Base description which applies to whole site

2.3.1 Rijksbegroting in enge zin

Tabel 2.3.2 Kadertoetsing Rijksbegroting in enge zin (in miljard euro; «–» is onderschrijding)
 

2015

Kadertoets Miljoenennota 2015

– 0,7

   

Macromutaties

 

Ruilvoet

0,3

HGIS

0,1

Gemeentefonds / Provinciefonds / BTW-compensatiefonds

– 0,5

Winst DNB

0,1

Dividend staatsdeelnemingen

– 0,3

   

Beleidsmatige mutaties

 

EU-afdrachten

1,5

HGIS

0,1

Rijksgebouwendienst

– 0,1

Studiefinanciering en leerlingenaantallen

0,2

Opvang in de regio

0,1

Migratie

0,8

Besparingsverliezen wetstrajecten en DJI

0,1

Huurtoeslag

0,2

Uitvoeringsproblematiek Financiën

0,1

Schikking SBM-offshore

– 0,1

Exportkredietverzekeringen

– 0,1

Invulling taakstelling CAO Rijk

0,4

Onderuitputting diverse begrotingen (inclusief HGIS)

– 1,1

Invullen in=uit taakstelling

1,0

Kasschuiven

– 1,1

Overig

0,0

Kadertoets Financieel Jaarverslag van het Rijk 2015

1,0

Het deelkader Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng) laat in 2015 een overschrijding zien van 1,0 miljard euro. Ten opzichte van de Miljoenennota 2015 heeft het kabinet onder dit deelkader 1,7 miljard euro meer uitgegeven dan eerder verwacht, zoals tabel 2.3.2 toont.

In vergelijking met de Miljoenennota 2015 is er sprake van een ruilvoettegenvaller. De ruilvoet is de verhouding tussen enerzijds de daadwerkelijke loon- en prijsontwikkeling van de uitgaven onder het kader en anderzijds de bijstelling van het uitgavenkader aan de prijs Nationale Bestedingen (pNB). De pNB-ontwikkeling viel in 2015 lager uit dan verwacht, waardoor het uitgavenkader naar beneden is bijgesteld. Ook de daadwerkelijke lonen en prijzen van de uitgaven onder het kader RBG-eng waren lager dan waarmee rekening werd gehouden, maar vielen minder laag uit dan de lagere pNB. Dat heeft geleid tot een tegenvaller onder het kader RBG-eng.

Het budget voor ontwikkelingssamenwerking (HGIS) stijgt en daalt mee met de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni). Het bni is in 2015 naar boven bijgesteld, waardoor ook meer HGIS-budget beschikbaar kwam.

De normeringsystematiek schrijft voor dat de hoogte van de rijksuitgaven doorwerkt op het Gemeentefonds, het Provinciefonds en het Btw-Compensatiefonds, via het zogenoemde accres. In 2015 was er onder andere sprake van een lagere loon- en prijsbijstelling, meevallers bij de dividenden van staatsdeelnemingen en verschillende kasschuiven die de netto rijksuitgaven drukten. Daar stonden hogere uitgaven aan bijvoorbeeld migratie tegenover. Per saldo was er sprake van lagere rijksuitgaven dan verwacht, en daarmee ook van een lager accres.

De winstafdracht van de Nederlandsche Bank (DNB) is in 2015 iets lager uitgevallen dan geraamd. Het dividend op de staatsdeelnemingen viel mee in 2015, omdat de dividenden van Tennet, de NS en Gasunie in 2014 hoger waren dan verwacht.

Bij het Nederlandse deel van de EU-afdrachten hebben zich verschillende mutaties voorgedaan. De verticale toelichting (zie internetbijlage 4) licht deze mutaties in detail toe. De grootste mutatie heeft betrekking op de vertraagde Nederlandse korting door de vertraagde ratificatie van het zogenoemde Eigenmiddelenbesluit. Het Eigenmiddelenbesluit is niet door alle lidstaten in 2015 geratificeerd. De korting voor Nederland over 2014 en 2015 – onderdeel van het Eigenmiddelenbesluit – slaat daardoor neer in 2016 en niet in 2015.

De Rijksgebouwendienst heeft de tarieven voor departementen kunnen verlagen door de afschrijvingstermijnen te verlengen en door de lagere rente.

Het aantal leerlingen en studenten in 2015 bleek hoger dan in de begroting 2015 werd geraamd. Ook de realisatie van de studiefinanciering laat voor 2015 een tegenvaller zien ten opzichte van de in de OCW-begroting verwerkte raming.

Het kabinet heeft in 2015 110 miljoen euro extra beschikbaar gemaakt voor opvang in de regio en de geraamde asielinstroom voor 2015 naar boven bijgesteld om de hogere opvangkosten van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) te dekken. De kosten voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden tellen mee als ontwikkelingshulp (ODA, Official Development Assistance).

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) kende tegenvallers omdat de invoering van de wetsvoorstellen «verhoging griffierechten», «stelselherziening rechtsbijstand» en «eigen bijdrage regelingen» vertraging opliep. Daarnaast had de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) eind 2014 een negatief eigen vermogen van 77 miljoen euro. Dat tekort moest VenJ in 2015 verplicht aanvullen.

De uitgaven aan huurtoeslag zijn in 2015 hoger uitgevallen dan verwacht. De economische omstandigheden en een afname van het niet-gebruik leidden vorig jaar tot een grotere stijging van het aantal mensen dat huurtoeslag aanvroeg dan geraamd.

Het Ministerie van Financiën liet een tegenvaller zien door problemen in de uitvoering, met name bij de Belastingdienst. Nieuwe wet- en regelgeving creëerden extra uitvoeringskosten, net als de bijdrage aan de generieke digitale infrastructuur. Omdat vereenvoudiging van fiscale wetgeving (het zogenoemde spoor II) vertraging heeft opgelopen, is de taakstelling bij de Belastingdienst nog niet behaald.

Een financiële meevaller was de schikking van het Openbaar Ministerie met SBM Offshore. Een ander meevaller bestond uit een opwaartse bijstelling van de recuperatieramingen van de exportkredietverzekeringen (EKV), onder andere door het in 2014 gesloten schuldenakkoord tussen Argentinië en de Club van Parijs. Daarin is afgesproken dat Argentinië meer schulden aflost. Via EKV-recuperaties krijgt de Nederlandse overheid een substantieel deel van de Argentijnse betalingen.

Overheidswerkgevers en drie centrales van overheidspersoneel hebben vorig jaar een bovensectorale overeenkomst gesloten voor loonruimte in de publieke sector. Het kabinet heeft als onderdeel van de afspraken voor 2015 400 miljoen euro aanvullende arbeidsvoorwaardenruimte beschikbaar gesteld.

Op diverse begrotingen was sprake van onderuitputting. In het algemeen mogen departementen maximaal 1 procent van hun gecorrigeerde begrotingstotaal meenemen naar het nieuwe jaar via de zogenoemde eindejaarsmarge. Het kabinet hanteert daarbij de technische veronderstelling dat in het volgende jaar een gelijk bedrag aan onderuitputting optreedt. Deze veronderstelling boekt het kabinet als de zogenoemde «in=uit-taakstelling». Deze taakstelling zorgt ervoor dat de uitgaven die doorgeschoven zijn naar het volgende jaar het EMU-saldo niet beïnvloeden. In 2015 is dus ook de in=uit-taakstelling ingevuld die volgde uit de eindejaarsmarge van 2014.

De post kasschuiven bestaat uit meerdere mutaties. In de meeste gevallen worden budgetten verschoven van 2015 naar 2016, bijvoorbeeld omdat voorgenomen beleidsmaatregelen (deels) niet in 2015 plaatsvonden. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het Revolverend Fonds Energiebesparing III, bij de investeringsagenda van de Belastingdienst en bij de beschikbare middelen voor de CAO’s. De post «Overig» bevat een aantal kleinere mutaties.

Licence