Base description which applies to whole site

2.1 Overzicht belangrijkste uitgaven- en ontvangstenmutaties

In onderstaande tabel worden de belangrijkste suppletoire mutaties ten opzichte van de vastgestelde stand begroting 2024 voor het jaar 2024 weergegeven.

Deze mutaties worden hieronder nader toegelicht.

Tabel 1 Belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties 2024 (Eerste suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
 

Artikelnr.

Uitgaven 2024

Uitgaven 2025

Uitgaven 2026

Uitgaven 2027

Uitgaven 2028

Vastgestelde begroting 2024

 

55.299.160

57.531.978

55.927.279

55.701.865

55.536.856

Belangrijkste suppletoire mutaties

      

1

Ontvangen relevante loon- en prijsbijstelling

Diverse

2.644.964

2.719.484

2.656.470

2.642.208

2.630.970

2

Referentieraming inclusief studiefinanciering

Diverse

12.777

‒ 650.895

‒ 764.518

‒ 771.674

‒ 758.345

3

Saldo mee- en tegenvallers

Diverse

‒ 5.211

67.763

118.788

108.847

155.893

4

Saldo in- en extensiveringen

Diverse

‒ 27.637

‒ 7.247

12.433

6.408

‒ 122.042

5

Ingezette eindejaarsmarge

Diverse

236.030

0

0

0

0

6

Kasschuiven

Diverse

801.267

‒ 868.371

‒ 159.221

204.172

44.065

7

Nationaal Groeifonds

Diverse

101.790

95.981

148.066

136.721

13.521

8

Niet-plafondrelevante mutaties

11

‒ 926.471

‒ 884.806

‒ 928.498

‒ 1.039.804

‒ 1.074.754

9

Desalderingen

3, 14, 15

62.948

46.810

41.810

41.810

41.810

10

Overig

Diverse

6.428

28.197

49.546

46.627

27.603

Stand 1e suppletoire begroting 2024

Totaal

58.206.045

58.078.894

57.102.155

57.077.180

56.495.577

Toelichting belangrijkste uitgavenmutaties

1. Ontvangen relevante loon- en prijsbijstelling

Het kabinet besluit dit jaar alle loon- en prijsontwikkeling (lpo) uit te keren over de departementale begrotingen, ter compensatie van stijgende lonen en prijzen. In tabel 2 is de verdeling van de lpo over de artikelen te zien. De relevante lpo-tranche 2024 die OCW ontvangt bedraagt in 2024 € 2.645,0 miljoen.

Tabel 2 Uitgekeerde relevante loon- en prijsontwikkeling tranche 2024 (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2024

2025

2026

2027

2028

2029

1

Primair onderwijs

873.152

867.231

869.380

867.707

865.374

867.248

3

Voortgezet onderwijs

633.215

636.148

631.966

628.919

622.892

620.028

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

300.115

300.616

300.659

300.205

297.769

296.736

6

Hoger beroepsonderwijs

237.581

231.366

225.619

219.778

221.200

217.184

7

Wetenschappelijk onderwijs

360.003

360.556

363.707

362.368

364.264

363.178

8

Internationaal beleid

897

884

883

883

883

883

9

Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

14.938

22.216

22.311

22.827

22.737

22.651

11

Studiefinanciering

30.927

104.896

48.507

47.255

42.485

41.996

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

2.357

2.328

2.359

2.382

2.401

2.394

13

Lesgelden

857

848

901

897

901

900

14

Cultuur

56.089

59.435

57.432

57.343

57.191

56.996

15

Media

32.576

32.309

32.331

32.412

32.557

32.988

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

80.110

78.738

78.935

78.121

78.656

77.773

25

Emancipatie

1.087

1.130

1.032

1.085

971

971

91

Nog onverdeeld

0

0

0

0

574

574

95

Apparaat Kerndepartement

21.060

20.783

20.448

20.026

20.115

20.162

 

Totaal

2.644.964

2.719.484

2.656.470

2.642.208

2.630.970

2.622.662

2. Referentieraming inclusief studiefinanciering

Er vindt op de referentieraming en de raming van de studiefinanciering (hierna sf-raming) een per saldo tegenvaller van € 12,8 miljoen plaats in 2024 op de uitgaven. Deze tegenvaller wordt grotendeels veroorzaakt door een tegenvaller op de referentieraming van € 24,4 miljoen. Hier zitten verschillende bewegingen onder, allen ten opzichte van de Referentieraming van vorig jaar. Er worden onder andere meer leerlingen in de basisschoolleeftijd geraamd. Vanaf 2025 leidt de referentieraming tot meevallers vanwege een aanzienlijke bijstelling naar beneden van het aantal geraamde geboorten in de CBS bevolkingsprognose en tevens een kleine bijstelling naar beneden van het aantal in te stromen vo-leerlingen uit het buitenland. Daarnaast is het aantal studenten in het ho aanzienlijk lager, omdat de doorstroom vanuit het voortgezet onderwijs en het mbo naar het ho lager is dan voorheen verwacht en omdat de instroom van internationale studenten lager is dan eerder geraamd. Per saldo leiden deze effecten structureel tot een meevaller van € 499,8 miljoen op de referentieraming.

Daarnaast doen er zich meevallers voor op de relevante sf-raming van € 11,6 miljoen in 2024. Dit wordt veroorzaakt door het lagere aantal studenten dat doorwerkt in deze raming en daarnaast is er een lagere verwachting te zien in de omzettingen van prestatiebeurzen naar giften (op het moment van afstuderen). Structureel leidt de sf-raming tot een meevaller van € 297,2 miljoen.

Tabel 3 Leerlingen- en studentenontwikkeling en studiefinanciering (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2024

2025

2026

2027

2028

2029

1

Primair onderwijs

62.839

‒ 57.380

‒ 74.170

‒ 48.435

16.853

‒ 23.271

3

Voortgezet onderwijs

‒ 38.154

‒ 98.211

‒ 117.553

‒ 93.806

‒ 73.214

‒ 64.050

4

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

‒ 300

‒ 23.400

‒ 18.300

‒ 26.300

‒ 27.400

‒ 18.900

6

Hoger beroepsonderwijs

0

‒ 131.716

‒ 186.294

‒ 222.047

‒ 239.222

‒ 237.531

7

Wetenschappelijk onderwijs

0

‒ 97.836

‒ 134.919

‒ 152.570

‒ 158.432

‒ 156.081

11, 12, 13

Studiefinanciering (relevant)

‒ 11.608

‒ 242.352

‒ 233.282

‒ 228.516

‒ 276.930

‒ 297.202

 

Totaal

12.777

‒ 650.895

‒ 764.518

‒ 771.674

‒ 758.345

‒ 797.035

3. Saldo overige mee- en tegenvallers

Naast de referentieraming en sf-raming vindt er per saldo een meevaller van € 5,2 miljoen plaats op de OCW-begroting in 2024. Deze meevaller wordt onder andere veroorzaakt door een meevaller op de subsidieregeling school en omgeving van € 44,5 miljoen. Een deel van deze regeling is in 2023 al uitgekeerd en komt niet tot betaling in 2024 en 2025. Daarnaast vindt er een tegenvaller van € 46,6 miljoen plaats op de bekostiging van de nieuwkomers in het po. Dit wordt veroorzaakt door een blijvend hoge instroom van nieuwkomers en een verbeterde ramingsmethodiek waarbij wordt gerekend met de beleidsmatig vastgestelde bedragen voor nieuwkomers in het primair onderwijs en een nauwkeurigere inschatting van de werkelijke instroom.

4. Saldo in- en extensiveringen

Binnen de OCW-begroting worden een aantal extensiveringen gedaan om een deel van de intensiveringen te dekken. Hieronder worden enkele grotere in- en extensiveringen nader toegelicht:

  • lerarenbeurs ophogen: De Lerarenbeurs stimuleert de verhoging van het opleidings- en kwalificatieniveau van leraren. Gezien de overvraging van de beurs in het afgelopen jaar, wordt het budget voor de komende jaren opgehoogd met cumulatief € 9,3 miljoen in de periode 2024 tot en met 2026;

  • ophoging budget zij-instroom: De Regeling zij-instroom is een instrument in het bestrijden van het lerarentekort, waarbij momenteel het aantal aanvragen het budget overstijgt. De regeling wordt opgehoogd met cumulatief € 14,8 miljoen in 2024 en 2025 om aan het stijgend aantal aanvragen te kunnen voldoen;

  • digitaal examineren: OCW zal met deze middelen een programma opzetten waarmee onderzocht wordt op welke manier het verder digitaliseren van het examineren kan worden vormgegeven, enerzijds om het examen nauwer aan te kunnen laten sluiten op belangrijke vaardigheden van leerlingen en anderzijds om processen rondom het examineren efficiënter in te richten. Het betreft incidentele middelen voor het voorbereiden en uitvoeren van een experimenteer- en leerfase van cumulatief € 26,0 miljoen tot en met 2029;

  • masterplan Campussen Groningen: Naar aanleiding van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen is door het kabinet een meerjarig investeringspakket toegezegd ten behoeve van brede sociaal-economische ontwikkeling in Groningen. Onderdeel van dit pakket is het versterken van het kennis- en innovatie ecosysteem, door middel van campusontwikkeling. Het investeringspakket bedraagt cumulatief € 50,0 miljoen en wordt gedekt via extensiveringen binnen de OCW-begroting op de artikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie), artikel 6 (Hoger onderwijs), artikel 7 (Wetenschappelijk onderwijs) en artikel 16 (Onderzoek en wetenschapsbeleid);

  • energie 2024: In 2023 is structureel een extra tranche loon- en prijsbijstelling (lpo) toegekend aan de OCW-begroting in verband met gestegen energielasten. Deze lpo-middelen voor 2024 voor het funderend onderwijs (€ 30,6 miljoen) worden geëxtensiveerd;

  • G5: Door de overgang van een betaling per schooljaar naar een betaling per kalenderjaar voor de convenanten G5 valt er in 2025 eenmalig € 18,4 miljoen vrij.

5. Eindejaarsmarge

De totale onderuitputting in 2023 bedroeg € 494,0 miljoen. Conform begrotingsregels wordt maximaal 1% van het gecorrigeerde begrotingstotaal als eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting voor 2024. De totaal beschikbare eindejaarsmarge in 2024 komt daarmee voor OCW uit op € 470,9 miljoen. In tabel 4 is de inzet van de eindejaarsmarge uitgesplitst. Van de eindejaarsmarge wordt € 103,5 miljoen ingezet voor openstaande verplichtingen voor het kwijtschelden van DUO schulden bij gedupeerden en ex-partners als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire (KOT). Dit budget is niet volledig tot besteding gekomen in 2023 en is nodig voor uitbetalingen in 2024 en verder. Daarnaast wordt € 84,1 miljoen ingezet voor diverse andere openstaande verplichtingen vanuit 2023. Dit zijn verplichtingen die in 2023 zijn aangegaan, niet tot besteding zijn gekomen, en in 2024 alsnog moeten worden voldaan. Deze openstaande verplichtingen zijn reeds bij de Tweede Suppletoire begroting of in de brief ‘Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota’ gemeld aan de Tweede en Eerste Kamer. De hoogste openstaande verplichting betreft die op het budget bekostiging aan Oekraïense nieuwkomers ter hoogte van € 23,8 miljoen. Daarnaast wordt € 48,4 miljoen ingezet voor diverse problematiek op de OCW-begroting. Er wordt in totaal € 236,0 miljoen van de eindejaarsmarge op de OCW-begroting ingezet. De resterende € 234,9 miljoen wordt niet overgeheveld naar de OCW-begroting en ingezet ter verbetering van het Rijksbrede beeld.

Tabel 4 Eindejaarsmarge (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2024

 

Maximale EJM 1%

470.942

11

Maatregelen kabinetsreactie POK

103.543

Diverse

Openstaande verplichtingen

84.109

Diverse

Overige inzet

48.378

 

Saldo na inzet EJM op OCW-begroting

234.912

 

Niet overgeheveld naar OCW-begroting en ingezet voor het Rijksbrede beeld

‒ 234.912

 

Saldo eindejaarsmarge

0

6. Kasschuiven

Op de begroting worden diverse meerjarige kasschuiven doorgevoerd, om de budgetten in overeenstemming te brengen met het verwachte bestedingsritme. De grootste kasschuif betreft een schuif van € 1,0 miljard op het budget van de reisvoorziening van de vervoersbedrijven. Hiermee wordt de betaling aan de vervoersbedrijven (gedeeltelijk) al aan het eind van het voorafgaande jaar in plaats van aan het begin van het betreffende jaar gedaan (in dit geval in 2024 in plaats van in 2025), zonder af te wijken van de afspraken met de vervoerbedrijven. Met deze kasschuif wordt op verzoek van het kabinet een bijdrage geleverd aan de optimalisering van het kasritme van de Staat over de jaren heen.

7. Nationaal Groeifonds

In tabel 5 staan de middelen voor het Nationaal Groeifonds uiteengezet. Hierin zijn de volgende zaken verwerkt:

  • in de derde ronde van het NGF zijn de middelen voor een aantal OCW-projecten (deels) toegekend. Deze middelen worden bij Voorjaarsnota overgeheveld naar de OCW-begroting. Het gaat om de NGF-projecten Innovatie huisvesting (cumulatief € 124,2 miljoen), Techkwadraat (cumulatief € 145,8 miljoen), Creative Industries Immersive Impact Coalition (CIIIC) (cumulatief € 102,3 miljoen) en Impuls open leermiddelen (cumulatief € 20,5 miljoen);

  • de openstaande verplichtingen op lopende projecten waarvoor in 2023 verplichtingen zijn aangegaan, maar niet tot besteding zijn gekomen, maar wel tot betaling komen in 2024. Deze openstaande verplichtingen zijn reeds bij de Tweede Suppletoire begroting of in de brief ‘Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota’ gemeld aan de Tweede en Eerste Kamer;

  • twee kasschuiven waarbij middelen naar achteren worden geschoven op twee NGF-projecten. Het gaat om de Biotech booster waarbij er € 25,1 miljoen vanuit 2024 wordt geschoven naar latere jaren en het NGF Collectief Laaggeletterdheid waarbij er € 1,0 miljoen van 2024 naar 2025 wordt geschoven.

Tabel 5 Nationaal Groeifonds (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

2024

2025

2026

2027

2028

2029

1, 3, 95

Open leermateriaal

1.035

11.594

7.932

0

0

0

1, 3, 95

Ontwikkelkracht

13.029

0

0

0

0

0

3, 95

Digitaal onderwijs goed geregeld

1.544

0

0

0

0

0

4

Collectief laagopgeleiden en laaggeletterden reeks en kasschuif

5.903

1.037

0

0

0

0

6

Nationale LLO Katalysator

31.223

0

0

0

0

0

6

Digitaliseringsimpuls onderwijs NL

38.678

0

0

0

0

0

16

Biotech booster reeks en kasschuif

‒ 22.372

18.034

6.335

704

0

0

16

Einsteintelescope

6.500

0

0

0

0

0

16

Big chemistry

1.700

0

0

0

0

0

3, 95

Huisvesting

16.558

5.513

45.443

43.167

13.521

0

3, 95

Techkwadraat

6.400

45.103

46.456

47.850

0

0

14

CIIIC

700

14.700

41.900

45.000

0

0

95

NGF apparaatskosten

892

0

0

0

0

0

 

Totaal

101.790

95.981

148.066

136.721

13.521

0

8. Niet-plafondrelevante mutaties

De niet-plafondrelevante (NR) mutaties hebben betrekking op de studiefinanciering. Het betreft hier de tranche 2024 van de niet-plafondrelevante prijsbijstelling van € 198,2 miljoen.

Daarnaast is er een meevaller op de niet relevante sf-raming van € 1,1 miljard. Dit wordt verklaard door het lagere aantal studenten in de referentieraming en doordat op alle niveaus het percentage studenten dat leent daalt.

9. Desalderingen

Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de dotatie aan de Algemene Mediareserve van € 45,3 miljoen. Hiermee wordt aansluiting gevonden op de geactualiseerde Ster-raming.

10. Overig

Dit saldo bestaat uit verschillende technische mutaties:

  • een meevaller op Covid-19 budgetten als gevolg van het aflopen van het Nationaal Programma Onderwijs. Door het aflopen van het programma vallen de resterende middelen vrij. Daarnaast worden hier enkele openstaande verplichtingen verwerkt voor het Nationaal Programma Onderwijs met betrekking tot monitoring en evaluatie en de maatwerkregeling ventilatie wegens vertraging in de afhandeling van bezwaarschriften;

  • een toevoeging van de middelen die OCW in 2023 heeft ontvangen voor de financiering van kennisopbouw en samenwerking bij programma’s voor cultuur in Oekraïne wordt toegevoegd aan 2024;

  • overboekingen met andere departementen;

  • technische mutaties en interne overboekingen.

Tabel 6 Belangrijkste suppletoire ontvangstenmutaties 2024 (Eerste suppletoire begroting) (bedragen x € 1.000)
 

Artikelnr.

Ontvangsten 2024

Ontvangsten 2025

Ontvangsten 2026

Ontvangsten 2027

Ontvangsten 2028

Vastgestelde begroting 2024

 

2.038.040

2.220.961

2.292.730

2.369.227

2.445.758

Belangrijkste suppletoire mutaties

      

1

Referentieraming inclusief studiefinanciering

Diverse

‒ 60.489

‒ 61.427

‒ 28.606

8.125

48.837

2

Saldo in- en extensiveringen

11

‒ 1.067

‒ 1.600

‒ 1.600

0

0

3

Kasschuif

12

8.500

‒ 1.500

‒ 3.500

‒ 3.500

0

4

Niet-plafondrelevante mutaties

11

87.372

70.796

53.349

34.958

15.548

5

Desalderingen

3, 14, 15

62.948

46.810

41.810

41.810

41.810

6

Overig

Diverse

15.564

0

0

0

0

Stand 1e suppletoire begroting 2024

Totaal

2.150.868

2.274.040

2.354.183

2.450.620

2.551.953

Toelichting belangrijkste ontvangstenmutaties

1. Referentieraming inclusief studiefinanciering

Op de ontvangsten vindt een tegenvaller plaats van € 60,5 miljoen in 2024. Dit wordt veroorzaakt doordat de relevante renteontvangsten in 2024 omlaag zijn bijgesteld met € 43,3 miljoen. De relevante renteontvangsten vallen in de eerste jaren tegen doordat er bij de vorige raming geen rekening was gehouden met het deel van de studenten voor wie er wel rente wordt gerekend maar nog niet hoeft af te lossen. Daarnaast vindt er een structurele tegenvaller plaats van € 22,2 miljoen op de ontvangstenraming van de studiefinancieringsraming. Deze wordt met name veroorzaakt door een tegenvaller op de lesgeldontvangsten. Dit wordt veroorzaakt doordat meer studenten kiezen om het lesgeld in termijnen te betalen, waardoor de ontvangsten structureel naar achter schuiven.

2. Saldo in- en extensiveringen

De wettelijke rente die DUO rekent aan studenten die een betalingsregeling willen treffen bij DUO wordt op 0 procent gezet in de jaren 2024, 2025 en 2026. Hiermee wordt voorkomen dat het voor studenten financieel gunstiger is om geen betalingsregeling af te sluiten met DUO, maar direct met het CJIB, omdat het CJIB geen rente rekent. Dit leidt tot cumulatief € 4,3 miljoen lagere ontvangsten.

3. Kasschuif

Dit betreft middelen voor het op 0 procent zetten van de rente op de gepauzeerde schulden van de gedupeerden en ex-partners als gevolg van de KOT. Middels een kasschuif worden deze middelen in het juiste kasritme gezet.

4. Niet-plafondrelevante mutaties

De niet-plafondrelevante ontvangsten zijn op de ontvangsten van de studiefinancieringsraming in de eerste jaren hoger dan geraamd door extra ontvangsten op de rentedragende studielening. Dit wordt mogelijk verklaard door de positieve rente. Structureel worden geen hogere ontvangsten verwacht.

5. Desalderingen

Dit betreft desalderingen van uitgaven en ontvangsten. De grootste desaldering binnen dit bedrag betreft de dotatie aan de Algemene Mediareserve van € 45,3 miljoen. Hiermee wordt aansluiting gevonden op de geactualiseerde Ster-raming.

6. Overig

Dit saldo bestaat met name uit coronamiddelen die op de cultuurbegroting beschikbaar waren voor de Opengestelde Monumenten Lening waarvan € 25,6 miljoen niet is benut.

Licence