Base description which applies to whole site

1.3 Overheidsfinanciën

Corona bepaalde ook in 2021 het leven in Nederland. Dit had forse gevolgen voor de Nederlandse overheidsfinanciën. Het kabinet heeft omvangrijke nood- en steunmaatregelen genomen om de gevolgen van de coronacrisis te dempen. Dit heeft net als in 2020 geleid tot hogere uitgaven. Deze coronagerelateerde uitgaven zijn niet ten koste gegaan van de reguliere uitgaven, waardoor het verlies aan economische activiteit zo veel mogelijk is opgevangen. Het plaatsen van de coronagerelateerde uitgaven buiten de begrotingskaders is een uitzonderlijke keuze, die het kabinet in maart 2020 bewust heeft gemaakt vanwege het unieke karakter van deze crisis. In de paragrafen 1.3.1 en 2.1.4 van dit Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt uitgebreider stilgestaan bij deze coronagerelateerde maatregelen.

Door de extra coronagerelateerde uitgaven zijn zowel het begrotingstekort als de overheidsschuld gestegen. Ondank deze stijging voldeed Nederland in 2021, in tegenstelling tot de verwachting bij Najaarsnota 2021, aan de Europese criteria voor het overheidssaldo en de overheidsschuld uit de correctieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Deze positieve bijstelling heeft diverse oorzaken. Zo kwamen er door het krachtige economische herstel meer belasting- en premie-inkomsten binnen dan verwacht bij Najaarsnota 2021. Daarnaast zijn de coronagerelateerde uitgaven lager uitgevallen dan eerder geraamd. Tot slot valt op dat het EMU-saldo van de decentrale overheden en de sociale fondsen positiever uitvalt dan eerder geraamd. Voor de decentrale overheden is het EMU-saldo zelfs omgeslagen van een begrotingstekort naar een overschot.

Centraal in 2021 stond ook de verdere afhandeling van het rapport van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK). Hiervoor zijn aanzienlijke middelen uitgetrokken. Daarnaast heeft het kabinet extra middelen uitgetrokken voor jeugdzorg. Deze extra middelen zijn niet gecompenseerd met lagere uitgaven elders, waardoor er een plafondoverschrijding is ontstaan. Tegenover deze plafondoverschrijding stond in 2021 een hoge onderuitputting bij het plafond Rijksbegroting, zoals te zien is in figuur 1.3.1. Hierin valt op dat de onderuitputting hoger is dan de afgelopen zes jaar en bijna twee keer zo hoog als de onderuitputting in 2020. De oorzaken hiervoor zijn divers en worden, net als de uitgaven, nader toegelicht in paragraaf 2.1 van dit Financieel Jaarverslag van het Rijk.

Figuur 1.3.1 Onderuitputting plafond Rijksbegroting

Dat het een bijzonder jaar was voor de Nederlandse overheidsfinanciën, blijkt ook uit een andere manier waarop de coronacrisis haar weerslag had op het begrotingsproces. Afgelopen jaar is namelijk uitzonderlijk vaak een beroep gedaan op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016 (CW): in totaal 59 keer. Hierdoor konden ministeries in uitzonderlijke gevallen verplichtingen aangaan en uitgaven doen vóórdat de Staten-Generaal deze officieel hadden geautoriseerd. Met een uitgebreid aantal (63 in totaal) incidentele suppletoire begrotingen (ISB's) werd de Staten-Generaal zo adequaat mogelijk geïnformeerd over de maatregelen en de budgettaire gevolgen daarvan. (Ter vergelijking: in 2019 waren er vijf ISB's en werd er geen beroep gedaan op artikel 2.27 van de CW.) Deze manier van handelen stelde het kabinet in staat om in tijden van crisis snel te handelen. Het zette echter ook het begrotingsproces onder druk. In hoofdstuk 3 van dit Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt hier uitgebreid bij stilgestaan.

Tot slot schetst en vergelijkt tabel 1.3.1 de overheidsfinanciën van de Miljoenennota 2021 en van dit Financieel Jaarverslag van het Rijk. Deze budgettaire kerngegevens worden nader toegelicht in hoofdstuk 2 van dit Financieel Jaarverslag van het Rijk.

Tabel 1.3.1 Budgettaire kerngegevens (in miljarden euro, tenzij anders aangegeven)
 

MN 2021

FJR 2021

Verschil

Inkomsten (belastingen en sociale premies)

293,0

322,4

29,3

    

Nood- en steunmaatregelen corona relevant voor EMU-saldo (uitgaven)

12,3

31,1

18,8

Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond

314,5

315,9

1,3

Rijksbegroting

148,4

152,0

3,6

Sociale Zekerheid

90,9

87,8

‒ 3,1

Zorg

75,3

76,1

0,8

Overige netto-uitgaven en correcties voor het EMU-saldo

9,8

‒ 1,1

‒ 10,9

Totale netto-uitgaven en correcties voor het EMU-saldo

336,6

345,8

9,2

    

EMU-saldo centrale overheid

‒ 43,5

‒ 23,4

20,1

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 1,4

1,5

2,9

    

EMU-saldo collectieve sector

‒ 44,9

‒ 21,9

23,0

EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)

‒ 5,5%

‒ 2,5%

2,9%

    

EMU-schuld collectieve sector

502

448

‒ 54

EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp)

61,1%

52,1%

‒ 9,0%

    

Bruto binnenlands product (bbp)

822

861

39

Licence