Base description which applies to whole site

2.3.1. Rijksbegroting in enge zin

Het deelkader Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng) laat een overschrijding zien van 1,5 miljard euro, zoals tabel 2.3.3 toont. Dat is ongeveer 150 miljoen euro meer dan verwacht bij de Miljoenennota 2016.

Tabel 2.3.3 Kadertoetsing Rijksbegroting in enge zin (in miljarden euro; – is onderschrijding)
 

2016

Kadertoets Miljoenennota 2016

1,3

   

Macromutaties

 

Ruilvoet

0,5

HGIS

– 0,2

Gemeentefonds / Provinciefonds / BTW-compensatiefonds

0,1

Winst DNB

0,2

Dividend staatsdeelnemingen

– 0,4

Grote schikkingen

– 0,3

Beleidsmatige mutaties

 

EU-afdrachten

1,9

HGIS

0,4

Migratie

0,7

Inzet asielreserve

– 0,3

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

0,1

Huurtoeslag

0,2

Veiligheid en Justitie

0,2

Onderuitputting diverse begrotingen

– 1,8

Invullen in=uit taakstelling

1,6

Kasschuiven

0,2

Overig

– 0,2

Kadercorrectie EU-afdrachten

– 2,8

Kadertoets Financieel Jaarverslag van het Rijk 2016

1,5

In vergelijking met de Miljoenennota 2016 is er sprake van een ruilvoettegenvaller. Het uitgavenkader is een plafond voor het niveau van de overheidsuitgaven in reële termen. De uitgavenkaders worden geïndexeerd met de zogenoemde prijs nationale bestedingen (pnb). Als de lonen en prijzen in de collectieve sector harder stijgen dan in de markt, dan zal dat moeten worden gecompenseerd met een lagere volumeontwikkeling, om de uitgaven toch binnen het uitgavenkader te houden. Een ander woord voor de relatieve prijsontwikkeling van de collectieve uitgaven ten opzichte van de markt is de zogenoemde ruilvoet. Sinds de Miljoenennota 2016 zijn de lonen en prijzen van de collectieve sector meer gestegen dan de prijs nationale bestedingen. In 2016 zijn zowel de pnb als de daadwerkelijke loon- en prijsontwikkeling lager uitgevallen dan verwacht, maar aangezien de daling bij de pnb groter was is er per saldo sprake geweest van een ruilvoettegenvaller.

Het budget voor internationale samenwerking (HGIS) stijgt en daalt mee met de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni; voor het Official Development Assistance (ODA)-gedeelte) en de prijs bbp (voor het non-ODA-gedeelte). De ontwikkeling van het bni en de prijs bbp kwam in 2016 lager uit dan werd verwacht bij de Miljoenennota 2016, waardoor ook minder HGIS-budget beschikbaar kwam.

De normeringssystematiek schrijft voor dat de ontwikkeling van netto gecorrigeerde de rijksuitgaven doorwerkt op de uitkering aan het Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds. In 2016 vielen de rijksuitgaven hoger uit dan verwacht, waardoor de uitkering aan de betreffende fondsen ook steeg. Dit kwam onder meer door hogere uitgaven aan migratie, huurtoeslag en veiligheid, maar een lagere loon- en prijsbijstelling en meevallers bij de dividenden en afdrachten van staatsdeelnemingen drukten de groei van de uitkering.

De winstafdracht van DNB viel in 2016 lager uit dan verwacht als gevolg van het opbouwen van een voorziening voor de risico’s van kwantitatieve verruiming door de ECB. Hiervan is 0,2 miljard euro relevant voor het uitgavenkader. De dividenden en afdrachten van staatsdeelnemingen vielen juist hoger uit dan werd verwacht, onder andere door meevallers bij Tennet, Schiphol en Holland Casino.

In de zaak met het telecombedrijf Vimpelcom is er in 2016 een schikking getroffen van 358 miljoen euro. Mede hierdoor heeft de overheid meer aan schikkingen ontvangen dan werd geraamd.

De Nederlandse afdrachten aan de Europese Unie zijn bijgesteld, onder andere vanwege de achtste aanvullende begroting 2015 van de Europese Unie, de verrekening van het surplus over 2015, de gevolgen van de voorjaarsraming 2016 van de Europese Commissie en twee vrijgevallen reserveringen.7 In het najaar van 2016 is het Eigenmiddelenbesluit geratificeerd met daarin de kortingen op de nationale afdrachten en de verlaging van de perceptiekostenvergoeding van 25 naar 20 procent per oktober 2016. Het Europees Parlement heeft het aanvullende begrotingsvoorstel laat aangenomen, waardoor de korting op de afdrachten pas in 2017 is ontvangen.8 Tot slot zijn aan het einde van het jaar de realisatiecijfers van de Europese Commissie over 2016 verwerkt in de afdrachten.

Het kabinet heeft de asielraming voor 2016 eind 2015 aangepast naar een instroom van 58.000 asielzoekers en extra middelen vrijgemaakt voor de kosten van migratie. Voor de dekking van (een deel van) deze kosten heeft het kabinet geld uit de asielreserve ingezet. Een ander deel van deze kosten voor migratie kwam voor rekening van het HGIS-budget, omdat kosten voor eerstejaarsopvang van asielzoekers volgens internationale afspraken meetellen in ODA-uitgaven. In het najaar van 2016 bleek de asielinstroom lager dan verwacht. Het kabinet heeft daarom een deel van de ODA-toerekening voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers teruggeboekt van de begroting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) naar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS). Verder is het ODA-deel van de kosten voor eerstejaarsopvang in 2015 en 2016 gecorrigeerd met 31 miljoen euro. Dat bedrag heeft het kabinet gereserveerd voor het Noodhulpfonds en kan het kabinet flexibel inzetten tot en met 2017. De beleidsmatige mutaties op het HGIS-budget bestaan verder onder andere uit meerjarig geld voor opvang in de regio Syrië en de Turkey Refugee Facility.

Bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap was sprake van hogere uitgaven, onder andere als gevolg van een hoger aantal leerlingen en studenten dan geraamd in de begroting. Dit werd veroorzaakt door demografische ontwikkelingen (zoals de instroom van asielzoekers in het primair en voortgezet onderwijs) en nieuwe gegevens over leerlingenaantallen per instelling.

Bij de huurtoeslag was er sprake van tegenvallers, onder meer door de instroom van vluchtelingen met een verblijfsvergunning, een lager niet-gebruik en een aanpassing van het heffingsvrije vermogen. Ook resteerde er nog een niet gedekt tekort van het jaar ervoor.

Bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie vielen de uitgaven ongeveer 0,2 miljard euro hoger uit dan verwacht. Het kabinet heeft onder andere extra geld uitgegeven aan de Nationale Politie.

Op diverse begrotingen was sprake van onderuitputting. Departementen mogen maximaal 1 procent van hun gecorrigeerde begrotingstotaal meenemen naar het nieuwe jaar via de zogenoemde eindejaarsmarge. Het kabinet hanteert daarbij de technische veronderstelling dat in het volgende jaar een gelijk bedrag aan onderuitputting optreedt. Deze veronderstelling boekt het kabinet als de zogenoemde in=uit-taakstelling. Deze taakstelling zorgt ervoor dat de uitgaven die doorgeschoven zijn naar het volgende jaar het EMU-saldo niet beïnvloeden. In de Voorjaarsnota 2016 is de in=uit-taakstelling opgehoogd op basis van verwachte onderuitputting voor 2016 tot in totaal 2,5 miljard euro. Bij Miljoenennota 2017 is 150 miljoen euro van de in=uit-taakstelling ingevuld. Vervolgens heeft het kabinet in de Najaarsnota 2016 de taakstelling voor 1,4 miljard euro ingevuld dankzij de onderuitputting die toen bekend was. Het restant van de taakstelling vult het kabinet nu in, in dit Financieel Jaarverslag van het Rijk.

De post kasschuiven, uitgaven die van het ene jaar naar het andere verschuiven, bestaat uit meerdere onderdelen. Grote kasschuiven in 2016 waren bijvoorbeeld het eerder dan gepland betalen van (een deel van) de Nederlandse bijdrage aan de Wereldbank en de vooruitbetaling van (een deel van) de verplichtingen aan vervoersbedrijven. De post Overig bevat een aantal kleinere mutaties.

Tot slot is het kader RBG-eng gecorrigeerd voor de budgettaire gevolgen van de ratificatie van het Eigenmiddelenbesluit.

Licence