Base description which applies to whole site

Artikel 35 Jeugd

Realistatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.383 miljoen Art. 35 Jeugd 6.8%

Realistatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 12.383 miljoen Art. 35 Jeugd 6.8%

Algemene doelstelling

Het beschermen van jeugdigen die in hun ontwikkeling worden bedreigd in de opvoed- en leefsituatie en het bestrijden van jeugdcriminaliteit en geweld in huiselijke kring.

Rol en verantwoordelijkheid

Jeugdbescherming

De wettelijke grondslag voor de verantwoordelijkheden van de Minister op het terrein jeugdbescherming is de Wet op de Jeugdzorg en het Burgerlijk Wetboek. De Minister heeft op het gebied van Jeugdbescherming verschillende rollen:

  • Een uitvoerende rol: de Minister van Veiligheid en Justitie heeft een uitvoerende rol op het gebied van jeugdbescherming. De Minister beschikt over financiële en inhoudelijke voorwaarden op basis waarvan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en Jeugdbescherming hun werkzaamheden uitvoeren in de jeugdbeschermingsketen.

  • Een regisserende rol: de Minister is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van instrumenten die een bedreigde ontwikkeling van jeugdigen in hun opvoed- en leefsituatie voorkomen en tegengaan. De Minister heeft de regie op en een samenwerkingsrelatie met VWS, de provincies, het Interprovinciaal Overleg (IPO), Jeugdzorg Nederland en de Bureaus Jeugdzorg als het gaat om de justitiële jeugdbescherming. Sturing geschiedt door middel van regelgeving, kaderstelling en financiering.

Jeugdsancties en preventie

De wettelijke grondslag voor de verantwoordelijkheden van de Minister op het terrein van jeugdsancties ligt in artikel 77 Wetboek van Strafrecht en artikel 553 Wetboek van Strafvordering. Belangrijk onderdeel daarvan is een doeltreffende en doelmatige tenuitvoerlegging van jeugdsancties. De Minister heeft op het gebied van jeugdsancties en preventie verschillende rollen:

  • Een regisserende rol: de Minister is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van instrumenten die gericht zijn op het aanpakken en voorkomen van jeugdcriminaliteit;

  • Een uitvoerende rol: de Minister beschikt over financiële en inhoudelijke voorwaarden op basis waarvan Halt, de RvdK, de Jeugdreclassering (JR) en de sector Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) van DJI hun werkzaamheden uitvoeren in de strafrechtketen. De Minister is verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van voldoende middelen (capaciteit, kwaliteit, tijdigheid) voor de tenuitvoerlegging van de sancties. Sturing geschiedt door middel van regelgeving, kaderstelling en financiering;

  • Een stimulerende rol: de Minister heeft de regie op en een samenwerkingsrelatie met de grote steden, Jeugdzorg Nederland, VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) en IPO betreffende de aanpak van jeugdcriminaliteit.

Geweld in huiselijke kring

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport coördineert de aanpak van geweld in huiselijke kring, waaronder huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, kindermishandeling, vrouwelijke genitale verminking en ouderenmishandeling. Bij de aanpak van deze problematiek zijn verschillende Ministeries en organisaties betrokken. De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de daderaanpak van geweld in huiselijke kring in strafrechtelijk en bestuursrechtelijk kader. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft hier een stimulerende rol. Sturing vindt plaats door middel van kaderstelling, financiering en regelgeving.

Adoptie

De Minister heeft een regisserende rol op het gebied van adoptie. De Minister is verantwoordelijk voor interlandelijke adoptie en heeft in deze ook een sturingsverantwoordelijkheid ten aanzien van de Raad voor de Kinderbescherming en de vergunninghouders. Vergunninghouders bemiddelen bij de plaatsing van kinderen die ter adoptie worden opgenomen. De wettelijke grondslag voor de verantwoordelijkheden van de Minister op het terrein van adoptie is opgenomen in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka).

Beleidsconclusies

Kindermishandeling en seksueel misbruik

De acties uit het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012–2016 «Kinderen Veilig» (TK 2011–2012, 31 015, nr. 69) verlopen volgens planning, vier van de vijfentwintig acties zijn inmiddels afgerond. De Taskforce Kindermishandeling en seksueel misbruik, die is ingesteld om onder meer toe te zien op de uitvoering van het Actieplan, is tevreden over de voortgang. Het Actieplan verloopt volgens planning. Eind 2013 is gestart met de voorbereiding van de bij de start van het Actieplan afgesproken «midterm review», waarbij wordt bestudeerd of aanvullende acties noodzakelijk en wenselijk zijn. Dit wordt in de midterm review medio 2014 nader toegelicht.

Daarnaast is in het kader van de aanbevelingen van de Commissie Samson gewerkt aan de totstandkoming van tegemoetkomingsregelingen voor slachtoffers van seksueel misbruik in de jeugdzorg. Deze slachtoffers kunnen per 1 september 2013 voor de aanvraag van een tegemoetkoming op basis van de financiële regelingen terecht bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Om de kennis ter voorkoming van seksueel misbruik in de jeugdzorg te vergroten is het WODC een onderzoek gestart naar de revictimisatie binnen de jeugdzorg. De resultaten worden medio 2014 verwacht.

Voortgang adolescentenstrafrecht

Het wetsvoorstel tot invoering van een adolescentenstrafrecht is op 26 november 2013 door de Eerste Kamer aanvaard (EK2012–2013, 33 498 A. Het wetsvoorstel voorziet onder meer in het verhogen van de leeftijdsgrens (van 21 naar 23 jaar) waarop het jeugdstrafrecht kan worden toegepast en creëert de mogelijkheid om een Pij-maatregel (plaatsing in inrichting voor jeugdigen) om te zetten in een tbs-maatregel.

In 2013 zijn pilots in Almelo en Groningen afgerond en waarin verbeteringen in het advies- en toeleidingsproces zijn beproefd die tot een goede toeleiding van de doelgroep van het adolescentenstrafrecht moeten leiden. Op grond daarvan zijn verdere aanpassingen van het advies- en toeleidingsproces nodig, waarin samen met betrokken taakorganisaties in de (jeugd)strafrechtketen moet worden voorzien. Het beleidskader voor het toepassen van elektronische controle, als belangrijke onderdeel van het adolescentenstrafrecht bij minderjarigen is eind 2013 volgens planning ingevoerd.

Tabel 35.1 Prestatie-indicator Jeugdbescherming
             

Gemiddelde duur Ondertoezichtstelling in jaren

2,9

2,9

2,9

2,9

n.n.b.

2,7

Gemiddelde duur voogdij in jaren

5,5

5,3

5,3

5,3

n.n.b.

5,3

Bron: BIJ (beleidsinformatie jeugdzorg) database. In deze database wordt de aangeleverde informatie van de provincie samengevoegd.

Tabel 35.2 Prestatie-indicator Jeugdcriminaliteit
 

20111

2012

Realisatie

2013

Raming

2013

Percentage geslaagde Halt-afdoeningen

90%

90%

91%

90%

Percentage geslaagde taakstraffen

85%

85%

85%

85%

Percentage jeugdigen waarvoor binnen 3 weken na instroom JJI eerste perspectiefplan gereed is

60%

75%

62%

80%

Percentage jeugdigen dat bij uitstroom JJI beschikt over dagbesteding

87%*

85%

90%

90%

Percentage jeugdigen dat bij uitstroom JJI beschikt over een woonplek

87%*

90%

97%

92%

Bronnen: viermaandsrapportages Halt, RvdK, DJI

1

In 2011 zijn deze onderwerpen onder één prestatie-indicator uitgevraagd. Dit betreft de gemiddelde realisatie.

Toelichting

Jeugdbescherming

De gegevens voor de prestatie-indicatoren Jeugdbescherming zijn momenteel nog niet beschikbaar. In de begroting 2015 wordt de Kamer geïnformeerd over de realisatie 2013.

Jeugdcriminaliteit

De realisatie van het percentage jeugdigen voor wie binnen 3 weken na instroom in een JJI een perspectiefplan gereed is, ligt met een gemiddelde van 62% over heel 2013 onder de raming. Gedurende het jaar is dit percentage echter toegenomen van 57% in de eerste viermaandsperiode tot 70% in de derde viermaandsperiode. Deze toename is veroorzaakt doordat het gesprek met de ouders en jeugdige sinds dit najaar ook na vaststelling van het perspectiefplan mag plaatsvinden.

De realisatie van het percentage jeugdigen dat bij uitstroom uit een JJI beschikt over dagbesteding is nagenoeg gelijk aan de raming. Ten aanzien van het percentage jeugdigen dat bij uitstroom beschikt over een woonplek is de raming zelfs ruim overschreden.

Tabel 35.3 Budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)
   

Realisatie

2013

Begroting

2013

Verschil

Verplichtingen

821.589

804.892

16.697

         

35.1 Apparaatsuitgaven Raad voor de Kinderbescherming

     
 

Personeel

138.152

129.061

9.091

 

waarvan eigen personeel

130.578

114.546

16.032

 

waarvan externe inhuur

6.363

12.902

– 6.539

 

Materieel

40.921

32.256

8.665

 

waarvan ICT

6.618

6.451

167

 

waarvan SSO's

17.460

1.613

15.847

         

Programma-uitgaven

661.291

643.575

17.716

35.2 Uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV's

     
 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

     
 

Landelijk Bureau inning Onderhoudsbijdrage (LBIO)

4.066

3.496

570

 

NIDOS – opvang

25.501

27.054

– 1.553

 

Bijdrage aan mede-overheden

     
 

Bureaus jeugdzorg – jeugdbescherming

302.406

283.135

19.271

 

Subsidies

     
 

Subsidies jeugdbescherming

3.812

5.481

– 1.669

 

Opdrachten

     
 

Jeugdbescherming – Regeling tegemoetkoming adoptiekosten

1.576

4.000

– 2.424

 

Stelsel Jeugdzorg

192

1.280

– 1.088

 

Bestrijding huiselijke geweld en kindermisbruik

2.003

1.843

160

         

35.3 Tenuitvoerlegging justitiele sancties jeugd

     
 

Bijdrage Agentschappen

     
 

DJI – jeugd

241.199

205.771

35.428

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

     
 

HALT

13.542

12.500

1.042

 

Bijdrage aan mede-overheden

     
 

Bureaus jeugdzorg – jeugdreclassering

65.133

67.449

– 2.316

 

Opdrachten

     
 

Bestrijding jeugdcriminaliteit & jeugdgroepen1

0

14.777

– 14.777

 

Projecten jeugd straf (zie noot 85)

1.410

15.204

– 13.794

 

Veiligheidshuizen

451

1.585

– 1.134

         

Ontvangsten

13.082

2.800

10.282

1

Een deel van het verschil tussen de realisatie en de oorspronkelijk begrote bedragen op de budgetten jeugdcriminaliteit en jeugdgroepen en projecten jeugd straf wordt verklaard door een technische correctie. Conform de uitgangspunten van de nieuwe begrotingspresentatie Verantwoord Begroten dienen de apparaatsuitgaven (m.u.v. belangrijke uitvoerings- organisaties) verantwoord te worden op een centraal apparaatsartikel. Abusievelijk waren in de begroting 2013 voor de projecten Jeugd straf nog een aantal apparaatskosten verantwoord op het beleidsartikel. Dit is technisch gecorrigeerd.

35.1 Apparaatsuitgaven Raad voor de Kinderbescherming.

Toelichting op de instrumenten

De RvdK is een grote, uitvoerende organisatie die opkomt voor de rechten van kinderen van wie de ontwikkeling en de opvoeding worden bedreigd. Hierbij kan gedacht worden aan gezinnen met ernstige problemen, in het jeugdstrafrecht, bij scheiding van ouders die zelf geen omgangsregeling kunnen afspreken en voorafgaand aan adoptie. Het betreft hier dus de bijdrage van VenJ voor de apparaatskosten van de RvdK.

Het verschil tussen de budgettaire ramingen in de ontwerpbegroting en de realisatie is onder andere het gevolg van hogere benodigde capaciteit dan oorspronkelijk geraamd.

In de ontwerpbegroting 2013 is de nieuwe begrotingspresentatie Verantwoord Begroten ingevoerd. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën apparaatsuitgaven. Om te komen tot een juiste verdeling van de middelen over deze categorieën heeft een budgettair neutrale correctie van de verdeling plaatsgevonden.

35.2 Uitvoering Jeugdbescherming en voogdij AMV’s

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO)

Het LBIO is een overheidsinstelling (ZBO) en verricht in opdracht van de Ministers van VenJ en VWS wettelijke taken op het gebied van onderhoudsbijdragen (inning ouderbijdragen, inning kinder- en partneralimentatie en inning internationale alimentatie). In 2013 is door VWS en VenJ een gezamenlijke bijdrage van € 4,1 mln. aan het LBIO verleend (waarvan € 3 mln. door VenJ).

De realisatie op het aantal «Ouderbijdragen» (zie tabel 35.4) is veel hoger dan verwacht. Dit komt door dat de afschaffing van de ouderbijdragen in verband met de voorgenomen decentralisatie van de jeugdzorg, is geschrapt.

Tabel 35.4 Productiegegevens LBIO

Omschrijving

2010

2011

20121

Raming 2013

Alimentatie

       

verzoeken ontvankelijk

9.998

10.409

11.172

10.600

Verzoeken niet-ontvankelijk

1.564

2.036

1.939

1.750

Normale inning

27.714

29.987

27.535

30.500

Loonbeslag

4.531

5.342

6.516

4.800

Deurwaarder

1.647

1.545

1.630

1.600

         

Internationale alimentatie

       

Aanmelding ontvangstzaken

179

181

250

200

Normale inning

2.270

2.487

2.897

2.500

Procedure

118

116

122

90

Loonbeslag

122

100

157

120

Deurwaarder

47

52

44

50

Verzendzaak

240

215

248

240

         

Ouderbijdragen

       

Aanmelding ouderbijdragen

15.787

15.008

14.689

0

Normale inning

162.682

157.835

154.043

40.000

Dwangbevel

3.420

3.053

3.012

500

Loonbeslag

1.848

1.740

1.703

400

Deurwaarder

2.067

1.945

1.931

200

Bronnen: Subsidievaststelling 2010 dd. 21 november 2011, Subsidievaststelling 2011 dd. 11 september 2012, Subsidie vaststelling 2012 dd. 1 oktober 2013, Jaarverslag LBIO 2013, Derde viermaandsrapportage LBIO 2013.

1

De hier opgenomen realisatiecijfers 2012 wijken enigszins af van de realisaties 2012 zoals gepresenteerd in de ontwerpbegroting 2013. Dit wordt veroorzaakt door dat op een later moment de definitieve cijfers zijn vastgesteld.

Stichting Nidos

VenJ verstrekt een bijdrage aan Stichting Nidos. Deze stichting is conform het Burgerlijk Wetboek aangewezen als instantie die belast is met de tijdelijke voogdij over alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Daarnaast is Nidos aangewezen voor het uitvoeren van de kinderbeschermingsmaatregel ondertoezichtstelling wanneer het om kinderen uit vluchtelingengezinnen gaat. Zie voor meer informatie: http://www.nidos.nl/

Tabel 35.5. Productiegegevens Nidos
 

Gemiddeld aantallen pupillen

Normbedrag 2013

Begeleidingskosten

2.288

5.979

Verzorgingskosten

1.698

5.083

Bron: Kostprijsonderzoek Nidos

Begeleidingskosten

De aantallen (q) zijn bepaald door de directe uren die een jeugdbeschermer aan een zaak besteedt. De q wordt vermenigvuldigd met de integrale kosten per uur (p). De begeleidingskosten bestaan met name uit personeelskosten, apparaatskosten (huisvesting, ICT e.d.) en overige kosten. De begeleidingskosten zijn deels variabele en deels vaste kosten.

Verzorgingskosten

Binnen deze component worden de volgende kostenposten onderscheiden:

  • Schoolkosten, ziektekosten;

  • Leefgelden;

  • Overige verzorgingskosten (legesgelden IND, projectbureau woonvoorziening e.d.)

Bijdrage aan medeoverheden

Bureaus jeugdzorg (BJZ) – jeugdbescherming (JB)

De BJZ’s zijn er verantwoordelijk voor dat een kind met ernstige en/of complexe problemen de juiste hulp en (zo nodig) bescherming krijgt zodat het veilig kan opgroeien.

Provinciale overheden ontvangen van VenJ een tarief vermenigvuldigd met de gerealiseerde productie voor de uitvoering kinderbeschermingsmaatregelen door de bureaus jeugdzorg en landelijk werkende instellingen die onder verantwoordelijkheid van de desbetreffende provincie vallen (p*q). In december 2013 is tussen het Ministerie van VenJ en de provincies overeenstemming bereikt over reële tarieven voor de gedwongen hulpverlening per 1 januari 2014.

Het verschil tussen geraamde uitgaven in de begroting 2013 en de realisatie van € 19,3 mln wordt o.a. verklaard door:

  • 1. Hogere vergoeding voor loonkosten aan zorgverleners als gevolg van het OVA (overheidsbijdrage in arbeidskostenontwikkeling)-convenant. Dit convenant is in 1999 afgesloten tussen de toenmalige Minister van VWS, namens het Kabinet, en de werkgevers in de zorgsector. In het OVA-convenant is afgesproken dat de overheid haar bijdrage voor de loonontwikkeling in de zorgsector jaarlijks indexeert met de gemiddelde ontwikkeling van de lonen in de markt.

  • 2. Een stijging in het aantal voogdijzaken.

Subsidies

Subsidies jeugdbescherming

De Minister heeft meerdere organisaties en initiatieven gesubsidieerd die betrekking hebben op de jeugdbescherming. Onder deze post vallen diverse subsidies zoals voor innovatieve projecten bij de jeugdbescherming («Vliegwielprojecten»), voor het Centrum Internationale Kinderontvoering (IKO) en Stichting Adoptievoorzieningen, kosten nader onderzoek doodsoorzaak (NODO) van kinderen Met de vliegwielprojecten wordt beoogd om door slimme methodische investeringen het aantal dwangmaatregelen te verkorten, dan wel te voorkomen.

De gerealiseerde productiegegevens voor de prestatie Jeugdbescherming zijn momenteel nog niet beschikbaar. In de begroting 2015 zal de Kamer geïnformeerd worden over de realisatie 2013.

Tabel 35.6 productiegegevens Jeugdbescherming
 

Realisatie

2010

Realisatie

2011

Begroting

2012

Realisatie

2012

Totaal OTS

33.118

32.415

37.217

30.910

Voorlopige voogdij

136

111

212

107

Overige Voogdij

6.694

7.633

6.825

8.151

Bron: Gegevens over de jaren 2010 en 2011 zijn afkomstig van Bureaus Jeugdzorg. De realisatiegegevens over 2012 zijn voorlopige cijfers.

Opdrachten

Jeugdbescherming – Regeling tegemoetkoming adoptiekosten

Adoptieouders, die na de opneming van een buitenlands kind de adoptieprocedure geheel volgens de in de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) gestelde regels hebben afgerond kunnen een tegemoetkoming aanvragen bij het Agentschap SZW. De periode waarin de tegemoetkoming kan worden aangevraagd loopt uiterlijk tot 1 januari 2016. Aan de uitbetaling van de tegemoetkoming zijn voorwaarden verbonden.

Stelsel jeugdzorg

Met de stelselherziening jeugdzorg wordt alle ondersteuning en jeugdhulp gedecentraliseerd naar gemeenten. Door de verantwoordelijkheid voor alle jeugdzorg bij gemeenten te beleggen wordt het eenvoudiger om een integraal (jeugd-)zorgaanbod te ontwikkelen en wordt naar verwachting sterker ingezet op preventie. De beschikbare middelen in het kader van de stelselherziening zijn onder andere ingezet voor:

een communicatie- en ondersteuningstraject richting gemeenten en veldpartijen;

de ontwikkeling van een certificeringssystematiek om de kwaliteit van de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering in het nieuwe stelsel te borgen.

Bestrijding huiselijk geweld en kindermisbruik

Huiselijk geweld, kindermishandeling en seksueel misbruik zijn omvangrijke problemen in Nederland. Dit geldt in het bijzonder voor minderjarige slachtoffers. Doordat het geweld veelal achter gesloten deuren plaatsvindt, is een belangrijke doelstelling het vergroten van de zichtbaarheid. Bestrijding omvat vele aspecten: preventie, hulpverlening, jeugdbescherming, huisverbod, het strafrecht.

De beschikbare middelen zijn onder meer besteed aan de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik, onderzoek van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, preventie van seksueel misbruik en de daderaanpak van huiselijk geweld. Dit in gezamenlijkheid met het Ministerie van VWS.

35.3 Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

Agentschappen

DJI-Jeugd

Qua uitvoering en beoogde resultaten deden zich geen bijzonderheden voor. De JJI-capaciteit is gereduceerd tot 650 operationele plaatsen en 127 reserveplaatsen door het buitengebruik stellen van twee JJI-locaties (Horizon Kolkemate en De Hartelborgt locatie Kralingen). Tevens zijn, conform het Masterplan DJI, twee JJI-locaties definitief afgestoten (De Doggershoek en De Heuvelrug locatie Overberg). De huidige JJI-capaciteit blijkt voldoende om alle instroom te kunnen opvangen. Het borgen van kwaliteit in de JJI’s heeft continue aandacht. In de brief aan de Tweede Kamer (24 587, nr. 569) op 15 november 2013 heeft het kabinet, naar aanleiding van conclusies van de Inspectie Veiligheid en Justitie, aangegeven dat de kwaliteit van de sanctietoepassing niet mag lijden onder de onrustige situatie waarmee de sector JJI kampt, zoals reorganisaties naar aanleiding van sluitingen van JJI-locaties en fluctuaties in capaciteitsbehoefte gedurende het jaar.

De hogere realisatie dan begroot in de ontwerpbegroting 2013 van € 35,4 mln is grotendeels het gevolg van extra frictiekosten vastgoed en een herschikking van de kaders, beide als gevolg van het Masterplan DJI. Zie ook toelichtingen in de 2de suppletoire begroting van VenJ (2013–2013 TK 33 805 VI nr.2).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

HALT

De Halt-sector is gereorganiseerd tot één Halt-organisatie met ingang van 2013. Het is ingericht analoog aan de nieuwe indeling van arrondissementen en politieregio’s. Naast kostenreductie beoogt de schaalvergroting tevens een slagvaardiger sector met minder managementniveaus, meer uniformiteit in de uitvoering van de Halt-afdoening en meer ruimte voor innovatie. Tot slot draagt de opschaling verder bij aan het reeds in gang gezette proces van verbinding tussen preventie en repressie.

In 2013 is gebleken dat Halt meer tijd nodig had dan voorzien om de efficiencydoelstellingen van de herstructurering te behalen. Daarnaast zijn er financiële tegenvallers bij de voormalige Haltbureaus aan het licht gekomen, die bij het opstellen van de business case in 2012 nog niet bekend waren.

In 2013 is een (eenmalige) aanvullende transitiesubsidie toegekend. Met deze extra investering zal het break-even point van de herstructurering van Halt bereikt worden in 2017, in plaats van in 2015 zoals eerder aan de Tweede Kamer gemeld (TK 2011–2012, 28 741 nr. 21 d.d. 7 september 2012).

Tabel 35.7 Halt productiegegevens
 

2009

2010

2011

2012

Realisatie

Raming

2013

2013

Halt-afdoeningen (in aantal per jaar)

20.704

18.082

17.205

18.820

16.733

19.500

Bron: Viermaandsrapportages 2013 Stichting Halt

Bijdrage aan medeoverheden

Bureaus jeugdzorg – jeugdreclassering (JR)

De jeugdreclassering levert hulp en steun bij voorwaardelijk opgelegde sancties of de strafbeschikking en begeleiding en toezicht op verzoek van de RvdK of de justitiële jeugdinrichting. Voorts is de jeugdreclassering belast met de uitvoering van het scholings- en trainingsprogramma en is verantwoordelijk voor de nazorg. De jeugdreclassering levert hiermee een belangrijke bijdrage aan de consequente handhaving van de voorwaarden die aan de jongere zijn opgelegd. Dit draagt bij aan het voorkomen van recidive.

Provincies ontvangen van VenJ het tarief vermenigvuldigd met de gerealiseerde productie voor de uitvoering van jeugdreclasseringstaken door de bureaus jeugdzorg en landelijk werkende instellingen die onder verantwoordelijkheid van de desbetreffende provincie vallen (p*q). De gerealiseerde gegevens zijn voor 2013 momenteel nog niet beschikbaar. Hierover zal bij ontwerpbegroting 2015 gerapporteerd worden.

Tabel 35.8 Jeugdreclassering productiegegevens
 

2009

2010

2011

2012

Realisatie 2013

Raming 2013

Reguliere jeugdreclassering

9.586

9.407

9.613

9.458

n.n.b

9.383

Samenloop civiel/straf

1.540

1.491

1.444

1.444

n.n.b

1.444

ITB Harde Kern1

1.943

2.015

304

304

n.n.b

308

ITB Criem2

2.295

2.026

846

931

n.n.b

966

STP3

42

35

27

27

n.n.b

27

Bron: 12-maandsgemiddelden op basis van accountantsopgave

1

Intensieve Trajectbegeleiding voor jongeren die een ernstig strafbaar feit hebben gepleegd en al eerder met justitie in aanraking zijn geweest.

2

Intensieve trajectbegeleiding voor jongeren van niet-westerse afkomst die voor de eerste keer, of al eerder voor lichte vergrijpen, met justitie in aanraking komen.

3

Scholing- en trainingsprogramma.

Opdrachten

Programma Jeugdcriminaliteit & Jeugdgroepen (programma J&J)

Het programma Jeugdcriminaliteit en Jeugdgroepen heeft als opdracht strafbaar gedrag van minderjarigen tegen te gaan door middel van een persoonsgerichte en integrale aanpak. Zo wordt het toekomstperspectief van probleemjongeren verbeterd en recidive voorkomen. Ketensamenwerking is hierbij het uitgangspunt geweest. Bij alle projecten zijn meerdere ketenpartners betrokken geweest om samen het succes te behalen.

Het programma heeft in 2013 het volgende gerealiseerd:

Het aantal criminele jeugdgroepen is fors gedaald door de integrale aanpak. Uit de informatie van OM, politie en regioburgemeesters blijkt dat 14 van de 89 criminele jeugdgroepen uit 2010 zijn afgeschaald naar overlastgevend of hinderlijk niveau, of zijn verdwenen. Alle regio’s hebben de criminele jeugdgroepen uit de Beke-inventarisatie aangepakt, geen enkele groep is ongemoeid gebleven, Uiteindelijk bleken nog 17 (19%) van de 89 groepen crimineel te zijn.

De ketenvoorzieningen Landelijk Instrumentarium Jeugd (LIJ) en Prokid zijn geïmplementeerd bij, door en voor de ketenpartners.

De realisatie op dit budget is 0 omdat:

  • a. In het kader van Verantwoord Begroten is in de begroting een scheiding gemaakt tussen apparaatsuitgaven en programma-uitgaven. Abusievelijk stonden onder dit instrument nog apparaatsuitgaven verantwoord bij de Ontwerpbegroting 2013. Dit is gecorrigeerd.

  • b. De resterende budgetten waren gereserveerd voor onderzoeken naar ICT-standaarden binnen de VenJ-ketens. Deze onderzoeken zijn gedaan binnen in het kader van andere programma’s binnen VenJ. Om deze reden zijn de geraamde middelen op dit instrument niet tot uiting gekomen.

Projecten jeugd straf

Onder projecten jeugd straf worden bijdragen verleend aan diverse instanties. Een aantal van deze bijdragen hebben een structureel karakter, zoals de toegekende middelen aan Slachtoffer in Beeld. Deze zijn ten behoeve van het voeren van slachtoffer-dadergesprekken waarbij jeugdige daders betrokken zijn. Daarnaast worden hiermee de kosten die verbonden zijn aan de instandhouding van de Erkenningscommissie gedragsinterventies Justitie en het bijbehorende ondersteunende bureau voldaan. Andere bijdragen worden op projectbasis aan verschillende uitvoeringsinstanties toegekend en betreffen de realisatie van de gedragbeïnvloedende maatregel (GBM), de implementatie van effectieve interventies, ontwikkeling adolescentenstrafrecht en de nazorg aan jeugdigen na verblijf in een justitiële jeugdinrichting. Ten slotte worden uit deze bijdragen enkele onderzoeken op het terrein van jeugdsancties gefinancierd.

De realisatie op dit budget is gering omdat in het kader van Verantwoord Begroten in de begroting een scheiding is gemaakt tussen apparaatsuitgaven en programma-uitgaven. Abusievelijk stonden onder dit instrument nog apparaatsuitgaven verantwoord bij de Ontwerpbegroting 2013. Dit is gecorrigeerd.

Programma doorontwikkeling veiligheidshuizen (programma VHH)

Het programma Doorontwikkeling veiligheidshuizen is op 1 oktober 2013 afgerond. De volgende acties zijn gerealiseerd:

Het landelijk kader Veiligheidshuizen is in samenspraak met alle betrokken partners in januari 2013 tot stand gebracht en is leidraad voor alle VHH locaties. De regie in de VHH is daarmee overgegaan van OM naar gemeenten. In aansluiting daarop is met ingang van 2014 het voorzitterschap van de landelijke stuurgroep VHH overgegaan van het Ministerie van VenJ naar de VNG. De samenwerking in de VHH richt zich met name op het oplossen van vraagstukken met een complexe, meervoudige en keten overstijgende problematiek.

Alle gemeenten hebben toegang tot een VHH. Begin 2014 zullen er mede ten gevolge van enkele fusies naar verwachting 33 VHH zijn.

Op een aantal onderwerpen uit het programma te weten privacy, triage en de aansluiting tussen ZSM en VHH (er vinden momenteel vier pilots plaats die doorlopen tot de zomer van 2014) wordt tot 1 maart 2014 nog extra capaciteit ingezet om de daadwerkelijke implementatie binnen de VHH te ondersteunen.

Licence