Base description which applies to whole site

7.8. Eén bankrekeningnummer

Met ingang van 1 december 2013 is de zogenoemde eenbankrekeningmaatregel in werking getreden. Uitgangspunt van deze maatregel is dat de Belastingdienst44 teruggaven inkomstenbelasting en toeslagen uitbetaalt op één bankrekening die op naam staat van de rechthebbende zelf. Deze maatregel draagt bij aan de bestrijding van (identiteits)fraude door het verkleinen van het risico dat een teruggaaf wordt uitbetaald aan iemand die er zelf geen recht op heeft, maar gebruikmaakt van een andere identiteit. De Belastingdienst controleert daarom of een door de burger opgegeven bankrekening voor de uitbetaling van een teruggaaf inkomstenbelasting of een toeslag, op zijn naam staat. Om deze controle efficiënter en effectiever te kunnen uitvoeren, wordt een informatieverplichting aan de banken opgelegd in combinatie met de wettelijke bevoegdheid voor banken om burgerservicenummers in hun interne administratie te gebruiken. Op grond van de informatieverplichting worden banken verplicht de volgende gegevens te verstrekken aan de Belastingdienst: de naam, het adres, de woonplaats (NAW-gegevens) en de geboortedatum van de houder van de aangewezen bankrekening, eventueel onder vermelding van het burgerservicenummer van de houder van de bankrekening. Om optimaal te kunnen voldoen aan deze informatieverplichting gaan de banken de burgerservicenummers van de rekeningshouders in hun eigen interne administratie gebruiken om daarmee de juistheid van de geregistreerde gegevens, met name de combinatie van NAW-gegevens en burgerservicenummer, te controleren. De Belastingdienst gebruikt de verstrekte gegevens voor een juiste uitbetaling van teruggaven inkomstenbelasting en toeslagen. In dit wetsvoorstel wordt de informatieverplichting voor banken in de IW 1990 en de bevoegdheid tot intern gebruik van burgerservicenummers door de banken geregeld. De informatieverplichting voor banken met betrekking tot de uitbetaling van toeslagen wordt opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir).

De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) bepaalt dat een bij wet voorgeschreven identificatienummer slechts mag worden gebruikt ter uitvoering van de betreffende wet, dan wel voor doeleinden bij wet bepaald. Met de voorgenomen wijzigingen van de IW 1990 en de Awir wordt het gebruik van de burgerservicenummers door banken, uitsluitend ten behoeve van de voorgenomen informatieverplichting, vastgelegd. Hiermee wordt invulling gegeven aan de bevoegdheid uit de Wbp, zodat (identiteits)fraude en onnodige fouten kunnen worden voorkomen. De wetswijziging is noodzakelijk voor het terugdringen van (identiteits)fraude en voor een efficiënte en effectieve uitvoering van de eenbankrekeningmaatregel door de Belastingdienst. Het burgerservicenummer is een uniek persoonsgegeven waarmee de juistheid van de tenaamstelling van een bankrekening onomstotelijk kan worden vastgesteld. Hiermee worden persoonsverwisseling als gevolg van (identiteits)fraude en onnodige fouten, zoals verschrijvingen, dubbel opgevoerde personen en foutieve spelling van namen, voorkomen. De maatregel stelt de banken in staat om periodiek de juistheid van de geregistreerde gegevens in hun eigen administratie te controleren aan de hand van de burgerservicenummers van hun rekeninghouders. Op voorhand staat niet vast welke bankrekeningen daadwerkelijk gebruikt gaan worden voor het uitbetalen van teruggaven inkomstenbelasting en toeslagen en welke gegevens van welke houders van bankrekeningen dus noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de eenbankrekeningmaatregel. Het kan dan ook voorkomen dat van een houder van een bankrekening in de administratie van de banken een burgerservicenummer wordt verwerkt, zonder dat daarop later een gegevensverstrekking aan de Belastingdienst volgt. Dit is niet te voorkomen, omdat voor een kwalitatief hoogstaande gegevensverstrekking op een later moment altijd de voorafgaande interne verwerking van het burgerservicenummer nodig is. Met andere woorden, door het gebruik van de burgerservicenummers door banken worden de uitbetalingen van teruggaven inkomstenbelasting en toeslagen betrouwbaarder en kunnen zij vlotter worden verricht.

Het College bescherming van persoonsgegevens (CBP) heeft advies uitgebracht over de voorgestelde informatieverplichting van banken in het kader van de eenbankrekeningmaatregel, alsmede de daaraan gekoppelde bevoegdheid van banken tot intern gebruik van het burgerservicenummer.45 Dit advies is als bijlage 1 bij deze memorie gevoegd46. Het CBP heeft geen bezwaren tegen het verwerken van het burgerservicenummer door banken, omdat deze verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van de eenbankrekeningmaatregel en in belangrijke mate bijdraagt aan de bestrijding van (identiteits)fraude. De Belastingdienst gebruikt gegevens van de banken om te controleren of een opgegeven bankrekeningnummer op naam staat van degene die recht heeft op een teruggaaf. Deze gegevens dienen actueel en juist te zijn. De bevoegdheid om het burgerservicenummer intern te verwerken voorkomt onjuistheden in de interne klantadministratie van de banken als gevolg van bijvoorbeeld majeure systeemwijzigingen en (schrijf)fouten of fraude bij de acceptatie van nieuwe klanten. Uit de gegevens die de banken verstrekken in het kader van de vooringevulde aangifte blijkt dat een koppeling van NAW-gegevens aan slechts de geboortedatum onvoldoende is om fouten in de interne klantadministratie te voorkomen. De voorgestelde wettelijke bevoegdheid tot het gebruik van het burgerservicenummer door banken in hun interne administratie is beperkt tot de uitvoering van de eenbankrekeningmaatregel en heeft uitsluitend tot doel de bestrijding van (identiteits)fraude en de controle op de juistheid van de interne klantadministratie.

Een andere wijziging in relatie tot de eenbankrekeningmaatregel houdt verband met de tenaamstellingsverplichting voor de teruggaven omzetbelasting. De uitvoering van deze verplichting blijkt in de praktijk complexer dan destijds bij de invoering van de eenbankrekeningmaatregel is ingeschat, met als gevolg hoge uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en hoge administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Tegelijkertijd blijkt dat het risico op identiteitsfraude bij de omzetbelasting beperkter is dan destijds ingeschat en dat dit risico door andere, minder zware maatregelen in het uitvoeringsproces rondom uitbetaling op gewijzigde bankrekeningen verder gereduceerd kan worden. Om die reden vervalt de tenaamstellingsverplichting voor de omzetbelasting in het kader van de eenbankrekeningmaatregel.47 De eenbankrekeningmaatregel geldt dan uitsluitend nog voor de inkomstenbelasting en toeslagen.

Licence