Base description which applies to whole site

nr. 1FINANCIEEL JAARVERSLAG VAN HET RIJK

Aangeboden 21 mei 2003

Netto-kaderuitgaven: € 174,0 miljardkst-28880-1-1.gif

Belastingen, premies en aardgasbaten, op EMU-basis: € 168,7 miljardkst-28880-1-2.gif

Uitgaven van het Rijk in 2002: € 131,4 miljardkst-28880-1-3.gif

Belastingontvangsten van het Rijk in 2002: € 87,8 miljardkst-28880-1-4.gif

Voorwoord

Dit Financieel Jaarverslag van het Rijk is het eerste jaarverslag dat is gemaakt op basis van een volledige VBTB-begrotingscyclus. Het lijkt alweer een hele tijd geleden, maar mijn voorganger minister Zalm presenteerde pas in 2001 voor het eerst een VBTB-begroting in de Tweede Kamer. Voor het eerst werd in een begroting gevraagd naar wat we willen bereiken, wat we er voor gaan doen en wat het mag gaan kosten.

Met de volbrenging van de eerste VBTB-begrotingscyclus is opnieuw een belangrijke stap gezet naar een betere verantwoording van de wijze waarop de overheid het belastinggeld dat zij binnenkrijgt besteedt. Maar evenals voorgaande jaren is de conclusie gerechtvaardigd dat nog veel te verbeteren valt. Bij de opstelling van de begroting moet keer op keer geprobeerd worden doelstellingen van het kabinet concreter te formuleren. Alleen zo kan bij de verantwoording worden getoond welke resultaten zijn gehaald.

In de Miljoenennota 2002 stond centraal dat er extra aandacht besteed moest worden aan zorg en onderwijs. Doel was het wegwerken van wachtlijsten in de zorg en het verbeteren van het onderwijs. Uit dit Financieel Jaarverslag wordt duidelijk dat er aan deze aandachtspunten in 2002 veel is gedaan. De productie in de zorg is toegenomen en de wachtlijsten zijn korter. In het onderwijs zijn de schoolbudgetten aanzienlijk verhoogd. Scholen kunnen hierdoor zelf beter inspelen op de problemen waar ze mee te maken hebben. Wel is duidelijk dat de toename van de zorguitgaven met 10% reële volumegroei zeer riskante proporties heeft aangenomen. Ondanks deze zorgwekkende stijging is het uitgavenkader als geheel in 2002 nauwelijks overschreden.

Terugkijkend op deze begrotingscyclus wordt duidelijk dat het financieel-economisch beeld dramatisch is gekanteld. Dachten we in de Miljoenennota 2002 het jaar te kunnen afsluiten met een positief EMU-saldo van 1,0% BBP, in plaats daarvan is een tekort ontstaan van 1,2%. De groei van de economie blijft, mede als gevolg van de verslechterende concurrentiepositie, ver achter bij de verwachting. De economie is slechts met 0,3% gegroeid terwijl werd uitgegaan van 2,1% groei. Dit heeft uiteraard gevolgen voor de inkomsten. In 2002 werd 7,4 miljard euro minder ontvangen dan verwacht. Met name de opbrengst van de vennootschapsbelasting valt tegen.

Dit Financieel Jaarverslag van het Rijk laat zien in wat voor moeilijke economische situatie we ons op dit moment bevinden. Laat het (opnieuw) een aansporing zijn om de financiële huishouding van Nederland op orde te brengen.

Hans Hoogervorst

Minister van Financiën

Inhoudsopgave

Voorwoord5
   
HOOFDSTUK 1: HOOFDLIJNEN VAN HET BELEID9
1.1Inleiding9
1.2Economische en budgettaire ontwikkeling in 200210
1.3Prioriteiten van beleid15
1.4De uitgaventoetsing22
1.5De ontvangsten23
1.6Het EMU-saldo en de EMU-schuld24
   
HOOFDSTUK 2: RESULTAATGERICHT MANAGEMENT27
2.1Inleiding27
2.2Nieuwe rijksbrede ontwikkelingen op het vlak van resultaatgericht overheidshandelen28
2.3Bedrijfsvoeringthema's resultaatgerichte overheid28
2.4Toezichtprogramma 200231
   
VBTB-VOORTGANGSRAPPORTAGE37
   
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis49
   
A-BIJLAGEN 
Bijlage A1: Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten55
Bijlage A2: Saldibalans van het Rijk 200257
Bijlage A3: Staatsbalans 200258
   
B-BIJLAGEN 
Bijlage B1: Budgettaire kerngegevens71
Bijlage B2: De uitgaven en niet-belastingontvangsten73
Bijlage B3: De belasting- en premieontvangsten78
Bijlage B4: EMU-saldo, EMU-schuld, Sociale Fondsen en financieringsbehoeften96
Bijlage B5: Belastinguitgaven99
Bijlage B6: Verticale Toelichting 2002102
   
Lijst van gebruikte afkortingen171
   
Trefwoordenlijst175

1. Hoofdlijnen van het beleid

1.1 Inleiding

economische groei

In budgettair en economisch opzicht is de Nederlandse situatie in 2002 ongunstiger dan bij het indienen van de begroting 2002 werd verwacht. Toen werd nog uitgegaan van een economische groei van 2,1%. Uiteindelijk blijkt de economie met 0,3% nauwelijks te zijn gegroeid. Daarmee is duidelijk geworden dat de economische neergang, die zich reeds in 2001 had ingezet, zich heeft voortgezet in 2002. Nederland ligt met een groei van 0,3% onder het Europese gemiddelde van 1%. Dit valt vooral te verklaren uit het verlies aan concurrentiekracht.

concurrentiepositie

Het verlies aan concurrentiekracht heeft ook zijn uitwerking op de overheidsfinanciën niet gemist. De ontvangsten (belastingen, premies en aardgasbaten) zijn uitgekomen op 168,6 miljard euro. De overheidsinkomsten zijn daarmee naar huidige inzichten 7,4 miljard euro lager dan in Miljoenennota 2002 werd verwacht. Een groot deel hiervan betreft tegenvallende belastinginkomsten (6,9 miljard euro). De belastingen vallen 4,8 miljard euro meer tegen dan op grond van de macro-economische groeivertraging alleen verwacht zou worden. Naast de tegenvallende economische groei speelt ook de onderliggende ontwikkeling een rol. Zo is de concurrentiepositie van Nederland aanzienlijk verslechterd en is de winstpositie van het bedrijfsleven uitgehold. De loonkosten in Nederland zijn in de afgelopen jaren veel sterker gestegen dan bij onze euroconcurrenten, zo ook in 2002. Tevens is de euro in waarde toegenomen ten opzichte van de dollar. Het stijgende aandeel van de loonkosten heeft geresulteerd in tegenvallers bij de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting. In reactie hierop heeft het kabinet er naar gestreefd een knik in de loonontwikkeling te bevorderen, welke echter pas vanaf 2003 effect kan sorteren.

reële collectieve uitgaven

De reële collectieve uitgaven zijn in 2002 met ruim 2% bruto gestegen ten opzichte van 2001, daar waar 1½% werd verwacht. De groei in de prioritaire sectoren Zorg (10%), Onderwijs (6½%) en Veiligheid (3¼%) is uitzonderlijk hoog geweest, vooral in de zorg. De groei van de zorguitgaven is meer dan twee keer zo hoog uitgekomen als in de Miljoenennota (Ontwerpbegroting) 2002 werd verwacht en in historisch perspectief ongekend. Deze zeer sterke groei is mede het gevolg van het feit dat de overheid door het loslaten van aanbodsturing minder instrumenten heeft om de zorguitgaven te beïnvloeden. Dit heeft positieve effecten gehad op de ontwikkeling van de wachtlijsten, maar is ten koste gegaan van de beheersbaarheid van de zorguitgaven. Het Budgettair Kader Zorg is met 0,8 miljard euro overschreden. Tegenover deze hoger dan verwachte uitgaven staan meevallers elders op de begroting. Hierdoor bleef de totale overschrijding van het uitgavenkader per saldo nog beperkt tot 0,1 miljard euro.

EMU-saldo

EMU-schuldquote

De tegenvallende ontvangsten en uitgaven hebben hun weerslag gehad op het EMU-saldo. Het overschot op de begroting is omgeslagen naar een tekort. Het EMU-saldo is uiteindelijk uitgekomen op – 1,2% BBP, daar waar bij het indienen van de begroting 2002 nog werd uitgegaan van een overschot van 1,0% BBP. De EMU-schuldquote is uitgekomen op 52,6% BBP. Dit is circa 5 procentpunt hoger dan bij Miljoenennota 2002 werd verondersteld.

Grafiek 1.1.1: Ontwikkeling EMU-saldo en EMU-schuld, periode1990–2002kst-28880-1-5.gifkst-28880-1-6.gif

Voor het eerst sinds 1998 is er sprake van een tekort op de begroting. Dit heeft zoals gezegd vooral te maken met de doorwerking van de lagere economische groei op de overheidsfinanciën. Ondanks deze tegenvallers komt het EMU-saldo voor 2002 bijna uit op wat werd verwacht ten tijde van Regeerakkoord 1998 voor het jaar 2002.

De gemiddelde economische groei in 1999–2002 komt naar huidige inzichten overeen met het gemiddelde uit het behoedzame scenario van het Regeerakkoord 1998 (2¼%). Het gebruik maken van een behoedzaam scenario heeft dus tegenvallers ten opzichte van het Regeerakkoord voorkomen. De EMU-schuld is wel beter uitgekomen dan werd verwacht. Dit heeft te maken met het feit dat voor de jaren 1999–2001 het EMU-saldo aanmerkelijk beter was dan bij het Regeerakkoord 1998 werd verwacht. Daarnaast heeft er meer lastenverlichting plaatsgevonden dan bij Regeerakkoord 1998 was geraamd.

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt het budgettaire beeld van 2002 verder toegelicht. Paragraaf 1.2 beschrijft de economische en budgettaire situatie in 2002. Paragraaf 1.3 behandelt de begrotingsuitgaven en de mate waarin en de wijze waarop aan de prioriteiten invulling is gegeven. In paragraaf 1.4 worden de uitgaven getoetst aan de uitgavenkaders. Paragraaf 1.5 gaat in op de belastingontvangsten in samenhang met de ontwikkeling bij de Sociale Fondsen. Paragraaf 1.6 ten slotte behandelt de ontwikkeling in het EMU-saldo en de EMU-schuld.

1.2 Economische en budgettaire ontwikkeling in 2002

Bruto Binnenlands Product

De groei van het Nederlandse Bruto Binnenlands Product (BBP) is in 2002 achtergebleven bij het Europese gemiddelde. Dit in tegenstelling tot de tweede helft van de jaren negentig, toen de economie in Nederland sneller groeide dan het gemiddelde in Europa.

arbeidskosten

De oorzaak van de achterblijvende groei ligt in het voortgaande verlies van marktaandeel van de exportsector door relatief snel stijgende arbeidskosten. In de periode 1997–2002 zijn de arbeidskosten per eenheid product (in de verwerkende industrie) in Nederland sterker gestegen dan bij onze euroconcurrenten. Deze grote stijging van de arbeidskosten per eenheid product in Nederland wordt niet alleen veroorzaakt door de relatief sterke stijging van de loonsom per werknemer, maar ook door een achterblijvende ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Hierdoor is de in Nederland geproduceerde uitvoer in de tweede helft van de jaren negentig gemiddeld 2½ procentpunt per jaar achter gebleven bij de uitvoerontwikkeling in het eurogebied.

euro

Naast de relatieve verslechtering van de exportpositie ten opzichte van Europa is er sprake geweest van een reële appreciatie van de euro ten opzichte van de dollar, waardoor de export naar landen buiten het eurogebied duurder is geworden. Dit in tegenstelling tot de voorafgaande jaren.

investeringen

De investeringen zijn in 2002 flink gekrompen. Net zoals in andere landen, zijn de toegenomen onzekerheid, de hoge financieringslasten en de achterblijvende afzetvooruitzichten hier debet aan. Er waren in 2002 nog nauwelijks bedrijven die productiebelemmeringen ondervonden vanwege capaciteitsproblemen, waardoor er nauwelijks uitbreidingsinvesteringen waren. Ook was er minder ruimte om te investeren, doordat de winsten van vooral grote bedrijven in de afgelopen twee jaar dramatisch zijn verslechterd. De winsten stonden onder druk door de zwakke economische vraag en de hoge arbeidskosten. Bovendien moesten de grote ondernemingen fors afschrijven op hun omvangrijke buitenlandse bezittingen, als gevolg van de wereldwijde sterke daling van de waarde van aandelen en andere activa.

consumptie

Tevens is de uitbundige consumptiegroei van eind jaren negentig vanaf 2000 weggevallen. De factoren die aan deze sterke groei ten grondslag lagen, zoals de sterke toename van de werkgelegenheid en de forse groei van de gezinsvermogens, zijn vanaf 2000 weggevallen.

Juist door deze uitbundige consumptiegroei als gevolg van stijgende werkgelegenheid en door verzilvering van vermogenswinsten was de economische groei eind jaren negentig relatief hoog.

Grafiek 1.2.1: Bijdragen aan en de totale economische groei in 2000–2002 (in %)kst-28880-1-7.gif

Bron: CEP 2003, pagina 70.

overheidsuitgaven

Zonder de groei van de overheidsuitgaven zou het BBP-volume als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen met circa ½ procentpunt zijn gedaald. De groei van de uitgaven van de overheid heeft derhalve een dempend effect gehad op de daling van de economische groei.

Bij het opstellen van de budgettaire ramingen wordt uitgegaan van een aantal belangrijke macro-economische kernvariabelen. De daadwerkelijke uitkomst van de economische kernvariabelen beïnvloedt de daadwerkelijke uitkomst van de begroting. Met name de inkomstenkant van de begroting is erg gevoelig voor macro-economische invloeden. De ramingen ten tijde van Miljoenennota 2002 zijn gebaseerd op MEV 2002. De (voorlopige) realisaties zoals gepresenteerd in dit jaarverslag zijn gebaseerd op CEP 2003.

Tabel 1.2.1: Overzicht macro-economische kernvariabelen 2002
 MN 2002FJR 2002Verschil
Volume BBP (in %)2¼– 1¾
Prijs BBP (in %)+ ¼
BBP (x € miljard)454444– 10
Contractloon marktsector (in %)0
Consumentenprijsindex (in %)+ 1
Werkloosheid (x 1000 personen)280300+ 20
Aantal werkloosheidsuitkeringen (x 1000)584555– 29
Rente (in %)550
Dollarkoers (in €)1,110,94– 0,17
Olieprijs (in $)23252

Economische groei

economische groei

De groei van het BBP-volume is beperkt gebleven tot 0,3%, de laagste groei sinds 1982. In de marktsector was zelfs sprake van een krimp van het productievolume met 0,7%, eveneens het slechtste resultaat in twintig jaar. De economische groei is ten opzichte van Miljoenennota 2002 bijna 2 procentpunt tegengevallen. De voornaamste reden voor deze tegenvallende groeicijfers is, zoals gezegd, gelegen in de ontwikkeling van de binnenlands geproduceerde goederenuitvoer.

Dollarkoers en inflatie

dollarkoers en inflatie

invoering van de euro

De dollar is 17 eurocent goedkoper geworden dan geraamd in september 2001. De inflatie is gedaald van 4½% in 2001 tot 3½% in 2002. Daarmee is de inflatie, ondanks de sterkere euro, 1 procentpunt hoger uitgevallen dan bij Miljoenennota 2002 werd verwacht. Belangrijke verklaring hiervoor is dat de arbeidsproductiviteit in de marktsector niet is gestegen met 1½%, maar uiteindelijk zelfs licht negatief is geweest in 2002. De stijgende loonkosten zijn dus niet gecompenseerd door een arbeidsproductiviteitsstijging. Daarnaast heeft de invoering van de euro tot prijsstijgingen geleid. Ondernemingen hebben namelijk een deel van de gemaakte kosten in verband met deze invoering in de prijzen doorberekend en sommige bedrijven hebben de introductie van de euro aangegrepen om prijsaanpassingen door te voeren. Volgens DNB hebben doorberekende invoeringskosten en afronding op psychologisch mooie prijzen ongeveer 0,6 procentpunt aan de inflatie bijgedragen.

Werkloosheid en uitkeringen

werkloosheidsuitkeringen

arbeidsproductiviteit

Opvallende ontwikkeling is de discrepantie tussen de ontwikkeling van het aantal werkloosheidsuitkeringen en de ontwikkeling van de werkloosheid. De discrepantie kan optreden, omdat niet alle mensen met een werkloosheidsuitkering tot de werkloosheid worden gerekend1. Alleen actief werkzoekenden worden gerekend tot de werkloosheid. Niet alle mensen met een werkloosheidsuitkering zoeken actief, bijvoorbeeld mensen die ouder zijn dan 57½ jaar zijn vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Een andere oorzaak is dat niet alle mensen recht hebben op een werkloosheidsuitkering wanneer zij werkloos zijn, bijvoorbeeld toetreders tot de arbeidsmarkt. Bij het doorvertalen van de werkloosheid naar de begroting (het aantal werkloosheidsuitkeringen) wordt met de discrepantie rekening gehouden. Echter, nu blijkt dat de discrepantie dusdanig afwijkt van de raming, dat de ontwikkeling van het aantal werklozen en het aantal werkloosheidsuitkeringen ten opzichte van Miljoenennota 2002 zelfs tegenovergesteld van elkaar is geweest. Bedrijven zijn in 2002 namelijk huiverig geweest om bij de teruglopende vraag direct mensen te ontslaan («labour hoarding»). Door de langdurige krapte op de arbeidsmarkt was het immers zeer moeilijk geweest om in de jaren ervoor aan gekwalificeerd personeel te komen. Door deze vertraagde aanpassing van de economische groei op de werkgelegenheid is de arbeidsproductiviteit negatief beïnvloed in 2002. Bedrijven zullen echter op een gegeven moment toch hun productiecapaciteit moeten aanpassen aan de economische omstandigheden waardoor het te verwachten valt dat het aantal werkloosheidsuitkeringen sterk zal toenemen.

De ontwikkeling van de reële collectieve uitgaven

zorg, onderwijs en veiligheid

De totale collectieve uitgaven zijn reëel een ¾ procentpunt harder gegroeid dan in Miljoenennota 2002 werd verwacht. De reële ontwikkeling van de collectieve uitgaven is bij de clusters Zorg, Onderwijs en Veiligheid veel hoger uitgevallen.

reële zorguitgaven

Het terugdringen van de wachtlijsten, samen met het loslaten van de aanbodrestricties, heeft geleid tot hogere zorguitgaven. Sinds actieplan Zorg Verzekerd worden zorginstellingen financieel geprikkeld om via het zogenoemde «boter-bij-de-vis-principe» extra productie te leveren, teneinde de wachtlijsten weg te werken. De overheid heeft daarmee minder instrumenten in handen om de zorguitgaven te beheersen. Samen met andere tegenvallers, zoals inloop financieringsachterstanden, heeft dit tot resultaat gehad dat de reële zorguitgaven met circa 10% zijn toegenomen in 2002, een historisch ongekende groei. De groei in 2002 volgt op de ook al hoge groei van de zorguitgaven van bijna 6% in 2001. Ook de uitgaven aan veiligheid en onderwijs zijn hoger uitgekomen dan werd verwacht. De extra uitgaven aan veiligheid zijn het gevolg van de gehonoreerde tegenvallers in het Strategisch Akkoord en de extra uitgaven aan terrorismebestrijding.

Tabel 1.2.2: Ontwikkeling reële bruto collectieve uitgaven 20021
 Groei stand MN 2002FJR 2002Verschil
Totaal collectieve uitgaven1½%2¼%¾%
w.v. Zorg23¾%10%6%
w.v. Onderwijs4½%6½%2%
w.v. Veiligheid31¾%3¼%1½%
w.v. Infrastructuur5½%8¾%3½%
w.v. Sociale Zekerheid2%1¼%–½%
w.v. Rentelasten– 12½%– 7½%5%
w.v. Overig2%– ¼%– 2%
    
BBP2%¼%– 1¾%

1 De reële mutaties zijn op basis van het CPB (MEV 2002, CEP 2003) en berekeningen van het ministerie van Financiën voor het cluster Veiligheid. Het cijfer voor de Zorg is geactualiseerd vanwege extra tegenvallers die bekend zijn geworden na CEP 2003. De collectieve uitgaven van het CPB zijn ingedeeld conform de indeling van de Nationale Rekeningen en exclusief niet-belastingontvangsten. De collectieve uitgaven van het CPB zijn daarom inclusief de uitgaven van decentrale overheden, zoals de uitgaven van gemeenten aan onderwijs.

2 Het Budgettair Kader Zorg is gebaseerd op een andere definitie van de (collectieve) zorguitgaven. Van het Budgettair Kader Zorg maken bovendien ook de particuliere zorguitgaven en de niet-belastingontvangsten deel uit.

3 De veiligheidscijfers zijn ook exclusief de ontvangsten. De begrotingscijfers in paragraaf 1.3 zijn inclusief de ontvangsten.

Tevens zijn, als gevolg van de tegenvallende EMU-schuld, de rentelasten hoger uitgevallen dan werd verwacht. Een meevallend aantal sociale zekerheidsuitkeringen, vooral bij de werkloosheidsuitkeringen, heeft geleid tot lagere sociale zekerheidsuitgaven dan werd verwacht. Dit wordt veroorzaakt doordat de lagere economische groei met vertraging heeft doorgewerkt naar werkloosheidsuitkeringen.

Een uitvoerige toelichting op de begrotingsuitgaven en wat daarmee is bereikt, staat in de volgende paragraaf.

1.3 Prioriteiten van beleid

HHH-vragen

Zowel de prioriteiten van het tweede Paarse kabinet als het kabinet Balkenende I hebben in 2002 vooral gelegen op het terrein van gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid. Tevens is speciale aandacht gegeven aan het arbeidsmarktbeleid en het oplossen van arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector. In dit eerste VBTB-jaarverslag van het Rijk wordt een eerste aanzet gegeven bij het beantwoorden van de vragen «Hebben we bereikt wat we hebben beoogd, hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen en heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?» voor deze prioriteiten. Nadrukkelijk zij gesteld dat het gaat om een eerste stap en dat er nog veel te verbeteren valt. Het groeitraject waarvan in de ontwerpbegrotingen melding werd gemaakt, vertaalt zich ook naar de jaarverslagen. Bij de verdere implementatie van VBTB zal voor de kabinetsprioriteiten dan ook invulling gegeven moeten worden aan concrete realistische doelstellingen, met gerichte aandacht voor beoogde beleidsresultaten en beleidsuitvoering.

In tegenstelling tot de opstelling in de Miljoenennota worden in het Jaarverslag de totale uitgaven per cluster weergegeven.

Tabel 1.3.1: Netto-uitgaven FJR 2002 vergeleken met MN 20021 (x € miljard)
ClusterMN 2002FJR 2002
Zorg44,146,7
Onderwijs22,823,0
Werkgelegenheids- en Inkomensbeleid58,358,8
Veiligheid7,17,2
Infrastructuur8,18,2
Natuur en Milieu2,52,3
Internationaal, Defensie en Asiel18,016,8
Overig20,826,0
Totaal181,7189,02

1 Netto-uitgaven hebben betrekking op de totale begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten, alsmede de netto-uitgaven in de sectoren SZA en Zorg. Hierdoor is geen directe aansluiting te maken met tabellen 1.2.2 en 1.4.1.

2 De stijging van de totale netto-uitgaven ligt in belangrijke mate in posten die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, zoals de ontvangsten verkoop staatsbezit. Tevens is er sprake geweest van een technische mutatie in de verwerking van de rekening-courant van de Sociale Fondsen. Die loopt wel mee in de realisatie, maar nog niet bij MN 2002.

Zorg

zorg

wachtlijsten

In de zorg waren de voornaamste doelstellingen voor 2002 het terugdringen van de wachttijden en de aanpak van arbeidsmarktknelpunten. Centraal in de aanpak van de wachttijden stond het actieplan Zorg Verzekerd. De inzet van extra middelen was daarbij gebonden aan extra zorgproductie («boter-bij-de-vis-principe»). Deze aanpak heeft geleid tot een toename in de productie en een afname van de wachtlijsten.

Tabel 1.3.2: Ontwikkeling wachtlijsten in de zorg
 Eind 2001Eind 2002Verschil (absoluut)Verschil (in %)
Curatieve zorg159 000144 0001– 15 000– 9,4%
Verpleging & Verzorging87 00074 0001– 13 000– 15%
Gehandicaptenzorg215 21621 0745 85838,5%
GGZ76 26174 700– 1 561– 2,0%

1 Meting november 2002.

2 In producten; cliënten kunnen op meerdere producten wachten.

In de curatieve zorg is het aantal wachtenden gedaald met 15 000 naar 144 000. In de sector Verpleging & Verzorging is de vraag naar zorg het afgelopen jaar fors toegenomen. Desondanks zijn de wachtlijsten afgenomen, dankzij een toegenomen productie. Het aantal mensen dat wacht op zorg is gedaald met 15% naar ruim 74 000. Meer dan 39 000 mensen die op de wachtlijst staan, krijgen alternatieve zorg, overbruggingszorg genoemd. Met het extra geld dat beschikbaar is gesteld, zijn dus zowel meer mensen geholpen als de wachtlijsten verkort. Ook in de gehandicaptensector is de vraag naar zorg sterk gestegen, onder andere door verbeterde registratie en een inhaalslag bij de indicatiestelling. Vooral bij de «nieuwe» zorgvormen, zoals ambulante zorg en kort verblijf, is de stijging substantieel. De wachtlijsten voor verstandelijke gehandicapten zijn als gevolg hiervan toegenomen, ondanks de gestegen productie. Voor de traditionelere vormen van zorg (instellingen voor verstandelijke gehandicapten) zijn de wachtlijsten stabiel gebleven. Voor de lichamelijke gehandicaptensector zijn de wachtlijsten met circa 22% verminderd. De wachttijden zijn over de gehele linie afgenomen: in de verstandelijke gehandicaptensector met 20% voor wonen en met 35% voor dagbesteding; in de lichamelijk gehandicaptensector met 17% voor wonen en 10% voor dagbesteding.

De daling van de wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg (waar het «boter-bij-de-vis-principe» pas vanaf 1 januari 2003 geldt) vond met name plaats bij de vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten.

aanpak arbeidsmarktknelpunten

Ook bij de aanpak van arbeidsmarktknelpunten in de zorg zijn goede resultaten bereikt. Dit blijkt onder meer uit de toename van de werkgelegenheid in de zorg met bijna 6% (aantal banen stijgt van 994 000 tot 1 053 000) en een daling van de WAO-instroom van 1,9% naar 1,7%. In 2002 is het aantal opleidingsplaatsen voor vijf wachtlijstgerelateerde opleidingen in algemene ziekenhuizen vergroot. De Vereniging Academische Ziekenhuizen (VAZ) heeft het aantal opleidingsplaatsen in de academische ziekenhuizen via het zogenoemde «Schaarsteoffensief» vergroot. Bovendien is gestart met de voorbereidingen voor herziening van een nieuwe financieringssystematiek voor opleidingen.

ziekteverzuim zorg

Om het ziekteverzuim in de zorg te verlagen en de arbeidsomstandigheden te verbeteren, zijn Arbeidsmarkt- en Arbo-convenanten afgesloten. Het Sectorfonds Zorg heeft in 2002 de Stimuleringsregeling Integraal Personeelsbeleid (STIP) ingesteld voor instellingen die personeelsbeleid willen ontplooien of verbeteren op het gebied van ziekteverzuimreductie, verbetering van arbeidsmarktomstandigheden, behoud van personeel en vergroting van de instroom van personeel. Dankzij de subsidieregeling hebben veel instellingen een Arbo-coördinator aangesteld. Het gecombineerde resultaat van deze inspanningen is dat het ziekteverzuim in de zorgsector is gedaald van 7,5% naar 6,8%.

Om de instroom van werkenden in de zorg te vergroten en uitstroom te verlagen, is het belangrijk dat de werkgevers in het zorgveld de concurrentie op de arbeidsmarkt (blijvend) aankunnen. Hiertoe zijn, naast de gebruikelijke Overheidsbijdrage Arbeidsvoorwaarden (OVA) die gebaseerd is op de marktgemiddelde arbeidskostenontwikkeling, in 2002 extra financiële middelen beschikbaar gesteld ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden in de zorg. Dit vloeide voort uit de besluitvorming over het rapport van de commissie Van Rijn.

Onderwijs

onderwijs

onderwijsprioriteiten

Binnen het onderwijsbeleid spelen drie kernbegrippen een rol, namelijk: kwaliteit, variëteit en toegankelijkheid. Bij de invulling van de onderwijsprioriteiten is hier op ingespeeld. Speciale aandacht is hierbij gegeven aan de arbeidsmarktknelpunten in het onderwijs, het bestrijden van onderwijsachterstanden, materiële voorzieningen in het onderwijs en aan het beroepsonderwijs.

Adequaat onderwijs is bij uitstek gebaat bij een goed en professioneel lerarenbestand. Naast een marktconforme loonontwikkeling zijn in de verlengde CAO de carrièrelijnen van leraren ingekort van 21 jaar naar 18 jaar. Daarnaast zijn de schoolbudgetten aanzienlijk verhoogd, waardoor de mogelijkheid voor scholen om naar eigen inzicht middelen in te zetten voor personele doeleinden flink zijn verruimd. Scholen kunnen deze vrij besteedbare middelen onder andere inzetten voor het aantrekken van onderwijsassistenten, het betalen van ouderschapsverlof of beloningsdifferentiatie mogelijk maken. Het beleid in 2002 heeft er bijvoorbeeld aan bijgedragen dat het ziekteverzuim in dit jaar op scholen met een hoog verzuim is gedaald met 2,6% ten opzichte van 2001, het aantal studenten aan de lerarenopleidingen is toegenomen en 50% meer zij-instromers zijn geplaatst dan voor 2002 werd verwacht.

primair en voortgezet onderwijs

Goed en toegankelijk onderwijs betekent dat elke leerling vanaf de start met succes het basisonderwijs moet kunnen doorlopen. Om dit te realiseren zijn onder andere extra budgetten beschikbaar gesteld voor leerlingen met achterstanden, leermoeilijkheden en handicaps. Tevens zijn ruim 300 gemeenten gestart met programma's voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) en is in 2002 een dekkende aanpak voor Onderwijskansen gerealiseerd. Met alle bij het Onderwijskansen betrokken gemeenten zijn afspraken gemaakt over verbetering van de onderwijskwaliteit op scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Bij het «Weer samen naar school»-beleid lag de nadruk op het wegwerken van wachtlijsten in speciale scholen en het verbeteren van de zorgstructuur op de scholen voor primair onderwijs. Het aantal speciale scholen met wachtlijsten is in 2002 gedaald ten opzichte van 2001.

Goede materiële voorzieningen zijn een belangrijke randvoorwaarde voor onderwijskwaliteit. Er zijn in 2002 extra middelen toegevoegd voor huisvesting en het leerstofaanbod in het primair en voortgezet onderwijs. Het percentage scholen met een leerstofaanbod dat dekkend is voor de kerndoelen (in het primair onderwijs) is in 2002 toegenomen tot 81%. De algehele schoonmaakkwaliteit op scholen is in 2002 ook verbeterd ten opzichte van 1999.

beroepsonderwijs

Door middel van de Impuls Beroepsonderwijs is het afgelopen jaar geïnvesteerd in het beroepsonderwijs. Het merendeel van de middelen is geïnvesteerd ten behoeve van het verbeteren van de aansluiting tussen VMBO en MBO, binnen het MBO en tussen MBO en HBO. Het doel is de uitval terug te dringen en de doorstroom te bevorderen, zodat er meer kwalificaties worden behaald op alle niveaus (= kwalificatiewinst). Daarnaast is op specifieke terreinen geïnvesteerd in verbetering van de inventaris en de invoering van de leerwerktrajecten in het VMBO en de kwaliteit van de examens in het MBO.

Werkgelegenheids- en Inkomensbeleid

werkgelegenheids- en inkomensbeleid

arbeidsmarkt

Prioriteiten binnen het werkgelegenheids- en inkomensbeleid lagen in 2002 met name op het terrein van de reïntegratie en de terugdringing van de arbeidsongeschiktheid en het ziekteverzuim. Naast deze prioriteiten die het kabinet in de Miljoenennota 2002 heeft geformuleerd, is het kabinet in 2002 geconfronteerd geraakt met een omslag in de conjunctuur. De veel lagere groei van de economie en van de werkgelegenheid leidden er met een zekere vertraging toe dat het beroep op de werkloosheids- en bijstandsuitkeringen een stijgende lijn heeft ingezet. De zorg voor een gezonde ontwikkeling van de arbeidsmarkt en voor een herstel van de nationale economie werd in 2002 een nog actuelere prioriteit dan het bij het opstellen van de Miljoenennota was. De inspanningen van het kabinet tijdens het Najaarsoverleg om te komen tot een langere termijn houdbare contractloonontwikkeling moeten in dat licht gezien worden.

In de Miljoenennota 2002 gaf het kabinet aan te werken aan reïntegratie en het vergroten van het arbeidsaanbod, onder meer door werk aantrekkelijker te maken voor toetreders tot en ouderen op de arbeidsmarkt. Om de arbeidsdeelname van vooral vrouwen te vergroten, heeft het kabinet in 2002 de Wet Arbeid en Zorg gerealiseerd, die de mogelijkheid tot het opnemen van verlof verbetert.

afname WAO-instroom

Ook het terugdringen van het aantal arbeidsongeschikten en het tegengaan van ziekteverzuim zijn door het kabinet als prioriteit aangeduid. In 2002 is de WAO-instroom teruggelopen, waardoor het aantal WAO'ers minder steeg dan in voorgaande jaren. Ultimo 2002 bedroeg het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen 993 000. De voornaamste verklaring voor de afname van de WAO-instroom lijkt de Wet Verbetering Poortwachter, die sinds 1 april 2002 in werking is getreden en waarmee de verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgever, werknemer en bedrijfsarts is verduidelijkt, alsmede de aankondigingen om een nieuw WAO-stelsel in te voeren. Deze aankondigingen hebben waarschijnlijk geleid tot gedragsreacties bij werkgevers en werknemers.

Om de effectiviteit van de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden te bevorderen is in 2002 een start gemaakt met de nieuwe structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI). In 2002 is vooral de ontwikkeling bij de Centra voor Werk en Inkomen (CWI) en het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) relevant, omdat deze organisaties door een transformatieproces gaan.

Veiligheid

veiligheid

De prioriteiten voor 2002 op het terrein van veiligheid en leefbaarheid hadden met name betrekking op het vergroten van de sanctiecapaciteit, van de capaciteit van de politie en de rampenbestrijding. Tevens heeft terrorismebestrijding belangrijke aandacht gekregen.

De sanctiecapaciteit bij jeugdinrichtingen is toegenomen met 216 plaatsen en is daarmee in lijn met de verwachting. De tbs-capaciteit is ook toegenomen maar blijft iets achter bij de verwachting. Het reguliere gevangeniswezen is in 2002 uitgebreid met 172 plaatsen.Tevens is voor het gevangeniswezen als geheel de gemiddelde bezettingsgraad gestegen van 95,4% in 2001 naar 97,5% in 2002. In 2002 is ook specifieke aandacht geweest voor de aanpak van de drugssmokkel op Schiphol. Hiertoe zijn zowel maatregelen van wetgevende aard als uitbreiding van detentiecapaciteit genomen. Ondanks het feit dat ruim 2000 drugskoeriers zijn aangehouden, is het aantal drugskoeriers niet afgenomen. Eind 2002 zijn dan ook aanvullende maatregelen getroffen.

politie

Het streven van het kabinet was erop gericht per 1 juli 2002 de sterkte van de regionale politiekorpsen te brengen op 43 622 fte's. Deze doelstelling was al ruimschoots op 1 juli 2001 gerealiseerd en medio 2002 bedroeg de feitelijke sterkte 45 796 fte's. Verder is de capaciteit uitgebreid door middel van werktijdverlenging van 36 naar 38 uur. Het effect van deze maatregel was circa 1 500 fte's in plaats van het geraamde aantal van 2000 fte's. Het nieuwe initiële politieonderwijs is begin 2002 van start gegaan. Belangrijk kenmerk van het nieuwe onderwijs is de combinatie van leren en werken (duaal onderwijs), waarbij ongeveer 50% van de opleiding plaatsvindt in de praktijk. Tevens is werving, selectie en opleiding in één hand gebracht, zodat behoefte aan personeel, de samenstelling van personeel en de opleidingen beter op elkaar afgestemd kunnen worden. Ter versterking van de bestrijding van specifieke criminaliteit (mensensmokkel, synthetische drugs, XTC) zijn enkele bovenregionale voorzieningen uitgebreid of ingesteld.

terrorismebestrijding

In 2002 is veel aandacht gegeven aan de nadere uitwerking van het Nationaal Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid. Hiertoe zijn onder meer de regionale inlichtingendiensten uitgebreid met een infodesk, is een elektronisch communicatiesysteem ontwikkeld waarmee snel en veilig situatierapporten kunnen worden uitgewisseld en is de capaciteit van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) uitgebreid. Tevens is de Koninklijke Marechaussee uitgebreid en zijn bijzondere materiële voorzieningen aangeschaft als voertuigen verscherpt rijdend toezicht en bewakingscontainers.

rampenbestrijding

De verbetering van de rampenbestrijding heeft in 2002 vorm gekregen door een verdere uitwerking van de nieuwe communicatie-infrastructuur voor politie, brandweer en ambulancediensten (het project C2000). Tevens is voortgang gemaakt met de totstandkoming van congruente gebieden voor hulpverleningsorganisaties, waarmee een verbetering van de multidisciplinaire (voorbereiding op) rampenbestrijding beoogd wordt. Zeven provincies met vijftien veiligheidsregio's zijn al territoriaal gelijk. In de andere provincies lopen de fusieprojecten. Volledige territoriale congruentie moet uiterlijk 1 januari 2004 gerealiseerd zijn.

Infrastructuur

infrastructuur

Een veilig en effectief personenvervoer per spoor en een grotere doorstroming van het wegverkeer waren belangrijke doelstellingen op het terrein van infrastructuur voor 2002.

spoor

Om een veilig en effectief goederen- en personenvervoer per spoor te garanderen is in 2002 veel aandacht gegeven aan de verbetering van het bestaande spoor. Hiertoe zijn er enerzijds projecten uitgevoerd voor onderhoud spoor, anderzijds is zowel op nationaal als internationaal niveau voortgang gemaakt met benuttingsmaatregelen van het spoor. Het kabinet heeft in 2002 een aanzet gegeven tot het formuleren van een standpunt over het rapport van het IBO Benuttingsmaatregelen Spoor, genaamd Benutten Beter Benut. Verwacht wordt dat een standpunt in 2003 gereed zal komen. Voorts wordt met de Betuweroute, de HSL-Zuid en de HSL-Oost aansluiting op Europese transportassen bewerkstelligd. Een aantal projectonderdelen bij zowel de HSL-Oost alsook de Betuweroute zijn dit jaar vertraagd. De oplevering van de HSL-Zuid zal naar verwachting volgens planning verlopen en in 2006/2007 gereed zijn.

wegen

Om de doorstroming op de wegen te bevorderen, is een aantal wegen verbreed en zijn nieuwe verbindingen aangelegd. In 2002 zijn bijvoorbeeld de 2e Beneluxtunnel, de N44 traject Wassenaar en de N50 Kampen-Ramspol-Emmeloord opgeleverd. Tevens is een start gemaakt met de verkenningen- en planstudiefase van een aantal projecten. De doorstroming is ook vergroot door bijvoorbeeld het toepassen van toeritdosering en het verlagen van de maximumsnelheid op een aantal trajecten.

De invoering van de kilometerheffing is in 2002 stopgezet. Met de Spoedwet Wegverbreding kunnen in de toekomst de grootste fileknelpunten worden aangepakt en kan de aanleg van bijvoorbeeld file- en plusstroken versneld ten uitvoer worden genomen.

Natuur en Milieu

natuur en milieu

Een belangrijk onderdeel van het natuurbeleid is de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het gaat hierbij om aaneengesloten natuurgebieden van hoogwaardig niveau. Om dit te realiseren wordt onder andere grond aangekocht. In 2002 zijn, mede door een impuls die in eerdere jaren is gegeven en dit jaar tot besteding is gekomen, meer hectares aangekocht dan in de begroting was voorzien. Ook zijn in 2002 verschillende initiatieven genomen ter verbetering van de kwaliteit van water, bodem en groene ruimte. Zo is in 2002 een start gemaakt met een vernieuwend bodembeleid, dat niet alleen oog heeft voor de sanering van bodems, maar een sterker accent legt op goed beheer. Tevens zijn samen met provincies en waterschappen de noodzakelijke watermaatregelen op het platteland in beeld gebracht.

De integrale milieukwaliteit op lokaal niveau is onder andere verbeterd door een aantal maatregelen op het terrein van externe veiligheid. Zo zijn bijvoorbeeld afspraken gemaakt met AKZO over beëindiging van chloortransporten over het spoor. Tevens is invulling gegeven aan de uitvoering van het Vuurwerkbesluit. Het aantal vuurwerkbedrijven dat een beroep heeft gedaan op deze regeling is echter achtergebleven bij de verwachtingen, onder meer door onbekendheid van de regeling bij de doelgroep.

klimaatbeleid

Het Nederlandse klimaatbeleid is erop gericht de emissie van broeikasgassen met 6% te verminderen in de periode 2008–2012. Hiertoe heeft Nederland in 2002 het Kyoto-protocol geratificeerd. De Nederlandse reductiedoelstelling wordt voor ongeveer de helft gerealiseerd in ontwikkelingslanden en Midden- en Oost-Europese landen via het Clean Development Mechanism (CDM) en Joint Implementation (JI). Ultimo 2002 is circa 67% van de beoogde reducties in het buitenland gecontracteerd.

Internationaal, Defensie en Asiel

asielbeleid

Het asielbeleid stond in 2002 in het teken van een snelle en betere asielprocedure, vermindering van het capaciteitsbeslag op de opvang en de beperking van de instroom van Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA's). De asielinstroom in 2002 was met circa 17 000 asielaanvragen aanzienlijk lager dan in 2001 waar de instroom 31 000 was. De gemiddelde doorlooptijd van verzoeken na de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 zijn lager dan de wettelijke termijn van 6 maanden; circa 70% van de aanvragen is binnen deze wettelijke termijn afgehandeld. Aangezien de uitstroom achterbleef bij de verwachting, is per saldo het capaciteitsbeslag in 2002 minder gedaald dan beoogd. De oorzaak hiervan ligt onder meer bij de capaciteitsproblemen bij de Vreemdelingenkamers, waardoor er minder procedures zijn afgerond en minder asielzoekers zijn uitgeprocedeerd. Om deze problemen het hoofd te bieden, is gedurende het jaar geïnvesteerd in de capaciteitsverhoging van de Vreemdelingenkamers. Het beleid gericht op AMA's is aangescherpt, onder meer door versterking van het leeftijdsonderzoek en het inrichten van het zogenaamde «campusmodel» (waar AMA's voorbereid worden op de terugkeer naar hun land van herkomst). De instroom van AMA's is daardoor afgenomen tot 3 232.

defensie

Bij Defensie is in 2002 specifiek aandacht besteed aan de arbeidsmarktknelpunten bij militair personeel. In 2002 tonen de aanstellingsresultaten een stijgende lijn en de niet-reguliere uitstroom neemt af. Dit wordt onder andere veroorzaakt door maatregelen met betrekking tot het loopbaanbeleid en de arbeidsvoorwaarden, alsmede door de gewijzigde arbeidsmarktsituatie.

terrorismebestrijding

Door de terroristische aanslagen van 11 september 2001 heeft terrorismebestrijding ook in het buitenlands veiligheidsbeleid extra aandacht gekregen. De verschillende aspecten ervan kregen aandacht via diverse maatregelen in nationale en internationale fora. Dit resulteerde in onder andere het Nationaal Actieplan Terrorisme en Veiligheid en het EU-plan tegen terrorisme. Als onderdeel van het Actieplan zijn de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Bijzondere Bijstandseenheid van het Korps Mariniers uitgebreid.

vredesoperaties

Om de vrede, veiligheid en stabiliteit te bevorderen wordt door Nederland bijgedragen aan vredesoperaties. In de begroting was het ambitieniveau voor deelname aan vredesoperaties vastgesteld op het gelijktijdig kunnen deelnemen aan een viertal missies op bataljonsniveau of equivalenten daarvan. Nederland heeft in 2002 een bijdrage geleverd aan de operatie Enduring Freedom in het kader van de internationale strijd tegen het terrorisme. Daarnaast heeft Nederland onder meer deelgenomen aan de operaties SFOR in Bosnië, Task Force Fox in Macedonië en ISAF in Afghanistan.

ontwikkelingssamenwerking

De hoofddoelstelling van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid is duurzame armoedevermindering. Tijdens de internationale conferentie Financing for Development (FfD) en de World Summit on Sustainable Development (WSSD) maakte Nederland zich daartoe sterk door te pleiten voor verdere operationalisering van de Millennium Development Goals, de omkering van de neerwaartse ODA-trend en de bevordering van de ecologische ordening. Op het nationale vlak heeft effectiviteit en coherentie tussen het OS-beleid en andere beleidsterreinen aandacht gekregen. De relatie tussen armoedevermindering en de overige hoofddoelstellingen van buitenlands beleid zijn nader in kaart gebracht, teneinde armoedebestrijding in het gehele buitenlands beleid een rol te kunnen geven.

EU-lidmaatschap

Voor het lidmaatschap van de Europese Unie draagt Nederland jaarlijks bij aan de EU-begroting. Deze bijdragen zijn afhankelijk van het BNP, de ontvangen invoerrechten, BTW-inkomsten en landbouwheffingen. Over de hele linie zijn de netto-afdrachten ruim 1,2 miljard euro lager dan geraamd bij Miljoenennota 2002. Dit verklaart in belangrijke mate de lagere gerealiseerde netto-uitgaven van dit cluster.

Overig

overig

In het cluster Overig zijn onder andere de rentelasten opgenomen en ontvangsten uit verkoop staatsbezit opgenomen. De rentelasten zijn hoger uitgevallen als gevolg van een slechter EMU-saldo dan verwacht, waardoor de EMU-schuld hoger is uitgevallen. Een belangrijke oorzaak van de totale netto-uitgavenstijging is de ruim 3 miljard euro lagere ontvangsten door het uitstellen van verkoop van staatsdeelnemingen. Door het verslechterde economisch klimaat en de dalende aandelenkoersen was 2002 geen moment om tot verkoop van staatsdeelnemingen over te gaan.

1.4 De uitgaventoetsing

uitgavenkader

Deze paragraaf gaat in op de ontwikkeling van de uitgaven en de toetsing hiervan aan het uitgavenkader. Onderstaande tabel geeft op verschillende momenten de toetsing aan het uitgavenkader weer voor het jaar 2002. De stand op basis van de Miljoenennota 2003 is hierbij het uitgangspunt vanwege het feit dat het huidige kabinet de kaders voor de kabinetsperiode opnieuw heeft vastgesteld. Zoals blijkt uit de tabel zijn de uitgaven in 2002 licht boven het opnieuw vastgestelde kader uitgekomen. De forse overschrijding van het uitgavenkader Zorg werd nagenoeg gecompenseerd door onderschrijdingen bij het uitgavenkader Rijksbegroting in enge zin en het uitgavenkader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid.

In het navolgende wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste ontwikkeling van de netto-uitgaven sinds de Miljoenennota 2002. Vervolgens worden de netto-uitgaven aan het uitgavenkader getoetst.

Tabel 1.4.1: De netto-uitgaven, uitgavenkader en toetsing in 20021 (x € miljard)
 Rbg-engSZAZorgTotaal
A. Netto-uitgaven    
1. Totale netto-uitgaven stand MN 200288,553,231,5173,2
Nominaal0,250,050,220,51
Rente0,04  0,04
HGIS– 0,41  – 0,41
EU– 1,10  – 1,10
GF/PF0,16  0,16
Werkloosheid en Bijstand 0,09 0,09
Intensiveringen0,290,000,370,65
Overig (w.v. onvermijdelijke tegenvallers)– 0,01– 0,020,880,86
2. Totale netto-uitgaven stand FJR 200287,753,333,0174,0
     
B. Uitgavenkader    
3. Uitgavenkader MN 200388,153,532,2173,8
Technische mutatie0,000,000,100,20
4. Uitgavenkader FJR 200288,153,532,3174,0
     
C. Uitgaventoetsing    
5. Toetsing stand FJR 2002 (5=2–4)– 0,4– 0,20,70,1

1 Als gevolg van afronding kan de som der delen 0,1 afwijken van het totaal; uitgaven in prijzen 2002.

Bij het indienen van Miljoenennota 2003 werd door het nieuwe kabinet het uitgavenkader vastgesteld voor 2002. De uitgaven voor de zorg zijn sindsdien verder opgelopen, waardoor de bij Miljoenennota 2003 vastgestelde ijklijn Zorg met 0,7 miljard euro (Budgettair Kader Zorg 0,8 miljard euro) is overschreden. Daar tegenover staat dat de uitgaven bij het kader Rbg-eng en SZA onder het vastgestelde uitgavenplafond zijn gebleven (met respectievelijk 0,4 en 0,2 miljard euro), waardoor er sprake is van een kleine overschrijding van het totale uitgavenkader van 0,1 miljard euro.

1.5 De ontvangsten

belastingen, premies en aardgasbaten

Het totaal van de belastingen, premies en aardgasbaten op EMU-basis is naar huidige inzichten 7,4 miljard euro lager uitgekomen dan de raming bij de Ontwerpbegroting, zoals opgenomen in de Miljoenennota 2002. In deze paragraaf zullen de realisaties en de afwijkingen ten opzichte van de Miljoenennota worden gepresenteerd. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar bijlage B3.

Tabel 1.5.1: Belastingen, premies en aardgasbaten, op EMU-basis (x € miljard)
 MN 2002FJR 2002Verschil
Belastingen112,0105,1– 6,9
Premies61,761,2– 0,6
Aardgasbaten2,32,40,1
Totaal176,0168,6– 7,4

Belastinginkomsten

belastingen

De totale belastingontvangsten zijn in vergelijking met de Miljoenennota 2002 6,9 miljard euro lager uitgekomen. Dit is voor 0,3 miljard euro het gevolg van de doorwerking van de realisatie 2001, voor 0,2 miljard euro het gevolg van een neerwaartse bijstelling van autonome mutaties en voor 6,4 miljard euro het gevolg van endogene ontwikkelingen. De belastingen vallen meer tegen dan op grond van de ontwikkeling van de economische groei verwacht zou worden.

Op grond van de lagere economische groei zou verwacht mogen worden dat de inkomsten 1,6 miljard euro lager zouden uitvallen. De resterende 4,8 miljard euro is het gevolg van een sterkere daling van de inkomsten dan op grond van de economische ontwikkeling verwacht zou kunnen worden. Dit wordt vrijwel volledig verklaard door fors lagere ontvangsten bij de vennootschapsbelasting over het huidige jaar en over oude belastingjaren en tegenvallende ontvangsten bij de dividendbelasting en de belastingen op een milieugrondslag. De lagere vennootschapsbelasting en dividendbelasting hangen samen met de lagere winstontwikkeling. De winsten zijn relatief sterk afgenomen mede door een toenemend aandeel van de loonkosten. De overige belastingsoorten vertonen gemiddeld een endogene groei die gelijk is aan de economische groei.

Tabel 1.5.2: Belastingontvangsten op EMU-basis in 2002 (x € miljard)
 MN 2002FJR 2002Verschil
Kostprijsverhogende belastingen57,955,8– 2,1
Omzetbelasting35,033,5– 1,5
Belastingen op een milieugrondslag3,62,9– 0,7
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten19,319,40,1
    
Belastingen op inkomen, winst en vermogen53,049,1– 3,9
Loon- en Inkomstenbelasting28,328,30,0
Vennootschapsbelasting19,115,4– 3,7
Dividendbelasting3,73,5– 0,2
Overig, incl. niet nader toe te rekenen1,91,90,0
Totaal belastingen op kasbasis110,9105,0– 6,0
Aansluiting naar EMU-basis (EMU-KTV)11,10,1– 0,9
Totaal belastingen op transactiebasis112,0105,1– 6,9

1 Bij de berekening van het EMU-saldo wordt uitgegaan van het transactiebegrip. Hierdoor worden bijvoorbeeld de BTW-ontvangsten over januari toegerekend aan het voorliggende jaar.

De premieontvangsten

premies

De premieontvangsten 2002 op EMU-basis worden geraamd op 61,2 miljard euro. Dit is 0,6 miljard euro lager dan in Miljoenennota 2002. Deze lagere inkomsten zijn vrijwel volledig het gevolg van neerwaartse endogene bijstellingen.

Tabel 1.5.3: Premie-ontvangsten FJR 2002 t.o.v. Miljoenennota 2002, op EMU-basis (x € miljard)
 MN 2002FJR 2002Verschil
Volksverzekeringen31,831,2– 0.6
Werknemersverzekeringen29,929,90,0
Totaal61,761,2– 0,6

Aardgasbaten

aardgasbaten

In 2002 zijn de aardgasbaten (niet-belastingontvangsten exclusief FES) uitgekomen op 2,4 miljard euro. Dit is 0,1 miljard euro hoger dan geraamd in de Miljoenennota 2002. Dit is het saldo-effect van een hogere olieprijs en een goedkopere dollar.

1.6 Het EMU-saldo en de EMU-schuld

EMU-saldo

Na drie jaren van overschotten is in 2002 weer sprake van een tekort. De neergang van de economische groei, die eind 2001 inzette, heeft zich in 2002 sterk doorgezet. Dit heeft zijn effect op de overheidsfinanciën niet gemist. Ten opzichte van Miljoenennota 2002 is het EMU-saldo ruim 2 procentpunt lager uitgekomen. De verslechtering van het EMU-saldo en het lagere BBP hebben ertoe geleid dat de EMU-schuldquote is bijgesteld van 47,7% BBP in Miljoenennota 2002 naar 52,6% BBP in dit Financieel Jaarverslag. Ten opzichte van het jaar 2001 is de schuldquote in 2002 nagenoeg onveranderd gebleven.

Tabel 1.6.1: Ontwikkeling EMU-saldo en EMU-schuld 2002 (in % BBP)
 MN 2002FJR 2002Verschil
EMU-saldo (– = tekort)1,0– 1,2– 2,2
EMU-schuld47,752,64,9

Het EMU-saldo is opgebouwd uit verschillende onderdelen uit de collectieve sector. Uit onderstaande tabel blijkt dat er vooral een verslechtering van het saldo is ontstaan bij de Centrale Overheid en bij het saldo Sociale Fondsen. Zoals in de voorgaande paragraaf is beschreven, kan dit vooral worden toegeschreven aan tegenvallende inkomsten.

Tabel 1.6.2: Aansluiting EMU-saldo 2002 van MN 2002 naar FJR 2002 (x € miljard)
1. EMU-saldo MN 20024,3
2. Mutatie Centrale Overheid– 6,1
3. Mutatie Sociale Fondsen– 3,1
4. Mutatie Lokale Overheid/RWT's– 0,5
5. EMU-saldo FJR 2002 (5=1+2+3+4)– 5,4

EMU-schuld

Tabel 1.6.2 geeft de mutatie in de EMU-schuld weer tussen 2001 en 2002. Naast het EMU-saldo zijn de zogenoemde kas-transactieverschillen1 en financiële transacties – bijvoorbeeld aankopen van staatsdeelnemingen en studieleningen – relevant voor de bepaling van de mutatie in de schuld. De nominale schuld is in 2002 met circa 7 miljard euro toegenomen van 227 miljard euro naar 234 miljard euro.

Tabel 1.6.3: Aansluiting EMU-schuld 2001 naar FJR 2002 (x € miljard)
1. EMU-schuld 1 januari 2002226,8
2. EMU-saldo– 5,4
3. Kas-transactieverschillen/financiële transacties en overig– 1,6
4. EMU-schuld ultimo 2002233,8

EMU-saldo en EMU-schuld 2000, 2001, 2002 in Europees perspectief

Europees perspectief

De meeste lidstaten van de Europese Unie zijn in 2002 geconfronteerd met een verslechtering van hun EMU-saldo onder invloed van de verslechtering van de conjuncturele situatie in Europa. Nederland neemt, net zoals in de afgelopen jaren, een middenpositie in: 6 landen hebben een slechter EMU-saldo en 8 landen hebben een beter EMU-saldo. Het EMU-saldo van Nederland is nog wel beter dan het gemiddelde van – 1,9% van de Europese Unie. Het gemiddelde EMU-saldo wordt sterk negatief beïnvloed door de drie grote Europese landen Duitsland, Frankrijk en Italië. Het EMU-saldo van Duitsland en Frankrijk is in 2002 door de maximum drempelwaarde van het EMU-tekort van – 3% gezakt. Het EMU-saldo van Portugal is verbeterd van 2001 op 2002 van – 4,2% naar– 2,7%. Er zijn vier landen met een overschot. Zweden, Denemarken, Luxemburg en Finland zijn in staat gebleken een positief EMU-saldo vast te houden. Het EMU-saldo van België is precies in evenwicht.

Grafiek 1.6.1: Het EMU-saldo in Europees perspectiefkst-28880-1-8.gif

Bron: Persbericht Eurostat 17 maart 2003. Het saldo in 2000 voor Nederland is exclusief de UMTS-opbrengsten van 0,7 procentpunt BBP.

EMU-schuldquote

De gemiddelde EMU-schuldquote in de EU bedroeg 62,5% BBP in 2002. De Nederlandse schuldquote van 52,6% BBP ligt dus onder het gemiddelde en eveneens onder de referentiewaarde van 60% BBP. Luxemburg heeft met 5,7% BBP de kleinste schuldquote; drie landen (Griekenland, België en Italië) hebben een schuldquote van boven de 100%. Deze drie landen hebben, net zoals Duitsland en Oostenrijk, een EMU-schuldquote die hoger is dan de referentiewaarde van 60% BBP.

Grafiek 1.6.2: De EMU-schuld in Europees perspectiefkst-28880-1-9.gif

Bron: Maartnotificatie Europese Commissie.

2. Resultaatgericht management

2.1 Inleiding

volledige VBTB-cyclus

Het begrotingsjaar 2002 is het eerste jaar waarover volgens de VBTB-uitgangspunten over beleid en financiën verantwoording wordt afgelegd: een belangrijke stap voorwaarts in de richting van een resultaatgerichte overheid. Doelstelling van VBTB is dat de focus op resultaat zich niet beperkt tot begroting en jaarverslag, maar doorwerkt in alle ondersteunende processen die dienstbaar zijn aan het realiseren van de beleidsdoelstellingen. De ontwikkelingen op het gebied van de bedrijfsvoering en het toezichtprogramma zijn hiervan goede voorbeelden.

In dit hoofdstuk worden enkele rijksbrede ontwikkelingen op het vlak van resultaatgericht overheidshandelen en specifieke ontwikkelingen op het vlak van bedrijfsvoering en toezicht beschreven. Na dit hoofdstuk is, op verzoek van de Tweede Kamer, de vijfde VBTB-voortgangsrapportage opgenomen. Voordat op deze ontwikkelingen wordt ingegaan, volgt eerst een korte schets van het ontstaan van het VBTB-project bij de rijksoverheid.

historie VBTB

Historie VBTB

De heroverwegingsnota Verder Bouwen aan Beheer introduceerde in 1991 de idee van resultaatgericht management voor de rijksoverheid. Kenmerken hiervan zijn integraal management, sturen op hoofdlijnen, afspraken maken over producten/prestaties en daarvoor te maken kosten en kwaliteit, systematische verantwoording en periodieke doorlichting van dit systeem. Het was ook de start van het agentschapmodel, waarbij – ter ondersteuning van de doelmatigheid – onderdelen van de rijksoverheid de mogelijkheid krijgen een afwijkend en afgezonderd beheer te gaan voeren. Het voeren van een baten-lastenstelsel is later verplicht gesteld voor deze diensten, waarmee een eerste stap werd gezet op weg naar een baten-lastenstelsel bij de rijksoverheid.

Mede vanuit de Tweede Kamer is in 1997 met het rapport Jaarverslag in de Politieke Arena een extra versnelling en een kwaliteitsverbetering gericht op de inhoud van de verantwoordingen in gang gezet. Kwaliteit aan de achterkant, in verantwoordingen, kan niet zonder kwaliteit aan de voorkant in de begrotingen. Dit gegeven was de aanleiding voor het kabinet voor het opstellen van de nota Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB). Uiteindelijk zijn in deze nota de behoefte aan meer toegankelijkheid, samenhang en beleidsmatige inhoud van de budgettaire documenten en het rijksbreed verder brengen van het concept van resultaatgericht management samengebracht. De centrale gedachte van VBTB is dat dit bereikt kan worden door maatschappelijke en politiek herkenbare beleidsdoelen als richtinggevend principe in de begroting te hanteren. Ministers dienen hiervoor zo concreet mogelijk aan te geven wat ze willen bereiken, wat ze daarvoor gaan doen en wat dat mag gaan kosten (de inmiddels bekende WWW-vragen). Door het departementale jaarverslag het exacte spiegelbeeld in realisatietermen van de departementale begroting te laten zijn, wordt systematische en resultaatgerichte verantwoording mogelijk.

2.2 Nieuwe rijksbrede ontwikkelingen op het vlak van resultaatgericht overheidshandelen

Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf

Een beleidsmatige begroting en jaarverslag zijn niet de enige uiting van een algemene ontwikkeling naar meer resultaatgerichtheid in het overheidshandelen. Eind 2002 is het traject Beter Bestuur voor Burger en Bedrijf (B4) van start gegaan. Dit traject – als invulling van de doelstelling «daadkracht zonder bureaucratie» – bestaat uit een aantal kleinere projecten die ieder op hun eigen wijze bijdragen aan transparantie over publieke doelen en prestaties en verbetering van de kwaliteit van het overheidshandelen, onder andere door reductie van regelgeving, bevorderen van benchmarking en een moderne en efficiëntere overheid. In dit kader zal in 2003 worden bezien of deregulering op het terrein van de bedrijfsvoering binnen het Rijk kan worden doorgevoerd.

kwaliteitsagenda

In een interdepartementaal opgestelde Kwaliteitsagenda zijn voorstellen gedaan die moeten bijdragen aan de ontkokering en vermaatschappelijking van probleemoplossingen, de prestaties van de overheid meer centraal stellen, bevorderen dat handhaving en toezicht systematischer, meer samenhangend en consequenter worden georganiseerd en er voor zorgen dat er meer oog is voor kwaliteit van de eigen organisatie, ondermeer met ICT-middelen en aandacht voor hoogwaardig personeel. Wat dat laatste betreft is er veel in gang gezet met de voorstellen van de commissie Van Rijn. Verbetering van de sturing op gedrag en resultaat staat daarbij voorop.

uitwerking Strategisch Akkoord

Een andere hier te noemen impuls voor de focus op resultaat is de uitwerking van het Strategisch Akkoord 2002 in beleidsprogramma's. Per ministerie zijn voor elk voornemen uit het Strategisch Akkoord het doel, de te ondernemen acties, de betrokken actoren en de deadline aangegeven. De Algemene Rekenkamer concludeerde op basis van deze inspanningen dat ⅘ van de beleidsprioriteiten goede mogelijkheden voor een resultaatgerichte verantwoording bood. Winst is nog te behalen door een betere relatie te leggen tussen enerzijds de beleidsagenda's en anderzijds de doelen, activiteiten/instrumenten en prestaties op de beleidsartikelen in de departementale begrotingen.

Kwaliteitsplan Auditfunctie Rijksdienst

Op 1 februari 2002 is het Kwaliteitsplan Auditfunctie Rijksdienst vastgesteld. Dit plan vormt een nadere uitwerking van de visie die door de IBO-werkgroep Competitieve Dienstverlening Accountancy (commissie Kordes) is neergelegd in haar rapport De Auditfunctie in het VBTB-tijdperk. Resultaatgericht management (i.e. VBTB) leidt ertoe dat het politieke en ambtelijke management van de departementen behoefte heeft aan een bredere auditfunctie dan de traditionele accountantsfunctie. De focus op resultaat vraagt om een moderne auditfunctie, die zich richt op oordeelsvorming en advisering over de gehele bedrijfsvoering. De auditfunctie kan als instrument voor het politieke en ambtelijke management van de departementen worden ingezet om verbeteringen in de bedrijfsvoering te onderkennen en door te voeren.

2.3 Bedrijfsvoeringthema's resultaatgerichte overheid

Verbeteringen informatievoorziening bedrijfsvoering

Kernmodel Financiële Informatievoorziening

oprichting KIBO

In 2002 is een aantal acties ingezet op het terrein van de informatievoorziening met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de ondersteuning van bedrijfsvoering binnen het Rijk. Er zijn drie acties in het bijzonder te benoemen. De eerste betreft de vernieuwing van de financiële informatievoorziening. Een geactualiseerde versie van het Kernmodel Financiële Informatievoorziening is opgesteld. In dit kernmodel is de vigerende wet- en regelgeving vertaald naar een model van werkprocessen. Het gebruik van dit kernmodel bevordert de uniformering van werkprocessen, als gevolg waarvan bijvoorbeeld efficiencyvoordelen zijn te behalen bij de aanschaf van standaardsystemen. De tweede actie betreft de oprichting in 2002 van een kenniscentrum voor de informatievoorziening met betrekking tot de bedrijfsvoering van de overheid (KIBO). Dit initiatief vloeit direct voort uit een kabinetsbesluit uit december 2001, waarbij het kabinet instemde met een verbeterprogramma voor de kwaliteit van de informatievoorziening. Het KIBO verzamelt, verrijkt en verspreidt kennis op het gebied van informatievoorziening voor de bedrijfsvoering. De opgedane kennis heeft vooral meerwaarde bij pakketselectie- en implementatietrajecten en bij de informatiekundige doorvertaling van beleidsbeslissingen naar bedrijfsvoering. De laatste hier te noemen actie behelst een onder zoek naar de mogelijkheden voor de verbetering van de publicatie van de begrotings- en verantwoordingsstukken op het Internet.

Tweede rijksbrede evaluatie agentschapmodel1

evaluatie agentschapmodel

In juni 2002 is de tweede rijksbrede evaluatie van het agentschapmodel voltooid. Hieruit blijkt dat het agentschapmodel bijdraagt aan een doelmatige bedrijfsvoering. Wel wordt een aantal aanscherpingen in het model voorgesteld om tot een verdere doelmatigheidsverbetering in de bedrijfsvoering van agentschappen te komen. Een aantal van deze aanscherpingen hebben betrekking op het explicieter uit de instellingsvoorwaarden – die bedoeld zijn om vast te kunnen stellen of een kandidaat-agentschap in voldoende mate is toegerust om te kunnen werken volgens het agentschapmodel – laten komen wat met de voorwaarden beoogd wordt. Enkele andere conclusies zijn dat de Regeling Leen- en Depositofaciliteit een te grote administratieve last inhoudt en er een directe relatie gewenst is tussen risico's en de maximale vermogensomvang voor agentschappen. Tevens wordt geconcludeerd dat het baten-lastenstelsel, waarin het mogelijk is vermogen te vormen in relatie tot het tonen van resultaat en voorzieningen te treffen in relatie tot de risico's, een belangrijke bijdrage levert aan een doelmatigere bedrijfsvoering bij agentschappen. Tot slot blijkt uit de evaluatie dat een aantal bestaande agentschappen nog niet in voldoende mate toegerust is om goed te kunnen werken met een resultaatgericht besturingsmodel.

Het kabinet onderschrijft in hoofdlijnen de conclusies van de evaluatie. De resultaten van de evaluatie zijn een bevestiging van het huidige beleid inzake agentschappen en bieden handreikingen om te komen tot verdere kwaliteitsverbeteringen. Een deel van deze verbeteringen is reeds in 2002 afgerond. Zo is in de instellingsvoorwaarden explicieter aangegeven wat de essentie van de voorwaarden is. Inhoudelijk zijn met name de verlenging van de proefperiode van een half jaar tot een heel jaar en een verplichte nulmeting van de doelmatigheid bij de start als agentschap relevant. Daarnaast is de administratieve afhandeling bij gebruikmaking van de leen- en depositofaciliteit vereenvoudigd. Hiervoor is de Regeling Leen- en Depositofaciliteit aangepast en vanaf 1 januari 2003 van kracht.

Een aantal verbeteringsacties waarmee in 2002 gestart is, zal in 2003 voortgezet worden. Zo wordt ten aanzien van alle agentschappen die in de evaluatie meegenomen zijn, een kwaliteitsslag gemaakt door deze diensten te toetsen aan de aangescherpte instellingsvoorwaarden. Veelal zijn deze agentschappen tot stand gekomen onder lichtere instellingsvoorwaarden. Op 31 december 2004 moeten deze agentschappen voldoen aan de instellingsvoorwaarden die ook gelden voor alle toekomstige nieuwe agentschappen. Tevens wordt in 2003 onderzocht in welke mate het mogelijk is een eenduidige aansluiting te bereiken tussen het risicobeleid van de agentschappen en de maximering van het eigen vermogen en het treffen van voorzieningen.

Eigentijds begroten

Eigentijds begroten

In de Miljoenennota 2002 stond de principebeslissing verwoord voor de invoering van een baten-lastenstelsel door het rapport van de Beleidsgroep Begrotingsstelsel grotendeels over te nemen. Begroten en verantwoorden op basis van kosten (een baten-lastenstelsel) kan bijdragen aan verbetering van de doelmatigheid van de overheid.

De invoering van dit stelsel, het Eigentijds begrotingsstelsel, is in 2002 nader onderzocht en uitgewerkt. Hierbij zijn ook de ervaringen betrokken die zijn opgedaan bij agentschappen. Deze diensten hanteren al een soortgelijk comptabel stelsel.

Interdepartementale Beleidsonderzoeken

Interdepartementale Beleidsonderzoeken

In het verslagjaar is op het terrein van de Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO's) veel gebeurd. Dit geldt in de eerste plaats voor de onderwerpen waartoe reeds in het jaar 2001 besloten is1. Alle onderzoeken zijn in 2002 afgerond en naar de Tweede Kamer gestuurd, met uitzondering van het onderzoek betreffende het beleidskader internationale organisaties (zie tabel hierna).

Tabel 2.3.1: Interdepartementale onderzoeken 2001–2002 (IBO's)
 DepartementOnderwerp
1JustitieRechtsbijstand
2BZKDoelmatigheid inburgeringsbeleid
3OC&WBeroepsonderwijs
4SZWAlimentatiebeleid
5VWSBeheersing arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de zorgsector
6V&WBenuttingsmaatregelen spoor
7VROMAfvalverwijdering
8BuZaBeleidskader werving en opvang internationale organisaties
9EZ/FinanciënTechnologiebeleid
10LNVHeroriëntatie landbouwbeleid

In het najaar van 2002 is eveneens een nieuwe ronde met IBO-onderzoeken gestart (zie tabel hierna). De resultaten hiervan komen eerst in 2003 beschikbaar.

Tabel 2.3.2: Onderwerpselectie voor de ronde 2002–2003 (IBO's)
 DepartementOnderwerp
1BuZaEffectiviteit en coherentie van ontwikkelingssamenwerking
2Justitie/BZKDoorlichting regelgeving executieve politietaken
3OC&WCollegegelddifferentiatie
4Financiën/VWS/SZWUitvoering van inkomensafhankelijke regelingen
5DefensieEuropese defensiecapaciteiten
6V&WBekostiging waterbeheer
7LNV/VROMVogel- en habitatrichtlijn
8VWSMaatschappelijke opvang
9HorizontaalDecentralisatie arbeidsvoorwaarden: marktwerking en resultaatgerichte bekostingingsstructuur

2.4 Toezichtprogramma 2002

Financieel beheer

financieel beheer departementen

Het afgelopen jaar is de aandacht voor het financieel management en de bedrijfsvoering vanuit het departementale management, mede als gevolg van VBTB, versterkt. Over het algemeen beschikken de departementen steeds meer over een goed opgezet management control systeem, waardoor het mogelijk is om de bedrijfsprocessen op een adequate wijze te sturen en te beheersen. De rol van het «audit committee» is daarbij duidelijk versterkt. Wanneer zich knelpunten voordoen, worden deze over het algemeen tijdig gesignaleerd en op adequate wijze aangepakt. De wijze waarop door het management van het ministerie van VROM de huursubsidieproblematiek is opgepakt toen de knelpunten naar voren kwamen, is hier een goed voorbeeld van, ondanks dat een en ander heeft geleid tot een accountantsverklaring met beperking bij de financiële verantwoording. Ook de centrale monitoring van de implementatie en de werking van verbetermaatregelen bij de departementen is versterkt. De versterkte aandacht en monitoring leiden ertoe dat over het afgelopen jaar in algemene zin gesproken kan worden van een ordelijk financieel beheer en een goede vooruitgang bij de vorig jaar bestaande knelpunten, met uitzondering van enkele knelpunten. Deze knelpunten hebben zich in 2002 voorgedaan bij de ministeries van VROM (huursubsidie en bodemsanering), OC&W (toezichtvisie/HBO-fraude) en V&W (RWS/Bouwdienst). Bij het ministerie van Justitie hebben zich op meerdere fronten knelpunten voorgedaan (waaronder het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Rechtspraak, beheer van de personele uitgaven en beheer bestuursdepartement).

Hoewel de aandacht voor het financieel beheer bij het (top)management en de monitoring door de directies Financieel Economische Zaken en de departementale accountantsdiensten zich positief ontwikkelen, vormen de naleving van de procedures, de implementatie en de borging van maatregelen bij de beleidsdirecties nog te vaak een probleem. Dit wordt in belangrijke mate veroorzaakt door een in algemene zin te weinig op financieel beheer gerichte cultuur bij beleidsdirecties. Het financieel beheer krijgt daardoor op het niveau van de beleidsdirecties soms te weinig aandacht en heeft ten opzichte van de beleidsontwikkeling een (te) lage prioriteit. Hoewel veel aandacht voor het beleid bij de beleidsdirecties terecht is, is het voor het bereiken van de beleidsdoelstellingen noodzakelijk dat er ook daar oog is voor een adequaat niveau van (financieel) beheer. Dit geldt met name bij de departementen waar zich in 2002 knelpunten hebben voorgedaan. Hier vergt dit punt, en de borging daarvan in de organisatie, bijzondere aandacht. Zo bevat bijvoorbeeld bij OC&W het Actieplan Rekenschap de acties gericht op het oplossen van genoemde knelpunten. Daarnaast heeft de Tweede Kamer inmiddels een brief met voornemens naar aanleiding van de motie Joldersma ontvangen.

evaluatie baseline financieel en materieelbeheer

De aangekondigde evaluatie van de baseline financieel en materieelbeheer is medio vorig jaar uitgevoerd. Uit de evaluatie bleek dat nagenoeg alle ministeries van mening zijn dat de doelstelling van de baseline wordt gerealiseerd. Daarbij wordt opgemerkt dat de baseline is ontstaan door onvoldoende duidelijkheid omtrent de harde normen in de bestaande rijksbrede regelgeving. Om te voorkomen dat er allerlei verschillende – door controleurs opgelegde – normenkaders ontstaan, zijn de algemene rijksbrede normen nu in de baseline geëxpliciteerd en in toetsingscriteria vertaald. Het gaat hierbij niet om nieuwe eisen, maar om het verduidelijken en systematiseren van reeds bestaande eisen. Uit de evaluatie blijkt voorts dat meer dan de helft van alle ministeries aan de criteria van de baseline voldoet. Afgesproken is dat alle ministeries met ingang van 2003 aan de baseline zullen voldoen.

Financieel beheer agentschappen

financieel beheer agentschappen

De nader geoperationaliseerde instellingseisen voor nieuwe agentschappen zijn de randvoorwaarden voor een verantwoorde invoering van een resultaatgericht besturingsmodel in combinatie met een baten-lastenstelsel. De instellingseisen zijn verder uitgewerkt in de wegwijzers baten-lastendiensten (editie 2002). Het is van belang dat ook de reeds bestaande agentschappen voldoen aan de nader geoperationaliseerde instellingseisen (zie hiervoor).

In 2002 is er één agentschap bijgekomen, zodat er over 2002 in totaal 24 agentschappen waren. In algemene zin is er sprake van verbeteringen bij de bestaande knelpunten en aandachtspunten in het financieel beheer van de agentschappen. Verdere verbeteringen zijn echter noodzakelijk. Bij een aantal agentschappen lopen de verbeterprogramma's door in 2003 (CJIB, KLPD, ITO, DTO en RGD). Het is van belang dat eenmaal bereikte verbeteringen goed worden geborgd en gemonitord in de organisatie. In 2003 zijn bij een aantal agentschappen reorganisaties in gang gezet (onder andere RGD, DTO en ITO), waardoor er extra aandacht nodig is voor de kwaliteit van het financieel beheer, teneinde de risico's op een tijdelijke terugval in dit beheer, die inherent zijn aan een reorganisatie, te beheersen. Teleurstellend is het dat, evenals vorig jaar, bij de agentschappen DTO, KLPD en ACBG, alsmede dit jaar ook bij het ITO, geen goedkeurende accountantsverklaringen zijn afgegeven, maar verklaringen met beperking (DTO, ITO en ACBG) of een afkeurende verklaring (KLPD). Hoofdoorzaak daarvan is het onvoldoende naleven van de Europese aanbestedingsregels. Door de betrokken agentschappen zijn inmiddels verbeterplannen ontwikkeld om de naleving te verbeteren.

Materieelbeheer

materieelbeheer

Over het geheel genomen is het materieelbeheer bij de departementen verbeterd. Mede door VBTB en in het bijzonder de af te geven Mededeling over de bedrijfsvoering heeft het materieelbeheer meer aandacht van het management. Dit alles neemt niet weg dat een verdere verbetering van het materieelbeheer noodzakelijk blijft. Dit geldt in het bijzonder voor het ministerie van Defensie. Alhoewel forse inspanningen zijn geleverd om het materieelbeheer in 2002 te verbeteren, vormt het materieelbeheer bij enkele eenheden van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht, mede gezien de omvang van de materiële goederen, nog een belangrijk aandachtspunt.

Informatiebeveiliging

Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst

Een goede, beveiligde informatievoorziening is een belangrijke basisvoorwaarde voor de continuïteit van de bedrijfsprocessen. Het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) uit 1994 (tot stand gekomen onder coördinatie van BZK) geeft voor de rijksoverheid de kaders en richting aan. In 2002 waren de activiteiten van de departementen erop gericht om het VIR voor het gehele departement voor alle bedrijfsprocessen te implementeren. Alle departementen hebben dit nagenoeg gerealiseerd. Bij een aantal onderdelen van departementen blijft de realisatie nog enigszins achter. Bij de meeste departementen waar de implementatie van het VIR achterloopt, is het de verwachting dat medio 2003 ook hier het VIR volledig zal zijn geïmplementeerd.

Toezicht op RWT's en ZBO's

toezicht op RWT's en ZBO's

Het kabinet heeft uitgesproken dat departementen hun beleidsmatige visie op toezicht gericht op rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) zullen vastleggen in een visie op het voor het beleid relevante niveau. Op dit gebied is een lichte vooruitgang geboekt ten opzichte van vorig jaar. Vrijwel alle departementen hebben inmiddels een toezichtvisie vastgesteld (met uitzondering van Justitie, BZK, Buitenlandse Zaken en Financiën). De departementen die nog geen toezichtvisie hebben, vullen het toezicht over het algemeen van onder af in. Dit betekent dat het formuleren van een algemene toezichtvisie of toezichtvisie per sector of beleidsterrein het sluitstuk vormt van dit traject.

De Algemene Rekenkamer heeft in het RWT3-rapport opmerkingen gemaakt over de beperkte voortgang door de departementen. De Tweede Kamer heeft onlangs in een Algemeen Overleg over dit RWT3-rapport gevraagd om een concreet tijdpad voor de totstandkoming van de toezichtvisies. Binnenkort zullen de coördinerende ministers van Financiën en BZK in een brief aan de Tweede Kamer ingaan op de tijdpaden voor het formaliseren van toezichtvisies door departementen.

Bij die departementen die reeds beschikken over een vastgestelde toezichtvisie, maken de aspecten bedrijfsvoering en rechtmatigheid hier onderdeel van uit. Hierbij is nog een aandachtspunt dat nog niet alle RWT's beschikken over accountantsverklaringen met specifieke oordelen over de rechtmatigheid. Met name bij RWT's die tarief- en premiegefinancierd zijn, moet op dit punt nog een inhaalslag worden gemaakt. De minister van Financiën heeft in het betreffende Algemeen Overleg toegezegd dat hij erop zal toezien dat deze verklaringen beschikbaar komen. Het reviewbeleid (zie ook hieronder) vormt over het algemeen nog geen onderdeel van de toezichtvisie. Dit zal voor de departementen die het betreft een nadrukkelijk aandachtspunt moeten zijn. De vertaling van de toezichtvisie naar specifieke toezichtarrangementen is door alle departementen ter hand genomen. Voor zover dit traject nog niet is afgerond, lopen de gehanteerde tijdpaden uiteen van 2003 tot en met 2005.

Reviewbeleid

reviewbeleid

Naar aanleiding van beheersmatige problemen en vermeende gevallen van oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude (zoals het beheer van de ESF-middelen, de HBO-fraude en de bouwfraude) zijn binnen de overheid vragen gerezen over de betekenis van afgegeven accountantsverklaringen door openbare accountants. De overheid stelt vaak bijzondere eisen aan de uitvoering van controles door instellingsaccountants. De verwachtingen die de overheid heeft, stemmen niet altijd overeen met de wijze waarop de instellingsaccountant zijn werkzaamheden verricht. Door als overheid dossieronderzoek (reviews) te verrichten, wordt een beeld verkregen van de taakuitvoering van de instellingsaccountant. Voor een succesvolle inzet van het instrument accountantsverklaring is een aantal elementen van belang:

• van tevoren duidelijk in kaart brengen welke risico's verantwoordingsinformatie met zich meebrengt, in welke mate een accountantsverklaring deze risico's kan afdekken en hoe hierover moet worden gecommuniceerd (het voortraject);

• beoordeling van de rapportage van de accountantscontrole (en de verantwoording waar deze betrekking op heeft) door de beleidsafdeling en een goede follow-up van de uitkomsten van deze beoordeling;

• ontwikkelen van een departementaal reviewbeleid, waarbij op basis van een risicoanalyse een selectie wordt gemaakt van de te houden reviews;

• goede follow-up van bevindingen uit reviews. Aanwezigheid en toepassing van sanctiebeleid, daar waar instellingsaccountants hun controlewerkzaamheden ontoereikend uitvoeren.

In algemene zin wordt bij de departementen bij de totstandkoming van wet- en regelgeving aandacht geschonken aan verantwoordingsinformatie en accountantscontrole en is er een toenemende aandacht voor de beoordeling van de ontvangen controle-informatie door de beleidsdirecties. Deze beoordeling vindt echter nog maar bij ruim de helft van de departementen structureel plaats. Ook de follow-up van de beoordeling is nog voor verbetering vatbaar. Vrijwel alle departementen hebben inmiddels een reviewbeleid vastgesteld. Bij het ministerie van Justitie is het reviewbeleid nog in ontwikkeling, bij het ministerie van VROM is alleen voor het beleidsterrein Milieu een reviewbeleid ontwikkeld. Belangrijk aandachtspunt is het opnemen van het reviewbeleid in de toezichtvisie (zie hiervoor). Bij de meeste departementen is er een beleid voor de follow-up van de bevindingen uit de reviews. Het sanctiebeleid, indien de instellingsaccountants hun controlewerkzaamheden ontoereikend hebben uitgevoerd, verdient bij de meeste departementen nog extra aandacht.

Doreac

In 2002 is ook de interdepartementale doorlichting van subsidie- en overige regelingen met betrekking tot de wenselijkheid van een (verplichte) accountantsverklaring (Doreac) afgerond. Het Doreac-gedachtegoed zal op de departementen nu ook worden gebruikt voor nieuwe regelingen.

Integriteitsaudits

integriteitsaudits

De ontwikkelingen ten aanzien van audits naar de uitvoering van het integriteitsbeleid geven de laatste jaren een positief beeld weer. Tot 2001 besteedden de accountantsdiensten niet of nauwelijks aandacht aan integriteitsaspecten, met uitzondering van de reguliere controle van de administratieve organisatie en de interne controle. Mede als gevolg van de ontwikkelingen rondom de parlementaire enquête Bouwnijverheid is integriteit bij het Rijk nadrukkelijk onder de aandacht gekomen. In dit kader is vanuit het ministerie van Financiën de Handreiking Integriteitsaudit ontwikkeld, inclusief een rijksbreed toetsingskader dat door departementen kan worden gebruikt bij de uitvoering van integriteitsaudits. De vier bouwdepartementen (V&W, VROM, Defensie en LNV) hebben op basis van deze handreiking in 2002 integriteitsaudits uitgevoerd. Het ministerie van Financiën heeft in 2002 voorbereidingen getroffen voor het uitvoeren van een integriteitsaudit. Het ministerie van EZ heeft in 2001 een verkennend onderzoek gedaan naar integriteit. De meeste andere departementen hebben een audit gepland voor 2003. Daarbij is bij het merendeel van de departementen de integriteitsaudit ook opgenomen in de reguliere controle of in het auditplan. De integriteitsaudit wordt, afhankelijk van de opdracht, in de meeste gevallen uitgevoerd in multidisciplinaire teams.

Europese subsidies

Europese subsidies

Een groot deel van de programma's uit de periode 1994–1999 is in 2002 afgesloten. Het is de decentrale beheersautoriteiten evenwel niet in alle gevallen gelukt om de einddeclaraties tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 30 juni 2002, bij de Europese Commissie in te dienen. Dit heeft niet automatisch negatieve financiële consequenties, maar de Europese Commissie kan besluiten de aanspraak op het eventueel resterende subsidiesaldo niet te honoreren. De ingediende eindrapportages zijn door de verantwoordelijke ministeries getoetst op inhoud en volledigheid.

Conform afspraak is de Tweede Kamer eind oktober per brief van de staatssecretaris van Economische Zaken geïnformeerd over de financiële en inhoudelijke voortgang van de programma's 2000–2006 van alle departementen in 2001. De voortgang bleef, mede als gevolg van de late goedkeuring door de Europese Commissie, achter bij de verwachtingen. De departementen hebben daarom in 2002 extra aandacht besteed aan de voortgang. De opzet van beheer, controle en toezicht bij de departementen voor de programma's 2000–2006 was eind 2001 in het algemeen toereikend. De Europese Commissie wordt door de beheersautoriteiten geïnformeerd over de werking van het beheersysteem in het voorafgaande jaar met de zogenaamde «30 juni rapportages». De rapportages over 2001 voldeden in het algemeen aan de formele vereisten. Aandachtspunten blijven de tijdigheid van de rapportages en de informatie over de opzet en uitkomsten van de 5%-controles en over de onregelmatigheidsmeldingen.

Wet TES

Per 1 mei 2002 is de Wet Toezicht Europese Subsidies (TES) in werking getreden. Deze wet regelt ondermeer dat decentrale bestuursorganen, waarop de wet van toepassing is, jaarlijks aan de beleidsverantwoordelijke ministeries moeten rapporteren over door hen in het voorafgaande jaar ontvangen EU-subsidies, zodat de beleidsverantwoordelijke ministers ieder najaar kunnen rapporteren aan de Staten-Generaal. De ministeries hebben in 2002 de implementatie van de wet ter hand genomen, waarbij een rijksbrede afstemming door middel van interdepartementaal overleg heeft plaatsgevonden. De activiteiten zijn erop gericht om te kunnen voldoen aan de jaarlijkse rapportageverplichting van de beleidsverantwoordelijke ministers aan de Tweede Kamer. De minister van Financiën heeft, mede namens de minister van BZK, de gemeenten en provincies in een brief gewezen op de verplichtingen die voor hen voortvloeien uit de Wet TES. De overige decentrale bestuursorganen zijn inmiddels over de beschreven procedure aangeschreven door de beleidsverantwoordelijke ministeries of zullen daarover in de loop van 2003 bericht ontvangen. Het Rijk informeert de bestuursorganen definitief, zodra besloten is welke bestuursorganen en welke subsidies onder het bereik van deze wet vallen.

VBTB-voortgangsrapportage

De vijfde VBTB-voortgangrapportage

Op verzoek van de Tweede Kamer is deze vijfde rapportage over de voortgang van het meerjarig project VBTB geïntegreerd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Daarmee raakt de rapportage zowel het jaarverslag over 2002, de uitvoering van de lopende begroting als de begrotingsvoorbereiding voor 2004. Het zwaartepunt van de voortgangsrapportage ligt op de inhoud van de begroting 2003.

Begroting en jaarverslag vormen de graadmeters voor de mate waarin doelstellingen van overheidsbeleid, de bijbehorende verantwoordelijkheden alsmede de beoogde en gerealiseerde beleidsprestaties op een transparante en toegankelijke manier worden gepresenteerd. Andersom geven heldere doelen in de begroting en het jaarverslag richting aan resultaatgerichte beleidsontwikkeling en, langs die weg, optimalisering van maatschappelijke sturing en publieke dienstverlening.

VBTB-spiegel

Het doel van de VBTB-voortgangsrapportage is het informeren van de Tweede Kamer over de voortgang van VBTB en eventuele wijzigingen in de aanpak. Om deze informatie te genereren is in 2000 het monitorinstrument VBTB-spiegel ontwikkeld. Over opzet en inhoud van deze monitor is de Tweede Kamer in de Miljoenennota 2002 geïnformeerd. Met de VBTB-spiegel wordt niet alleen de progressie op het terrein van de inhoud en structuur van de begrotingsstukken in kaart gebracht, maar wordt tevens jaarlijks bezien op welke wijze de VBTB-systematiek in de departementale besturingscyclus wordt toegepast. Dit laatste is af te leiden uit veranderingen in organisatie en benutting van de resultaatgerichte beleidsinformatie die VBTB oplevert. Want meer nog dan een andere begrotingspresentatie, is VBTB een verandering van denken en doen in meer resultaatgerichte termen. Een oordeel over of de doelen van VBTB zijn bereikt, wat daarvoor is gedaan en wat dat heeft gekost, is pas goed mogelijk als de uitgangspunten van VBTB enkele jaren in de diverse cycli een rol hebben gespeeld. Hoewel ook nog relatief vroeg, is het eerste moment om hierover uitspraken te doen na de VBTB-evaluatie in 2004. Tot die tijd wordt de voortgang gemonitord aan de hand van de VBTB-spiegel.

Het eerste VBTB-jaarverslag

Ruim drie jaar na de regeringsnota VBTB zijn de verwachtingen over de mogelijkheden van resultaatgericht verantwoorden hooggespannen1. Sinds de start van het traject in 1999 is de invoering van VBTB gekenmerkt door een sterke departementale verantwoordelijkheid en turbulente politieke ontwikkelingen. Desondanks is het mogelijk om de voortgang systematisch te verantwoorden. Dit door te vertrekken vanuit de destijds geformuleerde doelstellingen van VBTB.

De jaarverslagen over 2002 wijzen ons op de lengte van de weg die met VBTB is ingeslagen. Aanscherping van doelen, het kiezen van representatieve en valide effect-indicatoren en prestatiegegevens, het komen tot goede afspraken met uitvoerende organisaties en het op orde brengen van de evaluatieprogrammering zijn aspecten die nog verbeterd kunnen en moeten worden.

Volledige VBTB-cyclus

In 2002 werd de motie Vendrik aangenomen. Doel van deze motie is het aanbrengen van een relatie tussen relevante informatie uit de verantwoordingen en de gevolgen daarvan voor eventueel noodzakelijke beleidswijzigingen in de begrotingen. Alle departementen is gevraagd in het jaarverslag 2002 bij het onderdeel beleidsprioriteiten in te gaan op de gerealiseerde beleidsprestaties en de daaraan te verbinden conclusies voor het beleid. De meeste departementen hebben hier uitwerking aan gegeven, hoewel in een aantal gevallen de informatie over de behaalde beleidsresultaten nog niet tijdig beschikbaar was ten tijde van het opstellen van het jaarverslag. In andere gevallen maakt de formulering van de prestaties in 2002 een resultaatgerichte verantwoording nog niet mogelijk. Van een andere orde is de samenhang tussen verantwoording over beleidsresultaten, begrotingsuitvoering en -voorbereiding. Op dit moment lopen beleidsmatige conclusies die niet eerder door de Tweede Kamer zijn geautoriseerd vooruit op de integrale afweging tijdens het zogeheten hoofdbesluitvormingsmoment. Een zorgvuldige afstemming tussen verantwoordingsresultaten, beleidsbrieven en het hoofdbesluitvormingsmoment is derhalve een punt van aandacht.

Mededeling bedrijfsvoering

Met VBTB wordt onderkend dat bedrijfsvoering feitelijk de infrastructuur vormt om de beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren. Een adequate beheersing van de bedrijfsprocessen is van belang voor het bereiken van de doelen. Met de opname van de Mededeling over de bedrijfsvoering in de departementale jaarverslagen wordt het belang van interne beheersing benadrukt. De Mededeling is een uitzonderingsrapportage waarin in algemene zin een uitspraak wordt gedaan over de mate van beheersing van de bedrijfsprocessen en mogelijk dieper wordt ingegaan op specifieke aandachtspunten of bijzondere risico's.

Begin 2002 is het Referentiekader Mededeling over de bedrijfsvoering aan de Tweede Kamer aangeboden en vervolgens over de ministeries verspreid. In dit referentiekader zijn de rijksbrede uitgangspunten opgenomen voor de systematische sturing en beheersing van bedrijfsprocessen op de ministeries. De opname van de Mededeling in het jaarverslag kan worden gezien als het sluitstuk van deze sturing en beheersing. Het is de bedoeling dat, in de departementale jaarverslagen over 2004, ieder ministerie een Mededeling over de bedrijfsvoering opneemt waarin voor alle bedrijfsprocessen, zowel de primaire als de ondersteunende, een uitspraak wordt gedaan over de mate van beheersing. In de departementale begrotingen over 2003 zijn de groeitrajecten daar naar toe aangegeven.

In de departementale jaarverslagen over 2002 is voor het eerst een Mededeling over de bedrijfsvoering opgenomen. De reikwijdte van de Mededeling is per departement afhankelijk van het departementale groeitraject. De ervaringen die met de Mededeling over 2002 zijn opgedaan worden in 2003 gebruikt om de verdere implementatie van de Mededeling over de bedrijfsvoering vorm te geven.

De begroting 2003: structuur en inhoud

De VBTB-monitor laat zien dat opnieuw vooruitgang is geboekt bij het realiseren van een beleidsgerichte structuur en inhoud in de departementale begrotingen. De Rijksbegroting voor 2003 komt daarmee dichter bij het beoogde eindperspectief dan zijn voorganger, de Rijksbegroting 2002; de eerste VBTB-begroting. In de volgende tabel staan de belangrijkste VBTB-elementen en hun rijksbrede, gemiddelde ontwikkeling als percentage van het totaal aantal relevante artikelen weergegeven.

Tabel 1: Kritische VBTB-elementen (in %)
 VB 2000 9 dep.OB 2002 13 dep.OB 2003 13 dep.
Is het onderscheid in beleidsartikelen logisch?636977
Zijn de prioriteiten in de beleidsagenda in WWW-termen weergegeven?253940
Zijn de beleidsartikelen homogeen ?667783
Zijn de algemene doelstellingen georiënteerd op maatschappelijke effecten/organisatiedoelen van het Rijk?869195
Is bij de algemene doelstellingen effectinformatie opgenomen?443724
Biedt deze effectinformatie volledig inzicht in de realisatie van de algemene doelstellingen?151316
Zijn doelgroepen aangegeven?718489
Zijn streefwaarden opgenomen?224651
Bieden de streefwaarden inzicht in te behalen effecten(indicatoren)?193642
Zijn voor streefwaarden met een lange planningshorizon tussendoelen benoemd?81627
Is een tijdshorizon aangegeven?133439
Zijn de concretiseringen van de operationele doelstellingen optimaal?2623
Dragen de operationaliseringen bij aan de realisatie van de algemene doelstellingen?827594
Zijn voor de operationele doelstellingen (financiële) instrumenten aangegeven?647086
Is, indien relevant, het instrument belastinguitgaven gepresenteerd?34758
Is, indien nodig, onderscheid gemaakt naar systeem- en resultaatverantwoordelijkheid?304565
Zo ja, worden voor beide verantwoordelijkheden prestatiegegevens benoemd?947
Is effectinformatie regulier (effectindicatoren) benoemd voor de operationele doelstellingen?224142
Is effectinformatie regulier (effectindicatoren) opgenomen voor de operationele doelstellingen?142835
Is periodiek evaluatieonderzoek aanwezig voor de operationele doelstellingen?92847
Worden hiermee de gehele operationele doelstellingen afgedekt?81729
In tabel budgettaire gevolgen: uitsplitsing binnen operationele doelstellingen naar instrumenten?154753
Programmering van evaluatieonderzoek: laatste en eerstvolgende evaluatie aangegeven?51350

Toelichting tabel kritische VBTB-elementen

VB 2000 = Voorbeeldbegrotingen op basis van de ontwerpbegrotingen 2000

OB 2002 = Ontwerpbegrotingen 2002 (eerste begrotingen in VBTB-stijl)

OB 2003 = Ontwerpbegrotingen 2003

De scores van de VB 2000 zijn gebaseerd op de analyse van de voorbeeldbegrotingen van 9 ministeries: Justitie, BZK, OC&W, Defensie, EZ, LNV, V&W, SZW en VWS. De tweede en derde kolom met scores van de OB 2002 en OB 2003 zijn gebaseerd op de analyse van de Ontwerpbegrotingen van 13 ministeries: AZ, BuZa, Justitie, BZK, OC&W, Financiën IX B, Defensie, VROM, EZ, LNV, V&W, SZW en VWS.

De neerslag van de VBTB-systematiek in de begrotingsstukken valt te onderscheiden in structuur en inhoud. Structuurelementen zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van informatie over budgetflexibiliteit, de afbakening in onderscheidende beleidsdoelstellingen of een toelichting met instrumenten. De conclusie is dat de structuur van de Rijksbegroting het eindperspectief nadert, maar nog niet heeft bereikt.

Als het gaat om de inhoud, geldt dat bijna alle algemene doelstellingen georiënteerd zijn op de in de samenleving of binnen de overheid zelf te bereiken effecten. Het merendeel van de algemene doelstellingen is louter in «woorden» vervat: minder dan een kwart van de beleidsartikelen bevat op het niveau van algemene doelstellingen effectgegevens. Dit wordt gecompenseerd in de operationele doelstellingen: ten opzichte van de begrotingen 2002 stijgt over de gehele linie het aantal beleidsartikelen met effectgegevens. Over het algemeen blijkt er terughoudendheid te bestaan ten aanzien van het opnemen van effectinformatie bij doelstellingen die minder goed aantoonbaar te beïnvloeden zijn. Bij de effectgegevens op de operationele doelen vindt onder invloed van VBTB een heroriëntatie plaats op de representativiteit van de gegevens voor het beleid en de mate van stuur- en meetbaarheid. In de formulering van de algemene en de operationele doelen is de doelgroep van het beleid bijna altijd aangegeven. Streefwaarden en een planningshorizon, eventueel aan de hand van tussendoelen, ontbreken evenwel in het grootste deel van de beleidsartikelen.

Op ruim de helft van de beleidsartikelen waar dat relevant is, zijn de departementen er in geslaagd de directe en indirecte verantwoordelijkheid (systeem versus resultaat) tot uitdrukking te brengen. Voor de resterende artikelen lijkt het transparant krijgen van de verantwoordelijkheidsverdeling nog een worsteling. Bij het onderscheid in verantwoordelijkheden blijkt het ook lastig te zijn om voor beide verantwoordelijkheden goede prestatiegegevens op te nemen. Meestal wordt geen informatie opgenomen op beoogde resultaten van beleid wanneer een departement niet direct verantwoordelijk is. Het komt ook voor dat wel duidelijk is wat die effecten zouden moeten zijn, maar onduidelijk blijft wat de rijksoverheid daar zelf met voorwaardenscheppende instrumenten en activiteiten toe bijdraagt. Een vraag die nog relatief weinig beantwoord wordt is in welke mate het beleid bijdraagt aan het realiseren van maatschappelijk gewenste effecten.

Uit het bovenstaande valt te constateren dat de volledige realisatie van de VBTB-ambities op sommige onderdelen nog flinke slagen vergt. De concreetheid van het overheidsbeleid is nog niet optimaal. Er is weliswaar groei te constateren in het aantal artikelen dat afdoende effectgegevens of effectindicatoren opneemt, maar het gaat nog altijd om een beperkt aantal. Daarbij is er voor het verder toetsen van beleidsartikelen steeds van uitgegaan dat het geformuleerde algemene doel voldoet aan de eisen van maatschappelijke oriëntatie en/of oriëntatie op de rijksoverheidsorganisatie. Hiermee wordt voorkomen dat een omissie in de doelformulering doorwerkt in de score van de rest van het artikel. Dat betekent dat voor doelen die feitelijk instrumenteel zijn – zoals op veel inspectie-artikelen het geval is – gegevens over de eigen prestaties beoordeeld zijn als effecten in de samenleving of overheidsorganisatie.

De samenhang in de presentatie van de WWW-vragen van VBTB blijft achter. Ook een goede toelichting op de logische samenhang tussen doelen, middelen en prestaties blijft op veel beleidsartikelen een uitdaging. Soms komt daarbij het misverstand boven tafel dat met VBTB input-gegevens er niet meer toe zouden doen. Opvallend is dat de informatie over de producten van agentschappen en de doelmatigheidsontwikkeling daarvan, die bij de aanvang van VBTB als bekend werd verondersteld, nu nog te weinig is terug te vinden op de beleidsartikelen.

Beleidsevaluatie

De programmering van beleidsevaluatieonderzoeken sluit bij maar een beperkt aantal artikelen aan op de (operationele) doelstellingen. De verwachting was, dat bij het niet voorhanden zijn van (reguliere) effectgegevens, de programmering van evaluatieonderzoek doelgerichter en breder van opzet zou worden, met daarbij een verdere planningshorizon. De benutting van de programmering om in beleidslessen en verantwoordingsinformatie te voorzien, blijft tot op heden achter bij de mogelijkheden die dit instrument biedt. Een en ander lijkt voor een groot deel terug te voeren op het feit dat de regelgeving op dit terrein nog maar sinds 1 januari 2002 van kracht is. Mede daardoor is benutting van resultaten van beleidsevaluaties om beleidsvoortzetting dan wel wijzigingen te onderbouwen nog nauwelijks zichtbaar in de begroting. Een voorbeeld van een «best practice» op dit moment is de wijze waarop de programmering bij LNV in de begroting op hoofdlijnen wordt gepresenteerd (zie volgende tabel).

Tabel 2: Evaluatieprogrammering LNV
Operationele doelstellingEvaluatieonderzoek20022003200420052006
05.11Biologische landbouw  X  
05.12Duurzame landbouw   X 
05.12Evaluatie meststoffenwet 2002  X  
05.12Programma Nitraat-projecten (Kennisontw. en versp.)X    
05.13Gewasbeschermingbeleid  X  
05.14Verbeteren dierenwelzijn    X
05.15Evaluatie beleidsbesluit Binnenvisserij X   
05.15Evaluatie uitvoering EPD  X  
05.15Schelpdiervisserij in de kustwateren (EVA II) X   
05.15Structuurnota Zee- en kustvisserijX    

Ondanks deze verbetermogelijkheden kan worden vastgesteld dat er op het terrein van de beleidsevaluatie de afgelopen periode vooruitgang is geboekt. Naast een voorzichtige programmering van relevante evaluaties op de beleidsartikelen is met het verschijnen van de eerste versie van het Evaluatieoverzicht Rijksoverheid (EOR) in de zomer van 2002 een toegankelijk overzicht van alle actuele afgeronde, lopende en voorgenomen onderzoeken beschikbaar gekomen. Het streven is dit overzicht volgend jaar op het rijksbrede intranet «RYX» beschikbaar te stellen, waardoor het tevens als stuurinstrument voor de departementen kan functioneren.

Het verhaal achter de «scores»?

De groei van het VBTB-gehalte van de begrotingen vlakt enigszins af. Waar dat de VBTB-structuurelementen betreft is dit logisch, omdat hier de 100% in het vizier komt. Echter, vanuit de kwaliteit en de beleidsmatige inhoud van de beleidsbegrotingen bezien, een onbevredigende constatering, omdat we ons rond de 50% realisatie bewegen. Daarbij laten verschillen in aanpak per departement, maar ook per beleidsartikel zien dat er meer mogelijk is dan nu wordt gerealiseerd.

Het kabinet wil voorkomen dat door het scoren van de ontwerpbegrotingen een digitalisering van de werkelijkheid gaat ontstaan. Achter elke score zit een verhaal. De scores zijn een indicatie van die VBTB-ontwikkeling.

Stand van zaken VBTB-integratie van de premiesectoren (SZA en Zorg)

In het rapport Eigentijds begroten (2001) is de lijn voor het toepassen van VBTB in de sectoren SZA en Zorg uiteengezet. De departementen SZW en VWS hebben de eerste slag al gemaakt door in de departementale begrotingen een integrale beleidsagenda op te nemen. In deze beleidsagenda staan alle beleidsprioriteiten die door begrotingsmiddelen en premiegelden gerealiseerd worden. Hierdoor loopt de beleidsagenda één op één met de Zorgnota, respectievelijk de Sociale Nota. SZW heeft ook de premiegefinancierde doelstellingen in een aparte paragraaf in de begroting volgens de VBTB-systematiek opgenomen.

In het rapport Eigentijds begroten is verder de wens uitgesproken om te komen tot een eenduidige benadering. Tijdens de integrale evaluatie van het VBTB-project in 2004 zal – in overleg met de departementen SZW en VWS – gekeken worden of algemene spelregels opgesteld kunnen worden over de inhoud en presentatie van de premiegefinancierde doelstellingen in de begrotingen.

Intermezzo: VBTB-onderzoeken van de Algemene Rekenkamer

Bij wijze van contra-expertise en als aanvulling op de VBTB-spiegel monitorresultaten zijn bevindingen uit een aantal recente rapporten van de Algemene Rekenkamer op het vlak van VBTB op een rijtje gezet. De lessen die het kabinet trekt uit de bevindingen van de Algemene Rekenkamer maken deel uit van het VBTB-vervolgtraject, dat aan het einde van deze VBTB-voortgangsrapportage is opgenomen.

AR-rapport Tussen Beleid en Uitvoering

Samengevat stelt de Algemene Rekenkamer dat duidelijk beleid (met realistische ambities), gerichte aandacht voor de beleidsuitvoering en goede informatie over: 1) het beleid zelf, 2) de uitvoering en 3) de resultaten daarvan, nodig zijn om de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid te kunnen beoordelen. Op basis van de voor haar rapport geselecteerde casussen concludeert zij dat in veel gevallen met name informatie over de uitvoering ontbreekt. De wel aanwezige informatie laat met name uitvoeringsproblemen zien. De Algemene Rekenkamer zoekt de oorzaken van de hardnekkige uitvoeringsproblemen niet in de uitvoering zelf, maar in de eerste plaats bij:

• gebrekkige beleidsvoorbereiding en te ambitieuze beleidsvoornemens;

• overwaardering van beleidsvorming naast onderwaardering van de uitvoering;

• te geringe aandacht voor verantwoording, evaluatie en nacalculatie;

• kennelijk onvermogen om lessen van het verleden te leren.

Het kabinet stelt voorop dat maatschappelijke problemen waarvoor voor een oplossing richting de overheid wordt gekeken vaak de meest complexe en weerbarstige zijn. Daarmee is de overheid de verzamelplaats van problematiek die de «markt» niet spontaan tot een bevredigende oplossing brengt. Politieke ambities uit het verleden hebben soms de idee gewekt dat de overheid hiertoe wel volledig in staat zou zijn. De overheid is echter geen panacee voor alles. Het kabinet onderschrijft dat realisme over ambities van de overheid in termen van doelen en prestaties bijdraagt aan een geloofwaardige overheid. Het kabinet meent bovendien dat met VBTB juist een structuur in de begroting en jaarverslag is neergelegd die het vermogen om te leren van het verleden ondersteunt en dit kan vergroten. Het plaatsen van doelen, middelen en prestaties bij elkaar op een beleidsartikel stimuleert de samenhang en afstemming tussen beleid en uitvoering. Tot nu toe heeft VBTB er mede toe geleid dat er meer dan ooit aandacht is voor de formulering van heldere doelstellingen met concrete ambities. Hierdoor wordt niet alleen de complexiteit en spanning tussen doelstellingen op structurele basis zichtbaar. Ook het realiteitsgehalte van streefwaarden, de knelpunten in coördinatie en onduidelijkheden in verantwoordelijkheidsverdeling worden transparant en zijn continu onderwerp van discussie. De grootste winst is, dat met de concretere doelstellingen een ijkpunt voor evaluatie, nacalculatie en verantwoording in de begroting is vastgelegd. Dit jaar voltooien we een eerste volledige budgetcyclus in VBTB-termen. Voor de toekomst mag een leereffect voor verdere aanscherping van doelen, middelen en prestaties en de informatievoorziening hierover worden verwacht. Systematisch begroten en verantwoorden in deze termen is dan ook het vliegwiel voor een meer gestructureerde organisatie van informatie over het beleid, de uitvoering van beleid en de resultaten daarvan.

VBTB-toets Regeerakkoord 2002

De belangrijkste les uit de VBTB-toets op het Regeerakkoord 2002 is het realiseren van aansluiting tussen de doelen van een Regeerakkoord en de doelenstructuur in begroting en jaarverslag. In combinatie met de lessen uit het AR-rapport Tussen Beleid en Uitvoering, streeft het kabinet er naar om in de Miljoenennota 2004 voor de kabinetsprioriteiten invulling te geven aan concrete en realistische doelstellingen met gerichte aandacht voor de beleidsuitvoering en de beoogde beleidsresultaten, een en ander in relatie met de desbetreffende doelstellingen op de diverse begrotingen.

AR-rapport Groeiparagraaf 2002–2003: Naar een volwaardige VBTB-begroting

De Algemene Rekenkamer verstaat onder volwaardige VBTB-begrotingen, begrotingen die voldoen aan de VBTB-eisen zoals neergelegd in de Comptabiliteitswet, de Rijksbegrotingvoorschriften en de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid. In haar onderzoek komt de Algemene Rekenkamer tot het oordeel dat de drie WWW-vragen nog onvoldoende in samenhang worden gepresenteerd. Verbeteringen zijn mogelijk door uitgaven te splitsen naar operationele doelstellingen en vervolgens naar instrument en door uitgaven beter toe te lichten met effect- en prestatiegegevens. Daarnaast kan de leesbaarheid van de documenten verbeterd worden door een heldere typografische presentatie. Hiermee kan een toegankelijker antwoord gegeven worden op de individuele WWW-vragen met duidelijk onderscheid tussen effect- en prestatiegegevens. Op basis van de inhoud en de realisatie van de verbetervoornemens uit de groeiparagrafen concludeert de Algemene Rekenkamer dat de groeiparagrafen vooralsnog onvoldoende duidelijkheid en garantie bieden dat in 2006 volwaardige VBTB-begrotingen zijn gerealiseerd.

Uit de VBTB-spiegel is, zoals hiervoor uiteengezet, een overeenkomstig beeld over de VBTB-voortgang op te maken. Hierbij past de opmerking dat de VBTB-spiegel positiever is over waar we staan, door ruimte voor een meer kwalitatieve benadering in dit monitorinstrument. Dat laat onverlet dat duidelijkheid nodig is over het tempo waarin tot volwaardige VBTB-begrotingen zal worden gekomen, om van alle partijen het commitment op VBTB te behouden.

De wereld rond begroting en jaarverslag: organisatie en benutting

Als aanvulling op de VBTB-ontwikkelingen die uit het papier van begroting en verantwoording kunnen worden afgeleid, beziet de VBTB-spiegel ook de doorwerking van VBTB in de interne organisatie en werkprocessen van de rijksoverheid en de benutting van de informatie die de WWW-vragen opleveren.

In de vorige voortgangsrapportage gaven alle ministeries aan VBTB te (willen) laten doorwerken in hun interne begrotingscyclus. Drie ministeries hebben in 2002 met een herziene cyclus gedraaid. De tot nu toe opgedane ervaringen zijn positief. Ter illustratie is hieronder een figuur en toelichtende tekstbox opgenomen van de planning en controlcyclus bij EZ.

Figuur 1: Planning en controlcyclus bij het ministerie van EZkst-28880-1-10.gif

Toelichting op P&C-cyclus bij EZ

• De MLT-agenda bevat de strategische doelen voor de middellange termijn. Hierin worden de doelen aangegeven die EZ wil bereiken om de door haar gedefinieerde missie te bereiken. De MLT-agenda heeft een dynamisch karakter: ten minste eens per jaar worden de doelen bezien op actualiteit. De input daarvan is afkomstig uit de denktanks en de werkplannen en rechtstreeks uit de Regeerakkoorden.

• De VBTB-begroting bevat vervolgens de beleidsagenda met de vertaling van de MLT-agenda naar de prioritaire thema's voor de komende jaren en de vertaling daarvan naar de verschillende beleidsartikelen, uitgewerkt in algemene en operationele beleidsdoelen.

• De concernagenda bevat de uit de VBTB-begroting voortvloeiende concrete beleidsprioriteiten voor het komende jaar. Deze prioriteiten zijn de onderwerpen waarvan het SG/DG-beraad binnen EZ de voortgang tijdens de uitvoering bewaakt.

• De prioriteiten uit de concernagenda vormen het uitgangspunt voor concrete activiteiten in de vorm van werkplannen en EZ-brede projecten.

• Ten behoeve van resultaatgericht werken worden de werkplannen (en projectplannen) uitgewerkt in directieplannen, waarmee directies verantwoordelijk worden voor het realiseren van bepaalde activiteiten.

Uit de VBTB-spiegel blijkt dat het bij het aanpassen van de interne cycli in eerste aanleg gaat om denken en doen in termen van resultaat. Dat is meer dan een «cultuuromslag». De benoemde prestatiegegevens moeten daadwerkelijk aansluiten op de sturingsbehoefte van de (beleids)managers c.q. beslissers. Effectindicatoren moeten representatief zijn voor de beleidsdoelstelling.

Denken en doen in WWW-termen door departementen

De informatie die VBTB oplevert, speelt een belangrijke rol in het verkeer tussen vakdepartementen en Financiën. Zowel Financiën als de departementen streven daarbij naar meer samenhang tussen in te zetten middelen, te leveren prestaties en de doelstellingen van beleid.

Eerder constateerde de Algemene Rekenkamer dat de taakstellingen en ombuigingen uit het Strategisch Akkoord weinig zicht bieden op consequenties voor beleidsdoelen en -prestaties. Waar het efficiencyvoordelen betreft is dit logisch: er is dan immers geen gevolg voor de ambitieniveaus. Voor de overige kortingen op de beschikbare middelen mag in het VBTB-tijdperk meer zicht op de beleidsconsequenties worden verwacht, zo stelt de Algemene Rekenkamer. Hiertoe worden de consequenties van de personele taakstellingen gemonitord door het ministerie van BZK. Duidelijk zal moeten worden met welke consequenties de departementen de taakstellingen hebben doorvertaald. De Tweede Kamer zal op korte termijn over de monitorresultaten worden geïnformeerd.

Vanaf de Ontwerpbegroting 2004 zullen departementen, waar relevant, de apparaatskosten van beleidsdirecties zichtbaar maken bij de beleidsdoelstellingen waaraan zij dienstbaar zijn. Dit kan via toerekensleutels tot tijdschrijven. De idee hierachter is dat zo de integrale kosten van beleid beter zichtbaar worden gemaakt.

De doorwerking van VBTB in beleidsnota's en beleidsmaatregelen krijgt steeds vastere vorm. Zo hebben onder meer EZ, LNV en OC&W een toets ontwikkeld voor nieuw en bestaand beleid, waardoor de WWW-vragen van de begroting en jaarverslagen beter beantwoord kunnen worden. De nota Naar een veiliger samenleving is een voorbeeld van hoe een maatschappelijk beoogd effect – uitgedrukt in veiligheidsgevoel en criminaliteitsontwikkeling en daarvoor te leveren publieke prestaties– concreet en in samenhang gepresenteerd kunnen worden.

Denken en doen in VBTB-termen door de Tweede Kamer

VBTB is primair bedoeld om de Tweede Kamer als begrotingswetgever in staat te stellen haar werk beter te doen. Naarmate de Tweede Kamer in haar denken en doen de redeneerlijn «doelen, middelen en prestaties» meer tot uitdrukking brengt, draagt dat bij aan de kwaliteit van beleid en beleidsbegrotingen.

Om een indicatie te geven van de benutting van VBTB in de Tweede Kamer is gekeken naar de 46 moties die zijn ingediend ten tijde van de Algemene Financiële Beschouwingen in september 20021. Bij de moties is gekeken of de wensen van de Tweede Kamer voor wat betreft middelen, prestaties en beoogde effecten geconcretiseerd zijn. De uitkomsten zijn bemoedigend. In nagenoeg alle moties wordt gerefereerd aan de te leveren prestaties, terwijl in 31 van de 46 moties wordt gesproken over effecten. Er zijn 2 moties ingediend waarin integraal aandacht wordt besteed aan middelen, prestaties en effecten.

Tabel 3: Input, output en outcome in Kamermoties
Aantal motiesInputInput concreetOutputOutput concreetOutcomeOutcome concreet
4620124513312
100%44%26%98%28%67%4%

Beoordeling van niet-financiële informatie

De Comptabiliteitswet (CW) is als gevolg van VBTB aangepast. Het betreft belangrijke wijzigingen in artikel 58 (eisen jaarverslag) en artikel 66 (controletaak auditdiensten). Door de aanpassing van artikel 66 van de CW 2001 voeren de auditdiensten vanaf 2002 onderzoek uit naar de deugdelijke (= ordelijke en controleerbare) totstandkoming van de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid. Daarnaast is bij de behandeling in de Tweede Kamer van de CW 2001 de motie van Walsem cs. ingediend, waarin het kabinet wordt gevraagd «Een nieuw normenkader te ontwikkelen, gericht op zowel de deugdelijkheid van de niet-financiële informatie zelf als de totstandkoming ervan, daarbij een passende controlestructuur uit te werken en het normenkader en de controlestructuur wettelijk te verankeren, zodanig dat deze van kracht is op de begrotingscyclus 2005». De Tweede Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie.

Derdeninformatie

De VBTB-spiegel wijst uit dat de aanwezigheid van beleidsinformatie van derden in de begroting 2003 opnieuw is verbeterd. Doorkijkjes naar prestaties van uitvoeringsorganisaties en lokale overheden krijgen meer en vastere vorm. Maar er zijn nog voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Opnemen van prestatiegegevens over directe en indirecte ministeriële verantwoordelijkheden en de zichtbaarheid van prestaties van ZBO's en overige RWT's zijn daar voorbeelden van1. Realiseren van de tijdigheid van de informatie is een verbeterpunt bij al geformuleerde prestatiegegevens. Het maken van afspraken met derden, over «wat we willen weten» ten behoeve van de begroting en jaarverslag is een ander aandachtspunt. De kwaliteit van de (geoperationaliseerde) doelstellingen in termen van streefwaarden en planning voor producten, diensten en/of activiteiten bieden lang niet altijd aanknopingspunten om zinvolle en robuuste afspraken met derden te maken over te leveren beleidsinformatie. Aanscherping van de operationele doelstellingen in meetbare en beïnvloedbare termen heeft in die gevallen prioriteit, boven het formuleren van prestatiegegevens.

Vertaling van VBTB naar auditfunctie

Op 1 februari 2002 heeft de Ministerraad het Kwaliteitsplan Auditfunctie Rijksdienst vastgesteld. Dit plan vormt een nadere uitwerking van de visie die door de IBO-werkgroep CDV Accountancy (commissie Kordes) is neergelegd in haar rapport De auditfunctie in het VBTB-tijdperk. Het afgelopen jaar zijn, met begeleiding vanuit het ingestelde projectmanagement, eerste belangrijke stappen gezet met betrekking tot de implementatie van het kwaliteitsplan. Ultimo 2002 kan worden gesteld dat alle departementen actief zijn met het implementatieproces. De meeste departementen hebben de werkwijze, de activiteiten en de samenstelling van hun «audit committees» drastisch verbreed en hiermee samenhangend de betreffende instellingsbeschikking herzien. Hierdoor is sprake van een comité op het hoogste niveau binnen het departement, dat zorg draagt voor borging van de kwaliteit van de departementale bedrijfsvoering. Verder zijn nagenoeg alle departementen bezig met de (voorbereiding inzake de) reorganisatie van de auditfunctie en in het bijzonder de departementale auditdiensten. In vergelijking met de departementale accountantsdiensten, die opgaan in de departementale auditdiensten, voeren de departementale auditdiensten op een breder terrein onderzoeken uit en is de personeelssamenstelling meer multidisciplinair dan voorheen. De meeste departementen nemen daarom – in meer of mindere mate – gerichte maatregelen op personeelsgebied (met name werving en selectie en opleidingen). Een aantal departementen stemt voorts de ontwikkelingen met betrekking tot de auditfunctie af op ontwikkelingen met betrekking tot andere functies binnen het departement, zoals beleidsfuncties en controlfuncties. Veelal wordt namelijk onderkend dat VBTB niet alleen leidt tot veranderingen in de auditfunctie, maar ook tot veranderingen van alle functies die te maken hebben met de departementale bedrijfsvoering.

Om de auditdiensten toe te rusten voor hun controletaak met een VBTB-brede scope is in 2002 door een interdepartementale werkgroep een eerste versie van het nieuwe Handboek Controle DAD opgesteld. In 2003 zal het Handboek verder worden uitgewerkt en zal de implementatie ervan ter hand worden genomen. Het nieuwe Handboek is een zich voortdurend ontwikkelend document, dat mede aan de hand van praktijkervaringen en rekening houdend met het commentaar van de Algemene Rekenkamer zal worden aangepast.

VBTB-vervolgtraject

In de vijfde VBTB-voortgangsrapportage is van diverse zijden informatie beschikbaar gekomen die inzicht biedt in waar we feitelijk staan met de implementatie van VBTB: van departementen via de VBTB-spiegel, uit VBTB-onderzoeken van de Algemene Rekenkamer en via VBTB-monitoractiviteiten van het ministerie van Financiën. Alle reden om hieraan consequenties voor het vervolgtraject tot aan de evaluatie 2004 te verbinden.

Allereerst mag duidelijk zijn dat het kabinet volop blijf inzetten op VBTB als middel om:

• doelstellingen, middelen (inclusief de inzet en kosten van uitvoeringsorganisaties) en beleidsresultaten op reële ambities en risico's te kunnen beoordelen en afwegen, daarmee;

• het keuzeproces te faciliteren dat de kloof moet dichten tussen ambities van beleid en mogelijkheden van beleidsuitvoering (inclusief de beschikbare middelen) en langs deze weg de geloofwaardigheid van overheidshandelen bevordert;

• de welhaast per definitie complexe en weerbarstige beleidscontext zo transparant mogelijk in beeld te krijgen en te houden;

• systematisch te kunnen verantwoorden over voorgenomen beleid, de uitvoering van beleid en de resultaten daarvan;

• structurering aan te brengen in de lessen van het verleden door beleidsevaluatie en het toekomstig beleid hierop aan te passen.

Om de Tweede Kamer duidelijkheid en de dialoog te bieden over de resterende verbetervoornemens richting volwaardige VBTB-begrotingen en het bijbehorende tijdpad, zal in de Ontwerpbegroting 2004 een laatste VBTB-paragraaf worden opgenomen. In deze VBTB-paragraaf worden naast de mogelijkheden ook de gevoelde onmogelijkheden geëxpliciteerd. Belangrijke input zullen daarbij zijn de bevindingen van de Algemene Rekenkamer, de inzichten uit de VBTB-spiegel en de ervaringen met het opstellen van het eerste jaarverslag. De nadruk ligt daarbij op vier thema's:

• kwaliteit van de doelformuleringen;

• volledigheid van de prestatie- en effectgegevens, inclusief kwaliteit en tijdige beschikbaarheid derdengegevens;

• WWW-samenhang in de tabel «budgettaire gevolgen van beleid»;

• aanwezigheid van een dekkende evaluatieprogrammering.

De Ontwerpbegroting 2004 is niet alleen de eerste logische mogelijkheid om duidelijkheid te bieden. Het zorgt er ook voor dat de grondslag voor de VBTB-evaluatie in 2004 zo breed mogelijk is en zich ook uitstrekt tot groei-elementen na 2004. De reacties en het oordeel van de Tweede Kamer over het VBTB-gehalte van de dan voorliggende stukken worden betrokken bij de evaluatie van zowel de oorspronkelijke ambities als gerealiseerde groei van VBTB.

De Miljoenennota 2004 zal per begroting de voortgang richting volwaardige VBTB-begrotingen in een tabel in beeld brengen. Daarnaast zal vanaf de Miljoenennota 2004 voor kabinetsprioriteiten invulling worden gegeven aan concrete en realistische, aan de begrotingen gerelateerde, doelstellingen met daarbij gerichte aandacht voor de beoogde beleidsresultaten en de beleidsuitvoering.

Van jaar tot jaar zal afweging plaatsvinden of sommige rijksbrede lessen uit de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op het vlak van resultaatgericht management opgenomen kunnen worden in het Financieel Jaarverslag van het Rijk, om daarmee «rijksbreed leren» te faciliteren.

Lijst van gebruikte termen en hun betekenis

Agentschap

Een agentschap is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Agentschappen voeren een baten-lastenstelsel, hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een agentschap valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.

Apparaatsuitgaven

Het totaal van de personeelsuitgaven en materiële uitgaven.

Baten-lastenstelsel

In een baten-lastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie.

Beleidsevaluatie

Onderzoek waarbij op basis van een analyse van op systematische wijze verzamelde gegevens een uitspraak kan worden gedaan over het te voeren of gevoerde beleid.

Bruto Binnenlands Product (BBP)

De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.

Bruto Nationaal Product (BNP)

De som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Hierbij is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland.

Budgetdisciplinesector

Cluster van uitgaven die voor de regels budgetdiscipline op identieke wijze worden behandeld. Er zijn er drie: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en Zorgsector.

Budgetflexibiliteit

De mate waarin de meerjarig beschikbare bedragen voor het verrichten van uitgaven niet juridisch verplicht of anderszins gebonden zijn.

Collectieve uitgaven

Het totaal van de relevante uitgaven van het Rijk (inclusief debudgetteringen en de uitgaven van de agentschappen), de overige publiekrechtelijke lichamen (OPL) en de Sociale Fondsen. Onderlinge betalingen worden geconsolideerd.

Derdenrekeningen

Rekening-courantverhouding die het Rijk heeft met derden en rekeningen waarop uitgaven en ontvangsten staan die conform de Comptabiliteitswet niet via de begroting lopen, omdat zij met derden of met andere onderdelen van het Rijk kunnen worden verrekend. De mutatie in het saldo van de derdenrekeningen is niet relevant voor het EMU-saldo.

Diergezondheidsfonds

Fonds waaruit uitgaven gedaan worden voor de bewaking en de bestrijding van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De middelen ter financiering van de uitgaven zijn afkomstig van de EU, de productschappen (PZ, PVV en PPE) en het Rijk (ministerie van LNV).

Economische en Monetaire Unie (EMU)

De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.

Eindejaarsmarge

Voorziening in de regels budgetdiscipline die inhoudt dat het is toegestaan om binnen een begroting tot maximaal 1,0% van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal aan gelden tussen opeenvolgende jaren te schuiven. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.

EMU-saldo

Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de sector Overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de Sociale Fondsen en de lokale overheid.

EMU-schuld(-quote)

Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de Sociale Fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.

Bij bepaling van de EMU-schuldquote wordt de EMU-schuld uitgedrukt in procenten van het BBP.

Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen (ESR)

Het ESR is een internationaal vergelijkbaar boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige beschrijving van een totale economie, de elementen waaruit deze economie is opgebouwd en haar betrekkingen met andere economieën. Het ESR is gericht op de omstandigheden en informatiebehoeften in de Europese Unie.

Fonds Economische Structuurversterking (FES)

Het FES wordt gevoed met een deel van de aardgasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, en eventueel opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds; vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk.

Geharmoniseerd BBP

Definitie van het BBP zoals door alle EU-landen wordt gehanteerd.

Gemeentefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Goodwillfonds

Fonds waaruit goodwill aan huisartsen wordt uitgekeerd.

HHH-vragen

De drie VBTB-vragen die worden betrokken in het verantwoordingsproces: Hebben we bereikt wat we wilden bereiken?, Hebben we daarvoor gedaan wat we zouden gaan doen? en Heeft het gekost wat we dachten dat het zou gaan kosten?

Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.

IJklijn

Het uitgavenkader waaraan bij de begrotingsvoorbereiding en -uitvoering de uitgavenvoornemens en -ontwikkeling worden getoetst. Er zijn ijklijnen voor de sectoren Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en Zorg.

Infrastructuurfonds

Fonds waarin de middelen die voorheen op de begrotingen van Verkeer en Waterstaat, het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds beschikbaar waren voor de uitgaven aan de weg-, water- en railinfrastructuur, zijn samengevoegd. Tevens worden uit dit fonds uitgaven in het kader van de Investeringsimpuls 1994–1998 gedaan. De middelen hiervoor zijn afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES).

Inkomstenijklatten

De inkomstenkaders waaraan bij de begrotingsvoorbereiding wordt afgemeten of zich per saldo mee- of tegenvallers voordoen bij de inkomsten. De ijklatten gelden voor de belastingen c.s., premies en aardgasbaten.

Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)

De evaluatie van beleidsterreinen en ontwikkeling van beleidsvarianten volgens een door de regering vastgestelde interdepartementale procedure. Deze procedure voorziet onder meer in de totstandkoming van openbare rapportages.

Kasbegrip

Het moment van feitelijke uitgave of ontvangst van middelen wordt als meetmoment genomen.

Leen- en depositofaciliteit

Een budgettaire faciliteit waarvan dienstonderdelen van het Rijk die een baten-lastenstelsel voeren gebruik kunnen maken; zij kunnen bij de minister van Financiën geldmiddelen lenen om investeringen te plegen, dan wel rentedragend geld uitzetten.

Loonbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.

Management Control Systeem

Een besturingssysteem, gericht op het oplossen van besturingsvragen.

Najaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten. De Najaarsnota moet uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Najaarsoverleg

Het najaarsoverleg is een bespreking van het kabinet met de organisaties van werkgevers en werknemers over het sociaal-economisch beleid, meestal in oktober of november.

Nationale Rekeningen

De Nationale Rekeningen is het statistische systeem waarmee de Nederlandse economie in kaart wordt gebracht. Ook wel de Nationale Boekhouding genoemd.

Nationale Bestedingen-deflator (NB-deflator)

De Nationale Bestedingen bestaan uit particuliere consumptie, de overheidsconsumptie, de bedrijfsinvesteringen en de overheidsinvesteringen. De prijs van deze bestedingen is het gemiddelde prijspeil van deze afzetcategorieën. De reële uitgavenkaders worden op basis van de pNB omgerekend in lopende prijzen, zodat de geraamde uitgaven aan deze kaders kunnen worden getoetst. De NB-deflator geeft de ontwikkeling van de pNB weer.

Netto-uitgaven

De voor het uitgavenkader relevante bruto-uitgaven, verminderd met de voor het uitgavenkader relevante ontvangsten. Bij de relevante ontvangsten gaat het grotendeels om niet-belastingontvangsten op de Rijksbegroting en om eigen betalingen in de Zorgsector.

Niet-belastingontvangsten

Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de aardgasbaten (exclusief vennootschapsbelasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.

Nulmeting

Een nulmeting is een uitgangswaarde, die als controlemiddel gebruikt wordt om te kijken of een project na aanvang gewenste, dan wel ongewenste ontwikkelingen oplevert.

Overige Publiekrechtelijke Lichamen (OPL)

Provincies, gemeenten, waterschappen, gemeenschappelijke regelingen en het bijzonder onderwijs.

Prijsbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Prijsbijstelling.

Progressiefactor

De mate waarin de belastinginkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de economische groei.

Provinciefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Rechtspersoon met Wettelijke Taak (RWT)

Rechtspersonen met een wettelijke taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT's kunnen tevens zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn, maar er bestaan ook RWT's die geen ZBO zijn en ZBO's die geen RWT zijn.

Reële disconteringsvoet

Rekenrente waarmee een bedrag in de toekomst wordt teruggerekend naar het huidige prijsniveau.

Reële uitgavenkaders

Plafondwaarden voor de netto-uitgaven in de collectieve sector. Binnen de collectieve sector worden drie sectoren onderscheiden: de Rijksbegroting in enge zin, de Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en de Zorg. De uitgavenkaders zijn uitgedrukt in reële termen. Dat betekent dat de in euro's gemeten uitgavenkaders, wanneer de algemene nominale ontwikkeling zich anders ontwikkelt dan bij het Regeerakkoord werd voorzien, daarvoor worden aangepast.

Rijksrekening

Het samenstel van de totalen van de rekening van een bepaald begrotingsjaar van het Huis der Koningin, de Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin, de ministeries en de begrotingsfondsen.

Saldibalans van het Rijk

Door de minister van Financiën opgestelde balans waarin een overzicht wordt gegeven van de saldi van de financiële posten uit het begrotingsjaar van de gehele Rijksbegroting die naar het volgende begrotingsjaar moeten worden overgebracht. De saldibalans van het Rijk vormt een consolidatie van de departementale saldibalansen.

Sectorfonds

Sectorfondsen ontwikkelen het arbeidsmarktbeleid in verschillende sectoren, zoals zorg en onderwijs.

Sociale Fondsen

Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekeringswetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.

Spaarfonds AOW

Fonds waarin de, voor de toekomstige AOW-uitgaven geoormerkte schuldreductie wordt bijgehouden. Hiertoe vinden vanaf 1997 stortingen in het fonds plaats en over de als geheel ten gunste van het fonds geboekte bedragen wordt jaarlijks rente bijgeboekt. Het fonds maakt deel uit van de collectieve sector.

Staatsbalans

De balans waarin de grootte en de samenstelling van het staatsvermogen wordt weergegeven.

Transactiebegrip

Het moment van economische handeling die leidt tot een uitgave of ontvangst – de transactie – wordt als meetmoment genomen.

Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording (VBTB)

Project om te komen tot een duidelijke koppeling tussen beleid, prestaties en geld, met als belangrijkste doel vergroting van de informatiewaarde en toegankelijkheid van de begroting en het jaarverslag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde WWW-vragen en HHH-vragen.

Vermoedelijke Uitkomsten

Ten tijde van de Miljoenennota voorziene uitkomsten van de begrotingsuitvoering van het lopende jaar.

Voorjaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Voorlopige Rekening (Februarinota)

De laatste budgettaire nota over de voorlopige realisatie van de begroting van het voorgaande jaar. De Voorlopige Rekening moet uiterlijk op 1 maart van het opvolgende begrotingsjaar door de minister van Financiën bij de Staten-Generaal worden ingediend.

WWW-vragen

De drie VBTB-vragen die worden betrokken in het begrotingsproces: Wat willen we bereiken?, Wat gaan we daar voor doen? en Wat mag het gaan kosten?

Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO)

Orgaan waaraan de uitoefening van een wettelijke taak is opgedragen, zonder dat er sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de minister, en die voor de uitoefening van de taak uit collectieve middelen (rijksbijdragen en heffingen) worden gefinancierd.

Bijlagen

Bijlage A1 Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten

Tabel 1: Rekening van uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsen, totaal-uitgaven 2002 (x € 1 000)
 Rekening van oorspronkelijk vastgestelde begrotingrealisatieverschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
IHuis der Koningin7 8537 728– 125
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin176 379194 86218 483
IIIAlgemene Zaken40 92548 2327 307
IVKoninkrijksrelaties134 328132 886– 1 442
VBuitenlandse Zaken10 440 3609 000 403– 1 439 957
VIJustitie4 809 6055 155 151345 546
VIIBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties4 514 2244 823 326309 102
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen23 143 08824 190 5701 047 482
IXANationale Schuld36 320 42642 660 2436 339 817
IXBFinanciën3 394 3773 743 132348 755
XDefensie7 034 1567 385 758351 602
XIVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3 403 4853 268 075– 135 410
XIIVerkeer en Waterstaat5 738 4026 289 933551 531
XIIIEconomische Zaken1 786 4891 706 004– 80 485
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij2 077 6412 388 424310 783
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid19 489 73920 246 275756 536
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport8 316 8898 740 835423 946
 Infrastructuurfonds5 990 8916 835 986845 095
 Fonds Economische Structuurversterking2 480 6042 444 939– 35 665
 Gemeentefonds12 264 20913 032 057767 848
 Provinciefonds1 014 4261 084 24469 818
 Spaarfonds AOW000
 Diergezondheidsfonds075 94875 948
 Totalen152 578 496163 455 01110 876 515
Tabel 2: Rekening van ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen, totaal-ontvangsten 2002 (x € 1 000)
 Rekening van oorspronkelijk vastgestelde begrotingrealisatieverschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
IHuis der Koningin000
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin4 4805 371891
IIIAlgemene Zaken6 40411 4395 035
IVKoninkrijksrelaties12 77328 24115 468
VBuitenlandse Zaken883 488763 478– 120 010
VIJustitie839 355865 56526 210
VIIBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties220 360320 526100 166
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 243 7501 201 443– 42 307
IXANationale Schuld19 477 16846 979 95527 502 787
IXBFinanciën97 175 99093 808 384– 3 367 606
XDefensie201 982236 28134 299
XIVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer109 921130 39220 471
XIIVerkeer en Waterstaat326 489191 279– 135 210
XIIIEconomische Zaken2 850 2152 937 29987 084
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij623 836764 718140 882
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid517 582588 27170 689
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport95 284165 95670 672
 Infrastructuurfonds5 937 4266 681 957744 531
 Fonds Economische Structuurversterking2 059 3002 003 966– 55 334
 Gemeentefonds12 264 20913 032 057767 848
 Provinciefonds1 014 4261 084 24469 818
 Spaarfonds AOW2 943 2642 941 667– 1 597
 Diergezondheidsfonds2 48438 36835 884
 Totalen148 810 186174 780 85725 970 671

Bijlage A2 Saldibalans van het rijk 2002

Saldibalans van het Rijk per 31 december 2002
DEBET  CREDIT
Omschrijvingx € miljoenOmschrijving x € miljoen
1Uitgaven ten laste van de begroting 2002139 98214Ontvangsten ten gunste van de begroting 2002148 999
2Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)3 16815Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)12 077
3Liquide Middelen11816Saldi begrotingsfondsen14 415
6Saldo geldelijk beheer van het Rijk32 72418Saldi begrotingsreserve501
      
 Totaal intra-comptabele posten175 992 Totaal intra-comptabele posten175 992
      
7Openstaande rechten22 72019Tegenrekening openstaande rechten22 720
8Extra-comptabele vorderingen op derden22 60320Tegenrekening extra-comptabele vorderingen22 603
9Tegenrekening extra-comptabele schulden206 04321Extra-comptabele schulden aan derden206 043
10Voorschotten114 31422Tegenrekening voorschotten114 314
11Tegenrekening openstaande verplichtingen74 87023Openstaande verplichtingen74 870
12Deelnemingen8 54224Tegenrekening deelnemingen8 542
13Tegenrekening garanties57 65925Garanties57 659
 Totaal extra-comptabele posten506 751 Totaal extra-comptabele posten506 751
      
 Totaal-Generaal682 742 Totaal-Generaal682 742

Bijlage A3 Staatsbalans 2002

1. INLEIDING STAATSBALANS

De bijlage Staatsbalans omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 2002 (inclusief het garantieoverzicht), die is afgezet tegen de balans ultimo 2001, zoals gepubliceerd in de Miljoenennota 2003. Vanaf 1 januari 2003 wordt de Staatsbalans niet meer gepubliceerd in de Miljoenennota en de Staatsbalans, zoals gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk, is daardoor niet meer pro forma.

2. STAATSBALANS PER 31 DECEMBER 2002

Algemeen

Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995

De Staatsbalans wordt opgesteld volgens een internationale standaard; het Europees Stelsel van nationale en regionale Rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995) vormt de grondslag voor de balans van de rechtspersoon Staat der Nederlanden.

Door de Staatsbalans te enten op het ESR 1995 kunnen de waarderings- en afbakeningsvraagstukken worden opgelost op basis van een internationaal aanvaarde methodologie. In de voorliggende Staatsbalans ultimo 2002 zijn alle voorschriften van het ESR 1995 gevolgd, zij het dat de consolidatiekring beperkt is tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 namelijk ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen, die ertoe heeft geleid dat alle organisaties die voor meer dan de helft van hun inkomsten afhankelijk zijn van collectieve heffingen, tot de overheid worden gerekend.

Wat betreft de waarderingsmethode is door middel van het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde, en voor lineaire afschrijvingen.

Ontwikkeling staatsvermogen

Het staatsvermogen is in 2002 afgenomen ten opzichte van 2001 met 14,6 miljard euro. De 14,6 miljard euro is een saldo van verschillende mutaties in de te onderscheiden posten van de Staatsbalans. Het negatieve vermogen van de Staat van 46,3 miljard euro in 2001 neemt af tot 60,8 miljard euro. In tabel 1 zijn de verklarende factoren van de ontwikkeling van het vermogen van de Staat weergegeven.

Tabel 1: Verklarende factoren ontwikkeling vermogen van de Staat (x € miljard)
1. Staatsvermogen ultimo 2001– 46,3
2. Vorderingensaldo Rijk– 4,2
3. Waardeveranderingen minerale reserves0,4
4. Investeringen Rijk3,6
5. Volumeveranderingen deelnemingen0,0
6. Waardeveranderingen overige niet-financiele activa– 0,6
7. Waardeverandering staatsdeelnemingen– 1,2
8. Waardeverandering staatsobligaties– 5,7
9. Afschrijvingen Rijk– 2,1
10. Overig– 4,7
11. Staatsvermogen ultimo 2002– 60,8

Consolidatiekring

De financiële gegevens van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de agentschappen zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.

Tabel 2: Overzicht van activa en passiva (x € miljoen)
 20012002
A Niet-financiële activa118 377119 615
A1 Winstrechten minerale reserves51 30051 700
A2 Overige niet-financiële activa67 07767 915
   
B Vorderingen73 24672 178
B1 Chartale en girale betaalmiddelen509336
B2 Verstrekte langlopende leningen8 67610 769
B3 Aandelen en overige deelnemingen42 24837 211
B4 Handelskredieten en transitorische posten21 81323 862
   
C Schulden237 899252 642
C1 Munten in omloop1 021684
C2 Dutch Treasury Certificates5 70815 982
C3 Staatsobligaties178 515182 328
C4 Onderhandse staatsleningen2 7082 177
C5 Overige leningen op lange termijn1 143552
C6 Militaire pensioenen6 0006 300
C7 Handelskredieten en transitorische posten42 80444 619
   
D Staatsvermogen (A+B-C)– 46 276– 60 849

TOELICHTING OP DE AFZONDERLIJKE BALANSPOSTEN

A Niet-financiële activa

A1 Winstrechten minerale reserves

Conform ESR 1995 is de netto contante waarde berekend van de toekomstige winstrechten van de Staat, samenhangende met de gas-, olie- en zoutwinning. De waarde ervan bedraagt 51,7 miljard euro ultimo 2002. Dit betreft voornamelijk aardgas, waarvan is uitgegaan van een verwacht productievolume voor de komende 25 jaar. In de berekening zijn de aardgasbaten exclusief vennootschapsbelasting verwerkt. Voor de periode 2003–2008 zijn de nominale ramingen volgens de meerjarencijfers contant gemaakt tegen de lange rente op staatsobligaties. Voor de jaren 2009 en verder zijn de aardgasbaten contant gemaakt tegen een reële disconteringsvoet van 4%.

A2 Overige niet-financiële activa

De rijkseigendommen zijn van zeer uiteenlopende aard. Er wordt mee volstaan om de algemene principes weer te geven van de waarderingsgrondslagen.

De grondslag voor de bepaling van de afschrijving is voor iedere groep van activa de geschatte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met de restwaarde. De vaststelling van de gebruiksduur en de bepaling van de (rest)waarde geschieden steeds in overleg met deskundigen van de ministeries waaronder deze activa ressorteren.

Op de uitgaven voor de verharding van wegen wordt in het jaar van investering 50% afgeschreven. Op gebouwen, waterbouwkundige werken en kunstwerken in wegen bedragen de afschrijvingen 1% per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden wordt niet afgeschreven.

De goederen zijn gewaardeerd tegen marktprijzen. In het merendeel van de gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs, welke door middel van indexcijfers is herleid tot de vervangingswaarde. In sommige gevallen wordt om doelmatigheidsredenen een globale methode gehanteerd (kantoorinventarissen, bibliotheken, automatiseringsmiddelen, telefooncentrales, gereedschappen, en dergelijke). De verlaging van de waarde van de materiële activa van de directie Domeinen met 1,9 miljard euro verklaart in belangrijke mate de wijziging tussen 2001 en 2002. De daling in waarde van de bezittingen van de directie Domeinen wordt veroorzaakt door een afwaardering van de eigendommen van de rijksdienst IJsselmeerpolders.

De samenstelling van het bedrag en de mutaties van de materiële activa blijken uit het volgende overzicht (x € miljoen):

 
 (Gecorrigeerde) waarde per 31-12-2001Investeringen in 2002Afschrijvingen in 2002WaardeveranderingWaarde per 31-12-2002
Ministerie van Defensie     
– Marine1 73681102361 751
– Landmacht3 235487745683 045
– Luchtmacht1 51147145321 445
Ministerie van Verkeer en Waterstaat43 1961 81753090745 390
Burgerlijke rijksgebouwen10 213– 1122921410 187
Domeinen4 07700– 1 9652 112
Diversen3 1091 155345653 984
Totaal67 0773 5762 096– 64267 915

Het bedrag van 67 915 miljoen euro per 31-12-2002 kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende en roerende goederen:

 
Onroerende goederen 64 111
– Ministerie van Verkeer en Waterstaat45 257 
– Burgerlijke rijksgebouwen10 187 
– Ministerie van Defensie4 284 
– Domeinen2 112 
– Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 666 
– Diversen605 
Roerende goederen 3 804
– Goederen van militaire aard1 957 
– Inventarisgoederen126 
– Goederen van culturele aard285 
– Civiele motorvoertuigen en vaartuigen102 
– Goederen civiele verdediging77 
– Overige1 257 
Totaal 67 915

B Vorderingen

B1 Chartale en girale betaalmiddelen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld (x € miljoen):

 
 20012002
De Nederlandsche Bank N.V.224
Overige saldi314129
Kasgeldleningen en Buy/Selltransacties173203
Totaal509336

B2 Verstrekte langlopende leningen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld (x € miljoen):

 
 20012002
a. Diverse vorderingen  
– Studievoorschotten4 7545 444
– Voorschotten inzake landinrichtingsprojecten470852
– Op derden te verhalen ruil- en herverkavelingskosten473443
– Vorderingen dienst der Domeinen372381
– Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel347635
– Vordering op de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp229223
– Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (inzake leningen aan diverse landen)228272
– Vordering inzake aangesproken garantieleningen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.9789
– Vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie terzake van de special action account2726
– Vordering op Indonesië krachtens de overeenkomst van 196663
– Leningen woningwetbouw42
– Lening Railinfrabeheer483806
– Diverse vorderingen245701
Subtotaal7 7359 877
 
b. Leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen  
– Internationale Nederlanden Groep N.V.590531
– Koninklijke KPN Nederland N.V.257257
– TNT Post Groep N.V.7272
– Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V.1818
– N.V. Sdu09
– PinkRoccade04
– NIB Capital Bank N.V.41
– Overige leningen00
Subtotaal941892
Totaal8 67610 769

Toelichting op verstrekte langlopende leningen

De vorderingen in onderdeel a zijn met 2,1 miljard euro toegenomen. Deze toename kan verklaard worden door een toename van de studievoorschotten van 690 miljoen euro. Ook de voorschotten inzake landinrichtingprojecten en de lening aan Railinfrabeheer zijn toegenomen met respectievelijk 382 en 323 miljoen euro.

B3 Aandelen en overige deelnemingen

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld (x € miljoen):

 
 20012002
a. Deelnemingen in Nederlandse ondernemingen  
– De Nederlandsche Bank N.V. 13 15113 151
– N.V. NS Groep10 37510 375
– TNT Post Groep N.V.4 0602 581
– Koninklijke KPN Nederland N.V.4 4654 848
– N.V. Luchthaven Schiphol1 3481 348
– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten1 1391 139
– Energiebeheer Nederland B.V.757757
– Tennet TSO B.V.179179
– N.V. Westerscheldetunnel539539
– PinkRoccade13530
– Connexxion N.V.216216
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.11481
– Nederlands Omroepbedrijf Holding B.V.131131
– N.V. Nederlandse Gasunie175175
– Ultra-Centrifuge Nederland N.V.153153
– Nederlandse Waterschapsbank N.V.155155
– Overige deelnemingen618604
Subtotaal37 71036 462
 
b. Deelnemingen in internationale instellingen  
– Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling299253
– Internationale Ontwikkelingsassociatie3 1600
– Europese Investeringsbank228228
– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling136130
– Aziatische Ontwikkelingsbank3333
– Aziatisch Ontwikkelingsfonds3180
– Afrikaanse Ontwikkelingsbank719
– Afrikaans Ontwikkelingsfonds2490
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank714
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank – Fonds voor Speciale Operaties310
– Internationale Financieringsmaatschappij5654
– Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties98
– Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij510
Subtotaal4 538749
Totaal generaal42 24837 211

De daling in 2002 ten opzichte van 2001 van de deelnemingen in Nederlandse ondernemingen kan als volgt worden gespecificeerd (x € miljoen):

 
Volumeveranderingen: – 14
– Internationale Nederlanden Groep N.V.– 14 
– Overige0 
   
Netto toename van de reserves: 0
– Overige0 
   
Waardeveranderingen: – 1 234
– Koninklijke KPN Nederland N.V.383 
– TNT Post Groep N.V.– 1 479 
– PinkRoccade– 105 
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.– 33 
– Overige0 
   
Diversen 0
– Overige0 
Totaal – 1 248

Toelichting op deelnemingen in Nederlandse ondernemingen

Deelnemingen worden gewaardeerd tegen de geldende koers. Van de in het overzicht opgenomen ondernemingen is slechts een beperkt aantal ondernemingen beursgenoteerd. Beursgenoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de beurskoers ultimo 2002. Dit betreft Koninklijke KPN Nederland N.V., TPG Post Groep N.V., Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. en PinkRoccade. De overige deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen van de desbetreffende onderneming.

Bij de eerste opneming van deze deelnemingen in de Staatsbalans komt het verschil tussen de verkrijgingprijs en de netto vermogenswaarde ten gunste of ten laste van het netto staatsvermogen. Bij vervreemding van deelnemingen komt het verschil tussen de balanswaarde en de opbrengst ten gunste, dan wel ten laste van het netto-staatsvermogen. Op de deelnemingen zijn de nog openstaande stortingsverplichtingen in mindering gebracht.

Op het moment dat de Staatsbalans wordt gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag zijn de jaarverslagen van de Nederlandse deelnemingen nog niet gepubliceerd. Het waarderen van de deelnemingen ultimo 2002 is hierdoor niet goed mogelijk. Besloten is om de deelnemingen te waarderen tegen de waarde ultimo 2001. De mutaties in de waardering van de deelnemingen, die voortvloeien uit de publicaties van de jaarverslagen zullen dan meegenomen worden in de waardering van volgend jaar.

De belangrijkste mutaties betreffen:

– De verklarende factor achter de afname van de waarde van de deelneming van de Staat in de TNT Post Groep N.V., KLM N.V. en PinkRoccade is de daling op de Amsterdamse effectenbeurs van de waarde van de betreffende aandelen.

– De waardeverandering van de deelneming van de Staat in de Internationale Nederlanden Groep N.V. komt doordat de laatste aandelen in handen van de Staat verkocht zijn.

Toelichting op deelnemingen in internationale instellingen

De bedragen van deze deelnemingen zijn opgenomen voor de nominale waarde.

Het betreft een categorie activa in vreemde valuta's, waarvan de balanswaarde wordt berekend met behulp van de contante koersen van de desbetreffende valuta's per balansdatum.

De nominale waarde van de concessionele fondsen (IDA van de Wereldbank, het FSO van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, het AsDF van de Aziatische Ontwikkelingsbank en het AfDF van de Afrikaanse Ontwikkelingsbank) van de multilaterale ontwikkelingsbanken is afgewaardeerd tot nihil.

De gelden die Nederland aan deze instellingen overmaakt zijn geen deelnemingen maar feitelijk giften.

B4 Handelskredieten en transitorische posten

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld (x € miljoen):

 
 20012002
a. Overlopende activa3 5973 054
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan17 01317 187
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten176183
d. College voor Zorgverzekeringen02 454
e. Overige vorderingen1 027984
Totaal21 81323 862

a. Overlopende activa

De diverse vorderingen zijn afgenomen met 500 miljoen euro. Deze mutatie komt voornamelijk door de afgenomen winst van De Nederlandsche Bank N.V..

De overlopende activa zijn (x € miljoen):

 
 20012002
Winst van De Nederlandsche Bank N.V.1 199353
Lopende rente op leningen aan de Internationale Nederlanden Groep N.V.400
Vordering uit hoofde van samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met WSW-loon3128
Diverse vorderingen2 3272 673
Totaal3 5973 054

b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan

Het onderdeel Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan is toegenomen met 174 miljoen euro. Deze toename is vooral gerelateerd aan Defensie.

c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten

Als vorderingen en verplichtingen zijn opgenomen de bedragen van langlopende contracten inzake aanschaffingen van duurzame activa en inzake uit te voeren werken. De reeds gedane uitgaven zijn op de posten B4.b en C7.b in mindering gebracht en opgenomen onder post B4.c.

De bedragen van de posten B4.b en C7.b bestaan uit twee elementen, namelijk het ministerie van Defensie (5,1 miljard euro) en het ministerie van Verkeer en Waterstaat (12,1 miljard euro).

e. Overige vorderingen

De metaalwaarde van de munten in omloop is door de introductie van de euro flink gedaald. De euromunten zijn van een andere legering gemaakt dan de vroegere guldenmunten. De waarde van deze legering is een stuk lager, omdat het moeilijker is om het metaal opnieuw te gebruiken.

 
x € miljoen20012002
Metaalwaarde munten in omloop2654
Centrale inning van lesgelden110117
Diverse vorderingen652863
Totaal1 027984

C Schulden

C1 Munten in omloop

Deze post omvat de nominale schuld uit hoofde van in circulatie gebrachte munten. Het bedrag is exclusief de munten in handen van De Nederlandsche Bank N.V. en de munten van de Staat in het muntdepot. Niet geconsolideerd is voor de munten in de kassen van de ministeries. Deze maken deel uit van balanspost B1 Chartale en girale betaalmiddelen. Met de toepassing van het ESR 1995 zijn de verzamelaarsmunten niet langer als schuld gepassiveerd. De metaalwaarde van de munten, in deze post opgenomen, is geactiveerd onder B4.

C2 Dutch Treasury Certificates

Het bedrag van de per balansdatum uitstaande schuld uit hoofde van DTC's bedraagt 16 miljard euro. In de balans is de vooruitbetaalde rente van de schuld in mindering gebracht. Deze toename wordt vooral veroorzaakt doordat het grootste deel van de financieringsbehoefte is opgevangen door de uitgifte van DTC's.

C3 Staatsobligaties

De staatsobligaties zijn conform ESR 1995 gewaardeerd tegen marktprijzen (x € miljoen).

    
 20012002Verschil
1. Waardering tegen marktprijs178 515182 3283 813
2. Waardering tegen nominaal171 683169 824– 1 859
3. Verschil (1–2)6 83212 5045 672

De toename van de schuldcategorie staatsobligaties met 5,7 miljard euro moet bezien worden in het licht van de waarderingsgrondslag. De mutatie van 5,7 miljard euro kan gesplitst worden in een volumecomponent ter grootte van -1,9 miljard euro en een prijscomponent van 3,8 miljard euro. De volumemutatie omvat per saldo een geringe afname van het beroep op de openbare kapitaalmarkt van de Staat om de financieringsbehoefte 2002 te dekken. De prijsmutatie heeft geen gevolgen voor de EMU-schuld. De EMU-schuld luidt in ESR-categorieën, doch uitdrukkelijk is bepaald dat voor de excessieve-tekortenprocedure over de schuld in nominale termen gerapporteerd dient te worden. Voor de EMU-schuld is dus de 169,8 miljard euro relevant.

C4 Onderhandse staatsleningen

Conform ESR 1995 zijn de onderhandse staatsleningen tegen de nominale waarde gewaardeerd. De balansmutatie betreft voornamelijk aflossingen.

C5 Overige leningen op lange termijn

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld (x € miljoen):

 
 20012002
Uitvoering Werknemersverzekeringen – Wachtgeldfondsen837253
N.V. Nederlandse Spoorwegen143126
Stichting Nationaal Groenfonds Compensatiegelden7276
Stichting Nationaal Restauratiefonds1917
Overige vaste staatsschuld00
Diverse voorfinancieringen via V&W6665
Overige615
Totaal1 143552

De overige leningen op lange termijn zijn afgenomen met 600 miljoen euro. Deze mutatie wordt voornamelijk veroorzaakt door de afname van de lening van de Uitvoering Werknemersverzekeringen.

C6 Militaire pensioenen

Het balansbedrag vertegenwoordigt de netto contante waarde van de pensioenverplichtingen van de Staat aan de (gewezen) militairen.

C7 Handelskredieten en transitorische posten

De balansbedragen zijn als volgt samengesteld (x € miljoen):

 
 20012002
a. Overlopende passiva8 1058 295
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover vorderingen staan17 01317 187
c. Overige schulden17 68619 137
Totaal42 80444 619

a. Overlopende passiva

 
x € miljoen20012002
Lopende interest van de staatsschuld7 2317 242
Diverse schulden8741 053
Totaal8 1058 295

b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover vorderingen staan

Voor een toelichting wordt verwezen naar balanspost B4.b.

c. Overig

 
x € miljoen20012002
Uitvoering Werknemersverzekeringen7 69010 924
Sociale Verzekeringsbank1 541721
Callgeldleningen4 7994 725
Commissie van de Europese Gemeenschappen1 530922
College voor Zorgverzekeringen4680
Vakantie-aanspraak ambtenaren242261
Stichting Maror7335
Investeringsfaciliteit voor Oost-Europa101102
Diverse schulden1 2421 447
Totaal17 68619 137

In 1998 is de Wet Geïntegreerd Middelenbeheer (Stb. 1997, nr. 908) in werking getreden. Gevolg hiervan is dat de Sociale Verzekeringsbank, het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen en het College voor Zorgverzekeringen geen zelfstandig middelenbeheer meer voeren. Dit middelenbeheer is geïntegreerd in de schatkist. Uit dien hoofde is ultimo 2002 een schuld opgenomen aan de Uitvoering Werknemersverzekeringen van per saldo circa 10,9 miljard euro en aan de Sociale Verzekeringsbank van circa 0,7 miljard euro. Het College voor Zorgverzekeringen is onder balanspost B4 opgenomen. De schuld aan de Uitvoering Werknemersverzekeringen uit hoofde van de wachtgeldfondsen is opgenomen onder balanspost C5. Het balansbedrag ultimo 2002 is hiervoor aangepast.

Voorwaardelijke verplichtingen

In lijn met het ESR 1995 maken voorwaardelijke verplichtingen, de zogenaamde «contingent liabilities», geen onderdeel uit van het overzicht van activa en passiva van de Staat. Kenmerk van dit type van verplichtingen is dat, voordat er een transactie plaats vindt, er eerst aan een of meerdere voorwaarden voldaan moet worden. Een klassiek voorbeeld is garantieverlening door de Staat bij exportkredieten.

Gezien het beleidsmatige belang van garanties is aanvullende informatie over door de Staat verleende garanties in tabel 3 gepresenteerd; uitgaven en ontvangsten op door de Staat verstrekte garanties zijn in tabel 4 gepresenteerd.

Tabel 3: Garanties, uitstaand risico en nieuwe machtingen (x € miljard)
 Risico ultimo 2002
1. Garanties Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V.1,4
2. Garanties bouwleningen Academische Ziekenhuizen0,5
3. Waarborg nakoming betalingsverplichting Nederlandse Waterschapsbank1,0
4. Garanties Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen15,9
5. Garanties Nederlandse Investeringsbank0,4
6. Garanties deelname kapitaal Wereldbank4,5
7. Garanties deelname kapitaal regionale ontwikkelingsbanken1,0
8. Garanties deelname DNB in kapitaal Internationaal Monetair Fonds12,6
9. Garantiekredieten aan EU-staten0,8
10. Garanties aan NCM inzake exportkredietverzekeringen7,9
11. Garanties aan NCM inzake investeringen0,9
12. Garanties deelname in kapitaal Europese Investeringsbank4,6
13. Garanties huurwoningen geëxploiteerd door corporaties3,1
14. Garanties aflossingen rentebetalingen op geldleningen OV1,8
15. Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf1,5
16. Garanties Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten0,9
17. Garanties accomodaties gehandicapten0,4
18. Garanties inrichting gezondheidszorg1,4
19. Overige garanties2,4
20. Totaal63,2
21. Totaal in % BBP14,9
Tabel 4: Uitgaven en ontvangsten op de door de Staat verstrekte garanties (x € miljoen)
 Uitgaven 2002Ontvangsten 2002
1. Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden14,80,0
2. Nederlandse Investeringsbank6,15,4
3. Europese Investeringsbank1,22,7
4. Exportkredietverzekering80,8166,5
5. Borgstelling Midden- en Kleinbedrijf14,414,2
6. Overige garantieregelingen3,41,5
7. Totaal120,7190,3

Bijlage B1 Budgettaire kerngegevens

Tabel 1.1: Budgettaire kerngegevens; in lopende prijzen; min betekent uitgaven (x € miljoen)
 MN 2003FJR 2002Verschil
1. Netto-uitgaven onder het kader Rbg-eng– 88 121– 87 707414
2. Netto-begrotingsgefinancierde uitgaven SZA– 14 253– 14 130123
3. Netto-uitgaven niet relevant voor enig kader– 7 922– 9 515– 1 594
4. Netto-uitgaven wel relevant voor Rbg-eng, maar niet voor saldo– 441– 37863
5. Netto-begrotingsgefinancierde uitgaven (5=1+2+3+4)– 110 737– 111 731– 994
w.v. uitgaven– 129 234– 131 406– 2 172
w.v. ontvangsten18 49719 6741 177
6. Belastingen108 248104 954– 3 294
7. Uitgavenreserve000
8. Overig8402 4571 617
9. EMU-saldo Centrale Overheid– 1 649– 4 320– 2 671
    
10. EMU-saldo Lokale Overheid690437– 253
    
11. EMU-saldo Sociale Fondsen– 1 322– 1 590– 268
    
12. EMU-saldo (– = tekort)– 2 281– 5 473– 3 192
(Idem, in % BBP)– 0,5%– 1,2%– 0,7%
    
BBP (x € miljard)448444– 4
Tabel 1.2: Uitgaventoetsing Rijksbegroting in enge zin; min betekent onderschrijding (x € miljoen)
 MN 2003FJR 2002Verschil
1. Raming uitgaven Miljoenennota 200388 12188 1210
2. NB-deflator MEV 20031,00001,00000
3. Reële ijklijn88 12188 1210
4. NB-deflator1,00001,00000
5. Uitgavenreserve (aanwending)000
6. Overboekingen0– 18– 18
7. Statistisch000
8. Uitgavenkader Rbg-eng in lopende prijzen88 12188 103– 18
9. Actuele raming uitgaven88 12187 707– 414
    
10. Over-/onderschrijding (10=9–8)0– 395– 395
Tabel 1.3: Uitgaventoetsing SZA; min betekent onderschrijding (x € miljoen)
 MN 2003FJR 2002Verschil
1. Raming uitgaven Miljoenennota 200353 52553 5250
2. NB-deflator MEV 20031,00001,00000
3. Reële ijklijn53 52553 5250
4. NB-deflator1,00001,00000
5. Uitgavenreserve (aanwending)000
6. Overboekingen01515
7. Statistisch000
8. Uitgavenkader SZA in lopende prijzen53 52553 54015
9. Actuele raming uitgaven53 52553 345– 180
w.v. begrotingsgefinancierd14 25314 130– 123
w.v. premiegefinancierd39 27239 214– 58
    
10. Over-/onderschrijding (10=9–8)0– 195– 195
Tabel 1.4: Uitgaventoetsing Budgettair Kader Zorg; min betekent onderschrijding (x € miljoen)
 MN 2003FJR 2002Verschil
1. Raming uitgaven Miljoenennota 200337 07637 0760
2. NB-deflator MEV 20031,00001,00000
3a. Reëel BKZ37 07637 0760
3b. Reële ijklijn Zorg32 16332 1630
4. NB-deflator1,00001,00000
5. Uitgavenreserve (aanwending)000
6. Overboekingen033
7. Statistisch0180180
8. BKZ in lopende prijzen37 07637 259183
9. Actuele raming uitgaven37 07638 024948
w.v. particulier gefinancierd/WTZ– 4 913– 5 038– 125
   0
10. Over-/onderschrijding BKZ (10=9–8)0766766
11. IJklijn Zorg in lopende prijzen32 16332 322159
12. Totaal netto-uitgaven onder ijklijn Zorg32 16332 986823
    
13. Over-/onderschrijding (13=12–11)0664664
Tabel 1.5: Uitgaventoetsing totaal kader; min betekent onderschrijding (x € miljoen)
 MN 2003FJR 2002Verschil
1. Reële ijklijnen173 808173 8080
2. NB-deflator1,00001,00000
3. Uitgavenreserve (aanwending)000
4. Overboekingen000
5. Statistisch0156156
6. Uitgavenkader in lopende prijzen173 808173 964156
7. Actuale raming uitgaven173 808174 038230
    
8. Over-/onderschrijding (ijklijn-termen)07474

Bijlage B2 De uitgaven en niet-belastingontvangsten

Tabel 2.1: Uitgaven begrotingen 20021 (x € miljoen)
 BegrotingOBFJRVerschil
IHuis der Koningin7,97,7– 0,2
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin176,4194,918,5
IIIAlgemene Zaken40,948,27,3
IVKoninkrijksrelaties134,3132,9– 1,4
VBuitenlandse Zaken10 440,49 000,4– 1 440,0
VIJustitie4 809,65 155,2345,6
VIIBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties4 489,44 823,3333,9
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen23 111,124 190,61 079,5
IXANationale Schuld11 933,217 262,05 328,8
IXBFinanciën3 394,43 659,3264,9
XDefensie7 017,37 385,8368,5
XIVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer3 403,53 268,1– 135,4
XIIVerkeer en Waterstaat5 738,46 289,9551,5
XIIIEconomische Zaken1 786,21 706,0– 80,2
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij2 068,92 388,4319,5
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid19 453,120 246,3793,2
XVIVolksgezondheid, Welzijn en Sport8 316,98 740,8423,9
HGISInternationale Samenwerking(4 873,2)(4 557,6)(– 315,6)
APAanvullende posten3 851,70,0– 3 851,7
GFGemeentefonds12 281,713 032,1750,4
PFProvinciefonds1 014,41 084,269,8
ISFInfrastructuurfonds5 990,96 836,0845,1
FESFonds Economische Structuurversterking2 480,62 444,9– 35,7
DGFDiergezondheidsfonds0,075,975,9
CONConsolidatie– 6 253,0– 6 567,4– 314,4
Totaal 125 688,3131 405,55 717,2

1 In deze tabel zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld.

Tabel 2.2: Ontvangsten begrotingen 20021 (x € miljoen)
 BegrotingOBFJRVerschil
IIHoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin4,55,40,9
IIIAlgemene Zaken6,411,45,0
IVKoninkrijksrelaties12,828,215,4
VBuitenlandse Zaken883,5763,5– 120,0
VIJustitie839,4865,626,2
VIIBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties218,5320,5102,0
VIIIOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 243,71 201,4– 42,3
IXANationale Schuld333,93 393,83 059,9
IXBFinanciën2 637,02 971,7334,7
XDefensie202,0236,334,3
XIVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer109,9130,420,5
XIIVerkeer en Waterstaat326,5191,3– 135,2
XIIIEconomische Zaken2 850,02 937,387,3
XIVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij615,1764,7149,6
XVSociale Zaken en Werkgelegenheid517,6588,370,7
XVIVolksgezondheid,Welzijn en Sport95,3166,070,7
HGISInternationale samenwerking(57,4)(129,7)(72,3)
APAanvullende posten3 064,10,0– 3 064,1
ISFInfrastructuurfonds5 937,46 682,0744,6
FESFonds Economische Structuurversterking2 059,32 004,0– 55,3
AOWSpaarfonds AOW2 943,32 941,7– 1,6
DGFDiergezondheidsfonds5,538,432,9
CONConsolidatie– 6 253,0– 6 567,6– 314,6
Totaal 18 652,619 674,31 021,7

1 In deze tabel zijn de niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld.

Agentschappen

Toelichting

Agentschappen werken op basis van het stelsel van baten en lasten. In tabel 2.3 wordt een totaaloverzicht gegeven van de door de verschillende agentschappen gegenereerde baten en lasten

Tabel 2.3: Totaaloverzicht lasten en baten (x € miljoen)
Naam agentschapMoeder-ministerieIngesteld perLasten 1999Baten 1999Lasten 2000Baten 2000Lasten 2001Baten 2001Lasten 2002Baten 2002
1. Centrum tot Bevordering van de Import uit OntwikkelingslandenBuZa19988,408,409,369,3810,8310,8314,8114,82
2. Immigratie- en NaturalisatiedienstJustitie1994235,80225,67286,34294,09315,58313,28350,78328,79
3. Dienst Justitiële InstellingenJustitie19951 085,991 108,431 138,601 147,711 289,481 312,161 426,821 415,51
4. Centraal Justitieel Incasso BureauJustitie199630,8332,1441,1043,2552,0550,7259,2360,36
5. Studiecentrum RechtsplegingJustitieTijdelijk21,4420,86
6. Korps Landelijke PolitiedienstenBZK1998232,32228,62125,25127,66276,86290,15324,90322,11
7. Informatievoorziening OverheidspersoneelBZK19959,569,644,924,8515,8116,3512,2211,52
8. Centrale ArchiefselectiedienstBZK19976,166,452,973,056,536,936,856,95
9. Basisadministratie Persoonsgegevens en ReisdocumentenBZK199828,4929,1717,5717,5364,1364,2654,2658,31
10. IT-organisatieBZK199870,7473,1145,8746,09148,59147,29150,63144,08
11. Centrale Financiën InstellingenOC&W199649,4448,8045,7447,6857,5058,3361,1756,29
12. RijksarchiefdienstOC&W199624,9024,4728,4229,0824,3625,3240,9240,63
13. Defensie Telematica OrganisatieDefensie1998241,59241,86212,64209,10261,08270,52254,47258,38
14. Dienst Gebouwen, Werken en TerreinenDefensie199678,8679,3182,6880,8686,8484,4885,9087,87
15. RijksgebouwendienstVROM1999834,37844,90923,20974,81997,151 008,031 128,171 157,42
16. Koninklijk Nederlands Meteorologisch InstituutV&W199544,5442,0351,2748,1349,7448,9448,9947,48
17. TelecomEZ199626,9628,4927,6230,3729,4130,3834,3428,18
18. SenterEZ199433,7436,7537,9039,9543,9145,8649,3951,51
19. Economische VoorlichtingsdienstEZ200124,3024,4724,9125,45
20. Bureau Industriële EigendomEZ200217,2717,54
21. NovemEZTijdelijk20,2722,21
22. Plantenziektenkundige DienstLNV199418,6918,0619,4420,2821,0822,0526,7024,54
23. Bureau HeffingenLNV199823,4523,6637,3035,9853,1154,3952,1754,39
24. LaserLNV199965,0365,6055,6756,0370,6371,4180,3781,13
25. Agentschap SZWSZW200318,1918,1919,4619,46
26. Inspectie Werk en InkomenSZWTijdelijk35,0536,70
27. College ter Beoordeling van GeneesmiddelenVWS199612,1712,8512,0311,7712,4514,0714,3914,71
28. Keuringsdienst van WarenVWS200060,7663,9868,0367,9773,7673,74
Totaal  3 162,033 188,413 266,653 341,633 997,644 056,384 489,644 480,94

Toelichting

Om de invloed op het EMU-saldo te bepalen moeten de baten en lasten van de agentschappen vertaald worden in kastermen. Deze vertaling komt erop neer dat baten tot ontvangsten en lasten tot uitgaven moeten worden herleid, waarbij alleen de ontvangsten van derden en uitgaven aan derden relevant zijn voor het EMU-saldo. Deze boekhoudkundige bewerking levert tabel 2.4 op, waarin is opgenomen het geconsolideerde saldo van uitgaven aan derden minus ontvangsten van derden van alle agentschappen.

Tabel 2.4: Saldi voor consolidatie in kasgegevens (x € miljoen)
Naam agentschapConsolidatiesaldi
1999200020012002
1. Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden– 0,32– 1,504,17– 2,74
2. Immigratie- en Naturalisatiedienst8,39– 2,6319,0025,15
3. Dienst Justitiële Instellingen– 5,2613,8453,0791,71
4. Centraal Justitieel Incasso Bureau0,051,134,870,82
5. Studiecentrum Rechtspleging– 0,01
6. Korps Landelijke Politiediensten6,40– 1,18– 14,55– 17,38
7. Informatievoorziening Overheidspersoneel2,000,771,254,99
8. Centrale Archiefselectiedienst0,231,41– 0,650,89
9. Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten– 3,580,732,33– 0,74
10. IT-organisatie– 8,89– 22,0542,16– 5,04
11. Centrale Financiën Instellingen6,76– 7,943,689,00
12. Rijksarchiefdienst– 0,27– 6,67– 2,523,40
13. Defensie Telematica Organisatie– 0,5429,86– 4,81– 9,15
14. Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen– 0,911,681,3410,56
15. Rijksgebouwendienst150,56331,12294,25518,94
16. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut3,95– 2,99– 3,297,16
17. Telecom2,00– 9,261,487,95
18. Senter0,86– 2,68– 0,042,94
19. Economische Voorlichtingsdienst26,955,82
20. Bureau Industriële Eigendom– 2,46
21. Novem1,68
22. Plantenziektenkundige Dienst1,72– 1,000,830,21
23. Bureau Heffingen1,360,641,984,30
24. Laser– 6,90– 0,363,3917,61
25. Agentschap SZW2,57
26. Inspectie Werk en Inkomen– 2,78
27. College ter Beoordeling van Geneesmiddelen1,13– 1,63– 0,51– 0,93
28. Keuringsdienst van Waren– 4,90– 1,282,48
Totaal158,73316,38433,11676,95

Toelichting

Tabel 2.5 geeft een overzicht van het beroep op de leenfaciliteit door de verschillende agentschappen, alsmede de aflossingen op de leningen.

Het beroep op de leenfaciliteit in 2000 is eenmalig hoog vanwege de in 2000 doorgevoerde veranderingen in de financieringswijze van agentschappen. In dat kader hebben de agentschappen een beroep op de leenfaciliteit gedaan voor de overdracht van vermogensbestanddelen van circa 237 miljoen euro.

Over het algemeen geldt dat in de jaren vanaf 2001 alleen een beroep op de leenfaciliteit wordt gedaan voor nieuwe investeringen.

Tabel 2.5: Agentschapsbegrotingen 2003; beroep op leenfaciliteit (x € miljoen)
Naam agentschapLeningen Aflossingen
20002001 2002 2000 2001 2002
1. Centrum tot Bevordering van de Import uit Ontwikkelingslanden0,270,17 0,070,070,07
2. Immigratie- en Naturalisatiedienst32,3518,46 7,347,347,34
3. Dienst Justitiële Instellingen92,0752,64 15,3515,3521,93
4. Centraal Justitieel Incasso Bureau4,211,363,98 1,391,470,83
5. Studiecentrum Rechtspleging 
6. Korps Landelijke Politiediensten45,585,694,77 8,6922,4418,40
7. Informatievoorziening Overheidspersoneel 
8. Centrale Archiefselectiedienst0,631,38 0,170,350,27
9. Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten0,210,46 0,130,150,03
10. IT-organisatie4,3018,1525,29 1,743,411,44
11. Centrale Financiën Instellingen10,123,185,80 2,631,982,92
12. Rijksarchiefdienst6,361,040,99 3,021,731,05
13. Defensie Telematica Organisatie108,5919,005,00 13,7912,8512,85
14. Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen29,452,0414,19 4,632,302,28
15. Rijksgebouwendienst365,38296,80587,08 113,73126,55135,27
16. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut15,781,322,00 6,292,181,92
17. Telecom9,364,103,96 3,052,982,41
18. Senter 0,00
19. Economische Voorlichtingsdienst0,45 0,210,15
20. Bureau Industriële Eigendom0,66 
21. Novem 
22. Plantenziektenkundige Dienst2,211,240,60 0,340,400,69
23. Bureau Heffingen12,104,994,80 2,653,554,29
24. Laser2,104,427,11 1,591,22
25. Agentschap SZW0,31 
26. Inspectie Werk en Inkomen 
27. College ter Beoordeling van Geneesmiddelen 
28. Keuringsdienst van Waren9,624,134,47 1,512,322,52
Totaal750,69422,37689,64 188,11207,60217,88

Bijlage B3 De belasting- en premieontvangsten

Het totaal van de belastingen, premies en aardgasbaten op EMU-basis is naar huidige inzichten 7,38 miljard euro lager uitgekomen dan de raming bij de ontwerpbegroting, zoals opgenomen in de Miljoenennota 2002.

Tabel 3.1: Ontwikkeling van de opbrengst belastingen, premies en aardgasbaten op EMU-basis (x € miljard)
 OB 2002FJR 2002Verschil
Belastingen112,00105,07– 6,92
Premies61,6961,15– 0,55
Aardgasbaten2,262,350,09
Totaal175,95168,57– 7,38

Belastingontvangsten

De ontvangsten voor 2002 op EMU-basis zijn uitgekomen op 105,1 miljard euro. In tabel 3.2 wordt een overzicht gegeven van de verschillende ramingsmomenten. Voor alle belastingsoorten geldt dat de lagere realisatie in 2002 structureel doorwerkt in de raming van 2003. Een deel van de lagere realisaties was reeds in de raming van de Vermoedelijke Uitkomsten verwerkt, zodat de structurele doorwerking 3,2 miljard euro bedraagt.

Tabel 3.2: Mutaties belastingopbrengst 2002 op EMU-basis sinds Ontwerpbegroting 2002 (x € miljard)
 basisjaarautonoomendogeentotaal
Stand Ontwerpbegroting   112,00
Mutatie Voorjaarsnota– 0,28– 0,29– 1,23– 1,80
Stand Voorjaarsnota   110,20
Mutatie Vermoedelijke Uitkomsten0,000,00– 1,93– 1,92
Stand Vermoedelijke Uitkomsten   108,28
Mutatie Najaarnota0,000,00– 0,80– 0,80
Stand Najaarsrekening   107,47
Mutatie Voorlopige Rekening0,000,11– 2,51– 2,40
Stand Financieel Jaarverslag   105,07
Totaal mutaties– 0,28– 0,18– 6,46– 6,92
Waarvan na Vermoedelijke Uitkomsten0,000,11– 3,31– 3,20

Doorwerking bijstellingen uit 2001

De ramingsbijstelling 2002 is in de eerste plaats het gevolg van een afwijkende belastingrealisatie over 2001. Daardoor is de basis voor 2002 0,3 miljard euro lager. De realisatie over 2001 was 0,6 miljard euro lager dan de raming ten tijde van de Ontwerpbegroting 2002, waarvan 0,9 miljard euro structureel lager, 0,7 miljard euro tijdelijk lager en 1,0 miljard euro incidenteel hoger. De 0,9 miljard euro negatieve structurele bijstelling 2001 werkt volledig door in de raming voor 2002 en de tijdelijk lagere opbrengst in 2001 van 0,7 miljard euro is alsnog in 2002 gerealiseerd. Deze afwijkingen zijn nader toegelicht in de Voorlopige Rekening 2001.

Informatie bij opeenvolgende begrotingsmomenten

Aan de ramingen liggen, afhankelijk van het begrotingsmoment, verschillende economische prognoses van het Centraal Plan Bureau (CPB) ten grondslag. Een overzicht staat in onderstaande tabel.

Tabel 3.3: Overzicht begrotingsmoment en bijbehorende prognoses CPB

TijdstipBegrotingsmomentEconomisch beeld
September 2001Ontwerpbegroting in MN 2002MEV 2002
April 2002Voorjaarsnota 2002CEP 2002
September 2002Vermoedelijke Uitkomsten in MN 2003MEV 2003
November 2002Najaarsnota 2002 
Februari 2003Financieel Jaarverslag 2002CEP 2003

Op basis van de besluitvorming over de begroting en de prognoses van het CPB voor het macro-economisch beeld in de MEV 2002 is in september 2001 de Ontwerpbegroting 2002 aan de Tweede Kamer verzonden. Lopende het jaar 2002 is de begroting aangepast bij

Voorjaarsnota en daarna bij Vermoedelijke Uitkomsten. Het economisch beeld in het CEP 2002 en de doorwerking van de realisaties van 2001 (zoals vermeld in de Voorlopige Reke-ning 2001) vormden de basis voor de ramingsbijstelling bij Voorjaarsnota 2002. Bij Vermoedelijke Uitkomsten vormen naast het economisch beeld in de MEV 2003 de kasrealisatiecijfers over het eerste halfjaar een aanvullende belangrijke bron van informatie. Ook verschaffen gegevens over de aanslagoplegging additionele informatie over de te verwachte belastingontvangsten in de tweede helft van het jaar. In de Najaarsnota worden de geraamde belastingontvangsten bijgesteld ten opzichte van de raming in Vermoedelijke Uitkomsten. Er is dan geen nieuw economisch beeld beschikbaar. De bijstellingen vinden voornamelijk plaats op grond van kasrealisaties tot en met oktober. Een groot deel van het jaar is dan immers voorbij. Er kan dan echter nog geen indicatie worden gegeven of de aard van de bijstelling structureel, incidenteel, dan wel tijdelijk is. Bij het Financieel Jaarverslag zijn de kasrealisaties bekend. Dan kan worden ingegaan op de afwijkingen van de realisaties ten opzichte van ramingen. Het meest recente economisch beeld waaruit de belastingopbrengst kan worden verklaard is dan het CEP 2003. De kasrealisaties veranderen vanaf het Financieel Jaarverslag uiteraard niet meer. De inzichten in het economisch beeld 2002 kunnen naderhand nog wel wijzigen en zijn daarmee ook een nadere verklaring voor de realisaties van de inkomsten.

Autonome bijstellingen 2002

Autonome mutaties zijn het gevolg van (fiscale) maatregelen, nabetalingen of wijzigingen in het uitvoeringsproces van de Belastingdienst. In de regel zijn autonome bijstellingen lopende het begrotingsjaar relatief beperkt omdat het fiscale beleid grotendeels bij Ontwerpbegroting vaststaat. De autonome bijstellingen bedragen in totaal – 0,2 miljard euro, waarvan – 0,3 miljard euro in de Voorjaarsnota (0,1 miljard euro additionele lastenverlichting waartoe is besloten naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen, 0,1 miljard euro lagere BTW-opbrengst op infrastructuur voor het Openbaar Vervoer en 0,1 miljard euro geraamde lagere nabetalingen van de Sociale Fondsen aan het Rijk) en 0,1 miljard hogere nabetalingen in de Voorlopige Rekening.

Endogene bijstelling 2002

De meeste aanpassingen in de raming gedurende het begrotingsjaar betreffen endogene ramingsbijstellingen. Deze zijn het gevolg van nieuwe inzichten over de economische groei in het lopende jaar en de relatie tussen de economische groei en de belastingontvangst.

Een hogere (nominale) economische groei zal gewoonlijk leiden tot hogere belastingontvangsten, vanwege hogere binnenlandse bestedingen, groeiende werkgelegenheid, hogere winsten en/of loon- en prijsmutaties. Omgekeerd zal een lagere economische groei in de regel leiden tot lagere belastingontvangsten. Een wijziging in de verhouding tussen de belastingopbrengst en de economische groei kan tot uitdrukking worden gebracht in een veranderende progressiefactor. De progressiefactor is de verhouding van de procentuele toename van de belastinginkomsten ten opzichte van de (nominale) groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP). De progressiefactor kan sterk fluctueren. Gedurende de periode 1980–2001 schommelde de waarde tussen de 0 en 4. Dit betekent dat een (extra) BBP-groei van 1% gepaard gaat met 0% respectievelijk 4% extra belastinginkomsten.

Figuur 3.1: Macro-progressiefactor belastingopbrengst; op kasbasis, periode 1980–2002kst-28880-1-11.gif

Een afwijking van de belastingopbrengst komt op macroniveau tot uitdrukking in een wijziging van de progressiefactor. Oorzaken van wijzigingen in de progressiefactor zijn bijvoorbeeld veranderende kaspatronen, veranderingen in het proces van belastinginning of wijzigingen in de samenstelling van de economische groei. Veranderende kaspatronen kunnen ontstaan doordat de afdracht van belasting niet op hetzelfde moment geschiedt als de economische activiteit waarover de belasting verschuldigd is. Met name van de kasontvangsten van de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting heeft een groot deel betrekking op oudere transactiejaren. Bij de meeste belastingen (waaronder de loon- en omzetbelasting) is de vertraging circa één maand. Een voorbeeld van verandering in het proces van belastinginning is versnelling van de afdrachttermijnen. Een wijziging in de samenstelling van het BBP (bijvoorbeeld aan de inkomstenkant tussen loon- en winstinkomen of aan de bestedingenkant tussen consumptie en investeringen) kan tot een andere belastingopbrengst leiden, omdat de verschillende onderdelen van het BBP een verschillende belastingdruk hebben. Een ander voorbeeld van het samenstellingseffect is dat binnen de consumptie een verschuiving kan optreden tussen goederen en diensten met een verschillend accijns- of BTW-tarief. Ook zijn niet alle belastingen afhankelijk van de economische groei. Een stijging van de huizenprijzen leidt bijvoorbeeld tot een oploop in de hypotheekrente-aftrek en een lagere inkomstenbelasting, een toename in de mobiliteit en huizenprijzen tot een hogere overdrachtsbelasting en een waardestijging van vermogenstitels tot hogere opbrengsten bij successierechten, ook indien er geen sprake is van een hogere economische groei.

De neerwaartse endogene ramingsbijstelling bij de Voorjaarsnota ten opzichte van Ontwerpbegroting bedroeg 1,2 miljard euro. Bij Vermoedelijke Uitkomsten was de neerwaartse bijstelling ten opzichte van Voorjaarsnota 1,9 miljard euro. De endogene groei blijkt bij het Financieel Jaarverslag nog eens 3,3 miljard euro lager te zijn uitgekomen ten opzichte van de Vermoedelijk Uitkomsten, zodat per saldo vanaf de Ontwerpbegroting een daling is opgetreden van 6,6 miljard euro (tabel 3.2).

In tabel 3.4 zijn voor de verschillende begrotingsmomenten enkele macro-economische kengetallen over de economische groei opgenomen en de resulterende macro-progressiefactor van de belastingopbrengst. De macro-progressiefactor op EMU-basis komt, volgens de huidige raming, uit op – 0,3. Een negatieve progressiefactor is uitzonderlijk (zie ook figuur 3.1: Macro-progressiefactor belastingopbrengst; op kasbasis, periode 1980–2002).

Tabel 3.4: Macro-economische kernvariabelen op verschillende begrotingsmomenten 2002
 OntwerpbegrotingVoorjaarsnotaVermoedelijke UitkomstenFinancieel Jaarverslag
Nominale groei BBP5½%5%4½%3¾%
w.v. volumegroei BBP2%1½%½%¼%
w.v. prijsmutatie BBP3¼%3½%4%3½%
Waardemutatie invoer2¾%¼%– ¼%– 3¾%
Volumegroei particuliere consumptie3½%2¾%1¼%1%
Stijging consumenten-prijsindex2½%3¼%3½%3½%
Bruto-loonontwikkeling marktsector4¼%4¾%4½%4¼%
Werkgelegenheid markt¾%½%¼%¼%
Arbeidsinkomensquote84¼%84¾%85,0%85¼%
Progressiefactor belastingopbrengst op EMU-basis0,840,820,50– 0,28

In tabel 3.5 wordt de endogene bijstelling van de belastingopbrengst opgedeeld naar een deel dat zou resulteren bij een macro-progressiefactor van 1 (groei van belastingopbrengst overeenkomstig de groei van het BBP) en het deel dat wordt veroorzaakt door overige factoren, zoals wijziging in de samenstelling van de groei, wijziging in het kaspatroon (tot uitdrukking komend in een andere macro-progressiefactor). Ook hieruit blijkt dat de lagere realisatie vooral veroorzaakt wordt door de progressiefactor. Verderop in de analyse zal blijken dat dit vrijwel volledig kan worden verklaard door drie belastingsoorten: de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de belastingen op een milieugrondslag. Het totaal van de overige belastingsoorten laat een endogene groei zien die overeenkomt met een progressiefactor van circa 1.

Tabel 3.5: Endogene ramingsbijstellingen vanaf Ontwerpbegroting 2002, uitgesplitst naar oorzaak (x € miljard)
BegrotingsmomentAfwijkende economische groeiAfwijkende progressiefactorTotale endogene bijstelling
Voorjaarsnota– 0,4– 0,8– 1,2
Vermoedelijke Uitkomsten– 0,6– 1,3– 1,9
Financieel Jaarverslag– 0,6– 2,7– 3,3
Totaal Financieel Jaarverslag t.o.v. Ontwerpbegroting– 1,6– 4,8– 6,4

Uit tabel 3.4 blijkt dat bij Voorjaarsnota de economische prognoses in reële groeitermen neerwaarts waren bijgesteld, maar dat de prijscomponent nauwelijks was bijgesteld ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De reële groei van het BBP werd bij Ontwerpbegroting nog geraamd op 2%. De raming bij Voorjaarsnota werd ½ procentpunt lager geraamd op 1½%. De totale nominale groei werd eveneens ½ procentpunt lager geraamd. De reëel neerwaartse groei kwam aan de bestedingenkant door een ½ procentpunt lagere consumptie. Aan de inkomstenkant werd de daling van de werkgelegenheid gecompenseerd door hogere lonen. Voor de raming van de ontvangsten (tabel 3.5) resulteerde dit in een daling van de endogene opbrengst van 1,2 miljard euro. Op basis van de nominale groei van het BBP zou een daling van 0,4 miljard euro mogen zijn verwacht, maar door andere effecten was de daling nog 0,8 miljard euro sterker. Een grote wijziging in het kaspatroon (de EMU-KTV) lag hieraan ten grondslag (verder toegelicht in Voorjaarsnota 2002).

Bij Vermoedelijke Uitkomsten werd het economisch beeld opnieuw neerwaarts bijgesteld. De reële groei van het BBP nam 1 procentpunt af (van 1½% tot ½%). De neerwaartse bijstelling van ½ procentpunt van het nominale beeld was minder sterk. De raming voor de belastingontvangsten werd wederom sterker neerwaarts bijgesteld. Gerelateerd aan de daling van het BBP zou de belastingontvangst 0,6 miljard euro dalen, maar de feitelijke raming werd 1,3 miljard euro sterker neerwaarts bijgesteld. Dit betrof vooral de vennootschapsbelasting (– 1,5 miljard euro).

Bij het Financieel Jaarverslag bedraagt de meest recente CPB-prognose voor de economische groei over 2002 nog slechts ¼% (CEP 2003). De nominale waardestijging van het BBP nam wederom met 0,6 procentpunt af. Deze ramingsbijstelling betrof deze keer vooral de prijscomponent van het BBP. De consumptie (zowel volume als prijs) als de lonen (zowel werkgelegenheid als bruto-loonontwikkeling) werden nauwelijks bijgesteld. De raming voor de winst werd neerwaarts bijgesteld. Dit komt tot uiting in de stijging van de arbeidsinkomensquote.

De belastingopbrengst zou op grond van de bijstelling van het BBP 0,6 miljard euro lager uitkomen. De feitelijke daling is echter veel sterker. Door een afwijkende progressiefactor komt de opbrengst nog eens 2,7 miljard euro lager uit. De progressiefactor is hiermee zelfs negatief geworden, met andere woorden: de totale endogene groei van de belastingopbrengst is negatief. Wederom is met name de vennootschapsbelasting hieraan debet. In de bespreking van de afzonderlijke mutaties per belastingsoort zal dieper worden ingegaan op de ontwikkeling bij de vennootschapsbelasting.

Geconcludeerd kan worden dat de belastingraming voor 2002 sinds de Ontwerpbegroting 6,9 miljard euro neerwaarts is bijgesteld. De doorwerking van de realisatie 2001 verklaart 0,3 miljard euro. Wijzigingen in de autonomen leiden tot een 0,2 miljard euro neerwaartse bijstelling en voor 6,4 miljard euro kan de bijstelling worden toegeschreven aan endogene ontwikkelingen. Van de endogene ontwikkeling van 6,4 miljard euro kan 1,6 miljard euro worden toegeschreven aan een lagere opbrengst naar rato van het lagere BBP. De resterende 4,8 miljard euro endogene daling heeft geen directe relatie met de economische ontwikkeling in 2002 maar met een afwijkend kaspatroon (vooral lagere VPB-ontvangsten over oude transactiejaren) en een negatief samenstellingseffect (met name door relatief achterblijvende particuliere consumptie en lagere winstontwikkeling). In tabel 3.6 wordt een overzicht gegeven van de realisaties per belastingsoort.

Tabel 3.6: Belastingontvangsten op EMU-basis in 2002 (x € miljoen)
 OB 2002FJR 2002Verschil
Kostprijsverhogende belastingen57 91455 778– 2 136
Invoerrechten1 8211 401– 420
Omzetbelasting34 97733 520– 1 457
Belasting op personenauto's en motorrijwielen2 8652 741– 124
Accijnzen8 0068 459453
– Accijns van lichte olie3 0923 438346
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie2 2132 323110
– Tabaksaccijns1 8281 774– 54
– Alcoholaccijns409408– 1
– Bieraccijns27930728
– Wijnaccijns18620923
Belastingen van rechtsverkeer4 2874 473186
– Overdrachtsbelasting3 2343 478244
– Assurantiebelasting60666761
– Kapitaalbelasting447328– 119
Motorrijtuigenbelasting1 9991 970– 29
Belastingen op een milieugrondslag3 6302 932– 698
– Grondwaterbelasting178143– 35
– Afvalstoffenbelasting273183– 90
– Regulerende energiebelasting2 4281 978– 450
– Waterbelasting10011010
– Brandstoffenbelasting652518– 134
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten226173– 52
Belastingen op zware motorrijtuigen1031085
    
Belastingen op inkomen, winst en vermogen52 96149 096– 3 864
Loon-/Inkomstenbelasting28 31528 306– 9
Dividendbelasting3 7343 490– 244
Kansspelbelasting15216210
Vennootschapsbelasting19 07015 394– 3 777
– Gassector kas1 9511 850– 101
– Niet-gassector kas17 11813 544– 3 574
Successierechten1 6891 6956
Vermogensbelasting04848
    
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten508030
Totaal belastingen op kasbasis110 925104 953– 5 972
Aansluiting naar EMU-basis (EMU-KTV)1 066121– 945
Totaal belastingen op transactiebasis111 991105 074– 6 917

Toelichting per belastingsoort

Uit tabel 3.6 blijkt dat de tegenvallers zich vooral hebben voorgedaan bij de invoerrechten, de omzetbelasting, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de belastingen op een milieugrondslag. De tegenvallers bij deze belastingsoorten zullen hieronder worden geanalyseerd.

Invoerrechten

De realisatie van de invoerrechten is 0,4 miljard euro lager uitgekomen. Dit is voor 0,2 miljard euro het gevolg van een lagere realisatie over 2001 en voor het overige het gevolg van een lagere ontwikkeling van de waarde van de invoer (zie ook tabel 3.4).

Omzetbelasting

De totale ontvangsten van de BTW zijn 1,5 miljard euro tegengevallen. In de Voorlopige Rekening 2001 is aangeven dat in 2001 de opbrengst van de omzetbelasting tijdelijk 0,5 miljard euro was tegengevallen, die in 2002 alsnog zou worden gerealiseerd. Deze verwachting is ook uitgekomen, zoals uit de volgende tabel blijkt. Daarentegen zijn de kasontvangsten met betrekking tot het transactiejaar 2002 2,0 miljard euro lager uitgekomen. De bestedingscategorieën waarop BTW rust zijn vooral particuliere consumptie en investeringen in woningen en in mindere mate de overheidsbestedingen. Tussen Ontwerpbegroting en Financieel Jaarverslag zijn deze bestedingscategorieën licht neerwaarts bijgesteld (zie ook tabel 3.4), maar veel minder sterk dan uit de opbrengst van de BTW zou kunnen worden geconcludeerd. Dit hangt dan samen met samenstellingseffecten binnen deze bestedingscategorieën, zoals relatief meer consumptie die vrijgesteld is van BTW of waarvoor het lage BTW-tarief geldt ten koste van consumptie waar het hoge BTW-tarief op van toepassing is. Tijdens laagconjunctuur is dit een gebruikelijk verschijnsel.

Tabel 3.7: Mutatie BTW-ontvangsten tussen OB en FJR 2002 (x € miljard)
Kasontvangst– 1,5
w.v. m.b.t. lopend jaar– 2,0
w.v. m.b.t. tot voorgaand jaar0,5
Transactiebasis– 1,7

Vennootschapsbelasting

De heffing en inning van de vennootschapsbelasting over de winst in een bepaald jaar vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen, die aan het begin van dat jaar worden opgesteld en gebaseerd zijn op de winsten van de afgelopen twee jaar en eventuele verwachte ontwikkelingen voor het desbetreffende jaar. Nadat een bedrijf of ondernemer in de loop van het jaar een eerste, voorlopige inschatting heeft afgegeven over de winst van dat jaar kan, indien daar aanleiding toe is, een correctie plaatsvinden op de voorlopige aanslag. De uiteindelijke winstaangifte vindt in de jaren daarna plaats, waarna enige tijd later de definitieve vaststelling van de winst plaatsvindt. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte kan dit enige tijd in beslag nemen en bij grote bedrijven kan dit zelfs oplopen tot vijf jaar of meer. Dit heeft tot gevolg dat de kasontvangsten in een bepaald jaar betrekking hebben op meerdere transactiejaren. De kasontvangsten in 2002 hebben bijvoorbeeld nagenoeg volledig betrekking op de transactiejaren 1998 tot en met 2002. Zolang er nog kasontvangsten over een bepaald transactiejaar plaatsvinden, staat de transactieopbrengst van dat jaar nog niet vast. Voor het opstellen van de raming van de kasontvangsten in 2002 dient daarom een raming te worden gemaakt van de transactieopbrengsten vanaf 1998. Daarbij geldt dat voor oudere transactiejaren een groter deel reeds in de kas is ontvangen en dat er beter zicht is op de uiteindelijke transactieopbrengst. De raming van het deel van de transactieopbrengst dat in een bepaald jaar zal worden ontvangen, is mede gebaseerd op patronen uit voorgaande jaren. Tabel 3.8 laat de uiteindelijke realisatie zien van de ontvangsten in 2002, opgesplitst naar transactiejaar.

Tabel 3.8: Realisatie VPB-ontvangsten in 2002 naar transactiejaar (x € miljard)
TransactiejaarRaming OB 2002FJR 2002Verschil
200214,312,5– 1,8
20013,52,9– 0,6
20001,40,9– 0,5
1999000
1998 en ouder– 0,1– 0,9– 0,8
Totaal kasontvangsten19,115,4– 3,7

De realisatie in 2002 is 3,7 miljard euro lager uitgekomen dan de raming bij de Ontwerpbegroting. Wanneer gekeken wordt naar de oorzaken van deze tegenvaller kan een onderscheid worden gemaakt naar 1,9 miljard euro lagere ontvangsten over oude transactiejaren en een 1,8 miljard euro lagere ontvangst over het jaar 2002.

De tegenvaller van 0,8 miljard euro over de transactiejaren 1998 en ouder is het gevolg van een neerwaartse bijstelling van de transactieopbrengst, die enerzijds het gevolg is van een lagere vaststelling van de winsten van bedrijven waarvan de winst nog niet definitief was vastgesteld en anderzijds het gevolg is van het gebruik van verliescompensatie. Een bedrijf dat in een bepaald jaar verlies lijdt, mag dit verrekenen met winsten uit andere jaren en dit betekent dat over die winst ook minder vennootschapbelasting hoeft te worden afgedragen. Achtergrondgedachte bij de mogelijkheid tot verliescompensatie is dat een bedrijf alleen belasting hoeft te betalen over winsten die het gedurende de gehele looptijd behaalt. Verliezen kunnen worden verrekend met behaalde winsten uit drie afgelopen jaren (achterwaartse verliesverrekening) of met winsten uit toekomstige jaren (voorwaartse verliesverrekening). Een verlies mag echter pas worden verrekend wanneer deze definitief is vastgesteld. Wanneer sprake is van verlies, wordt dit in eerste instantie verrekend via achterwaartse verliescompensatie en dit betekent dat de winsten over de transactiejaren 1998 en ouder verlaagd worden. Omdat deze verlaging van de transactieopbrengst 1998 pas in 2002 plaatsvindt, leidt dit in 2002 tot een negatief kaseffect.

De tegenvaller van 1,1 miljard euro in de kasontvangsten over de transactiejaren 2000 en 2001 is het gevolg van een neerwaartse bijstelling van de transactieopbrengst over die jaren op grond van ingediende aangiftes. De raming bij de Ontwerpbegroting van de transactieopbrengst en de bijbehorende kasontvangsten wordt mede gebaseerd op het verloop van gerealiseerde kasontvangsten. Figuur 3.2 laat zien hoe het totaal van de aanslagen over de laatste transactiejaren (op grond waarvan de kasontvangsten plaatsvinden) zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld. Uit figuur 3.2 blijkt dat het grootste deel (gemiddeld 70 à 80%) van de transactieopbrengst over een bepaald jaar reeds in datzelfde jaar (jaar T) tot aanslagen leidt en op basis daarvan vervolgens tot kasontvangsten. Het totaal van de aanslagen neemt in de daaropvolgende jaren (jaren T+1 en T+2) vaak nog in belangrijke mate verder toe. Het totaal van de aanslagen van de transactiejaren 1998 en 1999 vertoont in de jaren T+1 en T+2 nog een stijging van 3,0 miljard euro en 2,8 miljard euro.

Figuur 3.2: Totaal van aanslagen per transactiejaar, stand per maand kst-28880-1-12.gif

Bij het opstellen van de raming bij de Ontwerpbegroting (tweede helft 2001) lagen het totaal van de aanslagen en de kasontvangsten over het jaar 2001 nog boven de kasontvangsten over jaar T van 2000 (zie pijl in figuur 3.2). Bij het opstellen van de raming werd verondersteld dat het totaal van de aanslagen over transactiejaar 2001, volgens een vergelijkbaar patroon als transactiejaar 2000, verder zou groeien. Uit figuur 3.2 blijkt echter dat deze sterk is teruggevallen en uiteindelijk zelfs onder het niveau van transactiejaar 2000 is komen te liggen. In de loop van 2002 werd duidelijk dat de winsten en de transactieopbrengst over 2001 te hoog waren ingeschat en dat derhalve de voorlopige aanslagen te hoog waren vastgesteld. Dit heeft geleid tot verminderingen van de voorlopige aanslagen over 2001, waardoor er in 2002 relatief weinig is ontvangen.

De tegenvaller van 1,8 miljard euro over transactiejaar 2002 is ten eerste het gevolg van de doorwerking van 2001. De te hoge vaststelling van de transactieopbrengst 2001 betekent dat de transactieopbrengst van 2002 ook te hoog is vastgesteld. Daarnaast is de economische ontwikkeling in de loop van 2002 tegengevallen (zie toelichting hiervoor), wat heeft bijgedragen aan een verdere verslechtering ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De economische verslechtering wordt daarbij verder versterkt, doordat hogere lonen de winstgevendheid van bedrijven hebben aangetast. Uit figuur 3.3 blijkt een relatie tussen de AIQ en de winstontwikkeling van de bedrijven.

Figuur 3.3: Ontwikkeling AIQ en VPB-transactieopbrengstkst-28880-1-13.gif

Tijdens het opstellen van de Ontwerpbegroting, gebaseerd op de MEV 2002, bedroeg de raming van de arbeidsinkomensquote (AIQ) nog 84¼, terwijl deze volgens de MLT 2007 in 2002 is uitgekomen op 85½. Dit vormt een belangrijke oorzaak van de lagere winstontwikkeling van bedrijven. De neerwaartse bijstellingen van de transactieramingen over voorgaande jaren werken door in de raming van de komende jaren. Bij een vergelijkbare ontwikkeling van de VPB-opbrengst zullen de transactieopbrengsten de komende jaren structureel lager uitkomen.

Dividendbelasting

De kasopbrengst van de dividendbelasting is ten opzichte van de Ontwerpbegroting 0,2 miljard euro lager uitgekomen. De tegenvaller wordt verklaard door de lager dan geraamde dividenduitkering door directeur groot aandeelhouders (DGA's).

Tabel 3.9: Raming en realisatie dividendbelasting, op kasbasis (x € miljard)
 2002
Ontwerpbegroting 20023,73
Financieel Jaarverslag 20023,49
Verschil– 0,24

Voor de ontvangsten van de dividendbelasting is de ontwikkeling van het dividend uitgekeerd door beursgenoteerde ondernemingen en het dividend uitgekeerd door DGA's van belang, hetgeen in de volgende tabel wordt gekwantificeerd en in het navolgende toegelicht. Daarnaast dient in aanmerking te worden genomen dat er in 2001 sprake was van een forse stijging van de dividendbelasting (1,7 miljard euro) ten opzichte van het jaar ervoor, zoals toegelicht is in de Voorlopige Rekening 2001.

Tabel 3.10: Ontwikkeling van de ontvangen dividendbelasting van 2001 op 2002 (x € miljard)
 200020012002Mutatie 2002/2001
Opbrengst dividendbelasting (=1+2)2,594,313,49– 0,82
(1) Uit beursgenoteerde ondernemingen   0,07
– w.v. a.g.v. mutatie dividenduitkering beursondernemingen   0,02
– w.v. a.g.v. ontwikkeling contant dividend   0,05
(2) Uit DGA's   – 0,89

Winstontwikkeling en dividendbeleid beursgenoteerde ondernemingen

De winstontwikkeling van beursgenoteerde ondernemingen is na de forse stijging in 2000, in 2001 met 74% in elkaar gezakt, zoals blijkt uit figuur 3.4. De totale dividenduitkering van beursgenoteerde ondernemingen is daarentegen in 2002 slechts met 0,3 miljard euro gedaald ten opzichte van 2001. Dit is een daling van 2%. De dividenduitkering betrekking hebbend op het jaar 2001 wordt voor een belangrijk deel in 2002 betaalbaar gesteld.

Figuur 3.4: Relatie winstontwikkeling en dividenduitkeringenkst-28880-1-14.gif

Uit figuur 3.4 blijkt ook de relatie tussen winstontwikkeling en dividenduitkeringen1. De daling van de dividenduitkering door beursgenoteerde ondernemingen in 2002 is zeer beperkt ten opzichte van de winstontwikkeling. Dit is te verklaren uit de behoedzaamheid van het dividendbeleid. Bedrijven streven naar stabiel stijgende dividenduitkeringen, zodat bij fluctuerende winsten de dividenduitkering op peil kan blijven.

Uit figuur 3.4 blijkt ook dat, ten opzichte van 2001, in 2002 sprake is van een lichte verdere toename van het contant dividend. In 2001 werd 72% van het dividend contant uitgekeerd, in 2002 76%. Van de ontwikkeling bij de dividendbelasting wordt 50 miljoen euro toegewezen aan gestegen ontwikkeling van het contant dividend.

Directeur groot aandeelhouders (DGA's)

In de Voorlopige Rekening 2001 is toegelicht dat, als gevolg van de belastingherziening 2001, het voor DGA's aantrekkelijker is geworden om (overtollig) vermogen in privé aan te houden. Van de stijging van de dividendbelasting bij de DGA's van 1 miljard euro in 2001 was 0,5 miljard euro structureel verondersteld en 0,5 miljard euro incidenteel. Hierbij is het deel van de winsten die niet nodig zijn voor de activiteiten in de vennootschap jaarlijks worden uitgekeerd structureel verklaard.

Daar waar bij de beursgenoteerde ondernemingen sprake is van stabiel dividendbeleid, geldt dat het voor DGA's meer gevoelig is voor de resultaatontwikkeling. Enkel indien er sprake is van winsten die niet nodig zijn voor de activiteiten in de vennootschap, dan zullen deze via dividenduitkeringen worden uitgekeerd. Gezien de sterk verslechterde winstontwikkeling in 2002 is er dit jaar geen sprake van winsten die via dividenduitkeringen worden uitgekeerd, hetgeen de achterblijvende dividendbelasting nagenoeg volledig verklaart.

Belastingen op een milieugrondslag

De belastingen op een milieugrondslag bestaan uit de afvalstoffenheffing, de grondwaterbelasting, de regulerende energiebelasting, de waterbelasting en de brandstoffenbelasting. In 2002 zijn de totale ontvangsten 0,7 miljard euro lager uitgekomen dan de raming in de Ontwerpbegroting. De onderschrijding wordt veroorzaakt door tegenvallers van 0,5 miljard euro in de energiebelasting en 0,2 miljard euro bij de overige belastingen op milieugrondslag (0,1 miljard euro bij de brandstoffenbelasting en 0,1 miljard euro in de afvalstoffenbelasting).

Tabel 3.11: Raming en realisatie WBM 2002 (x € miljoen)
 Raming OB 2002FJR 2002Verschil
Belastingen op een milieugrondslag3 6302 932– 698
– w.v. regulerende energiebelasting2 4281 978– 450

Van de totale tegenvaller van 0,7 miljard euro wordt 0,1 miljard euro verklaard door een lagere realisatie in 2001 ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten, die structureel doorwerkt naar 2002. De overige 0,6 miljard euro wordt verklaard door een endogene ontwikkeling. De lagere ontvangst is het gevolg van een sterke oploop in de budgettaire derving. Deze heeft plaatsgevonden door een sterke toename in het aantal verminderingen die van toepassing zijn bij de verschillende faciliteiten in de regulerende energiebelasting (met name in verband met groene stroom). Dit heeft geleid tot een endogene mutatie bij de belastingen op een milieugrondslag van – 15%, waardoor het aandeel uitgedrukt in % BBP ook sterk is afgenomen. In 2001 bedroegen de belastingen op een milieugrondslag nog 0,80% BBP. In 2002 is deze ratio afgenomen tot 0,65% BBP.

Figuur 3.5: Realisatie belastingen WBMkst-28880-1-15.gif

Horizontale ontwikkeling

In het voorgaande is een vergelijking gemaakt van de opbrengst voor het jaar 2002 tussen twee verschillende ramingsmomenten. Om inzicht te kunnen krijgen in de groei van de belastingontvangsten en de relatieve ontwikkeling van een bepaalde belastingsoort gedurende 2002, dient gekeken te worden naar de realisatie in 2002 ten opzichte van de realisatie in 2001. In tabel 3.12 wordt een overzicht gegeven per belastingsoort.

Tabel 3.12: Realisatie belastingopbrengsten 2001 en 2002 naar autonome en endogene mutatie, op EMU-basis (x € miljoen)
 Realisatie 2001Autonome mutatieEndogene mutatieEndogene mutatie (in %)Realisatie 2002
Kostprijsverhogende belastingen54 4462151 1172,1%55 778
Invoerrechten1 5201– 120– 7,9%1 401
Omzetbelasting31 9254541 1413,6%33 520
Belasting op personenauto's en motorrijwielen2 935– 81– 113– 3,8%2 741
Accijnzen7 746– 27159,2%8 459
Belastingen van rechtsverkeer4 484– 35240,5%4 473
Motorrijtuigenbelasting2 089– 12340,2%1 970
Belastingen op een milieugrondslag3 41742– 527– 15,4%2 932
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten226– 40– 13– 5,6%173
Belasting op zware motorrijtuigen104043,8%108
      
Belastingen op inkomen, winst en vermogen46 7713 608– 1 283– 2,7%49 096
Loon-/Inkomstenbelasting23 3323 6831 2915,5%28 306
Dividendbelasting4 3080– 818– 19,0%3 490
Kansspelbelasting1490138,7%162
Vennootschapsbelasting17 573– 22– 2 157– 12,3%15 394
Vermogensbelasting102– 41– 13– 12,9%48
Successierechten1 307– 1240030,6%1 695
      
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten4703370,2%80
Totaal belastingen op kasbasis101 2643 824– 135– 0,1%104 953
Aansluiting naar EMU-basis (EMU-KTV)972   121
Totaal belastingen op EMU-basis102 236   105 074

Bij de Ontwerpbegroting werd uitgegaan van een endogene ontwikkeling van de belastingontvangsten van 5,0 miljard euro bij een progressiefactor van 0,84. Uit tabel 3.12 blijkt dat in 2002 zelfs sprake is geweest van een negatieve endogene ontwikkeling van 0,1 miljard euro ten opzichte van 2001. Naast de slechtere economische ontwikkeling is dit voornamelijk het gevolg van een sterke daling van de progressiefactor die voor 2002, inclusief daling EMU-KTV, is uitgekomen op – 0,28 (zie ook tabel 3.4).

Ook uit de horizontale vergelijking blijkt dat de tegenvaller voornamelijk wordt veroorzaakt door tegenvallende ontwikkelingen bij de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de belastingen op een milieugrondslag. Bij elkaar zijn de ontvangsten bij deze drie belastingsoorten in 2002, in vergelijking met 2001, met 3,5 miljard euro afgenomen. De overige belastingsoorten vertonen een endogene groei van 3,3 miljard euro, wat gelijk is aan de endogene groei van deze belastingontvangsten bij een progressiefactor van 1. Dit betekent dat deze belastingen conform de groei van het nominale BBP met 4,4% zijn toegenomen. Daarbij geldt dat de successierechten in 2002 hoger zijn uitgekomen als gevolg van een incidentele tegenvaller in 2001, die in 2002 alsnog is binnengekomen en dat tegenover een sterke endogene groei bij de accijnzen een daling van de ontvangsten bij de invoerrechten staat die verband houdt met een daling van de waarde van de invoer.

De tegenvaller bij de drie hiervoor genoemde belastingsoorten is het gevolg van een wijziging in de samenstelling van de belastingontvangsten. Daarnaast heeft zich een wijziging in de kastranspatronen voorgedaan bij de vennootschapsbelasting, waar de ontvangsten over oudere jaren zijn tegengevallen. Deze kastransvertraging blijkt uit tabel 3.13. De transactieopbrengst is in 2002 slechts 0,2 miljard euro afgenomen van 15,8 miljard euro naar 15,6 miljard euro, terwijl de kasontvangsten met 2,2 miljard euro zijn teruggelopen van 17,6 miljard euro naar 15,4 miljard euro.

Tabel 3.13: Ontwikkeling transactieopbrengst VPB versus kasontvangst VPB (x € miljoen)
 Transactieopbrengst (FJR)Realisatie kasontvangsten
200215,615,4
200115,817,6
200017,216,7
199914,915,7
199813,215,3

De premieontvangsten

De premieontvangsten 2002 op EMU-basis worden in het Financieel Jaarverslag geraamd op 61,2 miljard euro. Dit is 0,6 miljard euro lager dan bij de Ontwerpbegroting.

Tabel 3.14: Raming van de premieontvangsten FJR 2002 t.o.v. OB 2002, op EMU-basis (x € miljard)
 OB 2002FJR 2002Verschil
Volksverzekeringen31,8031,21– 0.59
AOW18,2517,95– 0,31
ANW1,471,44– 0,04
AWBZ12,0711,82– 0,25
    
Werknemersverzekeringen29,8929,940,05
WAO/WAZ12,7112,870,16
WGF1,081,080,00
AWF5,005,020,02
ZFW (Alg. kas + indiv. ziekenfondsen)11,1010,97– 0,13
Totaal61,6961,15– 0,55

Deze lagere inkomsten zijn voor 0,56 miljard euro het gevolg van neerwaartse endogene bijstellingen en 0,02 miljard euro hogere autonome opbrengst.

Tabel 3.15: Mutatie van de raming van de premieontvangsten FJR 2002 t.o.v. OB 2002, op EMU-basis (x € miljard)
 AutonoomEndogene bijstellingenTotaal
doorwerking 2001endogeen 2002
Volksverzekeringen– 0,03– 1,571,01– 0,59
AOW– 0,01– 0,890,60– 0,31
ANW0,00– 0,070,03– 0,04
AWBZ– 0,01– 0,600,37– 0,25
     
Werknemersverzekeringen0,05– 0,250,250,05
WAO/WAZ0,00– 0,050,220,16
WGF0,17– 0,300,120,00
AWF0,000,05– 0,030,02
ZFW (Alg. kas + indiv. ziekenfondsen)– 0,130,05– 0,06– 0,13
Totaal0,02– 1,821,26– 0,55

Na de Ontwerpbegroting 2002 zijn de nabetalingen van de Volksverzekeringsfondsen aan het Rijk 0,03 miljard euro hoger uitgekomen. Daarnaast is de premiestelling nog gewijzigd bij de niet-centrale fondsen. De wachtgeldpremies zijn gemiddeld hoger vastgesteld en de nominale ziekenfondspremie (inclusief MOOZ) is lager vastgesteld. Dit leidt per saldo tot een lichte stijging van de premieontvangsten ten gevolge van beleidsmaatregelen.

Bij de volksverzekeringen doet zich ten opzichte van de Ontwerpbegroting een tegenvaller voor van de endogene ontwikkeling van 0,6 miljard euro. Dit is het saldo van een neerwaartse bijstelling van de basis uit 2001 en een hogere endogene ontwikkeling in 2002. Bij de werknemersverzekeringen is geen sprake van een mee- of tegenvaller van de endogene opbrengst. Wel is sprake van een samenstellingseffect. De inkomsten van de WAO/WAZ nemen toe, terwijl de inkomsten ZFW afnemen.

In tabel 3.16 zijn per ramingsmoment de endogene bijstellingen (Vermoedelijke Uitkomsten en Financieel Jaarverslag) uitgesplitst naar doorwerking van de tegenvaller uit 2001 (1,8 miljard euro), gewijzigde inzichten in het economisch beeld voor 2002 (– 0,5 miljard euro) en een gewijzigde progressiefactor (1,7 miljard euro). De tegenvallende premie-inkomsten ten gevolge van de doorwerking 2001 en de lagere economische groei worden gemitigeerd door een sterk afwijkende progressiefactor. Dit beeld is conform de meevallende ontwikkeling bij de loonbelasting.

Tabel 3.16: Endogene ramingsbijstelling premies 2002 t.o.v. Ontwerpbegroting naar oorzaak (x € miljard)
 Doorwerking 2001Afwijkende economische groeiAfwijkende progressiefactorTotaal endogene bijstelling
Vermoedelijke Uitkomsten– 1,82– 0,080,62– 1,24
Financieel Jaarverslag0– 0,381,070,69
Totaal– 1,82– 0,461,69– 0,55

Aardgasbaten

In 2002 zijn de aardgasbaten (niet-belastingontvangsten, exclusief FES) uitgekomen op 2,4 miljard euro. Dit is 0,1 miljard euro hoger dan geraamd in de Ontwerpbegroting. Dit is het saldo-effect van een hogere olieprijs en een goedkopere dollar.

Bijlage B4 EMU-saldo, EMU-schuld, Sociale Fondsen en financieringsbehoeften

Tabel 4.1 EMU-saldo en financieringsbehoefte (x € miljoen en in % geharmoniseerd BBP)
 19901991199219931994199519961997199819992000120012002
1. Feitelijk financieringssaldo Rijk– 9 955– 8 671– 9 455– 3 7861 256– 10 426– 4 335– 5 020– 1 496– 5 815– 2 934– 3 587– 8 802
(in % geharmoniseerd BBP)– 4,1%– 3,4%– 3,5%– 1,4%0,4%3,4%– 1,4%– 1,5%– 0,4%– 1,6%– 0,7%– 0,9%1,8%
2. Financiële transacties– 1 397177– 1 321– 5 499– 8 9431 166– 617– 2 382– 2 471– 9644642 7641 030
3. Kas-transactieverschillen (incl. derdenrekeningen en overig)1 415716– 7482 876– 1 748– 1 652245559– 2573 8811 371280– 2 652
4. Saldo Rijk (4=1+2+3)– 12 767– 7 778– 11 524– 6 409– 9 435– 10 912– 4 707– 6 843– 4 224– 2 898– 1 099– 543– 4 320
5. Saldo centrale overheid, niet-Rijk1393354– 138– 9– 8172081804102450
6. Saldo centrale overheid (6=4+5)– 12 628– 7 745– 11 470– 6 422– 9 427– 10 921– 4 715– 6 860– 4 016– 2 718– 689298– 4 320
(in % geharmoniseerd BBP)– 5,2%– 3,0%– 4,3%– 2,3%– 3,3%3,6%– 1,5%– 2,1%– 1,1%– 0,7%– 0,2%– 0,1%– 1,0%
7. Saldo lokale overheid1992022132153167907093 200321541179459437
(in % geharmoniseerd BBP)0,1%0,1%0,1%0,1%0,1%0,3%0,2%1,0%0,1%0,1%0,0%0,1%0,1%
8. Saldo sociale verzekeringsfondsen– 51871848– 1 546– 8192 423– 1 739– 549904 6536 563439– 1 590
(in % geharmoniseerd BBP)– 0,2%0,3%0,0%– 0,6%– 0,3%0,8%– 0,5%– 0,0%0,3%1,2%1,6%0,1%– 0,3%
9. EMU-saldo (9=6+7+8)– 12 947– 6 825– 11 209– 7 753– 9 930– 12 554– 5 745– 3 714– 2 7052 4766 053600– 5 473
(in % geharmoniseerd BBP)– 5,3%– 2,7%– 4,2%– 2,8%– 3,5%4,2%– 1,8%– 1,1%– 0,8%0,7%1,5%0,1%– 1,2%
10. Financieringsbehoefte19 91221 27922 35717 45418 84323 64016 22313 63820 64355 20029 57222 94533 350
(waarvan aflossingen)(9 956)(12 607)(12 902)(13 668)(20 099)(13 213)(11 888)(8 600)(19 147)(49 385)(29 325)(19 358)(25 398)

1 Exclusief de opbrengsten van de UMTS-veiling van 0,7% BBP.

Tabel 4.2: EMU-schuld (x € miljoen en in % geharmoniseerd BBP)
 1990199119921993199419951996199719981999200020012002
1. Geharmoniseerd BBP243 174256 308266 754274 088287 749302 233315 059333 725354 194374 070402 599429 172444 347
2. Staatsschuld (conform EMU-definitie)145 644153 690162 646168 372167 817181 319185 256185 601189 819191 279182 577185 216192 928
(in % geharmoniseerd BBP)59,9%60,0%61,0%61,4%58,3%60,0%58,8%55,6%53,6%51,1%45,4%43,2%43,4%
3. Schuld overige overheden38 97040 38541 77144 70646 96952 04751 76347 72246 64644 74141 96741 54740 861
(in % geharmoniseerd BBP)16,0%15,8%15,6%16,3%16,3%17,2%16,4%14,3%13,2%12,0%10,4%9,6%9,2%
4. EMU-schuld184 614194 075204 417213 078214 786233 366237 019233 323236 465236 020224 544226 763233 789
(in % geharmoniseerd BBP)75,9%75,7%76,6%77,7%74,6%77,2%75,2%69,9%66,8%63,1%55,8%52,8%52,6%
Tabel 4.3: Staatsschuld naar instrument (x € miljard)
 1990199119921993199419951996199719981999200020012002
1. Gevestigde schuld141,6152,0161,6165,9163,5174,2177,4178,6181,7184,6174,2174,4172,0
(0–5 jaar)61,461,867,675,284,993,792,594,791,991,794,6
(5–10 jaar)81,480,769,769,567,771,268,967,763,163,959,3
(10–25 jaar)18,518,419,122,417,85,413,413,310,39,99,2
(25–40 jaar)0,25,17,17,17,08,36,98,98,98,98,9
2. Vlottende schuld (DTC's)0001,43,45,77,05,96,85,15,55,816,1
3. Overig (o.a. munten)4,01,71,01,10,91,40,91,51,31,52,95,04,6
4. Totale staatsschuld (conform EMU-definitie)145,6153,7162,6168,4167,8181,3185,3185,6189,8191,2182,6185,2192,9
5. Gemiddeld resterende looptijd vaste schuld (in jaren)6,36,86,96,96,45,96,56,56,36,26,2
6. Gemiddelde couponrente (in %)7,98,07,87,77,67,67,57,57,36,66,15,75,6
Tabel 4.4: Exploitatie- en vermogenssaldi Sociale Fondsen12002 (x € miljoen)
 exploitatiesaldovermogenvermogensnormvermogenssaldo
Totaal centrale fondsen– 9257 0812 6664 415
AOW– 95670061189
ANW– 17– 46– 8– 38
WAZ30780550755
WAO1 0763 2765302 746
AWF1 6756 4102 2364 174
UFO5419628168
AWBZ– 2 694– 4 156335– 4 491
ZFW-centraal– 370– 104– 1 1161 012
Totaal decentrale fondsen1– 6651 3791 070309
WGF– 480338435– 97
ZFW-individueel2– 1851 041635406
Totaal Sociale Fondsen– 1 5908 4603 7364 724
w.v. socialezekerheidsfondsen1 65911 6793 8827 797
w.v. zorgfondsen– 3 249– 3 219– 146– 3 037

1 De exploitatiesaldi van de Sociale Fondsen maken onderdeel uit van het EMU-saldo. In het kader van het geïntegreerd middelenbeheer leiden de overschotten van de deelnemende fondsen tot een mutatie in de EMU-schuld.

2 De premievaststelling van de centrale fondsen gebeurt door het kabinet, terwijl de premievaststelling van de decentrale fondsen gebeurt door de individuele fondsen.

Bijlage B5 Belastinguitgaven

Met ingang van het begrotingsjaar 2002 is de informatieverstrekking over de belastinguitgaven geïntegreerd binnen de VBTB-verantwoordingssystematiek. Dit houdt in dat budgettaire en meer algemene informatie over belastinguitgaven wordt opgenomen in de Miljoenennota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk en dat meer specifieke beleidsinformatie over belastinguitgaven wordt opgenomen in de departementale begrotingen en jaarverlagen van de verschillende vakdepartementen. De VBTB-opzet brengt namelijk met zich mee dat vakdepartementen de belastinguitgaven die betrekking hebben op beleidsterreinen waar zij verantwoordelijk voor zijn, zoveel mogelijk toelichten op hun eigen begroting. Hierbij kan worden gedacht aan een beschrijving van de wijze waarop bepaalde belastinguitgaven geacht worden bij te dragen aan de realisatie van specifieke beleidsdoelstellingen en aan de melding van resultaten van door vakdepartementen verricht evaluatieonderzoek naar specifieke belastinguitgaven.

Het ligt op zich in de rede om in het FJR 2002 de realisatiegegevens op te nemen van de in de MN 2002 voor het begrotingsjaar 2002 geraamde belastinguitgaven. Daarbij moet echter worden bedacht dat slechts voor een beperkt aantal belastinguitgaven jaarlijks realisatiegegevens beschikbaar komen, namelijk de afdrachtverminderingen in de loonbelasting en de investeringsregelingen in de inkomsten- en vennootschapsbelasting waarvoor een aanmeldingsverplichting geldt. Om deze reden worden alleen deze belastinguitgaven gepresenteerd in het FJR. Voor de overige belastinguitgaven zal in de MN 2004 overigens wel een aangepaste raming voor het jaar 2002 worden gepresenteerd op basis van de meest recente inzichten op dat moment.

Afdrachtverminderingen in de loonbelasting

Tabel 5.1 bevat realisatiegegevens over de afdrachtverminderingen in de loonbelasting over het jaar 2002.

Tabel 5.1: Gegevens afdrachtverminderingen 20021 (x € miljoen)
RegelingRaming MN 2002Raming MN 2003Realisatie FJR 2002
Afdrachtvermindering lage lonen (SPAK)9569141 001
Afdrachtvermindering langdurig werklozen (VLW)198210172
Afdrachtvermindering onderwijs209231269
Afdrachtvermindering kinderopvang113103137
Afdrachtvermindering betaald ouderschapsverlof182135
Afdrachtvermindering scholing579880
Afdrachtvermindering arbo-investeringen131
Afdrachtvermindering zeevaart868689
Totaal1 6381 6661 784

1 Voor de afdrachtvermindering S&O is nog geen realisatiecijfer beschikbaar, omdat de definitieve aangifte over 2002 pas in mei 2003 behoeft te worden ingeleverd.

Investeringsfaciliteiten

Tabel 5.2 bevat realisatiegegevens voor de investeringsfaciliteiten waarvoor een aanmeldingsverplichting geldt over het jaar 2002.

Tabel 5.2: Gegevens investeringsfaciliteiten 2002, geïnvesteerde bedragen (x € miljoen)
RegelingInvesteringsplafondAangemelde investeringenRealisatie 2002
VAMIL1 06415 4471 980
EIA77917 1351 326
MIA16216 0203201
FARBO13010 767166
WA Nieuwe Gebouwen2*184270

* Deze regeling kent geen investeringsplafond.

1 Bij de milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt in plaats van een investeringsplafond een investeringsaftrekplafond gehanteerd.

2 De mogelijkheid om investeringen in nieuwe gebouwen willekeurig af te schrijven is per 1 januari 2003 komen te vervallen.

De investeringsplafonds zijn opgesteld uitgaande van de feitelijk voor de regeling kwalificerende investeringsbedragen (dat wil zeggen: na technische controle). De in de tabel opgenomen voorlopige realisatiecijfers betreffen echter de ongecontroleerde meldingen. Ervaringscijfers leren dat, als gevolg van de controles, circa 15 à 20% van het uiteindelijke meldingsbedrag kan worden afgetrokken. Zelfs als rekening gehouden wordt met dit matigende effect blijkt uit tabel 5.2 dat er in 2002 bij de fiscale investeringsfaciliteiten sprake is geweest van een forse overschrijding van het investeringsplafond.

Om voor de faciliteiten in aanmerking te komen moeten ondernemers hun investering binnen drie maanden melden bij de Belastingdienst. Aan de hand van deze meldingen wordt de budgetuitputting in de gaten gehouden. De meldingen bleken in augustus en september sterk op te lopen; zo sterk dat het investeringsplafond dreigde te worden overschreden. Om een overschrijding te voorkomen, of tenminste te beperken, zijn de EIA, de MIA en de VAMIL na overleg met EZ en VROM per 26 september 2002 bij ministeriële regeling buiten toepassing gesteld tot 1 januari 2003. Omdat voor investeringen een meldingstermijn van drie maanden geldt, zijn in de drie maanden na buitentoepassingstelling echter nog (vele) meldingen binnenkomen voor investeringen die voor 26 september waren gepleegd. Door dit «naijleffect» heeft de overschrijding kunnen optreden. Voor de meldingen voor de FARBO, die per half november eveneens is gesloten, geldt hetzelfde principe.

Met antwoorden op de Kamervragen over de buitentoepassingstelling (30 september 2002) is een nadere analyse meegestuurd. Uit deze analyse blijkt dat de sterke stijging in de EIA vrijwel volledig wordt veroorzaakt door meldingen van investeringen in windturbines. De stijging in de MIA wordt veroorzaakt door een toename van «normale meldingen». Het grootste gedeelte van deze meldingen betreft zoals gebruikelijk investeringen in zogenaamde «groen label kassen». De oorzaak van de stijging in de VAMIL is gelegen in een combinatie van de oorzaken van de stijging in de EIA en de MIA. In 2002 kwamen immers zowel windmolens als «groen label kassen» in aanmerking voor VAMIL.

Bijlage B6 Verticale Toelichting 2002

De Verticale Toelichting bevat voor alle begrotingen een cijfermatig overzicht van budgettaire veranderingen die zich sinds Miljoenennota 2002 hebben voorgedaan in begrotingsjaar 2002. Het betreft mutaties in de sectoren Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en het Budgettair Kader Zorg (zowel begrotings- als premiegefinancierd). De bedragen in deze Verticale Toelichting luiden in miljoenen euro's.

Per begroting wordt een cijfermatig overzicht gepresenteerd, gevolgd door een tekstuele toelichting op de grootste en beleidsmatig meest interessante veranderingen in 2002. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de veranderingen wordt verwezen naar de financiële verantwoordingen en de slotwetten van de afzonderlijke ministeries.

De Verticale Toelichting onderscheidt drie verschillende categorieën mutaties:

1. mee- en tegenvallers;

2. beleidsmatige mutaties;

3. technische mutaties.

Alle overboekingen, desalderingen, statistische correcties en veranderingen die niet tot de ijklijn behoren, zijn in de categorie «technische mutaties» geclusterd. Van de categorieën «mee- en tegenvallers» en «beleidsmatige mutaties» worden de mutaties groter dan 10 miljoen euro separaat in de tabel gepresenteerd. Van de categorie «technische mutaties» alleen de mutaties die groter zijn dan 20 miljoen euro. Voor de kleinste begrotingen, waar alle veranderingen onder de omschrijving diversen vallen, wordt volstaan met één totaalmutatie voor de drie categorieën tezamen.

De totalen per begroting worden in eerste instantie exclusief de bedragen die onder de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) vallen gepresenteerd. Door middel van een aansluitregel wordt het deel van de begroting dat onder HGIS valt zichtbaar gemaakt. De laatste regel geeft per begroting de totaalstand inclusief HGIS aan. De veranderingen die optreden binnen het HGIS-deel van de begroting worden gepresenteerd en toegelicht in de Verticale Toelichting van alle HGIS-uitgaven.

De volgorde van de mutaties in de cijfermatige overzichten wordt ook gehanteerd in de toelichting op de mutaties. Indien echter een bepaald beleidsterrein meerdere mutaties omvat die in de verschillende clusters vallen, worden de bijbehorende mutaties in één alinea toegelicht. Vervolgens wordt in de verdere toelichting de volgorde van het cijfermatig overzicht weer aangehouden. Voor deze opzet is gekozen, enerzijds ten behoeve van een eenduidige structuur in de Verticale Toelichtingen van de verschillende begrotingen en anderzijds om beleidsterreinen niet versnipperd weer te geven.

Mutaties, zoals het uitdelen van de loon- en prijsbijstelling en de toevoeging uit hoofde van de eindejaarsmarge, worden wel in deze Verticale Toelichting gepresenteerd, maar in principe niet toegelicht. De post «diversen» is het saldo van mutaties die kleiner zijn dan 10 miljoen euro. Ook deze post wordt in principe niet toegelicht.

I HUIS DER KONINGIN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20027,9
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 0,1
 – 0,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 0,1
Stand Slotwet 20027,7
II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002176,4
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
realisatie10,2
diversen– 14,2
 – 4,0
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen7,0
 7,0
  
3. Technische mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen15,4
 15,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200218,5
Stand Slotwet 2002194,9
II HOGE COLLEGES VAN STAAT EN KABINET DER KONINGIN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20024,5
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen0,6
 0,6
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 0,5
 – 0,5
  
3. Technische mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen0,8
 0,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20020,9
Stand Slotwet 20025,4
III ALGEMENE ZAKEN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200240,9
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen0,4
 0,4
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen6,1
 6,1
  
3. Technische mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen1,0
 1,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20027,3
Stand Slotwet 200248,2
III ALGEMENE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20026,4
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen1,4
 1,4
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen1,2
 1,2
  
3. Technische mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen2,4
 2,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20025,0
Stand Slotwet 200211,4

De toevoeging van middelen aan de begroting van Algemene Zaken is relatief omvangrijk. Dit is voornamelijk gelegen in een tweetal beleidsmatige mutaties. De eerste mutatie betreft de budgettaire verwerking voor Algemene Zaken van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid, naar aanleiding van de aanslagen van 11 september 2001. De tweede betreft de uitgaven in verband met het overlijden en de bijzetting van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus.

IV KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002134,3
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
samenwerkingsprogramma's– 34,1
arubaans ontwikkelingsfonds (fda) en schuldsanering aruba– 11,3
diversen– 1,5
 – 46,9
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
arubaans ontwikkelingsfonds (fda)11,8
diversen14,5
 26,3
  
3. Technische mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen19,2
 19,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 1,4
Stand Slotwet 2002132,9
IV KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200212,8
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 1,5
 – 1,5
  
2. Technische mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen16,9
 16,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200215,5
Stand Slotwet 200228,2

Nederland ondersteunt de Nederlandse Antillen en Aruba in hun ontwikkeling door middel van samenwerkingsprogramma's, vooral op de terreinen van duurzame economische ontwikkeling, onderwijs en kwaliteit van het bestuur. Dit beleid is gericht op het bevorderen van de autonomie van de koninkrijkspartners. Daarnaast is het streven gericht op waarborging van de menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur.

De totale begroting van Koninkrijksrelaties laat sinds de Ontwerpbegroting per saldo slechts een beperkte groei zien. De sinds de Ontwerpbegroting extra beschikbaar gekomen beleidsmatige en technische middelen vallen in de totale begrotingstand weg tegen meevallers.

De beschikbare middelen voor de samenwerkingsprogramma's zijn in 2002 niet geheel tot besteding gekomen, onder andere als gevolg van vertraging in de uitvoering. Voorts heeft het Arubaanse ontwikkelingsfonds (FDA), van waaruit projecten op Aruba worden gefinancierd, pas eind 2001 een rechtsgeldige status gekregen. Om die reden is de Nederlandse bijdrage 2001 aan dit fonds middels een beleidsmatige mutatie doorgeschoven naar 2002. Ook in 2002 is de achterstand in de besteding van de middelen van dit fonds nog niet volledig ingelopen, wat zich uit in een meevaller. Tevens zijn de middelen die zijn gereserveerd voor de schuldsanering Aruba niet tot besteding gekomen, omdat aan de gestelde voorwaarde van begrotingsevenwicht niet is voldaan.

V BUITENLANDSE ZAKEN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)6 361,7
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
bnp-afdrachten– 711,9
btw-afdrachten– 47,9
invoerrechten– 480,7
landbouwheffingen– 13,6
 – 1 254,1
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
tijdelijke middelenvoorziening nio23,0
 23,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 1 231,1
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)5 130,7
  
Totaal Internationale Samenwerking3 869,7
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)9 000,4
V BUITENLANDSE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)829,3
  
1. Mee- en tegenvallers  
Rijksbegroting in enge zin 
perceptiekostenvergoeding: invoerrechten– 180,4
perceptiekostenvergoeding: landbouwheffingen– 11,2
 – 191,6
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
tijdelijke financiering nio20,1
 20,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 171,6
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)657,7
  
Totaal Internationale Samenwerking105,8
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)763,5

Het totaal van de uitgaven op de begroting van Buitenlandse Zaken die níet tot de HGIS behoren is sinds de Miljoenennota 2002 met ruim 1,2 miljard euro naar beneden bijgesteld (19% van de begroting). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere afdrachten aan de Europese Unie. Bij de ontvangsten was eenzelfde ontwikkeling zichtbaar (– 20% op een begroting van 829 miljoen euro).

De BNP-afdracht (het vierde eigen middel) is circa 700 miljoen euro lager dan bij Miljoenennota 2002 werd verondersteld. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van het overschot op de EU-begroting 2001 van 15 miljard euro. Ook de gerealiseerde BTW-afdracht is lager dan bij Miljoenennota 2002 werd verondersteld. De afname met 48 miljoen euro wordt met name veroorzaakt door een lager dan geraamde consumptiegroei in Nederland, hetgeen leidt tot een verkleining van de grondslag waarover de BTW-afdracht wordt geheven.

De invoerrechten zijn aanzienlijk lager dan bij Miljoenennota 2002 werd verondersteld. Dit wordt veroorzaakt door de vertraging van de economische groei in 2002, met als gevolg een minder sterke stijging van de import. De vergoeding voor het innen van de invoerrechten neemt navenant af. De landbouwheffingen zijn lager, onder andere door de afschaffing van de opslagkostenregeling op suiker. Aan de ontvangstenkant heeft dit een mutatie in de perceptiekostenvergoeding, een vergoeding voor het innen van de heffingen, tot gevolg. Deze ontvangsten waren lager, als gevolg van de lagere landbouwheffingen.

De Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) verstrekte, op verzoek en onder garantie van de Staat, leningen aan ontwikkelingslanden. Per 31 december 2001 had de NIO een negatief saldo op de rekening-courant bij het ministerie van Financiën. Op grond van een overeenkomst tussen de Staat en de NIO werd dit negatieve saldo tijdelijk gefinancierd en als uitgave verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken. Bij de Voorjaarsnota 2002 heeft zich een spiegelbeeldige (ontvangsten)mutatie voorgedaan, waardoor het negatieve saldo op de rekening-courantfaciliteit uit 2001 werd aangezuiverd.

Op 31 december 2002 had de NIO wederom een negatief saldo op de rekening-courant van het ministerie van Financiën. Deze werd conform de gebruikelijke systematiek tijdelijk gefinancierd en als uitgave verantwoord op de begroting van Buitenlandse Zaken en zal bij de Voorjaarsnota 2003 weer worden gecompenseerd.

VI JUSTITIE: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)4 801,2
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
bezetting opvang coa168,9
prijsvoordeel coa– 89,0
raad voor de kinderbescherming10,3
tekort gerechtskosten12,0
verkeershandhavingsmiddelen– 12,0
salarissysteem en cao– 12,8
diversen15,1
 92,5
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
coa investeringscomponent– 55,0
ama's– 35,1
vreemdelingenkamers: uitbreiding14,0
vreemdelingenkamers: 28 dagen-toets– 15,0
terrorismebestrijding13,2
plan van aanpak drugssmokkel schiphol89,4
problematiek dji27,8
eindejaarsmarge43,7
diversen19,3
 102,3
  
3. Technische mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
doeluitkering justitie naar vws i.k.v. regionale pleegzorg– 49,6
loonbijstelling tranche 2002140,3
diversen59,2
 149,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002345,1
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)5 146,3
  
Totaal Internationale Samenwerking8,9
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)5 155,2
VI JUSTITIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002839,4
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
boeten en transacties34,8
instroom toerekening oda– 78,2
premierestitutie personeelskosten11,4
diversen37,3
 5,3
  
2. Beleidsmatige mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 3,2
 – 3,2
  
3. Technische mutaties  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen24,0
 24,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200226,2
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)865,6

De algemene doelstelling van het justitiebeleid is een bijdrage leveren aan een rechtvaardige en veilige samenleving via een goed functionerend rechtssysteem, criminaliteitspreventie, jeugdbescherming en goede rechtsbijstand voor iedereen. Voorts is de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie belast met de behandeling van verzoeken om toelating en verblijf en de behandeling van verzoeken om naturalisatie op basis van de Vreemdelingenwet en daarbij verantwoordelijk voor het, op sobere doch humane wijze, opvangen van vreemdelingen die in afwachting zijn van hun asielprocedure.

De totale bijstelling van de begroting was 345 miljoen euro, waarvan 150 miljoen euro technisch van aard. De meest markante beleidsmatige mutatie betreft de aanpak van de drugssmokkel Schiphol met een omvang van bijna 90 miljoen euro. Op het asielterrein vielen de uitgaven en ontvangsten per saldo circa 100 miljoen euro tegen.

Op het asielterrein heeft zich in 2002 een aantal ontwikkelingen voorgedaan. Zo is de instroomraming van asielzoekers lopende het jaar neerwaarts bijgesteld. Eerst van 32 000 naar 25 000 en vervolgens tot 18 000 asielzoekers per jaar. Omdat echter de uitstroom van reguliere asielzoekers achtergebleven is ten opzichte van de raming, is de gemiddelde bezetting in de opvang gestegen, hetgeen een tegenvaller van 170 miljoen euro betekende. De oorzaak hiervan is zowel gelegen in het feit dat afhandeling van asielaanvragen onder de oude wet meer tijd in beslag nam dan voorzien, als wel doordat de Vreemdelingenkamer minder nieuwe aanvragen in behandeling kon nemen door het hoge aantal bewaringszaken. Dit had ook tot gevolg dat er relatief minder bodemzaken zijn afgedaan. Om de capaciteitsproblemen bij de Vreemdelingenkamer het hoofd te bieden en de werkvoorraden niet verder te laten oplopen, is het aantal nevenzittingsplaatsen fors uitgebreid van 15 naar 19 en is de capaciteit bij de bestaande zittingsplaatsen met 20% vergroot. De hoge belasting van bewaringszaken werd veroorzaakt doordat in de nieuwe Vreemdelingenwet een 10-dagentermijn is opgenomen, waarbinnen de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring moet worden getoetst. In eerste instantie heeft het kabinet gekeken of deze hogere belasting van de Vreemdelingenkamer met efficiencymaatregelen kon worden ondervangen. Toen dit niet haalbaar bleek heeft het kabinet voorgesteld de oude systematiek – van voor de Vreemdelingenwet 2000 – te herstellen, wat erop neerkomt dat de rechterlijke toetsing pas na 28 dagen hoeft plaats te vinden.

Bij het COA zijn, onder andere door de inzet van goedkopere vormen van opvang, aanzienlijke prijsvoordelen geboekt. Tevens is de bijdrage aan het COA neerwaarts bijgesteld voor investeringen (zogenaamde investeringscomponent), omdat het COA hiervoor, vooruitlopend op de nieuwe bekostigingssystematiek, een beroep kan doen op de leenfaciliteit van het geïntegreerd middelenbeheer.

Voor de opvang van asielzoekers ontvangt Justitie een bijdrage uit het ODA-budget (Official Development Assistance). Deze toerekening uit het ODA-budget is gekoppeld aan de instroom van asielzoekers. Nu de instroom is gedaald, is ook de bijdrage uit het ODA-budget, zowel in het voorjaar als in het najaar, hiervoor neerwaarts bijgesteld.

Het beleid gericht op Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA's) is aangescherpt, onder meer door intensivering van het leeftijdsonderzoek. De instroom van AMA's is daardoor afgenomen.

Bij de Raad voor de Kinderbescherming lag het zwaartepunt in 2002 op het behalen van de productie-afspraken en het bekorten van de doorlooptijden. Daarom is bij de start van het jaar gestreefd naar een zo hoog mogelijke personele bezetting. Door een lichte stijging in het aantal zaken en een relatieve toename van het aantal dure leerstraffen is vervolgens een overschrijding van het budget ontstaan en de personele taakstelling niet volledig ingevuld. Verder waren er in 2002 extra uitgaven voor de voorbereidingskosten van de verzelfstandiging en hoger dan geraamde uitgaven voor forensische diagnostiek. De uitgaven bij de gerechtskosten waren hoger dan voorzien. Dit werd onder andere veroorzaakt doordat het – relatief dure – afluisteren sinds de parlementaire enquêtecommissie Opsporingsmethoden (commissie Van Traa) één van de weinige toegestane opsporingsmethoden is. Door Justitie is een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om de budgettaire ontwikkeling van de gerechtskosten te beheersen. Het Openbaar Ministerie (OM) is voor de verwerving van verkeershandhavingsmiddelen verplicht de Europese aanbestedingsprocedures te volgen. Omdat deze procedures meer tijd in beslag nemen dan voorheen, zijn de voor de projecten beschikbaar gestelde verkeersgelden niet volledig tot besteding gekomen. Het gereserveerde bedrag voor vernieuwing van het salarissysteem is niet tot besteding gekomen vanwege recente ontwikkelingen omtrent interdepartementale samenwerking op het terrein van salarisverwerking. Daarnaast waren de uitgaven voor het COA-akkoord, dat in december 2002 is afgesloten, lager dan geraamd.

Bij de overige beleidsmatige mutaties is er voor de bestrijding van terrorisme aan het OM, de zittende magistratuur en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) een extra impuls gegeven. Daarbij zijn middelen ter beschikking gesteld van de forensische expertise, biometrie en de «1F-unit». Deze unit toetst asielzoekers op eventueel gepleegde oorlogsmisdaden. Om de drugssmokkel op Schiphol aan te pakken, is het toezicht versterkt en is geïnvesteerd in de bouw van noodcapaciteit voor het detineren van drugskoeriers.

De DJI heeft te kampen gehad met verschillende problemen. In de eerste plaats was er sprake van achterstallig onderhoud van gebruikersvoorzieningen, zoals elektronische beveiligingsapparatuur, noodstroomvoorzieningen en alarmapparatuur. In de tweede plaats zijn er tegenvallers opgetreden in de raming van de vrijval van celcapaciteit. Deze celcapaciteit was nodig voor het realiseren van jeugdinrichtingsplaatsen. Ten slotte was er sprake van personele knelpunten, zoals hoge werkdruk, hoog ziekteverzuim en personeelstekorten. Voor het oplossen van deze knelpunten is in 2002 en de komende jaren extra geld uitgetrokken. Hiermee is onder meer uitvoering gegeven aan de nota Personele Zorg DJI.

De doeluitkering voor de regionale pleegzorg is overgeheveld van Justitie naar VWS.

Bij de Boeten en Transacties is in 2002 het ontvangstenkader bijgesteld met 40 miljoen euro door de hoger dan verwachte realisatie in 2001. De totale opbrengsten Boeten en Transacties zijn in totaal minder dan één procent achtergebleven bij het bijgestelde kader, gesaldeerd verklaart dit de 34,8 miljoen euro mutatie. Tot slot zijn er extra ontvangsten die betrekking hebben op restituties van personeelskosten voor WAO-premies, ziekengeld en WW-premies over voorgaande jaren.

VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)4 489,2
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
prestatiebekostiging politie– 12,3
dienst geneeskundige verzorging politie28,7
politieonderwijs10,5
herindeling den haag11,2
diversen– 29,0
 9,1
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
politietaak asiel19,1
terrorismebestrijding26,6
financiele afwikkeling enschede/volendam45,8
bommenregeling40,0
regieraad/informatiehuishouding28,2
c2000– 23,2
arbeidsvoorwaarden– 22,1
eindejaarsmarge29,1
diversen– 23,8
 119,7
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling tranche 2002170,6
diversen33,7
 204,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002333,9
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)4 823,1
  
Totaal Internationale Samenwerking0,2
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)4 823,3
VII BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 218,5
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen23,4
 23,4
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
dienst geneeskundige verzorging politie37,4
diversen– 0,7
 36,7
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen42,2
 42,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002102,0
Stand Slotwet 2002320,5

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vervult een belangrijke rol binnen het openbaar bestuur en het veiligheidsbeleid van Nederland.

De totale begroting van BZK is gedurende het jaar met 334 miljoen euro toegenomen. Dit is ongeveer 7% van het begrotingstotaal. Het is voor een groot deel het gevolg van beleidsmatige ontwikkelingen om de veiligheid te waarborgen en daarnaast voor ruim de helft het gevolg van de toedeling van de loonbijstelling. Aan de ontvangstenkant is een toename opgetreden van 102 miljoen euro.

BZK is verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden, waarbinnen regionale politiekorpsen goed kunnen functioneren. Een van de daartoe gehanteerde instrumenten is prestatiebekostiging. Het desbetreffende budget is niet geheel uitgekeerd, omdat de daarvoor noodzakelijke informatievoorziening door de korpsen niet in alle gevallen op het gewenste niveau was.

BZK draagt tevens zorg voor de geneeskundige verzorging van de politie. Deze wordt uitgevoerd door de dienst Geneeskundige Verzorging Politie. Als gevolg van een hoger beroep op deze regeling en hogere dan geraamde premieontvangsten nemen zowel de uitgaven als de premieopbrengsten met betrekking tot deze regeling toe. Voor het politieonderwijs zijn hogere uitgaven gedaan dan geraamd. Deze vloeien deels voort uit de omstandigheid dat 2002 een overgangsjaar is geweest, waarin het initiële onderwijs zowel volgens het oude als het nieuwe programma is gegeven. Daarnaast hebben zich frictiekosten voorgedaan als gevolg van een lagere instroom van aspiranten dan oorspronkelijk was geraamd.

De uitvoering van de politietaak aangaande asielopvang heeft incidenteel extra middelen gevergd als gevolg van een lagere uitstroom van asielzoekers dan verwacht. Voor de bestrijding van het terrorisme zijn extra gelden uitgetrokken voor de AIVD en de recherche. Bij de recherche is onder meer geïnvesteerd in het tegengaan van mensensmokkel, het rechercheren met betrekking tot financiële transacties en het oprichten van regionale infodesks. Daarnaast is de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging uitgebreid. Ten slotte zijn extra middelen aangewend voor de brandweer en de rampenbestrijding, onder meer ten behoeve van de aanschaf van persoonlijke beschermingsmiddelen voor hulpverleners en van decontaminatiemiddelen, alsook voor de ontwikkeling van een draaiboek NBC-terrorisme. Het kabinet heeft de aanbevelingen van de commissie Financiële Afwikkeling II inzake de vuurwerkramp Enschede en de nieuwjaarsbrand Volendam overgenomen. Extra middelen zijn onder meer ingezet voor tegemoetkomingen in de materiële schade en de materiële gevolgen van letselschade van de getroffenen van de nieuwjaarsbrand in Volendam en voor de oprichting van een centrum voor reïntegratie en nazorg. Tevens is de door Enschede ingediende einddeclaratie over de directe kosten van de vuurwerkramp Enschede tot betaling gekomen.

Verder was er een hoger beroep op het Bijdragebesluit Kosten Ruiming Explosieven Tweede Wereldoorlog (de Bommenregeling). De oorzaak hiervan is gelegen in de toename van het aantal grote infrastructurele projecten en van bouwactiviteiten, de aanleg en uitbreiding van recreatiegebieden en als gevolg daarvan de toename van opsporingsactiviteiten en opsporingscapaciteit.

Om de tijdelijke verliezen aan algemene uitkering als gevolg van de gemeentelijke herindeling in Den Haag en omstreken te compenseren, is dit via de begroting van BZK gecorrigeerd. Deze compensatie is ten dele sneller dan voorzien gerealiseerd.

Op een drietal terreinen was sprake van een gewijzigd kasritme. Ten eerste heeft een doelmatige aanbesteding van infrastructuur en applicaties voor de totstandkoming van één informatiehuishouding voor de politie en de ketenpartners een gewijzigd kasritme met zich meegebracht. Pas eind 2001 zijn de definitieve contracten inzake het digitale netwerk C2000 getekend. Om het kasritme te laten aansluiten op de geplande investeringen was een intertemporele compensatie nodig. Ten slotte zijn, na het afsluiten van de CAO voor de sector Rijk, de middelen die in 2002 vrijvielen, vooralsnog gereserveerd voor een komende CAO.

VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)23 060,7
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
leerlingen- en studentenaantallen63,5
onderwijs aan asielzoekers16,3
studiefinanciering– 102,6
arbeidsvoorwaarden29,9
onderwijsnummer11,0
ouderschapsverlof– 19,5
eindejaarsmarge– 104,5
diversen46,0
 – 59,9
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
afschaffen rentekorting24,0
amendement atsma (media)32,0
esf– 35,7
tekort prijsbijstelling56,2
verplichtingenstop bestedingsplan/projecten– 31,7
diversen22,8
 67,6
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling tranche 2002771,3
premie zwangerschap29,9
prijsbijstelling tranche 200228,9
prijsbijstelling wsf38,9
diversen24,9
Niet tot een ijklijn behorend 
prijsbijstelling: wsf12,5
studiefinanciering161,6
diversen– 0,2
 1 067,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20021 075,0
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)24 135,7
  
Totaal Internationale Samenwerking54,9
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)24 190,6
VIII ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20021 243,7
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
esf25,3
lesgelden16,7
studiefinanciering– 14,4
studiefinanciering wsf13,1
diversen– 6,8
 33,9
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
esf– 40,9
 – 40,9
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
premie zwangerschap29,9
diversen15,6
Niet tot een ijklijn behorend 
uitstel verkoop nob– 70,3
diversen– 10,4
 – 35,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 42,3
Stand Slotwet 20021 201,4

De doelstelling van het kabinet op het terrein van onderwijs is te zorgen dat leerlingen en studenten kwalitatief hoogwaardig onderwijs kunnen volgen op een zo doelmatig mogelijke wijze. Daartoe worden middelen ter beschikking gesteld aan instellingen en onderwijsdeelnemers.

De mutaties gedurende 2002 bedroegen in totaal ruim 1 miljard euro. Dit is ongeveer 4% van de totale OC&W-begroting. Het overgrote deel van deze mutaties zijn technische mutaties, zoals loon- en prijsbijstelling.

De leerlingen- en studentenaantallen zijn gestegen. Hierdoor nemen de onderwijsbudgetten toe. Dit geldt ook voor leerplichtige asielzoekers.

Als gevolg van autonome ontwikkelingen zijn de uitgaven voor studiefinanciering naar beneden bijgesteld (circa 103 miljoen euro). Zo was er sprake van minder omzettingen van prestatiebeursleningen naar een gift. Daarnaast waren er meer terugbetalingen van studiebeurzen, toen na controle bleek dat sommige studenten te veel hadden ontvangen. Voorts vielen door gemiddeld hogere gezinsinkomens de uitgaven voor de aanvullende beurs in de beroepsbegeleidende leerweg mee.

De aanwezigheid van goed onderwijspersoneel is instrumenteel voor het bereiken van de algemene onderwijsdoelstellingen. Om geconstateerde arbeidsmarktknelpunten op te lossen zijn de afgelopen periode maatregelen genomen op het terrein van arbeidsvoorwaarden, zoals het inkorten van de carrièrelijnen en het verhogen van de schoolbudgetten om bijvoorbeeld functie- en beloningsdifferentiatie mogelijk te maken. Het beleid in 2002 heeft er bijvoorbeeld aan bijgedragen dat het ziekteverzuim in 2002 op scholen met een hoog verzuim is gedaald met 2,6% ten opzichte van 2001, het aantal studenten aan de lerarenopleidingen is toegenomen en 30% meer zij-instromers zijn geplaatst dan voor 2002 werd nagestreefd. In het primair onderwijs hebben scholen meer gedeclareerd voor personeel dan geraamd. Per saldo leidde dit tot een tegenvaller op het terrein van arbeidsvoorwaarden.

Om leerlingen gedurende hun onderwijsloopbaan beter te kunnen volgen en administratieve lasten bij de scholen te verminderen, is het onderwijsnummer ingevoerd. Dit leidde tot uitvoeringskosten in 2002, die gedekt worden door hiervoor bestemde middelen in 2003. Na invoering van het onderwijsnummer kan ook beter een beeld worden gevormd van het aantal leerplichtige kinderen dat geen onderwijs volgt.

Door verschillende tegenvallende ontwikkelingen in 2001 heeft OC&W in 2002 een negatieve eindejaarsmarge moeten invullen. Het tekort is in 2002 aangevuld met incidentele meevallende ontvangsten bij onder andere de studiefinanciering en de premie Zwangerschap. Ten aanzien van het laatste zijn in 2002 middelen teruggevorderd, die door OC&W onterecht waren uitgekeerd in 2001.

Om aan de onderwijsdoelstellingen te voldoen draagt de overheid ook de verantwoordelijkheid voor een deugdelijke toerusting van bekostigde scholen. Tot voorkort werd in de bekostiging rekening gehouden met door scholen te ontvangen rente van gereserveerde materiële budgetten; de rentekorting. Als gevolg van het afschaffen van deze rentekorting op de materiële bekostiging, zijn de budgetten in het primair onderwijs verruimd.

Het amendement Atsma voegde 32 miljoen euro toe aan het artikel Media. Hiermee is de algemene omroepreserve bijgesteld.

Gedeclareerde projecten voor voortijdig schoolverlaten en de beroepsbegeleidende leerweg in het kader van het Europees Structuurfonds (ESF) zijn in 2002 niet meer tot betaling gekomen. Dit als gevolg van vertragingen bij de ontvangsten van hiervoor bestemde EU-gelden. In 2003 zal dit alsnog plaatsvinden.

Omdat de prijsbijstelling slechts gedeeltelijk is uitgekeerd, is een tegenvaller op de OC&W-begroting ontstaan. Deze tegenvaller is gedeeltelijk gedekt door meevallers bij de studiefinanciering. Daarnaast is een tijdelijke verplichtingenstop afgekondigd.

Tot slot is, ten gevolge van het uitstel van de verkoop van het Nederlands Omroepproductiebedrijf (NOB), de verwachte opbrengst doorgeschoven naar 2003.

IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200211 933,2
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
wijziging kapitaalmarktberoep en rente69,2
rentelasten swaps2 633,4
overige rentelasten– 35,2
diversen– 16,5
 2 650,9
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
voeding fes– 46,3
diversen0,9
 – 45,4
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen0,2
Niet tot een ijklijn behorend 
activabeheer– 34,0
mutaties rekening-courant1 323,6
verstrekte leningen agentschappen473,8
verstrekte leningen overige instellingen959,4
 2 723,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20025 328,8
Stand Slotwet 200217 262,0
IXA NATIONALE SCHULD (TRANSACTIEBASIS): NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002333,9
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
wijziging kapitaalmarktberoep en rente17,1
rente op leningen71,7
rentebaten swaps2 695,1
overige rentebaten22,8
diversen0,1
 2 806,8
  
3. Technische mutaties 
Niet tot een ijklijn behorend 
aflossing leningen agentschappen40,4
aflossingen leningen overige instellingen119,1
mutatie rekening-courant28,3
diversen65,3
 253,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20023 059,9
Stand Slotwet 2002 3 393,8

Het Agentschap van het ministerie van Financiën heeft tot doel het efficiënte en effectieve beheer van de staatsschuld en het voorzien in de financieringsbehoeften van de Staat door het inlenen en uitlenen van gelden.

Door de verslechtering van het begrotingssaldo heeft het Rijk in 2002 13,3 miljard euro meer moeten lenen dan ten tijde van de Miljoenennota 2002 werd verwacht. Bij het opstellen van de MN 2002 werd uitgegaan van een feitelijk financieringsoverschot van het Rijk, terwijl eind 2002 sprake was van een tekort van 8,0 miljard euro.

De hogere financieringsbehoefte heeft in 2002 echter slechts geleid tot een relatief kleine stijging van de rentelasten. Deze relatief kleine toename van de rentelasten is enerzijds te verklaren door het uitgeven van meer korte leningen in plaats van lange leningen en ten tweede door een historisch lage rente.

Inzet van renteswaps leidt tot zowel hogere uitgaven als hogere ontvangsten op de begroting van de Nationale Schuld. Er is sprake van een positief saldo over 2002.

De lagere uitgaven op de post Overige rentelasten vloeit grotendeels voort uit een lagere rentevergoeding aan de Sociale Fondsen als gevolg van een lager saldo van de Sociale Fondsen die bij de schatkist aangehouden worden.

De rentevergoeding aan het FES was lager als gevolg van de verlaging van de verkoop van staatsdeelnemingen.

Wat betreft de technische mutaties zijn de tegoeden in rekening-courant van agentschappen, RWT's en Sociale Fondsen in 2002 met 1,3 miljard euro afgenomen, waarvan de Sociale Fondsen 1,1 miljard euro voor hun rekening namen. Het betreft hier geen directe uitgave maar een mutatie in het saldo van de middelen die aangehouden worden in de schatkist in het kader van het geïntegreerd middelenbeheer.

De verstrekte leningen aan de instellingen die deelnemen aan het geïntegreerd middelenbeheer, zijn met 1,4 miljard euro toegenomen tot 4,9 miljard euro, onder meer door leningen aan de Rijksgebouwendienst en aan Railinfrabeheer.

De belangrijkste post bij de rente-ontvangsten zijn, zoals hierboven reeds genoemd, de rentebaten uit swaps, die in het kader van het risicomanagement worden aangegaan. De overige rente-ontvangsten zijn voornamelijk het gevolg van een hoger dan geraamde vergoeding op uitzettingen in de geldmarkt en het gerealiseerde disagio bij de inkoop van schuld.

De aflossingen van de verstrekte leningen aan agentschappen en overige instellingen worden als technische mutaties verwerkt, aangezien deze – net als de verstrekte lening zelf – niet relevant zijn voor de ijklijn, maar wel voor het financieringstekort.

IXB FINANCIËN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)3 215,8
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
belastingen overige programmauitgaven– 18,4
p&m belastingdienst26,9
munten in circulatie– 10,1
diversen– 17,4
 – 19,0
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
fiscale wetsvoorstellen14,4
uitvoeringskosten energiepremieregeling13,1
eurovoorlichting– 19,9
exportkredietverzekering– 10,0
activabeheer– 34,0
eindejaarsmarge26,9
diversen27,1
 17,6
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling tranche 200271,1
diversen55,4
Niet tot een ijklijn behorend 
activabeheer34,0
heffings- en invorderingsrente141,3
diversen– 12,2
 289,6
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002288,4
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)3 504,2
  
Totaal Internationale Samenwerking155,1
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)3 659,3
IXB FINANCIËN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)2 637,0
  
1. Mee- en Tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
activabeheer– 34,0
afdracht staatsloterij– 39,4
defensieopbrengsten– 31,3
exportkredietverzekeringen22,5
ontvangsten muntwezen– 15,6
verkoopopbrengsten domeinen– 25,4
winstuitkering dnb80,3
diversen14,5
 – 28,4
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
afdracht staatloterij– 10,6
exportkredietverzekeringen– 28,4
verkoopopbrengsten domeinen17,5
diversen37,4
 15,9
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
afbakening uitgavenkader: winst dnb1 198,9
diversen35,6
Niet tot een ijklijn behorend 
afbakening uitgavenkader: winst dnb– 1 198,9
heffings- en invorderingsrente62,2
koerswinsten verkochte obligaties196,0
schikkingen en boeten29,2
diversen20,3
 343,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002330,7
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)2 967,7
  
Totaal Internationale Samenwerking4,0
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)2 971,7

Het ministerie van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer: a) het algemeen financieel-economische en internationale financiële beleid; b) het begrotingsbeleid en doelmatig beheer van 's Rijks financiën; c) het financieringsbeleid; d) het vormgeven van het fiscale beleid; e) het heffen, controleren en innen van de belastingen en f) het beheer van materiële eigendommen van het Rijk.

De uitgaven bleken in 2002 ongeveer 9% hoger dan geraamd. Ook de ontvangsten waren hoger, ongeveer 13%. Deze hogere uitgaven en ontvangsten worden hoofdzakelijk verklaard uit technische mutaties, voornamelijk de niet-relevante extra uitgaven voor heffings- en invorderingsrente en de niet-relevante hogere winstuitkering van De Nederlandsche Bank.

De Belastingdienst is binnen het ministerie van Financiën verantwoordelijk voor het uitvoering geven aan de fiscale politiek van de regering: heffing, controle en inning. De overige programma-uitgaven van de belastingen zijn in 2002 meegevallen door nog niet ontvangen declaraties van gemeenten, die de taxaties uitvoeren voor de WOZ.

Voor personeel en materieel van de Belastingdienst vielen de uitgaven in 2002 tegen, hoofdzakelijk doordat de prijsbijstelling slechts gedeeltelijk was uitgekeerd en in 2002 niet tijdig voldoende maatregelen konden worden genomen.

Door lagere grondstofprijzen en een neerwaartse bijstelling van de europroductie zijn de uitgaven voor de munten in circulatie meegevallen.

Voor de uitvoering van fiscale wetsvoorstellen zijn in 2002 extra middelen uit de aanvullende post Algemeen overgeheveld, onder meer voor het Belastingplan 2002 en het belastingverdrag met België.

De Energiepremieregeling is bedoeld om huishoudens te stimuleren om energiezuinige apparaten en voorzieningen aan te schaffen. De uitvoeringskosten van deze regeling vielen in 2002 hoger uit.

Wegens de soepele introductie van de euro vielen de uitgaven voor eurovoorlichting in 2002 lager uit.

De Nederlandse overheid draagt onder bepaalde voorwaarden risico's voortvloeiend uit export en buitenlandse investeringen die niet door de markt kunnen worden gedragen, teneinde de gezonde concurrentiepositie van het nationale bedrijfsleven te bevorderen. De schade-uitkering van deze exportkredietverzekeringen viel in 2002 lager uit dan oorspronkelijk werd verwacht, doordat sommige dreigende schades toch binnen de wachttermijn zijn opgelost. De ontvangsten zijn in 2002 per saldo lager uitgevallen dan verwacht. Onder de Club van Parijs-akkoorden is over het algemeen goed betaald. Hierdoor zijn meer schaderestituties gerealiseerd. Hier staan echter lagere premieontvangsten tegenover.

Om tijdig en tegen niet-onevenredig hoge kosten te kunnen beschikken over vastgoed is een leenfaciliteit ingesteld ten behoeve van anticiperende aankopen van het Rijk. Aangezien dit activabeheer een voorfinanciering betreft, is deze post omgezet in een niet-relevante uitgave.

De eindejaarsmarge werd in 2002 onder meer ingezet ter dekking van de kosten van het wetsvoorstel Kosten Bestuurlijke Bezwaarfase en ter dekking van hogere uitgaven voor waterschapslasten en onroerende zaakbelasting.

Als gevolg van hogere rentestanden zijn in 2002 de uitgaven en ontvangsten voor heffings- en invorderingsrente hoger uitgevallen met respectievelijk 141 en 62 miljoen euro.

De omzet van de Staatsloterij in 2002 was lager, wat resulteerde in tegenvallende ontvangsten bij Financiën.

De verkoopopbrengsten van overtollige roerende en onroerende zaken van Defensie, uitgevoerd door Domeinen, vielen in 2002 tegen.

De ontvangsten Muntwezen vielen in 2002 tegen, doordat de verwachte opbrengsten van de ontwaarding van munten zich later zullen voordoen dan aanvankelijk geraamd.

De dienst Domeinen zorgt voor het doelmatig beheren en verkopen van roerende en onroerende zaken van het Rijk en het bevorderen van een optimale allocatie van onroerende zaken, benodigd voor het Rijk.

De verkoopopbrengsten van Domeinen vielen in 2002 tegen door de verkoopstop van landbouwgronden. Hier stonden echter hogere ontvangsten tegenover uit de verkoop van niet-agrarische gronden.

Uit hoofde van het versterf van bankbiljetten viel de winstuitkering van De Nederlandsche Bank in 2002 mee met 80 miljoen euro. Daarnaast zijn, als gevolg van een daling van de VS- en EMU-rente, voor 196 miljoen euro koerswinsten behaald op de verkochte obligaties.

De niet-relevante ontvangsten van schikkingen en boeten zijn in 2002 hoger uitgevallen.

X DEFENSIE: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)6 826,8
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
aanpassingen ontvangstenraming15,1
arbeidsvoorwaardenbeleid– 30,0
btw (gevechts)helikopters– 28,9
diversen bijdragen navo13,6
eindejaarsmarge105,8
europees veiligheids- en defensiebeleid– 63,2
onderhoud jachtvliegtuigen33,2
pensioenen en uitkeringen21,0
tankmunitie27,0
terrorismebestrijding16,8
verdeling loon- en prijsbijstelling– 49,5
diversen30,0
 90,9
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
joint strike fighter: overboeking van ez48,0
loonbijstelling tranche 2002191,4
prijsbijstelling tranche 200224,1
diversen12,5
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 0,2
 275,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002366,6
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)7 193,4
  
Totaal Internationale Samenwerking192,4
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)7 385,8
X DEFENSIE: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)200,6
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen18,2
 18,2
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen9,0
 9,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200227,1
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)227,7
  
Totaal Internationale Samenwerking8,6
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)236,3

De doelstellingen van Defensie zijn, naast bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied (inbegrepen de Nederlandse Antillen en Aruba), het bevorderen en handhaven van de internationale rechtsorde en stabiliteit en het ondersteunen van de civiele autoriteiten bij de rechtshandhaving, de rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

Voornamelijk technische mutaties, vooral de loonbijstelling, zijn de oorzaak van de stijging van het begrotingstotaal van Defensie in 2002 van 367 miljoen euro. Dit is ongeveer 5% van het begrotingstotaal.

Voor een deel van de middelen voor arbeidsvoorwaardenbeleid is in 2002 nog geen concreet beleid geïmplementeerd, onder meer in afwachting van overleg met de bonden.

Een aantal (gevechts)helikopters is (nog) niet in Nederland afgeleverd, maar zal ten behoeve van militaire opleidingen in de VS gestationeerd blijven. Hierdoor verschuiven de voor 2002 geplande betalingen voor invoerrechten en BTW naar een later moment.

Middelen die in 2001 onbesteed bleven, zijn via de systematiek van de eindejaarsmarge overgeheveld naar 2002.

Internationale samenwerking draagt bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid. Een belangrijk speerpunt van het defensiebeleid is derhalve het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB). Een deel van de hiervoor in 2002 beschikbare middelen is niet tot besteding gekomen. Weliswaar hebben de gelden inmiddels een bestemming gevonden, maar de afronding van de plannen vindt, door het zorgvuldig doorlopen van de (internationale) procedures, pas na 2002 plaats.

Eén van de doelstellingen van defensie is om een minimale inzetgereedheid van de wapensystemen zeker te stellen. Aangezien deze inzetgereedheid onder de minimale eisen dreigde te komen door een tekort aan reservedelen en stijgende prijzen, zijn extra uitgaven gedaan voor vliegtuigonderhoud en -brandstof, alsmede voor onderhoud van de noodzakelijke infrastructuur.

Middelen die tijdelijk geparkeerd waren op de artikelonderdelen loon- en prijsbijstelling van het artikel Nominaal en Onvoorzien zijn voor een deel aangewend voor de ramingsbijstelling pensioenen, welke voornamelijk werd veroorzaakt door de betaling van een bijdrage aan het ABP in de kapitaaldekking militaire pensioenen. Voor het overige boden deze middelen compensatie voor de hogere uitgaven op tal van andere beleidsterreinen.

De aanschaf en ombouw van 120mm-tankmunitie naar oefenmunitie zijn onderdeel van het project Verbetering Leopard 2. Dit project heeft als doel om deze tank ook in de nabije toekomst in staat te laten zijn om moderne tanks uit te schakelen. De aanschaf is in 2002 eerder gerealiseerd dan verwacht. Daarnaast is de ombouw en het aanvullende noodzakelijke onderhoud voorspoediger verlopen.

Ter bestrijding van het terrorisme en ter bevordering van de veiligheid is het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid opgesteld. Naar aanleiding hiervan worden de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), de Koninklijke Marechaussee en de Bijzondere Bijstandseenheid (BBE) uitgebreid.

De Nederlandse deelname aan de ontwikkeling van de Joint Strike Fighter (JSF) wordt onder andere gefinancierd uit de begrotingen van Defensie en Economische Zaken en uit een bijdrage van de industrie. Deze laatste bijdragen zijn aan de begroting van Defensie toegevoegd.

XI VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)3 261,6
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
huursubsidie88,9
afkoop sanerings- en overnamebijdragen (nwi's)– 13,0
investeringen stedelijke vernieuwing– 16,6
subsidies bodemsanering15,1
diversen– 42,8
 31,6
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
huursubsidie119,4
beëindiging chloortransport25,0
innovatieprogramma stedelijke vernieuwing– 28,2
investeringen stedelijke vernieuwing– 71,8
rijksgebouwendienst– 26,3
apparaatsuitgaven31,0
eindejaarsmarge33,6
diversen– 15,3
 67,4
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen40,0
Niet tot een ijklijn behorend 
afkoop sanerings- en overnamebijdragen (nwi's)– 143,1
diversen1,7
 – 101,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 2,6
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)3 258,9
  
Totaal Internationale Samenwerking9,1
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)3 268,1
XI VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 109,9
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
afkoop sanerings- en overnamebijdragen (nwi's)– 23,6
bodemsanering19,8
diversen– 10,3
 – 14,1
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
vangnetregeling– 15,2
diversen11,3
 – 3,9
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen38,3
 38,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200220,5
Stand Slotwet 2002130,4

Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) draagt zorg voor een duurzame kwaliteit van de leefomgeving. Het beleid richt zich daarbij op het bevorderen van de kwaliteit van wonen, een doelmatig gebruik van de ruimte, een duurzaam milieu en goede rijkshuisvesting.

Het totaal van de mutaties gedurende het jaar leidde tot een daling van het begrotingstotaal van 2,6 miljoen euro. Dit werd veroorzaakt door een verhoging van 99 miljoen euro in mee- en tegenvallers en beleidsmatige mutaties, voornamelijk in de huursubsidiesfeer. De technische mutaties, in totaal 101 miljoen euro, hebben dit gecompenseerd.

De raming van de huursubsidie (bedoeld om het voor mensen met lagere inkomens financieel mogelijk te maken een passende woning te betrekken) is om verschillende redenen aangepast. Zo wordt de subsidie niet langer gecorrigeerd per 1 juli, maar per de eerste van de maand volgend op een verandering in de huishoudsamenstelling. Daarnaast is het betalingsritme van de huursubsidie aan de groep die de subsidie rechtstreeks van VROM ontvangt aangepast aan het ritme van de huursubsidiegerechtigden die huurmatiging van verhuurders of gemeenten genieten. De subsidie wordt per 1 juli 2002 per maand vooraf betaald, in plaats van drie maanden achteraf. Dit heeft de uitvoering vereenvoudigd, maar leidde wel tot een eenmalige extra last in 2002. Voorts zijn er in verband met de problemen bij de (vernieuwde) uitvoering van de huursubsidie voorschotten verstrekt. Voor circa 40 000 huishoudens is dit ten onrechte gebeurd. Deze voorschotten zullen worden teruggevorderd en tot ontvangsten in latere jaren leiden. Naast deze beleidsmatige wijzigingen, die tot extra uitgaven van bijna 120 miljoen euro hebben geleid, hebben een hoger aantal subsidiegerechtigden, een hogere gemiddelde bijdrage en forse nabetalingen over het tijdvak 2000–2001 geleid tot een tegenvaller van bijna 89 miljoen euro in 2002 in de uitvoering van de huursubsidie. Tevens is de restantinvulling van de regeerakkoordgelden, waaronder de afschaffing van de verouderingsaftrek, zoals verwoord in de huurbrief van 14 september 2001, verwerkt. Tenslotte heeft het EOS-project voor modernisering van de uitvoering van de huursubsidie ervoor gezorgd dat adresmutaties sneller worden verwerkt, zodat huishoudens in principe direct het juiste subsidiebedrag ontvangen. Dit heeft aan de ontvangstenkant geleid tot een vermindering van het aantal terugvorderingen aan huursubsidie, waaronder de Vangnetregeling.

Het beleid in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing richt zich op de herstructurering van wijken en uitbreiding van de woningvoorraad door nieuwbouw. Daartoe zijn vijfjarige prestatieafspraken gemaakt met gemeenten. Een deel van het beschikbare budget voor 2002 is niet uitbetaald, onder meer omdat enkele budgethouders niet aan de subsidievoorwaarden voldeden. Daarnaast is er een neerwaartse bijstelling van bijna 72 miljoen euro als gevolg van de beleidsmatige kasversnelling van 2002 naar 2001. Met het Innovatieprogramma Stedelijke Vernieuwing worden innovatieve plannen en projecten op het gebied van stadsvernieuwing gestimuleerd. Het tempo waarin de bedragen van deze subsidieregeling ter beschikking worden gesteld is gewijzigd, als gevolg van vaststelling van de definitieve verdeelsleutel van de kasbedragen. Dit leidt er toe dat in de periode tot en met 2004 de kasbedragen naar beneden en vanaf 2005 tot en met 2007 naar boven zijn bijgesteld.

VROM stimuleert de verbetering van de milieukwaliteit onder meer door de uitvoering van bodemsanering. In 2002 is er meer aan bodemsanering uitgegeven dan geraamd voor dat jaar. Deze overschrijding bij de uitgaven is het gevolg van de betaling van een aantal projecten in het kader van de Wet Bodembescherming oude stijl, zoals die gold tot en met 2001. Deze projecten ondervonden vertraging, konden niet meer in 2001 worden afgehandeld en resulteerden daarom in betalingen in 2002. Aan de ontvangstzijde was er daarentegen sprake van een meevaller: een aantal projecten is goedkoper uitgevoerd dan in de jaren ervoor was begroot, zodat deze bedragen werden teruggestort. Ook zijn er ontvangsten gerealiseerd vanwege het kostenverhaal.

In het kader van verbetering van de integrale milieukwaliteit op lokaal niveau zet VROM zich onder andere in voor het terugdringen van veiligheidsrisico's van industriële activiteiten. Met AKZO is in dat verband afgesproken dat de chloortransporten over het spoor grotendeels worden beëindigd. Hiervoor is een financiële bijdrage geleverd. De schadevergoeding voor de vermogens- en bedrijfsschade is voor 25 miljoen euro verschaft uit een aanvullende post op de Rijksbegroting. Tevens is 7 miljoen euro betaald uit de middelen voor vergroting van de ruimtelijke kwaliteit (BIRK) die zijn gereserveerd in het FES, tot uitdrukking komend in de post Diversen van de technische mutaties. Een andere maatregel die VROM neemt met betrekking tot de externe veiligheid is de uitvoering van het Vuurwerkbesluit. Het aantal vuurwerkbedrijven dat een beroep heeft gedaan op een saneringsbijdrage is sterk achtergebleven bij de verwachtingen. Slechts 4 miljoen euro van het oorspronkelijk geraamde bedrag van 15 miljoen euro is aangewend. Dit valt onder de post Diversen. Eén van de redenen is dat de regeling pas ongeveer halverwege 2002 in werking is getreden en de onbekendheid bij de doelgroep nog groot was.

Het ministerie van VROM draagt zorg voor het adequaat huisvesten van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken. Deze taak wordt door de Rijksgebouwendienst uitgevoerd. De raming van de huisvestingsinvesteringen voor deze instellingen komt niet overeen met de werkelijke uitfinanciering. Dit heeft al verschillende jaren geleid tot een onderuitputting op de investeringsuitgaven. Om dit probleem te verhelpen is het bestedingsplan voor de investeringen herzien. Ten einde het kasritme aan te laten sluiten op het aangepaste bestedingsplan zijn middelen van 2002 naar latere jaren verschoven. Ondanks deze correctie op het kasritme heeft er toch nog een vertraging plaatsgevonden in de uitvoering van – in het bijzonder – onderhoudsprojecten.

De integratie van VROM inspecties en investeringen in ICT, die noodzakelijk bleken voor het instandhouden van een goede bedrijfsvoering, hebben tot extra apparaatsuitgaven geleid.

In 2002 werden minder sanerings- en overnamebijdragen betaald dan geraamd voor de afkoop van Niet-Winstbeogende Instellingen (NWI's), die gesubsidieerde huisvesting voor onder andere ouderen en studenten verzorgen. Daarnaast zijn in 2002 niet alle NWI's afgekocht als gevolg van langer dan geplande onderhandelingen met de desbetreffende instellingen. Deze NWI's worden in 2003 afgekocht. Overigens zijn de hoofdsommen van de afkoopgelden niet relevant voor de toetsing aan de ijklijn. De te betalen rente (omdat de afkoop met terugwerkende kracht geschiedt) en de terug te vorderen subsidies, die gedurende de uitvoering van de afkoop zijn betaald, zijn wel relevant voor de toetsing aan de ijklijn. Omdat niet alle NWI's zijn afgekocht in 2002 is er bij de uitgaven een meevaller, samenhangend met de minder betaalde rente, en bij de ontvangsten een tegenvaller, samenhangend met de minder teruggevorderde subsidies.

XII VERKEER EN WATERSTAAT: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)5 718,8
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
garantstelling lvnl13,9
 13,9
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
gebruiksvergoeding– 16,4
stimuleringsmaatregelen14,6
schipholtunnel– 20,9
huisvestingskosten departement– 11,9
programma luchtvaartbestel14,2
eindejaarsmarge21,1
diversen12,0
 12,7
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling tranche 200283,9
overdracht dgtp aan ez– 39,2
prijsbijstelling26,6
diversen33,7
Niet tot een ijklijn behorend 
aandelenstorting westerscheldetunnel67,6
btw openbaar vervoer386,8
diversen– 26,6
 532,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002558,6
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)6 277,5
  
Totaal Internationale Samenwerking12,5
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)6 289,9
XII VERKEER EN WATERSTAAT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002326,5
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
dividend schiphol25,5
lagere ontvangsten inspectie– 11,2
diversen4,2
 18,5
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
overdracht dgtp aan ez– 147,9
diversen– 6,4
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen0,5
 – 153,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 135,2
Stand Slotwet 2002 191,3

De doelstelling van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) is het bevorderen van veilig, efficiënt en duurzaam vervoer van personen en goederen over de weg, het spoor, het water en door de lucht, alsmede hoogwaterbescherming.

De grootste mutaties in 2002 zijn van technische aard, zoals de aandelenstorting Westerscheldetunnel en de BTW-compensatie voor het Openbaar Vervoer. Het totaal aan technische mutaties bedraagt in 2002 533 miljoen euro aan de uitgavenkant.

Naar aanleiding van de aanslagen in de VS op 11 september 2001 is in Europees verband besloten om de luchtvaartsector te ondersteunen. In Eurocontrol verband is besloten de tarieven van luchtverkeersleidingdiensten voor 2002 te bevriezen op het niveau van 2001. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat verleende daartoe de Luchtverkeersleiding Nederland een eenmalige garantie.

In 2002 hebben nabetalingen uit 2001 plaatsgevonden voor het programma Efficiënt werkend luchtvaartbestel. Als gevolg hiervan waren de uitgaven in 2002 hoger.

Voor instandhouding van spoorweginfrastructuur draagt V&W middelen bij aan Railinfrabeheer (RIB). Op grond van het Besluit Gebruiksvergoeding betalen spoorvervoerbedrijven hiervoor een gebruiksvergoeding aan RIB. De aan RIB toevallende opbrengsten van de gebruiksvergoeding worden in mindering gebracht op de subsidie van V&W aan RIB. De hierdoor vrijvallende middelen op de begroting van V&W worden grotendeels aangewend voor stimuleringsmaatregelen van de spoorsector.

In 2001 is een schikking getroffen in verband met de fraude rond de Schipholtunnel. Het daarmee gemoeide bedrag is in 2002 ten gunste van de algemene middelen gevallen.

De voortgang van de renovatiewerkzaamheden van het kantoorgebouw aan de Koningskade 4 liep achter op schema. De oplevering is naar een latere datum verschoven. Als gevolg hiervan waren de uitgaven voor de huisvestingskosten lager dan geraamd.

Er is gekozen voor een geïntegreerde beleidsaanpak van ICT. Daarom is het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post (DGTP), inclusief het betrokken deel van de Inspectie V&W, overgegaan naar het ministerie van Economische Zaken. Zowel de uitgaven als de ontvangsten van DGTP zijn toegevoegd aan de begroting van Economische Zaken.

De hogere aandelenstorting Westerscheldetunnel in 2002 dient ter dekking van gemaakte kosten voor de bouw van de Westerscheldetunnel, voortvloeiend uit een vervroeging van de storting van 2003 naar 2002 en uit de voorspoedig verlopende werkzaamheden aan de tunnel.

Over de uitgaven voor lokaal en regionaal openbaar vervoer, de HSL-Zuid en de Betuweroute wordt BTW afgedragen. Hiervoor vindt compensatie plaats uit de aanvullende post Algemeen voor BTW-compensatie Openbaar Vervoer.

Het ontvangen dividend Schiphol is hoger dan geraamd, onder meer als gevolg van de met Schiphol gemaakte afspraak over verhoging van de «pay-out ratio».

De Inspectie Verkeer en Waterstaat is ingesteld om onafhankelijk toezicht te houden op veilig en duurzaam gebruik van lucht, water en land voor transport. De ontvangsten voor de Inspectie worden geraamd op basis van het aantal te besteden uren per product. Er werden minder declarabele uren gemaakt dan op basis van historische aannames werd verwacht. Als gevolg hiervan zijn de gerealiseerde ontvangsten lager dan de raming. Ook de zogenaamde Oud voor Nieuw Regeling, die rederijen de mogelijkheid biedt om in natura – in plaats van via een financiële bijdrage – aan hun verplichtingen te voldoen, heeft tot gevolg dat de ontvangsten van de Inspectie lager zijn uitgekomen.

XIII ECONOMISCHE ZAKEN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)1 566,2
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
novem13,9
co2-reductie11,9
energievoorziening– 35,0
ruimtevaart12,6
ebn– 46,5
scheepsbouw– 14,4
eindejaarsmarge10,8
diversen– 33,0
 – 79,7
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
fes bijdragen– 65,1
jsf– 48,0
overdracht dgtp van v&w aan ez39,2
stadsverwarming29,5
diversen31,7
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen9,2
 – 3,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 82,7
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)1 483,5
  
Totaal Internationale Samenwerking222,5
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)1 706,0
XIII ECONOMISCHE ZAKEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)2 848,1
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 2,3
 – 2,3
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
nedcar– 65,6
opbrengst speelautomaten14,8
twinning– 15,9
ucn19,5
diversen12,0
 – 35,2
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
fes bijdragen– 56,7
overdracht dgtp van v&w naar ez151,4
diversen33,6
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 13,0
 115,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200277,9
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)2 926,0
  
Totaal Internationale Samenwerking11,3
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)2 937,3

De centrale doelstelling van het ministerie van Economische Zaken (EZ) is het realiseren van de voorwaarden voor een hoogwaardige, duurzame economische groei. De hoofdlijnen van het beleid richten zich op het bevorderen van innovatie, het verbeteren van het ondernemingsklimaat, het stimuleren van marktwerking, het versterken van buitenlandse economische betrekkingen en het bevorderen van een doelmatige en duurzame energievoorziening. Daarnaast is in 2002 het beleidsterrein van EZ uitgebreid met het beleid op het gebied van telecommunicatie en postmarkt door de overheveling van het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post van Verkeer & Waterstaat naar EZ.

De hogere bijdrage aan Novem heeft betrekking op afspraken met de industrie over energiebesparing en de opzet van een kenniscentrum voor energiebesparing. Het CO2-reductieplan is opgesteld om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, zoals is afgesproken in het Kyoto-protocol. Hiertoe worden gericht subsidies ingezet. Voor de uitvoering van het CO2-reductieplan is een reservering opgenomen op de aanvullende post Algemeen. Hieruit worden jaarlijks middelen overgeboekt naar de EZ-begroting. In 2002 is Novem B.V. omgevormd tot een tijdelijk agentschap, waardoor over 2002 geen voorschotten behoefde te worden verleend. Dat heeft eenmalig tot lagere uitgaven van 35 miljoen euro geleid op de post Energievoorziening. De verhoging van inzet van middelen voor ruimtevaart komt voort uit afspraken die op EU-niveau zijn gemaakt in de ministersconferentie van november 2001.

De Staat heeft de certificaten Energie Beheer Nederland (EBN) van DSM overgenomen. Door aankoop van de certificaten hoeven dividenden betreffende de boekjaren 2002 en verder niet meer te worden betaald aan DSM. De middelen die in 2002 gereserveerd waren voor het het wegvallen van de aftrekmogelijkheid voor commanditaire vennootschappen voor schepen (CV-regeling) zijn ingezet ter dekking van de tijdelijke scheepsbouwregeling in de jaren 2003 en 2004.

EZ ontvangt voor diverse projecten een bijdrage uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). Het gaat hierbij om experimentele faciliteiten, de EET-regeling, Gigaport, de kennis- en innovatieimpuls, bedrijventerreinen en Kenniswijk. Omdat de uitgaven voor deze projecten minder snel verlopen dan geraamd, werd in 2002 minder geld uit het FES bijgedragen. Dit lagere beroep op het FES is zowel aan de uitgavenkant als bij de ontvangsten te zien.

EZ levert een bijdrage aan de kosten voor de deelname aan de ontwikkelingsfase van de Joint Strike Fighter. De bijdrage van EZ – voor 10,8 miljoen euro bekostigd uit de eindejaarsmarge – werd via een overboeking overgeheveld naar de begroting van Defensie. In totaal is de bijdrage van Economische Zaken 48 miljoen euro. De bijdrage van de industrie daarin, die geraamd was op 4,5 miljoen euro, is nog niet ontvangen.

Het Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post, inclusief het betrokken deel van de Inspectie Verkeer en Waterstaat, is in 2002 overgegaan naar het ministerie van Economische Zaken. Ook de ontvangsten uit met name dividenden KPN en TPG zijn naar EZ overgeheveld.

Conform de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector en het advies van de commissie Herkströter, wordt er aan de energieproductiebedrijven een tegemoetkoming verstrekt in de niet-marktconforme kosten die voortvloeien uit de stadsverwarmingovereenkomsten.

Het aflossingsschema van de lening aan Nedcar is in 2002 gewijzigd. De resterende drie termijnen die ultimo 2002, 2003 en 2004 zouden worden afgelost, zullen nu begin 2003 en medio 2004 worden afgelost. Alhoewel in 2002 dus geen aflossing heeft plaatsgevonden, wordt de lening als geheel eerder afgelost. De afdrachten van Holland Casino zijn in 2002 hoger uitgevallen door hogere bezoekersaantallen en een hoger bestedingsbedrag per bezoeker. Twinning is een door EZ gefinancierde «incubator» die nieuwe ICT-ondernemers voorziet van risicokapitaal, incubator-faciliteiten en toegang tot een internationaal expertisenetwerk. Het streven is om de aandelen Twinning te verkopen. Gezien de huidige marktsituatie is dat op dit moment niet mogelijk. In 1993 heeft Ultra Centrifuge Nederland N.V. (UCN) zijn onderneming ondergebracht in Urenco Ltd. In ruil daarvoor zijn aandelen Urenco en een «shareholdersloan» van 39 miljoen pond sterling verkregen. Deze «shareholdersloan» is door Urenco Ltd. terugbetaald. De opbrengst wordt aan de aandeelhouders uitgekeerd. In 2002 is een eerste betaling ontvangen.

XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)2 043,2
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
afrekening eu20,8
apparaatsuitgaven51,8
leerlingenaantallen18,7
natuurbeheer17,0
diversen2,3
 110,6
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
glastuinbouw– 10,0
natuuraankopen– 17,0
toedeling loonbijstelling– 10,8
voedselveiligheid en destructie10,0
eindejaarsmarge16,6
diversen– 6,1
 – 17,3
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
bse-testen, kadaverregeling en verbranding diermeel32,3
loonbijstelling50,2
mestbeleid47,9
diversen83,3
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen7,0
 220,7
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002314,2
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)2 357,4
  
Totaal Internationale Samenwerking31,0
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)2 388,4
XIV LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002615,1
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
gebiedenbeleid– 11,9
mond- en klauwzeer12,4
verwerving droge ehs– 19,1
diversen21,5
 2,9
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen1,1
 1,1
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
bse-testen, kadaverregeling en verbranding diermeel32,3
mestbeleid47,9
diversen61,4
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen4,0
 145,6
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002149,6
Stand Slotwet 2002764,7

De belangrijkste doelstellingen van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) zijn het bevorderen van duurzame productie in landbouw, tuinbouw en visserij, voedselveiligheid en diergezondheid, versterking van het landelijk gebied en kennisontwikkeling. Daarnaast draagt LNV zorg voor de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het begrotingstotaal aan de uitgavenkant (exclusief Internationale Samenwerking) was 314 miljoen euro hoger dan opgenomen in de Miljoenennota 2002. Een groot deel hiervan kan worden verklaard door technische mutaties, namelijk 221 miljoen euro. Daarnaast hebben zich mee- en tegenvallers voorgedaan die per saldo resulteerden in een tegenvaller van 110 miljoen euro.

De in 2002 aan de EU betaalde afrekening heeft nagenoeg geheel betrekking op de marktmaatregelen Klassieke Varkenspest, in verband met de niet correcte uitvoering van de opkoopregeling. Onder andere door wijzigingen in de beleidsuitvoering, die op voorhand onvoldoende waren geraamd, zijn op verschillende beleidsterreinen de apparaatsuitgaven hoger uitgevallen dan was voorzien.

De leerlingenaantallen in het voortgezet agrarisch onderwijs zijn toegenomen. Hierdoor waren de uitgaven hoger dan geraamd.

Omdat er meer contracten voor natuurbeheer door particulieren en agrariërs zijn afgesloten dan was voorzien, zijn de uitgaven hoger uitgevallen. Deze hogere uitgaven zijn gedekt uit de middelen voor natuuraankopen.

Bij de uitvoering van de Stimuleringsregeling Glas- en Tuinbouwgebieden en van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw is vertraging ontstaan. Hierdoor waren de uitgaven lager dan geraamd.

Het restant van de loonbijstelling is ingezet ter dekking van tegenvallers bij onder andere apparaatsuitgaven.

Bij voedselveiligheid zijn door politieke besluitvorming extra middelen aan de begroting toegevoegd. Deze middelen zijn ingezet, omdat de Tweede Kamer niet akkoord ging met voorgestelde tariefsverhogingen voor destructiekosten, waardoor het Rijk voor financiering moest zorgdragen.

De geraamde ontvangsten voor het onderdeel Bijdragen van derden in het kader van het gebiedenbeleid, alsmede voor het onderdeel EU-ontvangsten in het kader van het plattelandsontwikkelingsplan (POP) zijn voor een deel niet gerealiseerd (11,9 respectievelijk 6 miljoen euro).

Van de Europese Unie is geld ontvangen inzake de mond- en klauwzeerbestrijding.

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)19 452,5
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 20,9
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
arbeidsmarktmiddelen– 154,7
casemanagers– 41,7
doelgroepenbeleid– 12,2
sectorale stimulansen– 24,3
sluitende reïntegratie– 26,1
afwikkeling ontvlechting arbvo56,0
cwi subsidies– 14,0
cwi regulier budget15,7
fwi volume– 45,1
handhaving– 27,3
herverdeling uwv-fondsen27,8
kinderopvang abw– 27,9
sociaal plan cv15,0
uitdeling wka305,4
wajong prijs18,7
wajong– 80,4
akw overig19,2
diversen– 18,6
 – 35,4
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen70,5
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
arboconvenanten– 17,9
bedrijfsplannen bkwi28,1
bedrijfsplannen cwi45,3
bedrijfsplannen uwv– 15,9
bedrijfsverzamelgebouwen intertemporele compensatie– 25,0
cwi taken25,0
transformatiekosten cwi54,5
reservering cwi30,0
eindejaarsmarge129,0
langlaag intertemporele compensatie– 47,3
kinderopvang148,7
wvg naar vws– 61,5
diversen– 35,1
 328,4
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 23,6
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
esf betaling157,2
loonbijstelling 2002209,2
onderhanden werk kliq70,0
diversen13,6
Niet tot een ijklijn behorend 
kapitaalstorting kliq82,0
schadeloosstelling arbvo tbv kliq32,2
bikk aow– 25,5
ufo awf rijksbijdrage– 21,5
diversen6,7
 500,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002793,1
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)20 245,6
  
Totaal Internationale Samenwerking0,7
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)20 246,3
XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 517,6
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen4,5
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
anticumulatiebaten wsw– 18,5
arbeidsmarktmiddelen28,7
restituties fwi– 53,0
restituties wsw41,9
diversen26,9
 30,5
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
anticumulatiebaten17,3
diversen0,6
 17,9
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen2,7
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen19,7
 22,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200270,7
Stand Slotwet 2002588,3

Algemene beleidsdoelstelling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is het bevorderen van de werking van de arbeidsmarkt, gericht op het vergroten van de werkgelegenheid, het verhogen van de arbeidsparticipatie en het wegnemen van belemmeringen voor toetreding. Terugdringen van het aantal arbeidsongeschikten, ondersteund door een adequaat arbeidsomstandighedenbeleid, en het versterken van de reïntegratie van (bijzondere groepen) mensen zonder werk op de arbeidsmarkt zijn daarbij speerpunten.

De beleidsmatige en de technische mutaties zijn de oorzaak van de hogere uitgaven op de begroting van SZW ter hoogte van 793 miljoen euro.

Het arbeidsmarktbeleid was in 2002 onder meer gericht op aanvullende werkgelegenheid voor (langdurig) werklozen die vooralsnog geen reguliere baan kunnen verkrijgen. De uitgaven voor deze arbeidsmarktmiddelen – WIW en I/D-banen – waren lager dan geraamd. Bij de I/D-banen was er gedurende het hele jaar een iets tragere groei van het volume en een lagere gemiddelde prijs per baan dan aanvankelijk geraamd. Bij de WIW was er sprake van een lagere volumegroei voor de WIW-dienstbetrekkingen en werkervaringsplaatsen. In het kader van de Agenda van de Toekomst is er onder meer door klantmanagement aan gewerkt om langdurig werklozen terug te leiden naar de arbeidsmarkt. Het budget voor deze «casemanagers» is niet volledig uitgeput, met name omdat het concretiseren van afspraken met gemeenten minder snel gebeurt. Om het arbeidsaanbod te vergroten zijn er tevens inspanningen geweest, gericht op ouderen, laagopgeleiden en etnische minderheden. Het budget voor dit doelgroepenbeleid is niet uitgeput, omdat de eindafrekening van het MKB-convenant Minderheden uit 2001 nog niet heeft plaatsgevonden. De Raad voor Werk en Inkomen (RWI) heeft minder subsidies toegekend aan sectorale, regionale en bedrijfsinitiatieven op het gebied van arbeid en reïntegratie dan geraamd. De projecten voor sectorale stimulansen kennen namelijk opstartproblemen. Door lagere uitgaven dan geraamd op het onderdeel scholing en activering is het budget voor sluitende reïntegratie niet uitgeput. Dit budget was deels bestemd voor WW-gerechtigden die voor 1 januari 1999 zijn ingestroomd in de Werkloosheidswet (WW). Deze doelgroep bleek veel kleiner dan geraamd. Bij de afwikkeling van de ontvlechting van Arbvo bleken extra middelen nodig te zijn; de meest urgente kosten gerelateerd aan de afwikkeling van eigen ESF-projecten van Arbvo zijn betaald. De voor de vorming van de Centra voor Werk en Inkomen (CWI's) beschikbaar gestelde subsidies zijn niet volledig benut, omdat veel kosten van aanvragers al gedekt bleken te zijn uit middelen van het Samenwerkingsorgaan Werk en Inkomen (SWI). Er heeft een overschrijding plaatsgevonden van het reguliere budget voor de CWI's. De uitgaven voor de Algemene Bijstandswet (ABW), onderdeel van het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI), zijn in 2002 iets lager uitgekomen dan geraamd. Dit komt door een lagere ontwikkeling van het aantal werkloosheidsuitkeringen in 2002 dan werd voorzien. De aanmeldingen van gemeenten bij het Inlichtingenbureau zijn achtergebleven. De bij aanmelding aan gemeenten toe te kennen subsidies, die betaald worden uit het handhavingsbudget, zijn daarom deels onbenut gebleven. Ook door vertraging in de werving en selectie van personeel bij de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdiensten (SIOD) bleef een deel van het handhavingsbudget onbenut. Er heeft een herverdeling plaatsgevonden tussen de uitvoeringskosten van de UWV-fondsen. De middelen voor de kinderopvangregeling voor alleenstaande ouders met kinderen in de ABW(KOA) zijn onderbenut gebleven. De maximale vergoeding per kindplaats in de regeling bleek laag te zijn in vergelijking met de prijs voor een kinderopvangplaats, waardoor het onaantrekkelijk was om van de regeling gebruik te maken. Voor het sociaal plan voor personeel dat niet overgaat van de Centra Vakopleiding (CV) naar de Regionale Opleidingscentra (ROC) is een voorziening getroffen. De begrotingsgefinancierde SZA-regelingen zijn aangepast voor de nominale ontwikkeling, bestaande uit loon- en prijsbijstellingen en de Wet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheid (WKA). Bij de Wajong bleken de uitgaven op kasbasis lager te zijn dan de uitgaven op transactiebasis. De gemiddelde Wajong-uitkering is licht gestegen.

Overheid en sociale partners maken in Arbo-convenanten afspraken over de reductie van Arbo-risico's. Door vertragingen in het aanloopproces is de uitputting van het budget voor Arbo-convenanten achtergebleven. Met het Bureau Ketenbeheer Werk en Inkomen (BKWI), het CWI en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zijn afspraken gemaakt over de bedrijfsplannen. Een deel van het budget voor de stimuleringsregeling Bedrijfsverzamelgebouwen is niet benut in 2002. Er zijn enkel startsubsidies verstrekt. In de SUWI-wet is een deel van de taken van UWV (in casu de uitkeringsintake) overgegaan naar CWI. In verband hiermee is ook de vergoeding van de kosten van UWV (premiegefinancierd) overgeheveld naar CWI (begrotingsgefinancierd). Voor ICT-investeringen, vertraagde uitstroom van bovenformatief personeel en transformatieprojecten bij het CWI zijn middelen beschikbaar gesteld. De eindejaarsmarge is aangewend om de uitvoering van vertraagde projecten en overlopende betalingen mogelijk te maken. De aanvullende inkomensondersteuning voor langdurige minima (de Langlaag-regeling) is in 2002 niet ingevoerd, maar wordt betrokken bij de invoering van de nieuwe Wet Werk en Bijstand. Het beleid dat samenhangt met kinderopvang is overgedragen van VWS naar SZW. De Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) is onder verantwoordelijkheid van VWS geplaatst.

De Europese Commissie heeft voor de periode 1994–1996 circa 157 miljoen euro teruggevorderd aan ESF-subsidies (artikel 24-procedure). Dit bedrag is door het kabinet betaald. Voor de affinanciering van het onderhanden werk van Kliq, de kapitaalstorting Kliq en de vergoeding aan Arbvo, vanwege het om niet beschikbaar stellen van activa aan Kliq, zijn middelen beschikbaar gesteld. De waarde van de activa en de uitgevoerde kapitaalstortingen vormen onderdeel van de openingsbalans van de N.V. Kliq. Door het verslechterde economische beeld is de rijksbijdrage die de kosten van heffingskortingen compenseert (BIKK) gestegen. Op basis van ervaringsgegevens uit voorgaande jaren is slechts de helft van het totaal verplichte bedrag bevoorschot voor de sluitende aanpak WW: de rijksbijdrage aan het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWF)/Uitvoeringsfonds voor de Overheid (UFO) was lager dan geraamd.

De verwachte toename van WSW-werknemers met een WAO-recht is uitgebleven. De ontvangsten uit hoofde van anti-cumulatiebaten volgens de bepalingen in de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) zijn daarom lager dan geraamd. Omdat het aantal bezette WSW-plaatsen lager was, hebben meer restituties plaatsgevonden van gemeenten dan geraamd. Er hebben terugontvangsten plaatsgevonden van teveel aan gemeenten bevoorschotte arbeidsmarktmiddelen. Bij de bevoorschotting van het FWI ging SZW uit van hogere terugontvangsten dan zijn gerealiseerd.

XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 (excl. IS)8 316,2
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
curatieve zorg– 11,0
loon- en prijsbijstelling oorlogsgetroffenen13,1
tegoeden tweede wereldoorlog10,4
zorgonderzoek nederland11,0
diversen– 21,1
 2,4
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
naar szw: kinderopvang– 148,7
van szw: wet voorziening gehandicapten61,5
diversen27,3
Zorg 
palliatieve zorg10,0
terrorismebestrijding14,8
diversen15,3
 – 19,8
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
afbakening uitgavenkader1 369,8
loonbijstelling tranche 200256,0
van justitie: pleegzorg49,6
diversen37,9
Zorg 
afbakening uitgavenkader– 1 369,8
loonbijstelling 200239,7
meningokokken c-vaccinatie76,6
diversen79,8
Niet tot een ijklijn behorend 
aanpassing bikk awbz– 22,1
loonbijstelling115,9
diversen7,5
 440,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002423,9
Stand Slotwet 2002 (excl. IS)8 740,2
  
Totaal Internationale Samenwerking0,7
Stand Slotwet 2002 (incl. IS)8 740,8
XVI VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200295,3
  
1. Mee- en tegenvallers  
Rijksbegroting in enge zin 
diversen12,6
 12,6
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen11,8
Zorg 
diversen3,5
 15,3
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
afbakening uitgavenkader90,9
diversen37,6
Zorg 
afbakening uitgavenkader– 90,9
diversen5,8
 43,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200270,7
Stand Slotwet 2002166,0

Het beleid van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is gericht op het bevorderen en beschermen van de gezondheid van de burger, het bevorderen van patiëntgerichte zorg en doelmatige en toegankelijke geneesmiddelenvoorziening. Het door VWS gevoerde sociaal beleid is gericht op het bevorderen van participatie, het voorkomen van sociale uitsluiting en het versterken van sociale cohesie. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de positie van gehandicapten, ouderen en jongeren in de samenleving. Ten slotte richt VWS zich op het bevorderen van topsport en breedtesport.

Het totaal van mutaties gedurende het jaar van de begroting van VWS leidde tot 424 miljoen euro hogere uitgaven. Het saldo van mee- en tegenvallers in 2002 was op de VWS-begroting (van 8,3 miljard euro) relatief gering. In iets ruimere mate hebben er beleidsmatige mutaties en technische mutaties (5% van het begrotingstotaal) plaatsgevonden.

Niet alle voornemens bij de curatieve zorg zijn in 2002 volledig tot uitvoering gekomen. Het budget van dit artikel is niet volledig tot besteding gekomen, bijvoorbeeld als gevolg van vertraging bij de uitbreiding van opleidingen voor (para)medische beroepen en diverse projecten (onder andere ICT).

Door onder andere het toekennen van uitkeringen wordt compensatie geboden aan oorlogsgetroffenen. Om deze uitkering op peil te houden wordt jaarlijks loon- en prijsbijstelling toegekend. Als gevolg van een hogere indexatie door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds dan geraamd, is een tegenvaller ontstaan op de post Loon- en prijsbijstelling wetten oorlogsgetroffenen.

Rondom het thema «tegoeden Tweede Wereldoorlog» zijn in de afgelopen jaren besluiten genomen over rechtsherstel en daarmee samenhangende betalingen. Het kabinet heeft onder andere middelen ter beschikking gesteld aan de Sinti- en Romagemeenschap en de Indische gemeenschap.

Gestreefd wordt naar een integrale programmering van projecten, experimenten en onderzoek op het terrein van de volksgezondheid en zorg. De activiteiten van Zorg Onderzoek Nederland (ZON) spelen daarbij een rol. Uit een liquiditeitsprognose kwam naar voren dat de middelen voor ZON onvoldoende waren om de lopende programmering te kunnen financieren. Omdat aan de Tweede Kamer is toegezegd dat op lopende programma's niet wordt bezuinigd, zijn vervolgens extra middelen ingezet ten behoeve van ZON.

Het totaal aan programmagelden voor kinderopvang is in de loop van 2002 overgeheveld naar het ministerie van SZW. De programmagelden voor de Wet Voorziening Gehandicapten werden juist van het ministerie van SZW naar VWS overgeheveld.

Daarnaast is voor de uitvoering van het amendement Rouvoet de palliatieve zorg geïntensiveerd. Hiermee zijn onder andere de tarieven verhoogd die verpleeg- en verzorgingshuizen ontvangen voor terminale patiënten.

Het Actieplan Terrorisme, dat in 2001 naar de Tweede Kamer is gestuurd, heeft geleid tot intensiveringen ter bestrijding van het terrorisme. Hiervoor is in 2002 onder andere een project versterking lokale infectieziektebestrijding uitgevoerd, zijn waar nodig draaiboeken voor epidemiebestrijding verder uitgewerkt, zijn bestaande nationale surveillancenetwerken voor (bekende) infectieziekten versterkt, is een begin gemaakt met de geplande bouw van een beveiligd laboratorium voor het RIVM en zijn voldoende pokkenvaccins gebruiksklaar gemaakt.

INTERNATIONALE SAMENWERKING: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20024 873,2
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
bnp-bijstelling– 123,4
eki-toerekening– 131,0
eu-toerekening– 44,8
diversen– 0,6
 – 299,8
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
activiteiten maatschappelijke organisaties50,7
apparaatsuitgaven– 17,5
bedrijfslevenprogramma– 38,6
clean development mechanism– 125,0
eindejaarsmarge88,8
europees ontwikkelingsfonds– 40,7
exportfinancieringsinstrument indonesie12,0
fmo– 30,0
goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw24,6
internationaal strafhof– 17,1
joint implementation– 10,5
landenspecifieke sectorale samenwerking– 55,0
loon- en prijsbijstelling54,1
macrosteun en schuldverlichting– 198,6
noodhulp30,3
ontwikkelingsbanken– 25,9
opvang asielzoekers– 77,8
rentesubsidies en apparaatsuitgaven nio– 19,9
speciale multilaterale activiteiten vn34,7
thematische samenwerking– 23,8
undp18,2
unhcr13,7
vredesoperaties– 52,9
vrijval non-oda– 54,0
wereldbank partnershipprogramma48,5
diversen386,1
 – 25,6
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen9,9
 9,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 315,6
Stand Slotwet 20024 557,6
INTERNATIONALE SAMENWERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200257,4
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diverse ontvangsten ontwikkelingssamenwerking37,9
leningen os en garantiebetalingen nio10,8
diversen13,6
 62,3
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen9,9
 9,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200272,3
Stand Slotwet 2002129,7

De doelstellingen van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) zijn het bevorderen van internationale ordening, vrede, veiligheid en stabiliteit, het bevorderen van de Europese integratie, duurzame armoedevermindering en behartiging van de bilaterale belangen.

De HGIS is sinds miljoenennota 2002 ruim 300 miljoen euro naar beneden bijgesteld (7% van de HGIS). Dit wordt met name verklaard door de tegenvallende groei van het Bruto Nationaal Product (BNP) en hogere schuldkwijtscheldingen aan ontwikkelingslanden, waardoor de EKI-toerekening toegenomen is.

De omvang van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) is gekoppeld aan het BNP en is in 2002 neerwaarts bijgesteld op basis van de meest recente macro-economische inzichten.

De reservering voor schuldenregelingen uit hoofde van exportkredietverzekering (zogenoemde EKI-toerekening) is hoger dan geraamd, als gevolg van het verschuiven van kwijtschelding aan Tanzania en de voormalige republiek Joegoslavië van 2001 naar 2002, en de schuldkwijtschelding aan Kongo. Het budget voor overige ODA is hiervoor neerwaarts bijgesteld.

Het Nederlandse aandeel in de uitgaven die de EU doet voor hulp aan ontwikkelingslanden (ODA) en activiteiten in landen in Midden- en Oost-Europa (non-ODA) wordt toegerekend aan de HGIS. Door hogere uitgaven van de EU neemt de EU-toerekening eveneens toe. Het totale ODA-budget is hiervoor neerwaarts bijgesteld. Gezien de druk op de non-ODA-uitgaven is de hogere EU-toerekening op basis van de EU-begroting 2002 voor non-ODA gecompenseerd.

De activiteiten van maatschappelijke organisaties zijn geïntensiveerd met als belangrijkste doel de «civil society» in ontwikkelingslanden te versterken en sociale ontwikkeling en milieubehoud te bevorderen. Hiertoe zijn programma's gestart met gespecialiseerde Nederlandse en internationale Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO's) en hun partners in het zuiden.

De neerwaartse bijstelling van het bedrijfslevenprogramma werd vooral veroorzaakt, doordat er in 2002 minder subsidies werden verstrekt in het kader van het ORET/Miliev-programma dan was voorzien. De voorstellen voor dit programma waren van voldoende kwaliteit, maar gezien de onzekere financiële positie van veel ontwikkelingslanden zijn investeringsbeslissingen door de ontwikkelingslanden zelf uitgesteld.

De projecten die worden opgestart in het kader van het Clean Development Mechanism (CDM) bevinden zich nog in de opstartfase. Daardoor zullen de uitgaven voor CDM op latere jaren drukken dan in de begroting werd voorzien. De verplichtingen zijn wel voor een belangrijk deel in 2002 aangegaan.

Het Europees Ontwikkelingsfonds is een door de EU beheerd fonds. De uitgaven van dit fonds zijn vertraagd. Er vindt momenteel een discussie plaats met betrekking tot het EU-hulpbeleid en hervorming van het fonds, met name ter vergroting van de effectiviteit, maar ook om de vertragingen aan te pakken.

Het Exportfinancieringsinstrument Indonesië is een reeds afgesloten subsidieregeling. De uitgaven hiervan, behorend bij reeds aangegane verplichtingen, vielen echter hoger uit dan verwacht.

De bijdrage aan de FMO is naar beneden bijgesteld. Het MOL-fonds, dat in 2002 is opgestart, leidde tot minder kasuitgaven dan in eerste instantie werd verwacht. Verder werd de jaarlijkse subsidie voor het Kleinbedrijffonds, vanwege de ruime liquiditeitspositie van het fonds, dit jaar niet toegekend.

De bijdrage aan het Internationaal Strafhof werd bijgesteld als gevolg van een vertraging in de kosten voor tijdelijke huisvesting en inrichting.

In het verleden waren er minder financiële middelen noodzakelijk voor landenspecifieke sectorale samenwerking. Op basis van deze ervaring kon het budget naar beneden bijgesteld worden. De overtollige financiële middelen konden zo worden gebruikt om de budgettaire problemen als gevolg van een tegenvallende groei van het BNP op te vangen. Dit gold tevens voor het budget voor macrosteun en schuldverlichting. Dat budget kon worden verlaagd omdat een groot deel van de kwijtschelding aan Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) reeds in 2001 plaatsvond.

In het licht van de situatie in Afghanistan werd extra noodhulp verstrekt, waarbij Nederlandse prioriteiten vooral lagen bij ontmijning, terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, landrehabilitatie en onderwijs.

Een deel van de Nederlandse bijdrage aan ontwikkelingsbanken was reeds in 2001 betaald, waardoor het budget in 2002 werd verlaagd.

De instroom van asielzoekers is in 2002 aanzienlijk gedaald, waardoor ook het deel dat aan ODA wordt toegerekend neerwaarts is bijgesteld.

De rentesubsidies en apparaatsuitgaven van de NIO werden naar beneden bijgesteld in verband met de lage rentestand en de afnemende leningenportefeuille.

Nederland streeft ernaar om belangrijke thema's als aids, milieu, armoedeziekten en versterking van de «civil society» zoveel mogelijk multilateraal en via het particuliere kanaal aan te pakken, danwel te integreren in de gedelegeerde landenspecifieke bilaterale samenwerking. In lijn met dit streven vond in 2002 een verschuiving plaats van bilaterale thematische samenwerking naar programmatische samenwerking met gespecialiseerde multilaterale en particuliere organisaties. Voor landen waarmee Nederland een structurele ontwikkelingsrelatie heeft, zijn deze thema's geïntegreerd in de sectorale samenwerking.

Met het UNDP is in 2002 een «partnershipprogramma» aangegaan. Vanwege het belang dat Nederland hecht aan de opvang van vluchtelingen in de regio, werd de bijdrage aan de UNHCR verhoogd.

Nederland levert met de inzet van manschappen en materieel in de (vredes)operaties Enduring Freedom en de International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan een actieve bijdrage aan de strijd tegen terrorisme. Daarnaast heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de operatie die, door middel van bescherming van waarnemers, de verkiezingen in Macedonië mede mogelijk heeft gemaakt (Amber Fox). Deze vredesoperaties komen deels pas in 2003 tot betaling. Het budget in 2002 is hiervoor bijgesteld.

Met de extra bijdrage aan het Wereldbank Partnershipprogramma werden internationale initiatieven op het terrein van «basic education» (Education for All) en armoedeziekten (Global Fund to Fight Aids, TB and Malaria) gesteund. De Wereldbank is door de internationale gemeenschap aangewezen als penningmeester van deze initiatieven.

Om zowel de omvang van de BNP-bijstelling, EKI-toerekening en EU-toerekening als de verwerking van deze neerwaartse bijstelling in de beleidsartikelen zichtbaar te maken, is gebruik gemaakt van een verdeelartikel. Dit verdeelartikel is opgenomen in de post Diversen die daardoor sterk positief is.

De terugvordering van middelen voor ontwikkelingssamenwerking die de partnerorganisaties niet hebben besteed verloopt voorspoediger dan verwacht. De ontvangstenraming is hiervoor bijgesteld.

GEMEENTEFONDS: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200212 281,7
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
wijziging betalingsverloop algemene uitkering 2002– 34,6
diversen– 1,0
 – 35,6
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
elzinga/dualisering10,7
onderwijshuisvesting45,0
compensatie cwi28,6
diversen– 4,8
 79,5
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
uitkering behoedzaamheidsreserve 2001357,5
van aanvullende post: accres 2002363,5
diversen– 14,5
 706,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002750,3
Stand Slotwet 200213 032,1
ACCRES GEMEENTEFONDS: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002244,4
  
1. Mee- en Tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
accres gemeentefonds119,1
 119,1
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
naar gf: accres 2002– 363,5
 – 363,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 244,4
Stand Slotwet 20020,0
PROVINCIEFONDS: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20021 014,4
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen6,9
 6,9
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
uitkering behoedzaamheidsreserve 200130,2
van aanvullende post: accres 200230,0
diversen2,9
 63,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200269,8
Stand Slotwet 20021 084,2
ACCRES PROVINCIEFONDS: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200220,2
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen9,8
 9,8
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
naar gf: accres 2002– 30,0
 – 30,0
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 20,2
Stand Slotwet 20020,0

Het Gemeentefonds voorziet de gemeenten van een belangrijk deel van de middelen die nodig zijn om hun takenpakket te kunnen uitoefenen. Het doel van het kabinet is een adequate omvang van het fonds en een adequate verdeling van de middelen over de gemeenten. Gemeenten ontvangen hun middelen op basis van een bevoorschotting. Omdat de definitieve gegevens nog niet beschikbaar waren, is in het uitkeringsjaar 2002 een bedrag van 34,6 miljoen euro niet tot uitkering gekomen. Deze wijziging betalingsverloop algemene uitkering 2002 wordt volgend jaar uitgekeerd aan de gemeenten.

Het wetsvoorstel Dualisering Gemeentebestuur brengt kosten met zich mee voor onder meer het tot stand brengen van gemeentelijke griffies en rekenkamers. Gemeenten zijn hiervoor deels gecompenseerd.

Gemeenten zijn onder meer verantwoordelijk voor het onderhoud van de onderwijshuisvesting. Om gemeenten in staat te stellen de onderwijshuisvesting aan te passen aan recente onderwijskundige vernieuwingen, heeft het kabinet het Gemeentefonds structureel verhoogd met 45 miljoen euro. Gelijktijdig is in overleg met de VNG besloten dat gemeenten een deel van het gemeentefondsaccres inzetten als aanvullende dekking van de kosten van deze aanpassingen in de onderwijshuisvesting.

De compensatie CWI heeft betrekking op de taakstelling Efficiencywinst Centra voor Werk en Inkomen uit het Regeerakkoord 1998. Deze taakstelling was niet volledig gerealiseerd. Het kabinet gaat ervan uit dat de efficiencywinst in de toekomst wel zal worden gerealiseerd. De raming is hierop aangepast.

Het vastgestelde accres 2002 is van de aanvullende post Accres naar het Gemeentefonds overgeboekt. Daarnaast is, gezien de in 2001 gerealiseerde gunstige ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde uitgaven, de behoedzaamheidsreserve van het Gemeentefonds over 2001 in 2002 geheel aan de gemeenten uitgekeerd. Tevens was sprake van een positieve nacalculatie ten opzichte van de bevoorschotting.

Provinciefonds

Bij Voorjaarsnota 2002 is het accres van het Provinciefonds voor 2002 vastgesteld. Het vastgestelde bedrag is van de aanvullende post Accres naar het Provinciefonds overgeboekt. Daarnaast is, gezien de in 2001 gerealiseerde gunstige ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde uitgaven, de behoedzaamheidsreserve van het Provinciefonds over 2001 in 2002 geheel aan de provincies uitgekeerd. Tevens was sprake van een positieve nacalculatie ten opzichte van de bevoorschotting.

Accres Gemeente- en Provinciefonds

Op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven bij de Voorjaarsnota 2002 is het accres van het Gemeente- en Provinciefonds voor 2002 bepaald. Deze geraamde accressen voor 2002 zijn structureel van de aanvullende post naar de fondsen overgeboekt. Wijzigingen in de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven en dus in het accres 2002 die zich na de Voorjaarsnota 2002 hebben voorgedaan worden verrekend in 2003.

INFRASTRUCTUURFONDS: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20025 990,9
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
betuweroute– 114,4
projecten railwegen– 46,8
stopzetten kilometerheffing– 21,5
hsl-zuid174,6
hsl-oost– 23,7
bodemsanering– 24,2
deltaplan grote rivieren– 26,1
leidsche rijn32,5
onderhoud waterbeheer en vaarwegen78,7
onderhoud wegen20,0
prijsbijstelling 2002153,4
projecten regionale en lokale infrastructuur– 71,9
duurzaam veilig– 22,0
lagere uitgaven regionale mobiliteitsfondsen– 35,3
prijsbijstelling fes– 16,3
project lent/waalsprong– 95,4
toevoeging voordelig saldo 200144,4
diversen– 7,9
 – 1,9
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
duurzaam veilig– 20,9
schipholtunnel– 20,9
betuweroute45,4
rente schatkistbelening rib 200123,9
schatkistbelening aan rib 2002323,0
uitdeling loonbijstelling tranche 200224,4
diversen50,3
Niet tot een ijklijn behorend 
aandelen westerscheldetunnel32,3
aandelenstorting westerscheldetunnel35,2
btw openbaarvervoer345,8
diversen8,6
 847,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002845,1
Stand Slotwet 20026 836,0
INFRASTRUCTUURFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 5 937,4
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
bijdragen provincie noord-holland22,7
de boer (hxii)– 49,0
eu ontvangsten– 87,8
prijsbijstelling 200221,0
project liempde eindhoven– 10,2
spoorbrug oosterbeek– 22,7
toevoeging voordelig saldo 200139,9
waterbeheer en vaarwegen– 15,2
diversen7,3
 – 94,0
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
duurzaam veilig– 20,9
schipholtunnel– 20,9
betuweroute45,4
rente schatkistbelening rib 200123,9
schatkistbelening aan rib 2002323,0
uitdeling loonbijstelling tranche 200224,4
diversen50,4
Niet tot een ijklijn behorend 
aandelen westerscheldetunnel32,3
aandelenstorting westerscheldetunnel35,2
btw openbaar vervoer359,9
diversen– 14,1
 838,6
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002744,5
Stand Slotwet 20026 682,0

Het Infrastructuurfonds is ingesteld om te zorgen voor continuïteit van middelen voor infrastructuur en om een integrale afweging van prioriteiten daarbinnen te bevorderen. Het fonds bevat de uitgaven en ontvangsten voor de droge en de natte infrastructuur, zowel voor investeringen als voor onderhoud, en de megaprojecten. De voeding van het Infrastructuurfonds bestaat uit bijdragen van de begroting van het ministerie van V&W, het FES en voor een klein deel uit bijdragen van derden.

In totaal is 845 miljoen euro extra bijgedragen ten behoeve van diverse infrastructuurprojecten.

Met de aanleg van de Betuweroute wordt ondermeer een aansluiting op Europese hoofdtransportassen gerealiseerd. Dit is van belang voor de positie van Nederland als tranport-, distributie- en productieland. Er is in 2002 ruim 100 miljoen euro minder uitgegeven. Dit wordt onder meer veroorzaakt door latere aanleg van geluidsschermen langs de Betuweroute. Daarnaast is de aanbesteding van Tunnel Technische Infrastructuur van de bovenbouw aangehouden vanwege de heroverweging van de tunnelveiligheid.

Door het stopzetten van de kilometerheffing vielen bij de uitvoeringskosten middelen vrij. Deze middelen zijn toegevoegd aan het spoorprogramma in verband met de afdekking van de risico's voor projecten voor railwegen en voor de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden op het spoor.

Voor de HSL-Zuid zijn 175 miljoen euro meer middelen uitgetrokken, doordat de bouw sneller verloopt dan verwacht. Doordat de beschikking voor subsidie aan Railinfrabeheer (RIB) voor de kosten van de benuttingsmaatregelen op een deel van het traject van de HSL-Oost niet is afgegeven, is een deel van de gereserveerde uitgaven niet tot betaling gekomen.

Het uitgavenritme bij het programma Bodemsanering is afhankelijk van het aantreffen van vervuilde bodem bij de uitvoering van (aanleg)projecten. Doordat minder projecten zijn uitgevoerd dan oorspronkelijk geraamd, zijn de uitgaven ten behoeve van bodemsanering lager.

Door vertragingen bij onder andere de projecten Buitenkeersluis Vlissingen en de Hartelkering en ontwerpfouten bij het project Verplaatsen Getijdenmeetstation is er minder uitgegeven aan het Deltaplan Grote Rivieren.

Met het project Leidsche Rijn is bij deze Vinex-locatie een variant met overkapte parallelbanen van de A2 gerealiseerd. Voor dit project worden op het Infrastructuurfonds bijdragen ontvangen vanuit de begroting van VROM.

Bij het onderhoud van waterbeheer en vaarwegen zijn extra inspanningen verricht om de achterstand in het variabel onderhoud in te halen. Daarnaast is een aantal grote onderhoudsprojecten versneld ter hand genomen. Tevens hebben de baggerwerkzaamheden en wrakopruiming in de Westerschelde vertraging opgelopen, waardoor de ontvangsten lager waren.

Om het onderhoud van wegen op een verantwoord niveau te handhaven waren extra inspanningen nodig; hiervoor werd 20 miljoen euro extra uitgetrokken.

De lagere uitgaven bij Duurzaam Veilig zijn veroorzaakt, doordat de lagere overheden die belast zijn met de uitvoering van het beleid hun declaraties niet in 2002 hebben ingediend.

Aan regionale en lokale infrastructuur is minder uitgegeven door lagere declaraties van gemeenten en door vertraging op diverse projecten. Dit betreft onder andere projecten zoals de Noord-Zuidlijn en de Randstadrail.

Aan de provincies Gelderland en Limburg en de kaderwetgebieden Kan en Twente zijn dit jaar geen bijdragen uit de regionale mobiliteitsfondsen gegeven, omdat niet aan de gestelde procedurele voorwaarden is voldaan.

Bij het project Lent/Waalsprong is er sprake geweest van vertraging bij het afgeven van een beschikking, waardoor er 95 miljoen euro niet tot besteding is gekomen.

In 2001 is aan RIB een schatkistbelening verstrekt ten behoeve van het onderhoud op het spoor. Over de schatkistbelening in 2001 wordt in 2002 rente betaald. Daarnaast is in 2002 een nieuwe schatkistbelening toegekend aan de RIB.

De hogere aandelenstorting Westerscheldetunnel in 2002 dient ter dekking van gemaakte kosten voor de bouw van de Westerscheldetunnel, ondermeer voortvloeiende uit een hoger dan geraamde prijsstijging en uit de voorspoedig verlopende werkzaamheden aan de tunnel.

Tevens wordt het Infrastructuurfonds vanuit de aanvullende post Algemeen gecompenseerd voor afgedragen BTW op de uitgaven voor lokaal en regionaal Openbaar Vervoer, de HSL-Zuid en de Betuweroute.

De technische mutaties betreffen voornamelijk bijdragen uit de begrotingen FES en V&W.

Voor de uitvoering van Rijksweg 9 Koedijk-De Stolpen is een bijdrage van de provincie Noord-Holland ontvangen.

In 1996 is naar aanleiding van het advies van de commissie De Boer een regeling in het leven geroepen met als doel een extra investeringsimpuls in infrastructuur in het stads- en streekvervoer tot stand te brengen, waarvoor regionale overheden ook een bijdrage leveren. Naar aanleiding van de evaluatie van deze regeling heeft een inventarisatie van goedgekeurde projecten plaatsgevonden en is met een Wijziging van Regeling de betaalbaarstelling van goedgekeurde projecten veranderd. Dit heeft tot een wijziging van het betalingsritme geleid.

Voor diverse projecten ontvangt het ministerie van V&W geld van de EU. Het gaat hierbij onder andere om de HSL en de Betuweroute. De EU-ontvangsten zijn in 2002 lager dan oorspronkelijk geraamd.

De lagere ontvangsten bij het project Liempde-Eindhoven vallen hoofdzakelijk toe te schrijven aan het niet volledig ontvangen van de bijdragen van derden (gemeente Best, stadsregio Eindhoven en provincie Noord-Brabant).

Ook de bijdrage in het project Spoorbrug Oosterbeek was minder dan geraamd.

FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20022 480,6
  
3. Technische mutaties 
Niet tot een ijklijn behorend 
betuweroute (isf)48,6
vitaliteit steden31,3
geluidsisolatie schiphol (isf)34,0
projecten in voorbereiding– 89,3
diversen– 60,4
 – 35,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 35,7
Stand Slotwet 2002 2 444,9
FONDS ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20022 059,3
  
3. Technische mutaties 
Niet tot een ijklijn behorend 
taakstelling verkoop staatsdeelneming– 46,3
diversen– 9,1
 – 55,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 55,3
Stand Slotwet 2002 2004,0

Het Fonds Economische Structuurversterking (FES) heeft als doel het financieren van investeringsprojecten van nationaal belang waarmee beoogd wordt de economische structuur te versterken. Het FES is een verdeelfonds. Het kasritme van de FES-uitgaven wordt bepaald door de financieringsbehoefte van goedgekeurde FES-projecten, passend binnen de budgettaire randvoorwaarden van de FES-wet.

De mutaties in de uitgaven betroffen onder meer de Betuweroute en de ontwikkeling van nieuwe sleutelprojecten in het kader van Vitaliteit Steden (onder andere Amsterdam Zuidas en Rotterdam Centraal). Daarnaast vond er wegens gestegen kosten voor geluidsisolatie rond Schiphol – samenhangend met de aanleg van de vijfde baan – een extra investering plaats. Deze extra inspanning is gedekt via een voorfinanciering uit het FES. De terugbetaling aan het FES zal in latere jaren plaatsvinden via een heffing op de luchtvaartsector. De voorfinanciering en de terugbetaling aan het FES lopen via het Infrastructuurfonds en worden verantwoord op de begroting van V&W. Voorts is er bij een aantal projecten in voorbereiding sprake van vertraging. De hiervoor gereserveerde middelen zijn in 2002 niet meer tot besteding gekomen en worden doorgeschoven naar 2003.

Het FES wordt op twee manieren gevoed. Ten eerste bestaat de voeding van het FES uit een vast percentage (41,5%) van de totale aardgasbaten. Daarnaast wordt het FES gevoed uit vrijvallende rentelasten die het gevolg zijn van het verlagen van de staatsschuld met de opbrengst van de verkoop van staatsdeelnemingen. Gewijzigde inzichten in de koersontwikkeling hebben geleid tot een neerwaartse bijstelling van de taakstelling Verkoop Staatsdeelnemingen.

SPAARFONDS AOW: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20022 943,3
  
3. Technische mutaties 
Niet tot een ijklijn behorend 
diversen– 1,6
 – 1,6
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 1,6
Stand Slotwet 20022 941,7
DIERGEZONDHEIDSFONDS: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20020,0
  
3. Technische mutaties 
Niet tot een ijklijn behorend 
bijdrage aan lnv32,3
mond- en klauwzeer24,4
diversen19,2
 75,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200275,9
Stand Slotwet 200275,9
DIERGEZONDHEIDSFONDS: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 2,5
  
3. Technische mutaties 
Niet tot een ijklijn behorend 
mond- en klauwzeer24,4
diversen11,5
 35,9
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 200235,9
Stand Slotwet 200238,4

Het Diergezondheidsfonds (DGF) is opgericht met als doel het bewaken en bestrijden van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met wettelijk te bestrijden dierziekten worden in dit fonds verantwoord. Het fonds wordt gevoed met bijdragen van de EU, de productschappen en het Rijk. In het kader van BSE zijn uitgaven gedaan voor de opslag, destructie en verbranding van dieren. Ten behoeve van de BSE-maatregelen is vanuit het DGF een bijdrage geleverd aan de LNV-begroting voor de vernietiging van diermeel. Uit hoofde van de MKZ-crisis zijn uitgaven gedaan voor de financiële afwikkeling van de crisis. Door LNV en het bedrijfsleven is hieraan bijgedragen.

ARBEIDSVOORWAARDEN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20021 605,3
  
1. Mee- en Tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
nominale bijstelling320,5
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
nominale bijstelling14,7
Zorg 
nominale bijstelling14,1
 349,3
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
loonbijstelling 2002– 1 586,3
diversen– 22,6
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
loonbijstelling 2002– 209,2
Zorg 
loonbijstelling 2002– 39,9
Niet tot een ijklijn behorend 
loonbijstelling 2002– 116,6
nominale bijstelling20,1
 – 1 954,5
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 1 605,3
Stand Slotwet 20020,0

Op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de verschillende begrotingen te indexeren. Door middel van de loonbijstelling, die jaarlijks uit de aanvullende post wordt overgeboekt naar de departementale begrotingen, worden alle uitgaven op het loonniveau van het desbetreffende jaar gebracht.

Op basis van de stand CEP 2002 is de loonbijstellingstranche 2002 uitgedeeld. Voor de indexering van de rijksbijdrage volksgezondheid vond ook een uitdeling loonbijstelling plaats. Aangezien deze indexering niet tot de ijklijn behoort, behoort ook de loonbijstelling hierop niet tot de ijklijn.

Op grond van veranderende macro-economische inzichten gedurende 2002, hebben zich tegenvallers voorgedaan. Deze werden met name veroorzaakt door een hogere raming van de contractloonstijging en de sociale lasten in de marktsector dan eerder verondersteld.

Voor zover budgetten voor incidentele loonontwikkeling gereserveerd staan op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden, is de verlaging van dit budget, zoals besloten in het SA, verwerkt. Ook de SA-taakstelling op de ziektekosten is verwerkt.

Conform bestaande afspraken is, ten behoeve van de indexatie van de uitkeringen voor oorlogsgetroffenen, in het najaar 16,8 miljoen euro overgeboekt van de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden naar de begroting van VWS.

KOPPELING UITKERINGEN/NOMINALE BIJSTELLING AKW: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002280,4
  
1. Mee- en Tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
uitdeling wka– 305,4
wka20,8
diversen– 2,1
 – 286,7
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
anitcumlatiebaten17,3
 17,3
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
diversen– 11,1
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 280,4
Stand Slotwet 20020,0

De nominale ontwikkeling op de aanvullende post Koppeling uitkeringen/nominale bijstelling AKW heeft betrekking op de begrotingsgefinancierde sociale zekerheidsregelingen. De veranderingen zijn het gevolg van wijzigingen in het premiebeeld en indices die bepalend zijn voor de aanpassing van de hoogte van de uitkeringen. In 2002 zijn de uitgaven op deze aanvullende post in beperkte mate opwaarts bijgesteld.

PRIJSBIJSTELLING/INDEXERING WSF: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002732,3
  
1. Mee- en tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
nominale ontwikkeling: tranche 2002– 77,9
diversen4,5
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
diversen1,8
Zorg 
diversen0,2
 – 71,4
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
niet uitdelen 75% prijsbijstelling 2002– 368,8
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
niet uitdelen 75% prijsbijstelling 2002– 16,5
Zorg 
diversen– 4,5
 – 389,8
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
overheveling prijsbijstelling– 38,9
25% prijsbijstelling– 123,5
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
diversen– 5,2
Zorg 
diversen– 1,4
Niet tot een ijklijn behorend 
niet uitdelen 75% prijsbijstelling 2002– 20,7
overheveling prijsbijstelling– 72,5
diversen– 9,0
 – 271,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 732,3
Stand Slotwet 20020,0

Op de aanvullende post Prijsbijstelling worden de middelen gereserveerd die worden gebruikt om de prijsgevoelige uitgaven op de diverse begrotingen te indexeren. Dit gebeurt door middel van prijsbijstelling die jaarlijks uit deze aanvullende post wordt overgeboekt naar de departementale begrotingen. In 2002 is besloten 75% van de prijsbijstelling niet uit te keren, maar in te zetten als dekking voor de generale problematiek. Op de aanvullende post Indexering WSF wordt de prijsbijstelling over de uitgaven voor de studiefinanciering geraamd. Het betreft uitgaven die voor een deel relevant en voor een deel niet relevant zijn voor het uitgavenkader. Gedurende een begrotingsjaar wordt de indexering van de uitgaven voor studiefinanciering aangepast aan de macro-economische ontwikkelingen en aan de nieuwste inzichten ten aanzien van de studentenaantallen. In 2002 is de indexering opwaarts bijgesteld en vervolgens overgeboekt naar de begroting van OC&W.

ALGEMEEN: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 20021 011,2
  
1. Mee- en Tegenvallers 
Rijksbegroting in enge zin 
behoedzaamheidsreserve gf/pf 200127,9
diversen2,2
 30,1
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
ramingstechnische veronderstelling in = uit122,5
milieu/co2-reductieplan– 57,9
uitvoeringskosten fiscale wetsvoorstellen– 22,1
vuurwerk– 31,8
suwi/esf/arbvo247,0
onderhanden werk kliq– 70,0
diversen– 7,2
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
suwi: bedrijfsplannen– 113,4
Zorg 
diversen– 8,8
 58,3
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
uitbetaling behoedzaamheidsreserve gf/pf 2001– 387,7
esf: overheveling naar szw– 157,2
diversen– 26,8
Zorg 
diversen 
Niet tot een ijklijn behorend 
btw openbaar vervoer– 546,8
diversen10,0
 – 1 099,7
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 1 011,2
Stand Slotwet 2002 0,0
ALGEMEEN: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002  
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
dividendderving46,0
inspanningsverplichting defensie– 25,0
diversen10,5
 31,5
  
3. Technische mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
verkoop staatsdeelningen– 3 085,7
diversen– 10,0
 – 3 095,7
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 3 064,1
Stand Slotwet 2002 0,0

Op de aanvullende post Algemeen staan middelen, waarvan op het moment van reservering nog niet expliciet kan worden aangegeven op welke begroting(en) zij uiteindelijk worden verantwoord, of waarvan de exacte omvang nog niet kan worden aangegeven. Daarnaast staan op deze aanvullende post taakstellingen geparkeerd die uiteindelijk door de diverse begrotingen ingevuld worden (bijvoorbeeld de ramingstechnische veronderstelling «in = uit» bij de eindejaarsmarge).

Ten behoeve van de behoedzaamheidsreserve wordt jaarlijks 227 miljoen euro op het Gemeentefonds en het Provinciefonds ingehouden. Deze reserve wordt tijdelijk geparkeerd op de aanvullende post. Door de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven in 2001, is in 2002 niet alleen de volledige behoedzaamheidsreserve 2001 van 227 miljoen euro aan de gemeenten en provincies uitgekeerd, maar is daarbovenop een extra accres van 160 miljoen euro uitbetaald. Aangezien de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven bij de Voorlopige Rekening 2001 ten opzichte van de Miljoenennota 2002 hoger uitkwamen, trad een tegenvaller van circa 28 miljoen euro op.

Vanwege een herziene planning van het CO2-reductieplan is halverwege het jaar de raming hiervoor meerjarig neerwaarts bijgesteld. Daarnaast zijn in 2002 middelen voor het reductieplan overgeheveld naar de begroting van EZ en V&W.

Voor de uitvoering van fiscale wetten zijn middelen overgeheveld naar de begroting van Financiën. Het betreft hier middelen voor de uitvoering van de Regulerende Energie Belasting, het Belastingplan 2002 en de wijziging van het belastingverdrag met België.

Voor de schadevergoeding die op basis van de Wet Milieubeheer moet worden betaald vanwege de gevolgen die vastzitten aan het Vuurwerkbesluit (bedrijfsverplaatsingen en -beëindigingen), waren middelen gereserveerd op de aanvullende post. Een deel van deze middelen is overgeheveld naar de begroting van VROM. Een deel van het in 2002 voor het Vuurwerkbesluit beschikbare programmageld is niet tot uitbetaling gekomen. Verwacht wordt dat dit deels in 2003 plaatsvindt.

Met de reeks SUWI/ESF/Arbvo zijn voorzieningen getroffen voor de ontvlechting en liquidatie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, voor de kapitaalstorting van Kliq en het Centrum Vakopleiding en zijn middelen geraamd voor de afwikkeling van het ESF-programma 1994–1999, waarbij ook de ESF-projecten van Arbvo een rol spelen. In 2002 is hiervoor circa 157 miljoen euro aan Brussel terugbetaald. Met mogelijke ESF-schade 1997–1999 is nog geen rekening gehouden. Deze kan eerst medio 2003 worden vastgesteld, rekening houdend met eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Voor de affinanciering van het onderhanden werk van Kliq is 70 miljoen euro overgeheveld naar de SZW-begroting.

Uit het oogpunt van bestuurlijke stabiliteit zijn met het UWV, de CWI's en het BKWI meerjarenafspraken – tot en met 2006 – over de bedrijfsplannen gemaakt. De voorziening op de aanvullende post voor SUWI is gebruikt in de dekkingswijze van de meerjarige afspraken voor de bedrijfsplannen. De transformatiekosten van het CWI zijn hiermee gedekt.

Op grond van herziene inzichten in de uitvoering van projecten die verantwoord worden op de begroting van V&W en het Infrastructuurfonds is de raming voor BTW-compensatie Openbaar Vervoer naar beneden aangepast en zijn de voor compensatie van BTW Openbaar Vervoer bestemde middelen overgeheveld naar de begroting van V&W.

De verkoopopbrengsten van overtollig defensiematerieel en onroerend goed waren lager dan eerder verondersteld. Hierdoor trad een tegenvaller op bij taakstelling in het kader van de inspanningsverplichting middelenafspraken Defensie.

De gewijzigde economische inzichten en dalende aandelenkoersen hebben geleid tot het uitstellen van de taakstelling Verkoop Staatsdeelnemingen ten behoeve van de voeding van het FES. Hiermee samenhangend is tevens de geraamde dividendderving aangepast.

CONSOLIDATIE2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 – 6 253,0
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Rijksbegroting in enge zin 
bijstelling (fes, isf en andere begrotingen)– 314,4
 – 314,4
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 314,4
Stand Slotwet 2002– 6 567,4

De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen door het «bruto boeken» van bijdragen. Het «bruto boeken» houdt in dat zowel het departement dat de betaling verricht als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt.

Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Hierdoor wordt het rekenkundig niveau van de totale rijksuitgaven en de rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd (uitgaven en ontvangsten). De hoogte van de post wordt voornamelijk bepaald door de bijdragen via de begrotingen van V&W en het FES aan het Infrastructuurfonds.

SZA: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200254 101,4
  
1. Mee- en tegenvallers 
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
ww uitvoeringskosten22,8
rea90,1
rea uitvoeringskosten134,5
ufo prijs27,4
ufo volume– 139,2
vangnet ufo prijs47,3
vangnet ufo volume– 76,2
vangnet zw prijs85,6
vangnet zw volume– 108,1
vangnet zw uitvoeringskosten40,9
wao prijs– 33,8
wao volume– 64,3
wao uitvoeringskosten– 18,2
arbeidsmarktmiddelen– 154,7
agenda toekomst/casemanagers– 41,7
doelgroepenbeleid– 12,2
sectorale stimulansen– 24,3
sluitende reintegratie– 26,1
afwikkeling ontvlechting arbvo56,0
akw overig14,2
cwi subsidies– 14,0
cwi regulier budget15,7
fwi volume– 45,1
handhaving– 27,3
kinderopvang abw (KOA)– 27,9
sociaal plan cv15,0
wajong overig– 87,7
wajong prijs18,7
anw prijs14,0
aow volume66,2
migratiekosten uwv– 81,1
overige lasten56,1
waz prijs10,1
waz uitvoeringskosten– 26,3
wka32,2
ww prijs106,4
ww volume– 126,0
diversen– 4,6
 – 285,6
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
arboconvenanten– 17,9
bedrijfsplannen bkwi28,1
bedrijfsplannen cwi45,3
bedrijfsplannen uwv67,5
bedrijfsverzamelgebouwen– 25,0
cwi ict-investeringen en bovenformatief personeel30,0
cwi transformatiekosten54,5
eindejaarsmarge129,0
langlaag– 47,3
van vws: kinderopvang148,7
naar vws: wvg– 61,5
anticumulatiebaten17,3
financiering loopbaanonderbreking– 17,1
niet uitdelen 75% prijsbijstelling– 16,5
suwi: bedrijfsplannen– 113,4
diversen– 46,1
 175,6
3. Technische mutaties 
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
esf betaling157,2
onderhanden werk kliq70,0
zfw uitvoeringskosten46,7
diversen– 15,6
 258,3
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002128,0
Stand Slotwet 200254 250,0
SZA: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002947,3
  
1. Mee- en tegenvallers 
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
anticumulatiebaten wsw– 18,5
restituties wsw41,9
arbeidsmarktmiddelen28,7
restituties fwi– 53,0
ufo ontvangsten– 72,7
diversen26,9
 – 46,7
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 
anticumulatiebaten17,3
ufo volume– 13,2
diversen0,6
 4,7
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 42,1
Stand Slotwet 2002905,2

De grootste mutaties in de begrotingsgefinancierde uitgaven in de budgetdisciplinesector SZA en de beleidsdoelstellingen zijn hiervoor toegelicht, bij begrotingshoofdstuk XV SZW. In totaal zijn de uitgaven van SZA gedurende 2002 met 128 miljoen euro toegenomen. Deze toename is opgebouwd uit een meevaller van per saldo 286 miljoen euro, hogere beleidsmatige uitgaven van 176 miljoen euro en technische mutaties ter grootte van 258 miljoen euro. De belangrijkste mutaties in de premiegefinancierde socialezekerheidsregelingen laten zich als volgt verklaren.

De ontwikkeling van de werkloosheid volgens de indicator van de werkloze beroepsbevolking (WBB) en de uitgaven voor WW en bijstand zijn vaak richtinggevend voor de uitgavenontwikkeling in de SZA-sector. Over het hele jaar bezien is het aantal werklozen hoger uitgekomen dan de 280 000 die bij Miljoenennota 2002 werd verwacht. Het aantal WW-uitkeringen is een groot deel van het jaar echter achtergebleven bij de ramingen. De verslechterde economische toestand manifesteerde zich pas in de tweede helft van 2002 in een stijging van het aantal WW-uitkeringen. De totale lagere WW-uitkeringslasten worden bepaald door twee factoren: een meevallende volume-ontwikkeling met daartegenover een stijging van de gemiddelde WW-uitkering.

De regeling voor Reïntegratie van Arbeidsgehandicapten (REA) laat omvangrijke tegenvallers zien in 2002. Deels is dit in lijn met de doelstelling om de afstand van arbeidsgehandicapten tot de arbeidsmarkt te verkleinen via inzet van reïntegratietrajecten en om terugkeer in het arbeidsproces te stimuleren door het aanbieden van voorzieningen aan arbeidsgehandicapten en aan werkgevers. Per 1 januari 2002 zijn de plaatsingssubsidies vervangen door een premiekortingsregeling. Vanwege vertragingen in de afhandeling worden door het UWV nog steeds (her)plaatsingsbudgetten verstrekt voor arbeidsgehandicapten die voor 1 januari 2002 in dienst zijn getreden. Dit brengt aanzienlijke extra kosten met zich mee. Bovengenoemde heeft geleid tot een navenante stijging van de uitvoeringskosten.

Het Uitvoeringsfonds voor de Overheid (UFO), waarmee personeel in de overheidssectoren onder de werking van de werknemersverzekeringen wordt gebracht, komt langzamer tot stand. Zowel de uitgaven als de niet-belastingontvangsten zijn daarom lager uitgekomen. De gemiddelde prijs van de UFO-uitkeringen, dat wil zeggen de daguitkering van de vangnetvoorzieningen voor zwangerschapsuitkeringen, flexwerkers en zieke werklozen, blijkt hoger dan voor andere groepen.

De uitgaven voor ziekte in het kader van de vangnetregelingen ZW zijn lager uitgekomen dan verwacht door een meevallende volume-ontwikkeling. Omdat tegenover het lagere beroep op de regelingen een hogere gemiddelde uitkering stond, is de bijstelling per saldo beperkt.

Bij de WAO is in 2002 een lagere toename van het aantal WAO-uitkeringen zichtbaar dan werd verwacht. In 2002 werden 92 500 nieuwe arbeidsongeschiktheidsuitkeringen toegekend. Zowel de gemiddelde prijs als het volume van de WAO-uitkering liet een meevallende ontwikkeling zien, waardoor de uitgaven ongeveer 100 miljoen euro lager zijn uitgekomen dan in de begroting 2002 werd geraamd. In 2002 is het aantal WAO-uitkeringen minder hard gegroeid dan verwacht en kwam het totaal aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op 993 000 uit. De voornaamste verklaring voor de gerealiseerde afname van de WAO-instroom betreft de Wet Verbetering Poortwachter, die sinds 1 april 2002 in werking is getreden, waardoor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgever, werknemer en bedrijfsarts is verduidelijkt. Tevens is een deel van de lagere instroom te verklaren door de gedragsreacties op de aankondigingen van het kabinet om een nieuw WAO-stelsel in te voeren.

ZORG: UITGAVEN2002
STAND MILJOENENNOTA 200239 254,5
  
1. Mee- en tegenvallers 
Zorg 
productieafspraken gehandicapten173,1
productieafspraken verpleging en verzorging515,0
ziekenhuizen166,0
kraamzorg33,4
geneesmiddelen– 52,6
huisartsen18,9
ziekenvervoer57,7
hulpmiddelen34,6
bouw– 150,0
nominale bijstelling250,2
financieringsontwikkeling67,2
afrekening 2002– 37,7
diversen0,2
 1 076,0
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Zorg 
aanpak wachtlijsten957,0
meningokokken c-vaccinatie77,7
geneesmiddelen111,2
hogere instroom agio's10,0
opleiding verpleegkundigen15,0
toename pgb's13,0
anw diensten huisartsen20,0
ic-capaciteit12,0
bouw– 50,0
palliatieve zorg10,0
terrorismebestrijding14,8
inlopen financieringsachterstand247,7
diversen13,0
 1 451,4
  
3. Technische mutaties 
Zorg 
afbakening uitgavenkader– 1 361,0
bijstelling raming eigen betalingen awbz53,9
uitvoeringskosten premie-inning– 46,7
diversen27,0
 – 1 326,8
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 20021 200,4
Stand Slotwet 2002 40 454,9
ZORG: NIET-BELASTINGONTVANGSTEN2002
STAND MILJOENENNOTA 2002 2 574,1
  
1. Mee- en tegenvallers 
Zorg 
aanpassing raming eigen betalingen awbz– 120,0
 – 120,0
  
2. Beleidsmatige mutaties 
Zorg 
diversen7,8
 7,8
  
3. Technische mutaties 
Zorg 
afbakening uitgavenkader– 90,9
bijstelling raming eigen betalingen awbz53,9
diversen5,8
 – 31,2
  
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2002– 143,6
Stand Slotwet 2002 2 430,5

Twee onderwerpen stonden in 2002 centraal op het terrein van de Zorg: het terugdringen van de wachtlijsten en verbetering van de arbeidsmarktomstandigheden.

De Zorg heeft in 2002 een budgettaire overschrijding laten zien. Op een netto Budgettair Kader Zorg (36,7 miljard euro bij Miljoenennota 2002) ontstond een totale tegenvaller van 1,2 miljard euro en werd bijna 1,5 miljard euro extra geïntensiveerd.

Vooral binnen de gehandicaptensector en de sector Verpleging & Verzorging begint de aanpak van de wachtlijsten vruchten af te werpen. Door de extra middelen die hiervoor beschikbaar zijn gesteld, op voorwaarde dat er ook daadwerkelijk extra productie wordt geleverd («boter-bij-de-vis-principe»), is de productie in 2002 fors gestegen.

De realisatie voor de uitgaven van de ziekenhuizen is eveneens hoger uitgevallen. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de opwaartse bijstelling van de lasten van ziekenhuisverpleging en medisch specialistische hulp (hoofdzakelijk als gevolg van het «ontdooien» van het aantal specialistenplaatsen). Ook de uitgaven voor kraamzorg vielen hoger uit dan verwacht.

Bij de geneesmiddelen was een wisselend beeld te zien. Er was een meevaller bij de uitgaven, omdat de groei gedurende het jaar 2002 minder snel verliep dan verwacht, onder andere doordat een aantal belangrijke geneesmiddelen uit patent zijn gelopen. Bij doelmatigheidstaakstellingen Geneesmiddelen zijn in 2002 echter besparingsverliezen opgetreden (onder andere door juridische complicaties bij het afromen van kortingen en bonussen van apothekers).

De tegenvaller bij de huisartsen hangt vooral samen met het feit dat avond-, nacht- en weekenddiensten (zowel de infrastructuur als de honoraria) duurder uitvielen dan verwacht. De mutatie bij het ziekenvervoer is opgebouwd uit zowel een tegenvaller bij het ambulancevervoer als een tegenvaller bij het overig ziekenvervoer, dit laatste als gevolg van het niet realiseren van een oude taakstelling. De uitgaven voor hulpmiddelen zijn hoger vanwege onder andere een licht toenemend extramuraal gebruik van hulpmiddelen. Niet alle trekkingsrechten bij de Meldingsregeling Bouw zijn dit jaar door de zorginstellingen benut, hetgeen een meevaller tot gevolg had.

De post Afrekening 2002 is het saldo van een groot aantal mutaties, waaronder tegenvallers bij tandheelkunde en tandheelkundig specialistische zorg en meevallers bij fysiotherapie en als gevolg van vrijval van de groeiruimte bij de geestelijke gezondheidszorg.

Er heeft een eenmalige campagne plaatsgevonden voor vaccinatie tegen meningokokken c. Alle kinderen tot 19 jaar kwamen hiervoor in aanmerking.

Extra opleidingscapaciteit is onmisbaar voor verdere reductie van wachtlijsten, er is dan ook extra geld uitgetrokken voor assistenten geneeskunde in opleiding en voor opleidingen van verpleeg- en verloskundigen. Doordat – eveneens in het kader van de wachtlijstaanpak – het aantal persoonsgebonden budgetten (pgb's) sterk stijgt, is extra geld beschikbaar gesteld voor de uitvoering van deze regelingen.

Ook is aandacht besteed aan het uitbreiden van de capaciteit in de intensive care. Naar aanleiding van het amendement Rouvoet is extra geld uitgetrokken voor de palliatieve zorg. Hiermee zijn onder andere de tarieven verhoogd die verpleeg- en verzorgingshuizen voor terminale patiënten ontvangen.

In 2002 is ter bestrijding van het terrorisme onder andere een project versterking lokale infectieziektebestrijding uitgevoerd, een begin gemaakt met de geplande bouw van een beveiligd laboratorium voor het RIVM en zijn voldoende pokkenvaccins gebruiksklaar gemaakt.

Omdat de hoogte van het Budgettair Kader Zorg vanaf Miljoenennota 2003 op de schadelast van de verzekeraars wordt gebaseerd, was het nodig het Budgettair Kader Zorg in 2002 te corrigeren voor het inlopen van bestaande financieringsachterstanden.

De opbrengsten van eigen betalingen in de AWBZ-sector vielen in 2002 lager uit dan geraamd. Dit is hoofdzakelijk te verklaren door het verschil tussen opgelegde en werkelijk geïnde bedragen.

Lijst van gebruikte afkortingen

ABPAlgemeen Burgerlijk Pensioenfonds
ABWAlgemene Bijstandswet
ACBGAgentschap College ter Beoordeling Geneesmiddelen
AfDFAfrican Development Fund
AIQArbeidsinkomensquote
AIVDAlgemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst
AKWAlgemene Kinderbijslagwet
AMAAlleenstaande Minderjarige Asielzoeker
ANWAlgemene Nabestaandenwet
AOWAlgemene Ouderdomswet
APAanvullende Post
ArboArbeidsomstandigheden
ArbvoArbeidsvoorziening
AsDFAsian Development Fund
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWFAlgemeen Werkloosheidsfonds
AZAlgemene Zaken
B.V.Besloten Vennootschap
BBPBruto Binnenlands Product
BIKKBijdrage in de Kosten van de Kortingen
BIRKBudget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit
BKWIBureau Ketenbeheer Werk en Inkomen
BKZBudgettair Kader Zorg
BNPBruto Nationaal Product
BSEBovine Spongiform Encephalopathy
BTWBelasting Toegevoegde Waarde
BuZaBuitenlandse Zaken
BZKBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CDMClean Development Mechanism
CDVCompetitieve Dienstverlening
CEPCentraal Economisch Plan
CJIBCentraal Justitieel Incasso Bureau
COACentraal orgaan Opvang Asielzoekers
CPBCentraal Plan Bureau
CVCentrum Vakopleiding / Commanditaire Vennootschap
CWComptabiliteitswet
CWICentrum voor Werk en Inkomen
DADDepartementale Audit Dienst
DGDirecteur-Generaal
DGADirecteur Groot Aandeelhouder
DGFDiergezondheidsfonds
DGTPDirectoraat-Generaal Telecommunicatie en Post
DJIDienst Justitiële Inrichtingen
DNBDe Nederlandsche Bank
DoreacDoorlichting van regelingen op accountancy-aspecten
DSMDutch State Mines
DTCDutch Treasury Certificates
DTODefensie Telematica Organisatie
EBNEnergie Beheer Nederland
EETEconomie, Ecologie en Technologie
EHSEcologische Hoofdstructuur
EIAEnergie-investeringsaftrek
EKIExportkredietverzekering en Investeringsgaranties
EMUEconomische en Monetaire Unie
EOREvaluatieoverzicht Rijksoverheid
ESFEuropees Sociaal Fonds / Europees Structuurfonds
ESREuropees Stelsel van nationale en regionale Rekeningen
EUEuropese Unie
EVDBEuropees Veiligheids- en Defensiebeleid
EZEconomische Zaken
FARBOWillekeurige Afschrijving Arbo-investeringen
FDAFondo Desaroyo Aruba (Arubaans Ontwikkelingsfonds)
FESFonds Economische Structuurversterking
FJRFinancieel Jaarverslag van het Rijk
FMOFinancieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden
FSOFund for Special Operations
FteFull time equivalent
FWIFonds voor Werk en Inkomen
GFGemeentefonds
HBOHoger Beroepsonderwijs
HGISHomogene Groep Internationale Samenwerking
HSLHogesnelheidslijn
I/D-banenInstroom- en Doorstroombanen
IBOInterdepartementaal Beleidsonderzoek
ICIntensive Care
ICTInformatie en Communicatie Technologie
IDAInternational Development Association
ISInternationale Samenwerking
ISAFInternational Security Assistance Force
ISFInfrastructuurfonds
ITOInformatie en Communicatie Technologie Organisatie
JIJoint Implementation
JSFJoint Strike Fighter
KIBOKenniscentrum Informatievoorziening Bedrijfsvoering Overheid
KLMKoninklijke Luchtvaart Maatschappij
KLPDKorps Landelijke Politiediensten
KPNKoninklijke PTT Nederland
KTVKas-transactieverschillen
LNVLandbouw, Natuurbeheer en Visserij
LVNLLuchtverkeersleiding Nederland
MBOMiddelbaar Beroepsonderwijs
MEVMacro Economische Verkenning
MIAMilieu-investeringsaftrek
MilievMilieu en economische verzelfstandiging
MKBMidden- en Kleinbedrijf
MKZMond- en Klauwzeer
MLTMiddel Lange Termijn
MNMiljoenennota
MOLMinst Ontwikkelde Landen
MOOZMedefinanciering Oververtegenwoordiging Oudere Ziekenfondsverzekerden
N.V.Naamloze Vennootschap
NAVONoord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBNationale Bestedingen
NBCNucleair, Biologisch en Chemisch
NCMNederlandsche Credietverzekering Maatschappij
NIBNationale Investeringsbank
NIONederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden
NOBNederlands Omroepproductiebedrijf
NovemNederlandse onderneming voor energie en milieu
NSNederlandse Spoorwegen
NWINiet-Winstbeogende Instelling
OBOntwerpbegroting
OC&WOnderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODAOfficial Development Assistance
OMOpenbaar Ministerie
ORETOntwikkelingsrelevante Export Transacties
OSOntwikkelingssamenwerking
OVOpenbaar Vervoer
OVAOverheidsbijdrage Arbeidsvoorwaarden
PFProvinciefonds
PPEProductschap voor Pluimvee en Eieren
PVVProductschap Vee en Vlees
PZProductschap Zuivel
RbgRijksbegroting
REA(Re)integratie Arbeidsgehandicapten
REBRegulerende Energiebelasting
RGDRijksgebouwendienst
RIBRailinfrabeheer
RIVMRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
ROCRegionaal Opleidingscentrum
RWIRaad voor Werk en Inkomen
RWSRijkswaterstaat
RWTRechtspersoon met Wettelijke Taak
S&OSpeur- en Ontwikkelingswerk
SAStrategisch Akkoord
SduStaats Drukkerij en Uitgeverij
SFORStabilisation Force
SGSecretaris-Generaal
SIODSociale Inlichtingen en Opsporingsdienst
SNSociale Nota
SPAKSpeciale Afdracht Kortingen
Stb.Staatsblad
STIPStimuleringsregeling Integraal Personeelsbeleid
SUWIStructuur van de Uitvoering Werk en Inkomen
SWISamenwerkingsorgaan voor Werk en Inkomen
SZASociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
SZWSociale Zaken en Werkgelegenheid
TbsTer beschikkingstelling
TESToezicht Europese Subsidies
TNTThomas Nationwide Transport
TPGTNT Post Groep
TSOTransmission System Operator
UCNUltracentrifuge Nederland
UFOUitvoeringsfonds voor de Overheid
UMTSUniversal Mobile Telecommunications System
UNDPUnited Nations Development Programme
UNHCRUnited Nations High Commissioner for Refugees
UWVUitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen
V&WVerkeer en Waterstaat
VAMILWillekeurige Afschrijving Milieu-investeringen
VBVoorbeeldbegroting
VBTBVan Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording
VIRVoorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst
VLWAfdrachtvermindering Langdurig Werklozen
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs
VNVerenigde Naties / Voorjaarsnota
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VPBVennootschapsbelasting
VROMVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VSVerenigde Staten
VUVermoedelijke Uitkomsten
VWSVolksgezondheid, Welzijn en Sport
WAWillekeurige Afschrijving
WajongWet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAZWet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WBMWet Belastingen op Milieugrondslag
WGFWachtgeldfonds
WIWWet Inschakeling Werkzoekenden
WKAWet Koppeling met Afwijkingsmogelijkheid
WOZWaardering Onroerende Zaken
WSFWet op de Studiefinanciering
WSWWet Sociale Werkvoorziening
WTZWet op de Toegang tot Ziektekostenverzekeringen
WVGWet Voorzieningen Gehandicapten
WWWerkloosheidswet
ZBOZelfstandig Bestuursorgaan
ZFWZiekenfondswet
ZONZorg Onderzoek Nederland
ZWZiektewet

Trefwoordenlijst

Aandelen 11, 22, 63, 67–68, 136–138, 141, 158–160, 168

Aardgasbaten 3, 9, 23–24, 54–55, 63–64, 82, 99, 162

Accountantscontrole 36

Accountantsverklaring 33–36

Activa 11, 53, 63–64, 69–70, 74, 124, 126–128, 148

Afdrachtverminderingen 104

Agentschap 29, 31–32, 34, 42, 53, 63, 67, 78–81, 124–125, 140

Algemene Rekenkamer 30, 35, 44–45, 48, 50–51

Algemene Zaken 110, 135

Arbeidsmarkt 13, 15–18, 21, 54–55, 107, 122, 145–148, 163, 165–166, 170–172, 174

Arbeidsomstandigheden 16, 146

Arbeidsproductiviteit 11, 13

Arbeidsvoorwaarden 17, 21, 32–33, 54, 118, 121–123, 129–130, 164,

Asiel 15, 20, 115–116, 118–119, 121–122, 152, 154

Audit 30, 33, 36–37, 49–50

Baseline 34

Baten-lastenstelsel 29, 31–32, 53–54

Bedrijfsvoering 7, 29–31, 33–35, 40, 50, 135

Belastingdienst 84, 104, 126, 128

Belastingen op een milieugrondslag 23, 86, 88, 94–95

Belastingontvangsten 4, 7, 10, 14, 23–24, 55, 77–78, 82, 84, 88, 95–96, 99, 172

Belastingopbrengst 83–87, 96

Belastinguitgaven 7, 41, 103

Beleidsevaluatie 43, 50, 53

Beleidsprioriteiten 30, 40, 44, 47

Binnenlandse Zaken 119

Budgettair Kader Zorg 9, 14, 22, 76, 107, 174–175

Buitenlandse Zaken 35, 113–114

Consolidatie 55, 62–63, 77–78, 80, 168–169

Consumptie 11, 55, 85–87, 89, 113

Deelnemingen 22, 25, 54–55, 61, 63, 66–69, 125, 162, 168

Defensie 15, 20, 21, 33, 35, 37, 41, 59–60, 64–65, 70, 77–81, 127–131, 141, 167–168

Deregulering 30

Diergezondheidsfonds 53, 59–60, 77–78, 163

Dividendbelasting 9, 23–24, 86, 88, 92–94, 96

Drugssmokkel 19, 114–115, 117

Economische groei 9–14, 23–24, 55, 84–87, 98, 113, 140

Economische Zaken 33, 37, 131, 138, 140, 141

EMU-saldo 5, 7, 10, 21, 24–26, 53–54, 75, 80, 100, 102

EMU-schuld 7, 10, 14, 22, 24–27, 54, 71, 100, 102

Europa 10–11, 25, 72, 153

Europese subsidies 37

Europese Unie 25, 54, 113, 144

Financieel beheer 33–34

Financiën 5, 9–10, 14, 24, 29, 32–33, 35, 37, 41, 48, 50, 54–56, 59–60, 77–81, 113–114, 125, 127–128, 167

Fonds Economische Structuurversterking 54, 162

Gemeentefonds 54, 59–60, 77, 156–157, 167

Gezondheidszorg 15–16, 74, 175

Groeiparagraaf 45

Handelskredieten 63, 69, 72

Indexering WSF 165

Inflatie 13

Informatiebeveiliging 35

Informatievoorziening 30–31, 35, 45, 79–81, 119

Infrastructuurfonds 54, 59–60, 77–78, 159–160, 162, 168–169

Infrastructuur 14–15, 19, 40, 54, 84, 120, 131, 137, 158–161

Inkomensbeleid 15, 18

Inkomstenbelasting 24, 85, 88, 96

Integriteit 36–37

Internationaal 15, 19–20, 54, 62, 74, 130, 141, 152, 154

Internationale Samenwerking 54, 77–78, 107, 153

Internet 31

Investeringsfaciliteiten 104

Justitie 32–33, 35–36, 41, 59–60, 77–81, 114–117, 149

Koninkrijksrelaties 59–60, 77–78, 111, 119

Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 143

Leefbaarheid 18

Leningen 25, 54, 63, 65–66, 69, 71–72, 74, 80–81, 113, 122, 124–125, 153–154

Lonen 87, 91, 104

Loonbelasting 98, 103–104

Milieu 15, 20, 24, 36, 59–60, 77–78, 88, 94, 96, 104, 133–134, 153–154, 166–167

Nationale Schuld 125

Natuur 15, 20, 59–60, 65, 77–78, 142–144

Niet-financiële informatie 49

Omzetbelasting 24, 85, 88–89, 96

Onderwijs 5, 9, 14–15, 17, 19, 32, 55, 59–60, 77–78, 104, 111, 118–119, 121–123, 143, 154–155, 157

Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid 21

Openbaar Vervoer 84, 137–138, 160, 168

Passiva 54, 63, 72, 74

Premieontvangsten 7, 24, 82, 97–98, 119, 128

Premies 3, 9, 23–24, 44, 54, 56, 82, 98, 117

Prestatiegegevens 40–42, 45, 48–49

Prijsbijstelling 55, 108, 121–123, 128–129, 131, 136, 147, 149–150, 152, 158–159, 165, 170

Prioriteiten van beleid 15

Progressiefactor 55, 84–87, 96, 98

Provinciefonds 55, 59–60, 77, 157, 167

Rampenbestrijding 18–19, 120, 130

Reële collectieve uitgaven 9, 14

Reïntegratie 18, 120, 145–147, 172

Rentelasten 14, 21, 124–125, 162

Reviewbeleid 35–36

Schulden 61, 63, 70, 72, 153

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid 22, 53, 55

Sociale Zekerheid 14, 164

Staatsbalans 7, 56, 62, 68

Staatsvermogen 62–63, 68

Taakstelling 48, 116, 157, 161–162, 164, 167–168, 174–175

Terrorismebestrijding 18–19, 21, 110, 114, 118, 129, 131, 149, 173

Toezicht 7, 19, 29–30, 33, 35–37, 117, 138

Uitgavenkader 5, 9–10, 15, 22, 54–55, 75–76, 127, 149–150, 173–174

Uitkeringen 12–14, 18, 54–55, 69, 93–94, 129, 147, 150, 164, 171–172

VBTB 5, 7, 15, 29–30, 33–34, 39–51, 54, 56, 103

Veiligheid 9, 14–15, 18–21, 48, 110, 119, 129–131, 134, 142–144, 153, 159

Vennootschapsbelasting 5, 9, 23–24, 55, 64, 85–89, 96–97, 103

Verbeterprogramma 31, 34

Verkeer en Waterstaat 54, 65, 70, 137–138, 141

Volksgezondheid, Welzijn en Sport 150

Vorderingen 53–54, 61, 63, 65–66, 69–70, 72, 134

Vredesoperaties 21, 152, 155

Wachtlijsten 5, 9, 14–17, 173–175

WAO-instroom 16, 18, 172

Werkgelegenheid 11, 13, 15–16, 18, 59–60, 77–78, 84, 86–87, 146, 179

Werkloosheid 12–14, 22, 147–148, 171, 177, 180

Ziekteverzuim 16–18, 117, 122

Zij-instromers 17, 123

Zorg 5, 9, 14–18, 22, 30, 32, 40, 44, 50–51, 53–55, 69, 72–73, 76, 102, 114, 117–120, 122, 128, 130, 133–135, 143–144, 149–151, 159, 163, 165–166, 173–175

Zorguitgaven 5, 9, 14

Licence