Base description which applies to whole site

Artikel 3 Beheer, Onderhoud en vervanging

Omschrijving van de samenhang in beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van beheer en onderhoud verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Daarmee wordt een duurzaam watersysteem op orde gehouden zodat aan de wettelijke normen kan worden voldaan.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikelen 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit op de Begroting hoofdstuk XII. De doelstelling van dit artikel is het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, zodat Nederland droge voeten heeft.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 3 Beheer, onderhoud en vervanging (in € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

   

155 124

220 741

175 258

170 685

147 888

Uitgaven

   

156 150

170 376

190 488

187 375

157 756

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

3.01 Watermanagement

   

11 794

10 685

11 010

10 263

10 261

3.01.01 Watermanagement

   

11 794

10 685

11 010

10 263

10 261

               

3.02 Beheer en Onderhoud

   

144 356

159 691

179 478

177 112

147 495

3.02.01 Waterveiligheid

   

110 300

121 201

115 691

108 757

108 738

3.02.02 Zoetwatervoorziening

   

23 056

18 917

18 787

18 758

18 757

3.02.03 Vervanging

   

11 000

19 573

45 000

49 597

20 000

Ontvangsten

             

3.09 Ontvangsten

             

3.09.01 Ontvangsten

             

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2028 jaar op jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2028 toegelicht.

Bedragen x € 1 000

Artikel

 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

3

Beheer, onderhoud en vervanging

156 150

170 376

190 488

187 375

157 756

147 722

147 925

141 551

225 687

234 268

230 268

236 996

236 996

234 496

234 496

241 090

3.01

Watermanagement

11 794

10 685

11 010

10 263

10 261

10 261

10 261

10 261

10 261

10 261

10 261

10 284

10 284

10 284

10 284

10 284

3.02

Beheer en Onderhoud

144 356

159 691

179 478

177 112

147 495

137 461

137 664

131 290

215 426

224 007

220 007

226 712

226 712

224 212

224 212

230 806

3.01 Watermanagement

Motivering

Met Watermanagement streeft IenM naar:

  • Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening.

  • Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoogwater als laagwater.

  • Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit,dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker.

Voor de periode 2013–2016 zijn nieuwe prestatie afspraken gemaakt. Hiervoor zijn ook nieuwe indicatoren opgesteld. Deze indicatoren sluiten beter aan bij de doelstelling van het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Watermanagement

Producten

Binnen het watermanagement worden de volgende activiteiten uitgevoerd:

  • Monitoring en informatievoorziening;

  • Crisisbeheersing en -preventie;

  • Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;

  • Bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere in waterakkoorden);

  • Regulering waterverdeling (operationele modellen en bediening stuwen, spuien).

De doelstellingen voor het waterkwantiteitsbeheer van de rijkswateren zijn:

  • Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;

  • Het kunnen beschikken over voldoende water in de rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties. Om dat te realiseren worden peilbesluiten nageleefd en de waterakkoorden geactualiseerd en nageleefd. Het waterpeil is zoveel mogelijk afgestemd op de gebruiksfuncties.

Daarnaast wordt zorg gedragen voor een adequate informatievoorziening over de reguliere waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit houdt de vergaring en beschikbaarstelling in van interne- en externe informatie over het watersysteem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (waaronder scheepvaart, drinkwaterbedrijven, zwemwaterkwaliteit/provincies en recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater, naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming.

watermanagement

Meetbare gegevens

Omvang areaal

Basispakket

Areaaleenheid

 

omvang

   
     

2011

2012

2013

Watermanagement

Km2 water

 

90 042

90 042

90 278

Toelichting:

De geringe toename van het areaal met 0,3 procent wordt veroorzaakt door aanpassingen van het areaal in het Eems Dollard gebied.

Indicatoren
     

realisatie

streefwaarde

streefwaarde

Basispakket

Indicator

Eenheid

2011

2012

2013

Watermanagement

RWS participeert minimaal tien keer per jaar in een multidisciplinaire oefening, evalueert opgetreden grote calamiteiten en oefeningen en voert afgesproken verbeteracties uit op het gebied van waterkwaliteit, -overlast en -tekort.

%

95%

80%

80%

           
 

RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen.

%

94%

90%

95%

           
 

Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

%

n.v.t.

n.v.t.

90%

Toelichting:

De indicatoren voor de uitvoering van de Rijkswaterstaatstaken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het optreden onder normale omstandigheden, in bijzondere omstandigheden en het leveren van snelle en betrouwbare informatie. Voor bijzondere omstandigheden zijn er twee indicatoren:

  • De eerste indicator betreft het op orde hebben van de calamiteitenorganisatie. De waarden voor deze indicator worden berekend op basis van de scores op drie prestatiekenmerken (participatie, afhandeling en verbeteracties).

  • De tweede indicator betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, laagwater, ijsgang of calamiteuze lozingen. Rijkswaterstaat verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, laagwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen. De indicator is met ingang van 2013 verhoogd naar 95 procent.

  • In de voorgaande begrotingen was bij Beheer en Onderhoud als indicator de beschikbaarheid van stuwen en spuien opgenomen. De nieuwe indicator «beschikbaarheid streefpeilen» geeft aan of de streefpeilen van drie belangrijke watersystemen (het IJsselmeer, Amsterdam-Rijnkanaal/ Noordzeekanaal en het Haringvliet) op het afgesproken niveau worden gehouden, wat het beleidsdoel is. Stuwen en spuien/gemalen zijn nodig om dit peil te sturen.

Beheer en Onderhoud

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening wordt vervuld.

Voor de periode vanaf 2013 zijn nieuwe prestatie afspraken gemaakt. Hiervoor zijn ook nieuwe indicatoren opgesteld. Deze indicatoren sluiten beter aan bij de doelstelling van het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Producten

In de begroting van 2012 (bijlage 4.2) is aangegeven dat onafhankelijk onderzoek heeft bevestigd dat de beschikbare middelen voor beheer en onderhoud en vervanging onvoldoende waren. Dat heeft in de begroting 2012 geresulteerd in een oplossing van de problematiek door een verhoging van het budget, efficiencymaatregelen en versoberingen van het onderhoudsniveau. In 2012 zijn deze versoberingen verder uitgewerkt. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar bijlage 5 van het Infrastructuurfonds.

Voor wat betreft de vervanging voert Rijkswaterstaat nader onderzoek uit waarmee steeds concreter wordt wanneer kunstwerken in aanmerking komen voor vervanging of renovatie en wat de precieze omvang van de problematiek is.

Voor de volledigheid wordt ook verwezen naar artikel 18.12 van het Infrastructuurfonds, waaronder ondermeer de middelen voor Beheer en Onderhoud zijn bestemd, die nog niet aan netwerken kunnen worden toebedeeld

3.02.01 Waterveiligheid

Waterveiligheid bevat:

  • 1. Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2001).

  • 2. Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet).

  • 3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen het beheer en onderhoud van de kustlijnhandhaving, beheer en onderhoud van primaire waterkeringen en stormvloedkeringen en onderhoud van de uiterwaarden. Het rijk (Rijkswaterstaat) heeft wettelijk de zorg voor de primaire waterkeringen en de stormvloedkeringen en voor de handhaving van de basiskustlijn (nota Kustlijnzorg 1990 en Nationaal Waterplan). De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats (economie). Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Het weergegeven areaal betreft alleen het areaal dat in beheer is bij Rijkswaterstaat.

ad 1. Kustlijnhandhaving

Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu verlies aan zand dat jaarlijks moet worden gecompenseerd. Vanaf 2001 wordt er ook zand gesuppleerd om de zandverliezen op dieper water (kustfundament) te compenseren. Daarmee wordt de zandhoeveelheid in het kustfundament op peil gehouden en wordt het effect van de zeespiegelstijging tenietgedaan. Daarnaast zijn er lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden, om structurele kusterosie te bestrijden.

ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen

  • Rijkswaterkeringen

Rijkswaterstaat beheert en onderhoudt 249 kilometer primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud gepleegd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt er variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.

Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater3. Het gaat met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid-Holland. In 2011 is de derde landelijke toetsing van primaire waterkeringen afgerond. Keringen die bij deze inspectie zijn afgekeurd worden meegenomen in het kader van het nHWBP. Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt Rijkswaterstaat ook 545 kilometer niet-primaire waterkeringen (dijken en duinen).

De normen voor deze regionale keringen worden door de provincies vastgesteld. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. Ze bieden bescherming tegen het binnenwater.

  • Stormvloedkeringen

Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn ook primaire waterkeringen (welke vallen onder de Waterwet). Het Rijk heeft vier stormvloedkeringen in beheer: de Oosterscheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandsche IJsselkering. Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van de schuiven en de overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden er periodiek inspecties uitgevoerd.

Ad 3. Uiterwaarden

Onder het beheer en onderhoud zijn ook de maatregelen opgenomen, die gericht zijn op het op

orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren. Dit

betreft een reguliere Beheer en Onderhoud taak die losstaat van de inhaalslag stroomlijn die

verantwoord wordt onder onderdeel 3.02.3 Vervanging.

3.02.02 Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling conform de vigerende regelgeving en waterakkoorden kunnen worden vervuld. Dit betreft ondermeer het beheer en onderhoud van:

  • Rijkswateren voor Maatgevend HoogWater (MHW);

  • Stuwende en spuiende kunstwerken;

  • Natuurvriendelijke oevers, implementatie Kader Richtlijn Water (KRW), implementatie Waterwet en Natura 2000.

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk Waterbeheer 21e Eeuw (WB21) en de implementatie van de KRW, alsmede de maatregelen in het kader van Natura 2000. Zowel de KRW als Natura 2000 streven naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken. Voor de KRW zijn stroomgebiedbeheersplannen in uitvoering, die bepalen welke maatregelen op het terrein van beheer en onderhoud genomen worden om aan de KRW te blijven voldoen.

Beheer en Onderhoud

Meetbare gegevens

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten over dijken, dammen en duinen, over stormvloedkeringen, over kunstwerken, over kustlijnzorg en over vergunningen. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde: van jaar tot jaar kan het actueel uitgegeven percentage fluctueren.

Waterveiligheid

Areaal

Eenheid

Omvang2013

Budget 2013 x € 1 mln.

Kustlijn

km

292

44,3

Stormvloedkeringen

aantal

4

34,6

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

   

31,4

– Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

249

 

– Niet primaire waterkeringen/duinen

km

545

 

– uiterwaarden in beheer Rijk

ha

5 532

 

Totaal

   

110,3

Toelichting:

In 2010 is het areaal van niet-primaire waterkeringen opnieuw in kaart gebracht. Met de daaruit voortgekomen inzichten is ook de areaalomvang opnieuw vastgesteld. In de begroting 2012 betrof het gepresenteerde areaal van niet-primaire keringen de totale omvang van de oevers van het hoofdwatersysteem (829 kilometer)4. In deze begroting is de omvang van de oevers van het hoofdwatersysteem met een waterkerende functie gepresenteerd (545 kilometer = 429 kilometer niet primaire waterkeringen en 116 kilometer duinen).

Indicatoren
 

Indicator

Eenheid

2011

2012

2013

BenO Waterveiligheid

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn).

%

n.v.t.

90%

90%

 

De 4 stormvloedkeringen zijn steeds beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet. Indicator is het percentage van de stormvloedkeringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis.

%

n.v.t.

n.v.t.

100%

Toelichting:

  • 1. De eerste indicator geeft aan of de basiskustlijn niet verder landinwaarts is verschoven dan in 1990 is afgesproken (en in 2001 is herijkt). Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan, en worden door middel van het kustsuppletieprogramma gecorrigeerd. De mogelijke kleine verschuivingen komen tot uitdrukking in de streefwaarde dat 90 procent van de BKL op zijn plaats blijft.

  • 2. De tweede indicator is er op gericht dat de 4 stormvloedkeringen te allen tijde (in het stormseizoen) voldoen aan de afgesproken faalkanseis.

Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de Basiskustlijn (BKL) is overschreden.

Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de Basiskustlijn (BKL) is overschreden.

Bron: Rijkswaterstaat, 2012

Toelichting

Het aantal raaien waarin de BKL overschreden wordt mag maximaal 15 procent zijn; het streven is om het aantal BKL-overschrijdingen rond de 10 procent te houden.

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de BKL en het kustfundament te kunnen handhaven wordt jaarlijks gemiddeld 12 miljoen m3 zand gesuppleerd. Hiertoe wordt jaarlijks een suppletieprogramma vastgesteld. Inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Bij de aanbesteding van de suppletieprogramma’s hebben de aannemers de vrijheid om de suppletiewerkzaamheden over meerdere jaren te spreiden. De afgelopen periode is gewerkt met tweejaarlijkse uitvoeringstermijnen voor de aannemers. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd is vanaf 2012 een nieuwe marktbenadering gekozen met contracten voor een periode van 4 jaar. Het nieuwe suppletieprogramma 2012–2015 zal bestaan uit een basis van (gemiddeld) acht miljoen m3 zand per jaar ten behoeve van het in stand houden van de Basiskustlijn (BKL) en een meer flexibele hoeveelheid van gemiddeld vier miljoen m3 zand per jaar dat wordt ingezet voor BKL onderhoud ten gevolge van niet voorspelde erosie en ten behoeve van het op orde houden kustfundament.

Realisatie en prognose kustsuppleties.
 

realisatie

 

prognose

Jaar

2009

2010

2011

2012–2015

Handhaven basiskustlijn en kustfundament

14 600

8 206

11 437

48 000

Toelichting

In bovenstaande tabel zijn de uitgevoerde suppleties opgenomen van de programma’s 2009 tot en met 2011. Het suppletievolume over de periode 2012–2015 zal ca. 48 miljoen m3 bedragen; uitloop van een klein deel van de suppleties in 2016 is vanwege de gekozen contractvorm toegestaan.

Zoetwatervoorziening

Areaal

Eenheid

Omvang2013

Budget 2013 x € 1 mln.

binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui-, uitwateringskolken, stuwen en gemalen)

km2

3 056

 
 

stuks

122

 

Totaal

   

23,1

Toelichting

Het areaal binnenwateren omvat alle door Rijkswaterstaat beheerde wateren (ondermeer rivieren, kanalen en IJsselmeer) maar is exclusief Noordzee, water in Caribisch Nederland, Waddenzee en Westerschelde. In de verantwoording waren alleen de spui- uitwateringskolken en stuwen opgenomen. Hier zijn de gemalen aan toegevoegd. De spui-, uitwateringskolken, stuwen en gemalen zijn middelen om het streefpeil en de waterverdeling in Nederland te kunnen realiseren. De beschikbaarheid van streefpeilen is een indicator bij watermanagement, het onderhoud aan de spui-, uitwateringskolken, stuwen en gemalen draagt hier aan bij.

3.02.03 Vervanging

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden.

Producten

Onder de categorie Vervanging vallen uitgaven ten behoeve van werkzaamheden die betrekking hebben op renovatie- en vervangingsinvesteringen. Door de veroudering van de infrastructuur en het veel intensievere gebruik dan bij ontwerp voorzien zal er geïnvesteerd moeten worden in de vervanging dan wel renovatie hiervan.

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige begrotingsperiode is opgenomen, is bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de stuwen Nederrijn Lek en Inhaalslag stroomlijn en vegetatiebeheer uiterwaarden.

Toelichting

Meetbare gegevens

  • 1. Na de afgebroken aanbesteding bij het project Stuwen Nederrijn Lek, vanwege het feit dat de biedingen hoger waren dan het beschikbare budget, zie Begroting Infrastructuurfonds 2010, pag. 33, is dit project in 2009 doorgestart. De renovatie wordt nu in twee fases uitgevoerd. In 2010 is met de uitvoering van de urgente maatregelen en de voorbereiding van fase twee (levensduur verlengend onderhoud) gestart. Het project loopt uiterlijk door tot en met 2019.

  • 2. Begroeiing langs de rivier heeft op sommige plekken een negatief effect op de maatregelen die worden genomen voor de waterveiligheid. De komende tijd wordt onderzocht hoe de begroeiing het beste kan worden aangepakt. Het project Stroomlijn brengt in kaart waar de vegetatie moet worden aangepast en zorgt er voor dat de vegetatie in de uiterwaarden onderhouden en waar nodig verwijderd wordt. Uitvoering van het programma gebeurt in samenwerking met de eigenaren van de gebieden en in afstemming met de lopende waterveiligheidsprogramma’s. Voor de feitelijke uitvoering is € 75 miljoen gereserveerd.

3

Onder Buitenwater valt volgens de waterwet: water van een oppervlaktewaterlichaam waarvan de waterstand direct invloed ondergaat bij hoge stormvloed, bij hoog opperwater van een van de grote rivieren, bij hoog water van het IJsselmeer of het Markermeer, dan wel bij een combinatie daarvan.

4

De bijstelling van 829 kilometer naar 545 kilometer wordt verklaard doordat aanvankelijk 529 kilometer als regionale kering is aangemerkt. 300 kilometer is geen kering maar betreft ingegraven kanalen waar het maaiveld hoger ligt dan het kanaalpeil. Deze oevers zijn dus wel relevant voor instandhouding van de vaarweg maar vervullen geen hoogwaterveiligheidsfunctie naar het regionaal achterland. Inmiddels is er een actueel GIS-bestand opgeleverd over de in RWS-beheer zijnde regionale keringen. Dat levert een neerwaartse bijstelling tot 429 kilometer regionale kering voor dijken en dammen. Tezamen met 116 kilometer duinen die deel uitmaken van de niet-primaire waterkeringen en in beheer zijn bij RWS, telt dit op tot 545 kilometer.

Licence