Base description which applies to whole site

2.3 Aanspreekbaarheid op resultaten

Voor een inhoudelijk debat naar aanleiding van Verantwoordingsdag over wat het kabinet heeft bereikt en wat het wil bereiken heeft de Tweede Kamer bruikbare informatie nodig over het gevoerde beleid: in hoeverre zijn de begrote gelden besteed, de afgesproken prestaties geleverd en de beoogde doelen bereikt? En in hoeverre zijn de resultaten ook echt toe te schrijven aan de ingezette middelen en geleverde prestaties? Deze informatie heeft de Tweede Kamer nodig om gericht haar budgetrecht te kunnen uitoefenen en controlerend en bijsturend op te kunnen treden.

2.3.1 Geen perspectief van «beleidsontvanger» in verantwoording

In 2010 hebben wij zogenaamde praktijktoetsen uitgevoerd op de beleidsterreinen onderwijs (Actieplan LeerKracht van Nederland), wonen (Energiebesparende maatregelen voor woningen), bedrijven (Subsidie veiligheid kleine bedrijven) en zorg (www.regelhulp.nl). Met een praktijktoets brengen wij in beeld hoe beleid in de praktijk uitpakt. We geven aan wat het Rijk aan prestaties heeft geleverd en wat hiervan in praktijk voor burgers en bedrijven merkbaar is.

De informatie die wij hebben verzameld is niet alleen afkomstig van de departementen, maar juist ook van de doelgroepen van het beleid. De ervaringen «aan de andere kant van de uitvoering» hebben we gebruikt om het beeld van de beleidsterreinen in kwestie zoals dat oprijst uit de verantwoordingsinformatie van het departement, aan te vullen met een praktijkperspectief: wat merken burgers en bedrijven van het beleid?

Wij constateren dat de «schakel» tussen beleid en praktijk niet altijd goed werkt. In de beleidsvoorbereiding wordt soms te gemakkelijk gedacht over de geschiktheid van het gekozen instrument voor de gekozen doelgroep. Informatie vanuit het perspectief van de «beleidsontvanger» is daarom nuttig voor de Tweede Kamer.

Hoewel informatie over de uitvoeringspraktijk doorgaans ontbreekt in de jaarverslagen van ministers, is het de vraag in hoeverre dat verwijtbaar is. De praktijk is nu eenmaal niet altijd goed te vangen in concrete, compacte verantwoordingsinformatie. Waar dat wel mogelijk is – en in de vier praktijktoetsen hebben we gezien dat de betrokken departementen vaak toch wel over relevante praktijkinformatie beschikten – is het van belang dat de Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de verschillende perspectieven van beleid. In hoofdstuk 3 van deel B gaan wij hierop nader in.

2.3.2 Hoeveelheid beschikbare informatie niet toegenomen

Dit jaar hebben de ministeries gezamenlijk € 237,6 miljard uitgegeven. Wij constateren dat in de jaarverslagen bij € 189,0 miljard hiervan informatie is opgenomen die inzicht moet bieden in wat er met het geld is bereikt. Dat is ongeveer € 4 miljard minder dan in 2009. Van meer dan € 36,5 miljard van de rijksuitgaven is in de jaarverslagen slechts gedeeltelijk (i.e. voor minder dan 50%) informatie opgenomen over welke prestaties zijn geleverd.

Ministers mogen gebruikmaken van de «comply or explain»-regel. Dat wil zeggen dat ze in hun jaarverslag in beginsel informatie moeten opnemen over de effecten van hun beleid en dat ze, wanneer ze dat niet doen, in het jaarverslag moeten uitleggen waarom ze deze informatie niet hebben opgenomen.

Bij 42% van de doelstellingen legden de ministers uit waarom ze geen inzicht in de effectiviteit van hun beleid hebben gegeven.

Voor het achterwege laten van effectinformatie geven de ministers uiteenlopende redenen op. De meest voorkomende zijn (1) dat zij een indicator niet zinvol vinden en (2) dat zij voor de uitvoering en/of effectiviteit van het beleid afhankelijk zijn van derden. We komen hierop terug in § 3.3 van deel B.

2.3.3 Bruikbaarheid beleidsinformatie beperkt

Van de beleidsinformatie die wél beschikbaar is in de jaarverslagen van de ministers, is de bruikbaarheid beperkt. Wij hebben tien doelstellingen onderzocht. Wij hebben bij acht daarvan niet kunnen vaststellen in welke mate het desbetreffende beleidsdoel behaald was. In vijf gevallen was er weliswaar informatie over het beleid opgenomen, maar presenteerde de minister geen effectinformatie over dit beleid in het jaarverslag, in één geval was de effectinformatie niet actueel. In twee gevallen hebben de ministers niet aannemelijk gemaakt dat de geleverde prestaties hebben bijgedragen aan het bereikte effect.

Ten slotte hebben wij van de tien door ons onderzochte doelstellingen in drie gevallen niet kunnen vaststellen of de activiteiten die waren aangekondigd om de doelstellingen te bereiken (volledig) zijn uitgevoerd. Wij komen hierop terug in § 3.4 van deel B.

2.3.4 Totstandkoming beleidsinformatie: ruimte voor verbetering

Wij hebben van 119 van de 778 prestatie-indicatoren uit de departementale jaarverslagen onderzocht of zij deugdelijk tot stand zijn gekomen en of zij voldoen aan de verslaggevingsvoorschriften.

We hebben in ons onderzoek vastgesteld dat de onderzochte beleidsinformatie deugdelijk tot stand is gekomen, met uitzondering van achttien van de 119 door ons onderzochte indicatoren. Deze indicatoren waren voor meer dan één uitleg vatbaar, de deugdelijkheid van de broninformatie was niet gewaarborgd of de meting niet reconstrueerbaar. In vijf jaarverslagen is in afwijking van de verslaggevingsvoorschriften niet aangegeven of het indicatoren of kengetallen betreft. Dit onderscheid is belangrijk omdat een indicator iets zegt over de mate waarin een minister een beleidsdoelstelling bereikt en een kengetal alleen achtergrondinformatie geeft bij het beleid en het beleidsterrein.

Wij hebben onderzocht in hoeverre de auditdiensten hun onderzoek naar de beleidsinformatie met voldoende diepgang uitvoeren. Dit doen wij jaarlijks om te bepalen of wij voor ons oordeel over de deugdelijke totstandkoming van deze onderzoeksuitkomsten gebruik kunnen maken. Zes van de twaalf auditdiensten bleken hun onderzoek te beperken tot de controle van (a) de aansluiting van de beleidsinformatie in het jaarverslag op de broninformatie, en (b) de kwaliteit van de dossiervorming. Wij vinden dat de informatiebronnen zélf ook op deugdelijke totstandkoming moeten worden onderzocht. De regelgeving is op dit punt echter niet duidelijk.

Wij geven de minister van Financiën in overweging de regelgeving op dit punt aan te scherpen. Wij betrekken de deugdelijke totstandkoming van de informatiebronnen wél bij ons oordeel.

Licence