De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) is een overkoepelende agenda met daarin de evaluatieprogrammering van de beleidsterreinen van SZW. De evaluatieonderzoeken staan geordend naar thema’s die aansluiten bij de strategie van heel SZW en zijn opgebouwd vanuit onze maatschappelijke opgaven (top-down) en vanuit onze kennis van hoe ons beleid werkt (bottom-up). Bij de inhoud van de thema’s is gekeken naar de samenhang met de kennisagenda van SZW, de thema’s onderling en beleidsthema’s van andere departementen. Dit is terug te zien in de toelichtende teksten bij de thema’s en het agenderen van onderzoeken onder meerdere thema’s.
De evaluaties op deze SEA dienen niet alleen ter verantwoording van de effectiviteit en doelmatigheid van uitgaven, maar zijn ook gericht op verbetering van bestaand beleid en het voorbereiden van nieuw beleid. Met de evaluaties kan op langere termijn worden beoordeeld hoe het beleid werkt en hoe we het beleid kunnen verbeteren. Daarbij hebben we aandacht voor de publieke waarde van ons beleid; ofwel de impact van beleid op de maatschappij. De SEA is van en voor heel SZW om te reflecteren op bestaand beleid ten behoeve van keuzes voor toekomstige SZW beleid.
Per SEA-thema is (voor een periode van de komende 4-7 jaar) inzichtelijk gemaakt:
– welke doelen het beleid op dat thema heeft;
– welke vastgestelde kennis er op dit thema al is;
– welke kennis er nog niet is en wat de inzichtbehoeften zijn;
– hoe de evaluatieplanning daaruit volgt;
– waar een eventuele overlap met andere thema’s van de SEA bestaat.
Bijlage 4 bij deze begroting biedt een overzicht van alle geplande evaluatieonderzoeken. In de SEA maakt SZW onderscheid tussen evaluaties en overig onderzoek. De evaluaties zijn als volgt getypeerd: ex-ante evaluaties (zoals pilots, nulmetingen en experimenten), ex-durante evaluaties (zoals monitoring en tussenevaluaties), ex-post evaluaties (zoals wets- en effectevaluaties en periodieke rapportages).
Thema/Periodieke rapportage | Eerstvolgende Periodieke rapportage | Begrotingsartikelen | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 121 | 13 | ||
Thema 1/Periodieke rapportage gezonde en veilige arbeidsomstandigheden | 2028 | x | ||||||||||||
Thema 2/Periodieke rapportage leven lang ontwikkelen | 2027 | x | ||||||||||||
Thema 3/Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden | 2027 | x | ||||||||||||
Thema 4/Periodieke rapportage kinderopvangbeleid | 2025 | x | ||||||||||||
Thema 4/Periodieke rapportage tegemoetkoming ouders | 2025 | x | ||||||||||||
Thema 4/Periodieke rapportage arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind | 2031 | x | x | x | ||||||||||
Thema 5/Periodieke rapportage pensioen en oudedag | 2028/2029 | x | ||||||||||||
Thema 5/Periodieke rapportage gezond naar pensioen | 2027 | x | x | |||||||||||
Thema 6/Periodieke rapportage armoede en schulden | 2026 | x | ||||||||||||
Thema 7/Periodieke rapportage bijstand en participatie | 2027 | x | ||||||||||||
Thema 8/Periodieke rapportage jonggehandicapten | 2025 | x | ||||||||||||
Thema 9/Periodieke rapportage werkloosheid werknemers | 2030 | x | ||||||||||||
Thema 10/Periodieke rapportage ziekte en arbeidsongeschiktheid voor werknemers | n.t.b. | x | x | |||||||||||
Thema 11/Periodieke rapportage nabestaanden en wezen | 2028 | x | ||||||||||||
Thema 12/Periodieke rapportage integratie | 2029 | x | ||||||||||||
Thema 13/Periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel | 2026 | x |
Artikel 12 van de SZW-begroting bevat de rijksbijdragen. De rijksbijdragen zijn overboekingen van het Rijk (SZW) naar de sociale fondsen beheerd door UWV en SVB. De rijksbijdragen aan de SVB zijn ingesteld omdat bij de AOW de premie-inkomsten alleen niet hoog genoeg zijn om alle uitgaven te dekken. Bij het UWV gaat het om rijksbijdragen voor uitgavenregelingen waarvoor het niet mogelijk is of niet wenselijk is om premies te heffen, zoals voor de zwangerschapsuitkering aan zelfstandigen en de tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten. Bij alle rijksbijdragen is het zo dat de uitgavenregelingen waar de rijksbijdragen naar toe gaan (AOW, Wet arbeid en zorg en de arbeidsongeschiktheidsregelingen) verantwoord worden op de andere beleidsartikelen van de SZW begroting (bij de premiegefinancierde uitgaven). Die uitgavenregelingen worden dus via het betreffende beleidsartikel geëvalueerd. Een losse evaluatie van artikel 12 is daarom niet nodig.
Thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden
Het beleid rond Gezond en Veilig Werken (G&VW) heeft tot doel dat mensen in Nederland op een gezonde en veilige manier kunnen werken. Zo kunnen zij gezond blijven en werkend hun pensioenleeftijd halen. De Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidstijdenwet vormen het fundament van de beleidsinzet. Een belangrijk deel van het beleid bestaat uit stimuleringsprogramma’s en -projecten gericht op werkgevers en werknemers. Daarnaast zijn communicatie via het Arboportaal en de dialoog met sociale partners en andere betrokken partijen belangrijke onderdelen van het beleid.
SZW heeft in september 2020 een uitgebreide beleidsdoorlichting over artikel 1 van de SZW-begroting uitgevoerd, inclusief het beleidsterrein G&VW. Mede op basis van deze beleidsdoorlichting en de toekomstverkenning arbeid & gezondheid is de Arbovisie 2040 opgesteld. De Arbovisie 2040 legt de basis voor gezonder en veiliger werken in Nederland. Met onder andere de sociale partners werken we deze Arbovisie verder uit. Centrale elementen in deze uitwerking zijn een stevige inzet op preventie en betere uitvoering van de Arbo regels, met als sluitstuk goed toezicht en handhaving. Daarmee bieden we ook een handvat om in de toekomst terug te blikken en te evalueren.
Naast de genoemde trajecten volgt SZW met een meerjarig monitoringsprogramma de ontwikkelingen op het gebied van arbeidsomstandigheden en gezondheid van werkenden. Dit alles biedt, samen met de evaluaties van de beleidsinstrumenten onder dit thema, input voor de periodieke rapportage die in 2028 gepland staat. De onderwerpen binnen het thema waarvoor middelen zijn gereserveerd komen aan bod in de evaluaties en worden meegenomen in de periodieke rapportage.
Thema 2: Leven lang ontwikkelen
Beleidsmaatregelen binnen het thema Leven Lang Ontwikkelen (LLO) hebben als doel mensen te helpen zich te ontwikkelen en inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt is sterk in beweging. Het is belangrijk dat vraag en aanbod goed op elkaar aan blijven sluiten. LLO beoogt werkzekerheid te vergroten en werkloosheid te voorkomen. Ook draagt LLO bij aan doorgroei in loopbanen, en meer werkplezier en inkomen. Verder kan LLO een bijdrage leveren aan productiviteitsgroei en innovatie van bedrijven. Cruciaal is een sterke leer- en ontwikkelcultuur waarin het vanzelfsprekend is voor mensen om zich te blijven ontwikkelen. SZW werkt binnen het thema LLO samen met onder andere OCW, EZ en de SER en stemt onderzoek en beleid op elkaar af.
Op dit moment zijn er verschillende LLO beleidsinstrumenten, zoals de SLIM-regeling en de Expeditie-regeling. We onderzoeken de effectiviteit van deze beleidsinstrumenten. Ook werken we toe naar een periodieke rapportage waarbinnen alle onderwerpen van het thema worden meegenomen. Hierin onderzoeken we de onderlinge samenhang tussen de beleidsinstrumenten. Het is hierbij de wens om inzicht te krijgen in de toegankelijkheid en het gebruik van de regelingen voor verschillende groepen werkenden, zoals werkenden in het mkb, praktisch opgeleiden, flexwerkers en ouderen. Ook kijken we of het nuttig is om de evaluaties in het kader van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) op te nemen in de periodieke rapportage. Een van de prioriteiten van ESF+ is ‘Kwetsbare werkenden en werkzoekenden’, waarbij een van de doelstellingen LLO is.
Thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden
De beleidsinstrumenten onder het thema Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden beschermen en versterken de positie van werkenden. Zo bevorderen ze het functioneren van de arbeidsmarkt (evenwicht tussen werkgevenden en werkenden). De beleidsinstrumenten onder dit thema zijn divers: van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag die ervoor zorgt dat iedere werknemer een minimumloon ontvangt en de Arbeidswet 2000 BES die specifiek in Caribisch Nederland geldt, tot beleid rond gelijke behandeling op de werkvloer.
In 2020 is de beleidsdoorlichting naar artikel 1 Arbeidsmarkt van de SZW-begroting afgerond. De scope van artikel 1 was breder dan beleid naar Arbeidsverhoudingen en- voorwaarden. De belangrijkste conclusie was dat doelbereik niet of nauwelijks te beoordelen was omdat de instrumenten moeilijk te koppelen waren aan de doelen. Artikel 1 is nu opgesplitst in een aantal thema’s, waaronder arbeidsverhoudingen en -voorwaarden. Daarnaast hebben we ook een beleidstheorie opgesteld specifiek voor dit thema. Dit maakt het te evalueren beleid overzichtelijker. Ook kunnen we zo meer uitspraken doen over doeltreffendheid en doelmatigheid.
Onder dit thema vallen alle evaluaties van het beleid rond arbeidsverhoudingen en -voorwaarden. Dit omvat ook beleidswijzigingen die hebben plaatsgevonden, zoals de Wet Arbeidsmarkt in Balans, de Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn en de Meldingsplicht Wet Arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. SZW monitort en evalueert de effecten van deze instrumenten – en andere instrumenten op dit thema.
Daarnaast is in de Kamerbrief van april 2023 het arbeidsmarktpakket aangekondigd. Daarin worden maatregelen aangekondigd zoals Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden, en maatregelen voor flexcontracten. Deze maatregelen vallen onder dit thema. Om in de toekomst een gedegen evaluatie van de maatregelen uit het arbeidsmarktpakket uit te kunnen voeren zal het ministerie een jaarlijkse monitor uitvoeren.
In april 2025 heeft de Tweede Kamer de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten aangenomen. Deze wet heeft als doel de positie van kwetsbare uitzendkrachten te verbeteren en een gelijk speelveld te creëren voor uit- en inleners. In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Wet is reeds een ex-ante evaluatie van start gegaan. Drie jaar na inwerkingtreding volgt een tussentijdse evaluatie van de wet.
Het beleid Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden heeft ook effecten buiten de bescherming van de positie van werkenden. Bijvoorbeeld op de wendbaarheid van bedrijven en de arbeidsproductiviteit van Nederland. De verschillende evaluaties, waaronder in de monitor van het arbeidsmarktpakket, zullen ook hierop ingaan.
Op alle onderwerpen binnen het thema volgt er dus een evaluatie. Ook zullen ze allemaal deel uitmaken van de periodieke rapportage die in 2027 gepland staat. De verschillende onderwerpen kunnen zich wel in andere evaluatiefases bevinden.
Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind
Het beleid van SZW op het gebied van arbeid en zorg en de ontwikkeling van het kind valt uiteen in de onderwerpen kinderopvang, kinderbijslag, kindgebonden budget (tegemoetkoming ouders) en arbeid en zorg (onder andere zwangerschaps- en bevallingsverlof, ouderschapsverlof en flexibel werken).
Dit thema in de SEA maakt inzichtelijk dat het beleid arbeidsdeelname van ouders wil bevorderen en hun inkomensondersteuning wil bieden. Zo krijgen mensen controle op hun werk en leven én tegelijk de mogelijkheid zich te kunnen ontwikkelen. Daarnaast wil het beleid een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het kind en het bestrijden van armoede onder kinderen.
De komende jaren zullen we als Ministerie van SZW ons beleid evalueren. We kijken dan naar alle onderwerpen die raken aan arbeid en zorg, en de ontwikkeling van het kind. Wat zijn de doelen van dit SZW-beleid? Welk inzicht hebben we op dit vlak nodig? En vooral ook: waar zit overlap en waar ontbreekt kennis of een eventuele hogere doelomschrijving en link met ander (SZW- of rijks-)beleid?
De subthema’s kinderopvang, tegemoetkoming ouders en arbeid en zorg hebben nu alle drie een eigen evaluatieplanning. Momenteel vinden twee van de drie periodieke rapportages plaats, op de subthema’s Kinderopvang en Tegemoetkoming Ouders. Het subthema Arbeid en Zorg heeft afgelopen jaar een periodieke rapportage gehad. We sorteren voor, onder voorbehoud van uitkomsten van de lopende rapportages, op één gezamenlijke periodieke rapportage in de volgende evaluatiecyclus. Deze gezamenlijke periodieke rapportage zal de periodieke rapportages per subthema vervangen. Alle onderwerpen binnen het thema zullen deel uitmaken van deze periodieke rapportage. Ook zullen we een gezamenlijke beleidstheorie opstellen. De verschillende onderwerpen kunnen zich wel in andere evaluatiefases bevinden.
Kinderopvang
Kinderopvang moet zowel de arbeidsdeelname van ouders bevorderen als de ontwikkeling van het kind stimuleren. Het beleid richt zich op kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare kinderopvang zodat ouders ook gebruik maken van kinderopvang. Op dit moment loopt er een periodieke rapportage over het doel 'bevorderen van arbeidsparticipatie'. Daarnaast is er de periodieke rapportage over het doel 'stimuleren van de ontwikkeling van het kind (2023)'. Samen vormen ze de evaluatie over het totale kinderopvangbeleid.
Verder werkt het kabinet aan een wettelijk kinderopvangstelsel in Caribisch Nederland. In juni 2024 is de Wet kinderopvang BES (Wko BES) gepubliceerd. Doel van deze wet is de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te verbeteren. De Wko BES treedt naar verwachting op 1 januari 2026 in werking.
Het kabinet introduceert een nieuw financieringsstelsel voor de kinderopvang. Deze nieuwe financiering is eenvoudiger, biedt ouders meer zekerheid en maakt kinderopvang voor veel ouders beter betaalbaar. De inkomensafhankelijke, ingewikkelde en onzekere kinderopvangtoeslag verdwijnt. Er komt een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor alle werkende ouders voor terug. De overheid betaalt deze vergoeding rechtstreeks aan kinderopvangorganisaties. Ouders weten vooraf waar ze recht op hebben, dus de overheid vordert niet meer terug bij ouders. Voor deze nieuwe financiering is een wetswijziging nodig. Voor deze wijziging zal SZW een uitgebreid monitoring- en evaluatieplan opstellen. Daarmee volgen en onderzoeken we de gevolgen van de wijzigingen.
Tegemoetkoming ouders
De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen. Dit doet zij via de Algemene kinderbijslagwet (inclusief de dubbele kinderbijslag en extra kinderbijslag - AKW+), het kindgebonden budget en de kinderbijslagvoorziening BES.
Sinds de vorige beleidsdoorlichting Artikel 10 Tegemoetkoming ouders zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd in de kinderbijslag. In 2020 heeft het (toenmalige) kabinet de kinderbijslag ontkoppeld van de studiefinanciering. Hierdoor behouden ouders het recht op kinderbijslag en kindgebonden budget wanneer het kind studiefinanciering ontvangt. Daarnaast is op 1 juli 2024 een wijziging in de dubbele kinderbijslag intensieve zorg doorgevoerd. De SVB kent sindsdien automatisch de dubbele kinderbijslag toe als het kind een Wlz-indicatie heeft (Wet langdurige zorg). Ouders ontvangen de dubbele kinderbijslag intensieve zorg ook standaard met zes maanden terugwerkende kracht.
In de afgelopen jaren hebben het kabinet en de Tweede Kamer geïnvesteerd in de kindregelingen, vooral in het kindgebonden budget. Het kindgebonden budget is op een aantal punten gewijzigd. Deze intensiveringen en aanpassingen komen terug in de periodieke rapportage die het kabinet in 2025 oplevert. Deze rapportage onderzoekt de doelmatigheid en doeltreffendheid van de kinderbijslag en het kindgebonden budget en reflecteert op de opvolging van de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting. De periodieke rapportage gaat ook in op de doelmatigheid van de kinderbijslag BES. SZW besteedt separaat onderzoek hiernaar uit. Als uit de periodieke rapportage blijkt dat er nog ‘witte vlekken’ zijn, kan dat aanleiding zijn voor aanvullend onderzoek.
Arbeid en zorg
Het beleidsterrein Arbeid en Zorg maakt het mogelijk om arbeid en zorg te combineren. In de Wet arbeid en zorg zijn de verlofregelingen opgenomen. Dit verlof kan worden gebruikt voor de zorg voor kinderen, de zorg voor naasten en bij calamiteiten. Er wordt op dit moment gewerkt aan het vereenvoudigen van het verlofstelsel. Over de mogelijkheden voor vereenvoudiging is de Tweede Kamer eerder geïnformeerd (Kamerstukken II 2022/23, 32 855, nr. 38 en Kamerstukken II 2023/24, 32 855, nr. 39). Zeer binnenkort wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het nieuwe, vereenvoudigde verlofstelsel.
UWV heeft in 2024 onderzoek gedaan naar de eerste ervaringen van ouders, werkgevers en UWV met het betaald ouderschapsverlof.13 Deze invoeringstoets is eind 2024 gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2024/25, 26 447, nr. 60). In 2025 volgt de eerste evaluatie van het betaald ouderschapsverlof. Hierin wordt gekeken naar het gebruik en de effecten van dit verlof. Ook de Wet flexibel werken valt onder het beleidsterrein Arbeid en Zorg. Door deze wet kunnen werknemers vragen om aanpassing van hun arbeidsduur, arbeidstijden en arbeidsplaats. In 2026 wordt de Wet flexibel werken opnieuw geëvalueerd.
In 2024 is onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het Arbeid en Zorg-beleid. Deze periodieke rapportage is eind 2024 gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2024/25, 26 447, nr. 60). Hierin is ook de beleidstheorie Arbeid en Zorg opgenomen. Uit de periodieke rapportage blijkt dat de doelstellingen van het beleidsterrein redelijk tot behoorlijk goed worden bereikt met de bestaande regelingen. Er konden geen uitspraken worden gedaan over de doelmatigheid. In mei is de Tweede Kamer geïnformeerd over wat de vervolgstappen zijn (Kamerstukken II 2024/25, 31 865, nr. 281). Bijvoorbeeld voor toekomstige onderzoeken en evaluaties. Waar mogelijk worden in vervolgonderzoek beide partners en kwantitatieve effecten in de tijd meegenomen.
Thema 5: Pensioen en oudedag
Om ons pensioenstelsel toekomstbestendiger te maken, hebben kabinet en sociale partners in 2019 het pensioenakkoord gesloten. De maatregelen die daaruit voortvloeien moeten deze oudedagsvoorziening verbeteren en mensen uitzicht bieden op een koopkrachtig pensioen. Zo’n koopkrachtig pensioen sluit aan bij het SZW-doel ‘mensen hebben een vangnet bij ouderdom’.
Daarnaast bevat het pensioenakkoord tijdelijke maatregelen rond duurzame inzetbaarheid en eerder stoppen met werken. Deze zijn uitgewerkt in onder andere de subsidieregeling Maatwerk duurzame inzetbaarheid en Eerder uittreden (MDIEU), de Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) en de uitbreiding van verlofsparen. Deze maatregelen sluiten aan bij het SZW-doel ‘mensen hebben (duurzaam) gezond en veilig werk’. De maatregelen rond de oudedagsvoorziening en een koopkrachtig pensioen zijn uitgewerkt in het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen (WTP).
De evaluaties van deze wetten zijn geagendeerd in de SEA. Daarnaast monitort SZW de voortgang van de transitieperiode van de WTP (2023-2028). In 2028 is de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel afgerond. De ervaringen van deelnemers, en de effecten van de transitie worden in de jaren daarna geëvalueerd.
Ook is in het pensioenakkoord overeengekomen dat de AOW-leeftijdsverhoging vanaf 2020 langzamer omhoog gaat en vanaf 2025 wordt gekoppeld aan de levensverwachting. SZW monitort de gevolgen van de leeftijdsverhoging op de arbeidsparticipatie, gebruik van uitkeringen, gezondheid en duurzame inzetbaarheid. De AOW-monitor is tussen 2019 en 2024 jaarlijks uitgebracht. Ook in de periode 2025 tot en met 2027 zal SZW deze monitor laten uitvoeren. Verder is er een onderzoek voorzien naar knelpunten en kansen rond gezond doorwerken tot aan het pensioen. In dit onderzoek is aandacht voor het perspectief van zowel de werkende als de werkgever. Zo kan het duidelijk worden welke factoren de uittreedleeftijd bepalen en hoe we langer doorwerken kunnen stimuleren. SZW zal dit onderzoek samen met de voortgangsrapporten van de monitoring en evaluatie van de MDIEU benutten om beslissingen te nemen in het vervolg van de discussie over zwaar werk en maatregelen voor duurzame inzetbaarheid.
Een periodieke rapportage op het onderwerp gezond naar pensioen is voorzien voor 2027. Naast opgedane ervaringen met de MDIEU en RVU, is het streven om verbinding te leggen met het thema ‘leven lang ontwikkelen’ en gezondheidsthema’s rond ouder worden. De periodieke rapportage voor ‘oudedagsvoorziening’ is vooralsnog voorzien voor 2028/2029. SZW zal alle beleidsinstrumenten evalueren, waarmee de SEA dekkend is voor het thema.
Thema 6: Armoede en schulden
Een van de strategische doelen van SZW is dat mensen een vangnet hebben als ze dat nodig hebben. Maar in de praktijk kampen nog te veel mensen in Nederland met ernstige geldzorgen, problematische schulden of leven onder of rond de armoedegrens. De persoonlijke impact hiervan op mensen is groot. En daarnaast betalen we hiervoor als samenleving ook een hoge prijs. Het kabinet zet daarom in op het Nationaal Programma Armoede en Schulden.
Met het Nationaal Programma Armoede en Schulden wil het kabinet een toename van (kinder)armoede voorkomen, en zo mogelijk verder terugdringen. Het kabinet wil de langetermijneffecten van armoede tegengaan en mensen in armoede helpen vooruit te komen. Ook moeten problematische schulden worden voorkomen. En als er schulden ontstaan, moeten drie dingen beter: een kleine vordering moet klein blijven, mensen met schulden moeten overzicht houden, en er moet snelle en goede schuldhulpverlening beschikbaar zijn. Met dit programma wil het kabinet nadrukkelijk ook voorzieningen beter toegankelijk maken. Zo krijgen mensen meer bestaanszekerheid en de ruimte om mee te doen in de samenleving.
Het kabinet stelt jaarlijks een monitor op bij de rapportage aan de Tweede Kamer over de voortgang van het programma. Hiermee biedt het kabinet inzicht in de aard van de problematiek en ontwikkelingen in het armoede- en schuldenbeleid. En bekijken we aan de hand van verschillende kwantitatieve gegevens en indicatoren of we op de goede weg zijn. Samen met de monitors en evaluaties van de beleidsinstrumenten onder dit thema vormt dit de input voor de overkoepelende periodieke rapportage die voor dit begrotingsjaar 2026 gepland staat. De onderwerpen binnen het thema worden zodoende allen geëvalueerd en worden ook meegenomen in de periodieke rapportage. De onderwerpen kunnen zich daarbij wel in verschillende evaluatiefases bevinden.
Thema 7: Bijstand en participatie
In Nederland bestaat een vangnet voor wie (tijdelijk) niet zelf in het bestaan kan voorzien. Sinds 2015 regelt de Participatiewet een deel van deze voorzieningen. Deze wet biedt net als zijn voorgangers inkomenssteun aan mensen die het tegenzit via de bijstand en helpt hen om weer (gedeeltelijk) aan het werk te komen. Samenhangend met de Participatiewet stimuleert de Wet banenafspraak en het quotum arbeidsbeperkten werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen.
De afgelopen jaren is gebleken dat de Participatiewet niet altijd uitpakt zoals bedoeld. Daarom is het traject Participatiewet in balans gestart. Eerder is met het Breed Offensief al gepoogd om de situatie van mensen met een arbeidsbeperking binnen de Participatiewet te verbeteren.
SZW monitort de Participatiewet al sinds de introductie in 2015 uitgebreid. Zo verschijnt jaarlijks een monitoringsbrief Participatiewet en twee keer per jaar een factsheet Participatiewet met de belangrijkste cijfermatige ontwikkelingen. Daarnaast schetst de Nederlandse Arbeidsinspectie een beeld van het stelsel werk en inkomen in de Spiegel Bestaanszekerheid, met veel aandacht voor de Participatiewet. In de monitoring en evaluatie van de Participatiewet zoeken we ook nadrukkelijk aansluiting bij ontwikkelingen in het sociale domein.
Op dit moment bestaat er al specifieke aandacht voor het onderzoeken van potentiële brede baten (bijvoorbeeld op het gebied van zorggebruik) die kunnen ontstaan bij dienstverlening aan bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsgerechtigden. Een ander belangrijk aspect, dat ook in de evaluatie van de Participatiewet benoemd werd, is de duurzaamheid van werk(hervatting). Deze onderwerpen zullen de komende jaren prominent aan de orde komen bij onderzoek naar de werking van de Participatiewet. Een periodieke rapportage van de effecten (inclusief de werking van enkele specifieke instrumenten binnen de Participatiewet) van het huidige beleid verschijnt in 2027, waarbij we ook, voor zover relevant, de inzichten uit eerdere periodieke rapportages (onder andere Jonggehandicapten, SUWI en Armoede & Schulden) meenemen. Vanwege de decentrale uitvoering van het beleid, zullen we de periodieke rapportage vooral uit (landelijk) stelselperspectief bezien. Daarbij gaan we niet in op individuele gemeenten. In de periodieke rapportage zullen we, voor zover mogelijk, ook de effecten van de maatregelen uit het Breed Offensief en Participatiewet in Balans (spoor 1) onderzoeken.
Thema 8: Jonggehandicapten
Het thema jonggehandicapten omvat de doelstelling om jonggehandicapten in de Wajong via een uitkering een financieel vangnet te bieden als dat nodig is. En de kans zich te ontwikkelen op weg naar betaald werk, zodat ze zelf kunnen bijdragen aan hun (financiële) toekomst.
Op basis van de bevindingen uit de beleidsdoorlichting Wajong in 2018 heeft het toenmalige kabinet de Wajong aangepast. Met de Wet vereenvoudiging Wajong zijn diverse maatregelen in de Wajong verwerkt. Die zorgen er onder andere voor dat meer (gaan) werken loont. Ook kunnen Wajongers tot de AOW-leeftijd herleving van hun Wajonguitkering aanvragen als dat nodig is. En ze behouden hun uitkering als zij onderwijs (gaan) volgen. Daarnaast is UWV in 2017 gestart met een nieuw dienstverleningsmodel om jonggehandicapten die kunnen werken te helpen bij het vinden van werk. De onderzoeksplanning heeft de afgelopen tijd in het teken gestaan van het afronden van een evaluatie naar de effectiviteit van deze dienstverlening, het uitvoeren van een wetsevaluatie en een periodieke rapportage in 2025. Op basis van de resultaten van deze onderzoeken werkt SZW aan een nieuwe onderzoeksplanning.
De onderwerpen binnen het thema worden allemaal geëvalueerd en zullen ook mee worden genomen in de periodieke rapportage. De verschillende onderwerpen kunnen zich wel in andere evaluatiefases bevinden.
Thema 9: Werkloosheid werknemers
Bij het thema ‘werkloosheid werknemers’ gaat het erom werknemers inkomensbescherming te bieden bij werkloosheid en hen te stimuleren een nieuwe baan te vinden. Hiertoe heeft SZW in 2023 een periodieke rapportage opgesteld. De toenmalige Minister van SZW heeft deze dat jaar naar de Tweede Kamer gestuurd. Een van de aanbevelingen uit de periodieke rapportage was vervolgonderzoek naar de effecten van de duurverkortingsmaatregelen uit de Wet werk en zekerheid. Dit onderzoek is inmiddels afgerond. De resultaten zijn onlangs aangeboden aan de Tweede Kamer. Verder is UWV begin 2025 gestart met een vier jaar durend experiment met de sollicitatieplicht in de werkloosheidswet (WW) en onderzoek naar de effecten daarvan. Het onderzoek vergelijkt de effectiviteit van diverse varianten van de invulling van de sollicitatieplicht in de WW. Over het verloop en de voorlopige resultaten van het experiment in de praktijk zal medio 2027 worden gerapporteerd. De eindevaluatie is naar verwachting begin 2029 beschikbaar.
De onderwerpen binnen het thema worden met uitzondering van de IOW allemaal geëvalueerd en zullen ook mee worden genomen in de periodieke rapportage. De verschillende onderwerpen kunnen zich wel in andere evaluatiefases bevinden. Voor de IOW wordt nog bezien of een nieuwe evaluatie nodig is. De IOW is in 2020 reeds geëvalueerd en loopt af in 2028.
Thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers
In Nederland beschermen we werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Ook ondersteunen we deze mensen naar werk (re-integratie). Thema 10 gaat over deze onderwerpen.
Dit jaar voeren we een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) uit. Dit onderzoek gaat over het stelsel voor zieke en arbeidsongeschikte werknemers. Het IBO kijkt naar hoe het stelsel betaalbaar en beheersbaar kan blijven. Mensen die ziek of arbeidsongeschikt zijn, kunnen soms voor een deel nog werken. Het IBO onderzoekt hoe we deze mensen kunnen stimuleren om dit te doen. Het IBO publiceert de resultaten in het najaar van 2025.
In 2024 heeft de Minister van SZW de Tweede Kamer geïnformeerd over de periodieke rapportage ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers. In deze periodieke rapportage onderzoekt het ministerie of de verschillende regelingen over ziekte en arbeidsongeschiktheid doen wat ze moeten doen. Na het sturen van de Kamerbrief heeft het kabinet het eerdergenoemde IBO ingesteld. Hier geeft SZW nu eerst prioriteit aan. Als er meer bekend is over de resultaten van het IBO, kijkt het ministerie hoe het deze resultaten mee kan nemen in de periodieke rapportage.
Binnen het ministerie is afgesproken dat periodieke rapportages ook de wet- en regelgeving in Caribisch Nederland onderzoeken. De Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024 wijzigt de Wet ongevallenverzekering BES en de Wet ziekteverzekering BES. Een deel van deze wijzigingen treedt per 1 juli 2025 in werking. Een ander deel van de Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024 wordt op een later tijdstip van kracht. Omdat deze wetten nog gewijzigd worden, nemen we ze nu niet mee in de periodieke rapportage. Latere periodieke rapportages over het thema ‘ziekte en arbeidsongeschiktheid’ zullen deze wetten wel evalueren.
Verder voert het ministerie onderzoeken uit op losse thema’s. Bijvoorbeeld naar hoeveel werkgevers een verzuimverzekering hebben. En een onderzoek naar alles wat we nog niet weten als het gaat om re-integratie.
De onderwerpen binnen het thema worden allemaal geëvalueerd en zullen ook mee worden genomen in de periodieke rapportage. De verschillende onderwerpen kunnen zich wel in andere evaluatiefases bevinden.
Thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen
Het beleid over nabestaanden en wezen beschermt deze groepen tegen financiële gevolgen van het verlies van partner of ouder(s). Op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw) beschermt de overheid nabestaanden tegen de financiële gevolgen van het verlies van een partner of ouder(s). De nabestaandenuitkering garandeert achterblijvende partners bestaanszekerheid. Het vangnet voor wezen is de wezenuitkering.
In de afgelopen jaren zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de Anw. Zo is er in navolging op de beleidsdoorlichting van 2019 een verkennend kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de wezenuitkering. Uit dit onderzoek blijkt in 2022 dat zowel de doeltreffendheid als doelmatigheid van de wezenuitkering te vergroten zijn.
In 2023 heeft het Nibud de kosten van levensonderhoud voor wezen onderzocht. Op basis van de onderzoeken uit 2022 en 2023 worden verbetermogelijkheden voor wezenuitkering en de effecten daarvan verder verkend.
Verder heeft de SVB in 2023 een intern onderzoek uitgevoerd naar het ‘niet-gebruik’ van de wezenuitkering. Daaruit bleek dat veel wezen die recht hebben op een wezenuitkering, daar geen gebruik van maken. Daarnaast zijn er voor de nabestaanden doelgroep binnen de Anw twee zogeheten klantreizen uitgezet in 2022. Naar aanleiding van deze klantreizen verbetert de SVB de dienstverlening aan Anw-gerechtigden op verschillende punten.
In 2025 wordt een onderzoek uitgezet bij het CBS. Dit onderzoek gaat over de inkomens- en arbeidsmarktpositie van nabestaanden voor, tijdens en na afloop van hun Anw-uitkering, niet-gebruik van de nabestaandenuitkering en het niet-gebruik van de wezenuitkering. De SVB verwacht de resultaten in 2026. In 2026/2027 start het syntheseonderzoek op de Anw. In 2028 wordt de periodieke rapportage naar de Tweede Kamer gestuurd.
De onderwerpen binnen het thema worden allemaal geëvalueerd en zullen ook mee worden genomen in de periodieke rapportage. De verschillende onderwerpen kunnen zich wel in andere evaluatiefases bevinden.
Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang
SZW wil bijdragen aan een inclusieve en sociaal stabiele samenleving waarin mensen in verscheidenheid met elkaar samen leven en kunnen participeren in de maatschappij. Het beleid van integratie en maatschappelijke samenhang richt zich op het mogelijk maken dat iedereen meedoet in de samenleving. Daartoe worden gelijkwaardige kansen en evenredige posities op de arbeidsmarkt bevorderd, ingezet op een snelle en goede inburgering van nieuwkomers en inclusief en gelijkwaardig samenleven gestimuleerd. Ook is het weerbaar maken tegen ongewenste beïnvloeding en het versterken van de sociale stabiliteit een doel van dit beleid.
Op 7 februari 2025 heeft de Staatssecretaris Participatie en Integratie zijn beleidsplannen op het terrein van samenleven en integratie voor de komende jaren aan de Tweede Kamer aangeboden in de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving. Deze agenda vormt de basis voor de doorontwikkeling van het beleid en de keuze voor welke beleidsinstrumenten worden ingezet. Daarbij worden ook de inzichten meegenomen die de periodieke rapportage Integratie en Maatschappelijke samenhang uit 2023 heeft opgeleverd. Die rapportage liet zien dat groepen met een migratieachtergrond in het algemeen nog steeds een minder gunstige sociaaleconomische positie innemen dan gemiddeld. Dit beeld is zichtbaar in bijvoorbeeld het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in het inkomen. Verder bleek dat er tussen maatschappelijke domeinen verschillen bestaan in positie en positieontwikkeling. In het onderwijs is bijvoorbeeld een duidelijke inhaalslag te zien in de afgelopen periode. Tegelijkertijd is de problematiek op de arbeidsmarkt weerbarstiger en kent het sterkere conjunctuurinvloeden. Desalniettemin blijkt uit de rapportage dat het beleidsprogramma Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA) doeltreffend is. Dit heeft ertoe geleid dat inmiddels op verzoek van de Tweede Kamer (Motie Ergin, Kamerstukken II 2023/24, 32 824, nr. 419) en de belangrijkste actoren op de arbeidsmarkt (verenigd in de Taskforce VIA) een tweede Werkagenda VIA is opgesteld. Hiermee wordt het doeltreffende beleid verder geïntensiveerd. Deze tweede Werkagenda VIA draagt bij aan de doelen van de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving. De werkagenda VIA is inmiddels uitgebreid met het Plan van Aanpak Statushouders aan Werk inclusief een intensivering daarvan. Daarbij gaat het om verschillende maatregelen om de toeleiding van statushouders naar werk te verbeteren.
De inzichten uit de periodieke rapportage 2023 worden de komende jaren gebruikt om het beleid verder te onderbouwen en ontwikkelen. Zo wordt de beleidstheorie aangevuld en getoetst met monitoring en evaluatie van de Werkagenda VIA. Ook worden evaluaties opgezet van een aantal acties gericht op het bevorderen van samen leven.
Beleidsonderwerpen rondom Samenleven en Weerbare Samenleving bevinden zich nog veelal in de beleidsontwikkelingsfase en zijn daarom niet evenredig vertegenwoordigd in de evaluatieplanning. Wel worden alle onderwerpen binnen het thema geëvalueerd. Ook de beleidsonderwerpen rondom Samenleven en Weerbare Samenleving zullen dus mee worden genomen in de periodieke rapportage in 2029. Recentelijk is, mede als doorwerking van de periodieke rapportage uit 2023, het traject rondom de beleidstheorie afgerond. Hierin zijn de wetenschappelijke fundering van de beleidstheorie van Weerbare Samenleving getoetst en de beleidsdoelstellingen geëxpliciteerd. Die toetsing bevat ook de eerste aanzet voor een indicatorenstelsel om dit beleidsonderdeel te gaan monitoren. Dit instrument wordt momenteel verder uitgewerkt.
De Wet inburgering 2021 is op 1 januari 2022 van kracht geworden. De kennisbehoefte rondom deze wet is uitgewerkt in een Monitoring- en Evaluatieplan Wi2021 (M&E-plan) en vertaald in een onderzoeksagenda voor de periode 2022-2027. De kennisbehoefte omvat de werking, het doelbereik en de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Wi2021. De hiertoe uitgevoerde en uit te voeren onderzoeken worden ook meegenomen in de periodieke rapportage in 2029.
De onderwerpen waarmee SZW zich bezighoudt zijn maatschappelijk brede thema’s en dit betekent dat er ook interdepartementaal wordt samengewerkt. Voorbeelden daarvan zijn - in aanvulling op de eerdergenoemde Werkagenda VIA waarin samengewerkt wordt met OCW en negentien andere partners - de meerjarige longitudinale onderzoeken onder het cohort statushouders (LOCS) en Oekraïense vluchtelingen (LOCOV). Voor deze onderzoeken wordt er samengewerkt met JenV, een consortium van kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Een ander voorbeeld is de beleidsontwikkeling en organisatie van de brede beleidsinformatiestructuur op het thema demografie waarvoor negen departementen samenwerken. Bij al deze projecten is SZW trekker.
Thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel
De Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (de Wet SUWI) regelt de structuur voor de uitvoering van taken rond arbeidsvoorziening en sociale verzekeringswetten. Deze structuur moet bijdragen aan bestaanszekerheid en meer arbeidsdeelname.
Momenteel loopt de periodieke rapportage Uitvoering SUWI-stelsel voor de periode 2020-2025. Het onderzoek kijkt naar de mate waarin we de uitvoering van de socialezekerheidswetgeving binnen het huidige SUWI-stelsel als rechtmatig, doelmatig, doeltreffend en klantgericht kunnen beschouwen in deze periode. Het onderzoek is grotendeels gebaseerd op bestaande bronnen (synthesestudie), aangevuld met interviews met relevante betrokkenen binnen het SUWI-domein. De onderwerpen binnen het thema worden allemaal geëvalueerd en worden meegenomen in de periodieke rapportage. De verschillende onderwerpen kunnen zich wel in andere evaluatiefases bevinden.
Daarnaast richt het onderzoek zich op de werkbaarheid en effectiviteit van het toezicht binnen het stelsel, evenals op de manier waarop inrichting, aansturing, toezicht en uitvoering gezamenlijk bijdragen aan een doelmatig en doeltreffend SUWI-stelsel waarin het burgerperspectief centraal staat. In dat kader staat het onderzoek stil bij de verbeteracties die het kabinet sinds 2020 heeft ingezet naar aanleiding van onder andere Werk aan Uitvoering, het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag en het rapport van de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties. Deze acties hadden als doel om de uitvoering te versterken, met meer nadruk op de menselijke maat en het belang dat mensen gehoord en gezien worden.
Het onderzoek moet duidelijk maken of deze investeringen tussen 2020 en 2025 daadwerkelijk hebben geleid tot verbeteringen in de werking van het SUWI-stelsel. Het kabinet zal het rapport en zijn reactie daarop in 2026 aanbieden aan de Tweede Kamer.
Thema 14: Werk aan Uitvoering
Het programma Werk aan Uitvoering (WaU) is in het leven geroepen om de publieke dienstverlening duurzaam te verbeteren. Centraal staan een betere dienstverlening aan burgers en bedrijven, meer ruimte voor de professional en een meer lerende overheid. Binnen dit SEA-thema wordt het beleid rondom de uitvoering van deze ambities geëvalueerd en wordt inzicht opgebouwd in de vraag wat werkt om de uitvoering van publieke taken effectiever, mensgerichter en wendbaarder te maken.
In het coalitieakkoord van Rutte IV zijn middelen gereserveerd voor het verbeteren van de publieke dienstverlening. Gedurende 10 jaar is jaarlijks circa € 600 miljoen gereserveerd aan incidentele middelen, met een aanloop van € 200 miljoen in 2022. Structureel is vanaf 2032 jaarlijks € 133 miljoen beschikbaar. De middelen worden ingezet ten behoeve van het toekomstbestendiger maken van de publieke dienstverlening, het versnellen van de digitale agenda en het verbeteren van de statuur van de uitvoering. Een deel van de middelen is gereserveerd om gezamenlijke plannen ter verbetering van de dienstverlening te bekostigen en daarmee ook organisatie-overstijgende samenwerking te stimuleren.
Departementen zijn zelf verantwoordelijk voor het evalueren van de verschillende plannen die zijn gefinancierd met incidentele WaU-middelen. Aan het einde van de reeks voor de incidentele middelen zal een onderzoek plaatsvinden naar deze incidentele WaU-middelen. Dit onderzoek wordt opgepakt door SZW, gezien de Minister van SZW coördinerend bewindspersoon is van het programma Werk aan Uitvoering. Aldus staat het ook op de SEA van SZW. De evaluaties van de departementen worden meegenomen in dit onderzoek. Het onderzoek zal ook een basis bieden voor de vormgeving van de verdeling van de structurele middelen. In de komende periode wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een passende onderzoeksaanpak om het onderzoek goed vorm te geven.
Voor een verdere onderbouwing van de Strategische Evaluatie Agenda, zie Bijlage 4: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda. Klik op deze link voor een interactieve versie van de SEA. Voor een overzicht van afgerond evaluatie- en overig onderzoek, klik op deze link.