1. Inleiding
Het kabinet is sinds 2 juni 2025 demissionair. Tegelijk blijft het zich inzetten voor werk, bestaanszekerheid en perspectief voor iedereen. Ook blijft het kabinet werken aan grip op arbeidsmigratie.
Nederland heeft de hoogste participatiegraad van Europa. Een historisch hoog aantal mensen in Nederland heeft een betaalde baan. Mensen dragen bij aan het verbeteren van onze welvaart en zetten zich in voor elkaar. Dat doen ze met overtuiging. En met resultaat.
De Nederlandse economie blijft sterk in onzekere tijden. Onze economie laat de komende jaren een gematigde groei zien. Ook daalt de armoede. Lonen nemen meer toe dan de inflatie, waardoor de koopkracht voor de meeste mensen stijgt. Huishoudens hebben meer te besteden.
Tegelijkertijd zijn er ook veel Nederlanders met zorgen. Over hun bestaanszekerheid, veiligheid en de toekomst. Ondanks de demissionaire status blijft het kabinet zich inzetten om deze zorgen aan te pakken.
In tijden van geopolitieke onrust werkt het kabinet aan het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid. Er zijn spanningen op het wereldtoneel zoals oorlogen, digitale aanvallen en sabotage. Daarnaast hebben we te maken met de onvoorspelbare internationale handelspolitiek door internationale partners. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) richt zich op een goed functionerende arbeidsmarkt, bestaanszekerheid voor iedereen en een veerkrachtige samenleving. Daarbij dragen we bij aan het versterken van sociale cohesie om polarisatie tegen te gaan. Ook tijdens een crisis of conflict.
We staan voor uitdagingen in de sociale zekerheid. Regels voor uitkeringen, toeslagen en andere aanvullingen zijn te ingewikkeld. Daardoor maken sommige mensen geen gebruik van regelingen waar zij recht op hebben. De vrees om een bedrag terug te moeten betalen draagt hieraan bij. Hierdoor lopen mensen inkomsten mis en dat kan leiden tot geldzorgen. Tegelijk is het aantal huishoudens met problematische schulden de afgelopen jaren toegenomen naar 8,9%1. Dit percentage daalt niet, ondanks de economische groei en de dalende armoedecijfers.
We vereenvoudigen de sociale zekerheid en verbeteren de dienstverlening met de Hervormingsagenda Inkomensondersteuning. Met proactieve dienstverlening op een aantal regelingen dringen we het niet-gebruik van regelingen terug en met de herijking van het handhavingsinstrumentarium bieden we een zekerder en voorspelbaarder inkomen. Daarnaast bouwen we aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Mensen moeten meer zekerheid over hun werk en inkomen hebben. Arbeidsmigranten willen we selectiever inzetten.
We zetten ons in voor de kwaliteit van de uitvoering. Burgers en publieke dienstverleners betrekken we eerder en beter in het beleidsproces en we willen de uitvoering vlot trekken waar die vast zit. Hiermee voorkomen we dat de uitvoering vastloopt als gevolg van te ingewikkelde wet- en regelgeving. Dit draagt bij aan het herstel van vertrouwen in de overheid.

1.1 Hoofdlijnenakkoord en voorjaarsbesluitvorming
We blijven werken aan een sterke economie, waarbij werken loont. Het kabinet ondersteunt de koopkracht van werkenden door een verhoging van de arbeidskorting. Met hogere lonen en meer werkzekerheid gaan we ook ongelijkheid tegen. En met een gezonde en productieve werkomgeving blijven mensen duurzaam inzetbaar en kunnen zij doorwerken tot hun pensioen. Hier plukken bedrijven, onze economie en de hele maatschappij de vruchten van.
Het minimumjeugdloon wordt per 1 januari 2027 verhoogd. Het kabinet ziet dit als een belangrijke stap naar meer bestaanszekerheid voor jongeren. Voor werknemers tussen de 16 en 20 jaar gaat het minimumloon stapsgewijs omhoog. Zo komt het dichter bij het reguliere minimumloon.
De vergoedingen voor kinderopvang worden verhoogd. Dat gebeurt in een aantal stappen, tot het nieuwe stelsel in 2029. Daarin betalen ouders een eigen bijdrage aan de kinderopvanginstelling zelf en wordt de kinderopvangtoeslag vervangen door directe financiering. Hierdoor nemen voor veel werkende ouders de kosten van kinderopvang af.
We maken onze arbeidsmarkt toekomstbestendig, met aandacht voor arbeidsmigratie. Door vergrijzing blijft onze krappe arbeidsmarkt ook in de toekomst onder druk staan. We moeten af van een eenzijdige focus op werkgelegenheid, en juist meer aandacht hebben voor de kwaliteit van werk. Hierbij zorgen we voor een gelijker speelveld tussen zelfstandigen en werknemers en tussen werknemers onderling. We dringen schijnzelfstandigheid terug en beperken het gebruik van flexibele contracten tot situaties waarin de aard van het werk daar om vraagt. Ook introduceren we een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus en andere uitleners van arbeidskrachten. Met deze veranderingen kunnen we misstanden voorkomen en maatschappelijke transities realiseren.
Bij de bezuinigingen op de overheid kijken we waar we slimmer kunnen werken met minder mensen. Daarbij hebben we oog voor het op peil houden van de kennis en capaciteit die nodig is om alle beleidsprioriteiten te realiseren. Voor de uitgaven aan personeel en spullen van SZW bezuinigen we € 23 miljoen in 2025, oplopend tot € 99 miljoen vanaf 2029. Voor 2025 is een grotendeels financiële invulling gevonden met snel te realiseren maatregelen. Voor 2026 en verder worden er inhoudelijke keuzes gemaakt. De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA), UWV en SVB leveren een bijdrage aan de bezuiniging.
2. Bestaanszekerheid
2.1 Vereenvoudiging inkomensondersteuning
We werken aan een zekerder en begrijpelijker stelsel van inkomensondersteuning waarin (meer) werken loont. Daarvoor heeft het kabinet de Hervormingsagenda Inkomensondersteuning opgesteld. Deze agenda schetst de aanpak voor vereenvoudiging op korte, middellange en lange termijn. In de Kamerbrief van 11 juli jl.2 is uitgewerkt hoe we deze vereenvoudiging via zeven sporen kunnen bereiken:
1. Borgen van een toereikend en toegankelijk sociaal minimum;
2. Zekere en begrijpelijke regelingen als vangnet, ook bij werkloosheid;
3. Vereenvoudiging gegevensdeling, begrippen en overgangsrecht;
4. Een zekere en begrijpelijke regeling voor arbeidsongeschiktheid;
5. Zekere en begrijpelijke financiële ondersteuning voor ouders;
6. Een voorspelbaar inkomen, door het verminderen van negatieve effecten van fouten, nabetalingen en terugvorderingen;
7. Betere toeleiding naar werk: via werk in inkomen voorzien.
In 2026 gaan we door met vereenvoudigen. De zeven sporen werken vooral op langere termijn. Ook komend jaar zijn de eerste veranderingen al merkbaar. Zo streven we ernaar volgend jaar in het eerste spoor het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening in werking te laten treden. Dit wetsvoorstel moet het niet-gebruik van bepaalde uitkeringen en andere sociale voorzieningen tegengaan. Zo krijgen mensen waar ze recht op hebben. Op korte termijn stelt dit uitvoerders in staat om aanvragen van verschillende regelingen vooraf in te vullen. Daarvoor versterken we de mogelijkheden voor gegevensdeling tussen partijen. In het zesde spoor werken we aan een oplossing voor de ongewenste keteneffecten die nabetalingen van uitkeringen van de overheid kunnen hebben. Door deze nabetalingen voortaan uit te zonderen op het toetsingsinkomen, vergroten we de voorspelbaarheid van het inkomen, krijgen mensen waar ze recht op hebben en nemen we stress en onzekerheid bij mensen weg. In het zevende spoor werken we aan het verminderen van drempels tot arbeidsparticipatie. Zo verbeteren we de Banenafspraak3. Hier speelt ook het efficiënter gebruiken van beschikbare gegevens een grote rol.
We verbeteren de kwaliteit van de publieke dienstverlening om zo het vertrouwen in de overheid te vergroten. De Minister van SZW coördineert het overheidsbrede programma Werk aan Uitvoering (WaU). Met dit programma werken we aan betere publieke dienstverlening. Dit gebeurt samen met ministeries, publieke dienstverleners, medeoverheden, burgers en de politiek. Het programma WaU richt zich op eenvoudiger beleid en uitvoering, gegevensdeling, schaarste in de uitvoering en de samenwerking met de politiek. In aanvulling op de overheidsbrede taak van het programma WaU werkt het Ministerie van SZW ook zelf aan het verbeteren van de publieke dienstverlening. Zo kunnen politiek, uitvoering en beleid samen knelpunten signaleren en oplossen door middel van de knelpuntenbrieven van UWV, de SVB en LCR en de Stand van de Uitvoering4.
We ondersteunen Caribisch Nederland in het sociale domein. We stellen structureel € 4 miljoen beschikbaar om mensen met een afstand te begeleiden op de arbeidsmarkt. Bovendien zetten we in 2026 eenmalig de energietoeslag voor minimahuishoudens voort. Daarnaast ontwerpen we in de wetgevingsagenda een werkloosheidsregeling en een verlofregeling voor begeleiders bij medische uitzending. In het najaar van 2025 zetten we deze onderwerpen samen met een verkenning naar een inkomensafhankelijke kindregeling uiteen in een beleidsbrief aan de Tweede Kamer.
We werken samen een plan uit om de continuïteit van socialezekerheidsuitkeringen te verzekeren in geval van crisis. Dat doen we met UWV, de SVB en het gemeentelijk domein. We onderzoeken of instanties waar nodig elkaars taken kunnen overnemen. Ook onderzoeken we welke praktische en juridische kaders nodig zijn om uitkeringen in crisisomstandigheden goed en tijdig bij de mensen te krijgen.
2.2 Arbeidsongeschiktheid
We vereenvoudigen het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid. We gaan ‘praktisch beoordelen’ en maken het advies van de bedrijfsarts leidend bij de toetsing van het re-integratieverslag. De huidige complexiteit maakt het stelsel voor zowel mensen als uitvoeringsorganisaties onwerkbaar. Daarom zijn ingrijpende maatregelen noodzakelijk om het stelsel te verbeteren, te vereenvoudigen en weer uitvoerbaar te maken. Naast deze twee oplossingen voor de korte termijn blijft er aandacht voor een fundamentele stelselherziening. Hierbij kijken we naar de ideeën van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). In het najaar van 2025 wordt het Interdepartementaal Beleidsonderzoek over de WIA opgeleverd.
2.3 Armoede en schulden
Het aantal mensen en het aantal kinderen in armoede neemt naar verwachting in 2026 verder af. De kinderarmoede- en armoedecijfers komen niet uit boven het referentiejaar 2024, waarmee de kabinetsdoelstelling wordt gehaald en deze dalende trend doorzet5. Maar cijfers zeggen niet alles. Met het Nationaal Programma Armoede en Schulden werken we aan effectiever en eerlijker armoedebeleid en het terugdringen van problematische schulden. Als er schulden ontstaan, willen we op drie punten verbetering: een kleine vordering moet klein blijven, mensen met schulden moeten overzicht houden en er moet sneller en goede schuldhulpverlening beschikbaar zijn. We hebben bestuurlijke afspraken gemaakt om een minimaal niveau van dienstverlening in elke gemeente te garanderen. Daarnaast werken we aan betere borging van het bestaansminimum bij beslag. En aan het verbeteren van het stelsel van publieke en private invordering door schulden in een vroeg stadium op te lossen.
We zetten stappen om landelijke regels eenvoudiger te maken en zo het armoedebeleid te verbeteren. Het armoedebeleid in Nederland kan effectiever en eerlijker. Rapporten van onder meer de Commissie sociaal minimum, Nibud, FNV en IPE laten zien dat er soms grote verschillen zijn tussen gemeenten. Het doel is een eenvoudiger en effectiever armoedebeleid met minder (ervaren) rechtsongelijkheid. Daarbij blijft het uitgangspunt dat werken moet lonen. Het kabinet richt zich op interdepartementale samenwerking om te komen tot samenhangend beleid in het sociaal domein. Dit doen we onder andere via de interdepartementale aanpak kwetsbare gezinnen met jeugdigen van 0-27 jaar. De ministeries VWS, OCW, SZW, JenV en BZK zijn hierbij betrokken. Door geldzorgen vroegtijdig te signaleren en mensen snel naar passende ondersteuning te leiden, krijgen inwoners meer grip op hun financiële situatie en wordt schuldenproblematiek effectief voorkomen.
Het kabinet stimuleert een rechtvaardige en betaalbare energietransitie. Het kabinet heeft voor 2026 een reservering getroffen van € 60 miljoen. Die wordt gebruikt voor de cofinanciering van het Social Climate Fund (2026-2032), door een meerjarig publiek energiefonds in te richten dat huishoudens steunt met lage inkomens en hoge energielasten. Rijksbreed willen we huishoudens zowel op de korte als op de lange termijn ondersteunen door de positie van kwetsbare huishoudens in beleidskeuzes mee te nemen. Zo wordt de bestaande afsluitregeling energie 2026 op bepaalde punten verbeterd, waaronder uitgebreidere gegevensuitwisseling tussen leveranciers en gemeenten voor schuldhulpverlening.
We werken aan gelijkwaardige bestaanszekerheid voor inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Eén op de drie inwoners van Caribisch Nederland leeft onder het sociaal minimum. Armoede is er hardnekkig en wordt vaak van generatie op generatie doorgegeven. De problematiek verschilt van die in Europees Nederland. Het kabinet werkt aan een gelijkwaardig sociaal vangnet dat is afgestemd op de lokale context en waarmee de inkomensondersteuning op een beter niveau is gebracht. Deze veranderingen bereiken we via de prioritaire wetgevingsagenda Caribisch Nederland6.
2.4 Pensioenen
We gaan zorgvuldig door met de pensioentransitie. In 2026 stappen steeds meer pensioenuitvoerders over naar nieuwe pensioenregelingen. We scherpen de regelgeving over hoe pensioenuitvoerders hun deelnemers mee moeten nemen in de transitie aan. De pensioensector rapporteert twee keer per jaar over hoe ze hun deelnemers hierin meenemen. We zorgen ervoor dat eventuele knelpunten tijdig worden gesignaleerd en opgelost. Dat doen we door gebruik van monitoring, signalering en onafhankelijke adviezen van de regeringscommissaris transitie pensioenen. We staan open voor zorgen uit de samenleving en houden rekening met de belangen van deelnemers. De Tweede Kamer wordt ten minste twee keer per jaar geïnformeerd over de voortgang van de pensioentransitie.
Het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ zorgt ervoor dat zo veel mogelijk mensen gezond hun pensioen bereiken. Dit akkoord is eind 2024 gesloten tussen het kabinet en sociale partners7. Daarin staan afspraken over een gezamenlijke agenda voor duurzame inzetbaarheid. Ook komt er een structurele en meer gerichte drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU) met ijkmomenten. Het kabinet en de sociale partners houden gezamenlijk de vinger aan de pols bij de voortgang van deze afspraken. Voor de zomer van 2026 vindt een gezamenlijk monitoringsmoment plaats. Het eerste ijkmoment is gepland voor 2028.
3. Arbeidsmarkt en demografie
We maken onze arbeidsmarkt toekomstbestendig. Een goed functionerende arbeidsmarkt draagt bij aan de welvaart van iedereen. We gaan de werkzekerheid versterken. En we zorgen ervoor dat bedrijven zich sneller kunnen aanpassen. Daarom gaan we door met het arbeidsmarktpakket. Het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers is al aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierbij hebben we oog voor het duurzaam begeleiden van mensen naar werk en gaan we selectiever om met arbeidsmigratie. Daarvoor introduceren we onder andere een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus. Ook verkennen we een sectoraal uitzendverbod. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt is iedereen hard nodig. Het kabinet werkt aan het wetsvoorstel voor de verkorting van de maximale WW-duur van 24 naar 18 maanden om de WW meer activerend te maken.
3.1 Arbeidsmarkt
We willen ondernemerschap stimuleren als deze bijdraagt aan een productieve economie. Daarom geven we zelfstandigen en werknemers duidelijkheid en bescherming. Wanneer werk je als werknemer en wanneer ben je zelfstandige? Met het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) wil het kabinet meer duidelijkheid geven. Opdrachtgevers, uitvoerders en toezichthouders weten zo beter wanneer loondienst passend is. En onder welke voorwaarden opdrachtgevers zelfstandige ondernemers kunnen inschakelen. Daarmee creëren we een gelijker speelveld op de arbeidsmarkt. Het wetsvoorstel introduceert ook een rechtsvermoeden, waarop werkenden of hun vertegenwoordigers zich kunnen beroepen. Hiermee voorkomen we schijnzelfstandigheid zo veel mogelijk.
Om de bestaanszekerheid van zelfstandigen te versterken werken we aan een basisverzekering voor arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen (BAZ). De BAZ biedt een adequate inkomensvoorziening aan zelfstandigen in het geval van arbeidsongeschiktheid. Zij worden zo beter beschermd tegen verlies van inkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid. De BAZ beschermt kwetsbare zelfstandigen die anders onverzekerd zouden blijven. Dit creëert een gelijker speelveld tussen zelfstandigen onderling en tussen werknemers en zelfstandigen. Door een verplichte verzekering hoeven mensen ook minder gebruik te maken van algemene voorzieningen. Op dit moment hebben twee op de drie zelfstandigen een voorziening die ze kunnen aanspreken wanneer ze arbeidsongeschikt raken.
We zetten in op meer zekerheid voor flexwerkers. Het wetsvoorstel ‘Meer zekerheid flexwerkers’ vervangt nulurencontracten door een bandbreedtecontract met meer rooster- en inkomenszekerheid. Ook verkorten we de meest onzekere fases van uitzendwerk en voorkomen we draaideurconstructies van tijdelijke contracten.
We werken aan het behouden van voldoende personeel in tijden van crisis. Dit is een randvoorwaarde om de economie draaiende te houden. We herzien de Noodwet Arbeidsvoorziening. Deze wet voorziet in bevoegdheden en maatregelen voor de continuïteit van arbeid in noodsituaties. Daarnaast verkennen we met sociale partners en andere departementen wat er nodig is om de allocatie van arbeid bij militaire en hybride dreigingen soepel te laten verlopen. Ook introduceren we het Wetsvoorstel personeelsbehoud bij crisis. Daarmee wil het kabinet levensvatbare bedrijven ondersteunen. Werkgevers krijgen hiermee meer flexibiliteit, omdat werknemers intern op een andere plek ingezet kunnen worden. Voor werknemers vergroot dat de kans dat zij ondanks een crisis hun baan behouden.
Daarbij vergroten we de wendbaarheid van kleine en middelgrote werkgevers bij de re-integratieverplichtingen. Dit doen we door eerder duidelijkheid te creëren over het vervangen van langdurig zieke werknemers. Per 1 januari 2025 geldt het lagere WW-tarief bij overwerk voor werknemers met een vast contract van gemiddeld meer dan 30 uur per week. Hierdoor krijgen werkgevers meer mogelijkheden om werknemers met een groot vast contract flexibeler in te zetten tegen de lage WW-premie. Door deze maatregelen stellen we bedrijven in staat om makkelijker vaste contracten aan te bieden en zijn ze weerbaarder tijdens crises.
We gaan het verlofstelsel vereenvoudigen. Door de jaren heen is het verlofstelsel meerdere keren uitgebreid. Daardoor hebben ouders meer mogelijkheden om hun werk te combineren met de zorg voor hun kinderen. Het stelsel is hierdoor ook complex geworden. Daarom werken we aan een wetsvoorstel ter vereenvoudiging van het verlofstelsel.
We verkennen mogelijkheden om het cao-stelsel te versterken. Het Nederlandse collectieve arbeidsovereenkomststelsel (cao-stelsel) en het algemeen verbindend verklaren stelsel (avv-stelsel) zijn belangrijk voor de bevordering van evenwichtige arbeidsverhoudingen. Het cao-stelsel zorgt voor arbeidsrust, maakt zelfregulering door sociale partners mogelijk en voorkomt concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Het stelsel is flexibel en biedt ruimte om mee te bewegen met veranderingen in de tijd. Maar, daar zitten grenzen aan. Verschillende maatschappelijke en sociaaleconomische ontwikkelingen maken dat het stelsel onder druk staat. Daarom verkent het kabinet maatregelen die het stelsel kunnen versterken en ervoor kunnen zorgen dat de wettelijke kaders werkbaar en passend blijven. Daarmee zetten we in op verbetering van de organisatiegraad van werknemers- en werkgeversorganisaties, van het avv- en dispensatiebeleid en van de cao-dekkingsgraad. En we willen de onafhankelijkheid van vakbonden versterken.
3.2 Demografie
We streven naar gematigde demografische groei. In januari 2024 heeft de Staatscommissie demografische ontwikkelingen 2050 een rapport uitgebracht. In het rapport staan 3 ontwikkelingen centraal: toenemende groei van de bevolking door migratie, toenemende diversiteit naar herkomst en (dubbele) vergrijzing. Vanuit het perspectief van brede welvaart komt de staatscommissie tot het advies van gematigde groei. Deze doelstelling is door het kabinet omarmd en bevestigd door de Tweede Kamer. We gebruiken de suggesties uit het rapport om de kennisinfrastructuur, monitoring en governance verder te ontwikkelen. Op deze manier blijven we als samenleving langjarig binnen de bandbreedtes van gematigde groei.
3.3 Arbeidsmigratie
We introduceren een toelatingsstelsel voor uitzendbureaus en andere uitleners van arbeidskrachten. De wet die dit regelt is aangenomen door de Tweede Kamer. Uitleners moeten voortaan aan een aantal eisen voldoen om kwetsbare arbeidskrachten te beschermen. We willen daarbij voorkomen dat goedwillende uitleners lijden onder de kwaadwillende partijen. De kwaadwillenden houden zich niet aan de wet door werknemers en met name arbeidsmigranten uit te buiten. Inleners mogen na de invoering van het stelsel alleen nog van toegelaten uitleners arbeidskrachten inhuren. Binnen het Ministerie van SZW wordt in 2026 een autoriteit ingericht die de aanvragen voor een toelating en het behoud ervan beoordeelt.
We hebben een sectoraal uitzendverbod verkend8. Voor sectoren waar aantoonbaar sprake is van wijdverspreide en stelselmatige misstanden en geen verbetering te zien is, wordt als stok achter de deur een in- en uitleenverbod voorbereid via een Algemene Maatregel van Bestuur. Deze bevoegdheid geeft de mogelijkheid om in- en uitlenen van uitzendkrachten te verbieden in specifieke sectoren. Ook is de verplichting dat in een sector een minimaal percentage van arbeidskrachten in dienst wordt genomen onderzocht. Voor de vlees-, teelt-, schoonmaak- en transportsector is er een aanvullend maatregelenpakket om misstanden met uitzendkrachten tegen te gaan.
We maken keuzes voor gerichte en selectieve arbeidsmigratie. In de zomer van 2025 is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek en het advies van de SER over arbeidsmigratie verschenen. Deze rapporten bieden inzicht in de keuzes die we kunnen maken op de arbeidsmarkt en de economie om te zorgen voor selectiever en gerichtere arbeidsmigratie.
3.4 Gezond en veilig werken
Het kabinet werkt aan meerdere thema’s uit de Arbovisie van 20409. Gezond en veilig werken is niet altijd een vanzelfsprekendheid. Het doel van de Arbovisie 2040 is dan ook nul doden en fors minder ongevallen en zieken door werk. Zo wordt de beschikbaarheid en kwaliteit van risico-inventarisaties en -evaluaties (RI&E’s) verbeterd. Daarnaast richt het kabinet zich op het vergroten van de werkbaarheid van arboregelgeving. Hiermee verminderen we de regeldruk. Dat doen we ook op het terrein van de RI&E en van gevaarlijke stoffen. Verder werken we aan de implementatie van de Europese asbestrichtlijn.
Het kabinet zet in op wet- en regelgeving voor kindfluencers en vlogfamilies. Deze groepen worden steeds populairder op sociale media. Deskundigen waarschuwen dat kinderen die in vlogs voorkomen risico’s lopen op het gebied van mentale gezondheid, ontwikkeling en algemeen welzijn. Daarom bekijken we hoe de boetes voor het niet naleven van de wet- en regelgeving effectiever kunnen zijn. Ook zetten we in op voorlichting over de risico’s en bestaande regelgeving.
3.5 Kinderopvang
We gaan de financiering van kinderopvang verbeteren10. De onzekere en ingewikkelde kinderopvangtoeslag gaat verdwijnen. In plaats daarvan vragen kinderopvangorganisaties straks de vergoeding voor kinderopvang aan bij de overheid. De overheid betaalt deze vergoeding daarna uit aan de kinderopvangorganisaties. De hoogte van de vergoeding is straks niet meer afhankelijk van het inkomen van ouders. Ouders betalen vervolgens een eigen bijdrage aan de kinderopvangorganisatie. Zo wordt de financiering van kinderopvang voor hen veel eenvoudiger en zekerder. Terugvorderingen bij ouders komen dan nooit meer voor. In 2026 stuurt het kabinet een wetsvoorstel voor deze nieuwe financiering naar de Tweede Kamer. Het Ministerie van SZW en de Dienst Toeslagen richten samen de uitvoering van de nieuwe financiering in. En het kabinet zorgt samen met de kinderopvangsector voor een soepele overgang naar de nieuwe financiering, zodat het nieuwe stelsel in 2029 in werking kan treden.
We verhogen nu al de vergoedingen voor kinderopvang. De komende jaren verhogen we de vergoedingspercentages in de kinderopvangtoeslag steeds in stappen, zodat in 2029 alle werkende ouders het maximale vergoedingspercentage krijgen. De vraag naar kinderopvang kan zo geleidelijk toenemen, waardoor de kinderopvangsector tijd heeft daarop te reageren. Toch blijft het mogelijk dat de opvangtarieven gaan stijgen als het aanbod niet voldoende mee kan groeien. Het kabinet wil met flankerend beleid de financieel meest kwetsbare ouders beschermen tegen de gevolgen van zulke prijsstijgingen. Daarnaast heeft het kabinet bij de afgelopen voorjaarsbesluitvorming besloten om de maximum uurprijs in de kinderopvangtoeslag per 2026 wél te indexeren. Zo blijft de kinderopvangtoeslag in de pas lopen met de opvangkosten die ouders betalen.
We verbeteren de kwaliteit en veiligheid van onze kinderopvang. Dit doen we met een wijziging in de wet Kinderopvang. In Nederland is de kinderopvang van goede kwaliteit en dat moet zo blijven. Ouders willen hun kinderen met een gerust hart naar de opvang brengen. Daarom werkt het kabinet continu aan het waarborgen en verbeteren van de kwaliteit en de veiligheid van kinderopvang. Per 1 juli 2026 treden verbetermaatregelen voor de gastouderopvang in werking. Deze wetswijziging heeft als doel de kwaliteit van gastouderopvang beter te waarborgen. Hiervoor worden onder andere de eisen aan gastouderopvang aangescherpt. Bijvoorbeeld om de begeleiding van gastouders door het gastouderbureau te verbeteren en om bij te dragen aan (verdere) professionalisering van gastouders.
Net als in het Europees deel van Nederland verbeteren we het kinderopvangstelsel in Caribisch Nederland. Naar verwachting treedt op 1 januari 2026 de Wet kinderopvang BES in werking. Deze wet verbetert de kwaliteit van kinderopvang op Caribisch Nederland en maakt kinderopvang beter betaalbaar.
4. Participatie en integratie
4.1 Participatie
Ons doel is om vertrouwen en menselijke maat in de Participatiewet te verankeren. Ook moet de uitvoering van de wet eenvoudiger worden. Zo wil het kabinet de hardheden die mensen ervaren in deze wet tegengaan. Daarvoor wordt de Participatiewet meer in balans gebracht. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans is aangenomen in de Tweede Kamer. De implementatie wordt voorbereid. De inwerkingtreding van de nieuwe wet- en regelgeving is in 2026. Daarnaast onderzoekt het kabinet de opties voor een fundamentele herziening van de Participatiewet en wordt er ook gewerkt aan het versterken van de vakkundigheid in de uitvoering door gemeenten.
We willen dat mensen zeker kunnen zijn dat kleine fouten niet tot grote gevolgen leiden. Dat doen we via het wetsvoorstel Handhaving Sociale Zekerheid waarmee we de handhaving in brede zin herzien. Met het versterken van de preventieve aanpak verkleinen we bovendien de kans op fouten. Tot slot wordt er gewerkt aan de kabinetsambitie om verschillende inkomensondersteunende regelingen binnen de Participatiewet, zoals de Studietoeslag en de Individuele Inkomenstoeslag, te vereenvoudigen en verschillen tussen gemeenten te verkleinen.
Het kabinet werkt aan een arbeidsmarkt waar iedereen meedoet en tot zijn recht kan komen. Dat betekent dat werken loont en dat werkgevers goed ondersteund worden. Maar ook dat mensen die ondersteuning nodig hebben om de stap naar werk te zetten, die ook krijgen. Ook om dat werk vervolgens te behouden. Verder werken we aan het verbeteren van de banenafspraak. Op kortere termijn doen we dat door te werken aan een beperkte verbreding van de doelgroep. Maar we werken ook aan een langetermijnvisie op de banenafspraak. Daarnaast blijft het kabinet investeren in de sociaal ontwikkelbedrijven zodat deze ook in de toekomst banen kunnen blijven bieden aan mensen voor wie werk in een reguliere setting niet vanzelfsprekend is. En net zoals in 2025 worden ook voor de jaren 2026 t/m 2028 medewerkers van sociaal ontwikkelbedrijven gecompenseerd. Bovendien trekt het kabinet structureel € 12 miljoen uit voor het starten van Individuele Plaatsing en Steuntrajecten (IPS). Hiermee kunnen ook in 2026 mensen met psychische problemen in de gemeentelijke doelgroep, starten met meerjarige ggz-trajecten gericht op werk.
Het wordt voor mensen makkelijker gemaakt om te switchen tussen uitkering, dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en regulier werk. Ook zorgen de ministeries van SZW en OCW voor een soepelere overgang van school naar werk en het houden van werk voor jongeren met een risico op een structurele achterstand op de arbeidsmarkt. Zoals jongeren met een beperking. De nieuwe wet- en regelgeving van school naar duurzaam werk treedt naar verwachting 1 januari 2026 in werking.
Daarnaast ambieert het kabinet dat werkzoekenden en werkgevers elkaar eenvoudig kunnen vinden, om mensen snel aan een baan te helpen. Daarvoor werkt het kabinet aan de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur. Er komt in elke arbeidsmarktregio één regionaal loket: het Werkcentrum. Werkzoekenden, werkenden en werkgevers kunnen daar terecht met vragen over werk, loopbaanontwikkeling, scholing en personeelsvraagstukken. Het Werkcentrum dient als toegangspoort voor dienstverlening van een publiek-private netwerksamenwerking. Ook wordt het van-werk-naar-werk-stelsel versterkt om wisselen van baan soepeler te laten verlopen. Verder helpt het kabinet Oekraïense ontheemden mee te doen op de Nederlandse arbeidsmarkt. Zolang het niet veilig genoeg is om terug te keren, ondersteunen we deze groep door ze te begeleiden naar passend en duurzaam werk.
Professionals voor Maatwerk Multiproblematiek (PMM) helpt bij het doorbreken van vastgelopen complexe situaties. Gemeenten krijgen regelmatig te maken met inwoners die in complexe situaties vastlopen. PMM is een netwerk van professionals van 6 ministeries, meer dan 65 gemeenten en 20 publieke dienstverleners. Via het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek biedt PMM één ingang bij het Rijk voor het oplossen van vastgelopen situaties met multiproblematiek. Daarnaast signaleert PMM knelpunten en deelt deze met beleidsmakers, om bij te dragen aan een beter werkend systeem.
4.2 Integratie en maatschappelijke samenhang
In 2026 gaan we aan de slag met de Actieagenda Integratie. Het kabinet zet in op vertaling van de pijlers ‘Open en vrije samenleving’ en ‘Meedoen met werk en taal’, in concrete maatregelen. Zoals toegezegd in de Kamerbrief ‘Actieagenda Integratie en de Open en Vrije samenleving’11. De Actieagenda is een set van geïntensiveerde en nieuwe maatregelen in het integratiedomein. Het zet in op de versterking van de waarden en normen van de open en vrije samenleving. In aanvulling op de versterking van kennis over de Nederlandse waarden en normen via het onderwijs, emancipatiebeleid en inburgering streven we ook naar het bevorderen van het recht op zelfbeschikking in gesloten gemeenschappen, het tegengaan van schadelijke praktijken en het vergroten van de bewustwording van buitenlandse beïnvloeding.
Via de Actieagenda willen we ook de arbeidsdeelname van mensen met een migratieachtergrond vergroten. Zodat er gelijkwaardige kansen zijn op de arbeidsmarkt. Dit doen we door in te zetten op taal en werk voor nieuwkomers, zodat zij snel een goede start kunnen maken, goed kunnen integreren, volwaardig mee kunnen doen en een bijdrage kunnen leveren aan Nederland. Het actieplan ‘Statushouders aan het werk’ biedt een bredere aanpak om deze groep aan het werk te krijgen. Het Rijk zet in op samenwerking met werkgevers voor betere arbeidsmarktkansen van Nederlanders met een migratieachtergrond die hier al langer zijn. Het kabinet heeft vanaf 2027 extra middelen vrijgemaakt voor taalonderwijs aan mensen in de bijstand die het vereiste taalniveau nog niet halen. Met gemeenten wordt gewerkt aan een effectieve uitvoering en handhaving van de taaleis. Ook bekijken we met gemeenten wat een goede manier is om mensen met taalonderwijs te ondersteunen.
Met de Actieagenda willen we ook dialoog en samenwerking bevorderen. Zo dragen we bij aan het verkleinen van scheidslijnen, zowel lokaal als nationaal, en voorkomen we dat deze uitgroeien tot breuklijnen. Met dit doel zetten we een Nationale Dialoog in gang die bij moet dragen aan het versterken van het wederzijds vertrouwen tussen burgers en overheid, een respectvolle en constructieve gesprekscultuur stimuleert en de onderlinge verbondenheid in de samenleving bevordert.
Daarnaast werken we aan hoe we als samenleving de impact van dreigingen op de sociale stabiliteit kunnen opvangen. Dat gebeurt in de eerste plaats op lokaal niveau. Het Ministerie van SZW zet daarom in op het versterken van netwerken. Dit doen we met goed toegeruste professionals, het maatschappelijk middenveld en de signaleringsfunctie van het ministerie ten tijde van crisis. We hebben aandacht voor de repatriëring van eigen burgers. Én de mogelijkheid dat de samenleving te maken krijgt met een instroom van vluchtelingen en ontheemden door een conflict elders in Europa.
Met de Wet Inburgering laten we inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk meedoen in Nederland. Onder andere door het leren van de Nederlandse taal en vinden van werk. De Wet inburgering 2021 (hierna: Wi2021) is sinds 1 januari 2022 van kracht. In 2026 zullen de inzichten en lessen uit de tussenevaluatie en het onderzoek naar de betaalbaarheid van inburgering worden gebruikt om de werking van het stelsel te versterken. Dit doen we samen met de ketenpartners.
Ook wordt het inburgeringsstelsel doorontwikkeld. De asiel- en huisvestingsmaatregelen die door het kabinet zijn aangekondigd hebben consequenties voor de uitvoerbaarheid van het stelsel. Hiervoor onderzoekt het kabinet hoe en op welke termijn deze gevolgen kunnen worden ondervangen, zodat de inburgering goed kan blijven functioneren. Tot slot zal in 2026 vorm gegeven worden aan een nieuw handhavingsbeleid van de inburgering naar aanleiding van de uitspraken van het Europese Hof van Justitie op 4 februari 2025 en de Raad van State op 9 juli 2025. We werken aan een wetsvoorstel voor dit nieuwe beleid.
Kerncijfers
Handhaving UWV, SVB en gemeenten
Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2024. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid. Voor het jaarverslag waren cijfers van gemeenten over het laatste kwartaal van 2024 nog niet beschikbaar. Deze cijfers zijn nu toegevoegd.
Aantal boetes (x 1.000) | Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln) | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2022 | 2023 | 2024 | 2022 | 2023 | 2024 | 2022 | 2023 | 2024 | |
UWV1 | 1,7 | 1,1 | 0,6 | 2,0 | 1,2 | 0,7 | 7,1 | 4,4 | 2,5 |
SVB2 | 0,9 | 0,9 | 0,8 | 0,9 | 1,1 | 1,1 | 4,0 | 4,0 | 3,3 |
Gemeenten3 | 5,8 | 4,3 | 3,5 | 3,7 | 2,9 | 2,4 | 4,2 | 5,2 | 5,6 |
Totaal | 8 | 6 | 5 | 7 | 5 | 4 | 15 | 14 | 11 |
Re-integratie
Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een beperking door UWV aan het werk zijn geholpen. SZW heeft in samenwerking met UWV gewerkt aan een herijking van de prestatie indicatoren. Aanvankelijk werd enkel de uitstroom naar werk met benutten van volledige restverdiencapaciteit in onderstaande tabel weergegeven. Vanaf 2025 wordt er gerekend met een nieuwe prestatie-indicator, waarbij ook de mensen geteld worden die uitstromen naar werk en de restverdiencapaciteit gedeeltelijk benutten alsmede het aantal gerealiseerde contractverleningen. De streefwaarde is jaarlijks cumulatief voor de WIA 12.000 plaatsingen en contractverleningen en voor de Wajong 15.000 plaatsingen en contractverleningen.
Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | Streefwaarde 2026 | |
---|---|---|---|---|
Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering | 150 | 100 | 100 | ‒2 |
Mensen met recht op Ziektewetuitkering | 500 | 350 | 400 | ‒2 |
Mensen met recht op WIA-uitkering | 4.200 | 4.500 | 4.500 | 12.000 |
Mensen met recht op Wajong | 7.700 | 7.100 | 6.100 | 15.000 |
Totaal | 12.600 | 12.050 | 11.100 | ‒ |
Bron: UWV, jaarverslag.
De aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen geteld die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen geteld van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit (gedeeltelijk) werk hebben aanvaard. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen geteld die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen.