Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

Op het Europese continent woedt al meer dan drie jaar een grootschalige internationale oorlog. Onze veiligheid, vrijheid en toekomst worden bedreigd. Een sterke en slimme krijgsmacht die het gevecht lang kan volhouden, in samenwerking met onze bondgenoten, is daarom urgent en noodzakelijk. Dit kan Defensie niet alleen, maar vraagt ook om versterking van de defensie-industrie, innovatiekracht en weerbaarheid van de Nederlandse samenleving. Alleen zo kunnen we samen beschermen wat ons dierbaar is.

In de Defensienota 2024 is de koers hiervoor uitgezet om, samen met onze partners, onze strategische doelstellingen te bereiken: 1) afschrikken en voorbereid zijn op grootschalig militair conflict in het NAVO-verdragsgebied; 2) klaar voor het gevecht van de toekomst en veranderende dreigingen; 3) klaar voor nationale taken en ondersteuning van civiele autoriteiten. De gereedheid, inzetbaarheid en gevechtskracht moeten hiervoor snel omhoog. Naast de versterking van de eigen krijgsmacht blijven we Oekraïne onverminderd steunen, zoals is afgesproken in het regeerprogramma. Door samen te werken met Oekraïne voorzien we Oekraïne van de noodzakelijke steun om de Russische agressie tegen te houden en versterken we de Europese en Nederlandse krijgsmacht en industrie.

Om dit te realiseren, heeft dit kabinet extra middelen aan Defensie toegekend met het hoofdlijnenakkoord, de Miljoenennota 2025 en in de Voorjaarsnota 2025.

Defensie zet in op meer mensen, meer materieel, meer innovatie, meer digitalisering en meer samenwerking. Defensie heeft sterke, goed gevulde teams nodig om te beschermen wat ons dierbaar is. Dit moet uiteindelijk leiden tot een organisatie van minimaal 100.000 mensen die zo nodig nog verder kan opschalen; er wordt daarbij voor nu grofweg ingeschat dat de oorlogsorganisatie moet kunnen beschikken over maximaal 200.000 mensen. Met een verscheidenheid aan talenten, inzichten en achtergronden streeft defensie naar een organisatie die gelijke kansen biedt aan iedereen. Voor die grotere diverse organisatie is meer ruimte nodig voor training, huisvesting en opslag voor materieel.

De toenemende geopolitieke spanningen en technologische ontwikkelingen dwingen ons om onze krijgsmacht te transformeren. Innovatie is geen luxe, maar een absolute noodzaak. We moeten niet alleen reageren op nieuwe dreigingen, maar deze ook kunnen overtreffen. Dit betekent investeren in technologie, slimme systemen en een sterkere defensie-industrie die in staat is om snel en efficiënt te leveren.

De veiligheid en de weerbaarheid van onze samenleving zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van Defensie, partners binnen en buiten de overheid en de samenleving. Effectieve afschrikking begint met voorbereid zijn op dreigingen. Investeringen in defensie en bredere veiligheid bieden bovendien ook economische, technologische, sociale en andere kansen voor de samenleving.

In deze beleidsagenda wordt toegelicht wat Defensie in 2026 gaat doen om een sterke en slimme krijgsmacht te realiseren, die samen het Koninkrijk, Europa en het bondgenootschappelijk gebied veilig houdt.

Financiële ontwikkelingen

Het kabinet Schoof heeft structureel cumulatief € 3,1 miljard toegevoegd aan de defensiebegrotingen (Hoofdlijnenakkoord en Miljoenennota 2025). Daarmee zet dit kabinet de noodzakelijke budgettaire stappen om de defensie-uitgaven te laten groeien naar de voormalige NAVO-norm van 2% (defensie-uitgaven uitgedrukt in percentage van het Nederlands bruto binnenlands product, bbp), zoals ook afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord en vastgelegd in de Wet Financiële Defensieverplichtingen die op 17 juni door de Eerste Kamer is aangenomen. Met de Voorjaarsbesluitvorming 2025 is nog eens € 737 miljoen toegevoegd (opbouw vanaf 2027, structureel vanaf 2030). Deze middelen komen bovenop het minimum van 2%, waarvoor met Voorjaarsnota € 420 miljoen aan de defensiebegroting is toegevoegd. De extra middelen die het kabinet aan Defensie beschikbaar heeft gesteld, worden verspreid over de komende jaren uitgegeven. Voor de intensiveringsreeks startend in 2027 en oplopend tot structureel € 737 miljoen vanaf 2030 wordt een bestedingsplan opgesteld, waarover uw Kamer zal worden geïnformeerd. Budgettaire verwerking van het bestedingsplan volgt dan met het eerstvolgende begrotingsmoment. Ondanks externe marktkrapte lukt het Defensie om de defensie-uitgaven in absolute zin in korte tijd snel te verhogen. Dit toont niet alleen de ambitie van Defensie, maar ook het aanpassings- en groeivermogen van de organisatie.

In het kader van de versnelde gereedheid voor hoofdtaak 1 wordt de flexibiliteit die de begroting levert benut. Om in te springen op eventuele nieuwe, onvoorziene dreigingen, kansen of technologische ontwikkelingen wordt o.a. het instrument overprogrammering gebruikt (zie ook het Defensiematerieelbegrotingsfonds). Dit instrument wordt in het kader van een versnelde gereedheid in 2026 en 2027 opgehoogd van 30% naar 40%. Daarnaast wordt in het kader van een versnelde gereedheid ook gekeken naar herprioritering in tijd bij projecten (DMF) en/of op de exploitatie (Defensiebegroting) in het geval er onderuitputting dreigt te ontstaan. Gedurende het jaar kan bijvoorbeeld op basis van actuele informatie afkomstig van producenten een project vertragen (of versnellen). Dit biedt dan ruimte gedurende het jaar om urgente en nog onvoorziene uitgaven te financieren (nieuwe projecten dan wel bestaande projecten vergroten). Het budget voor de vertraagde projecten wordt dan tijdelijk ingezet voor een versnelde gereedheid waarna deze bij het volgende begrotingsmoment worden aangevuld vanuit de nog niet verplichte budgetten in het DMF in latere jaren. Uw Kamer wordt hierin uiteraard in meegenomen.

De totale defensie-uitgaven (begroting Ministerie van Defensie en DMF) bedragen in 2026 € 27,7miljard (in 2025 in totaal € 26,0 miljard). In 2025 is van dit totale budget € 4,7 miljard bestemd voor militaire steun aan Oekraïne; in 2026 is dit € 2,7 miljard. Het totaal aan defensie-uitgaven komt in 2026 overeen met een NAVO-norm van 2,02% op basis van de Nederlandse berekeningswijze (2,24% inclusief militaire steun aan Oekraïne). Dit is in figuur 1 weergegeven. De rode lijn geeft het NAVO-percentage weer volgens de Nederlandse berekeningswijze, inclusief militaire steun aan Oekraïne en de groene lijn geeft het NAVO-percentage weer volgens de Nederlandse berekeningswijze, exclusief militaire steun aan Oekraïne. Daarmee behaalt Nederland in 2026 de huidige NAVO-norm van 2%, ook in de meest conservatieve berekeningswijze. Daarnaast kent de NAVO ook een berekeningswijze voor het percentage. Dit percentage is volgens de NAVO-berekeningswijze in 2024 2,06%12.

Figuur 1 NAVO-percentage

Artikel 1 van de Wet Financiële Defensieverplichtingen, die op 17 juni door de Eerste Kamer is aangenomen, regelt dat de input voor de defensiebegroting ieder jaar steeds minimaal 2% van het bbp bedraagt. Hoewel deze wet formeel pas op 1 januari 2026 van kracht wordt, past het kabinet artikel 1, zoals beschreven in Voorjaarsnota 2025, reeds vanaf 1e Suppletoire Begroting 2025 toe. Zie bijlage 6.6 voor tabel Input-Output Defensie-uitgaven 2% bbp.

In onderstaande figuur 2 is de investeringsquote opgenomen. De extra toegevoegde budgetten zijn hierin verdisconteerd. De investeringsquote drukt de defensie-investeringen uit in een percentage van de totale defensiebegroting exclusief militaire steun Oekraïne. De NAVO hanteert een richtlijn van minimaal 20% voor de investeringsquote. In 2026 is de vijfjaars-gemiddelde investeringsquote geraamd op 29,5%.

Figuur 2 Investeringsquote

Koers van Versterking

Internationale veiligheid

Internationale samenwerking is essentieel om een antwoord te bieden op dreigingen in een veranderende geopolitieke wereld. Ook in 2026 bundelt Defensie daarom de krachten met bondgenoten en partners, binnen het NAVO-bondgenootschap en Europa, en door bilaterale samenwerking. Ook in 2026 zet Defensie het gehele instrumentarium voor internationale samenwerking geïntegreerd in, waaronder defensiediplomatie, capaciteitsopbouw, inzet en materieelsamenwerking.

Defensie levert ook in 2026 een militaire bijdrage aan de afschrikking door en verdediging van de NAVO, waaronder aan de Multinational Battle Group (voorheen eFP) in Litouwen. Nederland draagt bij aan de nieuwe NAVO-plannen voor de afschrikking en verdediging, zoals de Regional Plans, het NATO New Force Model en de Command & Control plannen.

Defensie zet zich in voor samenwerking binnen de EU onder andere gericht op het versterken van de defensie-industrie. Dit moet leiden tot de ontwikkeling van militaire capaciteiten die bijdragen aan de NAVO-doelstellingen. Daarnaast pleit Defensie ervoor dat de EU streeft naar het verminderen van juridische barrières voor de inzet en gereedstelling van nationale krijgsmachten. Verder richt Defensie zich binnen de EU op bijdragen aan militaire mobiliteit en partnerschappen met de NAVO en derde landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk.

Bilaterale samenwerking met buurlanden en belangrijke partners, zoals Duitsland, België, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk. Noorwegen en de Verenigde Staten is essentieel voor Defensie. De relaties met onder andere Zweden, Finland, de Baltische staten en Polen zijn de afgelopen jaren ook sterk geïntensiveerd. Ook het belang van bilaterale partnerschappen met landen in andere regio´s, zoals Australië, Japan, Zuid-Korea, Indonesië, Kenia en Ivoorkust neemt toe in het licht van toenemende strategische rivaliteit.

Defensie zet zich ook binnen kleinere verbanden in voor een sterkere en veiligere wereld. Binnen de Joint Expeditionary Force en andere verbanden wordt de samenwerking met gelijkgestemde Europese landen verder versterkt.

Oekraine

Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne zet Nederland zich in om Oekraïne zo goed mogelijk in staat te stellen zichzelf te verdedigen tegen de Russische agressie. Nederland blijft Oekraïne politiek, militair, financieel en moreel onverminderd steunen. Defensie zal dit doen door middel van aankoop en levering van militair materieel, training, bilateraal en in samenwerking met internationale partners. De militaire steun aan Oekraïne wordt gecoördineerd middels de internationale Ukraine Defence Contact Group (UDCG) en in meerdere coalities, waarbij Defensie zich in het bijzonder focust op de Air Force Capability Coalition. Op deze manier ondersteunt Nederland Oekraïne in het huidige gevecht en wordt gewerkt aan de Oekraïense krijgsmacht van de toekomst. Tevens zal Defensie zich blijven inzetten voor accountability door de inzet van forensische opsporingsteams voor onderzoek naar oorlogsmisdrijven gepleegd in Oekraïne. De Nederlandse steun aan Oekraïne levert ook waardevolle inzichten op over moderne oorlogsvoering, technologische innovaties, en biedt kansen op het gebied van defensie-industrie samenwerking, waarbij we uit blijven gaan van de geldende nationale regelgeving en scherp zullen zijn op mogelijke fraude of misbruik van financiële middelen.

Gevechtskracht

De krijgsmacht moet permanent gereed zijn om het Koninkrijk en het bondgenootschap te kunnen beschermen en indien nodig te verdedigen in een grootschalig conflict. Ook om anderen kunnen te helpen moet Nederland allereerst zorgen dat het zijn eigen zaken voor elkaar heeft. Daarvoor moet de krijgsmacht beschikken over effectieve en toekomstbestendige gevechtskracht, met een goede balans tussen slagkracht en het vermogen inzet lang vol te houden. Door de veiligheidssituatie in de wereld moet de gereedstelling versneld plaatsvinden. Deze bijzondere tijden doen een beroep op de professionaliteit, vindingrijkheid en teamspirit van de hele organisatie.

Commandovoering

In 2026 zal de krijgsmacht haar commandovoering verder versterken door technologische innovaties, nieuwe capaciteiten en gerichte training. Een belangrijk onderdeel hiervan is de implementatie van geavanceerde communicatietechnologieën, die real-time informatie-uitwisseling mogelijk maken en de besluitvorming op het slagveld versnellen.

Daarnaast moet de commandovoering zich kunnen aanpassen aan snel veranderende situaties tijdens inzet. Binnen opleidingsprogramma’s richten we ons daarom op goede voorbereiding op onvoorspelbare situaties, het kunnen gebruiken van nieuwe technologieën, omgang met verschillende informatiestromen, creativiteit en mentale veerkracht. Tot slot investeert Defensie in gezamenlijke oefeningen met partners, wat de interne en externe interoperabiliteit bevordert en bijdraagt aan de verbetering van de militaire commandovoering. 

Multidomein Optreden

Met multidomein optreden (MDO) wil Defensie in een operationele omgeving haar militair voordeel behalen en behouden. De kracht van het concept zit in het creëren van domein overstijgende effecten in samenhang met niet-militaire activiteiten. Op deze wijze kan de krijgsmacht de operationele mogelijkheden van alle domeinen (lucht, land, maritiem, ruimte en cyber) optimaal benutten. Om de militaire activiteiten te kunnen orkestreren en synchroniseren wordt in 2026 het NLD Joint Force Command verder geprofessionaliseerd. Ook de processen die leiden tot materieel keuzes zullen aangepakt worden om multidomein niet alleen een abstract denkkader te laten zijn, maar het daadwerkelijk tot in de haarvaten van de gehele organisatie door te voeren.

Het optreden van de krijgsmacht is daarbij informatiegestuurd: proactief op basis van een goed begrip van de omgeving en continu aangestuurd en bijgestuurd op basis van actuele informatie. Dit gaat hand in hand met de digitale transformatie van Defensie en vereist verandering van organisatie en aansturing.

Multidomein en informatiegestuurd optreden stelt Defensie in staat haar aanpassings- en reactievermogen op verschillende dreigingen die zich ontvouwen binnen de verschillende domeinen te vergroten. Belangrijke randvoorwaarden zijn de implementatie van de Wet op de Gereedstelling (WODG) en het kunnen opereren in flexibele commandostructuren.

Inlichtingen

Inlichtingen zijn cruciaal voor de krijgsmacht om een dominante informatiepositie ten opzichte van een tegenstander op te kunnen bouwen. De verschillende niveaus van inlichtingen (strategisch, operationeel en tactisch) kunnen niet los van elkaar worden gezien. Daarom investeert Defensie in de verdere versterking van de samenwerking tussen krijgsmacht en MIVD en het doorontwikkelen van de inlichtingencapaciteiten. Zo worden de mariniers versterkt in het vermogen om op zee en in kustgebieden data/informatie te verwerven en om te zetten naar inlichtingen en breidt de MIVD haar inlichtingencapaciteit in de ruimte uit. Ook wordt de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de MIVD en het NLD Joint Force Command geïntensiveerd.

Naast het bestendigen van de interne samenwerking ligt de nadruk ook op het intensiveren van de samenwerking op (inter)nationaal niveau en in toenemende mate met private partijen.

Aankomend jaar besteedt Defensie eveneens aandacht aan randvoorwaarden zoals personeelsbehoud, huisvesting en de brede herziening van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2017. De wetsherziening zorgt ervoor dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hun belangrijke taak, bescherming van de nationale veiligheid en daarmee dus ook de democratische rechtsstaat en belangen van de burgers, op een verantwoorde manier kunnen blijven uitvoeren met gebruik van moderne technologische methoden en technieken die passen bij de dynamiek en complexiteit van hedendaagse en toekomstige dreigingen.

Cyber

De geactualiseerde Defensie Cyber Strategie beschrijft de cybertaken van Defensie. Deze taken richten zich op de cyberveiligheid van Defensie zelf, slagvaardig optreden in het cyberdomein en een proactieve rol in de cyberweerbaarheid van het Koninkrijk en bondgenoten. Defensie investeert in haar eigen cyberveiligheid door cyberrisico’s in kaart te brengen en te beheersen en militaire eenheden in staat te stellen hun zelfbeschermingsfunctie uit te voeren in het cyberdomein.

Naast investeringen in de eigen cyberveiligheid, versterkt het Defensie in 2026 het Defensie Cyber Commando (DCC) ten behoeve van militaire cyberoperaties, zowel om eigenstandig als binnen multidomein optreden militaire effecten te kunnen bereiken. Defensie beschouwt cyber als een volwaardig operationeel domein waarbij militaire cyberoperaties onderdeel uitmaken van het multidomein optreden. Daarom is ook de verdere ontwikkeling van tactische capaciteit bij de krijgsmachtdelen voor cyber en elektromagnetische activiteiten op het gevechtsveld nodig.

De cybersamenwerking bestaat uit het wederzijds delen van kennis en informatie, innovatie om technologisch voor te blijven op tegenstanders, en het treffen van voorbereidingen voor publiek-private samenwerking in geval van crisis en conflict, zowel steunverlening door Defensie voor de bescherming van kritieke infrastructuren als cyberondersteuning aan de krijgsmacht

Ruimtedomein

De urgentie van het versneld kunnen beschikken over capaciteiten in de ruimte ten behoeve van defensie en veiligheid staat niet alleen nationaal, maar ook internationaal in de EU en de NAVO steeds hoger op de agenda. Voor Defensie blijft de Defensie Ruimte Agenda (DRA,)3 het uitgangspunt om in gang gezette ontwikkelingen verder te ontplooien, waardoor de ruimte als vijfde domein in de defensieorganisatie wordt geborgd. Daarnaast zijn er de Lange-termijn Ruimtevaart agenda (LTR,)4 en de DSII inclusief de Strategische Actieagenda Industrie, Innovatie en Kennis-Defensie (STRAIIK-D)5. In de D-SII is ruimtetechnologie een van de vijf prioritaire NLD-gebieden. Met de lancering van de D-SII in 2025 is het mogelijk om te versnellen op de doelstelling voor het ruimtedomein en dit in samenwerking met nationale en internationale industrie en kennisinstellingen te ontplooien.

Missies en operaties

In de Balkan beoogt Nederland de stabiliteit te bevorderen door een bijdrage aan EUFOR Althea en KFOR. Nederland zal in 2026 ook blijven bijdragen aan een stabiel Irak, maar kleinschaliger dan in de afgelopen jaren. Het kabinet streeft naar maritieme presentie in de Indo-Pacific regio in 2026 en naar een blijvende bijdrage aan de internationale inspanningen om de vrije doorvaart in de Rode Zee te bevorderen. Dit ter ondersteuning van de diplomatieke betrekkingen met de landen in de regio. Daarnaast blijft Nederland in 2026 actief in verschillende andere missies in multilateraal verband of via ad-hoc coalities, mede om een informatiepositie te behouden en internationale samenwerking te bevorderen.

Daarnaast werkt Defensie in 2026 verder aan de implementatie van de aanbevelingen van de Commissie van onderzoek wapeninzet Hawija. Deze aanbevelingen bestrijken meerdere aspecten omtrent missies en operaties, van transparantie over (risico’s bij) militair optreden en versterking van de Nederlandse inlichtingenpositie, tot investeringen in onderzoek, monitoring en archivering en verbeteringen in opleiding en training.

Nationale veiligheid

Het richten op de eerste hoofdtaak van Defensie heeft ook nationaal gevolgen. Host Nation Support (de ontvangst en doorvoer van NAVO-eenheden), Homeland Defence (het beschermen van het eigen grondgebied) en het blijven uitvoeren van nationale taken zijn, juist bij oplopende spanning, nu meer dan ooit een prioriteit voor Defensie.

Defensie brengt verder focus aan op de bescherming tegen militaire en hybride dreigingen. Bijvoorbeeld door bij te dragen aan cyberbescherming, de weerbaarheid vergroten en vitale objecten te beschermen. Zowel in Nederland, als ten aanzien van de vitale infrastructuur op de Noordzee, als in het Caribische deel van het Koninkrijk.

Defensie ontwikkelt samen met de NCTV en de Veiligheidsregio’s het Landelijk Crisisplan Militaire Dreigingen (LCP-MD). Het LCP-MD is de politiek-bestuurlijke leidraad voor besluitvorming en crisisbeheersing bij militaire dreigingen. Daarmee vormt het ook een politiek-bestuurlijk kader voor nadere operationele en decentrale planvorming. In nauwe samenhang met het LCP-MD is Defensie ook begonnen met het uitwerken van het Koninkrijkscrisisplan Militaire Dreigingen (KCP-MD), dat zich richt op het Caribisch deel van het Koninkrijk. Defensie werkt hiervoor samen met BZK, JenV en de landen Aruba, Curaçao en Sint-Maarten.

Defensie stelt momenteel de ‘Wet op de Defensie Gereedstelling’ op. De wet heeft als doel om knelpunten in regelgeving voor gereedstelling weg te nemen, zodat Defensie zich beter kan voorbereiden op de uitoefening van de 1e hoofdtaak. 

Ontwikkelingen ten aanzien van de Caribische regio worden nauwgezet gemonitord. Defensie is nadrukkelijk aanwezig in het Caribische deel van het Koninkrijk en heeft ook hier de bescherming van het grondgebied als eerste hoofdtaak. Met de versterking van Defensie wordt ook geïnvesteerd in Defensie capaciteiten in het Caribisch deel van het Koninkrijk. Daarbij draagt Defensie in het Caribisch deel van het Koninkrijk bij aan het handhaven van de internationale rechtsorde (bijv. counterdrugsoperaties) en ondersteunen van civiele autoriteiten (zoals bij de gevolgen van natuurgeweld).

Verder stelt de Koninklijke Marechaussee (KMar) in 2026 flexibele robuuste eenheden gereed: een militaire politie-eskadron en een bijstandseskadron. Deze eenheden zijn onder andere bestemd voor nationale inzet bijvoorbeeld bewaken en beveiligen, host nation support of military mobility. Daarnaast geeft de KMar ook in 2026 uitvoering aan nationale taken onder gezag van het ministerie van Asiel en Migratie en het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Weerbaarheid: Weerbare Samenleving en Industrie

Voor het eerst in lange tijd is het reëel dat Nederland via de collectieve verdedigingsclausule in het NAVO-verdrag («artikel-5») direct betrokken raakt bij een grootschalig gewapend conflict. In 2025 is gestart met het traject ‘Weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen’. Een weerbare samenleving heeft een afschrikkende werking; deze zal een minder aantrekkelijk doelwit zijn. Voor het beschermen van Nederland heeft Defensie bovendien de hulp van de samenleving nodig. In 2026 zal verder worden ingezet op het weerbaarder maken van de samenleving en het betrekken van de samenleving bij de opgaven waar Defensie aan werkt. In samenwerking met civiele partners wordt de civiele ondersteuning die Defensie nodig heeft in aanloop naar en tijdens een militair conflict verder geborgd. Op het gebied van militaire mobiliteit worden bijvoorbeeld al verschillende afspraken gemaakt. Voor de zeehavens werkt Defensie, in samenwerking met bedrijven in de haven en relevante overheden. Deze afspraken waarborgen dat Defensie te allen tijde toegang heeft tot specifieke strategische locaties.

Strategische samenwerking met de industrie

Gezien de toegenomen dreiging in Europa investeert Defensie fors in de defensie-industrie. Defensie stelde onder de Defensienota 2024 cumulatief € 1,15 miljard beschikbaar voor opschaling van industrie en innovatie. In 2025 formuleerde Defensie samen met het ministerie van Economische Zaken de Defensie Strategie voor Industrie en Innovatie (D-SII) 2025-2029. Deze geeft richting aan de invulling van de € 1,15 miljard. De strategie heeft de sporen ‘Sterk, Slim en Samen’.

  • ‘Sterk’ heeft betrekking op een sterke krijgsmacht en sterke Nederlandse kennis, innovatie en industrie. Dit bereiken wij onder meer door industrieversterkend aanschafbeleid, verminderen van strategische afhankelijkheden en het actieplan financiering defensie-industrie.

  • Slim’ heeft betrekking op extra investeringen, in vijf gebieden: Quantum, Sensoren, Intelligente Systemen, Ruimtetechnologie en Slimme Materialen. Defensie wil een betere verbinding van kennis en industrieketen en het versnellen van innovatie

  • ‘Samen’ heeft betrekking op het feit dat Defensie nationaal en internationaal samenwerkt. Bijvoorbeeld met de industrie en de financiële sector via Defport en meer samenwerking met universiteiten en hbo’s, en internationale vraagbundeling en samenwerking met Oekraïense defensie-industrie.

Innovatie en kennis.

Defensie bouwt voortdurend kennis op, ontwikkelt technologie (door) en experimenteert met de nieuwste technologieën en innovaties om een toekomstbestendigde krijgsmacht te zijn. In 2026 wordt de financiële groei in activiteiten hierop doorgezet, die met ingang van de Defensienota 2022 is gestart. Daarbij worden kennisopbouw, technologieontwikkeling, kortcyclische innovatie en versterkte (inter)nationale samenwerking voortgezet in lijn met het beleid uit de D-SII. 

De interne organisatie(processen) wordt versterkt om sneller van idee tot implementatie en opschaling te komen. We gaan nauwer samenwerken met andere departementen, zowel qua instrumentarium dat zij kunnen inzetten voor Defensie doeleinden als qua expertise. Daarnaast bouwen we onze regionale samenwerkingen uit met ecosystemen en programmabureaus om een landelijk dekkend netwerk te realiseren.

Kennisbehoeftes vanuit de Defensieonderdelen vertalen zich in kennisopbouw van programma’s bij onze strategische kennispartners TNO, NLR en Marin. Daarnaast ontwikkelen we nieuwe technologie met bedrijven en kennisinstellingen om tot prototypes voor Defensietoepassing te komen. Ook zetten we in op nieuwe nationale en internationale samenwerking, bijvoorbeeld met denktanks en internationaal gerenommeerde instituten.

Digitaal

Digitale transformatie

Digitalisering speelt een sleutelrol bij de ontwikkeling van het militair vermogen. Technologische ontwikkelingen op gebieden als AI, Cloud, Cyber en autonome wapensystemen bieden Defensie nieuwe mogelijkheden om effectiever, flexibeler, veiliger en schaalbaar te worden. Ze introduceren echter ook nieuwe bedreigingen van zowel statelijke als niet-statelijke actoren. De digitale transformatie van Defensie faciliteert multidomein operaties, waardoor de interoperabiliteit, het situationeel bewustzijn en besluitvorming worden verbeterd. Naast het adopteren van technologische ontwikkelingen zijn digitale weerbaarheid (cyber security, (business)continuïteit) en digitale soevereiniteit belangrijke prioriteiten.

Informatie en transparantie

Het programma Defensie Open op Orde (DOO) ondersteunt de organisatie bij de groei naar een betere informatiehuishouding. Dit om ervoor te zorgen dat informatie altijd juist, actueel, compleet en vindbaar is zodat kan worden voorzien in de interne en externe informatiebehoefte.

Arbeidsextensief werken

Arbeid is schaars, technologie kan innovatieve oplossingen bieden voor het tekort aan arbeid waardoor capaciteiten arbeidsextensiever georganiseerd kunnen worden. Defensie zet via het programma arbeidsextensivering in op een optimale synthese van mens, organisatie en technologie. Dat oogmerk is nauw verbonden aan de schaalbare krijgsmacht en het schaalbare personeelsbestand. Beslissingsondersteunende instrumenten zijn uitgewerkt en worden toegepast op centraal en decentraal niveau. De instrumenten worden verder doorontwikkeld tijdens het gebruik.

Mensen

Onze mensen vormen het hart van onze organisatie en zijn essentieel voor het succes van ons optreden. De Kamerbrief «Onze mensen onze toekomst; meer beter en sneller» Kamerstuk 33763, nr. 161, zet uiteen welke personele maatregelen Defensie neemt om versneld en uiterlijk in 2030 te veranderen naar een inzetgerede krijgsmacht. Hieraan uitvoering geven is de belangrijkste opdracht voor 2026. Met een verscheidenheid aan talenten, inzichten en achtergronden streeft defensie naar een organisatie die gelijke kansen biedt aan iedereen.

Een divers gevulde krijgsmacht worden waar iedereen zich thuis voelt, vereist het breed enthousiasmeren van de Nederlandse samenleving om bij Defensie te komen werken en, eenmaal aangesteld, ook te blijven. Het volstaat niet om te werven en selecteren zoals dat al decennia gebeurt. Zo zal meer aandacht worden besteed aan het werven van vrouwen – immers de helft van de bevolking – en andere groepen die nu onbedoeld onvoldoende worden bereikt. Defensie blijft streven naar een bezetting die in 2030 voor 30% uit vrouwen bestaat en zet in op andere vormen van diversiteit. Hierbij zal Defensie zich laten inspireren door hoe andere landen met een groter percentage vrouwen en andere doelgroepen hiermee omgaan. Tot slot zet Defensie zich in voor een nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord en de verhoging van de arbeidsproductiviteit van bestaand bestand.

Schaalbare krijgsmacht

Defensie ontwikkelt zich van een krijgsmacht van voornamelijk beroepsmilitairen naar een krijgsmacht van beroepsmilitairen met een omvangrijke flexibele schil van mobilisabele eenheden, die vooral bestaat uit reservisten. In 2026 is duidelijk hoe groot de schaalbare krijgsmacht moet zijn en welke functies hiervan deel uitmaken. Dan worden de vredes- en oorlogsorganisatie ontworpen en in de bedrijfsvoering ingericht. Daarnaast werken we aan het op orde krijgen van de randvoorwaarden, zoals opleidingscapaciteit, voorraden, kleding en legering.

Dienjaar

Parallel bemensen we de schaalbare krijgsmacht met beroepsmilitairen, burgermedewerkers en reservisten. Het Dienmodel (het geheel aan instroom- en doorstroomsporen voor het personeel) is hiervoor de kapstok. Het werven van veel meer reservisten heeft prioriteit. 800 deelnemers doorlopen een militaire basisopleiding door deelname aan Nationale Weerbaarheidstrainingen, waarna ze reservist kunnen worden. Defensie beziet de mogelijkheid voor studenten om met de weerbaarheidstraining hun minor (HBO/WO) of keuzedeel (MBO) in te vullen. Aan vertrekkende en oud-beroepsmilitairen wordt gevraagd om reservist te worden en we werken aan een juridische basis om te verankeren dat vertrekkende beroepsmilitairen voor een bepaalde periode reservist blijven. Het dienjaar wordt versneld opgeschaald naar 1.500 deelnemers en werken aan de verbetering en opschaling van het specialistisch Dienjaar. Een grotere groep jongeren en jongvolwassen krijgt de vrijwillige enquête en we werken aan de wettelijke borging van een eventuele verplichte variant. Het selectie- en keuringsproces wordt aangepast, want alle talent is welkom en nodig. De campagne «Tijd voor Defensie» richt zich op het bereiken van zoveel mogelijk doelgroepen. We nemen maatregelen om te zorgen dat iedereen zich thuis voelt bij Defensie. Defensie houdt in haar aanbod van opleidingen en trainingen bijvoorbeeld rekening met het tegengaan van racisme en discriminatie. In 2025 en 2026 worden objectieve wervings- en selectiemethodes en trainingen ‘ selecteren zonder vooroordelen’ vormgegeven.

Veteranen

Het verlenen van erkenning, waardering en zorg aan veteranen is verankerd in de Veteranenwet. Een belangrijk deel van die taak ligt bij Defensie en de Stichting Nederlands Veteraneninstituut (NLVi). In 2026 wordt hieraan uitvoering gegeven door te investeren in de materiële en immateriële zorg voor veteranen met inzetgerelateerde gezondheidsklachten en hun relaties. De bijzondere zorgplicht van Defensie geldt ook voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (MOD’s) en hun relaties. Aan hen worden activiteiten aangeboden gericht op het verbeteren van het welzijn. Ook wordt meer aandacht besteed aan activiteiten gericht op het erkennen en waarderen van de inzet van veteranen en wordt het zogenoemde ‘transitiebeleid’, dat een soepeler overgang van Defensie naar de ‘burgermaatschappij’ beoogt, verder onderzocht en vormgegeven.

Veilige werkomgeving

In de versnelde voorbereiding op hoofdtaak 1 blijven veiligheid en veiligheidsbewustzijn op alle niveaus binnen de organisatie van belang. Veilig werken is immers een randvoorwaarde voor de operationele gereedheid en inzetbaarheid (voortzettingsvermogen) van de krijgsmacht. Het gaat hierbij om zowel fysieke als sociale veiligheid. Dit vraagt om een veiligheidscultuur waarin het beheersen van veiligheidsrisico’s wordt gezien als inherent onderdeel van de operationele gereedheid en effectiviteit van eenheden. In 2026 werkt Defensie hier verder aan door de implementatie van het herziene veiligheidsmanagementsysteem, dat uitgaat van een integrale risicobeoordeling afhankelijk van de context en intensiteit van het optreden. Daarbij zet Defensie in op het verkorten van de verbetercyclus, door sneller en beter lering te trekken uit meldingen in het nieuwe, integrale meldingssysteem en feedback van toezichthouders. Ook zet Defensie de activiteiten rond de Nadere Inventarisatie Gevaarlijke Stoffen door om de risico’s van deze stoffen te mitigeren, met oog op het borgen van de fysieke veiligheid.

Materieel

In 2026 werkt Defensie middels een uitgebreid investeringsprogramma verder om onze materiele behoeften te vervullen. Deze investeringen worden toegelicht in de materieelagenda van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (Begrotingshoofdstuk K).

Randvoorwaarden

Randvoorwaarden voor de groei en taakuitvoering van Defensie vragen de nodige aandacht en investeringen. De Defensieorganisatie moet militaire inzet en voorbereiding daarop ondersteunen met informatie, passende bedrijfsvoering, beveiliging, een veilige werkomgeving, vastgoed, ruimte om te oefenen en juridische ruimte voor taakuitvoering.

Bedrijfsvoering en beveiliging

Voor de inzet van de krijgsmacht moet de basis, in bedrijfsvoering en beveiliging, staan. Personeel, informatie, materieel en IT-systemen moeten vooraf optimaal beveiligd zijn om de slagkracht en operationele inzet te maximaliseren. Dat omvat onder andere het goed beveiligen van militaire objecten, zoals vliegvelden en munitie-opslag, maar ook het goed beveiligen van onze IT-systemen. Dit vraagt om een versterking van de beveiligingsstructuur binnen Defensie zowel organisatorisch als op het fysieke en personele vlak. Binnen een groeiende organisatie, in zowel medewerkers als in materieel en activiteiten, kunnen risico’s ook toenemen. Defensie zet daarom in op het vergroten van het integraal risico- en beveiligingsbewustzijn bij de medewerkers. Zo gaat Defensie in 2025 een uniforme en herkenbare defensiebrede campagne ontplooien om het beveiligingsbewustzijn te vergroten en gedragsverandering te bewerkstelligen. Onderdeel van de campagne zijn onder andere visuele middelen, digitale content en periodieke thematische aandacht. In 2026 zal worden voortgeborduurd op deze campagne.

Op het gebied van bedrijfsvoering zet Defensie stappen op meer data-gericht werken en het versnellen van het voorzien-in proces. Uiteraard blijft er bijzondere aandacht voor het oplossen van de problemen in de bedrijfsvoering zoals geconstateerd door de Algemene Rekenkamer.

Vastgoed

Vastgoed ondersteunt Defensie bij de uitvoering van de grondwettelijke taken. Defensie wil de operationele gereedheid verhogen, de werk- en woonomstandigheden op de kazernes verbeteren (om een goede en aantrekkelijke werkgever te blijven), het vastgoed verduurzamen en de betaalbaarheid verbeteren. De staat van het vastgoed en de geopolitieke ontwikkelingen zorgen ervoor dat de vastgoedbehoefte de komende jaren groter is dan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) op dit moment kan realiseren. Om de benodigde versnelling te realiseren, werken Defensie en het RVB daarom met marktpartijen aan een nieuwe vorm van samenwerking. Deze is gericht op het vroegtijdiger inschakelen van de expertise en de capaciteit van de markt voor de opgave als geheel in plaats van per project. Wet- en regelgeving op het gebied van onder andere stikstof en netcongestie hebben een vertragende werking op de realisatie van vastgoedprojecten. Met de beoogde Wet op de Defensiegereedheid (Wodg) wordt ingezet op het wegnemen van knelpunten voor de verhoogde gereedstelling van de krijgsmacht. Voor de fysieke leefomgeving omvat dit het vereenvoudigen of versnellen van juridische procedures om zo een oplossing te bieden voor activiteiten die op korte termijn urgent en noodzakelijk zijn. Deze activiteiten vinden voornamelijk plaats op de huidige militaire terreinen. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn o.a. vliegen, schieten, oefenen, vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen & munitie en specifieke bouwactiviteiten op bestaande defensielocaties. Via tijdelijke ontheffingen kan dit na nadere besluitvorming voor specifieke activiteiten ook buiten militaire terreinen mogelijk worden gemaakt.

Defensie gaat daarnaast met de verduurzamingsmaatregelen van haar vastgoed voldoen aan de wettelijke verplichtingen op het gebied van energiebesparende maatregelen. Het streven is het merendeel van de verduurzamingsmaatregelen rond 2030 te voltooien. Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd6.

Over het concentreren, verduurzamen en vernieuwen van het vastgoed van Defensie en de uitvoering van bovengenoemde opgaven wordt uw Kamer geïnformeerd via de Stand van Defensie en/of via een verzamelbrief.

Ruimte

Defensie zet de komende jaren extra in op het in beeld brengen en borgen van haar ruimtelijke behoeften in de fysieke leefomgeving.

Met het uitbrengen van het ontwerp-Nationaal Programma Ruimte voor Defensie7 is de eerste stap gezet in het borgen van de hiervoor extra benodigde ruimte. Na een periode van inspraak en participatie zal het definitieve programma eind 2025 worden vastgesteld. Het extra ruimtebeslag voor Defensie wordt vervolgens geborgd met regelgeving en in de ruimtelijke plannen van gemeentes en provincies. De realisatie van de benodigde uitbreiding start vanaf 2026 en loopt via verschillende sporen zoals grondverwerving, gebiedsprocessen met betrokken medeoverheden, vastgoed- en materieelprojecten en het organiseren van vergunningsruimte. Naast het NPRD is de besluitvorming voor een aantal uitbreidingsprojecten al een stap verder en zijn de werkzaamheden reeds gaande. Deze projecten maken daarmee op afzienbare termijn onderdeel uit van het ruimtebeslag van de krijgsmacht in Nederland. De kosten voor de ruimtebehoeftes die voortvloeien uit het NPRD (zoals grond- en objectverwerving, vergunning- en wetgevingstrajecten) zijn opgenomen in de begroting van Defensie. De Kamer zal jaarlijks via de Stand van Defensie worden geïnformeerd over de voortgang van de NPRD-projecten.

Leefomgeving: Milieu en PFAS

Defensie volgt actief de wetgeving zoals de Omgevingswet (met thema’s zoals leefomgeving, bouwen, ruimte, bodem, water), zodat we voldoen aan de wetgeving en tijdig kunnen inspelen op eventuele nadelige effecten voor de gereedstelling van Defensie. In 2026 verankeren we compliancemanagement, waaronder milieunaleving, in onze bedrijfsvoering met een actueel beleidskader.

Op dit moment is het nog niet goed mogelijk om een deugdelijke kostenraming te maken voor de uiteindelijk benodigde PFAS sanering en preventie. Wel heeft Defensie op dit moment € 50 miljoen op de begroting gealloceerd als een eerste tranche om de kosten van de lopende saneringen te kunnen dekken.

De PFAS-problematiek is een (inter)nationaal probleem, waarmee Defensie eveneens te maken heeft . Voor de PFAS-verontreinigingen op en nabij tenminste dertien (voormalige) defensielocaties heeft Defensie een programmatische PFAS-aanpak met een risicogestuurd saneringsplan. Dit betekent dat Defensie samen met de betrokkenen per locatie (eventuele) uitvoeringsmaatregelen bepaalt op basis van mogelijke humane risico’s, ecologische risico’s en verspreidingsrisico’s. In 2026 worden op basis van deze risicoanalyses maatregelen uitgevoerd, zoals saneren en monitoren. Nog steeds is onderzoek nodig naar technische oplossingen voor het reinigen en zuiveren van grond en grondwater verontreinigd met PFAS en daarom ondersteunt Defensie waar mogelijk pilots. De zuiveringsinstallatie bij de vliegbasis Leeuwarden is hier een voorbeeld van. De verwachting is dat Defensie deze oplossing op meer plekken kan inzetten.

Duurzaamheid

Defensie richt zich de komende jaren op het versterken van de gevechtskracht en het verhogen van de gereedheid voor de verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied. In de huidige mondiale veiligheidscontext, die wordt gekenmerkt door geopolitieke spanningen en conflict, zoals in Oekraïne, zet Defensie in het bijzonder in op activiteiten en projecten voor duurzaamheid die de Nederlandse krijgsmacht nu en in de toekomst versterken in de primaire taak: het genereren van gevechtskracht.

Defensie heeft uiterlijk in 2025 de herijking van de Uitvoeringsagenda Duurzaamheid Defensie8afgerond. Bij deze herijking worden de impact van de geopolitieke ontwikkelingen en het versterken van Defensie meegenomen. Defensie volgt voor zover de operationele context het toelaat, het nationale klimaatbeleid.

Defensie geeft in 2026 invulling aan de al ingezette maatregelen zoals voor duurzame brandstoffen en nieuwe maatregelen zoals op het gebied van energiesystemen en voedselverspillingsreductie op de volgende wijze:

  • Duurzame brandstoffen: Het doel voor 2026 is het behalen van de volgende percentages voor de duurzame brandstoffen: wegdiesel 30%; scheepsdiesel 10%; jetfuel 10%.

  • Smart Energy Grid: Het doel is het onder militair operationele omstandigheden testen en ontwikkelen van energiesystemen die alternatieve brandstof gebruiken. In 2026 wordt hiervoor een slim energienet gerealiseerd op het Camp Innovation onderdeel van het Defensiecomplex Ede Driesprong.

  • Circulaire bedrijfsvoering: Dit betreft een breed pakket aan onderzoeken naar bedrijfsspecifieke aanpassingen in de bedrijfsvoering van het Defensie Ondersteuningscommando, zoals het verminderen van voedselverspillingen en –verpakkingen, duurzame catering en duurzame gezondheidszorg. Met als doel zoveel mogelijk circulair te gaan werken en daarmee bij te dragen aan de rijksbrede doelstelling van Nederland circulair in 2050.

Veiligheid en Klimaat

Klimaatverandering heeft impact op de krijgsmacht. Het is mission critical, ten behoeve van de zelfvoorzienendheid, dat Defensie zich voorbereidt op en aanpast aan de veiligheidsgevolgen van klimaatverandering. Conform een EU verplichting stelt Defensie hiertoe een Kamerbrief op. Middels innovaties kan Defensie niet alleen winst behalen bij het verminderen van de ecologische voetafdruk, maar kan tevens worden bijgedragen aan de zelfvoorzienendheid en autonomie van de organisatie en daarmee aan de versterking van het voortzettingsvermogen. Hiermee bouwt Defensie aan een toekomstbestendige en klimaatweerbare krijgsmacht, waarbij operationele effectiviteit leidend is.

1

Zowel de Nederlandse als de NAVO berekeningswijze hanteren het beginsel (begrote) defensie-uitgaven gedeeld door het bbp en zijn gebaseerd op dezelfde NAVO-richtlijn. De berekeningswijzen wijken op een aantal punten af. Hierover is uw Kamer geïnformeerd in juni 2025 (Kamerstuk 28676 nr. 519). Bij het opstellen van de begroting maakt Nederland gebruik van de Nederlandse berekeningswijze om de omvang van de defensie-uitgaven te bepalen, zoals is toegelicht in de Voorjaarsnota 2025. Het is niet mogelijk om de NAVO-berekeningswijze te hanteren voor het opstellen van de ontwerpbegrotingen omdat de NAVO geen meerjarencijfers publiceert, en deze dus niet gebruikt kunnen worden voor meerjarige prognoses. Om die reden is de NAVO-berekeningswijze niet opgenomen in de figuur.

2

De invoering van de Wtp heeft geen effect op de defensie-uitgaven relevant voor de NAVO-norm. De betaling van de voorlopige inkoopsom in december 2026 en de afrekening in 2027 worden niet toegerekend als defensie-uitgaven voor de NAVO-norm. Vanaf 2027 wordt jaarlijks 375 miljoen euro extracomptabel bijgeteld aan defensie-uitgaven voor de NAVO-norm.

3

Kamerstuk 36 124, nr.10

4

Kamerstuk 24446, nr. 87

5

Kamerstuk 2025D15102

6

Kamerstuk 36 124, nr. 43 van 30 mei 2024 en Kamerstuk 36 592, nr. 13 van 31 maart 2025.

7

Kamerstuk 36592-17

8

Kamerstuk 26 124, nr. 25

Licence