Base description which applies to whole site

2.2 Hoofdconclusies

Op basis van ons onderzoek naar de vijf beleidsthema’s concluderen wij:

  • De ministers informeren de Tweede Kamer in hun jaarverslagen onvoldoende over de effectieve besteding van publiek geld.

  • De ministers kunnen de Tweede Kamer beter informeren over de effectieve besteding van publiek geld door meer gebruik te maken van reeds beschikbare beleidsinformatie bij onder andere uitvoeringsorganisaties, andere overheden en het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Hieronder lichten we deze bevindingen per beleidsthema toe.

Ketenprogramma Afpakken (minister van VenJ)

De doelstelling van het Ketenprogramma Afpakken is het meer, slimmer en effectiever afpakken van crimineel vermogen. De minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) heeft hiervoor in 2011 € 10 miljoen, in 2012 € 15 miljoen en in 2013 en verdere jaren € 20 miljoen extra ter beschikking gekregen. Hoeveel de reguliere uitgaven voor dit beleidsdoel bedragen is niet bekend, omdat zij deel uitmaken van de reguliere uitgaven voor de personeelskosten van de verschillende organisaties in de strafrechtketen en niet geoormerkt zijn.

De minister van VenJ verwacht dat de extra investering in 2017 een «return on investment» oplevert van 1:3. Uit ons onderzoek leiden we af dat deze doelstelling niet realistisch is, omdat voor realisatie ervan de gemiddelde opbrengst per ontnemingszaak zou moeten verviervoudigen, dan wel dat er vier keer zo veel ontnemingsmaatregelen door de rechter zouden moeten worden opgelegd.

De minister heeft de Tweede Kamer toegezegd dat de incassoresultaten van de ketenpartners van het Ketenprogramma Afpakken worden bijgehouden, zodat er (in de woorden van de minister) integere, betrouwbare en stapelbare verantwoordings- en sturingsinformatie beschikbaar zal zijn. In de praktijk kunnen de extra opbrengsten echter niet aan de extra investeringen en ook niet aan individuele ketenpartners worden toegerekend, omdat de administraties hier niet op zijn ingericht. Er wordt als gevolg daarvan alleen verantwoording afgelegd over het totale incassoresultaat (het resultaat van reguliere en extra investeringen).

Wij hebben geconstateerd dat de minister van VenJ in 2012 onvoldoende inzicht had in de kosten en opbrengsten van het Ketenprogramma Afpakken. De minister weet daardoor niet of hij het gestelde beleidsdoel gaat halen en of het doel dan wel de gekozen maatregelen moeten worden bijgesteld. De informatie die hij wel heeft, geeft hij op een versnipperde en inconsistente wijze weer. De Tweede Kamer krijgt daardoor geen goed inzicht in de samenhang tussen kosten, prestaties en effecten van het ontnemingsbeleid. Zodoende heeft zij ook geen inzicht in de vraag of de burger op dit beleidsterrein waar voor zijn belastinggeld krijgt.

Duurzame energie (minister van EZ)

De doelstelling van het kabinet-Rutte/Asscher is om in 2020 16% van de energie in Nederland van duurzame herkomst te laten zijn. Om dat doel te bereiken zijn er verschillende subsidieregelingen die de productie van duurzame energie moeten stimuleren, zoals de subsidieregeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) en de subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE). Op basis van deze beide regelingen worden op dit moment geen subsidies meer toegekend; er wordt nog wel geld uitgegeven uit hoofde van eerdere toezeggingen. Daarnaast is er de regeling SDE+, op basis waarvan nog wel nieuwe subsidies worden toegekend.

De genoemde regelingen zijn exploitatiesubsidies: een ondernemer krijgt over een periode van vijf tot vijftien jaar alleen subsidie over de duurzame energie die hij daadwerkelijk produceert. Uit het jaarverslag van de minister van Economische Zaken (EZ) blijkt dat er in 2012 € 727,4 miljoen is uitgegeven aan duurzame energie. Dat is € 186,4 miljoen minder dan begroot. Deze onderbesteding kan drie oorzaken hebben: projecten zijn niet doorgegaan, projecten zijn vertraagd of de energieprijzen zijn hoger dan vooraf was ingeschat (waardoor de subsidie lager wordt).

Het is onduidelijk of het kabinet op koers ligt om de doelstelling van 16% duurzame energie in 2020 te halen. Op dit moment geeft de minister van EZ namelijk geen informatie over hoe en in welke mate de uitgaven nu en in de toekomst zullen bijdragen aan duurzame energieproductie en daarmee aan het bereiken van het 16%-doel. Overigens kan de onderuitputting een signaal zijn dat de doelen niet worden bereikt.

Bij de behandeling van de begroting 2013 heeft de minister toegezegd om voortaan jaarlijks vóór de begrotingsbehandeling een rapportage aan de Tweede Kamer te sturen met informatie over de stappen om tot de 16% in 2020 te komen (Tweede Kamer, 2013). Dit zou een goede ontwikkeling zijn in de transparantie rond beleidsresultaten. De Tweede Kamer kan dan beter beoordelen of de burger waar voor zijn belastinggeld krijgt.

Waterkwantiteit (minister van IenM)

Op het gebied van waterkwantiteit heeft de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) als beleidsdoel in haar begroting opgenomen: het realiseren van de juiste hoeveelheid water op het juiste moment en op de juiste plaats. Het gaat daarbij om het reguleren van hoeveelheden water voor verschillende functies (zoals scheepvaart, waterkeringen, natuur, recreatie, land- en tuinbouw, drinkwater, industrie en energie) om wateroverlast en watertekort te voorkomen.

Hoewel de minister van IenM (deels direct en deels indirect) betrokken is bij de resultaten van dit beleid, heeft zij geen duidelijk omschreven effectdoelen voor het waterkwantiteitsbeleid geformuleerd. Het gevolg hiervan is dat de Tweede Kamer geen informatie krijgt over de mate waarin de beleidsinzet heeft geleid tot het bereiken van de doelstellingen.

De begrotingen van de minister van IenM, het Infrastructuurfonds 2009–2012 c.q. het Deltafonds 2013 geven bovendien geen duidelijk beeld van de uitgaven voor waterkwantiteit. Dit komt doordat de maatregelen ten behoeve van de waterkwantiteit veelal tegelijkertijd dienen ter verbetering van de waterkwaliteit, terwijl de uitgaven voor waterkwaliteit niet zijn opgenomen in de begroting van het Deltafonds (zoals de uitgaven voor het waterkwantiteitsbeleid), maar in de begroting van het Ministerie van IenM. Daarnaast wordt het begrip waterkwantiteit in de begroting van het Deltafonds breder gedefinieerd en omvat het ook waterveiligheid. Een uitspraak over de vraag of de burger waar voor zijn geld krijgt is in dit geval dan ook niet te geven.

JeugdzorgPlus (minister van VWS)

JeugdzorgPlus is een vorm van gesloten opvang en behandeling van jongeren met ernstige gedragsproblemen. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voert beleid om deze jongeren weer op een aanvaardbare wijze te laten participeren in de maatschappij. Hiervoor was in 2012 € 220 miljoen beschikbaar.

De staatssecretaris van VWS stuurt de JeugdzorgPlus-instellingen niet aan op prestaties, omdat er maatwerk vereist is: elke jongere heeft een andere begeleiding nodig. De Tweede Kamer heeft veel belang bij transparantie over de totale beleidsresultaten, zodat zij haar controlerende taak goed kan uitoefenen. Het jaarverslag van de minister van VWS geeft echter geen informatie over de beleidsresultaten.

Uit ons onderzoek blijkt dat het wel degelijk mogelijk is om meer informatie te geven over de mate waarin het doel van het JeugdzorgPlusbeleid wordt gerealiseerd. Een evaluatie uit 2010 laat zien dat ongeveer driekwart van de jongeren positief scoort na een verblijf in de JeugdzorgPlus. Het merendeel van de jongeren heeft een baan of gaat naar school, heeft een stabiele leefsituatie, gebruikt geen drugs en vertoont geen crimineel gedrag.

Tegelijkertijd constateren wij dat de kwaliteit van de gegevens nog beperkt is. De minister van VWS is samen met de JeugdzorgPlus-instellingen bezig om de kwaliteit van de informatie te verbeteren. Zodra deze informatievoorziening op orde is, zal het mogelijk zijn meer inzicht te bieden in de vraag of de burger waar krijgt voor zijn belastinggeld.

Leerwegondersteunend onderwijs (minister van OCW)

Het Leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) heeft als doel om leerlingen uit het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) met een leerachterstand extra te begeleiden om toch het vmbo-diploma te kunnen behalen. Hiervoor was in 2012 € 410 miljoen beschikbaar.

Of de voor LWOO bestemde gelden besteed zijn aan het genoemde doel is niet vast te stellen, omdat de middelen via lumpsumbekostiging aan de scholen zijn toegekend. Scholen hebben vrijheid om deze middelen naar eigen inzicht in te zetten. Welke prestaties scholen leveren met de extra LWOO-middelen is niet bekend. Ook dit vloeit voort uit de lumpsumfilosofie. Dit maakt het zicht op beleidsresultaten des te belangrijker, omdat anders de Tweede Kamer haar controlerende taak niet goed kan invullen. De minister van OCW verantwoordt zich echter niet over de resultaten van het LWOO-beleid.

Uit ons verantwoordingsonderzoek 2012 bij OCW blijkt dat het wel degelijk mogelijk is om meer informatie te geven over de mate waarin het doel van het LWOO-beleid wordt gerealiseerd. Zo blijkt uit ons onderzoek dat 87% van de LWOO-leerlingen die in 2005 aan het VMBO zijn begonnen na zeven jaar (minimaal) het vmbo-diploma heeft behaald. Daarnaast zijn de slagingspercentages van leerlingen met en zonder LWOO-indicatie in de periode 2004–2011 naar elkaar toe gegroeid. Dat is een positieve ontwikkeling. Of dit komt door de inzet van de LWOO-middelen is echter niet vast te stellen, omdat dit geld niet uitsluitend aan de LWOO-geïndiceerde leerlingen besteed hoeft te worden. Bovendien kunnen we niet vaststellen hoe de LWOO-leerling het had gedaan als er geen LWOO-middelen waren geweest, omdat een controlegroep ontbreekt. We kunnen op dit moment dus geen uitspraak doen over de vraag of de burger bij het LWOO-beleid waar krijgt voor zijn belastinggeld.

Samenvattend beeld van de onderzochte beleidsthema’s

De volgende tabel geeft een overzicht van onze bevindingen. Uitgebreidere informatie vindt u in onze rapporten bij de jaarverslagen.

 

Ketenprogramma Afpakken (minister van VenJ)

Duurzame energie (minister van EZ)

Waterkwantiteit (minister van IenM)

JeugdzorgPlus (minister van VWS)

Leerwegondersteunend onderwijs (minister van OCW)

Geld naar doel?

Ja.

Ja, maar er is een onderbesteding van € 186 miljoen.

Ja, maar exact te becijferen is dit niet door het integrale karakter van het waterbeleid.

Ja.

Onbekend (inherent aan lumpsumfinanciering)

Prestaties geleverd?

De minister weet het niet. Hierover wordt niet gerapporteerd door uitvoerders.

Ja.

Ja.

De minister weet het niet (door wijze van financiering).

Onbekend (inherent aan lumpsumfinanciering)

Doelen gerealiseerd?

Doel voor 2012 is net niet gehaald. Langetermijndoel (2017) lijkt niet realistisch.

Het is onduidelijk of de minister op koers ligt voor het 2020-doel.

Onbekend; er zijn geen effectdoelen geformuleerd.

Onbekend; ambitieniveau en monitor ontbreken.

Beeld lijkt positief: meer LWOO-leerlingen behalen vmbo-diploma.

Value for Money?

Niet te beantwoorden, want reguliere investeringen zijn onbekend.

Er zijn positieve indicaties, maar veel onzekerheden.

Niet te beantwoorden; duidelijke doelen ontbreken.

Niet te beantwoorden vanwege gebrek aan data.

Niet te beantwoorden vanwege lumpsumfinanciering.

Wordt Tweede Kamer geïnformeerd?

Ja, maar de informatie is niet consistent en samenhangend.

Ja, over prestaties, maar niet over realisatie van beoogde doelen.

Nee,

Nee (de monitor is nog in ontwikkeling).

Nee.

Licence