Base description which applies to whole site

nr. 2MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgaveblz.
  
A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingsvoorstel2
Leeswijzer3
  
B. De Begrotingstoelichting6
Artikel 1 Gezin en inkomen13
Artikel 2 Gezond opgroeien16
Artikel 3 Zorg en bescherming22
Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien31
Bedrijfsvoeringsparagraaf32
Verdiepingshoofdstuk33
Conversietabellen39
Moties41
Toezeggingen43
Afkortingenlijst45
Trefwoordenregister46

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van de begroting van Jeugd en Gezin voor het jaar 2008 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2008. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2008.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2008 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 3 (inwerkingtreding)

De inwerkingtreding van de onderhavige wet zal bij Koninklijk Besluit worden geregeld, omdat de inwerkingtreding afhankelijk is van de inwerkingtreding van de Wet tot Vierde wijziging van de Comptabiliteitswet 2001. Voorzien is dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Comptabiliteitswet 2001 gelijktijdig met het onderhavige wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt ingediend. In het Koninklijk Besluit zal worden voorzien in een terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

De Minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

LEESWIJZER

Voor u ligt de begroting van Jeugd en Gezin 2008. Deze begroting bestaat uit de volgende onderdelen:

• de beleidsagenda;

• de beleidsartikelen;

• een niet-beleidsartikel;

• de bedrijfsvoeringsparagraaf;

• het verdiepingshoofdstuk.

De beleidsagenda geeft de beleidsprioriteiten voor 2008 weer. Deze prioriteiten zijn verder uitgewerkt in de zogenoemde beleidsartikelen. De beleidsartikelen bestaan uit:

• een algemene beleidsdoelstelling;

• een omschrijving van de samenhang in het beleid;

• een beschrijving van de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin;

• externe factoren (indien relevant);

• een tabel budgettaire gevolgen van beleid;

• de operationele doelstellingen (indien relevant);

• een overzicht met het geplande onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid.

Behalve drie beleidsartikelen bevat deze begroting ook een niet-beleidsartikel (artikel 99). De opbouw van dit niet-beleidsartikel wijkt af van de hierboven genoemde beleidsartikelen: artikel 99 is een technisch-administratief artikel.

Een artikel «Algemeen» is niet opgenomen in deze programmabegroting aangezien de relevante apparaatsuitgaven op de begrotingen van VWS, Justitie, SZW en OCW blijven verantwoord.

Zo blijven de apparaatsuitgaven van de SVB verantwoord op de begroting van SZW, maar staan de uitgaven voor de kinderbijslag (de AKW) op de begroting van Jeugd en Gezin.

Budgetflexibiliteit

In de artikelsgewijze toelichting wordt in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid» inzicht gegeven in de budgetflexibiliteit. Daarbij worden de verplichtingen gekarakteriseerd aan de hand van de categorieën «Juridisch verplicht», «Bestuurlijk gebonden» en «Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden».

De categorie «Juridisch verplicht» bestaat uit verplichtingen waar een privaatrechtelijke overeenkomst, een publiekrechtelijke beschikking of een wettelijke regeling aan ten grondslag ligt.

De categorie «Bestuurlijk gebonden» bestaat uit verplichtingen waaraan afspraken ten grondslag liggen tussen verschillende ministeries, tussen de minister voor Jeugd en Gezin en andere bestuurslagen of in het kader van de jaarplancyclus met (uitvoerings)organisaties die bij het jeugd- en gezinsbeleid een rol spelen.

De categorie «Niet-juridisch verplicht en niet-bestuurlijk gebonden» bestaat uit geraamde uitgaven waarvoor de minister voor Jeugd en Gezin in het kader van zijn beleidsprogramma uitgaven heeft geoormerkt. Echter, een privaatrechtelijke overeenkomst, een publiekrechtelijk beschikking, interdepartementale afspraken, afspraken met andere bestuurslagen of met betrokken organisaties zijn nog niet gemaakt.

Na de beschrijving van de beleidsinstrumenten per operationele doelstelling is een tabel opgenomen met een overzicht van de belangrijkste begrotingsuitgaven. Na deze tabel volgt een tabel met meetbare gegevens bij de operationele doelstelling.

In het Verdiepingshoofdstuk zijn ten behoeve van de transparantie een «was-wordt»-tabel en een «wordt-was»-tabel opgenomen waarin op hoofdlijnen is aangegeven hoe de programmabudgetten van de begrotingen van VWS, Justitie, SZW en OCW naar de begroting van Jeugd en Gezin zijn overgeheveld.

Prestatie-indicatoren

In de eerste begroting van Jeugd en Gezin zijn drie beleidsartikelen met drie algemene doelstellingen geformuleerd. De algemene doelstellingen zijn bij alle drie de beleidsartikelen geformuleerd in termen van de maatschappelijk gewenste situatie. De operationele doelstellingen presenteren vervolgens de ambitie van de minister voor Jeugd en Gezin.

Bij het opstellen van deze begroting zijn nieuwe indicatoren opgenomen. Deze zijn afkomstig uit het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen». Hierbij is een aantal indicatoren vanwege het nog niet voorhanden zijn van de benodigde informatievoorziening nog «in ontwikkeling». Waar mogelijk zijn indicatoren reeds voorzien van een waarde.

De indicatoren hebben op resultaat of op proces betrekking en geven inzicht in de ontwikkeling van een trend. De indicator «% gemeenten dat bereikt wordt met een CJG» is een voorbeeld van een resultaatindicator. De doorlooptijd van de besluitvorming over een jeugdbeschermingsmaatregel is een voorbeeld van een procesindicator.

Comply or explain per artikel

Artikel 1: Gezin en inkomen

Voor het jaar 2008 is geen prestatie-indicator geformuleerd. Voorheen werd voor de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) het nalevingsniveau van de opgave van inkomsten van kinderen als indicator gepresenteerd. Met nalevingsniveau wordt de invloed van het beleid op de mate waarin de wet wordt nageleefd in beeld gebracht. Dit is strategisch-technisch lastig gebleken, met name met betrekking tot de vraag of wijzigingen in de indicatoren in de tijd toegeschreven kunnen worden aan het gevoerde beleid. Nagegaan wordt nu of, en op welke wijze, indicatoren ten aanzien van het handhavingsbeleid kunnen worden ontwikkeld waarbij er een goede balans is tussen de beleidsmatige relevantie en de eisen die aan de indicatoren gesteld worden. Bij de begroting 2009 wordt het resultaat van deze exercitie gepresenteerd.

Artikel 2: Gezond opgroeien

De prestatie-indicatoren in artikel 2 zijn afkomstig uit het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen». Deze indicatoren en de vermelde streefwaarden zijn nieuw en worden, mede met eventuele nieuwe indicatoren uit de in het najaar van 2007 op te leveren Jeugdmonitor, in de begroting 2009 operationeel.

Artikel 3: Zorg en bescherming

De prestatie-indicatoren in artikel 3 zijn afkomstig uit het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen». Deze indicatoren en de vermelde streefwaarden zijn overwegend nieuw en worden, mede met eventuele nieuwe indicatoren uit de in het najaar van 2007 op te leveren Jeugdmonitor, in de begroting 2009 operationeel.

Begrotingsuitgaven en premiegefinancierde zorguitgaven

In de begroting zijn alle begrotingsgefinancierde uitgaven verantwoord. De betrokkenheid van de minister voor Jeugd en Gezin gaat echter verder. Beleidsmatig vallen namelijk ook de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen en de jeugd-geestelijke gezondheidszorg onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin. Budgettair gezien blijven deze uitgaven evenwel onder het Budgettair Kader Zorg vallen. In de begroting van VWS voor het jaar 2008 wordt nader ingegaan op de premiegefinancierde uitgaven en maken de jeugdgerelateerde uitgaven aan lichtverstandelijk gehandicapten en de geestelijke gezondheidszorg integraal onderdeel uit van de aldaar gepresenteerde uitgaven. In artikel 3 van deze begroting is een indicatie van de jeugdgerelateerde premie-uitgaven opgenomen.

B. DE BEGROTINGSTOELICHTING

Beleidsagenda 2008

Inleiding

Het kabinet hecht veel waarde aan de positie van kinderen, jeugd en gezinnen. Bij de vorming van het huidige kabinet is besloten om een programmaminister te benoemen die de verantwoordelijkheid draagt voor de samenhang in het beleid voor jeugd en gezin. Het resultaat hiervan moet zijn dat de inspanningen van het kabinet leiden tot een goede positie van kinderen en het gezin waarin zij leven. Als minister voor Jeugd en Gezin heb ik de ambities voor deze kabinetsperiode verwoord in het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen», dat in juni 2007 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Het kabinet wil in de komende jaren zorgen dat het gezin duidelijk op de kaart staat, dat kinderen gezond kunnen opgroeien en deel kunnen nemen aan de maatschappij.

Het kabinet gaat daarbij uit van vijf zogeheten ontwikkelingsvoorwaarden. Die gelden voor elk kind, ongeacht zijn of haar culturele achtergrond of fysieke gesteldheid. Kinderen moeten gezond en veilig opgroeien, hun steentje kunnen bijdragen aan de maatschappij, hun talenten kunnen ontwikkelen en plezier hebben en tenslotte ook goed voorbereid zijn op de toekomst. Daar waar kinderen in problemen komen, moeten zij de zorg en bescherming krijgen die zij nodig hebben. Voor dit alles zet het kabinet zich de komende jaren in, zodat er een samenleving ontstaat waarin alle kinderen alle kansen krijgen.

Wat gaan we doen?

Opgroeien doe je in een gezin

Het gezin op de kaart

In het gezin worden essentiële normen en waarden voorgeleefd en overgedragen aan volgende generaties. Het gezin is van essentieel belang voor de ontwikkeling van kinderen en heeft daardoor een belangrijke maatschappelijke rol. Onder gezin verstaan we: «elk leefverband van één of meer volwassenen die verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van één of meer kinderen». Er zijn vele vormen van gezinnen: gezinnen met veel kinderen of met één kind, gezinnen met één of twee ouders, nieuw samengestelde gezinnen, gezinnen waarin de grootouders of pleegouders opvoeden. Ik zal in 2008 het gezinsbeleid nader uitwerken in een Gezinsnota.

Ouders zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor het opgroeien en de ontwikkeling van hun kinderen. Er zijn elementen die onmisbaar zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Kinderen horen gezond op te groeien in een veilige, gezonde en stimulerende omgeving. Kinderen moeten zoveel mogelijk hun talenten kunnen ontwikkelen en plezier hebben in hun leven. Een stimulerende omgeving is daarbij zeer belangrijk. Een omgeving die hen voorbereidt op een toekomst waarin zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien, actief betrokken zijn bij hun naaste omgeving en een steentje bijdragen aan de maatschappij.

Om ouders of verzorgers financieel te ondersteunen, krijgen zij een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming in de onderhoudskosten van kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet. Daarnaast wordt in 2008 voor gezinnen in de lagere inkomenscategorieën een inkomensafhankelijke tegemoetkoming geïntroduceerd, het kindgebonden budget. Voor 2008 betreft dit een tegemoetkoming per huishouden, ongeacht het aantal kinderen en in 2009 wordt de tegemoetkoming omgevormd tot een tegemoetkoming per kind. In 2010 wordt tenslotte een deel van de Wet op de tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (WTOS) met het kindgebonden budget geïntegreerd.

Het niveau van de tegemoetkoming wordt vanaf 2008 structureel verhoogd in verband met de koopkrachtpositie van huishoudens met kinderen in de lagere inkomenscategorieën. Hiervoor heeft het kabinet vanaf 2008 structureel € 41 miljoen extra uitgetrokken. In 2009 wordt de tegemoetkoming omgevormd tot een tegemoetkoming per kind. Tegelijkertijd zullen de middelen voor het kindgebonden budget worden verhoogd met meer dan € 150 miljoen. Vanaf 2010 wordt een beperkt deel van de beschikbare middelen voor de Algemene Kinderbijslagwet overgeheveld naar de beschikbare middelen voor het kindgebonden budget. In 2010 wordt voorts een deel van de Wet op de tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (WTOS) met het kindgebonden budget geïntegreerd. Per saldo nemen de middelen voor de financiële ondersteuning van gezinnen in 2010 toe. De overheveling en de integratie krijgen zo vorm dat er sprake is van een evenwichtige gezinsondersteuning: enerzijds dragen de sterkste schouders de zwaarste lasten (overheveling), terwijl anderzijds de middeninkomens met kinderen van 12 jaar en ouder een inkomensvoordeel ondervinden (integratie). In 2011 zullen de bedragen voor het kindgebonden budget per kind andermaal substantieel stijgen, hetgeen ertoe leidt dat de uitgaven voor het kindgebonden budget in dat jaar met circa € 150 miljoen zullen toenemen.

Het structureel beschikbare budget voor het kindgebonden budget neemt in de periode 2007–2011 toe met € 0,6 miljard tot € 1,3 miljard. Ter financiering hiervan is uit de lastenenveloppe Kinderen, jeugd en gezin een bedrag oplopend tot € 416 miljoen in 2011 en later beschikbaar gesteld. Met deze intensivering is het mogelijk om gezinnen met lagere en middeninkomens extra financieel te ondersteunen en de afzonderlijke regelingen meer te stroomlijnen.

Naast de middelen die ik op mijn begroting beschikbaar stel, ondersteunt dit kabinet gezinnen met kinderen ook langs andere wegen. Ik noem in dit verband de verstrekking van gratis schoolboeken in het voortgezet onderwijs en de invoering van de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting ter ondersteuning van werkende ouders met kinderen tot 12 jaar.

Er zal extra aandacht worden besteed aan gezinnen waarin kinderen het risico lopen niet gezond en veilig op te groeien. Het jeugdbeleid moet alle kinderen en ouders, ongeacht hun culturele achtergrond, even goed bereiken. Allochtone kinderen moeten door het jeugdbeleid even goed worden bereikt als autochtone kinderen en dit beleid moet voor hen even effectief zijn. Samen met de minister voor WWI wordt een vierjarig actieprogramma voor diversiteit in het jeugdbeleid opgesteld.

Omslag naar preventie

Opgroei- en opvoedondersteuning in de buurt

Zoals in het coalitieakkoord, het beleidsprogramma van het kabinet en het beleidsprogramma van de minister voor Jeugd en Gezin is beschreven, wordt in het project «Kansen voor kinderen» de totstandkoming van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) met kracht ter hand genomen. Het kabinet en de gemeenten hebben de ambitie om te komen tot een landelijk dekkend netwerk van CJG’s in 2011.

Het CJG versterkt en verbetert de opvoed- en gezinsondersteuning, zodat problemen worden voorkomen of in een vroeg stadium worden opgelost. De CJG’s zijn voor (aanstaande) ouders, kinderen én jongeren een herkenbaar en laagdrempelig centraal punt voor opgroei- en opvoedvragen, adequate en passende hulp en coördinatie van die hulp. De CJG’s zijn er voor álle ouders, kinderen en jongeren, dus niet alleen voor probleemgezinnen. In een CJG werken professionals die vroegtijdig risico’s of problemen bij kinderen of gezinnen kunnen signaleren. Het is niet de bedoeling dat er een extra (bureaucratische) laag in het zorgaanbod aan gebracht wordt, maar dat de Centra diverse instanties en functies samenbrengen die nu nog te veel langs elkaar heen werken. Dit leidt tot een vermindering van de afstemmingslast.

Op het moment dat er bij een kind of in een gezin meerdere problemen ontstaan, zal het uitgangspunt «Eén gezin, één plan» worden gehanteerd. Dit betekent dat professionals die met kinderen en gezinnen werken goed moeten samenwerken. Kinderen en gezinnen moeten niet het gevoel hebben van het kastje naar de muur te worden gestuurd, maar juist snel en goed geholpen worden door samenwerkende hulpverleners. Daarom wordt per kind of per gezin één hulpverlener aangewezen die alle hulp coördineert.

De Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) zijn een mooi voorbeeld van hoe samenwerking in de praktijk gestalte krijgt. In een ZAT werken professionals uit verschillende domeinen structureel samen, zoals leerlingbegeleiding, (school)maatschappelijk werk, jeugdgezondheidszorg, jeugdzorg, leerplicht en politie. Zij maken onderling concrete afspraken over het kind van wie zij vermoeden dat er sprake is van emotionele, gedrags-, ontwikkelings- en/of schoolproblemen. De meerwaarde van een ZAT is dat de zorg meteen en op de juiste plaats wordt ingezet. In 2008 wordt de verdere vorming van ZAT’s gestimuleerd en daar waar nodig ook de verbetering van de kwaliteit van de bestaande ZAT’s. Bij de gemeenten zal ik er op aandringen dat zij samen met het onderwijs er voor zorgen dat er in 2011 overal in Nederland voor kinderen van alle schoolgaande leeftijden een ZAT is. Het spreekt wat mij betreft vanzelf dat ZAT’s en CJG’s met elkaar samenwerken.

Het op tijd signaleren van risico’s en problemen is van groot belang voor het welzijn van en de zorg voor kinderen. Daarom wil ik mij de komende jaren sterk maken voor het ontwikkelen en invoeren van het Elektronisch Kinddossier (EKD) en de Verwijsindex voor Risicojongeren (VIR). Het EKD is een landelijk systeem voor de automatisering van de huidige papieren dossiers in de jeugdgezondheidszorg. De Verwijsindex brengt instellingen uit de sectoren (jeugd)zorg, onderwijs, werk en inkomen en justitie, die risico’s bij jongeren signaleren, bij elkaar.

Beide systemen helpen om een goede ondersteuning van kinderen en gezinnen mogelijk te maken. De ICT-voorzieningen voor de Verwijsindex worden in 2008 op landelijk niveau gefaciliteerd, waardoor de Verwijsindex in 2009 daadwerkelijk voor alle hulpverleners beschikbaar is.

Het EKD is in 2008 beschikbaar1 en vanaf 2009 zal de gehele jeugdgezondheidszorg, inclusief de dan bestaande CJG’s, het EKD gebruiken.

Jeugdcultuur

Samen met de minister van VWS presenteer ik in het najaar van 2007 een preventievisie. In 2008 gaan we samen met ouders en deskundigen na hoe risicogedrag van kinderen en jongeren kan worden verminderd en gezond gedrag kan worden gestimuleerd. In dat kader is ook aan de orde welke concrete maatregelen op het gebied van voeding, bewegen, alcohol, seksualiteit, drugs en tabak een bijdrage kunnen leveren aan een gezonde leefstijl van jongeren.

Kinderen moeten tijdens hun jeugd leren dat zij in Nederland mogen en kunnen meedenken, meebeslissen en vooral meedoen. Gemeenten worden daarom gestimuleerd om jongeren te laten deelnemen aan de samenleving. Vanuit het programma voor Jeugd en Gezin wordt daarom vanaf 2008 jaarlijks een jongerenprijs uitgereikt aan de gemeente die het beste initiatief heeft op het gebied van jeugdparticipatie.

Om inzicht te krijgen in hoe het gaat met kinderen, is in 2007 een Jeugdmonitor geïntroduceerd. Die zal ik de komende jaren verder ontwikkelen, zodat er een goed beeld ontstaat van «de staat van de jeugd».

Kindvriendelijke leefomgeving

Kinderen hebben een kindvriendelijke leefomgeving nodig om gezond en veilig te kunnen opgroeien. Het kabinet wil, in het kader van de wijkenaanpak, bevorderen dat gemeenten minimaal drie procent van de ruimte die bestemd is voor wonen, bestemmen voor speelruimte. Verder worden, zoals afgesproken in het bestuursakkoord met de gemeenten, nadere afspraken gemaakt over de concrete bijdrage van gemeenten op het terrein van onder meer de kindvriendelijke leefomgeving. Een vorm van jongereninspraak maakt in elk geval onderdeel uit van deze nadere afspraken.

Vrijblijvendheid voorbij

Snelle en effectieve hulp voor jeugd en gezin

Het aantal kinderen en gezinnen met problemen lijkt toe te nemen. Die toename is zorgwekkend. Dat vraagt niet alleen om gerichte acties van de kant van de rijksoverheid, maar ook van provincies, gemeenten en zorgverleners. Het kan niet zo zijn dat kinderen van het kastje naar de muur gestuurd worden: het kind moet centraal staan.

Provincies, gemeenten en de verschillende zorgvoorzieningen moeten de komende jaren sluitende afspraken maken en goed samenwerken zodat bijvoorbeeld de indicatiestelling en zorg aan kinderen en gezinnen beter wordt gestroomlijnd. En waar sprake is van belemmerende wet- en regelgeving, wordt die zoveel mogelijk opgeheven.

Als hulpverlening door de jeugdzorg niet mogelijk is omdat de ouders en/of het kind de hulp die nodig is niet accepteren en de ontwikkeling van het kind in gevaar komt, moet de overheid ingrijpen. In een dergelijk geval kan een kinderbeschermingsmaatregel worden opgelegd. Als de overheid met zo’n maatregel ingrijpt, moet dat snel en goed gebeuren: snelle besluitvorming, snelle start van de hulp en effectieve, professionele ondersteuning. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat de werklast bij gezinsvoogden te hoog was. Daarom zal in 2008 de werklast per gezinsvoogd, conform het Convenant Verlaging case load gezinsvoogdij, worden verlaagd naar 15 cases gemiddeld per FTE per, zoals gemeten ultimo van een kalenderjaar. Dat wil zeggen: minder probleemgevallen per gezinsvoogd. Tevens wordt voor gezinsvoogden de bureaucratie verminderd.

In het kader van de Wet gesloten jeugdzorg komen vanaf 1 januari 2008 (delen van) vijf justitiële jeugdinrichtingen onder de verantwoordelijkheid van de gesloten jeugdzorg. In 2009 volgen er nog eens twee. Vanaf 2010 worden geen kinderen meer in een justitiële jeugdinrichting geplaatst, als zij geen strafbaar feit hebben gepleegd. Naast de reeds bestaande plaatsen wordt nieuw gesloten jeugdzorgaanbod ontwikkeld.

Binnen de reikwijdte van het programma voor Jeugd en Gezin valt ook het beleid ten aanzien van de jeugdgerelateerde geestelijke gezondheidszorg en de zorg aan licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. De middelen voor de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-ggz) en de zorg aan licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen (jeugd-lvg) blijven tot de premie-uitgaven behoren die worden verantwoord op de begroting van VWS. Van de totale premie-uitgaven voor geestelijke gezondheidszorg is circa 10 procent toewijsbaar aan de zorg voor kinderen en jeugdigen, wat neerkomt op ongeveer € 0,4 miljard. Circa 5 procent van de uitgaven voor de gehandicaptenzorg is toewijsbaar aan de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen, wat neerkomt op ongeveer € 0,2 miljard. Met ingang van 2008 valt de kortdurende jeugd-ggz onder de Zorgverzekeringswet.

Aanpak kindermishandeling

Kinderen moeten beschermd worden tegen alle vormen van kindermishandeling. Daarom wil het kabinet in 2008, maar ook in de daaropvolgende jaren, een stevige bijdrage leveren aan de bestrijding van kindermishandeling. Dit vraagt om een gezamenlijke aanpak door vele betrokken organisaties. Dit heeft geresulteerd in het Actieplan Aanpak Kindermishandeling d.d. 5 juli 2007 (TK 2006–2007, 31 015, nr. 16), waarin uitgegaan wordt van vier kerndoelen: het voorkomen dat kindermishandeling plaatsvindt, zorgen dat het eerder en beter wordt gesignaleerd én dat het zo snel mogelijk stopt als er sprake is van kindermishandeling. Bij kinderen die mishandeld zijn, moeten de schadelijke gevolgen zoveel mogelijk worden beperkt. In het kader van het Actieplan wordt onder andere vanaf 2008 de RAAK-aanpak (ontwikkeld door de Reflectie- en Actiegroep Aanpak kindermishandeling) landelijk ingevoerd. Daarnaast wordt, in overleg met de MOgroep en de provincies, de doorlooptijd voor een onderzoek bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling teruggebracht.

Van school naar werk

Jongeren moeten goed voorbereid zijn op hun toekomst. Voorkomen moet worden dat jongeren een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt hebben. Er zijn nog steeds teveel jongeren die aan de kant staan. Het gaat dan vooral om jongeren die niet in een leertraject zitten, niet werken en dreigen af te glijden.

Het is van belang maatregelen te treffen om te voorkomen dat deze jongeren hun eigen toekomst vergooien door gebrek aan diploma‘s of werkervaring. De afstand tot de arbeidsmarkt mag niet te groot worden. Het kabinet wil jongeren zonder zicht op opleiding of baan die met de gebruikelijke instrumenten niet bereikt worden, daarom perspectief bieden door een start te maken met de landelijke invoering van campussen die gericht zijn op scholing en/of arbeidstoeleiding.

Voorkomen jeugdcriminaliteit

Net als bij kindermishandeling is het bij jeugdcriminaliteit belangrijk om te voorkómen dat het plaatsvindt. De beste manier om te voorkomen dat jongeren op het verkeerde pad raken, is om hen van jongs af aan zo weinig mogelijk bloot te stellen aan risicofactoren en zoveel mogelijk aan beschermende factoren. Daarnaast is het van belang dat het ontsporen van jongeren vanwege niet-externe factoren, zoals persoonlijkheidsstoornissen, wordt voorkomen. De maatregelen die in deze beleidsagenda zijn genoemd, leveren een bijdrage aan de preventie van jeugdcriminaliteit. Als alles slaagt voorkomt dat, in samenhang met het reeds bestaande beleid, (recidive van) jeugdcriminaliteit. Verder wordt met hernieuwde kracht een programma ingericht ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit, als onderdeel van «Veiligheid begint bij Voorkomen».

Naast de ouders spelen gemeenten bij de preventie een belangrijke rol. Zij zullen in kaart brengen welke van de jongeren te maken hebben met een (grote) hoeveelheid risicofactoren voor de ontwikkeling van crimineel gedrag. In de aanpak van jongeren die risico- en grensoverschrijdend gedrag vertonen is een oploop zichtbaar van vrijwillig, naar drang, naar dwang. Zo zal in iedere situatie eerst gekeken worden of de ouders en/of de jeugdige te motiveren zijn voor opvoedingsondersteuning of vormen van (jeugd)zorg. Als zij hier niet vrijwillig aan willen deelnemen en de situatie er wel om vraagt, wordt drang toegepast.

Bij jongeren die (vaak in groepsverband) overlast veroorzaken en bij jongeren die strafbare feiten hebben gepleegd, zijn politie en justitie aan zet. Het wetsvoorstel «Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast» van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie is erop gericht gemeenten in staat te stellen sneller te reageren op overlast veroorzakende jongeren door bijvoorbeeld een gebieds- of contactverbod op te leggen. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in het najaar van 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Professionalisering

Het is belangrijk dat er in de jeugdzorg deskundige en betrokken professionals werken; mensen met hart voor en verstand van hun werk. We moeten zuinig zijn op deze professionals: we moeten ze binden aan de jeugdsector en voorkomen dat ze na korte tijd teleurgesteld de sector de rug toekeren. Daarom wil ik ervoor zorgen dat ze minder tijd besteden aan papier en meer tijd aan de kinderen en gezinnen die dat nodig hebben.

Duidelijkheid over wat er nodig is om in de jeugdzorg te kunnen werken, betere opleidingen, standaarden waarnaar professionals moeten handelen en tucht- en toetsrecht voor de jeugdzorg zijn allemaal zaken die helpen om de sector te professionaliseren. Een stuurgroep waarin alle betrokken partijen deelnemen zal deze zaken daarom de komende jaren ter hand nemen. Dit is een initiatief van de beroepsgroepen zelf. Er zal ook een inventarisatie plaatsvinden van bewezen effectieve interventies.

Daarbij wordt ook gekeken naar geschikte methodieken voor de verschillende allochtone doelgroepen.

Doelstellingen beleidsprogramma 2007–2011

In onderstaande tabel is een verwijzing opgenomen van de in de begroting van Jeugd en Gezin opgenomen doelstellingen uit het Beleidsprogramma 2007–2011 van het kabinet: «Samen leven, samen werken».

Pijler 4: Sociale samenhangBeleidsartikel
Doelstelling 30: In 2011 worden jeugdigen en hun ouders snel en goed ondersteund.2
Doelstelling 31: De wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg blijven beperkt tot maximaal negen weken na indicatiestelling en kinderbeschermingsmaatregelen kunnen sneller worden ingezet.3
  
Doelstelling 32: Bestrijding kindermishandeling door versterking van preventie, signalering en ingrijpen.3
  
Pijler 5: Veiligheid, stabiliteit en respectBeleidsartikel
Doelstelling 50: Een reductie van de criminaliteit van 25% in 2010 ten opzichte van 2002.3

Budgettair totaalbeeld Jeugd en Gezin

Het kabinet heeft in deze kabinetsperiode extra middelen voor het Jeugd en Gezinbeleid uitgetrokken. Een deel van deze middelen is in de begroting 2008 voor Jeugd en Gezin aangewend. Daarnaast komt een deel van de gereserveerde middelen in de jaren 2009 en later beschikbaar. In de het verdiepingshoofdstuk is in de «Was-wordt»-tabel aangegeven welke programmabudgetten van de begrotingen van VWS, SZW, Justitie en OCW zijn overgeheveld naar de begroting van Jeugd en Gezin.

In onderstaande tabel is het totaalbeeld gepresenteerd van de in de begroting voor het jaar 2008 aangewende intensiveringen.

Intensiveringen Jeugd- en Gezinsbeleid (x € miljoen)
 20082009201020112012
Uitgavenenveloppe Jeugd en Gezin100200300400400
Aanwending Begroting 2008– 70– 95– 120– 145– 145
Gemeentefonds– 30– 60– 90– 120– 120
Intertemporele compensatie 402– 42 
Indicatief beschikbaar vanaf 2009 e.v. 0859293135
      
Veiligheidsenveloppe311202020
Aanwending Begroting 2008– 3– 3– 3– 3– 3
Indicatief beschikbaar vanaf 2009 e.v. 08171717
      
Lastenenveloppe Kinderen, jeugd en gezin061167416416
Aanwending Begroting 20080– 61– 167– 416– 416

Artikel 1 Gezin en inkomen

Algemene doelstelling

Gezinnen ontvangen een financiële tegemoetkoming in de kosten van het opvoeden en het onderhouden van kinderen.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen bestaat uit kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en een kindgebonden budget op grond van de Wet op het Kindgebonden budget.

De AKW voorziet in een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming en de Wet op het Kindgebonden budget in een inkomensafhankelijke tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud van kinderen. De AKW en de Wet op het Kindgebonden Budget moeten in samenhang worden bezien, omdat zij gezamenlijk bijdragen tot een betere financiële uitgangspositie van gezinnen.

Verantwoordelijkheid

Het kabinet zet verschillende instrumenten in die invloed hebben op de inkomenspositie van gezinnen. Onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin valt het verstrekken van een financiële tegemoetkoming aan gezinnen voor de kosten van het opvoeden en onderhouden van kinderen. Hieronder vallen:

• de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving ten aanzien van de financiële tegemoetkomingen voor gezinnen;

• het vaststellen van het niveau van de inkomensonafhankelijke tegemoetkomingen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW);

• het vaststellen van het niveau van de inkomensafhankelijke tegemoetkomingen op grond van de Wet op het Kindgebonden budget.

Binnen het kabinet is de minister van SZW verantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de Sociale Verzekeringsbank. De minister van Financiën is verantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Wet op het Kindgebonden budget en voor fiscale maatregelen die invloed kunnen hebben op het inkomen van gezinnen.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid (x € 1000)
 200720082009201020112012
Verplichtingen3 410 4064 114 1474 233 1734 244 5984 360 1454 330 526
Uitgaven      
Programma-uitgaven:3 410 4064 114 1474 233 1734 244 5984 360 1454 330 526
1. Financiële tegemoetkoming in de kosten van kinderen3 410 4064 114 1474 233 1734 244 5984 360 1454 330 526
Wv. Algemene Kinderbijslagwet3 343 3293 366 0253 329 8543 052 0793 019 4372 989 626
Wv. Kindgebonden budget67 077748 122903 3191 192 5191 340 7081 340 900
Juridisch verplicht 4 114 1474 233 1734 244 5984 360 1454 330 526
Bestuurlijk gebonden 00000
Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden 00000
Ontvangsten272272272272272272

Instrumenten

• Het verstrekken van een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming op grond van de AKW. De AKW voorziet in een tegemoetkoming die onafhankelijk is van het inkomen in een gezin. Hiermee wordt beoogd de inkomensverschillen tussen gezinnen met kinderen en gezinnen zonder kinderen te verkleinen. In de AKW wordt op geen enkele wijze een relatie gelegd met het inkomen van de ouders. Het biedt een tegemoetkoming in de kosten van het opvoeden en het onderhouden kinderen. Beoogd wordt de Tweede Kamer in 2008 een wetsvoorstel tot wijziging van de AKW te doen toekomen, waarin onder andere een aantal wijzigingen worden voorgesteld waarover tijdens een algemeen overleg d.d. 22 februari 2006 met de vaste commissie voor SZW van de Kamer is gesproken (Kamerstukken II, 2005/2006, 29 287, nr. 10). In het wetsvoorstel zal uit harmonisatieoogpunt onder andere worden voorgesteld om de huidige tijdbestedingsvoorwaarden die aan jongeren van 16 en 17 jaar worden gesteld, te vervangen door voorwaarden die nauw aansluiten bij de wijzigingen die onlangs in de Leerplichtwet zijn doorgevoerd.

• Het verstrekken van een inkomensafhankelijke tegemoetkoming op grond van de Wet op het Kindgebonden Budget. Er komt met ingang van 2008 een inkomensafhankelijk kindgebonden budget, waarin de huidige kinderkorting opgaat en waaraan per 1 januari 2009 gefaseerd additioneel budget wordt toegevoegd. In 2008 is dit een bedrag per huishouden, ongeacht het aantal kinderen in een huishouden. Vanaf 2009 komt er een tegemoetkoming per kind. Het kindgebonden budget biedt inkomensondersteuning specifiek gericht op huishoudens in de lagere inkomenssegmenten.

Het kabinet trekt in 2008 en de daaropvolgende jaren extra middelen uit voor het kindgebonden budget (onder andere € 416 miljoen uit de lastenenveloppe Kinderen, jeugd en gezin in 2011). Het budget zal groeien tot € 1,3 miljard in 2011. De introductie van het kindgebonden budget in 2008 betekent dat de zogenoemde «verzilveringsproblematiek» die was verbonden aan de fiscale kinderkorting, eindelijk wordt opgelost. Voor alleenstaande ouders op minimumloonniveau betekent dit een inkomensvoordeel van circa 5%. In verband met de koopkrachtpositie van huishoudens met kinderen in de laagste inkomenscategorieën wordt voorts vanaf 2008 een bedrag van € 41 miljoen aan het kindgebonden budget toegevoegd. In latere jaren vindt een verdere groei van het budget plaats. Een beperkte overheveling van een deel van de AKW-middelen naar het kindgebonden budget en de integratie van een deel van de WTOS met het kindgebonden budget dragen met ingang van 2010 bij aan de stroomlijning van de regelingen en de gerichte inzet van de beschikbare middelen naar draagkracht. Het kindgebonden budget vormt daarmee de komende jaren een belangrijke pijler van het beleid gericht op de financiële ondersteuning van gezinnen met kinderen, in het bijzonder de gezinnen met lagere en middeninkomens.

Overzicht begrotingsuitgaven (x € miljoen)
Instrument2008
AKW3 366
Kindgebonden budget748
Meetbare gegevens bij de instrumenten
Kengetallen Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008Waarde 2011
AKW    
Aantal telkinderen (x 1000)3 5193 4983 4993 433
Aantal gezinnen (x 1000)1 9301 9251 9341 925
Bron: SVB    
     
Kindgebonden budget    
Aantal huishoudens1 022i.o.
Bron: CPB    

Het verschil tussen het begrip telkinderen en het begrip werkelijke kinderen wordt veroorzaakt doordat voor een (uitwonend) kind tweevoudige kinderbijslag kan worden verstrekt.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 OnderzoeksonderwerpADA. StartB. AfgerondVindplaats
Overig evaluatieonderzoekEffect invoering fictieve onderhouds-bijdrage in de AKW1A: 1 januari 2007. B: 1 januari 2009.Besluit 1 december 2006 Stb. 649.

Artikel 2 Gezond opgroeien

Algemene doelstelling

Kinderen groeien lichamelijk en geestelijk gezond op.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Kinderen moeten gezond kunnen opgroeien in een veilige en kindvriendelijke omgeving.

Het Coalitieakkoord geeft daarom onder meer aan dat laagdrempelige opgroei- en opvoedondersteuning in de buurt beschikbaar komt in de vorm van Centra voor Jeugd en Gezin (CJG). Deze centra zijn verder uitgewerkt in het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen». CJG’s zijn bestemd voor ouders, kinderen én jongeren als laagdrempelig centraal punt voor opgroei- en opvoedvragen, adequate en passende hulp en voor de coördinatie van hulp. De centra zijn nadrukkelijk niet alleen bestemd voor probleemgezinnen. Zij vormen voor professionals ook een centraal punt om vroegtijdig te kunnen signaleren. Daarbij is een onderdeel van het basismodel voor CJG’s dat elk centrum een schakel maakt met de reeds bestaande Zorg- en Adviesteams bij scholen en de Bureaus Jeugdzorg.

Door de introductie van het Elektronisch Kinddossier jeugdgezondheidszorg (EKD JGZ) krijgen zorgverleners een beter inzicht in de lichamelijke en psychosociale ontwikkeling van kinderen en jongeren. Hierdoor kunnen hulpverleners in de jeugdgezondheidszorg gemakkelijker kinderen met problemen opsporen en volgen. Verder kunnen JGZ-hulpverleners met het integrale EKD in de nabije toekomst snel, effectief en betrouwbaar gegevens aan elkaar overdragen en uitwisselen met andere medische hulpverleners. Vanuit het Elektronisch Kinddossier worden op termijn signalen over (risico)jongeren aan de Verwijsindex afgegeven.

Gezond eten, niet roken, geen drugs gebruiken en geen alcohol drinken zijn belangrijk voor de gezondheid van kinderen. Gezond opgroeien is ook van belang om actief deel te kunnen nemen aan de samenleving. Via preventieprogramma’s worden kinderen, jongeren en hun ouders geïnformeerd over de risico’s van genotmiddelengebruik. Verder zal in 2008 aan de Kamer een nota over jeugd en preventie worden toegezonden.

Verantwoordelijkheid

Onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin valt het zorg dragen voor een kader waarbinnen kinderen in Nederland gezond kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige en maatschappelijk betrokken burgers. Onder deze verantwoordelijkheid vallen:

• het faciliteren van gemeenten, zodat zij de komende jaren laagdrempelige voorzieningen voor ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen van alle kinderen en jongeren (de Centra voor Jeugd en Gezin) kunnen realiseren. Hiermee worden de gemeenten ook gefaciliteerd in hun verantwoordelijkheden op het gebied van de jeugdgezondheidszorg in het kader van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) en het aandeel van het jeugdbeleid in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

• het bevorderen van een gezonde leefstijl van kinderen en jongeren;

• het bevorderen van de participatie van jongeren aan de maatschappij.

Als coördinerend bewindspersoon heb ik een bijzondere betrokkenheid bij maatschappelijke stages, die onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris voor Voortgezet en Beroepsonderwijs (OCW) vallen. Deze betrokkenheid krijgt onder andere vorm via de relatie tussen de Tijdelijke subsidieregeling Vrijwilligerswerk voor en door jeugd en het plan van aanpak Maatschappelijke stages. Het voorzien in stageplekken en begeleiding vormt daarbij een speciaal aandachtspunt.

Externe factoren

Het uitvoeren van bovengenoemde punten is in belangrijke mate een verantwoordelijkheid van gemeenten, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). Zij ontvangen extra middelen en dragen ook zelf bij aan de doelstellingen via onder andere het accres van het Gemeentefonds. De rol van de gemeenten wordt in de komende jaren versterkt en vergroot. Het kabinet en de gemeenten hebben met het oog op de rol van de gemeenten een bestuursakkoord gesloten waarin onder andere is vastgelegd dat de vorming van de Centra voor Jeugd en Gezin onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeenten valt.

Jongeren hebben zelf een verantwoordelijkheid om een actieve maatschappelijke rol te pakken. Het bewerkstelligen van jongerenparticipatie is een verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten. Jongeren moeten gemeenten weten te vinden maar andersom geldt hetzelfde: gemeenten moeten lokale jongeren(organisaties) weten te vinden en hen ook daadwerkelijk aanspreken en bij beleidsvorming en -voorbereiding betrekken.

Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
Indicatoren Waarde 2006Basiswaarde 2007Streefwaarde 2008Streefwaarde 2011
% Jongeren met een gezonde leefstijli.o.i.o.i.o.

Bron: Jeugdmonitor

Tabel budgettaire gevolgen van beleid
2006200720082009201020112012
Verplichtingen 70 019278 811314 728336 510359 611359 611
Uitgaven       
Programma-uitgaven: 271 492279 422315 083336 880359 611359 611
1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen. 262 168269 154307 122329 467354 467354 467
Juridisch verplicht  28 92321 44521 44521 44521 445
Bestuurlijk gebonden  238 731284 177307 522332 522332 522
Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden  1 5001 500500500500
2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving. 9 32410 2687 9617 4135 1445 144
Juridisch verplicht  3 6481 286738369369
Bestuurlijk gebonden  6 6206 6756 6754 7754 775
Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden  00000
Ontvangsten 1 5451 5451 5451 5451 5451 545

Het bedrag van € 1,5 miljoen in 2008 bij operationele doelstelling 2.1 dat «niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden» is, betreft implementatiekosten van het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen».

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2.1

Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.

Motivering

Ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Als een gezin ondersteuning nodig heeft bij de opvoeding, kunnen ouders in eerste instantie een beroep doen op de sociale omgeving. De overheid komt in beeld op het moment dat een gezin en de sociale omgeving onvoldoende in staat blijken de opvoedingsvragen te kunnen beantwoorden, de problemen het hoofd te bieden en/of wanneer de gezondheid of veiligheid van het kind in het geding is.

Instrumenten

Het wettelijke kader voor het jeugd- en gezinsbeleid in dit beleidsartikel wordt gevormd door de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). De gemeenten hebben op grond van deze wetten al de verantwoordelijkheid voor het preventief jeugdbeleid (Wmo) en het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (Wcpv). Het kabinet zet onder andere, ter specifieke invulling van dit kader, de onderstaande instrumenten in:

• Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) zijn laagdrempelige en herkenbare centra waar ouders, kinderen en jongeren terecht kunnen met vragen over gezondheid, opgroeien en opvoeden. De CJG’s bieden, na signalering van (zwaardere) problematiek, tevens eerste lichte hulp en krijgen de coördinatie om te komen tot een integraal plan van aanpak («Eén gezin, één plan»). Diverse instanties worden daarvoor in het CJG samengebracht. De jeugdzorg vormt de kern van de CJG’s. In 2008 is voor de CJG’s € 25 miljoen extra beschikbaar, waarvan € 4 miljoen invoeringskosten. In het kader van het oprichten van de CJG’s ontvangen de gemeenten € 200 miljoen in 2008 (de TRSU jeugdgezondheidszorg, de uitkering preventief jeugdbeleid/motie Verhagen). Daarnaast ontvangen de gemeenten € 15 miljoen voor de Impuls Opvoedondersteuning en vanaf 2009 voor Opvoeden in de buurt. Met de gemeenten is afgesproken dat zij naast deze middelen in 2008 zelf € 25 miljoen bijdragen aan het realiseren van de CJG’s;

• een landelijk systeem voor de digitalisering van de huidige papieren dossiers in de jeugdgezondheidszorg (het Elektronisch Kinddossier Jeugdgezondheidszorg). Voor invoering van het EKD en de Verwijsindex is, via het Gemeentefonds, een bedrag gereserveerd van € 5 miljoen in 2008, oplopend tot € 20 miljoen in 2011 en later;

• binnen de jeugdgezondheidszorg en de Centra voor Jeugd en Gezin moet zoveel mogelijk uniform en op basis van bewezen effectieve interventies worden gewerkt. Het programma «Jeugd» en het programma «Standaard Jeugdgezondheidszorg» die via ZonMw plaatsvinden, dragen ertoe bij dat richtlijnen, instrumenten en interventies ontwikkeld worden voor gebruik binnen de JGZ en CJG’s. Hiervoor is in 2008 € 1 miljoen en vanaf 2009 € 2 miljoen beschikbaar;

• de Zorg- en Adviesteams (ZAT’s) zijn multidisciplinaire netwerken die bijdragen aan tijdige signalering, een goede informatie-uitwisseling tussen voorzieningen waarborgen en bewerkstelligen dat geen vrijblijvende afspraken worden gemaakt over de juiste zorg voor een kind;

• de Helpdesk Privacy Jeugd en Gezin ondersteunt in 2008 uitvoeringsinstanties bij de beantwoording van privacyvragen die zich voordoen in het kader van gegevensuitwisseling.

Naast bovenstaande instrumenten is vermelding van de subsidie aan Censis (Centrale Stichting van Internaten voor Schippers- en Kermisjeugd) van belang voor de opvang en verzorging voor minderjarige kinderen van binnenschippers en kermisexploitanten voor zover deze vorm van opvang in verband met de aard van het beroep van de ouders nodig is. Per feitelijk geplaatst kind wordt per peildatum een normbedrag verstrekt. Hiervoor is in 2008 € 22 miljoen beschikbaar.

Overzicht begrotingsuitgaven (x miljoen)
Instrument2008
Centra voor Jeugd en Gezin: 
Wv. TRSU Jeugdgezondheidszorg190
Wv. Brede Doeluitkering21
Wv. Invoering4
Wv. Opvoedimpuls15
Wv. Preventief Jeugdbeleid/Motie Verhagen10
Schippersinternaten22
Diversen7

Meetbare gegevens

Indicatoren  Waarde 2007 BasiswaardeStreefwaarde 2008Streefwaarde 2011
% gemeenten dat bereikt wordt met een CJG5%10%100%
% gemeenten dat gebruik maakt van het landelijk EKD100%100%
% Zorg- en Adviesteams voor alle schoolgaande leeftijdsgroepeni.o.i.o.100%

Bij de invoering van het EKD is uitgegaan van het implementatietraject zoals dat ten grondslag ligt aan het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen». Eventuele aanpassingen van het daarin beoogde implementatietraject leiden tot aanpassing van de streefwaarden.

Operationele doelstelling 2.2

Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving.

Motivering

De Nederlandse jeugd drinkt te veel en op te jonge leeftijd. Het aantal alcoholvergiftigingen onder kinderen neemt verontrustend toe. Jongeren eten te veel en ongezond. Ook het drugsgebruik onder jongeren brengt grote risico’s met zich mee. In het Coalitieakkoord staat dat er een krachtig preventiebeleid zal worden gevoerd. De basis voor het voeren van een krachtig ontmoedigingsbeleid ligt in het informeren van jongeren en hun ouders over de risico’s van genotmiddelen onder meer door middel van specifiek op jongeren gerichte campagnes. De bestaande preventie moet worden vernieuwd. Daarbij worden de onderwerpen alcohol, drugs (en tabak), goede voeding en overgewicht beter in samenhang behandeld.

Er komen pilotprojecten met intensieve controle van leeftijdsgrenzen door gemeenten en politie. Gemeenten worden daarbij in staat gesteld op basis van eigen afwegingen de leeftijdsgrens rond de verkoop van alcohol te verhogen van 16 naar 18 jaar.

Jongeren in Nederland moeten in staat zijn om mee te denken, mee te beslissen en vooral mee te doen. Volwassenen kunnen zich niet altijd in de leefwereld van jongeren verplaatsen. Daarom dient zoveel mogelijk gebruik gemaakt te worden van de kracht van jongeren om andere jongeren te stimuleren en te motiveren dat een gezonde levensstijl en, waar nodig, hen aan te spreken.

Instrumenten

Het kabinet zet voor de bevordering van de gezonde leefstijl en de participatie van jongeren onder andere de onderstaande instrumenten in:

• Voor de campagne Alcohol en Opvoeding is € 1,5 miljoen beschikbaar. Deze campagne richt zich op de ouders en opvoeders van jongeren. Belangrijke factoren in de alcoholconsumptie onder jongeren blijken namelijk de ouders en hun houding en gedrag ten opzichte van alcohol te zijn. De campagne heeft als doel dat ouders en opvoeders het alcoholgebruik van hun kinderen in ieder geval tot hun zestiende jaar uitstellen. De opvoedondersteuning die wordt aangeboden zal ook via de Centra voor Jeugd en Gezin worden verstrekt.

• De interventiewww.hallowereld.nlis het eerste grote landelijke publiek-private preventieproject dat via het internet jonge gezinnen ondersteunt bij de opvoeding van hun kind(eren) gericht op een gezonde leefstijl. Het gaat hier om een samenwerking tussen VWS, de stichting Hallo Wereld en zes gezondheidsbevorderende instellingen. In 2006 heeft de minister van VWS het startschot gegeven voor de landelijke introductie van Hallo Wereld. Het betrof hier de eerste fase: de periode tot en met de bevalling. Vanaf 1 september 2007 begint een volgende fase. Deelnemers ontvangen informatie afgestemd op het eerste en tweede levensjaar van het kind. Voor 2008 is de bijdrage aan deze interventie € 0,4 miljoen.

• In 2008 wordt een nota over jeugd en preventie aan de Kamer aangeboden waarin vanuit een samenhangende visie maatregelen, gericht op bevordering van een gezonde leefstijl bij kinderen en jongeren, worden beschreven.

• Het stimuleren van jongeren tot vrijwilligerswerk, door de Tijdelijke subsidieregeling Vrijwilligerswerk voor en door jeugd. Hiervoor is in 2008 € 2,4 miljoen beschikbaar. Hierbij wordt een relatie gelegd met de uitvoering van het plan van aanpak Maatschappelijke stages.

• Het stimuleren dat jongeren politiek en maatschappelijk meer gaan participeren. De minister voor Jeugd en Gezin zal jaarlijks een prijs uitreiken aan de gemeente die het beste initiatief heeft om jeugdparticipatie te bevorderen.

Overzicht begrotingsuitgaven (x € miljoen)
Instrument2008
Gezonde leefstijl8
Vrijwilligersregeling voor en door jeugd2

Meetbare gegevens

Indicatoren Waarde 2007 BasiswaardeStreefwaarde 2008Streefwaarde 2011
% gemeenten met een vorm van jongereninspraaki.o.i.o.100%
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 OnderzoeksonderwerpAD of ODA. Start B. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingEvaluatie JGZ 20062.1A: mei 2006B: november 2006 
Effectenonderzoek ex postUitvoering van motie Soutendijk2.1A: oktober 2005B: november 2006http://www.minvws.nl/ kamerstukken/djb/2006/evaluatie-wet- op-de-jeugdzorg-en-ibo-jeugdbeleid.asp
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie pilot Zorg- en Adviesteams2.1A: medio 2008.B: eind 2008. 

Artikel 3 Zorg en bescherming

Algemene doelstelling

Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en worden, indien nodig, in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Wanneer ondanks de preventieve jeugdzorg en de jeugdgezondheidszorg ernstige opgroei- en opvoedproblemen bij jeugdigen optreden, is jeugdzorg aan de orde. De jeugdzorg omvat provinciaal gefinancierde zorg, de jeugdgerelateerde geestelijke gezondheidszorg, zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen en, tot het moment van het volledig realiseren van de capaciteit voor de gesloten jeugdzorg, civiele plaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen.

Het Bureau Jeugdzorg is er zowel voor ouders en jeugdigen die zelf om hulp vragen, als voor de bescherming van jeugdigen die niet om hulp (kunnen) vragen. Dergelijke maatregelen van jeugdbescherming, te weten voogdij en gezinsvoogdij, zijn niet vrijblijvend maar beperken het gezag van de ouders op grond van een rechterlijke uitspraak. De Raad voor de Kinderbescherming geeft advies aan de kinderrechter over een te nemen kinderbeschermingsmaatregel. Het Bureau Jeugdzorg voert de maatregel uit. Hierbij is Nidos aangewezen als voogdij-instelling voor de alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

In dit spectrum past ook de aanpak van jongeren zonder zicht op opleiding of baan die met de gebruikelijke instrumenten niet worden bereikt. Het kabinet wil voor deze groep jongeren perspectief bieden door de landelijke invoering van campussen die gericht zijn op scholing en/of arbeidstoeleiding.

Het Rijk is verantwoordelijk voor het toezicht, dat wordt uitgevoerd door de Inspectie Jeugdzorg (IJZ). De IJZ is verantwoordelijk voor het uitvoeren van het onafhankelijk toezicht op de jeugdzorg.

Ongeveer twee procent van de kinderen in Nederland maakt gebruik van de geestelijke gezondheidszorg. Het geld dat hiermee gemoeid is, valt onder de premie-uitgaven voor de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg, die worden geraamd en verantwoord op de VWS-begroting 2008. Van de totale premie-uitgaven voor geestelijke gezondheidszorg is circa 10 procent toewijsbaar aan de zorg voor kinderen en jeugdigen wat neerkomt op ca. € 0,4 miljard waarin de kosten voor onder andere kapitaallasten en uitgaven aan zorg door vrijgevestigde ggz-aanbieders niet zijn meegenomen. Met ingang van 2008 valt de kortdurende jeugd-ggz onder de Zorgverzekeringswet.

De middelen voor zorg aan licht verstandelijk gehandicapten jeugdigen (jeugd-lvg) behoren tot de premie-uitgaven voor gehandicaptenzorg die worden verantwoord op de begroting van VWS. Circa 5 procent van de uitgaven voor de gehandicaptenzorg is toewijsbaar aan de zorg voor jeugdige licht verstandelijk gehandicapten wat neerkomt op ca. € 0,2 miljard.

Verantwoordelijkheid

Onder de verantwoordelijkheid van de minister voor Jeugd en Gezin valt het zorg dragen voor een stelsel dat ertoe bijdraagt dat kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, zorg krijgen en indien nodig in bescherming worden genomen. Dit moet ertoe leiden dat deze kinderen veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers. Onder deze verantwoordelijkheid vallen:

• het stimuleren van een integrale jeugd- en gezinsketen mét adequate doorzettingsmacht en zónder vrijblijvendheid. Hierdoor zijn provincies, lokale en landelijke organisaties, Bureau Jeugdzorg, zorgverzekeraars en zorgaanbieders in staat hun verantwoordelijkheden waar te kunnen maken;

• perspectief bieden aan jongeren zonder zicht op opleiding of baan, die met de gebruikelijke instrumenten niet bereikt worden. Hiertoe worden campussen ingevoerd, die gericht zijn op scholing en/of arbeidstoeleiding;

• het zorg dragen voor een toegankelijk, passend en samenhangend zorgaanbod voor kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen, met psychiatrische problemen en lichtverstandelijk gehandicapte kinderen en hun ouders of verzorgers;

• het voorzien in een effectieve aanpak van kindermishandeling en een systeem van jeugdbeschermingsmaatregelen;

• het mogelijk maken van de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s);

• het toezicht houden op de kwaliteit van de jeugdzorg (door de Inspectie Jeugdzorg).

Binnen het kabinet is de minister van Justitie primair verantwoordelijk voor het beleid inzake de aanpak van jeugdcriminaliteit, de interlandelijke adoptie, internationale kinderontvoering en huiselijk geweld.

Externe factoren

Het uitvoeren van bovengenoemde punten is in belangrijke mate een verantwoordelijkheid van provincies. Zij zijn op grond van de Wet op de jeugdgzorg verantwoordelijk voor de kwaliteit, de planning en financiering van de jeugdzorg in hun regio. Zij moeten zorgen voor voldoende zorgaanbod om invulling te geven aan het recht op jeugdzorg en zorgen voor een goed functionerend Bureau Jeugdzorg.

Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
IndicatorenWaarde 2006Basiswaarde 2007Streefwaarde 2008Streefwaarde 2011
% jongeren in een risicogroepi.o.i.o.i.o.
Bron: Jeugdmonitor    
Tabel budgettaire gevolgen van beleid in € 1000
2006200720082009201020112012
Verplichtingen 1 432 5901 429 1251 368 1431 362 8641 363 0171 362 758
Uitgaven       
Programma-uitgaven: 1 390 0811 443 2781 368 1431 362 8641 363 0171 362 758
1. Tijdig effectieve hulp bij een zorgaanbieder 1 095 0141 134 5181 089 1131 090 1261 089 0781 088 913
Juridisch verplicht  967 547943 763943 763943 763943 763
Bestuurlijk gebonden  163 971142 350143 363142 315142 150
Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden  3 0003 0003 0003 0003 000
2. Snelle inzet van de meest adequate dwangmiddelen 295 067304 410275 280269 438270 939270 845
Juridisch verplicht  272 154260 207253 322253 302253 302
Bestuurlijk gebonden  32 25615 07316 11617 63717 543
Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden  00000
3. Campussen 04 3503 7503 3003 0003 000
Juridisch verplicht  1 35075030000
Bestuurlijk gebonden  00000
Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden  3 0003 0003 0003 0003 000
Ontvangsten 14 84019 69819 69819 69819 69819 698

De bedragen onder «niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden» zijn bij operationele doelstelling 3.1: «Tijdig effectieve hulp bij een zorgaanbieder» bestemd voor voortzetting van het Integraal Toezicht Jeugdzorg (waarin 5 inspecties op lokaal niveau de ketensamenwerking onderzoeken van instanties die zich met jeugd bezighouden) en om het hoofd te bieden aan extra werk bij de Inspectie Jeugdzorg als gevolg van de meldingsplicht op grond van de Wet op de jeugdzorg, de capaciteitsuitbreiding van civielrechtelijke plaatsingen e.d. en voor de problematiek van ongewenst zwangere tieners.

De bedragen onder «niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden» zijn bij operationele doelstelling 3.3: «Campussen» bestemd voor de invoering van campussen met het oog op jongeren die aan de kant staan door gebrek aan opleiding en werkervaring.

Naast de in deze begroting gepresenteerde intensiveringen, heeft het kabinet voor de jaren 2009 en verder een bedrag gereserveerd van € 93 miljoen in 2009, oplopend tot € 110 miljoen in 2011. Met deze indicatief gereserveerde middelen wordt beoogd dat de beleidsintensiveringen op het terrein van zorg en bescherming na 2008 (waaronder de wachtlijstproblematiek in de jeugdzorg, verlenging en verruiming van de ondertoezichtstelling, de Deltaplanmethode en de campussen) structureel beschikbaar blijven. De in de tabel «Meetbare gegevens» opgenomen streefwaarden geven de ambitie van het kabinet weer met inbegrip van de indicatief gereserveerde middelen.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 3.1

Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder.

Motivering

Soms zijn de problemen bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen zo ernstig dat de sociale netwerken of de lokale voorzieningen geen toereikende zorg kunnen bieden. Dan kunnen kinderen en jongeren die ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling en hun ouders/verzorgers een beroep doen op de jeugdzorg. Zij moeten hierbij een goede toegang hebben tot de aangewezen zorgvoorzieningen en zij moeten kunnen rekenen op zorg die is toegesneden op de specifieke hulpvraag en die tijdig, professioneel en adequaat wordt geleverd.

Instrumenten

Het wettelijke kader voor het jeugd- en gezinsbeleid in dit beleidsartikel wordt gevormd door de Wet op de jeugdzorg en de, thans in de Eerste Kamer voorliggende, Wet gesloten jeugdzorg. Het kabinet zet hiertoe onder andere, ter specifieke invulling van dit kader, de onderstaande instrumenten in:

Snelle en effectieve hulp voor jeugd en gezin

• Aanpakken van wacht- en doorlooptijden. De provincies en grootstedelijke regio’s ontvangen hiertoe een doeluitkering voor de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg. Hiermee zijn zij in staat het Bureau Jeugdzorg in stand te houden en zorgaanbod in te kopen voor kinderen met een jeugdzorgindicatie. Het kabinet heeft de sector gevraagd de maximale wachttijden voor de geïndiceerde jeugdzorg, die nu maximaal negen weken is, tegen het licht te houden en nieuwe normen te stellen. De totale doeluitkering in 2008 bedraagt ca. € 1,25 miljard (inclusief de uitvoering van de gezinsvoogdij);

• Onderzoeken of uitbreiding van het harmoniseren van de indicatiestellingen mogelijk en wettelijke waarborging noodzakelijk is. Hierbij wordt gedacht aan de afspraken die indicatieorganen maken over signalering van gecombineerde zorgvragen, trajectbegeleiding, informatie-uitwisseling, consultatie, kennismanagement en kwaliteitsborging;

• Het terugdringen van de netto-uitvraag van verantwoordingsinformatie door het Rijk aan gemeenten en provincies heeft tot doel dat er in 2011 25 procent minder netto-uitvraag is.

• Vóór de begrotingsbehandeling van Jeugd en Gezin ontvangt de Kamer een plan van aanpak inzake het terugdringen van de bureaucratie in de Jeugdzorg.

Kindermishandeling aanpakken

• Kindermishandeling voorkomen, signaleren, stoppen en de schade voor het mishandelde kind beperken. Hiervoor wordt onder andere een nieuwe manier van werken ingevoerd (de RAAK-aanpak), die in 2011 volledig geïmplementeerd zal zijn. Het is een regionale aanpak, waarbij (gezamenlijke) training en scholing, gekoppeld aan de implementatie van één meldcode kindermishandeling met training en scholing in de toepassing van deze meldcode voor beroepskrachten die met kinderen werken. Er wordt een landelijke structuur opgezet om te voorzien in de ondersteuning van de regio’s bij het invoeren van de RAAK-aanpak. Er wordt aansluiting gezocht bij de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin. Bij de ontwikkeling van de CJG’s wordt de opvoedondersteuning ter hand genomen.

• Het starten in 2008 van een periodieke publiekscampagne. Ook worden alle beroepskrachten die met kinderen werken voorgelicht over de handreiking voor de aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld en de uitwisseling van informatie. Om ervoor te zorgen dat gesignaleerde en gemelde (vermoedens van) kindermishandeling snel worden opgepakt worden de doorlooptijden van de onderzoeken bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK) verder teruggebracht en is er aandacht voor de samenwerking tussen de AMK’s en de Raad voor de Kinderbescherming in het kader van het programma Beter Beschermd.

Kwaliteitsverbetering en innovatie in de jeugdzorg

• Mogelijk maken dat zorgwekkende signalen over risicojongeren door middel van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) bij elkaar gebracht worden. Met ingang van 2009 brengt de VIR instellingen uit de sectoren (jeugd)zorg, jeugdgezondheidszorg, onderwijs, werk en inkomen en justitie, die risico’s bij een jeugdige signaleren bij elkaar. De VIR bevat geen inhoudelijke informatie, maar geeft een tweede melder de contactgegevens van de vorige melder, waarna contact tussen beiden behoort plaats te vinden. Hierdoor kunnen de verschillende melders met elkaar in contact treden. De VIR sluit aan bij de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het preventief jeugdbeleid in het kader van de Wmo en wordt in 2008 voorbereid en in 2009 ingevoerd. Met invoering van de VIR en het EKD is een bedrag gemoeid van € 5 miljoen in 2008, oplopend tot € 20 miljoen in 2011 en later;

• Realiseren van nieuw (intersectoraal) zorgaanbod op grond van de Wet gesloten jeugdzorg. Dit zorgaanbod is bedoeld voor jongeren met ernstige gedragsproblemen die voorheen op civielrechtelijke titel in een justitiële jeugdinrichting werden geplaatst. Het komt op twee manieren tot stand, te weten: door de ontwikkeling van nieuw zorgaanbod en door de overheveling van (delen van) vijf justitiële jeugdinrichtingen van het ministerie van Justitie naar Jeugd en Gezin. In totaal is hiermee ca. € 85 miljoen gemoeid;

• Ondersteunen van de beroepsverenigingen (NIP, NVO, NVMW, Phorza), de MOgroep, de HBO-raad en het Landelijk Cliëntenforum Jeugdzorg bij het uitvoeren van het gezamenlijk actieplan «Professionalisering». Het actieplan kent vier pijlers: verhelderen beroepenstructuur, verbeteren opleidingen, versterken beroepsverenigingen en tuchtrecht. In de periode 2007–2010 wordt dit ondersteund met € 1 miljoen;

• Ondersteunen door Nederlands Jeugdinstituut (NJI) van professionals die zorg bieden aan kinderen en gezinnen met kennis over de effectiviteit van instrumenten en interventies. Het NJI heeft tot doel de kennis rond jeugd- en opvoedingsvraagstukken te verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden. Hiervoor is in 2008 € 4 miljoen beschikbaar.

• Integraal toezicht Jeugdzaken (ITJ) is een van de Operatie Jong-projecten en is gericht op het toezicht op de keten van voorzieningen voor jeugdigen van 0 tot 23 jaar. ITJ is een belangrijk instrument voor de minister voor Jeugd en Gezin om toezicht te houden op de uitvoering van het beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen» (o.a. het in de praktijk brengen van «één gezin, één plan»). ITJ is een samenwerkingsverband van de inspectie jeugdzorg, onderwijs, gezondheidszorg, openbare orde en veiligheid en werk en inkomen.

Overzicht begrotingsuitgaven (x € miljoen)
Instrument2008
Doeluitkering jeugdzorgaanbod865
Doeluitkering bureaus jeugdzorg168
Realisering gesloten zorgaanbod85
Aanpak kindermishandeling5
Nationaal Jeugdinstituut (NJI)4
Actieplan «Professionalisering»1
Diversen7

Meetbare gegevens

Indicatoren Waarde 2007BasiswaardeStreefwaarde 2008Streefwaarde 2011
% vermindering netto-uitvraag verantwoordingsinformatie0%5%25%
Invoering Verwijsindex0%0%100%
Aantal regio’s (combinatie van gemeenten) dat met de RAAK-aanpak werkt44i.o.
Doorlooptijd AMK-onderzoek (weken)< 13< 13i.o.
Wachttijd geïndiceerde Jeugdzorg (weken)9< 9< 9

T.a.v. de doorlooptijd van een AMK-onderzoek: de tweede helft van 2007 wordt benut om tot nieuwe afspraken te komen over de wettelijke norm voor de doorlooptijd van een AMK-onderzoek. Vervolgens wordt het uitvoeringsbesluit gewijzigd. De huidige norm is gebaseerd op artikel 54 lid 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg.

Operationele doelstelling 3.2

Snelle inzet van de meest adequate dwangmiddelen om hulp op gang te brengen indien dit niet op vrijwillige basis kan en kinderen in hun opvoeding en ontwikkeling ernstig worden bedreigd.

Motivering

Ouders en jongeren die hulp nodig hebben, kunnen daar zelf om vragen bij de instanties voor vrijwillige hulpverlening. Niet alle kinderen en ouders zijn echter in staat of bereid om vrijwillig hulp te zoeken of te accepteren. Als de situatie waarin kinderen zich bevinden bedreigend is (of kan worden) voor de opvoeding en ontwikkeling, moet de overheid overwegen of de noodzakelijke hulp met inzet van een dwangmiddel, in het belang van het kind, alsnog op gang moet worden gebracht. Dwangmiddelen bieden die mogelijkheid. Vanzelfsprekend moet het meest geëigende dwangmiddel in iedere situatie worden gebruikt: een ondertoezichtstelling (al dan niet met een uithuisplaatsing) of een ontneming van het gezag (gevolgd door voogdij). Om ervoor te zorgen dat, in het belang van de jongere, de juiste maatregel zo snel mogelijk beschikbaar is en vervolgens adequaat wordt uitgevoerd, worden diverse acties in gang gezet.

Instrumenten

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de jeugdzorg vormen het wettelijke kader voor het jeugdbeschermingsbeleid. Het kabinet zet hiertoe onder andere, ter specifieke invulling van dit kader, onderstaande instrumenten in:

• in 2008 starten van onderzoek van de wenselijkheid en mogelijkheden voor hulpaanbod in het gedwongen kader voor jongeren van 18 jaar en ouder, omdat het vaak omwenselijk wordt gevonden dat als gevolg van de meerderjarigheidsgrens de gedwongen hulpverlening thans met 18 jaar moet worden gestopt;

• het starten van de landelijke invoering van een nieuwe werkwijze voor het afhandelen van potentieel beschermwaardige zaken. De doorlooptijden voor besluitvorming over inzet van jeugdbescherming bedraagt thans gemiddeld 320 dagen (BJZ/AMK, Raad voor de Kinderbescherming en kinderrechter) en wordt teruggebracht tot een nader te bepalen normtijd die voortvloeit uit proefprojecten;

• ter ondersteuning van de samenwerking in de jeugdbeschermingsketen is in 2007 een plan ontwikkeld om de informatie-uitwisseling tussen de partners te vergemakkelijken dat per eind 2009 is uitgevoerd;

• het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering van de gezinsvoogdij door middel van de Deltaplanmethode en een lagere case load per gezinsvoogdijwerker. Eind 2008 werkt iedere gezinsvoogdijwerker volgens deze nieuwe werkwijze en met een lagere case load;

• ontwikkelen en uitproberen van een nieuwe methode ter verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van de voogdij voor respectievelijk de Bureaus Jeugdzorg en Nidos;

• indienen van een wetsvoorstel voor wijziging van de kinderbeschermingswetgeving (boek 1 Burgerlijk Wetboek) bij de Tweede Kamer. Met het voorstel stelt het kabinet het belang van het kind centraal en beoogt het meer maatwerk voor de praktijksituaties waarin een kinderbeschermingsmaatregel aangewezen is.

Overzicht begrotingsuitgaven (x € miljoen)
Instrument2008
Doeluitkering Bureaus Jeugdzorg211
Voogdij AMV7
Opvang AMV11
LBIO4
Raad voor de Kinderbescherming69
Diversen2

Meetbare gegevens

Indicatoren Realisatie 2006BasiswaardeStreefwaarde 2008Streefwaarde 2011
Case load per FTE gezinsvoogd17,51515
Percentage maatregelen met een doorlooptijd vanaf de uitspraak van de rechter tot de mededeling aan de jeugdige binnen de norm (5 werkdagen)87%100%100%
Percentage maatregelen met een doorlooptijd vanaf het moment dat de gezinsvoogdijwerker aan het gezin is toegevoegd totdat het plan van aanpak is opgesteld binnen de norm (30 werkdagen)33%70%95%
Doorlooptijd besluitvorming jeugdbeschermingsmaatregeli.o.i.o.i.o.

De case load per FTE gezinsvoogd betreft een gemiddelde waarde zoals gemeten ultimo van een kalenderjaar (conform het Convenant Verlaging case load gezinsvoogdij).

T.a.v. de doorlooptijd besluitvorming jeugdbeschermingsmaatregel: eind 2007 of begin 2008 wordt de nieuwe werkwijze voor het afhandelen van beschermwaardige zaken (bestuurlijk) vastgesteld. Onderdeel van deze vaststelling is (a) de bepaling van normtijden en (b) het regelen van de registratie van de normtijden. Deze indicator wordt in de begroting 2009 operationeel.

Kengetallen Waarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Aantal instroom voogdij828935920750
Aantal instroom voorlopige voogdij607377350350
Aantal instroom ondertoezichtstelling7 5128 3038 9008 100

De geraamde daling van de instroom OTS berust op de verwachting dat na een jarenlange stijging van het aantal zaken het niveau geleidelijk weer zal dalen tot het niveau van 2005. De verwachting is mede gebaseerd op de inzet van het kabinet om problematische situaties in een zo vroeg mogelijk stadium aan te pakken.

Operationele doelstelling 3.3

Jongeren die (om andere redenen dan ziekte of verzorging) niet naar school gaan, geen baan hebben en ook niet op zoek zijn naar werk of scholing, krijgen een intensief scholingstraject, dat hen weer terug kan leiden naar werk of opleiding.

Motivering

Er zijn teveel jongeren die aan de kant staan. Het gaat dan vooral om jongeren die niet in een leertraject zitten, niet werken en dreigen af te glijden. Het is van belang maatregelen te treffen om te voorkomen dat deze jongeren hun toekomst vergooien door gebrek aan diploma‘s of werkervaring. De afstand tot de arbeidsmarkt mag niet te groot worden.

Het primaire doel is dat elke jongere die kan leren of werken (al dan niet in combinatie), dit ook daadwerkelijk doet. Daarnaast is ook een doelstelling van de campussen om een bijdrage te leveren aan het kabinetsbeleid ten aanzien van veiligheid om de jeugdcriminaliteit met 10 procent te verminderen. Met de campussen kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat jongeren die lichte vergrijpen hebben gepleegd, (verder) afglijden naar de criminaliteit.

Instrumenten

Aan jongeren zonder zicht op opleiding of baan die met de gebruikelijke instrumenten niet bereikt worden, wil het kabinet perspectief bieden door de landelijke invoering van campussen die gericht zijn op scholing en/of arbeidstoeleiding.

Vanuit de veiligheidsenveloppe is voor de periode 2009 tot en met 2011 een indicatieve reeks gereserveerd bovenop het bedrag van € 3 miljoen uit 2008. Het betreft een bedrag van € 8 miljoen in 2009 oplopend tot € 17 miljoen in 2011. In de tabel «Meetbare gegevens» zijn streefwaarden opgenomen die de ambitie van het kabinet weergeven, inclusief de indicatief gereserveerde middelen.

Overzicht begrotingsuitgaven (x € miljoen)
Instrument2008
Campussen4
KengetallenWaarde 2005Waarde 2006Waarde 2007Waarde 2008
Aantal pilots campussen89
Aantal ingestroomde jongeren in pilots campussen150200
Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
 OnderzoeksonderwerpAD/ODA. Start B. AfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingWet op de jeugdzorg3.1 3.2A: 2009 B: 2010 
Effectenonderzoek ex postUitvoering van motie-Soutendijk3.1A: oktober 2005 B: november 2006http://www.minvws.nl/ kamerstukken/ djb/2006/ evaluatie-wet- op-de-jeugdzorg-en-ibo-jeugdbeleid.asp
 Onderzoek naar regionale verschillen in doelmatigheid in de jeugdzorg3.1A: mei 2006 B: februari 2007http://www.jeugden gezin.nl/kamerstukken/2007/antwoorden -op-kamervragen-over-evaluatieonderzoek -wet-op-de-jeugdzorg-en -ibo-jeugdbeleid-30–899-nr1.asp
 Evaluatie pilots campussen3.3A: 2007 B: 2010 

Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien

Algemeen

Dit artikel heeft een technisch-administratief karakter. Op het begrotingsdeel van dit niet-beleidsartikel worden middelen voor loon- en prijsbijstelling geraamd, voordat die middelen worden verdeeld over de beleidsartikelen. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegedeeld.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)
 2006200720082009201020112012
Verplichtingen000– 1 694– 3 387– 6 774– 6 775
        
Uitgaven000– 1 694– 3 387– 6 774– 6 775
        
Programma-uitgaven000– 1 694– 3 387– 6 774– 6 775
Loonbijstelling0000000
Prijsbijstelling0000000
Onvoorzien0000000
Taakstelling000– 1 694– 3 387– 6 774– 6 775

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt ingegaan op de onderwerpen in de bedrijfsvoering die specifiek in 2008 aan de orde zullen zijn. De paragraaf heeft uitdrukkelijk het karakter van een uitzonderingsrapportage.

Programma begroting

Deze begroting voor Jeugd en Gezin is opgebouwd uit de oorspronkelijke beleidsterreinen van VWS, Justitie, SZW en OCW waarvoor de minister voor Jeugd en Gezin beleidsmatig verantwoordelijk is. Deze begroting bestaat alleen uit programmamiddelen. Een gevolg hiervan is dat de verantwoordelijkheid voor uitvoeringsorganisaties (bijvoorbeeld de SVB in het kader van de AKW, de Belastingdienst in het kader van het kindgebonden budget) en de personele en materiële uitgaven van de beleidsdepartementen die werkzaamheden verrichten voor de minister voor Jeugd en Gezin onder de verantwoordelijkheid blijven vallen van de respectieve ministers van VWS, Justitie, Financiën, SZW en OCW.

Aansturing van het programma

De aansturing van het programma voor Jeugd en Gezin wordt op de volgende wijze vormgegeven:

1. De minister voor Jeugd en Gezin is op grond van het Koninklijk Besluit van 22 februari 2007 «Besluit houdende het niet verlenen van ontslag aan twee ministers alsmede benoeming van dertien nieuwe ministers en twee vice-minister-presidenten») benoemd als programmaminister belast met de aangelegenheden betreffende Jeugd en Gezin.

2. De minister voor Jeugd en Gezin beheert een programmabegroting, te weten begrotingshoofdstuk XVII.

3. Bij het jeugd- en gezinsbeleid betrokken dienstonderdelen van VWS, Justitie, SZW en OCW verrichten werkzaamheden voor de minister voor Jeugd en Gezin. De budgettaire verantwoording van de betrokken apparaatsuitgaven blijft plaatsvinden op de begrotingen van VWS, Justitie, SZW en OCW.

4. Het ministerie van VWS faciliteert de minister voor Jeugd en Gezin ten aanzien van de ondersteuning door de staf- en bedrijfsvoeringsdiensten. In dat kader spreken de ministers van Jeugd en Gezin en van VWS af dat de minister van VWS de Auditdienst van VWS opdraagt de controle van begrotingshoofdstuk XVII uit hoofde van artikel 66 van de Comptabiliteitswet uit te voeren.

5. Om de rechtmatigheid van de programmauitgaven- en ontvangsten en het aangaan van verplichtingen te garanderen worden voorzieningen getroffen om de relatie tussen de minister voor Jeugd en Gezin en de diensthoofden met budgetverantwoordelijkheid te regelen.

6. De Auditdienst van VWS maakt nadere afspraken met de betrokken Auditdiensten over de efficiënte inrichting van de controle van begrotingshoofdstuk XVII uit hoofde van artikel 66 van de Comptabiliteitswet.

7. Over de samenstelling en werkwijze van het Audit Committee wordt later besloten.

VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Leeswijzer

Het verdiepingshoofdstuk bestaat allereerst uit een cijfermatig overzicht per artikel. Bij ieder artikel wordt de opbouw (van de stand vanaf de ontwerpbegroting 2007) tot aan de stand ontwerpbegroting 2008 opgenomen. De belangrijkste mutaties sinds de 1e suppletore wet 2007 worden toegelicht voor zover de kasbedragen in enig jaar meer dan € 2 miljoen bedragen. Vervolgens worden de relevante ZBO’s en RWT’s gepresenteerd, waarna twee conversietabellen volgen: een «wordt-was-tabel» en een «was-wordt-tabel». Na deze tabellen volgende de moties en toezeggingen Het Verdiepingshoofdstuk wordt afgesloten met een afkortingenlijst en een trefwoordenregister.

Beleidsartikel 1: Gezin en inkomen
Uitgaven (x € 1000)200720082009201020112012
Budgetoverheveling AKW en kindgebonden budget3 375 1733 960 7333 889 1693 829 2733 772 6163 738 167
Mutatie 1e suppletore wet100300300300300300
Mutaties15 10582 800274 039345 948518 626523 868
Nominale wijzigingen20 02870 31469 66569 07768 60368 191
       
Stand ontwerpbegroting 20083 410 4064 114 1474 233 1734 244 5984 360 1454 330 526
Ontvangsten (x € 1000)200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007272272272272272272
       
Stand ontwerpbegroting 2008272272272272272272

De budgetoverheveling AKW en kindgebonden budget van SZW naar Jeugd en Gezin wijkt af van de stand Ontwerpbegroting 2007 van SZW vanwege een technische actualisatie van de uit de fiscaliteit overgehevelde kinderkorting in verband met een ramingsbijstelling van de reële inkomensontwikkeling.

Toelichting belangrijkste mutaties (bedragen x € 1000)
Omschrijving200720082009201020112012
Algemene Kinderbijslagwet      
Op basis van onder meer de uitvoeringsinformatie van de SVB zijn de (volume)ramingen voor de AKW meerjarig aangepast.15 10528 80032 03926 94825 62630 868
In 2010 wordt de kinderbijslag verlaagd onder gelijktijdige verhoging van het kindgebonden budget. Dit leidt per saldo tot € 100 miljoen lagere uitgaven. De inkomenseffecten van deze budgetoverheveling moeten worden bezien in het licht van de effecten van de invoering van gratis schoolboeken en de integratie van de WTOS met het kindgebonden budget.   – 235 000– 235 000– 235 000
Kindgebonden budget      
Zie toelichting bij corresponderende mutatie AKW.   135 000135 000135 000
Overboeking van OCW naar J&G in verband met de integratie van het zogeheten niet-boekendeel van WTOS in het kindgebonden budget.   88 00088 00088 000
Verhoging budget in verband met de integratie van het zogeheten niet-boekendeel van WTOS in het kindgebonden budget en in verband met vermindering niet-gebruik. 10 00015 00045 00045 00045 000
Verhoging budget in verband met de invoering van bedragen voor het tweede en volgende kind. 3 000186 000245 000419 000419 000
Verhoging kindgebonden budget met € 40 per huishouden als bijdrage aan een evenwichtig inkomensbeeld. 41 00041 00041 00041 00041 000
Beleidsartikel 2: Gezond opgroeien en meedoen
Uitgaven (x € 1000)2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007 244 696244 416244 406244 406244 406244 406
Mutatie 1e suppletore wet 21 0742 46914 62014 22014 08814 088
Nieuwe mutaties 44427 23550 75572 95295 81595 815
Nieuwe nominale wijzigingen 5 2785 3025 3025 3025 3025 302
        
Stand ontwerpbegroting 2008 271 492279 422315 083336 880359 611359 611
Ontvangsten (x € 1000)2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007 1 5451 5451 5451 5451 5451 545
        
Stand ontwerpbegroting 2008 1 5451 5451 5451 5451 5451 545
Toelichting belangrijkste mutaties (bedragen x € 1000)
Omschrijving200720082009201020112012
Voor het bekostigen van het huidige aantal opleidingsplaatsen voor de deelopleidingen collectieve preventie door het opleidingsfonds is door middel van een Bestuursakkoord met de VNG afgesproken om de bijdragen van de gemeenten te verrekenen met de TRSU Jeugdgezondheidszorg. – 3 151– 3 151– 3 151– 3 151– 3 151
Er komen extra middelen beschikbaar voor de totstandkoming van Centra voor Jeugd en Gezin, zodat meer ouders en kinderen ondersteund kunnen worden bij de opvoeding en het opgroeien. 25 00050 00075 000100 000100 000
Er komen middelen beschikbaar die verband houden met onderzoek, communicatie en organisatie ten behoeve van het programma voor jeugd en gezin. 3 0003 0002 0002 0002 000
Beleidsartikel 3: Zorg en bescherming
Uitgaven (x € 1000)2006200720082009201020112012
        
Stand ontwerpbegroting 2007 1 319 6211 272 9181 259 3061 258 8581 258 1501 258 150
Mutatie 1e suppletore wet 4 467– 8 377– 7 128– 5 874– 5 0035 003
Nieuwe mutaties 40 331155 02190 53584 47384 47784 218
Nieuwe nominale wijzigingen 25 66225 71625 43025 40725 39325 393
Stand ontwerpbegroting 2008 1 390 0811 443 2781 368 1431 362 8641 363 0171 362 758
Ontvangsten (x € 1000)2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007 16 19020 74820 74820 74820 74820 748
Nieuwe mutaties – 1 350– 1 050– 1 050– 1 050– 1 050– 1 050
Stand ontwerpbegroting 2008 14 84019 69819 69819 69819 69819 698
Toelichting belangrijkste mutaties (bedragen x € 1000)
Omschrijving200720082009201020112012
De doeluitkering jeugdzorg is aangepast op grond van de indexering van de kosten van de pleegzorg.6952 3142 4422 7432 8002 800
De contracten met aanbieders van Kleinschalige Wooneenheden en Kinderwoongroepen zijn overgedragen aan het COA (Ministerie van Justitie) (TK 27 062, nr. 48).– 8 4717 046– 5 925– 4 972– 4 270– 4 270
De verwachte instroom van alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv’s) is neerwaarts bijgesteld. Hierdoor vallen de begeleidingskosten van pupillen structureel lager uit.– 9502 100– 3 400– 3 400– 3 400– 3 400
De mutatie heeft betrekking op de subsidietaakstelling uit het coalitieakkoord. De uitkeringen aan de provincies ten behoeve van de Bureaus Jeugdzorg maken daar deel van uit. – 2 609– 5 259– 10 518– 10 518– 10 518
In het actieplan voor de aanpak van kindermishandeling is voorzien dat de RAAK-werkwijze landelijk wordt ingevoerd. Daarnaast zijn de middelen beschikbaar voor de publiekscampagne, bedoeld om voortdurend de aandacht te vestigen op het voorkomen en bestrijden van kindermishandeling en voor prevalentie- en evaluatie-onderzoek 4 6004 6004 8001 1001 100
Vanaf 2008 worden middelen van de begroting van Justitie overgeheveld naar Jeugd en Gezin ten behoeve van realisering van gesloten zorgaanbod. 52 04649 30148 71448 71448 714
Er komt 2 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van het Integraal Toezicht Jeugdzorg. 2 0002 0002 0002 000200
De Raad voor de kinderbescherming ontvangt extra middelen om toenemende instroom op te kunnen vangen.5 0006 3893 6683 8294 2094 186
Er komt extra geld beschikbaar vanwege de te verwachten toename van het aantal ondertoezichtstellingen. 25 66711 00511 48712 62812 557
Deze middelen zijn bedoeld om de te verwachten toename van het aantal meldingen van kindermishandeling op te vangen.5 0009 0003 6683 8294 2094 186
Deze middelen zijn bedoeld voor extra zorgaanbod op grond van de Wet op de jeugdzorg.30 00056 00222 00922 97525 25625 114
Voor de invoering van campussen gericht op scholing en/of arbeidstoeleiding heeft het kabinet extra middelen uitgetrokken. De doelgroep bestaat vooral uit jongeren die niet in een leertraject zitten, niet werken en dreigen af te glijden. 3 0003 0003 0003 0003 000

Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien

Uitgaven (x € 1000)2006200720082009201020112012
Stand ontwerpbegroting 2007 000000
Mutatie 1e suppletore wet 000000
Nieuwe mutaties 00– 1 694– 3 387– 6 774– 6 775
Nieuwe nominale wijzigingen 000000
        
Stand ontwerpbegroting 2008 00– 1 694– 3 387– 6 774– 6 775
Toelichting belangrijkste mutaties (bedragen x € 1000)u
Omschrijving200720082009201020112012
Additionele subsidietaakstelling uit het Coalitieakkoord00– 1 694– 3 387– 6 774– 6 775

ZBO’s en RWT’s

Bedragen x € 1 miljoen
 NaamZBO/RWT2008
 Uit begrotingsmiddelen  
1NIDOSZBO; RWT18,0
2LBIOZBO; RWT 4,9

Conversietabellen

Was-wordt-tabel
Artikel 2007Artikel 2008
33 – SZW1 – Gezin en Inkomen
AKWAKW
KindertoeslagKindgebonden budget
  
41 – VWS2 – Gezond opgroeien
Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl (jeugddeel).Kinderen hebben een gezonde leefstijl en groeien lichamelijk en geestelijk gezond op.
  
45 – VWS2 – Gezond opgroeien
Kinderen en hun ouders krijgen op tijd de ondersteuning die ze nodig hebben bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.
  
45 – VWS3 – Zorg en Bescherming
Kinderen die ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd de juiste indicatiestelling. Kinderendie ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en wor- den, indien nodig in bescherminggeno- men, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.
  
Geïndiceerde kinderen en hun ouders/verzorgers kunnen gebruikmaken van kwalitatief goede jeugdzorg.Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en wor- den, indien nodig in bescherming geno- men, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.
  
Geïndiceerde kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd de juiste hulp bij een zorgaanbieder van hun keuze. Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en wor- den, indien nodig in bescherming geno- men, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.
  
 Kindermishandelingaanpakken.
  
14 – JUS3 – Zorg en Bescherming
Effectieve bescherming van jeugdigen tegen voor hun opvoeding ontwikkeling bedreigende situaties met inzet van juridische dwangmiddelen. Voorzien in voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en wor- den, indien nodig in bescherming geno- men, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.
  
22 – SZW3 – Zorg en Bescherming
Aanpak onwillige jongeren.Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en wor- den, indien nodig in bescherming geno- men, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.
  
99 – Nominaal en onvoorzien99 – Nominaal en onvoorzien
LoonbijstellingLoonbijstelling
PrijsbijstellingPrijsbijstelling
OnvoorzienOnvoorzien
TaakstellingTaakstelling
Wordt-was-tabel
Artikel 2008Artikel 2007
1 – Gezin en Inkomen33 – SZW
AKWAKW
Kindgebonden budgetKindertoeslag
  
2 – Gezond opgroeien41 – VWS
Kinderen hebben een gezonde leefstijl en groeien lichamelijk en geestelijk gezond op.Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl (jeugddeel).
  
2 – Gezond opgroeien45 – VWS
Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.Kinderen en hun ouders krijgen op tijd de ondersteuning die ze nodig hebben bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.
  
3 – Zorg en Bescherming45 – VWS
Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en worden, indien nodig in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.Kinderen die ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling en hun ouders/verzor- gers krijgen op tijd de juiste indicatiestelling.
  
Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en worden, indien nodig in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.Geïndiceerde kinderen en hun ouders/verzorgers kunnen gebruikmaken van kwalitatief goede jeugdzorg.
  
Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en worden, indien nodig in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.Geïndiceerde kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd de juiste hulp bij een zorgaanbieder van hun keuze.
  
Kindermishandeling aanpakken.  
  
3 – Zorg en Bescherming14 – JUS
Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en worden, indien nodig in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.Effectieve bescherming van jeugdigen tegen voor hun opvoeding ontwikkeling bedreigende situaties met inzet van juridische dwangmiddelen. Voorzien in voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
  
3 – Zorg en Bescherming22 – SZW
Kinderen die ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd, krijgen zorg en worden, indien nodig in bescherming genomen, zodat zij veilig kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen tot zelfstandige burgers.Aanpak onwillige jongeren.
  
99 – Nominaal en onvoorzien99 – Nominaal en onvoorzien
LoonbijstellingLoonbijstelling
OnvoorzienOnvoorzien
PrijsbijstellingPrijsbijstelling
TaakstellingTaakstelling

MOTIES

AANGENOMEN MOTIESKAMERSTUKSTAND VAN ZAKEN
Motie Verburg over structurele verhoging kinderbijslag30 800 XV, nr. 40Standpunt in voorbereiding.
   
Motie Soutendijk-Van Appeldoorn inzake rapportage met betrekking tot verschillende aspecten van de werking van de Wet op de jeugdzorg28 168, nr. FAFGEHANDELD Zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 29 november 2006 (30 899, nr. 1).
   
Motie-Cörüz/Örgü over een onderzoek naar de precieze omvang en oorzaak van de wachtlijsten jeugdzorg per provincie.29 815, nr. 52AFGEHANDELD Zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 9 juli 2007 (30 899, nr. 1).
   
Motie-Voordewind c.s. over het zo spoedig mogelijk brengen van civielrechtelijke jongeren onder een civielrechtelijke regime.30 800 XVI, nr. 98AFGEHANDELD Zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 3 juli 2007 (30 644, nr. 24).
   
Motie-Van der Vlies c.s. over de claim voor kwaliteitshandhaving van schippersinternaten.30 800-XVI, nr. 112De Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
Motie-Voordewind c.s. over één gratis nummer voor de Kindertelefoon.31 015, nr. 15AFGEHANDELD Zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 5 juli 2007 (31 015, nr. 16).
   
Motie-Cörüz c.s. over een ambtshalve bevoegdheid voor de kinderrechter voor OTS.31 015, nr. 14Planning: december 2007.
   
Motie-Dibi c.s. over de uitwerking van kwaliteitscriteria in de gesloten opvang.30 644, nr. 17Over de uitvoering van deze motie wordt overleg gevoerd in het kader van jeugdzorgbrede kwaliteitstrajecten.
   
Motie-Çörüz c.s. over harmonisatie van de rechtspositie van een drietal groepen jongeren.30 644, nr. 19Wordt meegenomen in traject wijziging Wet Bopz.
   
Motie-Çörüz over de borging van de rechtspositie van de jeugdige bij het toezicht op de uitvoering van de Wet op de gesloten jeugdzorg.30 644, nr. 20Zal worden meegenomen in jaarwerkprogramma 2008 Inspectie Jeugdzorg.
   
Motie-Van der Staaij c.s. over voortzetting van het programma «De Uitdaging».31 056, nr .3AFGEHANDELD Zie brief aan de Tweede Kamer d.d. 5 september 2007.
   
Motie-Verdonk over concrete voorstellen voor de financiële en organisatorische regierol van gemeenten bij Centra voor Jeugd en Gezin.31 001, nr. 10Wordt meegenomen in de brief over Centra voor Jeugd en Gezin, die naar verwachting eind november aan de Kamer wordt aangeboden. Planning: november 2007.
   
Motie-Depla over het opnemen van een begeleidingsplicht in de Wet Ernstige overlast.30 136, 28 684, nr. 16Binnenlandse Zaken en Justitie nemen hierin het initiatief en bekijken de mogelijkheden om de begeleidingsplicht in het wetgevingstraject op te nemen. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd. Planning: najaar 2007.
   
Motie-Bouchibti/Sterk over het organiseren van de zorgcoördinatie binnen de totale jeugdketen.31 001, nr. 8Wordt meegenomen in de brief over Centra voor Jeugd en Gezin, die naar huidige inschatting voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer wordt aangeboden. Planning: november 2007.
Motie-Depla/Sterk over onderzoek naar verplichte opvoedondersteuning vanuit de Centra voor Jeugd en Gezin.30 136, 28 684, nr. 17Wordt meegenomen in de brief over Centra voor Jeugd en Gezin, die naar huidige inschatting voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer wordt aangeboden. Planning: november 2007.
   
Motie-Bouchibti/Sterk over signalen in de Verwijsindex.31 001, nr. 7Wordt meegenomen in de brief over Centra voor Jeugd en Gezin, die naar huidige inschatting voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer wordt aangeboden. Planning: november 2007.
   
Motie-Kalsbeek over verzoek om uitwerking uitbreiding mogelijkheden hulpverlening voor gezinsvoogd.29 200 VI, nr. 45De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
Motie-Arib over onderzoek naar seksueel misbruik van kinderen van Marokkaanse afkomst.30 300 VI, nr. 159De Tweede Kamer zal medio 2008, na afronding van het onderzoek, worden geïnformeerd.

Toezeggingen

WAT IS TOEGEZEGD?VINDPLAATSSTAND VAN ZAKEN
De Tweede Kamer wordt nader geïnformeerd over varianten en vaststelling van de hoogte van het kindgebonden budget 2009 alsmede over het onderzoek naar de kosten van gezinnen uitgesplitst naar het aantal kinderen.Behandeling Wet op het kindgebonden budget (30 912)De Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
Brief over ontmoetingsplaatsen in omgangshuizen voor ouder en kind.Behandeling VWS-begroting 2007 d.d. 17 januari 2007 Wordt meegenomen in de brief over Centra voor Jeugd en Gezin. Planning: november 2007.
   
De groei van de behoefte aan gesloten jeugdzorg wordt meegenomen in het algemene onderzoek naar de oorzaken van de groei van de behoefte aan jeugdzorg.Behandeling Wijz. Wet op de jeugdzorg; gesloten jeugdzorg(30 644)Wordt meegenomen in het onderzoek naar de groei van de jeugdzorg.
   
De Kamer ontvangt eenmaal per jaar de realisatiecijfers inzake het aantal plaatsen gesloten jeugdzorg. plenair wetgevingsdebat 28 juni 2007De Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd.
   
De vragen van mevrouw Langkamp over o.m. het personeelsverloop bij BJZ. AO Jeugdzorg d.d. 27 juni 2007Voor zover deze vragen van mevrouw Langkamp niet zijn beantwoord, zullen zij in het najaar van 2007 schriftelijk worden beantwoord.
   
De Kamer wordt komend najaar geïnformeerd over de kwaliteitssystemen bij Bureau’s Jeugdzorg.AO Jeugdzorg d.d. 27 juni 2007De Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
De Kamer wordt nader geïnformeerd over het verschil tussen vervangende zorg en geïndiceerde zorg en de mogelijke gevolgen (doorbereking) voor de wachtlijsten jeugdzorg. AO Jeugdzorg d.d. 27 juni 2007De Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
De minister overlegt met de provincies over de frequentie van de wachtlijstrapportages en de informatie over vervangende zorg daarin, over kwaliteitsbevordering en over doelmatig werken. De Kamer wordt daar z.s.m. over geïnformeerd, alsmede over de mogelijkheden tot verbetering en de frequentie van de informatiestromen. AO Jeugdzorg d.d. 27 juni 2007De Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
Aanvullend onderzoek onder gebruikers van Raadsrapportages inzake scheiding- en omgang.Behandeling Wetsvoorstel bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (30 145) d.d. 21 maart 2007De Tweede Kamer zal in december 2007 worden geïnformeerd.
   
De minister van Justitie zegt de Kamer toe na de zomer een brief aan de Kamer te sturen over het curriculum voor de jeugdrechter en de mogelijkheden voor een elektronisch dossier voor jeugdzaken.Begrotingsbehandeling d.d. 17 en 18 januari 2007De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
De minister van Justitie zegt de Kamer toe dat na afloop van het experiment gezinscoaching in Limburg een voortgangsrapportage over motie 29 200 VI nr. 45 wordt toegezonden, waarin tevens wordt ingegaan op de vraag of een combinatie gezinsvoogd-gezinscoach mogelijk is.Nota overlegLandelijk Beleidskader Jeugdzorg/Voortgangsrapportage d.d. 31 januari 2005De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
De minister van Justitie zegt de Kamer toe het voostel van de heer Cörüz over het opvoedingsbesluit te betrekken bij Beter Beschermd.AO Jeugdzorg d.d. 14 juni 2006De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
De minister van Justitie zegt toe de Kamer in te lichten indien verder onderzoek naar de problemen en aanpakken van tienerseks, beleidsconsequenties heeft.Mondelinge vragenuurtje over «Breezerseks» d.d. 10 april 2007De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
De minister van Justitie zegt de Kamer toe in het voorjaar van 2007 de Kamer een brief te sturen over de uitkomsten van het onderzoek naar loverboys.AO Jeugdzorg d.d. 14 juni 2006De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
De minister van Justitie zegt de Kamer toe de Kamer schriftelijk te informeren over plan van aanpak t.b.v. loverboy-problematiek.AO Jeugdzorg d.d. 14 juni 2006De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
De minister van Justitie zegt de Kamer toe een onderzoek te doen naar de vormen van seksueel misbruik/risicovol gedrag. Tevens een brief aan de TK doen toekomen met beleidsvoorstellen.Voortzetting AO Kinderporno d.d. 17 mei 2006De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.
   
De minister van Justitie zegt de Kamer toe haar medio 2006 te informeren over de uitkomsten van een pilot met een «ik doe normaal contract».Zie brief aan de Tweede Kamer Voorstel ChristenUnie «Doe Normaal» d.d. 2 november 2004 De Tweede Kamer zal in het najaar van 2007 worden geïnformeerd.

Afkortingenlijst

ADAlgemene Doelstelling
AKWAlgemene Kinderbijslagwet
AMKAdvies- en Meldpunt Kindermishandeling
AMVAlleenstaande minderjarige vluchteling
AOAlgemeen Overleg
BJZBureau Jeugdzorg
BOPZWet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
BOSRegeling buurt, onderwijs en sport
CensisCentrale Stichting van Internaten voor Schippers- en Kermisjeugd
CJGCentrum voor Jeugd en Gezin
COACentraal Orgaan opvang asielzoekers
CPBCentraal Planbureau
CWComptabiliteitswet
EKDElektronisch Kinddossier
ftefulltime equivalent
ggzgeestelijke gezondheidszorg
HBO-raadVereniging van hogescholen
IBOInterdepartementaal beleidsonderzoek
ICTInformatie- en communicatietechnologie
IJZInspectie Jeugdzorg
ITJIntegraal toezicht jeugdzaken
JgzJeugdgezondheidszorg
JONGJeugdbeleid Overheid Nu Gezamenlijk, operatie -
LBIOLandelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
lvglicht verstandelijk gehandicapten
MOgroepMaatschappelijk Ondernemers Groep
MvJMinister van Justitie
NIPNederlands instituut voor psychologen
NJINederlands Jeugdinstituut
NVMWNederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers
NVONederlandse vereniging voor pedagogen en onderwijskundigen
OCWOnderwijs, Cultuur en Wetenschap, ministerie van -
ODOperationele Doelstelling
OTSOndertoezichtstelling
RAAKReflectie- en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling
RWTrechtspersoon met een wettelijke taak Stb. Staatsblad
SVBSociale Verzekeringsbank
SZWSociale Zaken en Werkgelegenheid, ministerie van -
TKTweede Kamer
TRSUTijdelijke Regeling Specifieke Uitkering
VIRVerwijsindex voor Risicojongeren
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VWSVolksgezondheid, Welzijn en Sport, ministerie van -
WcpvWet collectieve preventie volksgezondheid
WjzWet op de jeugdzorg
WmoWet maatschappelijke ondersteuning
WTOSWet op de tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten
ZATZorg- en Adviesteam
Zbozelfstandig bestuursorgaan
ZonMwZorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen

Trefwoordenregister

Alcohol 9, 16, 20

Bedrijfsvoering 1, 3, 32

Bescherming 1, 5, 6, 9, 11, 22, 25, 26, 28, 35, 39, 40

Budgetflexibiliteit 3

Campus 10, 22, 23, 24, 25, 29, 30, 36

Centra voor Jeugd en Gezin 7, 16, 18, 19, 20, 35, 41, 42

Doelstellingen 3, 4, 11, 17, 18, 25

Drugs 9, 16, 20

Gezin 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 32, 33, 35, 36, 39, 40, 42, 43, 45

Gezond eten 16

Hulpverlening 9, 27, 28, 42

Instrumenten 4, 10, 13, 14, 15, 18, 19, 20, 22, 23, 25, 26, 28, 29

Jeugdbescherming 4, 22, 23, 28, 29

Jeugdcriminaliteit 10, 23, 29

Jeugdgezondheidszorg 8, 16, 18, 19, 22, 26, 45

Jeugd 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 30, 32, 35, 36, 39, 40, 41, 42, 43, 45

Jeugdzorg 8, 9, 11, 16, 18, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 30, 36, 39, 40, 41, 43, 44, 45

Kinderbijslagwet 4, 6, 13, 34, 45

Kinderen 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 25, 26, 27, 35, 39, 40, 42, 43

Kindermishandeling 10, 11, 23, 25, 26, 27, 36, 39, 40, 45

Kindvriendelijk 9

Ontwikkelingsvoorwaarden 6

Opgroeien 1, 4, 6, 9, 16, 17, 18, 22, 25, 34, 35, 39, 40

Opvoeding 6, 11, 18, 20, 26, 27, 35, 39, 40, 43

Participatie 9, 16, 17, 20, 21

Preventie 7, 8, 10, 11, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 26, 35, 45

Professionalisering 11, 26, 27

Risicogedrag 8

Roken 9, 14, 16, 18, 35

School 7, 8, 10, 19, 29

Tegemoetkoming 6, 7, 13, 14

Verantwoordelijkheid 3, 5, 6, 9, 13, 16, 17, 18, 22, 23, 26, 32

Verstandelijk gehandicapte jeugdigen 5

Verstandelijk gehandicapten 5, 22, 45

Verwijsindex 8, 16, 19, 26, 27, 42

Voogdij 9, 22, 23, 25, 27, 28, 29, 39, 40

Welzijn 8, 45

Wet gesloten jeugdzorg 9, 25, 26

Wet op de jeugdzorg 24, 25, 27, 28, 43

Wet op de maatschappelijke ondersteuning 18

Zorg 1, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 29, 35, 36, 39, 40, 41, 43, 45

Licence