Base description which applies to whole site

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19 645

 5,85%

€ 19 645

€ 33 363

€  1 149

10,85%

€ 33 363

€ 55 991

€  2 637

42%

€ 55 991

€ 12 140

52%

B

In artikel 2.10a wordt de tarieftabel vervangen door:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 19 645

 5,85%

€ 19 645

€ 33 555

€  1 149

10,85%

€ 33 555

€ 55 991

€  2 658

42%

€ 55 991

€ 12 081

52%

C

Artikel 6.18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot onderdelen f tot en met i, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. de krachtens de Zorgverzekeringswet verschuldigde bijdragen;.

2. In het eerste lid wordt na onderdeel g (nieuw), onder verlettering van de onderdelen h en i (nieuw) tot onderdelen i en j, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • h. bij ministeriële regeling aangewezen uitgaven die vanwege wijziging van het bepaalde bij of krachtens de Zorgverzekeringswet niet langer zijn aan te merken als uitgaven als bedoeld in onderdeel g;.

3. In het tweede lid wordt »Het eerste lid, onderdeel f» vervangen door: Het eerste lid, onderdelen g en h.

D

Artikel 6.27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Scholingsuitgaven zijn de uitgaven die wegens het door de belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning zijn gedaan voor:

    • a. lesgeld, cursusgeld, collegegeld, met uitzondering van de opslag, bedoeld in artikel 7.45, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, examengeld als bedoeld in artikel 7.44 van die wet of promotiekosten;

    • b. door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leermiddelen en beschermingsmiddelen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. leermiddel:

    een gebruiksvoorwerp gericht op het bijbrengen van studiegerelateerde kennis en vaardigheden met uitzondering van computerapparatuur en bijbehorende randapparatuur;

    b. beschermingsmiddel:

    een studiegerelateerd gebruiksvoorwerp dat dient ter voorkoming van verwonding van een persoon of ter voorkoming van schade aan kleding;

    c. promotiekosten:

    de kosten van publicatie van het proefschrift alsmede de kosten van de voorgeschreven kleding voor de promovendus en de paranimfen voor de promotieplechtigheid.

E

Artikel 6.28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt onder vernummering van het tweede lid tot eerste lid.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt «voorzover» vervangen door «voor zover». Voorts wordt «artikel 3 104, onderdelen d, e en h, onder 3°» vervangen door: artikel 3 104, onderdelen d, e, h, onder 3°, m en q.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Scholingsuitgaven komen niet voor aftrek in aanmerking voor zover voor de desbetreffende opleiding of studie aan de belastingplichtige een prestatiebeurs als bedoeld in de artikelen 4.7, eerste en tweede lid, of 5.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 is toegekend.

  • 3. Indien de prestatiebeurs, bedoeld in het tweede lid, op grond van de bepalingen in hoofdstuk 4, onderscheidenlijk hoofdstuk 5, van de Wet studiefinanciering 2000 definitief niet wordt omgezet in een gift, komen de scholingsuitgaven die op grond van het tweede lid niet voor aftrek in aanmerking zijn gekomen, alsnog voor aftrek in aanmerking in het jaar waarin die prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift.

  • 4. De ingevolge het derde lid in aanmerking te nemen scholingsuitgaven worden gesteld op een bedrag van € 2 421 per studiejaar voor het hoger onderwijs en op een bedrag van € 1 677 per studiejaar voor het beroepsonderwijs waarop de prestatiebeurs, bedoeld in het tweede lid, die definitief niet wordt omgezet in een gift betrekking heeft dan wel, indien dit lager is, op het bedrag van die prestatiebeurs. Indien de omzetting van de prestatiebeurs niet het gehele studiejaar betreft worden de in de eerste volzin opgenomen bedragen naar tijdsgelang herrekend.

F

Artikel 6.29 vervalt.

G

Artikel 6.30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «voorzover» vervangen door: voor zover.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt «is de door de belastingplichtige aan te geven periode van niet meer dan zestien kalenderkwartalen waarin hij na het bereiken van de leeftijd van achttien jaren maar» vervangen door: is een aaneengesloten periode van niet meer dan vijf kalenderjaren waarin de belastingplichtige.

H

Het in artikel 8.11, tweede lid, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd met € 42.

I

In artikel 10.1 wordt «6.20, 6.29, 8.10» vervangen door: 6.20, 6.28, 8.10.

ARTIKEL II

  • 1. Voor een opleiding of studie in het studiejaar 2012–2013 waarvoor de belastingplichtige in 2012 aanspraak heeft op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000 worden in afwijking in zoverre van artikel I, onderdelen D, E, F en G, uitgaven voor lesgeld, cursusgeld of collegegeld als bedoeld in artikel 6.27, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en uitgaven voor de middelen, bedoeld in artikel 6.27, eerste lid, onderdeel b, van die wet, voor elke maand in het kalenderjaar 2013 waarin aanspraak op studiefinanciering bestaat in aanmerking genomen tot het op grond van artikel 6.29, eerste en tweede lid, van die wet, zoals dat op 31 december 2012 luidde, van toepassing zijnde bedrag.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien op scholingsuitgaven voor het studiejaar 2012–2013 die zijn gedaan in het kalenderjaar 2012 artikel 6.29, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, zoals dat op 31 december 2012 luidde, van toepassing is.

Licence