Base description which applies to whole site

BIJLAGE 2 SOCIALE FONDSEN SZW

B.2.1 Inleiding

Inhoud

Deze bijlage beschrijft de financiering van de premie-uitgaven voor de budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA). Hiertoe zijn de door de Minister van SZW vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. In de laatste paragraaf wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen.

B.2.2 Financiering SZA-uitgaven 2016–2017

Premievaststelling

Jaarlijks stelt de Minister van SZW de premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2017 zijn in tabel B.2.1 opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Een aantal premiepercentages is nog onder voorbehoud van (definitieve) vaststelling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

  • AOW: Het premiepercentage voor de AOW wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2016. De AOW-premie is op dit niveau gemaximeerd. Bij het Ouderdomsfonds zijn de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het Ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie beleidsartikel 12). De AOW-premie wordt gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de eerste en tweede schijf.

  • Anw: Het premiepercentage voor de Anw wordt verlaagd naar 0,10 procent. Doordat de premieinkomsten hoger lagen dan de uitgaven is er in het Anw-fonds een vermogensoverschot ontstaan. Dit overschot wordt dankzij de verlaging van de Anw-premie afgebouwd.

  • Sectorfondsen: De sectorfondspremies voor 2017 worden in oktober 2016 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. Uit de sectorfondsen wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De in de tabel weergegeven premie van 1,45 procent is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector.

  • AWf: Het Algemeen Werkloosheidsfonds financiert de WW-uitkeringen met een duur langer dan 6 maanden. De Awf-werkgeverspremie wordt voorlopig vastgesteld op 2,60 procent. De hoogte van de AWf-premie is nog onder voorbehoud van vaststelling van de sectorfondspremies. Als het UWV voor 2017 een andere (gemiddelde) sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWf-werkgeverspremie worden aangepast, zodat het effect op de lasten neutraal is.

  • Ufo: Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie. De Ufo-premie wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2016.

  • Uniforme opslag kinderopvang: De premieopslag kinderopvang voor 2016 blijft met 0,50% gelijk aan die in 2016. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van en opslag op de Aof-premie.

  • Aof: De Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op 6,03 procent. De Aof-premie is hoger vastgesteld om te compenseren voor lastenverlichtingen op andere werkgeversterreinen (zie voor het volledige beeld van werkgeverslasten de Miljoenennota 2017) PM. Definitieve vaststelling van de Aof-premie vindt plaats in oktober.

  • Whk: De premie voor de Werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) worden betaald, wordt vastgesteld door het UWV. Een eerste inschatting duidt op een rekenpremie van 1,10 procent in 2017.

Tabel B.2.1 Premiepercentages voor de sociale verzekeringen (%)

premie

fonds

uitgaven

betaald

2016

2017

AOW

Ouderdomsfonds

AOW

Werknemer

17,90

17,90

Anw

Nabestaandenfonds

Anw

Werknemer

0,60

0,10

           

Sfn

Sectorfondsen (gemiddelde premie)

WW, ZW, WGA

Werkgever

1,78

1,45

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW, re-integratie

Werkgever

2,44

2,60

           

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

ZW, WAZO, WGA overheid

Werkgever

0,78

0,78

Sfn / Ufo

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

Werkgever

0,50

0,50

           

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WAO, WIA, WAZ, WAZO

Werkgever

5,88

6,03

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA

Werkgever

1,12

1,10

B.2.3 Sociale fondsen 2016–2017

Exploitatiesaldi

De premiegefinancierde uitgaven worden vanuit de sociale fondsen gedaan. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2016 en 2017 en de verwachte ontwikkeling van de desbetreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel B.2.2 en B.2.3. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit enkele van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) samengevoegd. Dit geldt eveneens voor de werkloosheidsfondsen (het AWf en de sectorfondsen). In de praktijk betreft het hier gescheiden fondsen.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2017 bedraagt dit saldo naar verwachting € 2,1 miljard voor alle fondsen samen, tegenover een exploitatiesaldo van € 2,2 miljard over 2016. Het positieve exploitatiesaldo in 2017 maakt onderdeel uit van het totale (negatieve) EMU-saldo.

Het exploitatiesaldo van de jaren voor 2016 is inmiddels omgeslagen in een overschot. Dat is te danken aan het saldo van het arbeidsongeschiktheidsfonds. Dankzij de hogere premies en lagere uitgaven van het WW-fonds is daar het exploitatietekort vergeleken met de raming uit de begroting 2016 flink afgenomen. Het saldo van het Ouderdomsfonds is nul in 2017. Dit komt doordat het Ouderdomsfonds wordt aangevuld met een rijksbijdrage. De uitgaven stijgen wederom terwijl de premieinkomsten gemaximeerd zijn. Het Anw-fonds heeft al jaren een positief exploitatiesaldo doordat de uitgaven lager zijn dan de premieinkomsten. In 2017 wordt de Anw-premie verlaagd waardoor een exploitatietekort ontstaat. Hierdoor wordt het vermogen in het Anw-fonds langzaam afgebouwd.

Tabel B.2.2 Overzicht sociale verzekeringen 20161 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

24.353

1.087

13.446

7.629

46.516

Bijdragen van het Rijk

12.564

7

221

126

12.918

Ontvangen onderlinge Betalingen

0

0

1.146

829

1.975

Saldo Interest

20

11

23

1

56

Totaal Ontvangsten

36.938

1.106

14.836

8.585

61.464

Uitkeringen/ Verstrekkingen

36.995

423

10.519

6.752

54.688

Uitvoeringskosten

102

10

353

1.089

1.554

Betaalde onderlinge Betalingen

464

24

1.755

1.345

3.588

Totaal Uitgaven

37.561

457

12.627

9.186

59.831

           

Exploitatiesaldo

– 27

649

2.209

– 600

2.231

1

SZW en CPB (MEV 2017).

Tabel B.2.3 Overzicht sociale verzekeringen 20171 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

24.286

184

14.374

7.550

46.395

Bijdragen van het Rijk

13.746

7

192

129

14.074

Ontvangen onderlinge Betalingen

0

0

1.202

787

1.988

Saldo Interest

18

14

46

– 7

72

Totaal Ontvangsten

38.051

204

15.815

8.459

62.529

Uitkeringen/ Verstrekkingen

37.477

410

10.748

6.466

55.101

Uitvoeringskosten

104

11

367

1.210

1.691

Betaalde onderlinge Betalingen

470

22

1.801

1.309

3.602

Totaal Uitgaven

38.051

444

12.915

8.985

60.395

           

Exploitatiesaldo

0

– 239

2.899

– 526

2.134

1

SZW en CPB (MEV 2017).

Vermogensposities

In tabel B.2.4 wordt voor de jaren 2016 en 2017 de vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met de normen. Een vermogen gelijk aan de norm geeft aan dat het fonds gemiddeld genomen over het jaar over voldoende liquiditeiten beschikt om de uitkeringen te financieren. Overschotten en tekorten bij de fondsen gedurende het jaar worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk. Indien er sprake is van een vermogenstekort zal het Rijk niet alleen tijdelijk gedurende het jaar maar ook langduriger deze tekorten moeten aanvullen via de rekening-courant.

Voor de sociale fondsen samen daalt het vermogenstekort in 2016 van – € 7,7 miljard naar – € 5,6 miljard. Bij het Ouderdomsfonds is het feitelijke vermogen ultimo 2017 bijna € 1,0 miljard. Binnen het nabestaandenfonds is sprake van een vermogensoverschot, dat overigens langzaam zal worden afgebouwd dankzij de eerder genoemde premieverlaging. Voor de Arbeidsongeschiktheidsfondsen is het totale vermogensoverschot in 2016 en 2017 respectievelijk € 4,1 miljard en € 7,0 miljard.

De WW-fondsen hebben in 2016 en 2017 een vermogenstekort dat nog in enige mate oploopt. Dit zorgt niet voor risico’s met betrekking tot de uitbetaling van uitkeringen. Deze fondsen maken onderdeel uit van de totale Rijksbegroting en zijn in feite niets anders dan een rekening van het UWV bij het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën garandeert hiermee dat het UWV altijd over voldoende middelen kan beschikken. Het zogenoemde «leeglopen van de fondsen» vormt derhalve geen enkel risico voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. Wel maken de exploitatietekorten, die de leegloop veroorzaken, onderdeel uit van het EMU-saldo in deze jaren.

Tabel B.2.4 Vermogen sociale fondsen1 (x € 1 mln)
 

ultimo 2016

ultimo 2017

 

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogensoverschot

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogensoverschot

AOW

958

958

0

958

964

– 6

Anw

4.041

34

4.006

3.801

49

3.753

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

4.606

540

4.066

7.505

553

6.952

WW-fondsen

– 13.572

2.188

– 15.760

– 14.098

2.185

– 16.283

Totaal sociale fondsen

– 3.967

3.720

– 7.687

– 1.833

3.751

– 5.584

1

CPB (MEV 2017).

Licence