Base description which applies to whole site

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2017 als volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 2.10, eerste lid, opgenomen tabel en in de in artikel 2.10a, eerste lid, opgenomen tabel worden de in de laatste kolom van die tabel als tweede en derde vermelde percentages verhoogd met 0,3%-punt.

B

Artikel 3.119a, derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. hetgeen ter zake van die verwerving, die verbetering, dat onderhoud of die afkoop aan verhoogde vrijstelling van schenkbelasting is genoten.

Ba

In artikel 4.14, eerste lid, wordt «4%» vervangen door: 5,5%.

C

Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 1,63% van het gedeelte van de grondslag sparen en beleggen dat behoort tot rendementsklasse I, vermeerderd met 5,5% van het gedeelte van die grondslag dat behoort tot rendementsklasse II (forfaitair rendement). De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag aan het begin van het kalenderjaar (peildatum) voor zover die rendementsgrondslag meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen. De omvang van het gedeelte van de grondslag sparen en beleggen dat behoort tot rendementsklasse I, onderscheidenlijk rendementsklasse II, wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.

    Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan

    maar niet meer dan

    wordt toegerekend aan rendementsklasse I

    en wordt toegerekend aan rendementsklasse II

    € 0

    € 75.000

    67%

    33%

    € 75.000

    € 975.000

    21%

    79%

    € 975.000

    0%

    100%

2. In het tweede lid wordt «wordt in afwijking van het eerste lid, het voordeel uit sparen en beleggen gesteld op 4% (forfaitair rendement) van» vervangen door: wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van.

D

Artikel 5.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, eerste volzin, wordt, onder verlettering van de onderdelen b tot en met e tot onderdelen c tot en met f, na onderdeel a een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. verplichtingen tot het doen van periodieke uitkeringen of verstrekkingen die ingevolge artikel 3.101, eerste lid, onderdelen b en c, geen aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen zijn, niet in aanmerking worden genomen;.

2. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel d (nieuw), wordt «onderdeel b» vervangen door: onderdeel c.

3. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel e (nieuw), wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel d.

4. In het derde lid, eerste volzin, onderdeel f (nieuw), wordt «de onderdelen a en b» vervangen door: de onderdelen a, b en c.

5. In het derde lid, tweede volzin, wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel f.

6. In het vierde lid wordt «onderdeel c» vervangen door: onderdeel d.

E

Het in artikel 5.5 vermelde bedrag wordt vervangen door: € 25.000.

F

Artikel 7.7, eerste lid, tweede volzin, komt te luiden:

Het voordeel uit sparen en beleggen in Nederland wordt gesteld op 1,63% van het gedeelte van de rendementsgrondslag in Nederland aan het begin van het kalenderjaar (peildatum) dat wordt toegerekend aan rendementsklasse I, vermeerderd met 5,5% van het gedeelte van die grondslag dat wordt toegerekend aan rendementsklasse II (forfaitair rendement). De omvang van het gedeelte van de rendementsgrondslag in Nederland dat behoort tot rendementsklasse I, onderscheidenlijk rendementsklasse II, wordt bepaald aan de hand van de volgende tabel.

Van het gedeelte van de grondslag dat meer bedraagt dan

maar niet meer dan

wordt toegerekend aan rendementsklasse I

en wordt toegerekend aan rendementsklasse II

€ 0

€ 100.000

67%

33%

€ 100.000

€ 1.000.000

21%

79%

€ 1.000.000

0%

100%

G

Artikel 7.8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel b, wordt «artikel 5.5, en» vervangen door: artikel 5.5;.

  • 2. In het derde lid wordt onderdeel c verletterd tot onderdeel d.

3. In het derde lid wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. de omvang van het gedeelte van de grondslag dat behoort tot rendementsklasse I en de omvang van het gedeelte van de grondslag dat behoort tot rendementsklasse II worden bepaald aan de hand van de tabel in artikel 5.2, eerste lid, en.

4. In het derde lid, onderdeel d (nieuw), wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel f.

5. In het zevende lid wordt «het heffingvrije vermogen» vervangen door: het heffingvrije vermogen en waarbij de omvang van het gedeelte van die grondslag dat behoort tot rendementsklasse I en de omvang van het gedeelte van die grondslag dat behoort tot rendementsklasse II worden bepaald aan de hand van de tabel in artikel 7.7, eerste lid.

Ga

Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verlaagd met € 3.

H

Het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 23.

I

In artikel 8.17, tweede lid, wordt het als eerste genoemde bedrag verlaagd met € 168.

J

Na artikel 10.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10.6bis Herijking percentage rendementsklasse I en rendementsklasse II

  • 1. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, eerste lid, en artikel 7.7, eerste lid, eerstvermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op 131% van het gemiddelde rendement op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, over de vijf kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar dat zeven jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in de eerste volzin, verminderd met 31% van de som van het voornoemde gemiddelde en 0,1 procentpunt.

  • 2. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, eerste lid, en artikel 7.7, eerste lid, als tweede vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de som van 53% van het langetermijnrendement op onroerende zaken, 33% van het langetermijnrendement op aandelen en 14% van het langetermijnrendement op obligaties.

  • 3. Het langetermijnrendement op onroerende zaken wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op onroerende zaken van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op onroerende zaken over het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid. Het rendement op onroerende zaken over een kalenderjaar wordt gesteld op de procentuele verandering van het CBS-prijsindexcijfer voor Bestaande Koopwoningen (2010 = 100) in het betreffende kalenderjaar.

  • 4. Het langetermijnrendement op aandelen wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op aandelen van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op aandelen over het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid. Het rendement op aandelen over een kalenderjaar wordt gesteld op de procentuele verandering van de MSCI Europe Standard Gross Local Index in het betreffende kalenderjaar.

  • 5. Het langetermijnrendement op obligaties wordt gesteld op het meetkundige gemiddelde van veertienmaal het langetermijnrendement op obligaties van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid, en eenmaal het rendement op obligaties over het kalenderjaar dat twee jaar voorafgaat aan het kalenderjaar, bedoeld in het tweede lid. Het rendement op obligaties over een kalenderjaar wordt gesteld op het jaarcijfer voor de kapitaalmarktrentevoet van de jongste Nederlandse 10-jarige staatsobligatie, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, in het betreffende kalenderjaar.

  • 6. De percentages, bedoeld in het eerste en tweede lid, en de langetermijnrendementen, bedoeld in het derde, vierde en vijfde lid, worden rekenkundig afgerond op twee decimalen.

K

Het in artikel 10.7, vijfde lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 575.

Licence