Inleiding
De huidige veiligheidssituatie onderstreept het belang van een krachtige en toekomstbestendige krijgsmacht die beschikt over voldoende voortzettingsvermogen. Afschrikking is ons sterkste wapen en daarvoor staan militaire paraatheid en gevechtskracht centraal: geloofwaardige slagkracht leidt tot afschrikking en is nodig om te vechten als het moet en dit gevecht te winnen. Onontbeerlijk daarvoor zijn kwalitatief goed materieel, IT en fysieke infrastructuur die in voldoende mate en tijdig beschikbaar zijn. Het Defensiematerieelbegrotings-fonds (DMF) draagt bij aan goed meerjarig en integraal beheer van de finan-ciering en de bekostiging van de ontwikkeling, verwerving, instandhouding en afstoting van het materieel, IT en fysieke infrastructuur van Defensie.
Defensie werkt onverminderd door aan de realisatie van het investeringsprogramma voor materieelprojecten, digitalisering en infrastructuur. In lijn met de Defensienota 2024 wordt aanvullend geïnvesteerd in lucht- en raketverdediging, voortzettingsvermogen en versnelde realisatieplannen. Waar mogelijk versnelt Defensie projecten die nodig zijn voor de prioriteit hoofdtaak 1, het beschermen van het Nederlandse grondgebied en dat van onze bondgenoten. Versnelling is nodig door de veranderde internationale verhoudingen. Defensie zal prioriteiten moeten stellen en versnellen. We blijven inzetten op een versnelling van de versterking van de krijgsmacht op korte termijn waar ook op langere termijn van wordt geprofiteerd.
Budgettaire verwerking Voorjaarsbesluitvorming 2025
Met de Voorjaarsnota 2025 investeert het Kabinet structureel € 737 miljoen extra in Defensie. Deze intensivering komt bovenop de structurele investering van € 420 miljoen, die als gevolg van afspraken uit het hoofdlijnenakkoord met de koppeling tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp beschikbaar is gesteld aan de Defensiebegroting. Beide reeksen zijn met de voorjaarsbesluitvorming toegevoegd aan het DMF.
In de Ontwerpbegroting 2026 is de bijstelling als gevolg van de volumeontwikkeling bbp budgettair verwerkt. Eerst is loonruimte gereserveerd, vervolgens is het deel van de prijsbijstellingsbehoefte gedekt dat niet met de ontvangen prijsbijstelling kon worden gedekt en daarna zijn de valutaschommelingen in het DMF gemitigeerd. Het restant is beschikbaar gesteld voor het op sterkte brengen/houden van bestaande investeringsprojecten binnen de Defensie Lifecycle Plan (DLP) systematiek.
Voor de intensiveringsreeks startend in 2027 en oplopend tot structureel € 737 miljoen vanaf 2030 wordt een bestedingsplan opgesteld, waarover uw Kamer zal worden geïnformeerd. Budgettaire verwerking van het bestedingsplan volgt dan met het eerstvolgende begrotingsmoment.
Actualisatie en wendbaarheid Defensie Materieelproces
Het stroomlijnen van de voorzien-in keten is een doorlopend verbeterproces. Defensie verwacht in de komende jaren meerdere grote materieel- en wapensysteemgebonden IT-projecten te starten. Ook worden lopende projecten waar mogelijk uitgebreid. Het is daarom van belang de schaarse capaciteit in de ‘voorzien-in’ keten zo efficiënt mogelijk in te zetten.
De ontwikkelingen in de wereld vragen om actie en snelheid. Defensie streeft ernaar om de verwerving van nieuw materieel te versnellen en effectief in te spelen op veranderende behoeften. Voor de verhoging van de wendbaarheid en de vermindering van de werklast van zowel Defensie als uw Kamer, wordt soms gekozen om meerdere behoeftestellingen in één A-brief samen te voegen. De gecombineerde A-brief materieelprojecten (Kamerstuk 27830, nr. 463) is hier een voorbeeld van. Defensie zal waar mogelijk ook in 2026 gebruikmaken van het ‘clusteren’ van Defensie Materieel Proces (DMP)-brieven.
Investeringen en samenwerking
De huidige veiligheidssituatie vraagt om een krijgsmacht die in staat is om in te zetten op krachtige afschrikking en collectieve verdediging. Dit doen en kunnen we niet alleen. Dit doen wij militair in NAVO-verband en met Europese partners voor zowel ons eigen als het bondgenootschappelijk grondgebied. Het investeringsprogramma van Defensie bestaat uit een breed scala van investeringen in nieuwe capaciteiten en wapensystemen, gevechtsondersteuning, operationele ondersteuning, digitale transformatie, vastgoed, munitie, en innovatie. Hierbij houden we oog voor mogelijke combinaties met investeringen van partners.
Daarnaast is de modernisering en versterking van onze krijgsmacht alleen mogelijk door de voortzetting en intensivering van de samenwerking met onze strategische internationale en nationale civiele partners. Door slim en intensief samen te werken met deze kennisinstellingen en het bedrijfsleven zetten we in op de opschaling en structurele versterking van de defensie-industrie in Nederland en partnerlanden. De Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) zet hiervoor de kaders, keuzes en acties uiteen (Kamerstuk 31 125, nr. 134).
Nieuwe materieelprojecten en mijlpalen
Defensie blijft investeren in huidige en nieuwe capaciteiten om de Nederlandse krijgsmacht te versterken en om te zijn voorbereid op de uitvoering van hoofdtaak 1. De NAVO Capability Targets spelen een sturende rol in de keuzes die Defensie hierin maakt.
Met het beschikbare budget voegt Defensie nieuwe capaciteiten toe. Ook wordt oud materieel vervangen en moderniseert Defensie capaciteiten, bijvoorbeeld door het uitvoeren van upgrades en midlife updates van materieel. In 2026 start Defensie met enkele grote nieuwe projecten. Dit zijn in het bijzonder:
– De versterking van de geïntegreerde luchtverdediging van de Caribische eilanden door de behoeftestelling ‘manportable air-defence systems (manpads)’;
– Defensie verwacht in 2026 de behoeftestelling te versturen voor de uitbreiding van het ‘zware bergingsvoertuig’ voor de landmacht;
– In het kader van Integrated Air and Missile Defence (IAMD) verwacht Defensie in 2026 de behoeftestelling ‘versterken IAMD sensorcapaciteit’ te starten die bijdraagt aan de beeldopbouw en detectie van verschillende soorten luchtdreigingen.
Defensie verwacht in 2026 voor diverse projecten contracten te sluiten met leveranciers. Defensie informeert uw Kamer met een D-brief van een investeringsprogramma over de keuze voor het product en de leverancier. Na parlementaire behandeling zal Defensie de overeenkomst met de leverancier bekrachtigen. Voorbeelden van projecten waarvoor naar verwachting in 2026 contracten worden gesloten, na parlementaire behandeling van de D-brief, zijn:
– Aanvullende Anti Submarine Warfare (ASW)-capaciteit;
– Vervanging van de hulpvaartuigen;
– Vervanging van het aanvalsgeweer.
In 2026 wordt ook gewerkt aan talrijke projecten die nu reeds deel uit maken van het investeringsprogramma. Concrete leveringen zijn in 2026 te verwachten van projecten die al langer lopen. Voorbeelden hiervan zijn:
– Voortzetting levering van de Defensie Operationeel Kledingsysteem (DOKS) interim gevechtskleding en gevechtsuitrusting;
– Levering van Multi Missie Radars van Thales-NL aan Nederland en Noorwegen als onderdeel van het project ‘C-RAM en Class 1-UAV detectiecapaciteit’;
– Levering van gemodificeerde Infanterie CV90 gevechtsvoertuigen die hun Midlife Update (MLU) hebben ondergaan bij de Nederlandse firma van Halteren;
– Indienststelling van de mijnenjagers Zr.Ms. Vlissingen en Zr.Ms. Scheveningen;
– Levering van de laatste AH64E helikopters vanuit het project Remanufacture Apache;
– Levering van F-35 toestellen. Hiermee zijn alle toestellen geleverd tot aan de aanvullende behoefte vanuit de Defensienota 2024;
– Levering van het tiende vliegtuig ten behoeve van de Multi Role Tanker Transport (MRTT);
– Levering van drones uit het Actieplan Productiezekerheid Onbemenste Systemen (APOS).
De benodigde omvang van de inzetvoorraad munitie is gebaseerd op de norm die de NAVO stelt. In 2025 heeft Defensie de standaard voor munitie verhoogd conform de in 2024 aangepaste NAVO-norm. Defensie brengt de benodigde inzetvoorraad voor de eerste hoofdtaak in lijn met deze norm door in te zetten op de verdere aanvulling van de munitievoorraden. Zo investeert Defensie in de verhoging van de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht.
In 2026 verwacht Defensie verschillende leveringen van munitie te ontvangen, waaronder de precision guided raketten voor de gevechtseenheden van de Landmacht en het Korps Mariniers, de ESSM Block 2 luchtdoelraket en maritieme 127mm lange dracht geleide munitie voor de LC-fregatten, en de SPIKE SR voor de Short Range Anti-Tank raketten (SRAT) capaciteit. Ook loopt de levering van de PAC-3 raketten voor de Patriotsystemen in 2026 door. Daarnaast zal Defensie in 2026 extra orders plaatsen voor de levering van NAVO-genormeerde Battle Decisive Munitions (BDM), en non-Battle Decisive Munitions (non-BDM).
Verder zet Defensie in op meer gezamenlijke productie en aanschaf van munitie. Zo draagt Defensie bij aan de opschaling van de munitieproductiecapaciteit in Nederland via samenwerking met de Nederlandse defensie-industrie en kennisinstituten. Defensie zet in op technologieën waar Nederland concurrerend is en waarbij sprake is van goede verdeling van productie over partnerlanden. Dit betreft voornamelijk kapitale munitie. Defensie zoekt hierbij naast industriesamenwerking in Nederland en Europa ook de samenwerking met strategische partners als de VS, bijvoorbeeld voor productie in Nederland van BDM waar de NAVO om vraagt.
Defensie-industrie
De industriële productiecapaciteit schaalt niet snel genoeg op om aan de huidige vraag te voldoen, wat een grote belemmering betekent voor de versterking van onze krijgsmacht. Daarom heeft Defensie € 1,15 miljard beschikbaar gesteld voor de versterking van innovatie en Nederlandse defensie-industrie. Voor invulling van deze middelen voor de komende jaren, lanceerde Defensie samen met het ministerie van Economische Zaken in april 2025 de D-SII 2025-2029. Deze strategie geeft aan welke keuzes het Kabinet voor de komende jaren maakt om aan een toekomstbestendige krijgsmacht te werken en de strategische autonomie van Europa op het gebied van veiligheid en defensie te vergroten.
In 2026 werkt het Kabinet verder aan de uitvoering van de D-SII, onder meer op basis van initiatieven die in 2025 succesvol zijn uitgerold en die bijdragen aan succesvolle opschaling. Defensie kiest voor de vijf NLD gebieden van Quantum, Sensoren, Intelligente Systemen, Ruimtetechnologie en Slimme Materialen en werkt met roadmaps aan de uitvoering hiervan. Onder de vlag van het APOS doet Defensie bijvoorbeeld gerichte en strategische investeringen voor Intelligente Systemen, onder andere door productie van componenten in Nederland. Ook geeft de oprichting van een Center of Excellence een impuls aan borging van constante doorontwikkeling van onbemenste systemen. Bovendien werkt Defensie onder het ‘Military use of space’ voorstel samen met de industrie aan de ontwikkeling van satellietcapaciteit.
Defensie lanceerde in 2025 het publiek-private platform Defport. In 2026 gaat de overheid samen met kennisinstellingen, de financiële sector en het bedrijfsleven in dit platform verder met concrete voorstellen in het kader van productie en opschaling en werkt tegelijkertijd aan het gezamenlijk adresseren van bijkomende knelpunten, onder andere op het gebied van financiering en inkoop.
Met het SecFund bouwt Defensie aan een landelijk dekkend netwerk van ecosystemen op de vijf NLD gebieden waarin kansen vanuit de regio samen komen met de behoeftes van Defensie. Met de middelen uit het SecFund financieren we de regionale programmabureaus die de matching in de regio’s uitvoeren.
Interoperabiliteit en internationale samenwerking
Om internationaal en Europees effectief te kunnen oefenen en opereren, zijn interoperabiliteit en standaardisatie essentieel. Om maximale interoperabiliteit via standaardisatie te bereiken, stelt Defensie al aan het begin van het aanschafproces zoveel mogelijk eisen die overeenkomen met wat binnen de NAVO en de Europese Unie gebruikelijk is. Nog beter is het als meerdere landen afspreken om hetzelfde materieel te kopen en dit gezamenlijk te doen. Defensie draagt in Europees verband uit dat meer gebruik kan worden gemaakt van elkaars contracten. Dit draagt bij aan standaardisatie en interoperabiliteit, en ook aan de uitwisselbaarheid van materieel, maakt het onderhoud efficiënter, en levert grotere orders op en dus meer zekerheid voor de industrie.
Defensie maakt actief gebruik van (EU- en NAVO-initiatieven voor) internationale vraagbundeling en sluit daartoe aan bij de verwerving van wapensystemen door (Europese) NAVO-landen, en biedt deze ook proactief de mogelijkheid om aan te sluiten bij Nederlandse projecten. Wanneer Nederland samenwerkt met partners voor de verwerving van materieel, wordt in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken actief de betrokkenheid van de Nederlandse industrie bevorderd. Bovendien werkt Nederland aan een strategische positionering van de Nederlandse industrie binnen grote materieelprojecten in EU of NAVO verband. Defensie zal in een eerder stadium informatie over operationele behoeftes delen en veel eerder het gesprek aangaan met potentiële Nederlandse en Europese leveranciers. In de R&D fase voor nieuw te ontwikkelen systemen en technologieën wordt meer rekening gehouden met de toekomstige behoeftestelling zodat de ketenversterking kan worden gerealiseerd, ook via de prioriteitstelling voor Europese capability development. Bij de implementatie van meer vraagbundeling en internationale samenwerking is het van belang om de focus te houden op de vijf innovatieve NLD gebieden waarop Nederland een leidende rol wil vervullen, en op de integratie van betreffende sectoren in de (Europese) defensieleveringsketens.
Enkele voorbeelden van succesvolle samenwerking zijn:
– Na Nederland hebben ook Noorwegen, Denemarken, Litouwen en Zweden de Multi Missie Radar (MMR) van de Nederlandse producent Thales-Hengelo besteld. De landen werken samen binnen de MMR-usergroup;
– Nederland en Duitsland verwerven gezamenlijk de Leopard 2A8 gevechtstank. Het Nederlandse tankbataljon wordt bovendien in Duitsland gestationeerd. Nederlandse bedrijven gaan verschillende onderdelen produceren;
– Nederland en Duitsland vervangen gezamenlijk de Airborne voertuigen waarvoor Duitsland als lead nation optreedt en assemblage in Nederland plaatsvindt;
– De midlife update (MLU) van de NH90 maritieme gevechtshelikopter voert Defensie uit samen met drie Europese partners: België, Duitsland en Italië;
– Op maritiem gebied vervangen België en Nederland gezamenlijk hun mijnenbestrijdingsvaartuigen en M-fregatten. Frankrijk heeft besloten om mijnenbestrijdingsvaartuigen aan te schaffen op basis van hetzelfde ontwerp.
Naast deze gezamenlijke projecten intensiveert Defensie de samenwerking binnen internationale gebruikersgroepen van verschillende wapensystemen, zoals voor de F-35, Chinook, Apache, Boxer, CV90, Fennek, Pantserhouwitser, Multi Missie Radar, NASAMS en PATRIOT.
Vastgoed
De veranderende geopolitieke situatie zorgt voor een urgente en structurele behoefte aan meer militairen, meer materieel en meer activiteiten. Dit betekent ook dat de randvoorwaarden, zoals het vastgoed, op orde moeten zijn. Het huidige vastgoed is veelal verouderd en moet worden aangepast aan de huidige normen en aan de groeiende krijgsmacht. Defensie neemt initiatief om het realisatievermogen van de vastgoedketen structureel te vergroten en daarmee het tempo van de eerder ingezette concentratie, verduurzaming en vernieuwing van het vastgoed te verhogen (Strategisch Vastgoedplan 2022, Kamerstuk 36 124, nr. 12). Zo werkt Defensie samen met het Rijksvastgoedbedrijf en marktpartijen aan nieuwe langdurige samenwerkingsvormen om de vastgoedopgave sneller te realiseren. Hierbij wordt ingezet op zoveel mogelijk gestandaardiseerde oplossingen, waarbij als eerste concrete toepassing de standaardisatie van legeringsgebouwen is uitgewerkt. Bij deze ontwikkeling hoort industrieel bouwen van gebouwen, wat zorgt voor snellere realisatie op locatie omdat de productie in de fabriek en de voorbereiding op locatie kunnen worden losgekoppeld. De ingebruikname van de eerste nieuwe legeringsgebouwen die op basis hiervan worden gerealiseerd, is voorzien in het najaar van 2026. Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd (Kamerstuk 36 592, nr. 13).
Over het concentreren, verduurzamen en vernieuwen van het vastgoed van Defensie, en de uitvoering van bovengenoemde opgaven wordt uw Kamer geïnformeerd via de Stand van Defensie en/of via een verzamelbrief.
Digitalisering
Het sneller en accurater kunnen besluiten dan de tegenstander is een belangrijke force multiplier en randvoorwaardelijk voor de (informatie)gereedheid van Defensie. Daarom blijft Defensie investeren in communicatiemiddelen, interoperabiliteit, AI, autonome systemen, Cloud en Cybersecurity. Defensie zet op die gebieden in 2026 stappen met de volgende programma’s:
– Het programma Grensverleggende IT (GrIT) levert met opeenvolgende releases functionaliteiten op, waarbij de prioriteit ligt op IT-middelen voor ontplooid operationeel gebruik en de oplevering van het Private Cloud Platform;
– Vanuit het wapensysteemgebonden IT-programma Foxtrot zet Defensie stappen in de aanschaf van radiomiddelen en voertuignetwerken in het operationele veld ter vervanging van de huidige communicatiemiddelen. Hierdoor wordt de digitale transformatie in het mobiele domein mogelijk gemaakt;
– Met het programma Roger vervangt Defensie SAP, de huidige software voor het managen van bedrijfsprocessen door SAP S/4HANA. Hierbij ligt de focus op de continuïteit van de bedrijfsvoering, in het bijzonder ter ondersteuning van inzet in het kader van Hoofdtaak 1. Defensie verwacht de vervanging in 2026 af te ronden;
– Met het programma Defensie Open op Orde (DOO) versterkt Defensie de informatiehuishouding van de organisatie om ervoor te zorgen dat informatiestromen helder zijn. Hiermee wordt voorzien in een informatiebehoefte, waarmee betere besluitvormingsondersteuning, sturing en verantwoording mogelijk wordt gemaakt;
– In 2024 is Defensie begonnen met de stapsgewijze implementatie van het documentmanagementsysteem DefDoc. Dit wordt doorgezet in 2026;
– Tot slot gaat Defensie verder met verschillende simulatie projecten, zodat gereedstellingstrajecten efficiënter worden uitgevoerd. De ambitie is om de link tussen operationele systemen en simulatie capaciteit in 2026 verder te versterken. Op het gebied van tactische datalinks blijft IT daarnaast een belangrijke rol spelen, zoals bij de verwerving van de C-390, de Caracal helikopter en de vervanging van schepen.
Kennis en Innovatie
In lijn met de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) 2025-2029 versterkt Defensie het innovatief vermogen van de Defensieorganisatie waarmee wordt bijgedragen aan de strategische autonomie van Nederland, door in te zetten op een sterke kennisbasis, technologieontwikkeling en het experimenteren met de nieuwste (dual-use) technologie in een Defensieomgeving. Dit wordt gerealiseerd in samenwerking met de interne innovatieketen en met industrie- en kennispartners om ons heen, met andere departementen en met de regionale programmabureau’s. Dat gebeurt onder andere via de innovatieve inkoop SDIR-aanpak (Strategic Defence Innovation Research), waarmee Defensie MKB en jonge bedrijven ondersteunt met de ontwikkeling van nieuwe technologieën.
Een groot deel van de innovatie activiteiten richt zich op de vijf NLD gebieden. Daarnaast wordt ingezet op het maritieme domein, waar Nederland reeds een volwassen ecosysteem in heeft.
Met middelen uit het DMF zullen technologieontwikkelingsprojecten en kort cyclische innovatie worden gefinancierd. In technologie ontwikkelingsprojecten werken bedrijven veelal samen met kennisinstellingen aan het doorontwikkelen van technologieën die relevant zijn of kunnen worden voor Defensie. In 2026 zullen calls vanuit Defensie worden uitgezet aan onze industrie-, innovatie- en kennispartners om op te reageren. In het kader van kort-cyclische innovatie investeert Defensie in een groeiende reeks projecten. Een aansprekend voorbeeld is het launching customer-traject met Lobster Robotics, waarin een onderwaterdrone met optische sensor wordt aangepast voor militair gebruik om de zeebodem in kaart te brengen en objecten te detecteren. Daarnaast versterkt het Future Vertical Lift-programma luchtvaarttechnologie zoals 3D-printen van magnesium, met als doel gewichtsreductie, hogere prestaties en meer strategische autonomie. Deze en vergelijkbare projecten dragen bij aan het verkrijgen en behouden van een technologische voorsprong in het gevecht.
Door financiering vanuit het DMF aan het NATO Innovation Fund (NIF) en het NATO Defence Innovation Accelerator for the North Atlantic (DIANA) draagt Defensie ook internationaal actief bij aan het versterken van het ondernemersklimaat voor start- en scale-ups en MKB die iets kunnen betekenen voor de Defensiemarkt met hun innovatieve (dual-use) technologie.
Overprogrammering
Als gevolg van interne en/of externe factoren kunnen investeringsprojecten vertragen ten opzichte van de raming, bijvoorbeeld door de huidige krapte op de defensiemarkt als gevolg van schaarse strategische grondstoffen. Defensie hanteert daarom het instrument ‘overprogrammering’ om het toegewezen totaalbudget in het DMF tijdig te realiseren, ondanks de te verwachten vertragingen in de realisatie van individuele projecten. Bij overprogrammering worden in de eerste jaren meer plannen gestart dan passen binnen het budgettaire kader van deze jaren. Over de gehele planperiode van 15 jaar sluit de programmering aan op het totaal beschikbare budget.
De overprogrammering wordt vastgesteld op basis van het toegewezen DMF-budget per jaar en mag in elk begrotingsjaar maximaal 30% van het toegewezen budget zijn. In het kader van de noodzaak van een versnelde gereedheid, is met het ministerie van Financien afgesproken dat in 2026 en 2027 de overprogrammering tijdelijk 40% mag bedragen. Deze hogere overprogrammering maakt het mogelijk om nieuwe en bestaande investeringen die bijdragen aan een versneld gereed te stellen te realiseren.
Daarnaast wordt in het kader van een versnelde gereedheid ook gekeken naar herprioritering in tijd bij projecten (DMF) en/of op de exploitatie (Defensiebegroting) in het geval er onderuitputting dreigt te ontstaan. Gedurende het jaar kan bijvoorbeeld op basis van actuele informatie afkomstig van producenten een project vertragen (of versnellen). Dit biedt dan ruimte gedurende het jaar om urgente en nog onvoorziene uitgaven te financieren (nieuwe projecten dan wel bestaande projecten vergroten).
Het budget voor de vertraagde projecten wordt dan tijdelijk ingezet voor een versnelde gereedheid waarna deze bij het volgende begrotingsmoment worden aangevuld vanuit de nog niet verplichte budgetten in het DMF in latere jaren. Uw Kamer wordt hierin uiteraard in meegenomen.
In onderstaande grafiek is de jaarlijkse omvang van de onder-/overprogrammering daarom ook weergegeven in een percentage. De omvang van de onder-/overprogrammering in euro is opgenomen in de budgettaire tabellen bij de afzonderlijke investeringsartikelen. De totale overprogrammering in 2026 bedraagt € 3,6 miljard. Defensie maakt deze overprogrammering zichtbaar door middel van negatieve standen op het instrumentniveau per artikel.
Omdat de impact van interne en externe factoren op de realisatie op korte termijn – gedurende de eerste jaren van de begrotingsperiode – groot kan zijn, is sprake van relatief grotere overprogrammering. Op korte termijn kan bijvoorbeeld vertraging optreden door vertraagde goedkeuring op Foreign Military Sales (FMS). Tevens kampen leveranciers met personeelstekorten, dit kan leiden tot vertraagde leveringen en zorgt er mede voor dat de defensie-industrie moeilijk aan de wereldwijde vraag kan voldoen. De overprogrammering neemt in omvang af in latere jaren van de begrotingsperiode. Vanaf 2032 is sprake van onderprogrammering. Deze onderprogrammering compenseert de overprogrammering eerder in de planperiode.
Figuur 1 Over-/onderprogrammering
