Base description which applies to whole site

3. Financieel beheer en materieelbeheer

Departementale bedrijfsvoering

Misbruik en oneigenlijk gebruik en frauderisico's

Binnen SZW is veel aandacht voor M&O-beleid. Er is op veel aspecten daarvan het nodige geregeld of wordt verbeterd. Een effectieve aanpak van fraude en misbruik is noodzakelijk voor het draagvlak van overheidsbeleid. Dat geldt voor zowel interne als externe risico’s.

Interne risico's

SZW heeft in 2014 een zelfevaluatie uitgevoerd waarin extra aandacht is besteed aan misbruik, oneigenlijk gebruik en fraude in de verantwoording van de lijnmanagers over hun interne M&O-beleid. Er zijn in 2014 geen interne fraudes van materieel belang geconstateerd. De zelfevaluatie vindt periodiek plaats. Daarnaast zal verantwoording over het gevoerde M&O-beleid (voor interne en externe risico’s) aandacht krijgen in de interne planning- en controlcyclus van SZW.

De ADR heeft op verzoek van het kabinet een quick scan uitgevoerd bij alle departementen om in korte tijd een beeld te krijgen van de wijze waarop de formele en informele regels binnen de Rijksdienst werken bij inkoop. Het resultaat van deze quick scan leverde voor SZW geen bijzonderheden op.

SZW heeft een scan uitgevoerd op het eigen integriteitmanagement, waarin gevraagd is naar incidenten zoals misbruik van bevoegdheden, ongewenste omgangsvormen, of belangenverstrengeling. In 2014 vonden enkele integriteitschendingen plaats. In de meeste gevallen ging het om (vermeend) ongepast gedrag al dan niet gekoppeld aan oneigenlijk e-mail- en internetgebruik door medewerkers van de organisatie. Het onderzoek naar deze schendingen loopt in 2015 door.

Externe risico's

Het draagvlak voor het stelsel van sociale zekerheid in Nederland brokkelt af als fraude en misbruik onvoldoende worden bestreden en onbestraft blijven. Hiervoor is aandacht in het handhavingsbeleid. De ingezette maatregelen van SZW staan beschreven in de brieven van 4 oktober 2013 en 20 december 2013 aan de Tweede Kamer49. Dit beleid is gericht op opsporing, strikte handhaving, preventie en fraudebewustzijn. Daarnaast is er per 1 januari 2015 de richtlijn Fraudebestendige regelgeving van kracht.

Mede omdat een deel van de aan de Tweede Kamer gemelde maatregelen ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik in 2014 geïmplementeerd had moeten worden, is eind 2014 een extra impuls gegeven zodat dit alsnog in 2015 wordt gerealiseerd. Het wetgevingsproces wordt op de nieuwe richtlijn Fraudebestendige regelgeving afgestemd. Ingevolge de richtlijn moet voorgenomen wet- en regelgeving zoveel mogelijk worden getoetst op frauderisico’s, onder meer door uitvoerders en handhavers te betrekken. In 2014 is de richtlijn Fraudebestendige regelgeving opgenomen in het door SZW gebruikte Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK), door toevoeging van vragen bij de uitvoerbaarheidstoets. De memorie van toelichting bij nieuwe regelgeving zal een voorstel bevatten over het al dan niet instellen van een fouten- en misbruiksignalering in de uitvoering. M&O zal nadrukkelijker betrokken worden bij beleidsevaluaties. In 2015 wordt bezien op welke systematische wijze signalen van risico’s voor fraude en misbruik bij substantiële geldstromen in het financiële verkeer tussen Rijksoverheid en burger kunnen worden uitgevraagd. SZW zal deze interne en externe signalen bijeenbrengen en evalueren. In het komende jaar worden de M&O-beschrijvingen geactualiseerd. Hierbij wordt ingegaan op de derdengegevens (risico's), de beheersmaatregelen en de restrisico's.

Veel SZW-regelgeving is M&O-gevoelig door afhankelijkheid van (door derden geleverde) gegevens over inkomen, vermogen, leeftijd, woonadres/inschrijving basisregistratie personen, partner, gezinssamenstelling, gewerkte uren, arbeidsverleden, (aard en ernst van) ziekte en/of arbeidsongeschiktheid, of geregistreerde kinderopvanginstelling en door subsidieaanvragers verstrekte gegevens. Veel van de gegevens op grond waarvan uitkeringen, toeslagen en bijdragen worden berekend zijn lastig controleerbaar. SZW heeft daarom slechts tot op zekere hoogte inzicht in aantallen en bedragen van fraudes. Vergroten van dit inzicht heeft constante aandacht. Door middel van de verantwoordingscyclus met de uitvoerders worden de geconstateerde fraude-aantallen en fraudebedragen opgenomen in het jaarverslag van SZW.

Om deze M&O-risico's te beheersen heeft SZW onder andere de volgende maatregelen getroffen:

  • voorlichting door SZW en uitvoerders (UWV, SVB, Belastingdienst, gemeenten);

  • bevoegdheden in wet/regelgeving voor uitvoerders om informatie op te vragen om rechtmatigheid vast te stellen bij aanvrager;

  • het Besluit SUWI is afgelopen jaar aangepast om bestandsvergelijking mogelijk te maken;

  • de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving is van kracht;

  • SZW stelt verantwoordings- en controle-eisen (inclusief M&O) aan uitvoerders en subsidieontvangers, welke zijn opgenomen in wet- en regelgeving;

  • er zijn keuringen voor het beroep op sociale zekerheid in het geval van arbeidsongeschiktheid;

  • de Inspectie SZW is toezichthouder op het terrein van SZW.

Zoals hiervoor reeds vermeld zal SZW aanvullende acties inzetten om de resterende risico's inzichtelijk te krijgen.

Kinderopvangtoeslag en Wet op het kindgebonden budget

De uitvoering van de kinderopvangtoeslag, de Wet op het kindgebonden budget en de inning van de werkgeverspremies kinderopvangtoeslag worden namens de Minister van SZW uitgevoerd door de Belastingdienst onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën. In circa 16% van de aanvragen voor kinderopvangtoeslag is sprake van gastouderopvang. In deze situaties kan de Belastingdienst praktisch gezien de juistheid van de opgegeven uren niet met 100% zekerheid vaststellen. Over dit deel van de uitbetalingen bestaat om die reden een inherente onzekerheid over de rechtmatigheid. Vanaf toeslagjaar 2012 is het recht op kinderopvangtoeslag mede gekoppeld aan het aantal gewerkte uren van de minst werkende ouder. Voor de kinderopvangtoeslag is het deel dat betrekking heeft op de gewerkte uren niet objectief vast te stellen en daarom bestaat er een inherente onzekerheid over de rechtmatigheid.

Het tegengaan van fraude bij de kinderopvangtoeslag is een prioriteit van SZW, waarbij nauw wordt samengewerkt met het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst. Vanaf 2012 werkt de Belastingdienst met risicoselectie en zijn de geautomatiseerde bestandscontroles uitgebreid. Zo is eind 2013 circa 3% van de kinderopvangtoeslagen stopgezet, omdat bij het koppelen van gegevens met DUO het aannemelijk was dat kinderen, gezien hun leeftijd, al basisonderwijs volgden in plaats van dagopvang. Vanuit de verantwoordelijkheid van de Minister van SZW zijn in 2012 en 2013 wijzigingen in de Wet kinderopvang doorgevoerd om fraude tegen te gaan. Bijvoorbeeld het beperken van het aanvragen van kinderopvangtoeslag met terugwerkende kracht, zoals hierboven genoemd, en maatregelen om gastouderopvang fraudebestendiger te maken.

De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst voert de regeling uit. In 2014 heeft Belastingdienst/Toeslagen besloten bij het definitief toekennen voor de kinderopvangtoeslag geen jaaropgaven bij de kinderopvanginstellingen of bij toeslagontvangers ter controle op te vragen voor dat deel van de kinderopvangtoeslagen dat naar verwachting niet of nauwelijks onjuistheden bevat. Het hiermee gemoeide financieel belang bedraagt circa € 150 miljoen. De Belastingdienst (Ministerie van Financiën) neemt deze uitvoeringsbeslissing. De Minister van SZW onderschrijft de keuze die dit jaar is gemaakt.

Voor de uitvoering van de Wet op het kindgebonden budget en de inning van de werkgeverspremie kinderopvangtoeslag wordt verwezen naar de M&O-passage in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het Ministerie van Financiën.

UWV

De Inspectie SZW stelde bij het jaarverslag UWV 2013 vast dat UWV zich in het kader van de financiële rechtmatigheid nog niet verantwoord had over de toereikendheid van het M&O-beleid. SZW heeft UWV in de dechargebrief verzocht om dit bij het jaarverslag 2014 wel te doen, conform de voorschriften van de Regeling SUWI.

Algemene Rekenkamer

De AR heeft de Minister van SZW (in afstemming met de Minister van Financiën) aanbevolen een vollediger beeld te geven van de financiële informatie (uitgaven, verloop voorschotten en andere balansposten) betreffende de kinderopvangtoeslag, door deze informatie volledig in één verantwoording op te nemen en/of een duidelijke verwijzing op te nemen naar de andere verantwoording. Dit overzicht is opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Financiën.

De AR heeft in hetzelfde onderzoek aanbevolen de gevolgen van bezuinigingen op de kinderopvang(toeslag) toe te lichten in het jaarverslag. Dit is opgenomen bij de toelichting op de financiële instrumenten van begrotingsartikel 7, waarin de budgettaire ontwikkeling van de kinderopvangtoeslag nader wordt toegelicht.

Ten slotte is conform de aanbeveling van de AR in dit onderdeel van de bedrijfsvoeringparagraaf uitgebreider aandacht geschonken aan frauderisico's, zowel de interne frauderisico's ten aanzien van inkopen en personeel, als de externe frauderisico's ten aanzien van bijdragen en toeslagen.

Open standaarden

ICT-producten en -diensten van boven de € 50.000 dienen in het inkoop- en aanbestedingsproces te voldoen aan de open standaardennorm. Hierbij is het pas-toe-of-leg-uit-principe van toepassing. In 2014 heeft SZW geen aanleiding gehad om af te wijken van de lijst met verplichte open standaarden. Er is conform de norm gehandeld.

Invoering van trekkingsrechten PGB door de SVB

Door problemen bij de invoering van de trekkingsrechten voor het Persoonsgebonden Budget (PGB) is er maatschappelijke onrust en onzekerheid ontstaan bij cliënten en zorgverleners en zijn er risico’s voor de rechtmatigheid van de betalingen. De problemen zijn nog niet (structureel) opgelost. De AR merkt dit aan als onvolkomenheid in relatie tot de rol van SZW als eigenaar van de SVB.

Het PGB wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB), een ZBO waarvan de Minister van SZW de eigenaarrol vervult. De Minister van VWS is beleidsverantwoordelijk voor het PGB en vervult de rol van opdrachtgever aan de SVB. De AR heeft aanbevolen de rollen van eigenaar en opdrachtgever met betrekking tot uitvoering en uitvoeringsorganen verder uit te werken een heeft de Minister van SZW aanbevolen om als eigenaar bij ingrijpende beleidswijzigingen een goede uitvoeringstoets te laten doen en dit opnieuw te laten doen als er grote tussentijdse wijzigingen zijn.

Het Ministerie van SZW voorziet de volgende stappen:

  • Het vastleggen van de vorm en het documenteren van de werkwijze tijdens het proces van de uitvoeringstoets, ook in relatie tot opdrachtgevers van andere departementen. Daarbij zal worden betrokken dat SZW een integraal oordeel zal gaan vellen over de uitvoeringstoets;

  • Bij grotere wijzigingen wordt de uitvoeringstoets periodiek geactualiseerd;

  • Na herijking van de sturingsvisie van SZW en de ZBO’s zal de rolverdeling tussen opdrachtgever en eigenaar verder worden uitgelegd en vastgelegd in een statuut;

  • Daarbij wordt ook informatie-uitwisseling passend bij nieuwe regelgeving geformaliseerd. De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de informatievoorziening naar de opdrachtgever maar heeft daarnaast een brengplicht naar de eigenaar, onder meer ter bespreking in het Bestuurlijk Overleg.

Met bovengenoemde acties wordt de basis gelegd om de eigenaarrol ten opzichte van het UWV en de SVB ook in de toekomst op een goede manier in te vullen en daarmee te voldoen aan de aanbeveling die de AR bij dit onderwerp heeft gedaan.

49

Tweede Kamer, 17 050, nr. 439 en Tweede Kamer, 17 050, nr. 450.

Licence