Base description which applies to whole site

A ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1 tot en met 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2020 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Op 29april 2020 is de eerste suppletoire begroting 2020 naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2019/20, 35450 VII, nr. 1). Vervolgens is op 29mei 2020 de eerste incidentele begroting 2020, inzake maatregelen doorbouwen tijdens de coronacrisis en vergoeding rouwvervoer, en op 8juli 2020 de tweede incidentele suppletoire begroting, inzake Urgendamiddelen, naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2019/20, 35478, nr. 1 en Kamerstukken II 2019/20, 35521, nr. 1). De behandeling van deze suppletoire begrotingen in de Staten-Generaal is nog niet afgerond. Om deze reden is de in de begrotingsstaat opgenomen stand suppletoire begrotingen nog niet door beide Kamers bekrachtigd.

Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitvoering van de spoedeisende maatregelen die in deze derde incidentele suppletoire begroting zijn opgenomen van dusdanig belang zijn voor het Rijk dat niet gewacht kan worden op formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregelen starten voordat deze autorisatie is gegeven. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.

De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Licence