Base description which applies to whole site

2.5 Uitdagingen voor de overheidsfinanciën de komende jaren

Bovenstaande begroting voor 2022 toont dat de overheidsfinanciën naar verwachting goed uit de coronacrisis komen, maar het is belangrijk bewust te blijven van risico’s en onzekerheden. Er zijn verschillende uitdagingen voor gezonde overheidsfinanciën: 1) de lange termijn ontwikkeling van de overheidsfinanciën, waarbij vooral de verwachte stijging van de zorguitgaven een belangrijke rol speelt, en 2) het omgaan met economische onzekerheden op de lange termijn zoals een eventuele hogere rente en de houdbaarheid van schulden in Europese landen.

2.5.1 Zonder interventies blijven de zorguitgaven doorgroeien

De overheidsfinanciën staan de komende decennia structureel onder druk door vergrijzing. Nederland vergrijst. Het aantal 65-plussers in de bevolking neemt fors toe. In 1975 was dit 11 procent, op dit moment is het rond de 20 procent en in 2050 zal ruim een kwart van de bevolking ouder dan 65 zijn. Dit heeft zijn weerslag op de overheidsfinanciën, die erg gevoelig zijn voor de vergrijzing, omdat zowel de overheidsuitgaven als -inkomsten leeftijdsafhankelijk zijn. Door de vergrijzing stijgen overheidsuitgaven in de toekomst daarmee harder dan de overheidsinkomsten.

Met name de snelle groei en structurele stijging van de zorguitgaven vormen een grote uitdaging. Zorguitgaven zijn de meest vergrijzingsgevoelige overheidsuitgaven. Veel zorgkosten worden gemaakt in de laatste levensfase. Gezien de huidige demografische ontwikkelingen is het niet verwonderlijk dat de zorguitgaven toenemen. Dat zorgt voor een maatschappelijk dilemma. De vraag is hoe veel we met elkaar bereid zijn te betalen voor de zorg en ten koste van wat. De uitdagingen rondom de zorguitgaven worden besproken in 2.5.3.

De financiële lasten van de vergrijzing zijn op de lange termijn niet gedekt. Het CPB raamt een houdbaarheidssaldo van ‒1,5 procent bbp. Dit is een maatstaf voor de mate waarin overheidsuitgaven en de overheidsinkomsten op lange termijn in evenwicht zijn. Een houdbaarheidstekort geeft aan dat op lange termijn de uitgaven sneller groeien dan de inkomsten. Als de rente weer hoger komt te liggen dan de jaarlijkse groei van de economie, betekent dit dat de schuldquote blijft oplopen. In dat geval kunnen toekomstige generaties zonder aanvullend beleid niet van dezelfde overheidsvoorzieningen profiteren als mensen nu. De schuldgroei moet namelijk op een gegeven moment geremd worden. De schuldontwikkeling is op een dergelijke lange termijn zeer onzeker. Dat blijkt ook uit het verschil tussen het signaal van het houdbaarheidssaldo en dat van de schuldprojectie in 2060. Deze laatste laat immers een dalende schuldquote zien. Dit komt doordat het houdbaarheidssaldo berekend wordt op basis van een discontovoet van 2,5 procent per jaar (nominaal 4,5 procent). Deze hogere discontovoet wordt gebruikt om onzekerheid over toekomstige inkomsten en uitgaven van de overheid mee te nemen.

2.5.2 Gevoeligheidsanalyses tonen aan dat de schuldontwikkeling op de (middel)lange termijn onzeker is

De uitgangspositie van de Nederlandse overheidsfinanciën is sterk, maar economische ontwikkelingen brengen onzekerheden met zich mee. Om ook in de toekomst gezonde overheidsfinanciën te waarborgen, is de schuldontwikkeling van belang. Het verwachte basispad van het CPB voor de overheidsschuld stemt positief: in 2025 is de schuldquote naar verwachting 53 procent en in 2060 circa 27 procent bbp. Deze projecties zijn gebaseerd op de uitgangssituatie nu, waarbij wordt uitgegaan van de rente en economische groei volgens huidige marktinzichten. Zolang de groei hoger is dan de rente, is het verloop van de staatsschuld geen probleem (met het huidige basispad voor inkomsten en uitgaven), maar zoals de laatste decennia laten zien, kan er veel gebeuren met de rente in 40 jaar. De gevoeligheidsanalyse rondom de staatsschuld die het CPB heeft gepubliceerd maakt dit inzichtelijk.56

De huidige ramingen tonen goede vooruitzichten, maar zijn omgeven met onzekerheid. Het economische beeld kan er in de komende decennia uiteraard ook anders uitzien. Onderstaande analyse van het CPB laat deze onzekerheid -inherent aan ramingen- zien. Figuur 2.5.1 laat de foutmarge zien van de middellangetermijnramingen van het CPB ten opzichte van de realisatie. Hieruit blijkt dat de kans circa 30 procent is dat de staatsschuld rond de 45 en 60 procent bbp zal uitvallen tot met 2025 en 90 procent kans dat dit ongeveer tussen de 30 of 80 procent bbp zal zijn; ruim 25 procentpunt anders dan het huidige basispad.

Figuur 2.5.1 Forse onzekerheden bij verloop staatsschuld komende jaren

Bron: CPB

Een eventuele rentestijging heeft een forse invloed op de toekomstige overheidsschuld. De scenario-analyse van het CPB laat zien dat het schuldniveau in 2060 sterk kan variëren als de onderliggende variabelen veranderen. Tabel 2.5.1 laat de gevoeligheid voor rente zien van de schuld in 2060. Daaruit blijkt dat de staatsschuld aanzienlijk hoger kan uitvallen bij een eventueel hoger toekomstig renteniveau.

Tabel 2.5.1 Gevoeligheidsanalyse CPB, effect van een andere rente

Variant

Schuldprojectie 2060 (in % bbp)

Basispad (rente op schuld = 0,6%)1

27%

2% rente op schuld

41%

3% rente op schuld (r=g)

53%

4,5% rente op schuld (=discontovoet)

78%

1

De rente hier is gebaseerd op de Ultimate Forward Rate (UFR), een methode waarmee de rente op de lange termijn wordt benaderd

Bron: CPB

Het CPB geeft aan dat als de zorguitgaven tot en met 2060 met 1 procent per jaar meer groeien dan verondersteld met zogenoemde constante arrangementen, de staatsschuld circa 70 procent bbp hoger zal uitvallen. In dat scenario zou de staatsschuld volgens het CPB in 2060 bijna 100 procent bbp bedragen. Dit is echter een scenario waarbij er geen hogere belastingen of (zorg)premies zouden volgen. Volgens de huidige systematiek van lastendekkende premies zou de hogere groei van de Zvw-uitgaven (zorgverzekeringswet) worden gedekt door extra premies. Dan zou de staatsschuld uitkomen op 70 procent bbp en zou de belastingdruk bijna 3 procent bbp hoger liggen. Bij volledige dekking via extra belastingen en premies zouden de belastingen bijna 6 procent bbp hoger uitvallen en de staatsschuld in 2060 42 procent bbp zijn. Dit geeft aan hoe sterk de langetermijngevolgen kunnen zijn van een hogere stijging van de zorguitgaven.

Het blijft altijd nodig om keuzes te maken in het begrotingsbeleid. De bovenstaande scenario’s laten zien dat het belangrijk is voorzichtig te zijn met het sturen op schuldindicatoren voor de (middel)lange termijn. Daarbij zijn bovenstaande scenario's niet limitatief. Zo geeft het CPB aan dat bijvoorbeeld ook de economische groei, arbeidsproductiviteit en arbeidsparticipatie anders kunnen uitvallen, met uiteenlopende effecten op de overheidsfinanciën.57 Verwachtingen, zeker zo ver in de toekomst, zijn altijd onzeker. Ook bij een gunstig economisch en budgettair tij is het nodig om voorbereid te zijn op minder gunstige scenario’s. Door besluitvorming over de begroting integraal te laten plaatsvinden, worden keuzemogelijkheden tegen elkaar afgewogen en kan er kritisch worden gekeken of deze ook daadwerkelijk bijdragen aan doelmatig beleid.

2.5.3 De stijgende zorguitgaven vragen om keuzes

De toegankelijkheid en kwaliteit van Nederlandse zorg is van hoog niveau, maar de houdbaarheid staat op de lange termijn onder toenemende druk.5859 Het huidige kabinet en de vorige kabinetten hebben de afgelopen jaren geprobeerd om de zorg doelmatiger te maken. Ondanks deze inspanningen nemen de uitgaven aan de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor de komende jaren nog steeds jaarlijks met 2 procent toe. Tegelijkertijd heeft het kabinet fors geïnvesteerd in de kwaliteit van de verpleeghuiszorg, waardoor de uitgaven aan de ouderenzorg sterk zijn toegenomen. De komende jaren stijgen de uitgaven aan de Wet langdurige zorg (Wlz) jaarlijks met 3 procent.

Bij ongewijzigd beleid zou in 2040 een op vier mensen in de zorg moeten werken om in de toenemende zorgvraag te voorzien, terwijl dit in 2017 nog een op zeven was. Tegelijkertijd daalt het aantal mantelzorgers. De zorguitgaven verdubbelen naar verwachting en zetten daarmee als percentage van het bbp door van 12,7 procent in 2015 naar 16,4 procent in 2040 (zie figuur 2.5.2). De houdbaarheid van de zorg staat daarmee onder toenemende druk. Dit heeft tenminste twee gevolgen. Ten eerste zorgt de vergrijzing ervoor dat steeds hogere zorguitgaven moeten worden opgebracht door een steeds kleinere beroepsbevolking. Ten tweede kan de toename aan zorgkosten de ruimte voor investeringen in andere sectoren onder druk zetten. We hebben in Nederland veel over voor goede zorg, maar willen ook andere voorzieningen in stand houden. Als de zorguitgaven de verwachte economische groei geruime tijd fors overstijgen, kan dit andere belangrijke collectieve uitgaven verdringen, zoals die aan onderwijs, sociale zekerheid en veiligheid. Ook kan dit ertoe leiden dat de koopkracht in het gedrang komt, omdat hogere premies en belastingen nodig zijn.

Figuur 2.5.2 Zonder aanvullend beleid verdringt de zorg andere uitgaven en banen (uitgaven in miljarden euro's)60

Bron: Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2018, RIVM en Actieprogramma werken in de Zorg, VWS

Bij ongewijzigd beleid zullen de uitgaven in de toekomst snel groeien. Figuur 2.5.3 (links) laat zien dat toenemende medische mogelijkheden en welvaart, inclusief sociaalmaatschappelijke trends, het overgrote deel van de stijging verklaart bij bijvoorbeeld ziekenhuiszorg. Figuur 2.5.3 (rechts) laat voor de ouderenzorg zien dat demografische ontwikkelingen met 2,2 procent het leeuwendeel van de toekomstige uitgavengroei bepalen. De complexiteit van de zorgvraag neemt immers toe met de ouderdom. Technologie speelt met 1 procent een relatief beperkte rol. Deze vooruitzichten maken een maatschappelijke en politieke weging nodig. We zullen moeten nadenken over wat onderdeel moet zijn van de collectieve zorg (het verzekerd pakket), de manier waarop deze aansluit bij de eigen verantwoordelijkheid van mensen en de wijze waarop we de zorg organiseren, bijvoorbeeld door langer thuis wonen te ondersteunen.

Figuur 2.5.3 Vooral technologie en demografie bepalend voor stijging (uitgaven in miljarden euro's)

Bron: RIVM

De Studiegroep Begrotingsruimte (SBR) waarschuwt voor een ongelijke behandeling van de zorguitgaven. De zorguitgaven groeien, zonder overheidsingrijpen, automatisch mee met de toenemende behandelmogelijkheden. De zorg verschilt hierin van andere sectoren, zoals onderwijs, waar investeringen in kwaliteit in sterkere mate door de overheid en niet door het veld zelf worden gestuurd. Het zorgstelsel is zo ingericht dat nieuwe behandelmethoden snel ingezet kunnen worden en dat zorgverleners en zorgverzekeraars medeverantwoordelijk zijn voor de toepassing en evaluatie hiervan. Uiteraard moet dit passen binnen de eventueel dan geldende hoofdlijnakkoorden. Wanneer de zorg als gevolg hiervan op den duur duurder wordt, is – meer dan nu gebeurt – een politieke weging nodig of de groei in kosten gerechtvaardigd is en hoe we dat betalen. Als ervoor gekozen wordt om dit niet via de zorgpremies te betalen, zal op andere onderdelen van de zorg moeten worden bezuinigd. De SBR waarschuwt ervoor dat, zolang dit nog niet gebeurt, investeringen in de kwaliteit van de zorg gemakkelijker tot stand komen dan investeringen in andere collectieve sectoren en, door de oplopende zorguitgaven, deze kunnen verdringen. Een volgend kabinet kan de discussie over automatische uitgavengroei (en de redenen daarachter) inzichtelijk maken in de communicatie en de besluitvorming. Een andere mogelijkheid is om de zorguitgaven vast te stellen op een door de politiek te bepalen aanvaardbaar en budgettair houdbaar niveau. Dat zou vragen om een wijziging van het zorgstelsel, omdat in de huidige wet de mogelijkheden voor de zorgsector zelf om de kwaliteit vast te stellen dan ingeperkt zou moeten worden. Ook kan ervoor worden gekozen om de uitgavengroei te compenseren met maatregelen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verder verhogen van de doelmatigheid gecombineerd met hoofdlijnakkoorden of een doelmatigheidskorting. Ook kunnen de zorguitgaven verlaagd worden door het pakket te verkleinen, de systematiek van het pakketbeheer aan te passen of te koppelen aan de ontwikkeling van de zorguitgaven of de eigen betalingen te verhogen.

2.5.4 Andere opties voor het betaalbaar houden van goede, toegankelijke zorg

Verbeter de doelmatigheid van het bestaande zorgstelsel. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) stelt dat het voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg eigenlijk niet zoveel uitmaakt wat voor soort stelsel men heeft, maar dat het veel belangrijker is hoe dat wordt ingericht. Daarbij komt dat het CPB heeft berekend dat de overstap naar een publiek stelsel in Nederland op de korte termijn vele miljarden zou kosten. Het is daarom niet de vraag of de overheid en private partijen een rol spelen in het zorgstelsel, maar hoe de overheid en private partijen ervoor kunnen zorgen dat de toenemende vraag naar zorg betaalbaar blijft en er voldoende personeel voorhanden is.

Door betere organisatie van de zorg, kan de zorg doelmatiger worden geleverd. Zorg wordt niet altijd geleverd op de juiste plek of door de juiste behandelaar. Door de Juiste Zorg op de Juiste Plek te leveren, kan duurdere zorg worden voorkomen, kan zorg dichter bij mensen thuis geleverd worden, en kan bestaande zorg vervangen worden door minder dure zorg van een gelijkwaardige of betere kwaliteit. Het rapport BMH-Zorg geeft aan dat dit een serieuze besparing kan opleveren.61 Evaluaties van succesvolle voorbeelden vergroten het inzicht in mogelijke besparingen van de beoogde veranderingen en kunnen als referentiekader dienen voor andere zorgaanbieders. Dit komt echter niet vanzelf tot stand, omdat het voor sommige aanbieders betekent dat zij minder behandelingen doen en dus ook minder inkomen generen. Door met zorginkopers afspraken te maken over betere samenwerking bij de opschaling van goede voorbeelden, kan de implementatie van de Juiste Zorg op de Juiste Plek versneld worden. Ook kan de overheid sturen op de opschaling door bijvoorbeeld bepaalde behandelingen alleen in de eerste lijn declarabel te maken.

Vergroot het aanbod van gerichte, passende zorg. Het is van belang dat mensen zorg krijgen die daadwerkelijke, aangetoonde meerwaarde heeft. Daarom is het van belang om op grotere schaal onderzoek te doen naar de effectiviteit van zorg en dit te vertalen naar het basispakket. Het adviesbureau SiRM concludeert in een onderzoek dat de meerkosten van huidige niet-effectieve ziekenhuiszorg naar schatting 6 procent van het totaal van 24,3 miljard euro bedragen. Jaarlijks stroomt daarnaast volgens dit onderzoek voor ongeveer 0,3 procent aan niet-effectieve uitgaven het pakket in.62 Het terugdringen van niet effectieve zorg kan een dempend effect hebben op de zorguitgaven. Het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik is gestart om meer zicht te krijgen op gepast gebruik van zorg in het basispakket. Door de positie van het Zorginstituut te versterken kunnen de inzichten van het programma zorgevaluaties en Gepast gebruik versneld in de praktijk gebracht worden. Zorginkopers kunnen passend gebruik van zorg een grotere rol te geven bij de inkoop en het afsluiten van contracten met zorgverleners. Daarbij kan het van belang zijn dat zorginkopers door middel van congruente inkoop elkaars aanpak ondersteunen wanneer deze effectief is, bijvoorbeeld door de contractafspraken van een zorginkoper die veel cliënten heeft, bij een bepaalde aanbieder te volgen. De overheid kan dit ondersteunen door voor zorginkopers zogenoemde ‘spiegelinformatie’ ter beschikking te stellen over het gemiddeld gebruik van specifieke behandelingen. Een andere mogelijkheid is dat de overheid stuurt op gepast gebruik door via de pakketsystematiek nieuwe behandelingen en nieuwe medische technologie te toetsen. Bij deze optie zal nadrukkelijk rekening gehouden moeten worden met de uitvoerbaarheid.

Uitkomstafspraken en gedeelde besparingen gaan perverse productieprikkels in de curatieve zorg tegen. In Nederland is zorg grotendeels collectief gefinancierd, waarbij in de curatieve zorg (zorg die zich richt op genezing van patiënten) sprake is van gereguleerde marktwerking. Dit betekent dat de zakelijke relatie tussen zorginkopers en zorgaanbieders ervoor moet zorgen dat de zorg goed, toegankelijk en betaalbaar is. Hiervoor is het van belang dat zorgpartijen, maar ook cliënten kunnen beschikken over betrouwbare informatie over de kwaliteit en uitkomsten van de zorg. Ook is het van belang dat zorgaanbieders de juiste prikkels hebben om doelmatige en passende zorg te leveren. Momenteel zijn de prikkels bij een ziekenhuis niet altijd goed gericht; wanneer een ziekenhuis immers iets kan doen om zorg te voorkomen of te verminderen, is dat niet altijd in zijn eigen financiële belang. Dit gaat ten koste van de kwaliteit en de betaalbaarheid van zorg. Ziekenhuizen moeten juist worden gestimuleerd om onnodige zorg te voorkomen of verminderen. Door contracten af te sluiten waarin afspraken over een betere organisatie van zorg en afspraken over de vergoeding van zorg elkaar versterken, kunnen zorginkopers volumeprikkels dempen en de doelmatigheid van de zorg vergroten. Door afspraken te maken op basis van zogenoemde ‘shared savings’, wordt het voor zorgaanbieders lonend om in te zetten op het leveren van passende zorg. Ervaringen bij het Beatrixziekenhuis in Gorinchem en Bernhoven in Uden laten zien dat meerjarige contracten die onafhankelijk zijn van de hoeveelheid geleverde zorg, kunnen zorgen voor beheersing van de zorguitgaven terwijl de kwaliteit hoog blijft.63 Een belangrijk onderdeel van die afspraken was de meerjarige omzetgarantie. Dit heeft de beide ziekenhuizen in staat gesteld om meer gericht op hetzelfde doel binnen de organisatie te werken en te investeren in een andere manier van werken. Om zorginkopers beter in staat te stellen via innovatieve contracten te sturen op doelmatige zorg is het van belang dat ongecontracteerde zorg zoveel mogelijk wordt terugdrongen.

Een verdergaande mogelijke oplossingsrichting is om zorgaanbieders te vergoeden op basis van de kenmerken van de populatie waar zij zorg aan leveren. Zorgaanbieders worden dan geprikkeld om de zorg doelmatig te organiseren en te voorkomen dat mensen zwaardere zorg nodig hebben of afhankelijk worden van zorg. Dit naast het inzicht in kwaliteit om onderhandeling en risicoselectie te voorkomen. Dit vergt nader onderzoek naar hoe deze vorm van bekostiging ingepast kan worden in het Nederlandse stelsel en hoe kwaliteit kan worden geborgd en hoe onderhandeling door risicoselectie kan worden voorkomen. Een manier om de productieprikkel bij vrijgevestigde artsen tegen te gaan, is door medisch specialisten te stimuleren of te verplichten om in loondienst te treden of op andere wijze de gelijkgerichtheid te bevorderen. De Kamer heeft hier recent een motie over aangenomen.

Verbetering van de prikkels in de langdurige zorg draagt bij aan het toekomstbestendig te maken van die sector. De hoogste uitgavengroei wordt verwacht in de langdurige zorg en ondersteuning, terwijl Nederland hier wat uitgaven betreft internationaal al koploper is. Het ontbreekt hier nu nog vaak aan voldoende doelmatigheidsprikkels bij zorgkantoren en zorgaanbieders. Er kan meer worden gestuurd op doelmatige zorginkoop met prestatieafspraken en een taakstellend budget. Daarnaast kent Nederland ruime aanspraken voor ondersteuning en langdurige zorg. Door ouderen te ondersteunen om langer thuis te wonen en meer gebruik te maken van arbeidsbesparende innovaties, kunnen we de houdbaarheid van de zorg bevorderen.

2.5.5 De coronacrisis onderstreept het belang van een stabiel en schokbestendig Europa

Nederland staat er goed voor, maar de internationale verwevenheid brengt risico’s met zich mee. Veel Europese lidstaten zijn hard getroffen door corona, en de budgettaire gevolgen zijn groot. Veel landen hebben net als Nederland forse steunpakketten ingezet om de economische klappen op te vangen. Dit heeft de economieën ondersteund, maar ook tot publieke schuldopbouw geleid. Om lidstaten bij te staan in het economisch herstel, is in 2020 een Europees herstelinstrument opgericht: Next Generation EU (NGEU). NGEU heeft een omvang van 750 miljard.64 Het grootste onderdeel hiervan is de Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (Recovery and Resilience Facility; RRF) met een capaciteit van 312,5 miljard euro aan subsidies en 360 miljard euro aan leningen.

De effecten van corona op de economie en overheidsfinanciën van de eurolanden lopen sterk uiteen. Na een krimp van 6,6 procent gemiddeld in de eurozone in 2020 trekt de economie naar verwachting snel aan, maar de schuldniveaus zijn in veel lidstaten flink gestegen. De gemiddelde schuld in de eurozone lag eind 2019 op 85,8 procent bbp en bevindt zich eind 2021 naar verwachting op een niveau van 102,4 procent bbp. De publieke schuldquotes van de lidstaten in de eurozone lopen sterk uiteen. Landen als Duitsland, Finland en Oostenrijk zaten net als Nederland onder of net boven de Europese norm van een maximale overheidsschuld van 60 procent bbp in 2019. Ook deze landen hebben de schuld zien oplopen, zo is te zien in figuur 2.5.4. De toenames zijn echter kleiner dan in landen als Italië, Spanje en Griekenland, waar de stijging boven de 20 procentpunt uitkwam. Deze landen werden ook veelal economisch harder geraakt in 2020. Zo kreeg Spanje te maken met een terugval in het bbp van 10,8 procent en kromp de Italiaanse economie met 8,9 procent, ruim boven het gemiddelde in de eurozone van 6,6 procent bbp. In de gehele Europese Unie lopen de schuldniveaus uiteen. Sommige landen zoals Denemarken en Zweden, kenden een uitgangspositie met een lage overheidsschuld en zijn ook in 2020 onder de 50 procent bbp gebleven. Ook Polen, Tsjechië, Letland en Litouwen hebben schuldniveaus onder de Europese grenswaarde.

Figuur 2.5.4 Schuldniveaus in Europa

Bron: IMF en ministerie van Financiën

Hoge schuldniveaus maken eurolanden kwetsbaar. Met het ingezette economische herstel zal in veel lidstaten vanaf 2022 de schuld weer gaan dalen, maar het schuldniveau zal voorlopig hoog blijven.65 Landen met hoge schulden kunnen kwetsbaar zijn voor schokken en economische ontwikkelingen. Vanwege de lage rente zijn de jaarlijkse rentelasten nu beperkt, maar door de hoge schulden zijn veel eurolanden kwetsbaar wanneer reële rentes zouden gaan stijgen. Rentelasten zullen dan een groter beslag leggen op de overheidsuitgaven. De huidige lage rente is voor het grootste deel het gevolg van structurele factoren, zoals de lagere potentiële groei en de wereldwijde toename van besparingen als gevolg van de vergrijzing. Daarnaast blijft de ECB vooralsnog een verruimend beleid voeren. Omdat deze factoren naar verwachting voorlopig niet substantieel zullen veranderen, is ook de verwachting dat de rente voorlopig laag zal blijven. Een stijging is op termijn niet uit te sluiten, bijvoorbeeld door toenemende inflatie.

Inflatie kan zowel een positief als negatief effect op de schuldontwikkeling hebben. Inflatie kan een positief effect op de reële waarde van schuld hebben, maar kan ook de reële rente doen stijgen als bijvoorbeeld de ECB het monetair beleid aanpast en de termijnpremie omhoog gaat. Centrale banken gaan ervan uit dat de huidige hogere inflatie tijdelijk is en daarom worden deze risico’s op korte termijn beperkt geacht. Gezien de hoge schuldniveaus en daaruit voortkomende kwetsbaarheid voor economische schokken is het echter wel belangrijk dat landen met een hoge staatsschuld aandacht blijven houden voor houdbare overheidsfinanciën.

Stabiliteit in de eurozone vraagt om samenwerking en schokbestendigheid van lidstaten. Het is nodig om de schokbestendigheid van lidstaten en de EU te versterken om toekomstige crises succesvol het hoofd te bieden. Nationale economieën moeten versterkt worden op manieren die leiden tot structurele hervormingen, houdbare overheidsfinanciën en minder divergentie tussen lidstaten. Dit gebeurt al in het kader van het Europees Semester, dat ook als doel heeft tijdig macro-economische onevenwichtigheden binnen lidstaten te signaleren en te adresseren. De Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (RRF) zal hieraan een extra impuls geven gedurende haar looptijd tot eind 2026. Lidstaten zijn namelijk verplicht om structurele hervormingen te plannen en uit te voeren om aanspraak te kunnen maken op RRF-middelen.

Tegelijkertijd kan Europese samenwerking ook bijdragen aan het versterken van de schokbestendigheid van lidstaten. Zo is onder andere het ESM-noodfonds (Europees Stabiliteitsmechanisme), eind 2020 hervormd om de eurozone weerbaarder te maken voor een toekomstige crisis. Met het ESM worden eurolanden geholpen die problemen ondervinden met de financiering van overheidsschuld. Een uitgangspunt waar Nederland zich hard voor heeft gemaakt is dat het ESM alleen leent aan landen waarvan de overheidsschuld houdbaar is. Ook blijft de EU werken aan de vervolmaking van de bankenunie en de kapitaalmarktunie Daarnaast staat de hervorming van de Europese begrotingsregels, het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), op de agenda. Houdbare overheidsfinanciën zijn een voorwaarde voor financiële stabiliteit en economische groei in Europa. De naleving door lidstaten van het SGP is echter onvoldoende gebleken in de afgelopen jaren. Hoogstwaarschijnlijk wordt in het najaar de discussie over de evaluatie en mogelijke hervorming van het SGP hervat.

56

Zie CPB (2021). Schuldprojectie 2060 en varianten.

57

Zie CPB (2021). Schuldprojectie 2060 en varianten.

60

Zorguitgaven zijn exclusief kinderopvang, welzijn en jeugdzorg gecorrigeerd naar prijsniveau 2015, waarbij 2015 is bepaald op basis van voorlopige data.

61

Rijksoverheid (2020). Naar een toekomstbestendig zorgstelsel

64

In prijzen 2018.

65

Europese Commissie (2021). Spring forecast.

Licence