Base description which applies to whole site

2.5 Institutionele ontwikkelingen in 2013

Wet Houdbare Overheidsfinanciën

De Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) is op 15 december 2013 van kracht geworden. Met de Wet Hof zijn de Europese begrotingsafspraken omtrent EMU-saldo en EMU-schuld verankerd in nationale wetgeving. De meest in het oog springende Europese begrotingsafspraak is dat op de middellange termijn landen hun begroting structureel in evenwicht moeten brengen en houden.

Naast de Europese afspraken zijn de uitgangspunten van het Nederlands trendmatig begrotingsbeleid vastgelegd in de Wet Hof. Hiermee is invulling gegeven aan het verzoek van de Tweede Kamer om de begrotingsregels wettelijk te verankeren.11 Het gaat om het hanteren van uitgavenkaders, het principe van automatische stabilisatie aan de inkomstenkant van de begroting, en het baseren van het begrotingsbeleid op de meerjarencijfers en de macro-economische ramingen van het CPB.

Omdat de Europese begrotingsafspraken betrekking hebben op de inkomsten en uitgaven van de hele collectieve sector, dus ook van gemeenten, provincies en waterschappen, voorziet de wet in een procedure die er op gericht is dat de decentrale overheden een gelijkwaardige inspanning als de rijksoverheid leveren aan het bereiken en vasthouden van de Europese begrotingsafspraken. De wet voorziet in bestuurlijk overleg met de decentrale overheden alvorens hun gelijkwaardige inspanningsplicht wordt vastgesteld. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet Hof is in januari 2013 een akkoord bereikt met de decentrale overheden over hun bijdrage aan de Europese begrotingsafspraken deze kabinetsperiode. Voor 2013 gold een tekortnorm van 0,5 procent bbp voor alle decentrale overheden gezamenlijk. Het saldo van de decentrale overheden is uitgekomen op – 0,3 procent bbp in 2013. Dit betekent een onderschrijding van de afgesproken tekortnorm. Deze tekortnorm is een macronorm voor het EMU-saldo van de decentrale overheden gezamenlijk, die niet onderverdeeld wordt in een (micro)norm per individuele overheid. Er wordt daarnaast gewerkt met referentiewaarden12, die bedoeld zijn als richtsnoer voor het toegestane tekort op individueel decentraal niveau.

Schatkistbankieren

De wet die alle provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen verplicht om hun tegoeden aan te houden in de Nederlandse schatkist (de zogeheten wet verplicht schatkistbankieren13) is in 2013 van kracht geworden.

Schatkistbankieren heeft een verlagend effect op de Nederlandse EMU-schuld. De EMU-schuld betreft de uitstaande schuld van de gehele overheid aan partijen buiten de overheid. Dit betekent dat de onderlinge schuldverhouding tussen overheidslagen tegen elkaar weggestreept wordt, waardoor de bruto-schuld daalt. Wanneer decentrale overheden hun tegoeden aanhouden in de Nederlandse schatkist, daalt de financieringsvraag van de Nederlandse Staat op de financiële markten. Dit wordt toegelicht in box 2.5.1.

De omvang van de middelen die een decentrale overheid in de schatkist aanhoudt, zal in de loop van de tijd variëren, afhankelijk van de omvang van haar ontvangsten en uitgaven. Voor 2013 werd een schuldreductie van circa 6 miljard euro geraamd. De daadwerkelijke instroom van overtollige middelen in 2013 is uitgekomen op 5,6 miljard euro14. Naast het verlagen van de EMU-schuld draagt verplicht schatkistbankieren bij aan beheersing van kredietrisico’s voor decentrale overheden, zoals wordt beschreven in hoofdstuk 3 van dit Financieel Jaarverslag.

De wet verplicht alle decentrale overheden om hun overtollige (liquide) middelen aan te houden in de schatkist. Het woord «overtollig» verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Als alternatief voor het aanhouden van overtollige middelen in de schatkist kunnen decentrale overheden ervoor kiezen hun tegoeden te gebruiken voor schuldaflossing of om aan elkaar leningen te verstrekken. Voorwaarde is dat er geen (verticale) toezichtrelatie mag bestaan tussen de betrokken decentrale overheden. Ook onderlinge leningen hebben een verlagend effect op de EMU–schuld.

Box 2.5.1 Schuldreductie door schatkistbankieren decentrale overheden

Situatie voor verplicht schatkistbankieren decentrale overheden

De overheidsschuld (ook wel EMU-schuld genoemd) is de brutoschuld van de overheid aan derde partijen. Dat betekent dat (financiële) bezittingen van de overheid niet in mindering worden gebracht op de uitstaande schulden. In de situatie voordat verplicht schatkistbankieren ingevoerd werd voor decentrale overheden konden decentrale overheden hun overtollige (liquide) middelen aanhouden bij private partijen. Deze bezittingen werden niet in mindering gebracht op de uitstaande schuld van de overheid.

Figuur 2.5.1 Voor schatkistbankieren decentrale overheden

Figuur 2.5.1 Voor schatkistbankieren decentrale overheden

Situatie na verplicht schatkistbankieren decentrale overheden

De overheidsschuld betreft de uitstaande schuld van de gehele overheid aan partijen buiten de overheid. Dit betekent dat de onderlinge schuldverhouding tussen overheidslagen tegen elkaar weggestreept wordt bij de berekening van de overheidsschuld. Door consolidatie van schulden en vermogen binnen de gehele collectieve sector daalt de brutoschuld van Nederland.

Figuur 2.5.2 Na schatkistbankieren decentrale overheden

Figuur 2.5.2 Na schatkistbankieren decentrale overheden
Licence