Base description which applies to whole site

1.3.2 Ontwikkeling van het overheidssaldo

De hogere uitgaven en lagere inkomsten hebben tot een historisch snel oplopend tekort geleid. Het EMU-saldo bedroeg in 2020 ‒ 4,3 procent van het bbp, zoals figuur 1.3.2 laat zien. Bij de Miljoenennota 2020 werd er nog op een overschot gerekend van 0,2 procent van het bbp. Het overheidssaldo is dus 4,5 procentpunt negatiever gebleken dan bij de Miljoenennota 2020 werd verwacht. Dat betekent dat Nederland in 2020 bijna 34 miljard euro meer heeft uitgegeven dan er is ontvangen. Dit kwam zowel door de hogere uitgaven als gevolg van de coronacrisis als door de lagere ontvangsten dan bij de Miljoenennota werd geraamd.

Figuur 1.3.2 Ontwikkeling van het overheidssaldo5 (in procenten bbp)

Door dit EMU-tekort is Nederland door de Europese grenswaarde van 3% van het bbp gebroken. In maart 2020 heeft de Europese Commissie de algemene ontsnappingsclausule van de Europese begrotingsregels geactiveerd, die is vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Hierdoor kunnen lidstaten in de preventieve arm tijdelijk afwijken van hun structurele begrotingsinspanning. Lidstaten hoeven daarom nu niet te voldoen aan (het pad naar) hun middellangetermijndoelstelling (MTO), op voorwaarde dat de houdbaarheid van de staatsschuld op middellange termijn niet in gevaar wordt gebracht.

De grenswaarden van de correctieve arm van het SGP zijn wel nog steeds van toepassing. De Commissie heeft vorig jaar echter geconcludeerd dat het openen van buitensporigtekortprocedures niet gerechtvaardigd is, vanwege de uitzonderlijke onzekerheid van de macro-economische en budgettaire impact van de coronacrisis. Daarmee heeft het overschrijden van Europese grenswaardes vooralsnog geen gevolgen voor Nederland.

Het EMU-saldo is minder negatief dan de ‒ 6,2 procent van het bbp dat bij de Najaarsnota 2020 werd geraamd. De verbetering ten opzichte van deze raming wordt deels veroorzaakt door een verschuiving van uitgaven in 2020 naar 2021, maar met name doordat de inkomsten in 2020 hoger waren dan geraamd en doordat de economie zich sneller herstelde dan verwacht. De mutaties met gevolgen voor het EMU-saldo worden in tabel 1.3.2 uiteengezet.

Tabel 1.3.2 Verticale toelichting EMU-saldo
 

Miljoenen euro

Procenten bbp

EMU-saldo MN 2020

1.880

0,2%

Noemereffect

 

0,0%

Belasting en premie-inkomsten

‒ 5.678

‒ 0,7%

Nood- en steunmaatregelen corona (uitgaven op kasbasis)

‒ 27.795

‒ 3,5%

Loon- en prijsbijstelling

‒ 549

‒ 0,1%

Niet beleidsmatige mutatie WW en bijstand

‒ 620

‒ 0,1%

Reguliere uitgaven onder het uitgavenplafond

‒ 461

‒ 0,1%

Dividend financiële staatsdeelnemingen

‒ 673

‒ 0,1%

Gasbaten (transactiebasis)

‒ 756

‒ 0,1%

Overige uitgaven niet-relevant voor het uitgavenplafond

915

0,1%

Kastransactieverschillen nood- en steunmaateregelen corona

‒ 2.312

‒ 0,3%

Storting in begrotingsreserves

1.663

0,2%

Overig

419

0,1%

EMU-saldo Financieel Jaarverslag Rijk 2020

‒ 33.966

‒ 4,3%

Bij de overschrijding van het reguliere uitgavenplafond gaat het om enkele mutaties die nader worden toegelicht in paragraaf 2.1. Bij de kastransverschillen van de nood- en steunmaatregelen van de coronacrisis gaat het vooral om de NOW en de TVL. Een kastransverschil ontstaat als de uitgave in 2021 wordt gedaan (uit de kas), maar een transactie uit 2020 betreft. De storting in begrotingsreserves bestaat hoofdzakelijk uit een storting in de Stimulering Duurzame Energieproductie en klimaattransitie (SDE).

5

Het EMU-saldo 1995 wordt vertekend door een eenmalige saldobelasting van 4,9 procent van het bbp wegens de balansverkorting tussen het Rijk en woningbouwcorporaties in dat jaar

Licence