Base description which applies to whole site

ARTIKEL IV

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het vierde lid wordt «10» vervangen door «10, 12bb» en wordt «14a» vervangen door «14a, 15ad». Voorts wordt «33 en 33b» vervangen door: 33, 33b en 34d.

2. Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Als een met de belastingplichtige verbonden lichaam wordt voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid en van artikel 15ad mede aangemerkt een lichaam dat een belang heeft in de belastingplichtige en dat samen met een of meer andere lichamen die met dat lichaam een samenwerkende groep vormen voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in de belastingplichtige. Als een met een belastingplichtige verbonden lichaam wordt voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid en van artikel 15ad mede aangemerkt een lichaam waarin de lichamen die deel uitmaken van de samenwerkende groep, bedoeld in de eerste volzin, gezamenlijk voor ten minste een derde gedeelte belang hebben.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt «vierde lid» vervangen door: vierde of zesde lid.

B

Artikel 12b komt te luiden:

Artikel 12b

De kwalificerende voordelen uit hoofde van een door de belastingplichtige zelf voortgebracht kwalificerend immaterieel activum worden, indien hij daarvoor bij de aangifte over een jaar kiest, met ingang van dat jaar in aanmerking genomen voor 5/H gedeelte. Daarbij staat H voor het percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22, geldend voor het jaar waarin het kwalificerende voordeel is genoten. De eerste volzin vindt slechts toepassing voor zover het saldo van de kwalificerende voordelen uit kwalificerende immateriële activa bij de belastingplichtige positief is.

C

Na artikel 12b worden zeven artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12ba

  • 1. Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een kwalificerend immaterieel activum:

    • a. voor kleinere belastingplichtigen: een immaterieel activum dat is voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan de belastingplichtige een S&O-verklaring is afgegeven als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;

    • b. voor een niet onder onderdeel a vallende belastingplichtige: een immaterieel activum dat is voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan de belastingplichtige een S&O-verklaring is afgegeven als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en:

      • 1°. ter zake waarvan aan de belastingplichtige een octrooi of kwekersrecht is verleend;

      • 2°. ter zake waarvan door de belastingplichtige een octrooi of kwekersrecht is aangevraagd;

      • 3°. dat de vorm heeft van programmatuur;

      • 4°. ter zake waarvan in een lidstaat van de Europese Unie aan de belastingplichtige een vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel is verleend;

      • 5°. ter zake waarvan aan de belastingplichtige door het Octrooicentrum Nederland een aanvullend beschermingscertificaat is verleend;

      • 6°. ter zake waarvan aan de belastingplichtige een geregistreerd gebruiksmodel ter bescherming van innovatie is toegekend; of

      • 7°. dat samenhangt met een immaterieel activum als bedoeld in de onderdelen 1° tot en met 6°.

  • 2. Een belastingplichtige wordt voor de toepassing van het eerste lid aangemerkt als een kleinere belastingplichtige indien:

    • a. het bedrag van de voordelen die de belastingplichtige in het jaar geniet en in de vier voorafgaande jaren heeft genoten uit hoofde van immateriële activa die zijn voortgevloeid uit speur- en ontwikkelingswerk waarvoor aan de belastingplichtige een S&O-verklaring is afgegeven als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen, vermeerderd met de kosten ter verwerving van de voordelen uit deze immateriële activa in die jaren, tezamen lager is dan € 37.500.000; en

    • b. de netto-omzet, bedoeld in artikel 377 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, in het jaar en de vier voorafgaande jaren, van de belastingplichtige of, indien de belastingplichtige deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een soortgelijke buitenlandse regeling, van de groep waar de belastingplichtige in die jaren deel van uitmaakt, volgens de jaarrekeningen, onderscheidenlijk de geconsolideerde jaarrekeningen, van die jaren, tezamen lager is dan € 250.000.000.

  • 3. Indien de belastingplichtige in enig jaar deel uitmaakt van meer dan één groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek of een soortgelijke buitenlandse regeling, wordt voor de toepassing van het tweede lid voor dat jaar de groep in aanmerking genomen met de grootste netto-omzet in dat jaar.

  • 4. Voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt onder een octrooi of kwekersrecht, programmatuur, een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 4°, of een geregistreerd gebruiksmodel ter bescherming van innovatie mede verstaan: een exclusieve licentie om een octrooi of kwekersrecht, programmatuur, een vergunning als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 4°, onderscheidenlijk een geregistreerd gebruiksmodel ter bescherming van innovatie, te gebruiken op een bepaalde wijze, voor een bepaalde termijn of in een bepaald geografisch gebied.

  • 5. Indien het speur- en ontwikkelingswerk, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op het doorontwikkelen van een immaterieel activum dat niet door de belastingplichtige zelf is voortgebracht, is slechts sprake van een immaterieel activum dat door de belastingplichtige zelf is voortgebracht voor zover dat speur- en ontwikkelingswerk heeft geleid tot een nieuw immaterieel activum waarin het eerstgenoemde immateriële activum is opgegaan en het nieuwe immateriële activum is voortgevloeid uit dat speur- en ontwikkelingswerk.

  • 6. Als kwalificerende immateriële activa worden niet aangemerkt merken, logo’s en daarmee vergelijkbare vermogensbestanddelen.

Artikel 12bb

  • 1. De kwalificerende voordelen uit hoofde van een kwalificerend immaterieel activum, bedoeld in artikel 12b, worden gesteld op K/T gedeelte, maar niet meer dan het geheel, van de voordelen uit hoofde van een kwalificerend immaterieel activum, na vermindering, doch niet verder dan tot nihil, van deze voordelen met de drempel, bedoeld in artikel 12bc, waarbij wordt verstaan onder:

    • K: de kwalificerende uitgaven in het jaar zelf en in alle voorgaande jaren ten behoeve van het voortbrengen van het kwalificerende immateriële activum vermenigvuldigd met 1,3;

    • T: de totale uitgaven in het jaar zelf en in alle voorafgaande jaren ten behoeve van het voortbrengen van het kwalificerende immateriële activum.

  • 2. De voordelen uit hoofde van een kwalificerend immaterieel activum, de drempel en de breuk, bedoeld in het eerste lid, worden bepaald op de meest passende wijze gezien de aard van de onderneming en van het speur- en ontwikkelingswerk dat heeft geleid tot het kwalificerende immateriële activum.

  • 3. Indien het bij samenhangende kwalificerende immateriële activa redelijkerwijs niet mogelijk is de voordelen uit hoofde van die activa afzonderlijk te bepalen, worden de voordelen, de drempel en de breuk, bedoeld in het eerste lid, bepaald per groep van samenhangende kwalificerende immateriële activa.

  • 4. Indien een immaterieel activum met toepassing van artikel 12ba, vierde lid, wordt aangemerkt als een kwalificerend immaterieel activum, is slechts sprake van kwalificerende voordelen uit hoofde van dat kwalificerende immateriële activum als bedoeld in het eerste lid voor zover deze voordelen voortvloeien uit het gebruik van de exclusieve licentie.

  • 5. Onder de kwalificerende uitgaven ten behoeve van het voortbrengen van een kwalificerend immaterieel activum worden voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen verstaan de som van:

    • a. de uitgaven gedaan door de belastingplichtige in verband met door hem ten behoeve van het kwalificerende immateriële activum verricht speur- en ontwikkelingswerk; en

    • b. de uitgaven gedaan door de belastingplichtige in verband met het direct of indirect uitbesteden van speur- en ontwikkelingswerk ten behoeve van het kwalificerende immateriële activum aan een niet met de belastingplichtige verbonden lichaam.

  • 6. Onder de uitgaven in verband met het uitbesteden van speur- en ontwikkelingswerk aan een niet met de belastingplichtige verbonden lichaam vallen voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen mede uitgaven gedaan door de belastingplichtige in het kader van een samenwerkingsovereenkomst ten behoeve van het voor gemeenschappelijke rekening voortbrengen van een kwalificerend immaterieel activum.

  • 7. Onder de totale uitgaven ten behoeve van het voortbrengen van een kwalificerend immaterieel activum worden voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen verstaan: alle uitgaven gedaan door de belastingplichtige voor speur- en ontwikkelingswerk ten behoeve van het voortbrengen van het kwalificerende immateriële activum.

  • 8. Als uitgaven worden voor de toepassing van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen niet in aanmerking genomen: uitgaven ter zake van schulden, uitgaven ter zake van huisvesting en andere uitgaven die niet direct verband houden met het speur- en ontwikkelingswerk dat heeft geleid tot het immateriële activum.

Artikel 12bc

  • 1. De drempel, bedoeld in artikel 12bb, eerste lid, is gelijk aan:

    • a. het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten, bedoeld in het tweede lid, van het immateriële activum aan het einde van het voorafgaande jaar, vermeerderd met:

    • b. de voortbrengingskosten van het kwalificerende immateriële activum waarvoor de belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van artikel 12b, alsmede vermeerderd met:

    • c. de waarde in het economische verkeer van het kwalificerende immateriële activum, indien de belastingplichtige in het jaar heeft gekozen voor toepassing van artikel 12b op dat kwalificerende immateriële activum en de voordelen in enig voorafgaand jaar deel uitmaakten van de winst uit een andere staat waarop artikel 15e, eerste lid, van toepassing is, bepaald naar het moment waarop de voordelen uit dat immateriële activum niet langer deel uitmaakten van die winst, voor zover die waarde in het economische verkeer de voortbrengingskosten overtreft, en verminderd met:

    • d. een bedrag gelijk aan de kwalificerende voordelen uit hoofde van het kwalificerende immateriële activum, indien dat bedrag negatief is, voor zover artikel 12b geen toepassing vindt op dat bedrag.

  • 2. De inspecteur stelt gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag over het jaar bij voor bezwaar vatbare beschikking vast het saldo van de nog in te lopen voortbrengingskosten van de verschillende immateriële activa aan het einde van het jaar. Het saldo, bedoeld in de eerste volzin, is:

    • a. het bedrag dat bij het einde van het voorafgaande jaar voor het immateriële activum op de voet van dit lid is vastgesteld, zo dat is vastgesteld, vermeerderd met:

    • b. de bedragen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en verminderd met:

    • c. het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, alsmede verminderd met:

    • d. de in het jaar uit hoofde van het immateriële activum genoten kwalificerende voordelen die de drempel van het jaar niet te boven gingen.

  • 3. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat het saldo, bedoeld in het tweede lid, te laag is vastgesteld, kan de inspecteur de aldaar bedoelde beschikking herzien bij voor bezwaar vatbare beschikking. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor herziening opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Artikel 16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, derde en vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is van overeenkomstige toepassing. Rechtsmiddelen tegen een beschikking als bedoeld in het tweede lid kunnen uitsluitend betrekking hebben op de bedragen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, en de verminderingen ingevolge het tweede lid, onderdelen c en d.

Artikel 12bd

  • 1. In afwijking van artikel 12bb wordt bij de belastingplichtige die in het jaar of in een van de twee voorafgaande jaren een kwalificerend immaterieel activum heeft voortgebracht en die hiervoor kiest, het saldo van de kwalificerende voordelen uit kwalificerende immateriële activa voor de toepassing van artikel 12b gesteld op 25% van de winst vóór toepassing van artikel 12b, met een maximum van € 25 000. De eerste volzin vindt slechts toepassing indien de aldaar bedoelde winst positief is.

  • 2. Indien alle kwalificerende immateriële activa waarop artikel 12b toepassing vindt en die in het jaar of in een van de twee voorafgaande jaren zijn voortgebracht, deel uitmaken van het vermogen van een of meer samenwerkingsverbanden van de belastingplichtige met een of meer andere belastingplichtigen, wordt het percentage, genoemd in het eerste lid, gesteld op de som van de voor elk van die samenwerkingsverbanden geldende percentages, doch ten hoogste op 25, waarbij het voor een samenwerkingsverband geldende percentage wordt gesteld op 25 vermenigvuldigd met de mate van gerechtigheid van de belastingplichtige tot de voordelen van dat samenwerkingsverband.

  • 3. Ingeval bij een belastingplichtige de kwalificerende voordelen uit kwalificerende immateriële activa op basis van het eerste lid worden bepaald, wordt de vermindering, bedoeld in artikel 12bc, tweede lid, onderdeel c, gesteld op nihil.

Artikel 12be

Indien in enig jaar ter zake van een immaterieel activum dat met toepassing van artikel 12ba, eerste lid, onderdeel b, aanhef en onder 2°, als kwalificerend immaterieel activum is aangemerkt en waarop artikel 12b toepassing vindt, komt vast te staan dat de aanvraag voor het octrooi of kwekersrecht niet wordt toegewezen:

  • a. vinden vanaf dat jaar de overige bepalingen van deze afdeling en de daarop berustende bepalingen ter zake van dat immateriële activum geen toepassing, en

  • b. wordt in dat jaar bij de belastingplichtige als winst in aanmerking genomen 20/H gedeelte van de kwalificerende voordelen uit hoofde van dat immateriële activum die in de aan dat jaar voorafgaande jaren bij de toepassing van artikel 12b in aanmerking zijn genomen, waarbij H staat voor het in dat jaar geldende percentage van het hoogste tarief, bedoeld in artikel 22.

Artikel 12bf

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels, waaronder nadere voorwaarden, worden gesteld voor de toepassing van deze afdeling. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld voor de bepaling van de kwalificerende voordelen uit hoofde van een kwalificerend immaterieel activum en voor de bepaling welk deel van de door een andere Mogendheid geheven belasting over kwalificerende voordelen die onder artikel 12b vallen, op basis van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, kan worden verrekend met de verschuldigde vennootschapsbelasting.

Artikel 12bg

  • 1. Indien de belastingplichtige kiest voor toepassing van artikel 12b neemt hij, in aanvulling op de bij te houden administratie, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, in zijn administratie gegevens op waaruit blijkt:

    • a. dat hij een of meer kwalificerende immateriële activa bezit die door hem zelf zijn voortgebracht;

    • b. tot welk bedrag hij kwalificerende voordelen geniet uit hoofde van kwalificerende immateriële activa;

    • c. op welke wijze de voordelen, bedoeld in onderdeel b, worden bepaald op de meest passende wijze.

  • 2. Een belastingplichtige als bedoeld in artikel 12ba, eerste lid, onderdeel a, neemt in zijn administratie tevens gegevens op waaruit blijkt dat aan de vereisten, bedoeld in dat onderdeel, wordt voldaan.

  • 3. Indien de voordelen, de drempel, en de breuk, bedoeld in artikel 12bb, worden bepaald per groep van samenhangende kwalificerende immateriële activa, neemt de belastingplichtige in zijn administratie gegevens op waaruit blijkt dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om de voordelen uit hoofde van elk kwalificerend immaterieel activum afzonderlijk te bepalen.

D

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «niet op de voet van artikel 20 aanspraak kan maken op voorwaartse verrekening van verliezen» vervangen door «niet aanspraak kan maken op voorwaartse verrekening van verliezen op de voet van artikel 20». Voorts wordt «bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door: bij buitenlandse ondernemingswinsten, de overdrager niet aanspraak kan maken op toepassing van de innovatiebox.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door: bij buitenlandse ondernemingswinsten, bestaat voor de overdrager aanspraak op toepassing van de innovatiebox.

E

Artikel 14a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «bij buitenlandse ondernemingswinsten» vervangen door: bij buitenlandse ondernemingswinsten, bij de splitsende rechtspersoon indien deze blijft bestaan geen aanspraak bestaat op toepassing van de innovatiebox.

2. In het dertiende lid wordt «tweede tot en met tiende lid» vervangen door: tweede tot en met elfde lid.

F

In artikel 14b, tiende lid, wordt «tweede tot en met tiende lid» vervangen door: tweede tot en met elfde lid.

G

Artikel 15ad wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het zesde lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Indien een maatschappij of een topmaatschappij het belang in de andere maatschappij, bedoeld in het eerste lid, heeft verkregen van een verbonden lichaam en die andere maatschappij ook al vóór deze verkrijging was gevoegd met een of meer maatschappijen als bedoeld in het eerste lid waarbij sprake was van een overnameschuld, wordt voor de toepassing van de eerste volzin, het vierde lid en het vijfde lid als jaar van voeging van eerstgenoemde maatschappij en de andere maatschappij of van de andere maatschappij en een zustermaatschappij aangemerkt het eerdere jaar van voeging van die andere maatschappij met de genoemde maatschappij of maatschappijen, bedoeld in het eerste lid. Indien een gevoegde maatschappij waarin een belang is verworven of uitgebreid reeds eerder deel heeft uitgemaakt van een fiscale eenheid waarvan ook de maatschappij die het belang heeft verworven of uitgebreid deel uitmaakte, wordt voor de toepassing van de eerste volzin, het vierde lid en het vijfde lid als jaar van voeging aangemerkt het jaar van voeging in die eerdere fiscale eenheid.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 11. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het deel van de winst van de fiscale eenheid dat toerekenbaar is aan de andere maatschappijen, bedoeld in dat lid, verhoogd met het bedrag aan renten en kosten ter zake van overnameschulden dat bij het bepalen van dat deel van de winst in aanmerking is genomen.

H

Na artikel 34c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 34d

  • 1. Indien de belastingplichtige vóór 1 juli 2016 een immaterieel activum heeft voortgebracht en met betrekking tot dat activum uiterlijk in de aangifte over het jaar waar 1 juli 2016 deel van uitmaakt heeft gekozen voor toepassing van artikel 12b, blijft artikel 12b, zoals dat luidde op 31 december 2016, van toepassing op dat activum.

  • 2. Een immaterieel activum dat de belastingplichtige vóór 1 januari 2017 heeft voortgebracht en waarvoor aan de belastingplichtige een octrooi of kwekersrecht is verleend, wordt voor de toepassing van afdeling 2.3 en de daarop berustende bepalingen aangemerkt als een kwalificerend immaterieel activum.

  • 3. Bij het bepalen van de breuk, bedoeld in artikel 12bb, eerste lid, worden met betrekking tot een kwalificerend immaterieel activum waarop artikel 12b toepassing vindt, voor de periode voorafgaand aan het eerste boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2017 alleen de vier boekjaren in aanmerking genomen die daaraan direct voorafgaan, en wordt voor die boekjaren:

    • a. onder de kwalificerende uitgaven ten behoeve van het voortbrengen van het kwalificerende immateriële activum verstaan: de in die boekjaren in aanmerking genomen kosten van het ten behoeve van het kwalificerende immateriële activum door de belastingplichtige zelf verrichte speur- en ontwikkelingswerk, vermeerderd met de in aanmerking genomen kosten van het ten behoeve van het kwalificerende immateriële activum direct of indirect uitbesteden van speur- en ontwikkelingswerk aan niet met de belastingplichtige verbonden lichamen;

    • b. onder de totale uitgaven ten behoeve van het voortbrengen van het kwalificerende immateriële activum verstaan: alle in die boekjaren in aanmerking genomen kosten van ten behoeve van het kwalificerende immateriële activum verricht speur- en ontwikkelingswerk.

  • 4. Bij de toepassing van het derde lid is artikel 12bb, zesde en achtste lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat daarbij voor uitgaven wordt gelezen: kosten.

  • 5. Bij een immaterieel activum waarop in het boekjaar dat begint op of na 1 januari 2017 artikel 12b, zoals dat luidde op 31 december 2016, van toepassing is gebleven, worden, indien artikel 12b, zoals dat luidde op 31 december 2016, vanaf enig boekjaar niet meer van toepassing is en dat activum een kwalificerend immaterieel activum vormt, voor de bepaling van de breuk, bedoeld in artikel 12bb, eerste lid, de uitgaven die zijn gedaan in de boekjaren die zijn aangevangen vóór 1 januari 2017 niet in aanmerking genomen. Indien de totale uitgaven, bedoeld in artikel 12bb, zevende lid, voor het kwalificerende immateriële activum door de toepassing van de eerste volzin nihil bedragen, wordt de breuk, bedoeld in artikel 12bb, gesteld op 1.

  • 6. Artikel 12bg vindt geen toepassing voor zover de in de administratie op te nemen gegevens betrekking hebben op boekjaren die zijn aangevangen vóór 1 januari 2017.

Licence