Base description which applies to whole site

4.2.3 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Regelingen zijn gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), indien afhankelijkheid bestaat van gegevens die door belanghebbenden verstrekt worden. Dit is vaak het geval bij subsidies, uitgaven sociale zekerheid en belastingen.

Box 4.1 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Onder misbruik wordt verstaan: het bewerkstelligen van geen of te geringe betaling van verplichte bijdragen aan de overheid en van het verkrijgen of genieten van een (te hoge) uitkering door het bewust niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig verstrekken van inlichtingen.

Onder oneigenlijk gebruik wordt verstaan: het volgens de regels van de wet, maar in strijd met de bedoeling van de wettelijke bepalingen, geheel of ten dele ontgaan van een verplichte bijdrage aan de overheid en verkrijgen of genieten van een (te hoge) uitkering.39

Ieder departement hoort inzicht te hebben in de M&O-gevoelige regelingen, de potentiële risico’s op M&O en de gewenste en getroffen maatregelen om M&O te voorkomen en te bestrijden. De omvang van de te nemen maatregelen voor een toereikend M&O-beleid wordt echter wel begrensd door:

  • inherente beperkingen in wettelijke bepalingen, zoals privacywetgeving;

  • politieke overwegingen;

  • beperkingen in de betrouwbaarheid van gegevens van externe partijen;

  • een te ongunstige verhouding tussen de kosten die aan de te nemen (extra) maatregelen zijn verbonden in relatie tot het nut van die maatregelen.

Deze beperkingen veroorzaken inherente onzekerheid bij het voorkomen en bestrijden van M&O.

Wanneer het M&O-beleid toereikend is, hebben eventuele inherente onzekerheden geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de uitgaven en het oordeel daarover van de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer.

Over regelingen met ontoereikend M&O-beleid moeten departementen rapporteren in het onderdeel «Rechtmatigheid» van de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementaal jaarverslag. Onzekerheid die het gevolg is van onvoldoende M&O-beleid kan, afhankelijk van de omvang, wel negatieve gevolgen hebben voor het oordeel van de Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer. De bedrijfsvoeringsparagrafen van de departementale jaarverslagen maken geen melding van M&O-beleid dat (op onderdelen) niet toereikend is. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het M&O-beleid in opzet en werking bij alle departementen toereikend is.

Vanaf 2014 moeten de departementen in de bedrijfsvoeringsparagrafen hun M&O-beleid beschrijven voor de onderkende M&O-risico’s, inclusief de maatregelen die zijn of worden ingezet om deze M&O-risico’s te beheersen. In de bedrijfsvoeringsparagrafen worden eveneens de resterende M&O-risico’s beschreven en gekwantificeerd na uitvoering van het M&O-beleid.

Licence