Tweede Kamer heeft in een motie (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 203, nr. 7) verzocht voor het einde van dat jaar de regering te rapporteren op welke wijze de door de minister toegezegde maatregelen zullen worden verwezenlijkt. In november 1998 is de kamer hierover een brief toegekomen waarin de maatregelen van het plan van aanpak zijn uiteengezet. In dit plan van aanpak is opgenomen dat in de 2e helft van 2000 dit plan wordt geëvalueerd en zal worden bekeken of de intensivering in verhouding staat tot de geïnvesteerde middelen. Periode: 1998–2000

Beleidsartikel

10

Kosten

Nog niet bekend.

Tijdsplanning

Uitvoering september–november 2000. Rapportage verwachtbaar eind 2000.

Doelmatigheidsonderzoek besteding VJN-asielgelden

Onderzoek naar de doeltreffendheid van de sedert 1999 genomen maatregelen gericht op de kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de BZ-uitvoeringscapaciteit met betrekking tot asiel- en migratie-gerelateerde werkprocessen, voorzover gefinancierd uit de daartoe bij Voorjaarsnota 1999 additioneel ter beschikking staande begrotingsmiddelen. Periode: 1999 tot eind 2002.

Beleidsartikel

10 (Diverse begrotingsartikelen)

Kosten

Nog niet bekend.

Tijdsplanning

Tweede helft 2002.

Tracking onderzoek Wijs op Reis Campagne 2000.

Doel: het meten van de campagne-effecten en van de betrokkenheid bij en kennis over een goede voorbereiding op buitenlandse reizen. Het onderzoek wordt gehouden in het kader van de richtlijn van de ministerraad om grote massamediale campagnes op resultaten te toetsen. Hiervoor is recent door de Directie Toegepaste Communicatie (DTC) van de RVD een meet- en evaluatie instrument, de zogeheten Tracking ontwikkeld. Periode: medio april 2000 tot en met juli 2000.

Beleidsartikel

10 (begrotingsartikel 07.01.05)

Kosten

NLG 80 000

Tijdsplanning

Nazomer 2000

Evaluatie overplaatsingsronde 2000

De evaluatie van de overplaatsingsronde is er op gericht om vast te stellen of de nieuwe overplaatsingssystematiek bijdraagt aan de doelstellingen van het nieuwe personeelsbeleid. Een belangrijk uitgangspunt in dat nieuwe beleid luidt dat in principe alle functies dienen te worden vervuld, terwijl er voor alle goed functionerende personeelsleden een functie beschikbaar dient te zijn. In het kader van de evaluatie zal aandacht worden besteed aan:

– de effectiviteit van de te onderscheiden stappen in het overplaatsingsproces;

– de mate van waardering door de verschillende actoren voor de te onderscheiden stappen in het overplaatsingsproces;

– de rolinvulling door de verschillende actoren;.

– de mate van tevredenheid bij de verschillende actoren over de voor hen relevante resultaten van de overplaatsingsronde.

Beleidsartikel

12 (begrotingsartikel 06.01)

Kosten

Raming: NLG 200 000

Tijdsplanning

Het evaluatie-onderzoek vindt plaats in de periode 1 juli 2000 tot 1 december 2000. Het onderzoeksrapport is in december beschikbaar voor de departementsleiding.

Review van de kwaliteit van de beheersadvisering

Doel van het onderzoek is inzicht te verkrijgen in de sterke en zwakke kanten van de beheersadvisering bij ambassades en directies op het departement ten einde een bijdrage te leveren aan een structurele verbetering van het beheer door budgethouders.

Beleidsartikel

12

Kosten

Nader te bepalen

Planning

2001

Licence