Base description which applies to whole site

2.1: BELEIDSAGENDA

Maatregelen SZW 2012 & kerndoelstellingen kabinet

Het huishoudboekje op orde

In overeenstemming met de afspraken uit het regeerakkoord worden de uitgaven van SZW beperkt. In 2012 betekent dit onder meer bezuinigingen op kinderopvang en re-integratie. Op de lange termijn dragen de verhoging van de pensioenleeftijd en de Wet Werken naar Vermogen, twee van de 17 grote hervormingen van dit kabinet, het meeste bij aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën.

  • De uitgaven aan kinderopvang worden in 2012 verminderd. Ouders gaan meer betalen en de overheidsbijdrage wordt gekoppeld aan het aantal gewerkte uren. De totale korting bedraagt € 420 miljoen, waarvan € 310 miljoen al voorzien was in de begroting 2011 en € 110 miljoen is afgesproken in het regeerakkoord.

  • Werkzoekenden worden zelf meer verantwoordelijk voor hun re-integratie naar een baan. Het re-integratiebudget van gemeenten wordt in 2012 conform het regeerakkoord met € 400 miljoen verlaagd en dat van UWV met € 100 miljoen. Dit komt bovenop de korting van in totaal € 190 miljoen die al in de begroting 2011 was voorzien.

  • De pensioenleeftijd gaat in 2020 omhoog naar 66 jaar en de fiscale faciliteiten voor het opbouwen van aanvullend pensioen worden beperkt. Als het pensioenakkoord doorgaat, dan stijgt de pensioenleeftijd in 2025 naar 67 jaar en blijft deze verder meegroeien met de levensverwachting. De aanpassing van de fiscale faciliteiten wordt dan anders ingericht. Op de lange termijn bespaart het pensioenakkoord ca. € 4 miljard per jaar.

  • Per 2013 gaat de Wet Werken naar Vermogen in voor alle mensen met arbeidsvermogen die nu nog gebruik maken van de bijstand, de Wajong of de sociale werkvoorziening. De nieuwe wet levert een besparing op, die op de lange termijn oploopt tot ca. € 2 miljard per jaar.

Daarnaast is na het regeerakkoord besloten tot een drietal maatregelen vanaf 2013 om uitvoeringstegenvallers te compenseren en de begroting (meerjarig) sluitend te houden. Het betreft de modernisering van de ZW, een aanvullende bezuiniging op de kinderopvangtoeslag en het tweemaal halfjaarlijks niet-indexeren van de kinderbijslag (zie de beleidsartikelen en bijlage 4.2).

Een kleine en krachtige overheid

In 2012 worden maatregelen in gang gezet om de omvang van zowel het kerndepartement als de uitvoeringsorganisaties SVB en UWV te verkleinen èn hen efficiënter te laten werken. De aanpak van fraude wordt versterkt.

  • Het kerndepartement SZW, de SVB en het UWV gaan efficiënter werken. Zij schrappen verantwoord in taken en verminderen het aantal arbeidsplaatsen.

  • Op 1 januari 2012 wordt een aantal toezichtsonderdelen in het SZW-domein samengevoegd tot een nieuwe, krachtige Inspectie SZW.

  • Fraude van burgers en bedrijven wordt harder aangepakt: sancties gaan op 1 juli 2012 fors omhoog.

Ruimte voor groei, dynamiek en innovatie

De beroepsbevolking krimpt, daarom moet iedereen die kan werken zo lang mogelijk meedoen op de arbeidsmarkt. Dat maakt extra investeringen in scholing en vitaliteit van werknemers nodig.

  • De Wet werk en bijstand wordt al per 2012 activerender gemaakt.

  • Er komt vervolgens per 2013, als onderdeel van een vitaliteitspakket, een spaarregeling in plaats van de huidige levensloopregeling en spaarloonregeling. De regeling moet mensen langer vitaal houden voor de arbeidsmarkt.

  • Er komt dan ook een mobiliteitsbonus om het voor bedrijven aantrekkelijker te maken oudere werknemers, uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten in dienst te nemen.

  • Werknemers krijgen verder een Van-Werk-Naar-Werk budget dat hen bij ontslag de mogelijkheid geeft om geld te besteden aan o.a. (om)scholing.

Door de globalisering en snelle technologische ontwikkelingen raken landen economisch en financieel steeds meer verstrengeld. Om de uitdagingen die deze nieuwe realiteit biedt aan te kunnen, is een dynamische en weerbare samenleving nodig. Een samenleving waar burgers en bedrijven de ruimte hebben om in te spelen op veranderende omstandigheden. Daarbij past geen overheid die burgers en bedrijven onnodig in de weg staat. Maar ook geen burgers die zich onnodig afhankelijk opstellen van de overheid. Het kabinet spreekt mensen daarom uitdrukkelijk aan op hun eigen verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid voor zichzelf, maar ook voor anderen. Wie dat niet doet, neemt mensen niet serieus, ondergraaft hun gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen en tast zo het zelfoplossend vermogen en de weerbaarheid van de samenleving aan.

Voor het kabinet staan vrijheid, eigen initiatief, creativiteit en verantwoordelijkheid in de samenleving voorop. Ondersteund door een kleine, slagvaardige overheid die aanmoedigt, faciliteert, belemmeringen wegneemt en waar nodig corrigeert. Daarbij hoort een sociaal zekerheidsstelsel dat mensen zekerheid biedt als dat echt nodig is, maar hen ook op eigen benen laat staan als dat kan. Tegenover het vanzelfsprekende recht op hulp en ondersteuning, staat de vanzelfsprekende plicht daar geen beroep op te doen als dat niet strikt noodzakelijk is.

Verbondenheid en solidariteit in de samenleving ontstaan niet zozeer omdat de overheid dat afdwingt, maar vooral doordat mensen zelf initiatief en verantwoordelijkheid nemen. Alleen waar dat niet lukt of kan, zorgt de overheid voor een adequaat sociaal vangnet. Een vangnet dat mensen niet gevangen houdt of bevestigt in hun onmacht, maar prikkelt en stimuleert om op eigen benen te staan. Dat is evenzeer in hun eigen belang als in het belang van de samenleving als geheel zoals het kabinet die voor ogen heeft.

1. Financiën op orde, maximale arbeidsdeelname en compacte overheid

Deze visie ligt ten grondslag aan het kabinetsbeleid op het terrein van de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid. Een arbeidsmarkt die sterk getekend wordt door de veranderende samenstelling van de Nederlandse bevolking. Het aantal mensen in de werkzame leeftijd groeit niet meer en krimpt zelfs licht, terwijl het aantal ouderen aan het verdubbelen is. Dat maakt het nemen van maatregelen noodzakelijk, maar biedt tegelijkertijd ook kansen.

Figuur 1: Historisch omslagpunt verhouding potentiële beroepsbevolking – gepensioneerden

Figuur 1: Historisch omslagpunt verhouding potentiële beroepsbevolking – gepensioneerden

Toekomstbestendige oudedagsvoorziening, houdbare overheidsfinanciën

De maatregelen betreffen in de eerste plaats het betaalbaar houden van de oudedagsvoorziening. Die bestaat voor de meeste mensen uit het AOW-pensioen en een – gemiddeld even groot – aanvullend pensioen. Het kabinet verhoogt de pensioenleeftijd in 2020 naar 66 jaar en de fiscale faciliteiten voor het opbouwen van het aanvullend pensioen worden beperkt. Deze maatregelen zijn noodzakelijk. Alleen al in deze kabinetsperiode nemen de AOW-uitgaven toe met € 3,7 miljard. Het totaal van de SZW-uitgaven blijft – in euro’s van 2011 – niettemin gelijk, omdat de overige SZW-uitgaven met eenzelfde bedrag worden verlaagd.

Figuur 2: Gelijkblijvende uitgaven sociale zekerheid ondanks snelle groei AOW

Figuur 2: Gelijkblijvende uitgaven sociale zekerheid ondanks snelle groei AOW

Deze maatregelen leveren een belangrijke bijdrage aan het op orde brengen van de overheidsuitgaven. En dat moet ook, want het gezond maken van de overheidsfinanciën duldt geen uitstel. Bovendien worden de besparingen gerealiseerd met het oog op de toekomst. Noodzakelijke en soms pijnlijke ingrepen op de korte termijn worden zo omgebogen naar oplossingen voor de lange termijn. De bezuinigingen van het kabinet gaan hand in hand met het toekomstbestendig maken van de oudedagsvoorziening, het activerender maken van de sociale zekerheid, het terugdringen van misbruik van overheidsgeld en het realiseren van een compacte en minder bemoeizuchtige overheid die verantwoordelijkheden en bevoegdheden weer teruglegt bij burgers en bedrijven. Het is onontkoombaar dat de noodzakelijke besparingen negatieve effecten hebben op het bredere koopkrachtbeeld.

Naderende krapte biedt ook kansen

Omdat de beroepsbevolking niet meer groeit en de behoefte aan werknemers in vooral de zorg sterk toeneemt, ontstaat krapte op de arbeidsmarkt. Dat is een gevaar, maar biedt tegelijk ook kansen aan mensen die nu nog aan de kant staan. Er is nog veel onbenut arbeidspotentieel in Nederland. De arbeidsdeelname van vrouwen en 55-plussers groeit weliswaar, maar blijft nog achter bij het gemiddelde. Dit laatste geldt ook voor de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen en gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Het kabinet neemt diverse maatregelen waardoor mensen de kansen die zich voordoen beter kunnen benutten. Uitgangspunt is daarbij steeds de eigen verantwoordelijkheid. Meer dan nu moeten de gemeenten en het UWV uitkeringsgerechtigden die kunnen werken daarop aanspreken. De Wet werk en bijstand wordt activerender gemaakt. De invoering van de nieuwe Wet Werken naar Vermogen in 2013 geeft mensen met een arbeidsbeperking betere kansen op een baan bij een gewone werkgever.

De krapte op de arbeidsmarkt heeft ook gevolgen voor werkgevers. Zij zullen zich nog meer moeten inspannen om geschikte werknemers te vinden en aan zich te binden. Het kabinet steunt werkgevers en werknemers bij investeringen in duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en maakt het voor bedrijven aantrekkelijker om ouderen, arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden aan te nemen. Werkzoekenden uit de EU – met uitzondering vooralsnog van Roemenië en Bulgarije – hebben toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt; zij moeten dan wel in hun eigen levensonderhoud voorzien. Datzelfde geldt voor gespecialiseerde werknemers uit landen buiten de EU, de zogenoemde kenniswerkers.

Het kabinet bouwt in 2012 voort op de belangrijke stappen die het in 2011 heeft gezet. Het koerst consequent aan op maximale arbeidsdeelname en minimale uitkeringsafhankelijkheid, waardoor optimale ontplooiingsmogelijkheden voor ieder individu ontstaan. Het is zaak om nu de noodzakelijke maatregelen te nemen en de kansen die er zijn te benutten. Daardoor kan blijvend sociale bescherming worden geboden aan wie dat echt nodig heeft. De geplande hervormingen in de sociale zekerheid en op de arbeidsmarkt moeten daarom krachtig worden doorgezet. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de concrete maatregelen op de belangrijkste beleidsterreinen.

2. Werk in uitvoering in 2012

Pensioenstelsel ook voor de toekomst betaalbaar houden

Nederland heeft nog steeds een van de beste pensioenstelsels ter wereld, gebaseerd op drie pijlers. De overheid zorgt in de eerste pijler voor een basispensioen: de AOW. Ruim 90 procent van de werknemers bouwt daarnaast in de tweede pijler aanvullend pensioen op, veelal in fondsen die werkgevers en werknemers zelf beheren. In de derde pijler kunnen mensen zelf voorzieningen treffen. Onze oudedagsvoorziening is hiermee een succesvolle gedeelde verantwoordelijkheid van werknemers, werkgevers en overheid. Dit pensioenstelsel staat echter door een combinatie van factoren onder druk. Zo leven mensen langer dan tot voor kort werd aangenomen, zijn er minder werkenden per gepensioneerde, is de rente langdurig laag en zijn er sterke schommelingen op de financiële markten. Bijsturing is daarom onontkoombaar.

Het kabinet verhoogt om te beginnen in 2020 de pensioenleeftijd naar 66 jaar. Daarnaast worden de fiscale faciliteiten voor het opbouwen van aanvullend pensioen beperkt en wordt het stelsel van aanvullende pensioenen toekomstbestendiger gemaakt. Ook werkgevers en vakbonden zijn bereid om de benodigde aanpassingen mede vorm te geven en te realiseren. Kabinet, werkgevers en bonden hebben op 10 juni 2011 in het pensioenakkoord afspraken gemaakt over de toekomst van het pensioenstelsel en de noodzakelijke aanpassingen. De sociale partners, verenigd in de Stichting van de Arbeid, verdienen lof dat zij de verantwoordelijkheid hebben genomen om samen met de overheid te komen tot een toekomstbestendig stelsel. De afspraken in het pensioenakkoord, die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën verbeteren met circa € 4 miljard, ofwel 0,7% van het bruto binnenlands product, zijn ook in lijn met de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie op grond van de Nationale Hervormingsprogramma’s.

Figuur 3: Pensioenakkoord 10 juni 2011 – onderhoud aan de drie pijlers van de oudedagsvoorziening

Figuur 3: Pensioenakkoord 10 juni 2011 – onderhoud aan de drie pijlers van de oudedagsvoorziening

Vitale werknemers

Mensen zullen door de pensioenhervormingen in de toekomst langer door moeten werken. Dit besef wordt inmiddels breed gedeeld, maar moet nu concreet worden ingevuld. Het is eens te meer zaak dat werkenden gezond, vitaal en productief arbeid verrichten tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Dat wordt bereikt door te werken aan gezondheid, scholing en mobiliteit.

Dit is in de eerste plaats een zaak van werkenden en hun eventuele werkgevers. Zij zijn primair verantwoordelijk voor hun duurzame inzetbaarheid en participatie op de arbeidsmarkt. De overheid moet de werkenden en hun werkgevers hierbij optimaal stimuleren en ondersteunen. Het kabinet en sociale partners streven ernaar afspraken te maken om over de hele linie de duurzame inzetbaarheid te vergroten. Het kabinet zal duurzame inzetbaarheid stimuleren door het introduceren van het vitaliteitspakket. De mobiliteit en baankansen van kwetsbare groepen werknemers worden verbeterd door het introduceren van mobiliteitsbonussen. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld een mobiliteitsbonus bij het aannemen van 55-plussers en van arbeidsgehandicapten en uitkeringsgerechtigden van 50 jaar en ouder. Door de introductie van een werkbonus wordt het voor oudere werknemers met een lager inkomen aantrekkelijk om langer door te werken. Het kabinet compenseert sociale partners voor een extra inzet op het introduceren van een Van-Werk-Naar-Werk budget en intersectorale scholing. Deze maatregelen gaan vanaf 1 januari 2013 in, maar worden nu al voorbereid. Uiteraard volgt het kabinet de vorderingen van werkgevers en werknemers op de voet, onder andere door na te gaan in hoeverre in cao’s afspraken worden gemaakt over duurzame inzetbaarheid.

Figuur 4: Vitaliteitspakket om duurzame inzetbaarheid te stimuleren

Figuur 4: Vitaliteitspakket om duurzame inzetbaarheid te stimuleren

Meer kansen op werk voor mensen met een arbeidsbeperking

De naderende krapte op de arbeidsmarkt vereist dat iedereen naar vermogen meedoet op de arbeidsmarkt en niemand onnodig of voortijdig wordt afgeschreven. Met de Wet Werken naar Vermogen (WWNV) wil het kabinet meer mensen met een arbeidsbeperking aan een gewone baan helpen. De nieuwe wet geldt straks voor alle mensen met arbeidsvermogen die nu nog gebruik maken van de bijstand, de Wajong of de sociale werkvoorziening. Zij moeten in beginsel zelf werk vinden bij een gewone werkgever. Alleen als dat op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid. Het kabinet verwacht dat er ook voor deze mensen meer kansen op werk komen door de vergrijzing en de verwachte krapte op de arbeidsmarkt. Werkgevers zullen meer moeten doen om aan mensen te komen en dus ook gebruik moeten maken van het arbeidspotentieel van mensen met een arbeidsbeperking.

De Wet Werken naar Vermogen is een verdere stap naar een stelsel dat gedeeltelijk arbeidsgeschikten niet vasthoudt in een uitkering, maar stimuleert op weg naar zoveel mogelijk economische en financiële zelfstandigheid. Ons huidige stelsel werkt nog teveel als fuik en te weinig als springplank. Dat blijkt ook uit de cijfers. Slechts een kwart van de Wajongers werkt, terwijl tenminste de helft in staat is om te werken. Zonder nieuw beleid groeit het aantal Wajongers van 200 000 nu tot bijna een half miljoen in 2050. Bovendien is Nederland Europees koploper in het aandeel mensen dat in de sociale werkvoorziening werkt. De huidige Wet sociale werkvoorziening (Wsw) leidt echter te weinig mensen naar een reguliere baan.

De Wet Werken naar Vermogen gaat in 2013 in; 2012 staat dus in het teken van alle voorbereidingen om de invoering goed te laten verlopen, zowel in wet- en regelgeving, als in het op weg helpen van gemeenten, die de nieuwe wet gaan uitvoeren. Naast de wet blijven twee vangnetten bestaan. Mensen die alleen «beschut» kunnen werken, zullen ook na 1 januari 2013 gebruik kunnen blijven maken van de Wsw. Jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, kunnen aanspraak blijven maken op de Wajong. Mensen die al in de Wsw of de Wajong zitten, behouden de toegang tot die regelingen.

Figuur 5: De nieuwe Wet Werken naar Vermogen

Figuur 5: De nieuwe Wet Werken naar Vermogen

Gemeenten krijgen, net als nu bij de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wsw, het voortouw bij de uitvoering van de Wet Werken naar Vermogen. Na de introductie van de Wwb hebben gemeenten goede resultaten laten zien in het terugdringen van onnodig gebruik van de bijstand. Bovendien staan gemeenten het dichtst bij de lokale arbeidsmarkt waar kansen op werk verzilverd moeten worden.

Activerende bijstand: werk in plaats van een uitkering staat centraal

De WWB wordt, vooruitlopend op de invoering van de WWNV, op grond van afspraken in het regeerakkoord, al aangepast. In de bijstand moet de vangnetfunctie weer voorop staan. Het komt te vaak voor dat mensen die (gedeeltelijk) kunnen werken jarenlang een uitkering ontvangen in plaats van actief te zijn op de arbeidsmarkt. Het kabinet geeft uitkeringsgerechtigden daarom scherpere verplichtingen om op zoek te gaan naar een baan. Ook neemt het kabinet maatregelen om te voorkomen dat de bijstand hoger wordt dan het wettelijk minimumloon. Werken moet immers lonen. Door de afbouw van de dubbele heffingskorting voor kostwinners stijgt de bijstandsuitkering inmiddels harder dan het netto minimumloon. Daarom wordt de dubbele heffingskorting ook in het referentieminimumloon afgebouwd. Deze maatregel is noodzakelijk om te voorkomen dat het vanuit de bijstand steeds minder aantrekkelijk wordt om een baan te aanvaarden.

Figuur 6: Effect dubbele heffingskorting in de uitkeringen

Figuur 6: Effect dubbele heffingskorting in de uitkeringen

Uitgangspunt van het kabinet is dat iedereen zelf zoveel mogelijk in zijn inkomen voorziet. Wanneer dat echt niet kan, is er bijstand mogelijk die aanvult tot het sociaal minimum. Het kabinet heeft een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aangeboden om de WWB langs die lijn aan te scherpen. Zo wordt in de eerste plaats de bijstand voor gezinnen aangepast. Ouders en inwonende kinderen moeten straks gezamenlijk één uitkering aanvragen. Er wordt niet meer alleen gekeken naar het inkomen van de partner, maar ook naar de inkomsten in het huishouden.

Daarnaast moeten jongeren tot 27 jaar eerst vier weken zelf actief op zoek gaan naar werk of een opleiding voordat een uitkering of ondersteuning kan worden toegekend. Gemeenten krijgen ruimere mogelijkheden om van mensen die een uitkering ontvangen een tegenprestatie te vragen. Alleenstaande ouders krijgen geen generieke ontheffing meer van de sollicitatieplicht; lange afwezigheid op de arbeidsmarkt werkt immers nadelig op de kans op werk. Om werken te stimuleren, mogen alleenstaande ouders wel meer bijverdienen, zonder dat de uitkering gekort wordt.

Steviger aanpak fraude burgers en bedrijven

Fraude met uitkeringen is diefstal van gemeenschapsgeld en ondermijnt het draagvlak voor sociale voorzieningen. Mensen die onterecht een uitkering ontvangen, benadelen anderen die onnodig hogere belasting en premies moeten opbrengen. Werkgevers die hun verplichtingen om te zorgen voor verantwoorde arbeidsomstandigheden niet naleven, zorgen voor oneerlijke concurrentie en kunnen de gezondheid en veiligheid van werknemers in gevaar brengen.

Handhaving en strafoplegging zijn belangrijk bij het tegengaan van normvervaging. Burgers en bedrijven dienen de regels na te leven en moeten dus ook de gevolgen van zwaardere sancties dragen als zij dit niet doen. Het kabinet neemt daarom per 1 juli 2012 een aantal stevige maatregelen om fraude op het gehele terrein van SZW te ontmoedigen en te bestrijden. Deze aanscherping van het fraudebeleid leidt tot een evenwichtig, transparant en eerlijk systeem.

Figuur 7: Frauderen strenger sanctioneren

Figuur 7: Frauderen strenger sanctioneren

Het uitgangspunt is dat fraude niet mag lonen. Sancties bij uitkeringsfraude worden daarom fors verhoogd. Burgers krijgen te maken met sancties als ze verwijtbaar niet, te laat, of onjuiste informatie verstrekken waardoor ze ten onrechte een (te hoge) uitkering krijgen. Bijvoorbeeld het niet opgeven van eigen inkomsten of die van een partner. Te veel betaalde uitkeringen worden teruggevorderd. Daarnaast krijgt men het fraudebedrag ook nog eens als boete opgelegd. Iemand met een uitkering die al een keer beboet is, verliest bij het opnieuw in de fout gaan vijf jaar lang het recht op uitkering. Voor fraude met de kinderopvangtoeslag geldt hetzelfde. Voor de bijstand vervalt het recht op de uitkering echter gedurende drie maanden. De bijstand is immers het vangnet van de sociale zekerheid.

Arbeidswetgeving moet werknemers beschermen tegen slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling, illegaliteit en tegen verdringing door illegale werknemers. Bedrijven die werknemers te weinig betalen, te lang of onder slechte arbeidsomstandigheden laten werken, realiseren een oneigenlijk concurrentievoordeel. Dergelijke misstanden worden daarom hard aangepakt. De boetes bij ontduiking van de regelgeving gaan op 1 juli 2012 fors omhoog. Bij recidive worden die bedragen nog eens verdubbeld en kan worden overgegaan tot preventieve stillegging of van een last onder dwangsom.

Een goede fraudeaanpak betekent ook: het vergroten van de pakkans. Hiervoor worden in 2012 onder meer stappen gezet door betere informatie-uitwisseling en door te werken met risicoprofielen van fraudeurs. SZW gaat ook de fraudebestrijding bij gemeenten ondersteunen door expertise van de Inspectie SZW beschikbaar te stellen. Gemeenten kunnen hierdoor beter onterecht ontvangen uitkeringen terugvorderen. SZW investeert de komende jaren ook stevig in voorlichting, zodat burgers en bedrijven weten wat hen te wachten staat als ze de regels aan hun laars lappen.

Door de stevigere fraudeaanpak wordt een besparing gerealiseerd die naar verwachting oploopt tot € 180 miljoen. Niet alleen stijgen de boeteopbrengsten, het aantal fraudegevallen zal als gevolg van het afschrikeffect van de strengere sanctionering ook dalen.

Scherpere regels arbeidsmigratie

De arbeidsmigratie van mensen uit Midden- en Oosteuropese landen (de zogeheten MOE-landen) is de laatste jaren sterk gestegen. Dit werd mogelijk door het openstellen in 2007 van onze arbeidsmarkt voor mensen uit de acht MOE-landen die in 2004 lid zijn geworden van de Europese Unie (EU). Volgens het CBS waren er begin 2011 bijna 200 000 migranten uit de MOE-landen in Nederland geregistreerd1. Dit is aanzienlijk meer dan destijds werd verwacht. Het openstellen van de grenzen voor werknemers uit Bulgarije en Roemenië zal het aantal arbeidsmigranten verder doen stijgen.

Arbeidsmigranten uit MOE-landen hebben in de afgelopen jaren hun bijdrage aan de Nederlandse economie bewezen. Zij werken vaak in sectoren waar bedrijven vacatures moeilijk kunnen vervullen. Gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, wordt ook in de toekomst voor bepaalde sectoren een situatie voorzien waarin arbeidsmigranten deze toegevoegde waarde blijven houden. Deze medaille heeft echter ook een schaduwzijde. Het kabinet is met een aantal gemeenten bezorgd over het nu nog beperkte, maar toenemende aantal arbeidsmigranten dat geen werk meer heeft en moeite heeft om aansluiting te vinden bij de samenleving. Dat leidt soms tot overlast en onbedoeld gebruik van sociale voorzieningen. Ook worden arbeidsmigranten soms uitgebuit. Daarom neemt het kabinet maatregelen om de aanwezigheid en – indien niet gewerkt wordt – het vertrek van arbeidsmigranten in goede banen te leiden. Ook worden malafide uitzendbureaus en werkgevers die hun verplichtingen niet nakomen harder aangepakt.

Tegelijkertijd ontvangen in Nederland anderhalf miljoen mensen een uitkering waarvan er ongeveer een half miljoen kunnen werken. Het is niet meer dan logisch dat werkgevers eerst dit al in Nederland aanwezige onbenutte arbeidspotentieel aanboren. Daarom moeten werkgevers, in overeenstemming met het bepaalde in de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV), eerst aantonen dat vacatures niet vervuld kunnen worden met het arbeidsaanbod uit Nederland of uit andere EU-landen (met uitzondering van Bulgarije en Roemenië zolang voor deze lidstaten een overgangsregime geldt), voordat arbeidsmigranten voor wie een tewerkstellingsvergunning nodig is in Nederland aan de slag mogen gaan.

Het laten werken van mensen die nu een uitkering hebben, is noodzakelijk voor het draagvlak en de betaalbaarheid van onze sociale voorzieningen. Degenen die de kosten moeten dragen voor solidariteit moeten er op kunnen rekenen dat alleen wordt betaald en uitgekeerd in die gevallen waarin dat echt nodig is. Een uitkering is er alleen voor wie niet werken kan of voor wie er geen werk is. Het kabinet wil daarom, naast de stevige aanpak van fraude onder burgers en bedrijven, de sociale zekerheid activerender maken. Uitkeringsgerechtigden moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen voor een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt. Zowel in de WW als de bijstand moet de uitkering worden ingetrokken als mensen niet voluit meewerken om weer aan de slag te komen. Bijvoorbeeld als ze aangeboden werk weigeren, niet actief zoeken naar werk of zich niet inspannen om belemmeringen voor het vinden van werk weg te nemen. Het kabinet beziet nadere wet- en regelgeving op dit vlak. UWV en gemeenten moeten meer dan het geval was inzetten op het toeleiden van werklozen naar functies waarvoor in het verleden nog een tewerkstellingsvergunning werd aangevraagd. Van werkgevers vraagt het kabinet meer inspanningen om hun vacatures vanuit het bestaande arbeidsaanbod in Nederland te vervullen. Deze gezamenlijke inspanningen moeten het mogelijk maken dat het beroep op arbeidsmigranten terugloopt, omdat meer mensen aan de slag komen die nu nog met een uitkering langs de kant staan.

Nederland heeft en houdt daarnaast behoefte aan hooggekwalificeerde en gespecialiseerde arbeidsmigranten – ook van buiten de EU – omdat die onmiskenbaar een bijdrage leveren aan onze kenniseconomie. Het kabinet behoudt daarom de bestaande laagdrempelige Kennismigrantenregeling voor dit type migranten die uitgaat van de vraag van bedrijven en kennisinstellingen. Wel neemt het kabinet maatregelen om de regeling beter te kunnen controleren op misbruik en fraude.

Kindregelingen beperken en vereenvoudigen

De kosten van het stelsel van kindregelingen zijn uit de hand gelopen. Het regeerakkoord bevat daarom maatregelen om die kosten te gaan beperken. Daar is ook alle reden toe: de totale kosten zijn tussen 2005 en 2010 gestegen van € 7 miljard naar € 10 miljard per jaar en zullen, zonder ingrijpen, de komende jaren nog verder stijgen. Een onevenredig deel van deze stijging komt door de kinderopvangtoeslag. De totale kostenstijging is, gelet op de positie van de overheidsfinanciën, onverantwoord. Het kabinet wil de uitgaven daarom aan het einde van deze kabinetsperiode in 2015 weer op het niveau van 2008 hebben: circa € 9 miljard.

Er zijn daarnaast ook twee belangrijke, meer inhoudelijke redenen om het stelsel van kindregelingen opnieuw te bekijken. Ten eerste gaan de bedoelingen van het stelsel, het bieden van inkomensondersteuning en het bevorderen van arbeidsparticipatie, niet altijd goed samen. Mensen in de bijstand worden bijvoorbeeld onvoldoende geprikkeld aan het werk te gaan omdat een deel van de kindregelingen inkomensafhankelijk is. Een alleenstaande ouder die vanuit de bijstand vier dagen gaat werken tegen minimumloon, houdt per jaar ruim € 1 000 minder over dan wanneer ze nog in de bijstand zou zitten. Het kabinet vindt dat werken juist moet lonen; de zogeheten armoedeval als je gaat werken moet dus worden aangepakt. Inkomensondersteuning van gezinnen met kinderen moet zo in elkaar zitten dat participatie zo aantrekkelijk mogelijk is. Deze afspraken zijn in lijn met de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie op grond van de Nationale Hervormingsprogramma’s.

Figuur 8: Vereenvoudigen kindregelingen

Figuur 8: Vereenvoudigen kindregelingen

De tweede aanleiding om het stelsel van kindregelingen te herzien heeft te maken met het grote aantal, elkaar soms tegenwerkende, regelingen voor mensen met kinderen. Deze regelingen kunnen leiden tot het nutteloos rondpompen van overheidsgeld. Zij maken ook dat ouders soms door de bomen het bos niet meer zien. Dat pleit voor een eenvoudiger en transparanter stelsel. Het streven is om het aantal regelingen drastisch te reduceren, tot uiteindelijk een aantal van circa vier. Eind 2011 komt het kabinet met voorstellen om het stelsel van kindregelingen verder te herzien.

Beheersen uitgaven arbeidsongeschiktheid

De overheid heeft de arbeidsongeschiktheidsregelingen in het afgelopen decennium ingrijpend hervormd. Dat gebeurde eerst door de invoering van premiedifferentiatie en marktwerking voor werkgevers in 1998, gevolgd door de Wet Verbetering Poortwachter in 2002. Vervolgens kwamen daar nog bij de verlenging van de loondoorbetaling bij ziekte naar twee jaar, de strengere toegangskeuringen in 2004 en als sluitstuk de nieuwe wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) in 2006. Die hervormingen waren succesvol. Dit blijkt uit de evaluatie van de Wet WIA en een bredere beleidsdoorlichting over het arbeidsongeschiktheidsbeleid die dit voorjaar aan het parlement is gezonden (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 716, nr. 1). Het aantal mensen dat jaarlijks arbeidsongeschikt raakt, is door de hervormingen met tweederde gedaald. Private verzekeraars en UWV presteren op het terrein van re-integratie binnen de WIA tot nu toe even goed.

Het kabinet blijft de ontwikkelingen op het terrein van de arbeidsongeschiktheid echter op de voet volgen. Nog steeds komen er elk jaar minder mensen nieuw in de WIA dan bij de invoering werd verwacht, maar sinds 2006 stijgt het aantal nieuwe arbeidsongeschikten wel en met name in 2009 en 2010 is die stijging aanzienlijk en groter dan verwacht. Die instroom komt vooral van mensen vanuit de Ziektewet. Deze zogenoemde vangnetters – in het bijzonder zieke uitzendkrachten, werknemers met een tijdelijk contract dat afloopt tijdens de ziekte en zieke werklozen – hebben als ze ziek zijn geen werkgever meer. De hervormingen van het afgelopen decennium waren juist gericht op werkgevers en zijn daarom voor deze groep slechts gedeeltelijk effectief geweest.

Het kabinet wil daarom juist het langdurig ziekteverzuim en de WIA-instroom van vangnetters terugdringen. Eind 2011 bereikt de Tweede Kamer hiertoe een wetsvoorstel. De kern daarvan is: meer prikkels voor uitkeringsgerechtigden én werkgevers om weer te werken. Zo zal na één jaar ziekte alle passende arbeid geaccepteerd moeten worden. Werkgevers op hun beurt krijgen financiële prikkels om hen te stimuleren arbeidsongeschiktheid van vangnetters te voorkomen.

Export van uitkeringen verder tegengaan

In het regeerakkoord is afgesproken dat het kabinet verschillende maatregelen neemt om de export van uitkeringen te beperken. In 2012 wordt hiervoor het zogenoemde woonlandbeginsel ingevoerd voor landen buiten de Europese Unie in de algemene kinderbijslag (AKW), Algemene nabestaandenwet (Anw) en de vervolguitkering van de regeling WGA. Dat betekent dat de – doorgaans lagere – kosten van het land waar iemand woont bepalend worden voor de hoogte van de uitkering, niet de kosten in het land dat de uitkering verstrekt. Per 1 januari 2013 doet het kabinet hetzelfde voor het kindgebonden budget (WKB). Daarnaast wil het kabinet in 2014 de export van de kinderbijslag en het kindgebonden budget buiten de EU stopzetten. Dit vergt aanpassing van bilaterale verdragen. Een eerste stap zal worden gezet door zeven voorlopig toegepaste verdragen te beëindigen per 1 januari 2012.

Verder werken aan een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid

Het kabinet wil dat burgers, bedrijven en andere organisaties problemen meer dan nu het geval is zelf oplossen en niet bij de overheid leggen. De eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven staat voorop. De overheid beperkt de dienstverlening tot het noodzakelijke. Het gaat dit kabinet om een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid die minder kost en met minder ambtenaren, minder regels en minder bestuurders toekan.

SZW als departement en de uitvoeringsorganisaties UWV en SVB leveren een forse bijdrage aan de noodzakelijke ombuigingen. In totaal gaat het om € 288 miljoen aan besparingen op de personele en materiële budgetten in 2015. Deze bezuiniging, die bovenop de taakstellingen van het vorige kabinet komt, is naar omvang van de organisatie verdeeld over het departement (€ 41 miljoen), UWV (€ 221 miljoen) en SVB (€ 26 miljoen). UWV krijgt daarnaast ook te maken met forse beleidsmatige taakstellingen, zoals het verdwijnen van het re-integratiebudget WW en een besparing van € 100 miljoen op bemiddeling. Dit betekent dat er honderden arbeidsplaatsen verdwijnen bij het kerndepartement en de SVB, en duizenden bij het UWV.

Het kabinet gaat met de nieuwe op te zetten werkwijze van UWV Werkbedrijf de dienstverlening van het UWV moderniseren. Ook hier staat de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voorop. Werkgevers en werkzoekenden zullen vooral via digitale dienstverlening bij elkaar gebracht worden. Ook wordt de dienstverlening uit «de markt», zoals uitzendbureaus, maximaal gebruikt. Op deze manier kunnen met minder mensen en geld meer werkzoekenden bereikt worden. Het UWV zal de fysieke dienstverlening terugbrengen van honderd werkpleinen naar dertig regionale werkpleinen. Het UWV bespaart verder op de uitvoeringskosten door efficiencymaatregelen en vereenvoudiging van wet- en regelgeving.

De SVB vult de taakstelling van het vorige kabinet in door efficiëntere bedrijfsvoering. Om de huidige taakstelling te realiseren worden naast verdergaande efficiëntie, keuzes gemaakt in taken en dienstverlening, en vereenvoudiging van wet- en regelgeving.

SZW als departement bespaart op taken van de organisatie en op de bedrijfsvoering, onder meer op vierkante meters aan huisvesting en door het digitaliseren van het interne documentenverkeer. Deze besparingen sluiten aan bij het programma Compacte Rijksdienst. Op 1 januari 2012 gaat de nieuwe Inspectie SZW van start. De Arbeidsinspectie, de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) gaan dan op in één geïntegreerde inspectie. Dit bevordert de doelmatigheid. De inspectie kan gerichter en selectiever werken, onder meer door scherper te controleren bij risico’s en een betere uitwisseling van informatie met andere diensten. Een ondernemer die controles goed doorstaat, zal daarna minder vaak bezocht worden.

Deze kabinetsperiode zijn er ook nieuwe rijksbrede doelstellingen om de regeldruk verder te verminderen. SZW voldoet hier ruimschoots aan. Voor zowel bedrijven als burgers wordt rijksbreed gestreefd naar een vermindering van de administratieve lasten met jaarlijks 5% vanaf 2012. SZW draagt aan de doelstellingen voor bedrijven bij door onder meer de uniformering van het loonbegrip en wijziging van de arbowetgeving. Ook verkent SZW samen met Financiën de mogelijkheden van vereenvoudiging van de heffingen over het loon door middel van een loonsomheffing. De voorgenomen maatregelen leveren eind 2015 een reductie van de administratieve lasten voor bedrijven op van 37%. Aan de doelstelling voor burgers wordt bijgedragen door onder andere het Redesign Werkbedrijf UWV, gebruik van de polisadministratie en het digitaal Klantdossier. Dit reduceert de administratieve lasten voor burgers naar verwachting met 27% in tijd en 58% in kosten.

Dit kabinet streeft een eigentijdse overheid na die goede dienstverlening aan haar burgers biedt. Dat is zeker belangrijk op het terrein van SZW, waar het bij uitstek om mensen gaat. De genoemde veranderingen dragen hieraan bij door scherper onderscheid te maken tussen de eigen verantwoordelijkheid van mensen en de verantwoordelijkheid van de overheid, en door het werk efficiënter en effectiever te organiseren.

Loonontwikkeling en koopkracht

In 2012 staat de koopkracht voor het derde jaar op rij onder druk. Als gevolg van de financiële crisis is de loonontwikkeling in 2012 gematigd. Door de oplopende inflatie zal de toename van de contractlonen niet of nauwelijks boven de inflatie uitkomen. Pensioenfondsen hebben in veel gevallen niet de ruimte om de pensioenen met de inflatie mee te laten groeien. Dat raakt de koopkracht van veel ouderen.

Daarnaast neemt dit kabinet ingrijpende maatregelen die mede ten doel hebben om de overheidsfinanciën te herstellen. Hoewel de overheid ook fors in eigen vlees snijdt, zijn negatieve gevolgen voor de koopkracht onontkoombaar. Op SZW-terrein gaat het dan bijvoorbeeld om het beperken van de kindregelingen, de afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon en aanscherpingen in de bijstand. Maar ook noodzakelijke maatregelen op het terrein van andere ministeries hebben een drukkend effect op de koopkracht, zoals de aanpassingen in de zorgtoeslag, de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de huurtoeslag. Met name de lage inkomens, die het meest profiteren van deze overheidsuitgaven, zullen relatief vaak de directe effecten van dergelijke bezuinigingen ondervinden.

Het kabinet heeft geprobeerd de effecten van de bezuinigingen op de koopkracht zo evenwichtig mogelijk te verdelen over verschillende groepen. Hierbij is rekening gehouden met de koopkrachtontwikkeling in voorgaande jaren, en met het uitgangspunt dat werken lonend moet zijn en blijven.

In de eerste plaats heeft het kabinet in een aantal gevallen de invulling van de bezuinigingen aangepast. Zo is bijvoorbeeld de bezuiniging in de kinderopvang niet gerealiseerd door een lagere maximum uurprijs, maar door maatregelen die de lasten evenwichtiger over inkomensgroepen verdelen. Ook wordt in 2012 de voorziene bezuiniging op het kindgebonden budget voor een deel verschoven naar de kinderbijslag, om zo de inkomensondersteuning aan gezinnen met lagere en modale inkomens op peil te houden. Een derde voorbeeld, ten slotte, is de aanpassing van de maatregelen in het regeerakkoord rond de doelgroep voor de (aanvullende) alleenstaande ouderkorting.

In de tweede plaats heeft het kabinet bij de besluitvorming rond belastingen en premies ervoor gekozen de lagere en middeninkomens tegemoet te komen. Zo is onder meer besloten in 2012 een verschuiving in zorgpremies van lage naar hoge inkomens door te voeren. Verder hebben werkende ouders met kinderen baat bij een verhoging van de combinatiekorting. Ook wordt, als derde voorbeeld, de koopkracht van ouderen ondersteund door een beperkte verhoging van de ouderenkorting.

Zonder dergelijke aanpassingen waren de lagere en middeninkomens er in 2012 relatief meer op achteruit gegaan dan de hoge inkomens. Door de inpassing van maatregelen aan de uitgaven- en de lastenkant is het gelukt om de pijn – die onlosmakelijk verbonden is aan de noodzaak van bezuinigingen – gelijkmatiger te verdelen over inkomensgroepen.

Figuur 9: Mediane koopkrachtmutatie naar inkomenshoogte

Figuur 9: Mediane koopkrachtmutatie naar inkomenshoogte

Caribisch Nederland

Sinds 10 oktober 2010 draagt de minister van SZW, rekening houdend met de wettelijk vastgelegde taakverdeling met de eilanden, een verantwoordelijkheid voor Caribisch Nederland op zijn terrein. Deze verantwoordelijkheid houdt mede in het verstrekken van uitkeringen, de afgifte van tewerkstellingsvergunningen en inspectietaken.

In 2011 is hard gewerkt aan het ontwikkelen van de uitvoering, die is ondergebracht bij een eigen unit van SZW binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN). Het tijdig verstrekken van uitkeringen was daarbij één van de belangrijkste prioriteiten. In 2012 zal de uitvoering waar nodig verder verbeterd worden, onder meer op het punt van de professionalisering van de inspectiefunctie vanuit SZW.

De verdere ontwikkeling van de sociaal-economische situatie van Caribisch Nederland staat ook in 2012 op de agenda. Dit vergt een integrale aanpak, waarbij aandacht nodig is voor zaken als re-integratie, kinderopvang, huisvesting en scholing.

3. Tot slot

Deze beleidsagenda laat zien dat er op het terrein van sociale zaken en werkgelegenheid stevige maatregelen op stapel staan. Die zijn ook hard nodig. Globalisering en technologische ontwikkelingen vereisen meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt, meer ruimte en verantwoordelijkheid voor burgers en bedrijven en een kleinere overheid. Het overheidstekort blijft hoog en moet verder omlaag. Een half miljoen uitkeringsontvangers en meer dan een miljoen mensen zonder uitkering staan nog langs de kant, terwijl ze wel in staat zijn om te werken. Met de naderende krapte op de arbeidsmarkt is het noodzakelijk deze mensen de arbeidsmarkt op te bewegen. Ook is het noodzakelijk om parttimers meer uren te laten werken. Dat leidt niet alleen tot minder krapte op de arbeidsmarkt, maar ook tot gezondere overheidsfinanciën, een hogere welvaart en een verbeterde zelfredzaamheid van mensen.

Figuur 10: Onbenut arbeidspotentieel aanboren voor de arbeidsmarkt

Figuur 10: Onbenut arbeidspotentieel aanboren voor de arbeidsmarkt

Tegen deze achtergrond voert het kabinet ingrijpende hervormingen door in de oudedagsvoorziening. In samenhang met de stijgende pensioenleeftijd wordt ingezet op het vitaal houden van werknemers, zodat zij langer door kunnen werken. De arbeidsdeelname van en de kansen op regulier werk voor mensen met een arbeidsbeperking worden bevorderd door de Wet Werken naar Vermogen. Ook voor mensen met een bijstandsuitkering wordt werken lonender gemaakt. Fraude onder burgers en bedrijven wordt steviger aangepakt, want degenen die de kosten moeten dragen voor solidariteit moeten er op kunnen rekenen dat alleen wordt betaald en uitgekeerd in die gevallen waarin dat echt nodig is. Het stelsel van kindregelingen wordt vereenvoudigd en budgettair beheersbaar gemaakt. De uitgaven aan arbeidsongeschiktheid worden teruggedrongen.

De overheid zal om geloofwaardig te kunnen zijn ook de hand in eigen boezem moeten steken. De overheid kan geen offers van de samenleving vragen als ze niet ook naar zichzelf kijkt. Dat betekent dat het voornemen om te komen tot een compacte, maar slagvaardige en efficiënte, overheid verder in daden wordt omgezet.

Er staat veel te gebeuren in 2012 en latere jaren en de opgave is niet eenvoudig. De maatregelen en hervormingen van dit kabinet kunnen pijnlijk zijn, maar zijn ook noodzakelijk om de arbeidsmarkt te moderniseren, de arbeidsdeelname te verhogen, verantwoordelijkheden terug te leggen in de maatschappij en de welvaart en financiële slagkracht van Nederland te vergroten. Daarbij is tempo nodig in het uitwerken en het uitvoeren van de gemaakte afspraken. Dit vraagt inspanningen van iedereen. Alleen door een gezamenlijke inspanning van werkgevers, werknemers en de overheid kan Nederland de toekomst goed voorbereid tegemoet treden.

Tabel 2.1 Aansluitingstabel uitgaven begroting 2011 naar begroting 2012
 

artnr.

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Ontwerpbegroting 2011

 

25 881

26 944

27 905

28 610

29 132

 
               

Nota van wijziging

             

Kamerstukken II, 2010/11, 32 500 XV, nr. 6

Div

– 3 393

– 3 508

– 3 622

– 3 765

–  879

 
               

Incidentele suppletoire begroting

             

Herverdeling departementen

Div

7 424

6 859

6 726

6 678

6 740

 
               

Mutaties Voorjaarsnota

             
               

Beleidsmatige mutaties

             

Beperken Wajong

46

 

– 20

– 40

– 70

– 90

 

Herindeling Wajong en uitkeringsverlaging

46

- 27

20

7

– 50

– 100

 

Maatregelen BUIG

46

 

– 50

– 100

– 110

– 110

 

Afschaffen WWIK

46

 

– 10

– 10

– 10

– 10

 

Afbouw AHK

46

 

– 52

– 94

– 138

– 182

 

Gerichte bemiddeling UWV

47

 

– 30

– 50

– 80

– 100

 

Gerichte re-integratie en ontschotting

47

 

– 200

– 290

– 420

– 490

 

Beperken instroom WSW

48

     

– 30

– 100

 

Maatregelen AIO

49

 

– 23

– 26

– 28

– 31

 

Taakstellingen subs, Rijk en Fraude

99

 

– 50

– 180

– 359

– 488

 

Uitstel invoering MKOB

50

– 356

         
               

Uitvoeringsmutaties

             

Overboeking convenanten jeugdwerkloosheid

             

naar het Gemeentefonds

42

– 23

         

Wajong

46

11

12

16

20

31

 

BUIG

46

– 135

– 161

– 139

– 20

75

 

Bijstand zelfstandigen

46

8

1

1

1

1

 

IAU MAU

46

– 4

– 10

       

UWV

47

 

– 5

– 4

– 3

– 2

 

Re-integratie Wajong

47

27

64

47

47

47

 

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen

49

– 7

– 6

– 7

– 6

1

 

Toeslagenwet

49

– 14

– 18

– 16

– 8

2

 

AKW

50

39

31

30

37

40

 

Kindgebonden budget

50

19

– 45

– 124

– 167

– 201

 

MKOB

50

2

5

7

8

10

 

Rijksbijdragen

51

472

– 592

– 96

– 96

– 96

 

Kinderopvang

52

220

303

359

395

426

 

AWIR effect Kinderopvang

52

– 40

         

Loon- en prijsbijstelling

99

76

80

77

71

69

 

Diverse technische mutaties

99

62

48

49

53

54

 

Overige mutaties

Div.

– 5

4

16

7

4

 
               

Totaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletoire

 

30 237

29 591

30 442

30 567

30 753

 
               

Mutaties Miljoenennota

 

569

1 475

956

1 112

1 414

 
               

Beleidsmatige mutaties

             

Beperking Wajong: uitstel naar 2013

46

 

20

20

30

20

 

Beperking Wajong: nWajong jaargang 2012 onder WWNV

46

     

– 35

– 38

 

Gerichte re-integratie: aanpassing uitverdieneffect 2012

46

 

– 100

       

Uitzondering gezinsbijstand (AWBZ-indicatie 10 uur of meer) en herindicaties Wsw

46

 

8

23

22

20

 

Inzet stimuleringsmiddelen WWB

46

 

– 8

– 23

– 22

– 20

 

Uitvoeringskosten gemeenten WWNV

99

   

4

18

27

 

Inzet uitvoeringskosten UWV

46

   

– 4

– 18

– 27

 

Herstructureringsfaciliteit

47

 

10

60

120

60

 

Bijdrage SZW herstructureringsfaciliteit

46/99

 

– 10

– 30

– 32

– 8

 

Beperking instroom WSW: versnellen naar 2013

47

   

– 30

– 70

– 34

 

Afschaffen stimuleringsregeling WSW

47

     

– 18

– 18

 

Noriskpolis Wajong voor gemeenten

47

   

2

5

7

 

AOW-verjaardag

46

 

5

5

5

5

 

Maatregelen regeerakkoord

46

 

– 3

6

– 5

– 19

 

Maatregelen regeerakkoord

49

 

– 10

– 17

– 20

– 22

 

Woonlandbeginsel

50

– 2

7

3

3

3

 

Koopkracht augustusbesluitvorming

50

 

29

– 11

– 20

– 26

 

Niet-indexeren uurprijs

52

   

– 60

– 60

– 60

 

Bedoeld gebruik kinderopvang

52

   

– 70

– 70

– 70

 
               

Uitvoeringsmutaties

             

Uitvoeringsmutaties

46

35

339

206

40

75

 

Kasschuif Wajong

46

413

– 414

1

     

Afschaffen anticumulatiebaten

46

 

– 386

– 403

– 420

– 439

 

AHK naar nominaal

46

 

52

94

138

182

 

Loonprijsbijstelling

46

109

107

108

109

112

 

Participatiebudget OCW

47

 

– 5

– 63

– 63

– 63

 

Uitvoeringsmutaties

47

13

32

24

16

12

 

Kasschuiven

47

 

6

14

– 5

– 18

 

Overboeking voorzieningen

47

   

– 1

– 2

– 3

 

WW-aanvragen

47

 

11

9

7

7

 

Loonprijsbijstelling

47

5

5

5

4

4

 

Uitvoeringsmutatie

48

 

4

       

Kasschuif

48

 

2

       

Loonprijsbijstelling

49

10

10

10

10

10

 

Uitvoeringsmutaties

49

– 1

– 6

– 8

– 9

– 9

 

Uitvoeringsmutaties

50

– 13

– 27

– 26

– 25

– 28

 

Niet-indexeren

50

 

10

20

30

40

 

Maand vertraging MKOB

50

– 89

         

Uitvoeringsmutaties

51

– 12

1 759

1 260

1 454

1 710

 

Maand vertraging MKOB

51

98

         

Technische wijziging toeslagverrekening

52

140

140

140

140

140

 

Uitvoeringsmutaties

52

 

7

– 10

5

– 1

 

Ramingsbijstelling

52

– 50

– 50

– 50

– 50

– 50

 

Overboeking gemeentefonds

52

 

– 13

– 13

– 13

– 13

 

Vervallen huuropbrengst

96

 

– 2

– 2

– 2

– 2

 

Kasschuif huisvesting

96

– 1

– 3

– 2

6

   

Loonprijsbijstelling

96

 

4

4

4

4

 

Loonprijsbijstelling

98

4

         

Versobering rijksdienst

98

     

– 6

– 6

 

Dekking besparingsverlies

99

– 17

         

Resterende ruimte

99

– 10

– 12

7

3

– 20

 

Loonprijsbijstelling

99

– 67

– 75

– 72

– 69

– 69

 

Invulling taakstellingen

99

 

30

61

210

275

 

Taakstelling MEV-problematiek

99

   

– 234

– 234

– 234

 

Overige mutaties

Div.

5

1

 

1

   
               

Ontwerpbegroting 2012

 

30 806

31 066

31 398

31 679

32 167

32 634

Tabel 2.2 Aansluitingstabel ontvangsten begroting 2011 naar begroting 2012
 

artnr.

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Ontwerpbegroting 2011

 

1 050

847

770

706

706

 
               

Incidentele suppletoire begroting

             

Herverdeling departementen

Div

1 018

1 104

1 111

1 151

1 197

 
               

Mutaties Voorjaarsnota

             

Kindgebondenbudget

50

6

– 40

– 72

– 89

– 97

 

Ramingsbijstelling KOT

52

 

3

9

5

6

 

Restituties Arbvo

97

10

         
               

Totaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletoire

 

2 084

1 914

1 818

1 773

1 812

 
               

Mutaties Miljoenennota

 

192

– 66

– 110

– 138

– 156

 
               

Participatiebudget OCW

47

 

– 5

– 63

– 63

– 63

 

Afboeken anticumulatiebaten

48

 

– 537

– 546

– 556

– 556

 

Loonprijsbijstelling

48

7

         

Uitvoering

48

– 35

         

Technische wijziging toeslagverrekening

52

140

140

140

140

140

 

Werkgeversbijdrage Kinderopvang

52

29

335

349

331

314

 

Vervallen huuropbrengst

96

 

– 2

– 2

– 2

– 2

 

Doorberekening kosten

98

1

         

Afsluiten rekening buiten begrotingsverband

98

2

         

Fraude-aanpak kabinet

Div

 

4

12

12

11

 

Restituties en terugontvangsten 2010

Div

49

         
               

Ontwerpbegroting 2012

 

2 276

1 848

1 708

1 635

1 656

1 676

Tabel 2.3 Agendering beleidsdoorlichtingen (2010 realisatie, 2011 e.v. planning)

Artikel/Operationele doelstelling1

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

41 Inkomensbeleid

 

x

         

1 Evenwichtige en activerende inkomensverdeling

             

2 Financiële prikkels werkaanvaarding

             

42 Arbeidsparticipatie

             

1 Beheerste ontwikkeling arbeidskosten

 

x

         

2 Werkenden en werklozen met startkwalificatie

 

x

         

4 Gelijke mogelijkheden voor arbeidsdeelname

     

x2

     

43 Arbeidsverhoudingen

             

1 Stabiele en evenwichtige arbeidsverhoudingen

     

x

     

2 Rechten en plichten werkgevers en werknemers

     

x

     

3 Reguleren en handhaven van arbeidsmigratie

             

44 Gezond en veilig werken

 

x

         

1 Arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid

             

45 Pensioenbeleid

   

x

       

1 Toekomstbestendigheid en bereik pensioenstelsel

             

2 Betrokkenheid deelnemers bij pensioenvoorziening

             

46 Inkomensbescherming met activering

             

1 Werkloosheidswet

       

x

   

2 Arbeidsongeschiktheidsregelingen

 

x

         

3 Wajong

       

x

   

5 Wet werk en bijstand

             

6 Werkloosheidsregelingen Caribisch Nederland

             

47 Re-integratie en bemiddeling

             

1 Ondersteuning bij vinden van werk op eigen kracht

             

2 Ondersteuning bij vinden van werk, niet op eigen kracht

     

x

     

48 Sociale werkvoorziening

     

x

     

1 Aangepaste arbeid voor mensen met Wsw-indicatie

             

49 Overige inkomensbescherming

x

     

x

   

1 Inkomensvoorziening voor nabestaanden

             

2 Inkomensvoorziening voor mensen > 65 jaar

             

3 Toeslagenwet

             

4 Overige inkomensbescherming Caribisch Nederland

             

50 Tegemoetkoming specifieke kosten

             

1 AKW, WKB en TOG3

     

x

     

2 Regeling ivm asbestslachtoffers TAS

             

3 Koopkrachttegemoetkoming ouderen MKOB

             

51 Rijksbijdragen aan sociale fondsen

             

1 Medebekostigen van de sociale verzekeringen

             

52 Kinderopvang

     

x

     

1 Financiële toegankelijkheid kinderopvang

             

2 Kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen

             
1

Algemeen: X bij een AD betreft een doorlichting op het gehele artikel. X bij een OD betekent dat alleen die OD zal worden doorgelicht.

2

Dit deel liep in begroting 2011 mee in de beleidsdoorlichting op artikel 43.

3

Deze beleidsdoorlichting op OD1 is alleen op de TOG en is exclusief AKW en WKB.

1

Recent onderzoek dat in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is uitgevoerd levert, weliswaar met de nodige onzekerheidsmarges, nog hogere schattingen van het aantal geregistreerde en niet-geregistreerde migranten over de jaren 2008 en 2009.

Licence