Gezondheid is van onschatbare waarde. Door betere zorg, gezondere leefgewoontes en aandacht voor preventie leven we gemiddeld langer. Tegelijkertijd betekent dit ook dat we vaker ondersteuning en zorg nodig hebben. Daarnaast zien we een zorgwekkende toename van mentale problemen en groeien de verschillen in gezondheid tussen bevolkingsgroepen. Deze ongelijkheid raakt niet alleen individuen, maar ook de samenleving als geheel. Ook kampt de zorgsector met een groot tekort aan personeel, waardoor de druk op de bestaande professionals steeds groter wordt. Dit maakt duidelijk dat investeren in gezondheid, preventie en toegankelijke zorg geen luxe is, maar een noodzakelijke voorwaarde voor een gezonde en toekomstbestendige samenleving.
Deze uitdagingen hebben gevolgen voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg. Daarom zijn gerichte acties nodig. We blijven inzetten op het behoud van zorgpersoneel. De komende jaren blijven we investeren in het voorkomen van ziekten. Dit doen we onder meer via medische preventie zoals vaccinaties en bevolkingsonderzoeken en via preventieprogramma’s en activiteiten zoals Kansrijke Start, het bevorderen van mentale gezondheid, seksuele gezondheid en een gezonde leefstijl. Gezondheid is niet alleen een zaak van de zorg. Daarom kijken we voorbij het zorgdomein en dus ook naar onderwijs, werk, wonen en ruimtelijke ordening. Zo blijven we werken aan een betere gezondheid via verschillende beleidsterreinen. Daarnaast gaan we de zorg beter organiseren, bijvoorbeeld door gebruik te maken van nieuwe technologie, door beter samen te werken in de regio en administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken. Ook blijven we inzetten op het versterken van de sociale basis en samenwerking met mantelzorgers en vrijwilligers. Met zowel het Aanvullend Zorg en Welzijnsakkoord als het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg wordt dit concreet gemaakt.
Sport en bewegen is belangrijk voor het voorkomen van ziektes. Sporten draagt niet alleen bij aan een betere gezondheid, maar zorgt ook voor sociale contacten en minder stress. Belangrijke ambities, zoals een gezond opgroeiende jeugd, een fitter en sportiever Nederland en het voorkomen van ziekten, blijven een belangrijk deel van het beleid van VWS. Voorkomen is altijd beter dan genezen.
Aanvullend Zorg en Welzijnsakkoord
Om de zorg toegankelijk te houden in tijden van arbeidsmarkttekorten heeft het toenmalige kabinet in 2022 het Integraal Zorgakkoord (IZA) gesloten met dertien zorg- en welzijnspartijen.2 Met het IZA is een belangrijke beweging in gang gezet naar meer passende zorg en betere samenwerking binnen regio’s en over de domeinen heen. Om deze beweging te versterken en versnellen heeft het huidige kabinet een Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) gesloten met de IZA-partijen, aangevuld met Sociaal Werk Nederland, GGD GHOR Nederland en MIND. Het AZWA bouwt voort op het IZA en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) en heeft als doel zorg en ondersteuning gelijkwaardiger toegankelijk en beter bereikbaar te maken en het personeelstekort in de zorg te verminderen.
Met het AZWA versterken we onder meer de «beweging van zorg naar preventie’’. Het sociaal en publieke gezondheidsdomein en de sociale basis hebben een grote intrinsieke waarde voor een gezonde, vitale en veerkrachtige samenleving in brede zin (kort gezegd de gezonde samenleving). Mensen die zich eenzaam voelen, mentale, fysieke, financiële of gezinsproblemen hebben, kunnen, waar mogelijk, terugvallen op steun van vrienden, familie, buren, gezin, clubgenoten, collega’s, mede buurtbewoners, vanuit bewonersinitiatieven of laagdrempelige ondersteuning in de wijk. Een sterke sociale basis draagt eraan bij dat (hulp)vragen zoveel mogelijk in het «gewone» leven (de alledaagse context) worden opgelost en werkt daarmee ook preventief. We investeren bijna € 70 miljoen structureel in medische preventie en bijna € 400 miljoen structureel in voorzieningen en samenwerking op het snijvlak van het sociaal en medisch domein. Ook is afgesproken dat verzekeraars gericht gaan investeren in regio’s en wijken waar de (verwachte) tekorten aan huisartsenzorg het grootst zijn en waar deze investeringen de meeste impact hebben. Ziekenhuizen en ggz-aanbieders gaan inzicht geven in hun wachttijden, zodat mensen zien waar zij het snelst terecht kunnen en verzekeraars hen indien nodig actief kunnen bemiddelen naar een zorgaanbieder met een kortere wachttijd. Daarnaast stellen we geld beschikbaar voor onder andere arbeidsbesparende technologie en opleiden en ontwikkelen voor zorg- en welzijnsprofessionals buiten het ziekenhuis.
Ook is in het AZWA de ambitie neergelegd om gezamenlijk fraude en ondermijning in de zorg veel steviger aan te pakken. Alle partijen voelen een verantwoordelijkheid en willen een bijdrage leveren om fraude en ondermijning te voorkomen, aan te pakken en te stoppen. Samen met de sector wordt op basis van de gemaakte afspraken een plan van aanpak uitgewerkt dat eind 2025 gereed zal zijn.
Fysiotherapie
Fysiotherapeuten spelen een belangrijke rol in het zorgstelsel. Zij dragen bij aan passende zorg en aan substitutie vanuit de tweedelijnszorg, en hebben een belangrijke positie in de eerstelijnszorg. We zien signalen dat de fysiotherapeutische zorg onder druk staat. De Tweede Kamer heeft hier recent aandacht voor gevraagd, onder meer via moties die oproepen om maatregelen te nemen om de positie en toegankelijkheid van fysiotherapie te verbeteren.34
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voert momenteel een marktonderzoek uit naar het functioneren van de marktwerking in de fysiotherapie. In de tussentijdse rapportage5concludeert de NZa dat er op korte termijn geen problemen zijn met de toegang tot fysiotherapie. Wel zijn er signalen die wijzen op mogelijke risico’s voor de toegang op (middel)lange termijn. De eindresultaten worden in het najaar van 2025 verwacht. Op basis daarvan zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over mogelijke oplossingsrichtingen. Er volgen ook onderzoeken naar de overige paramedische sectoren.
Mondzorg
Alhoewel in Nederland mensen vaak naar de tandarts gaan en de mondgezondheid in het algemeen goed is, is er ook een groep van zo’n 640.000 volwassenen die om financiële redenen niet eens per twee jaar naar de tandarts gaat. Het langdurig afzien van mondzorg kan tot mondziekten leiden en kan verdere negatieve gevolgen voor gezondheid of deelname aan de maatschappij hebben. Daarom is in samenwerking met diverse partijen, waaronder zorgverzekeraars, gemeenten en de Mondzorgalliantie het project ‘Vermindering mijding van mondzorg om financiële redenen’ gestart. Het eindrapport is in 2024 opgeleverd. Het is belangrijk dat in beeld wordt gebracht hoe we mondzorg voor minima toegankelijker kunnen maken. Daarom is het Zorginstituut gestart met een adviestraject naar een passende aanspraak voor mondzorg.
In aanvulling daarop zijn in het AZWA afspraken gemaakt op het vlak van medische preventie om zorgvraag te voorkomen. Onderdeel hiervan vormt een ontwikkelagenda die in samenspraak met de relevante AZWA-partijen wordt ontwikkeld en jaarlijks aan de AZWA-tafel besproken. Hiermee kunnen potentiële maatregelen tijdig in kaart worden gebracht. De maatregelen moeten eerst nader onderbouwd zodat daarover op een later moment besluitvorming plaats kan vinden. In het AZWA is mondzorg voor minima een van de genoemde maatregelen. Concrete maatregelen moeten namelijk in samenspraak met partijen worden uitgewerkt en ook is aanvullend onderzoek nodig om de gezondheidswinst van specifieke maatregelen verder te onderbouwen.
Hoofdlijnenakkoord ouderenzorg
Het aantal ouderen met een ondersteuningsbehoefte en zorgvraag stijgt. Ouderen moeten zich kunnen voorbereiden op het ouder worden en hun eigen leven zoveel mogelijk kunnen blijven leiden. Hierbij zijn behoud van zelfstandigheid, eigen regie, sociale relaties, en een veilige en passende leefsituatie belangrijk. Om dat te realiseren is het nodig om de inzet van reablement te versterken en meer mantelzorgondersteuning aan te bieden. Daarom is op 10 juni jl. het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg – Samen voor kwaliteit van bestaan6 (HLO) aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin maken we samen met zorgorganisaties, gemeenten, ouder- en patiëntenorganisaties, zorgverzekeraars en mantelzorgers duidelijke afspraken over de zorg voor ouderen.
De belangrijkste maatregelen voor 2026 zijn: uitwerking van de voorstellen die in 2025 door de HLO-partijen zijn geformuleerd om de maatschappelijke dialoog over ouder worden te intensiveren, afronding van het onderzoek naar de bekostiging van reablement, bestuurlijke afspraken met de VNG over gelijkgericht ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers, versterken van de samenwerking tussen formele en informele zorg en ondersteuning en afronding van het afwegingskader zorg met verblijf in de Wlz. Ook wordt meer maatwerk in de Wlz mogelijk gemaakt en wordt een vernieuwing doorgevoerd in de zorgpraktijk, onder meer door vermindering van administratieve lasten, meer inzet van ICT en versterking van de teamsamenwerking.
Tot slot is met het HLO per 2026 en latere jaren een aanzienlijke verlaging van de bezuiniging in de ouderenzorg afgesproken. De verlaging van de eerder ingevoerde bezuiniging is ongeveer € 250 miljoen structureel.
Ouderenhuisvesting / Moderne verzorgingshuizen
Het vorige kabinet heeft afspraken gemaakt over het realiseren van 290.000 woningen voor ouderen tot en met 2030, waaronder zorggeschikte woningen en geclusterde woningen. Een belangrijk element in het wonen voor kwetsbare mensen is dat er gemeenschappen zijn in de woonvormen waarbij er activiteiten worden georganiseerd en waar er voldoende aanspraak is als je naar de ontmoetingsruimte gaat. De buurt kan daarbij worden betrokken. Een levendige gemeenschap komt in de praktijk heel vaak niet vanzelf tot stand. Daarom zet dit kabinet in op passende ondersteuning voor ouderen en het stimuleren van zorgzame gemeenschappen. Dit wordt gestimuleerd door ontmoeting en verbinding te stimuleren in woonzorgcomplexen met kwetsbare mensen.
Tevens zet dit kabinet erop in dat minder ouderen die niet meer goed thuis kunnen wonen via crisisopvang in het verpleeghuis terecht komen. Hiertoe zorgt het kabinet ervoor dat meer kwetsbare ouderen in een beschutte omgeving kunnen wonen, waar ouderen met beginnend regieverlies zich veilig kunnen voelen. We verkennen of op termijn hiervoor moderne verzorgingshuizen mogelijk zijn. Samen met het veld wordt het komende half jaar onderzocht hoe de zorg en ondersteuning voor deze groep eruit zou kunnen zien, rekening houdend met de afspraken die zijn gemaakt in het HLO en AZWA, de wensen van ouderen en de beschikbaarheid van personeel. Om passende huisvesting te realiseren voor deze doelgroep, onderzoekt het kabinet de mogelijkheid middelen voor zorggeschikte woningen in te zetten. De envelop ouderenzorg op de Aanvullende Post (470 miljoen euro structureel) is beschikbaar voor deze plannen.
Palliatieve en terminale zorg
In 2026 blijven we inzetten op het waarborgen van tijdige, toegankelijke en persoonsgerichte palliatieve zorg en palliatieve terminale zorg. Het belangrijkste doel is ervoor zorgen dat mensen in de laatste levensfase een zo goed en prettig mogelijk leven hebben en dat mensen zich bewust zijn van hun wensen en grenzen.
De vraag naar inzet van vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg blijft groeien. In 2024 waren er 14.242 opgeleide vrijwilligers actief.7Middels de subsidieregeling palliatieve terminale zorg en geestelijke verzorging thuis zetten we in op het stimuleren van de inzet, opleiding en coördinatie van vrijwilligers bij zorg en ondersteuning in de laatste levensfase in hospicevoorzieningen en bij mensen thuis.
Aan dit budget is een bedrag oplopend tot € 17 miljoen extra per jaar toegevoegd. Dit is bedoeld om maatschappelijk kapitaal en inzet van vrijwilligers te blijven stimuleren. De inzet van vrijwilligers zorgt er namelijk voor dat mensen in de laatste fase van hun leven ondersteuning ontvangen, steeds vaker in de vertrouwde omgeving van hun eigen huis. Dit vergroot de kwaliteit van leven en sterven voor patiënten. Daarnaast verlichten vrijwilligers de druk op mantelzorgers en zorgverleners. We stimuleren op deze manier een samenleving waarbij zorg en aandacht voor mensen in de laatste levensfase een gedeelde verantwoordelijkheid wordt.
Arbeidsmarkttekorten in de zorg
De personeelskrapte in de zorg is een groeiend knelpunt en vormt een belangrijk aandachtspunt voor de komende jaren. Als we niets doen, dan loopt het personeelstekort op tot bijna 266.000 werknemers in 2034. Om dit verwachte arbeidsmarkttekort af te wenden zijn stevige afspraken gemaakt in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA). Partijen hebben een ambitieuze doelstelling afgesproken om het stijgende arbeidsmarkttekort met 100.000 personen lager uit te laten komen in 2028 dan in een situatie zonder maatregelen. Specifiek voor het AZWA hebben partijen de ambitie om een potentiële arbeidsbesparing te realiseren van minimaal 40.000 personen, als deel van het hele transitiedoel van 100.000 personen. De meest impactvolle afspraken zijn te clusteren in afspraken over: inbedding en opschaling van passende zorg-initiatieven, inzet van kunstmatige intelligentie (AI) en technologische innovatie, administratieve lasten verlagen en gegevensuitwisseling verbeteren, de beweging van zorg naar preventie ziekte en het leveren van een eerlijke bijdrage, toegankelijkheid en fraudebestrijding.
Deze AZWA-afspraken houden verband met het algemene arbeidsmarktbeleid dat inzet op drie samenhangende sporen:
1. het verlagen van administratieve lasten, onder andere door de inzet van AI;
Een belangrijke oorzaak van de hoge werkdruk in de zorg is de hoeveelheid administratieve lasten waarmee zorgprofessionals dagelijks te maken hebben. Tijd die besteed wordt aan registraties, verantwoording en andere administratieve taken gaat ten koste van directe patiëntenzorg. De aanpak van regeldruk is ook gericht op het voorkomen van dubbel werk. Het halveren van de administratietijd voor zorgprofessionals - naar maximaal 20 procent van hun werktijd in 2030 - levert een belangrijke bijdrage aan het verminderen van het arbeidsmarkttekort. Het substantieel verminderen van de regeldruk en administratieve lasten levert niet alleen meer tijd op voor de patiënt, maar vergroot ook het werkplezier en vermindert de uitstroom van zorgprofessionals.
Voor de zomer is een veldbevraging naar de Tweede Kamer gestuurd.8 Met de veldbevraging hebben zorgprofessionals hun stem laten horen over wat zij verstaan onder zinnige administratie en verslaglegging, die past binnen maximaal 20 procent administratietijd. Het rapport geeft de leden van de Regiegroep Aanpak Regeldruk, waaronder VWS, handvatten om mee verder te gaan. Zo gaven zorgprofessionals aan dat zij veel tijd kwijt zijn aan intakes en overdrachten omdat de gegevens van de patiënt of cliënt niet altijd (correct) worden overdragen. Ook zouden (digitale) systemen beter op elkaar moeten aansluiten om dubbele vastlegging te voorkomen. Door met de uitkomsten van de veldbevraging aan de slag te gaan, ondersteunen alle partijen van de Regiegroep zinnige administratie en voorkomen we dubbel werk. De veldbevraging is uitgevoerd onder teams van zorgprofessionals in de huisartsenzorg, wijkverpleging en geestelijke gezondheidszorg (ggz). In het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) is afgesproken om de veldbevraging uit te breiden naar de overige zorgsectoren.
Daarnaast kan de inzet van kunstmatige intelligentie (AI) bijdragen aan het verminderen van de administratieve lasten door het automatiseren van administratieve taken. Daarnaast kan het helpen bij het stellen van diagnoses en het voorspellen van zorgbehoeften. Zo ontstaat meer ruimte voor persoonlijke zorg en professionele aandacht. Organisaties die AI-systemen ontwikkelen of gebruiken, moeten conform de Europese AI-verordening sinds 2 februari 2025 zorgen dat hun werknemers «AI-geletterd» zijn.
Verder start VWS met verschillende partijen de Nederlandse AI-coalitie (NL AIC), volgend vanuit het AZWA en HLO. Op basis van inzichten hieruit werken aanbieders en zorgkantoren een concreet plan uit dat erop gericht is AI-inzet in de zorg te laten leiden tot echte impact voor medewerkers. Het betrekken van niet alleen zorgprofessionals, maar ook de informatiespecialisten bij instellingen helpen om AI een stap verder te brengen.
Met het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA) heeft VWS samen met alle partijen afspraken gemaakt die de reeds ingezette koers versnellen. In het AZWA staan afspraken over het landelijk opschalen van doorbraakprojecten, ontregelprojecten die al bewezen succesvol zijn in bepaalde zorginstellingen of regio’s. Dit sluit aan bij de reeds ontwikkelde systematiek van het delen van goede praktijken met elkaar vanuit het IZA. Verder worden er afspraken gemaakt over het verminderen van de administratieve lasten door machtigingen en aanvullende verklaringen en inkoop- en verantwoordingseisen van zorgverzekeraars en gemeenten kritisch te bekijken en waar mogelijk te schrappen.
In het Hoofdlijnenakkoord Ouderenzorg (HLO) heeft VWS afspraken met partijen gemaakt om de administratieve lasten in de ouderenzorg omlaag te brengen. Een belangrijke wijziging uit het HLO is het herindicatieproces. Er is afgesproken om allereerst voor de verpleeghuiszorg het herindicatieproces te vereenvoudigen. Vervolgens zal gekeken op welke wijze deze vereenvoudigingen ook voor de andere Wlz-sectoren kunnen gelden.
De aanpassing van de Wet zorg en dwang moet ertoe leiden dat de wet beter uitvoerbaar wordt. Zo krijgen zorgverleners meer tijd om passende zorg te bieden. Na advies van de Raad van State zal dit voorstel naar de Tweede Kamer worden verzonden.
VWS heeft de verantwoordelijkheid om bij nieuwe wet- en regelgeving ook een adequate toets uit te voeren op de regeldrukeffecten in de praktijk. Tot slot spant VWS zich in om, mede op basis van de uitkomst van de veldbevraging, waar mogelijk in te zetten op deregulering en vereenvoudiging van bestaande wet- en regelgeving.
2. de juiste inzet van medewerkers, onder meer door het gebruik van arbeidsbesparende technologie en informele zorg;
Nog steeds worden mensen ingezet daar waar dat niet of veel minder zou hoeven. In die gevallen moet de minste inzet van medewerkers het uitgangspunt worden. Technologische innovaties kunnen zorgmedewerkers ondersteunen in hun werk en hen ontlasten, of de zorgvraag van patiënten verminderen (arbeidsbesparende technologie). Bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën wordt nog vaak te weinig rekening gehouden met de behoeften van de gebruiker. Voor het succesvol toepassen van digitale technologieën in zorg en welzijn, zoals AI, is het nodig dat medewerkers hiervoor klaar zijn en de juiste vaardigheden hebben Daarom draagt VWS financieel bij aan de Coalitie Digivaardig in de Zorg die zorgorganisaties en het onderwijs ondersteunt bij het vergroten van digitale vaardigheden.
Ook zou er meer aandacht moeten zijn voor de vraag hoe en wanneer technologie het beste ingezet kan worden en hoe zorgprocessen moeten worden aangepast. We stimuleren daarom de vraaggestuurde ontwikkeling, implementatie en opschaling van arbeidsbesparende medische technologie in alle sectoren. De verbetering van de bijbehorende randvoorwaarden is daarbij van essentieel belang.
De Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg (STOZ) is een regeling die inzet op de opschaling van digitale en hybride processen in zorg en ondersteuning, met als doelen enerzijds arbeidsbesparing en anderzijds het langer thuis kunnen wonen van mensen met een (chronische) beperking. Hiervoor was in totaal € 128 miljoen beschikbaar. De grote projecten die subsidie hebben gekregen in 2024 en 2025 lopen door in 2026, waarbij het arbeidsbesparende effect steeds zichtbaarder zal zijn.
In het Hoofdlijnenakkoord en het AZWA zijn afspraken gemaakt om de passende inzet van arbeidsbesparende medische technologie te verbeteren, voortbouwend op de acties die eerder zijn ingezet om de innovatie van medische technologie te stimuleren. Dit betekent er in het AZWA onder andere een innovatieprogramma komt om nieuwe vraaggestuurde, arbeidsbesparende medtech te ontwikkelen. Daarnaast wordt er een horizonscan medtech vormgegeven, ook via het International Horizon Scanning Initiative (IHSI), om beter te kunnen voorzien welke innovaties er op ons afkomen. Bewezen zorg- en ondersteuningsprocessen worden opgeschaald, inclusief het afbouwen van bestaande werkwijzen. Ook worden er internationale samenwerkingen en programma’s opgezet tussen lokale overheden en netwerken om succesvolle buitenlandse innovaties naar Nederland te halen.
Het Missiegedreven Innovatiebeleid (MIB) bevordert samenwerking tussen het onderwijs, bedrijfsleven, de zorgsector en de overheid. Het richt zich op de uitdaging om (technologische) innovaties te verbinden met sociale innovatie, waarbij nieuwe werkwijzen en organisatievormen worden ingezet ter bevordering van maatschappelijke opgaven. Door publiek-private samenwerkingen wordt bijgedragen aan de missies uit de Kennis- en Innovatieagenda (KIA). Vanaf 2026 zal het doorsnijdende thema arbeidsbesparing als een speerpunt terugkomen in alle missieteams en worden geïntegreerd in de programmering van missiegerichte activiteiten.
3. Vergroten van vakmanschap en werkplezier.
Om de stijgende zorgvraag het hoofd te bieden, moeten zorg en welzijn aantrekkelijke sectoren blijven om in te werken. Daarvoor zijn vakmanschap en werkplezier de belangrijkste randvoorwaarden. Vakmanschap is belangrijk om de transformaties te doen slagen. In het AZWA is daarom afgesproken om in samenwerking met veldpartijen in te zetten op het (strategisch) opleiden en scholen van professionals, in eerste plaats en vooral waar tekorten het grootste zijn en waar de beweging van zorg naar preventie om vraagt. Dit wordt gedaan door het verstevigen van de instroom (om vroege uitval te voorkomen), het verstevigen van het aanbod van vervolgopleidingen en het voorbereiden van professionals. Structurele bekostiging van opleiden en scholen is van belang voor zowel de ziekenhuizen als buiten het ziekenhuis.Concreet zal het ministerie van VWS een kabinetsreactie voorbereiden op de instroomadviezen van het capaciteitsorgaan voor medische vervolgopleidingen die eind 2025 worden ontvangen voor de volgende ramingsperiode. Daarnaast zal naar aanleiding van afspraken in het AZWA ook de opleidingsbehoefte op het snijvlak van het sociaal domein en zorg in kaart worden gebracht. Bij de verdere uitwerking van de AZWA-afspraken zal VWS met partijen inzetten op het buiten het ziekenhuis stimuleren van opleiden ten behoeve van tekortberoepen, het vergroten van begeleidingscapaciteit en het anders opleiden. Ook met de subsidieregeling Inrichten Opleidingsstructuur Helpenden, Verzorgenden en Verpleegkundige wordt hierop ingezet in 2026.
Om het werken in zorg en welzijn aantrekkelijk te maken en te houden, werkt het demissionaire kabinet samen met het veld verder aan het terugdringen van verzuim en het tegengaan van agressie. Ook is er aandacht voor de mogelijkheden voor grotere contracten en meer flexibiliteit en afwisseling voor medewerkers in loondienst door bij meerdere organisaties en op meerdere plekken in de regio te kunnen werken.
Het demissionaire kabinet zet ook in op het duurzaam versterken van zeggenschap. Tot en met 1 oktober 2026 zijn middelen gereserveerd voor de financiering van het Landelijk Actieplan Zeggenschap (LAZ) om zo zeggenschap van helpenden, verzorgenden en verpleegkundigen duurzaam te bevorderen. Daarnaast wordt ook de monitor Zeggenschap van 2023 tot en met eind 2027 bekostigd. Aanvullend hierop wordt de inzet van de Community ‘Zorg en Welzijn Denkt Mee’ geëvalueerd en waar wenselijk gecontinueerd, zodat zeggenschap op landelijk niveau gefaciliteerd wordt.
Gegevensuitwisseling
We werken aan een toekomstbestendig gezondheidsinformatiestelsel (op basis van de Nationale Visie en Strategie) om de zorg toegankelijk te houden en het arbeidsmarkttekort af te wenden. Burgers krijgen regie over gegevens over hun gezondheid en deze gegevens zijn op het juiste moment op de juiste plek beschikbaar voor zorgverleners (databeschikbaarheid). Hiermee leggen we ook de basis voor de verdere doorontwikkeling en inzet van AI.
Om dit te bereiken wordt gewerkt aan het realiseren van een veilige publieke infrastructuur. Ook zorgen we voor standaardisatie en landelijke randvoorwaarden en generieke voorzieningen die nodig zijn voor dit stelsel. Eén daarvan is het landelijk dekkend netwerk dat zorgaanbieders met elkaar verbindt voor het uitwisselen en beschikbaar stellen van gezondheidsgegevens. Daarnaast ontwikkelen we sets van afspraken, standaarden en voorzieningen om de juiste gegevens op het juiste moment op de juiste plek te krijgen. De beschikbaarheid van gestandaardiseerde data is essentieel voor kwalitatief hoogstaande AI-toepassingen.
Met de Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz) worden zorgaanbieders stap voor stap verplicht tot elektronische gegevensuitwisseling met afspraken over eenheid van taal en techniek.
De zorgsector maakt onderdeel uit van de vitale infrastructuur van Nederland en wordt versterkt in het kader van weerbaarheid, zowel fysiek als digitaal. Begin juni heeft uw Kamer de wetsvoorstellen Wet Weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke) en Cyberbeveiligingswet (Cbw) ontvangen. Dit betekent dat we in 2026 de ministeriële regelingen voor de zorg hebben geïmplementeerd. Met de ministeriële regeling Cbw wordt ingezet op een stelsel waarin de sector zorg (waaronder de zorgaanbieders) hun netwerk- en informatiebeveiliging aantoonbaar op orde moeten hebben. Ook beoordelen we in 2026 op basis van de ministeriële regeling Wwke welke processen (essentiële diensten) en aanbieders (kritieke entiteiten) cruciaal zijn voor de zorg tijdens een grootschalige ramp of crisis, welke dreigingen en risico’s zich voordoen, en welke maatregelen moeten worden genomen door vitale sectoren.
Beschikbaarheid van geneesmiddelen
De beschikbaarheid van geneesmiddelen blijft ook in 2026 een prioriteit. Ondanks dat het aantal tekorten gelukkig is afgenomen, is dit voor veel patiënten nog steeds een probleem.
We nemen aanvullende maatregelen om de beschikbaarheid van geneesmiddelen te verbeteren. We werken aan de mogelijkheden om informatie over mogelijke leveringsonderbrekingen beter uit te wisselen, zodat ketenpartners tijdig kunnen anticiperen op eventuele tekorten. De voorraden van bepaalde geneesmiddelen, bijvoorbeeld van pijnstilling, antibiotica en antistollingsmiddelen, worden verder uitgebreid om een verhoogde vraag en tijdelijke productiestoringen op te vangen. We verkennen de mogelijkheden om opschaalbare en lokale productie te stimuleren, zodat Nederlandse producenten structureel kunnen bijdragen aan de beschikbaarheid van (kritieke) geneesmiddelen voor Nederland en Europa. Dit versterkt niet alleen de leveringszekerheid, maar draagt ook bij aan de weerbaarheid en strategische autonomie van zowel Nederland als Europa. We blijven ook kritisch kijken naar onze eigen prijs- en vergoedingssystemen en we laten het preferentiebeleid onafhankelijk evalueren om de effecten van dit beleid inzichtelijk te maken. Ook verkennen we de mogelijkheden voor de heruitgifte van geneesmiddelen. De uitkomsten en de noodzakelijke randvoorwaarden om dit op een goede en vooral ook veilige manier mogelijk te maken worden meegenomen in de herziening van de Europese farmawetgeving.
Europees wordt er steeds meer ingezet op het versterken van de beschikbaarheid en leveringszekerheid van geneesmiddelen. Nederland neemt actief deel aan vooroverleggen om onze belangen te behartigen en bij te dragen aan Europese oplossingen. Tegelijkertijd erkennen we dat de afhankelijkheid van grote producerende landen zoals China en India voorlopig blijft bestaan. Daarom blijven we investeren in constructieve relaties met deze landen, om ook op de lange termijn de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor Nederlandse patiënten te waarborgen.
Beschikbaarheid medische technologie
Medische technologie is onmisbaar in ons zorgsysteem. Veel Nederlanders gebruiken hulpmiddelen thuis, bijvoorbeeld incontinentiemateriaal en diabeteshulpmiddelen. Bij vrijwel elke behandeling worden mondmaskers, gaasjes, schorten of medische apparatuur gebruikt. Het is daarom van belang om ons ook in 2026 in te blijven zetten voor de toegankelijkheid en beschikbaarheid van medische hulpmiddelen.
We bouwen voort op de acties uit vorig jaar. Zo is de Europese meldplicht ingevoerd zodat ziekenhuizen en andere zorginstellingen tijdig op de hoogte zijn van een tijdelijke leveringsonderbreking of definitieve stopzetting van een product. Voor de nationale implementatie van deze meldplicht is op 3 juni 2025 een wetsvoorstel ingediend om de Wet medische hulpmiddelen (Wmh) te wijzigen. Hierdoor komt informatie over meldingen vanuit de Europese meldplicht voor de gehele zorgsector beschikbaar. Daarnaast zijn we op Europees niveau betrokken bij de evaluatie van de MDR, waar we naast veiligheid ook oog houden voor toegankelijkheid en beschikbaarheid.
We zetten ook landelijk in op het beschikbaar, betaalbaar en toegankelijk houden van medische technologie. Daarnaast voeren we een informatieplicht in die voorraden inzichtelijk maakt bij tekorten, werken we samen met partners aan meer inzicht in de leveringsketens van hulpmiddelen en kijken we waar productie dichterbij huis en het aanleggen van voorraden mogelijk is.
Zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking
In 2026 vindt de afronding plaats van de Toekomstagenda: ‘zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking’ (hierna: Toekomstagenda). Met de Toekomstagenda wordt samen met (zorg)organisaties, cliëntorganisaties, zorgkantoren en branchepartijen gewerkt aan de beweging naar toekomstbestendige zorg en ondersteuning. Het laatste uitvoeringsjaar 2026 zal in het teken staan van stevige kennisverspreiding, borging en het afronden van de opgestarte programma’s en projecten. Zo worden de ondersteuningsprogramma’s op het gebied van innovatie, Begeleiding à la Carte 2 en de Innovatie-impuls 2, afgerond. Er zal nog volop worden ingezet op het Ontwikkelprogramma Complexe Zorg, waar zorgaanbieders worden ondersteund in het maken van een duurzame verandering in hun organisatie en werkwijze waardoor er in alle lagen van de organisatie meer aandacht en begrip is voor de context van mensen met een verstandelijke beperking en onbegrepen gedrag.
Per januari 2025 zijn de tarieven aangepast voor zorgprofielen VG7, ZG en SGLVG. Voor de doelgroep VG7 wordt vanaf 2026 een splitsing gemaakt tussen VG7 en VG7-plus om zorg en ondersteuning voor deze groep passend te bekostigen. Dit naast de tariefsverhoging per 2026 die volgt uit het kostenonderzoek van de NZa. Voor de gehandicaptenzorg en de langdurige ggz samen, gaat het om een bijstelling van alle tarieven die optelt tot € 152 miljoen.
In 2026 loopt bovendien het tweede jaar van de rijksbrede werkagenda die voortkomt uit de nationale strategie voor het VN-verdrag handicap. Deze werkagenda, opgesteld samen met mensen met een beperking en hun naasten, draagt bij aan een toegankelijke en inclusieve samenleving, ook voor mensen die zorg en ondersteuning ontvangen.
Zorg en ondersteuning voor mensen met een langdurige psychische aandoening
In 2026 wordt de werkagenda ‘Een betekenisvol leven met een langdurige psychische aandoening'9 samen met MIND, deNLggz, Valente, de VNG en ZN verder uitgevoerd. Zo worden onder andere de opbrengsten uit de regio’s die zich inzetten om te voorkomen dat mensen met een indicatie voor de ggz-Wlz in de daklozenopvang verblijven, verspreid naar andere regio’s en partijen. Daarnaast wordt breder ingezet op het verbeteren van de samenwerking rond ondersteuning en zorg in complexe situaties door handvatten met het veld te ontwikkelen. Ook wordt met betrokkenen uit de sector gewerkt aan het opzetten van een academische werkplaats voor de langdurige ggz om kennis gerichter te ontwikkelen en beschikbaar te stellen voor professionals.
Zorgplicht
Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht. De norm is in de wet opengelaten. Het is aan zorgverzekeraars om deze zorgplicht in te vullen.
De naleving van de zorgplicht wordt gedaan door de NZa. De NZa heeft een beleidsregel (beleidsregel toezichtkader zorgverzekeraars Zvw) en handvatten (De zorgplicht: handvatten voor zorgverzekeraars). Hierin is de zorgplicht nader geduid, zowel de resultaten die behaald moeten worden als de inspanningen die zorgverzekeraars moeten leveren. In de beleidsregel zijn de (huidige) treeknormen opgenomen. De NZa heeft de afgelopen tijd diverse onderzoeken gedaan naar de naleving van de zorgplicht en ook opgetreden.
Een goede aanpak is dat het veld een voorstel doet voor de normen voor het leveren van zorg. Veldpartijen zijn ook de aangewezen partijen om dergelijke normen te ontwikkelen. In het AZWA zijn onder ‘gelijkwaardigere toegang tot zorg’ diverse afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat mensen sneller en passender zorg krijgen. Zo is de afspraak (C4) opgenomen dat de veldpartijen de normen voor wachttijden gaan actualiseren en waar nodig ontwikkelen. In de werkagenda bij het AZWA is opgenomen dat de zorgplicht moet worden verduidelijkt. Dit zal in de komende tijd uitgewerkt worden.
Private equity
Onze zorg is van oudsher privaat georganiseerd. Wie een huisartsenpraktijk, tandartspraktijk, verpleeghuis of ziekenhuis begint, gaat voor een lening naar de bank, investeert met eigen geld of doet een beroep op private investeerders. Banken zorgen nog steeds voor het grootste deel van financiering in de zorg. Tegelijkertijd zie je dat banken terughoudender zijn geworden in het verstrekken van leningen. Daarbij speelt dat de aard van investeringen verandert bijvoorbeeld voor investeringen in digitale zorg, waarbij geen vastgoed als onderpand kan dienen. Dan komen er alternatieve kapitaalverschaffers in beeld. Private equity partijen zijn partijen die vermogen aanbieden aan niet-beursgenoteerde ondernemingen, waaronder zorgaanbieders. Doorgaans verkrijgen ze dan ook zeggenschap.
Er zijn grote verschillen tussen private equity partijen. Sommige richten zich op een duurzame manier van investeren in de zorg, sommige zijn uit op groot financieel gewin, waarbij het soms ook om excessieve winstuitkering gaat. De patiënten en burgers zijn hiervan de dupe. Het kabinet is tegen excessieve winstuitkering en ook tegen partijen die financieel gewin laten prevaleren boven de zorg voor de patiënt. We zetten stappen om niet-integere aanbieders te weren uit de zorg. Dit doen we onder andere met het wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz) en het wetsvoorstel aanscherping zorgspecifieke fusietoets, waarbij de NZa concentraties (fusies/overnames) meer inhoudelijk kan toetsen.
Staatcommissie zorgstelsel
Op 24 oktober 2024 is tijdens de Begrotingsbehandeling VWS 2025 de motie Krul c.s. ingediend en aangenomen over het treffen van voorbereidingen voor een staatscommissie voor advisering over een toekomstbestendige en weerbare inrichting van het Nederlandse zorgstelsel.10 Het demissionaire kabinet werkt momenteel aan deze voorbereidingen.
Preventie is van groot belang voor een fit, gezond en weerbaar Nederland. Investeren in preventie levert veel op, allereerst voor mensen zelf in de vorm van een gezonder leven op zowel fysiek, mentaal als sociaal vlak. Daarnaast kan het ook bijdragen aan het voorkomen van overbelasting van ons zorgstelsel en zorgkosten die voorkomen kunnen worden, en vermindert het verzuim. Kortom, met preventie kun je ziekte en zorg voorkomen en de arbeidsproductiviteit verhogen.
Samenhangende preventiestrategie
Met de Samenhangende preventiestrategie (hierna: preventiestrategie) zet het kabinet in op een gezonde generatie in 2040. De preventiestrategie beoogt in zeven omgevingen waar veel en vaak kinderen en jongeren komen en worden beïnvloed (van thuis en op school, tot tijdens een dagje uit of op het werk) van de gezonde keuze de vanzelfsprekende en makkelijke keuze te maken. Voor elf preventiethema’s (voeding, bewegen, overgewicht, roken, problematisch alcoholgebruik, schermgebruik en sociale media, drugsgebruik, seksuele gezondheid, zonbescherming, gehoorschade en vaccinaties) zijn ambities en doelen geformuleerd om tot een gezonde generatie in 2040 te komen. Zo streven wij ernaar dat in 2040 geen enkele jongere van 12 tot en met 25 jaar rookt, dat minimaal 80% van de kinderen onder de 18 jaar voldoende groente eet en ten minste 65% voldoende fruit, dat het aandeel kinderen van 4 tot en met 18 jaar met overgewicht niet hoger is dan 9,1%, en dat voor de BMR-vaccinatie een vaccinatiegraad van minimaal 95% is bereikt.
Investeringsmodel preventie
Het lukt nu nog onvoldoende om investeringen in preventie vooraf te relateren aan besparingen later. Daarom werken we aan een investeringsmodel voor preventie. In 2026 wordt verder gewerkt aan een volwaardig afwegingskader voor het investeringsmodel voor preventie. Dit betekent dat de werking van het afwegingskader dat het RIVM ontwikkeld geïllustreerd zal worden door effecten van niet in Nederland ingevoerde preventiemaatregelen te schatten. Daarnaast zijn we voornemens om te toetsen wat een goede uniforme waarde per QALY [extra levensjaar in goede gezondheid] is voor preventiemaatregelen. De technische werkgroep kosten en baten van preventie adviseerde in de tussentijd dat € 50.000 een goede maatstaf is voor de kosteneffectiviteit en het uitdrukken van de waarde van de te verwachten gezondheidswinst van een preventiemaatregel.
Kansrijke Start
Het landelijke actieprogramma Kansrijke Start loopt tot en met 2025. Voor 2026 en verder werken we aan structurele implementatie van de aanpak Kansrijke Start op landelijk, regionaal en lokaal niveau. We betrekken verschillende partijen bij het de uitwerking hiervan, waaronder gemeenten en de jeugdgezondheidszorg. Partijen als de jeugdgezondheidszorg hebben een cruciale rol tijdens de 1e 1000 dagen, door bijvoorbeeld een luisterend oor te bieden aan ouders, vragen en zorgen te bespreken en toekomstige ouders te ondersteunen, zodat zij goed voorbereid zijn op de komst van hun baby en een kansrijke start kunnen maken. Wij zijn dan ook blij dat partijen als de jeugdgezondheidszorg met ons mee denken over wat er structureel nodig is om de Kansrijke Start aanpak in te richten.
We ontwikkelen de aanpak Kansrijke Start door van programma naar structureel beleid. We bouwen verder op de bestaande actielijnen:
1. Vóór de zwangerschap: regie op kinderwens en het goed voorbereid en gezond zwanger worden.
2. Tijdens de zwangerschap: het beter en tijdig signaleren van risico- en beschermende factoren (sociaal en medisch) bij toekomstige ouders en het tijdig bieden van passende zorg en ondersteuning waar nodig.
3. Na de geboorte: het goed toerusten van ouders bij het ouderschap en de opvoeding.
De komende jaren verstevigen we de verbinding met andere beleidsterreinen, zoals de leefomgeving, armoede, hervormingsagenda jeugd en de koppeling sociale basis en stevige lokale teams. Daarnaast richten we een duurzame leerinfrastructuur in. Het doel van deze leerinfrastructuur is om regionale en lokale coalities Kansrijke Start vast te houden in hun inspanningen om regionaal en lokaal uitvoering te geven aan Kansrijke Start, hen daarbij met raad en daad bij te staan, te inspireren en te voeden vanuit een opgebouwde en verder door te ontwikkelen kennisbasis, zowel on- als offline.
Vaccinaties
1. Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma
Volgens het vaccinatiegraadrapport van het RIVM (verslagjaar 2025)11 zijn de vaccinatiegraden bij zuigelingen en kleuters iets afgenomen ten opzichte van het jaar ervoor. Voor de meeste vaccinaties ligt de geregistreerde vaccinatiegraad op landelijk niveau net onder de WHO- doelstelling van 90%. Vanwege het aandeel anonieme vaccinaties, ligt de werkelijke landelijke vaccinatiegraad mogelijk rond of zelfs boven de WHO-doelstelling. Er zijn echter grote regionale verschillen in de vaccinatiegraden. In sommige gebieden liggen de vaccinatiegraden ver onder het landelijk gemiddelde. Ook is duidelijk dat de WHO-doelstelling van 95% voor de BMR-vaccinatie, nodig voor de eliminatie van mazelen, niet wordt gehaald.
Het is zorgelijk dat de vaccinatiegraden bij zuigelingen en kleuters weer lijkt te zijn afgenomen, nadat deze in verslagjaar 2024 leken te zijn gestabiliseerd. Daarom blijven we ons met de aanpak ‘Vol vertrouwen in vaccinaties’ onverminderd inzetten voor het verhogen van de vaccinatiegraden van het Rijksvaccinatieprogramma. In 2025 is een pilot met de G4-gemeenten gestart om de wijkgerichte vaccinatieaanpak te intensiveren en uit te breiden. Geleerde lessen uit de pilot worden landelijk gedeeld. Daarnaast zijn acties ingezet om landelijk bij te dragen aan het fijnmaziger vaccineren. Op basis van de uitkomsten en evaluatie van de pilot zal worden verkend hoe een voortzetting van de versterking van de wijkgerichte aanpak mogelijk kan worden gemaakt.
2. RSV-immunisatie
In 2025 wordt gestart met de uitvoering van de eerste RSV immunisatieronde. Vanaf dat moment komen tijdens de herfst en winter alle baby’s geboren vanaf 1 april 2025 in hun eerste levensjaar in aanmerking voor immunisatie tegen RSV. Een immunisatieprogramma tegen RSV zou naar schatting circa 1.979 ziekenhuisbezoeken en 13.000 huisartsenbezoeken kunnen voorkomen. De totale besparing op de zorgkosten wordt geschat op circa € 16 miljoen jaarlijks. Na afloop van het RSV-seizoen, in maart 2026, zal een evaluatie plaatsvinden met de betrokken partijen. De resultaten uit de evaluatie worden meegenomen voor de volgende rondes.
3. Gordelroosvaccinatie
Vanaf 2027 zijn er structurele financiële middelen beschikbaar voor een vaccinatieprogramma tegen gordelroos. Naar schatting zijn er jaarlijks 94.000 huisartsbezoeken en 500 ziekenhuisopnames door gordelroos. In 2026 zal worden bepaald op welke manier het vaccinatieprogramma vorm moet krijgen en welke leeftijdsgroepen als eerste in aanmerking zullen komen. Ook zal de implementatie van het programma voorbereid worden. Hiervoor is € 2 miljoen beschikbaar.
4. Covid-vaccinatie
Op basis van het huidige advies van de gezondheidsraad zullen in 2026 de volgende doelgroepen in aanmerking komen voor een COVID-19-vaccinatie:
– Mensen vanaf 60 jaar;
– Medische(hoog-)risicogroepen;
– Zorgmedewerkers met direct patiënt-cliëntcontact;
– Mensen die niet tot de bovenvermelde doelgroepen behoren, maar bijvoorbeeld vanwege een kwetsbaar gezinslid of op advies van een behandelend arts toch een COVID-19-vaccinatie willen ontvangen.
Het jaarlijks vaccineren van de doelgroep voorkomt circa 22.150 ziekenhuisopnames, 1.050 IC-opnames en circa 3.000 sterfgevallen. De vaccinaties worden toegediend door de GGD ’en. Er is nog geen besluit genomen over een structureel programma.
Leefstijlpreventie, vapen, roken alcohol, voeding en overgewicht
Het gebruik van vapes is de afgelopen jaren onder jongeren sterk toegenomen. Dit is een zorgwekkende trend, omdat vapen ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Daarom is op 12 maart 2025 het Actieplan tegen Vapen12 gelanceerd. Met het actieplan zet het kabinet in op drie sporen om te voorkomen dat kinderen en jongeren verslaafd raken aan nicotine: 1) tegengaan illegale handel; beginnen met vapen voorkomen; en stoppen met vapen stimuleren en vapers daarbij ondersteunen. Zo wordt het aantal verkooppunten beperkt. Vanaf 2026 is het enkel toegestaan dat vapes door speciaalzaken worden verkocht.
Naast de inzet op vapen blijft het terugdringen van roken van het grootste belang. Roken heeft verwoestende effecten op de gezondheid en kost de maatschappij ongeveer € 33 miljard per jaar.13Roken zorgt in Nederland voor een verlies van vijf levensjaren onder lichte rokers, negen levensjaren onder matige rokers en dertien levensjaren onder zware rokers.14In 2022 waren er in Nederland ruim 670.000 mensen chronisch ziek door roken en overleden er in 2023 bijna 19.000 mensen door roken.15 Iedere dag raken meer dan veertig nieuwe kinderen verslaafd aan roken16 en als zij blijven roken is de kans meer dan 50% dat zij aan de gevolgen daarvan zullen komen te overlijden.17 Het kabinet zet daarom in op een rookvrije generatie waarbij in 2040 geen jongere of zwangere vrouw en maximaal 5% van de volwassenen rookt.
Om dit te bereiken is de accijns in 2024 significant verhoogd en mogen rookwaren sinds 2024 niet meer in supermarkten, avondwinkels en de horeca worden verkocht. Vanaf 2030 mogen rookwaren alleen nog verkocht worden in gemakszaken en speciaalzaken en vanaf 2032 mag dit alleen nog in speciaalzaken. Daarnaast worden rookwaren minder aantrekkelijk door strengere producteisen zoals het verplicht stellen van neutrale verpakkingen voor sigaren en e-sigaretten.
Ook wordt gewerkt aan het rookvrij maken van de terreinen van de kinderopvang, beheerde speeltuinen en kinderboerderijen. Tot slot worden voor nicotineproducten zonder tabak aanvullende regels zoals een nicotinemaximum ingevoerd. Dit zijn veelal voor jongeren aantrekkelijke producten met hoge nicotinegehaltes en smaakjes die jongeren nicotineverslaafd kunnen maken. Nicotinezakjes zijn per 2025 verboden.
Alcoholgebruik brengt met name onder jongeren gezondheidsrisico’s met zich mee. Daarom geldt sinds 2014 een leeftijdsgrens van 18 jaar voor de verkoop van alcohol. Toch blijkt uit recent nalevingsonderzoek dat steeds minder verkooppunten zich aan deze regel houden. Ten opzichte van 2022 daalde de naleving van 39,3% naar 32,7%. Daarom scherpen we in 2026 via wet- en regelgeving de voorwaarden aan voor een betere naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van alcohol.
Ook zetten we in op gezonde voeding en het tegengaan van overgewicht. We werken aan de balans tussen gezond en ongezond aanbod. We maken concrete afspraken met supermarkten over het vergroten van het verkoopaandeel gezonde producten. Al enkele jaren blijkt uit onderzoek van Panteia dat kinderen nog te veel worden blootgesteld aan kindermarketing van ongezonde voedingsmiddelen. Om kinderen beter te beschermen wordt daarom gewerkt aan wettelijke maatregelen om kindermarketing van ongezonde voedingsmiddelen aan banden te leggen. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in 2026 aan de Kamer aangeboden.
Activiteiten gericht op het aanleren van gezonde gewoontes zetten we door. Ook financieren we in 2026 diverse preventie en leefstijlprogramma’s gericht op voorlichting, educatie, en beleidsaanpassingen om gezondere omgevingen te creëren op plekken waar kinderen veel komen: in de buurt, op de opvang of op school. We zorgen ook in 2026, samen met onder andere gemeenten en de zorg, voor passende ondersteuning en hulp voor kinderen en volwassenen met overgewicht middels de ketenaanpakken overgewicht. Met deze ketenaanpak worden mensen met een Gecombineerde Leefstijlinterventie onder begeleiding van een leefstijlcoach, geholpen bij duurzame leefstijlverbetering.
Sport en bewegen
Sporten en bewegen zijn belangrijk voor lichamelijke, mentale en sociale gezondheid. Door te sporten zit je lekkerder in je vel en in je hoofd, maak je vrienden, leer je winnen en verliezen, leer je omgaan met prestatiedruk en werk je aan zelfvertrouwen. Zo maakt sporten je weerbaar en veerkrachtig en leren je omgaan met uitdagingen in het leven. We zien dat bepaalde groepen minder sporten en bewegen. Daarom zijn er binnen het sport- en beweegbeleid drie prioriteiten vastgesteld: Jeugd meer laten sporten en bewegen; mensen met een handicap meer laten sporten en bewegen en mensen in armoede meer laten sporten en bewegen. Door van jongs af aan te sporten is de kans groot dat je dit op latere leeftijd ook nog doet. Daarmee verbeteren we de kwaliteit van leven van jong tot oud. Niet alleen door te sporten word je fitter, met bewegen ben je ook al goed bezig. Het helpt dan als de omgeving je uitnodigt om in beweging te komen.
Gezondheidsachterstanden
In 2026 is er op verschillende beleidsdomeinen van VWS aandacht voor het verminderen van gezondheidsachterstanden. Een effectieve aanpak van gezondheidsachterstanden vergt echter meer dan alleen de inzet van VWS. Daarom is – onder regie van VWS en SZW – een eerste versie van interdepartementale beleidsagenda ‘gezondheid in alle beleidsdomeinen’ opgesteld. Deze beleidsagenda geeft een extra impuls aan het verbeteren van de gezondheid van iedereen en vooral die van mensen die te maken hebben met gezondheidsachterstanden, wegens bijvoorbeeld een lager opleidingsniveau, lager inkomen of een migratieachtergrond. Deze beleidsagenda wordt verder doorontwikkeld en zal in 2026 focussen op een aantal impactvolle maatregelen onder meer op de thema’s gezonde leefomgeving en gezond opgroeien.
Mentale gezondheid
Een goede (mentale) gezondheid is belangrijk voor iedereen. Het versterken van de mentale weerbaarheid draagt niet alleen bij aan het welzijn van mensen, maar kan ook helpen om de druk op de zorg te verlichten. In 2025 is de beweging voortgezet naar een mentaal gezondere samenleving en betere passende ondersteuning en zorg langs vier lijnen (verbeteren mentale gezondheid, mensen op de juiste plek helpen, door- en uitstroom uit de ggz bevorderen en verbeteren prikkels in het stelsel). Eind 2025 is het actieprogramma Mentale gezondheid & ggz gereed. Daarmee zetten we in 2026 in op een aantal acties voor het versterken van mentale veerkracht en het oplossen van een aantal knelpunten tussen stelsels. Met die acties dragen we bij aan een meer samenhangende aanpak van preventie, ondersteuning en zorg en versterken we de verbinding tussen het sociaal domein en de ggz. Ook proberen we meer inzicht te krijgen in de man-vrouwverschillen in mentale gezondheid, om op deze manier acties goed gericht in te kunnen zetten.
Laagdrempelige steunpunten
Laagdrempelige steunpunten zijn fysieke locaties in gemeenten waar iedereen, maar specifiek mensen met Ernstige Psychiatrische Aandoeningen (EPA), zonder verwijzing of beschikking binnen kunnen lopen. In de steunpunten is ruimte voor persoonlijk en maatschappelijk herstel op eigen tempo en in wederkerigheid met anderen. Een belangrijk kenmerk van een laagdrempelig steunpunt is dat ervaringsdeskundigen en/of ervaringswerkers een belangrijke plek hebben. In het AZWA zijn de laagdrempelige steunpunten opgenomen als één van de basisfunctionaliteiten met structurele financiering. Dit betekent dat deze functionaliteit in elke regio of gemeente ingevuld en beschikbaar moet zijn voor inwoners en er dus gebouwd wordt aan een landelijk dekkend netwerk. Innovaties vanuit digitale technologieën kunnen ook als laagdrempelige steunpunten worden ingezet. Dit bouwen we verder uit met onder andere injebol.nl.
Suïcidepreventie
Niemand mag in zo’n uitzichtloze situatie belanden dat suïcide de enige uitweg lijkt. De inwerkingtreding van de nieuwe Wet integrale suïcidepreventie moet samen met de aankomende vierde landelijke agenda gaan bijdragen aan het verlagen van het aantal suïcidepogingen en suïcides. De inwerkingtreding van de Wet integrale suïcidepreventie is voorzien per 1 januari 2026. Dan zullen gemeenten ook de nieuwe taakopdracht hebben om te komen tot suïcidepreventiebeleid en hiertoe middelen krijgen. Daarnaast start in 2026 de vierde landelijke agenda suïcidepreventie die door Stichting 113 Zelfmoordpreventie wordt gecoördineerd. De landelijke agenda biedt onder meer lokale partijen handvatten om in te zetten op het verminderen van suïcides en richt zich ook op risicogroepen.
Vooruitkomen in je leven begint begint met veilig opgroeien in goede gezondheid.
Hervormingsagenda Jeugd
Om jeugdigen beter te helpen, de druk op het stelsel te verminderen en houdbaar te maken voor de toekomst is de Hervormingsagenda Jeugd opgesteld. Er zijn verbeteringen nodig in het jeugdzorgstelsel om jongeren weerbaar te laten opgroeien en kinderen (en gezinnen) in kwetsbare situaties sneller passende hulp te bieden. Daarnaast moet ook de houdbaarheid van het stelsel voor de toekomst geborgd worden. Begin 2025 heeft de Deskundigencommissie Jeugd haar eerste advies, getiteld «Groeipijn»18 gepubliceerd. Zij concluderen dat de Hervormingsagenda een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde is om alle problemen op te lossen. Daarvoor moet ook breder gekeken worden dan alleen naar het jeugdzorgstelsel, omdat problemen in andere domeinen (zoals schulden- en huisvestingsproblematiek en/of ggz-problematiek bij ouders) van invloed zijn op het jeugdhulpgebruik. In 2026 zal het wetsvoorstel reikwijdte bij de Tweede Kamer worden ingediend. Streven is dat het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg in 2026 in werking treedt. In 2026 zetten we verder in op het vergroten van de beschikbaarheid en kwaliteit van data om daarmee het inzicht de werking van het stelsel te verbeteren.
Naar aanleiding van de eerdere afspraken in het voorjaar met de VNG heeft het kabinet besloten tot compensatie van de incidentele tekorten 2023 en 2024 in de jeugdzorg. Gemeenten ontvangen in totaal € 728 miljoen van het Rijk die ze kunnen inzetten ter ondersteuning van de transformatie van de Jeugdhulp conform de afspraken in de Hervormingsagenda. Het gaat dan om het versterken van de sociale basis en stevige lokale teams, met tevens aandacht voor het verbeteren van kind- en gezinsbescherming en de bredere integrale aanpak sociaal domein.
Jeugdigen en gezinnen goed beschermd
We willen dat kinderen en gezinnen leven in een gezonde en veilige thuissituatie. Het huidige stelsel voor gezinnen en huishoudens waar sprake is van onveiligheid en/of een ontwikkelingsbedreiging schiet tekort. Dit is bevestigd door meerdere instanties zoals de inspecties IGJ en JenV en de Algemene Rekenkamer. Daarom werkt het Rijk, de VNG en partnerorganisaties aan een beter stelsel van kind- en gezinsbescherming. Hierbij staan de behoeften centraal van kinderen en volwassenen die thuis niet veilig zijn of kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd. We werken toe naar integrale ondersteuning van gezinnen, met een centrale rol voor stevige lokale teams om onveilige situaties te voorkomen of te bestrijden. Indien er sprake is van onveiligheid en/of een beschermingsmaatregel toch nodig is, moet de bescherming van kinderen en gezinnen beter geregeld worden zodat onderzoek of analyse van de situatie niet volgtijdelijk bij verschillende organisaties uitgevoerd wordt (‘estafette-model’). Dit betekent een fundamenteel andere manier van werken die gezinsgericht is, rechtsbeschermend en transparant is, eenvoudig is in uitvoering en ruimte biedt voor leren en ontwikkeling.
Een ander belangrijk onderdeel van het versterken van de aanpak van kindermishandeling is dat professionals goed signaleren en weten te handelen als er onveilige situaties zijn. Daarom werkt het ministerie in 2026 aan hernieuwde inzet op deskundigheidsbevordering voor het gebruik van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Femicide
In Nederland wordt gemiddeld eens per 8 dagen een vrouw vermoord vanwege het vrouw zijn. In veel van de gevallen is de pleger een (ex-)partner of familielid. Ook in 2026 zet VWS in op het verbeteren van de aanpak van huiselijk geweld en het voorkomen van femicide, met de prioriteiten uit het plan van aanpak ‘Stop femicide’.
Een prioritair thema binnen dit plan van aanpak is het vroegtijdig herkennen van signalen van voorstadia van huiselijk geweld die kunnen escaleren tot femicide. Daarom zet het ministerie in 2026 specifiek in op het verbeteren van de risico taxatie en veiligheidsbeoordeling instrumenten. Daarnaast is aandacht voor de samenwerking tussen partners in zorg en veiligheid bij het signaleren én handelen bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Ook wordt samen met gemeenten en veldpartijen ingezet op het verbeteren van de deskundigheid voor professionals voor alle vormen van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Veilig Thuis is een belangrijke schakel in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. VWS zet zich in om samen met de VNG te zorgen voor betere bereikbaarheid, toegankelijkheid en bekendheid van Veilig Thuis. Dit hangt ook nauw samen met het Toekomstscenario.
Vrouwenopvang
De vrouwenopvang is een belangrijke voorziening voor slachtoffers die de thuissituatie moeten verlaten als gevolg van onveiligheid. De vrouwenopvang biedt een veilige plek, met de juiste begeleiding gericht op herstel. Daarmee is de vrouwenopvang een belangrijke voorziening in de aanpak van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen. Op dit moment is sprake van grote druk op de capaciteit van de vrouwenopvang. Dit heeft wachtlijsten tot gevolg en leidt ertoe dat slachtoffers tijdelijk in hotels of vakantieparken worden opgevangen. Knelpunten rondom de door- en uitstroom van de vrouwenopvang zijn ook van invloed op de bezetting van beschikbare plekken. Het aanpakken van het capaciteitstekort van de vrouwenopvang krijgt prioriteit. VWS zet zich samen met gemeenten en de branchevereniging Valente in voor verbetering. Voor de realisatie van extra opvangplaatsen stelt VWS structureel € 12 miljoen beschikbaar per 2026. Over de nadere afspraken en verdeling van deze middelen vindt nog afstemming plaats tussen Rijk en gemeenten.
Het demissionaire kabinet zet - rekening houdend met uiteenlopende dreigingen waaronder militaire en hybride dreigingen, grootschalige overstromingen en een pandemie - in op een weerbare maatschappij en militaire paraatheid. De gezondheidszorg is daarbij aangewezen als prioritair thema: continuïteit en beschikbaarheid van zorg is allesbepalend voor de continuïteit van de samenleving en is bovendien voorwaardelijk voor de militaire slagkracht, in nationaal en internationaal verband. De opgave voor de publieke, langdurige en curatieve zorg is dan ook om onder alle omstandigheden de zorgverlening voor zoveel mogelijk mensen, zo lang mogelijk beschikbaar te houden, met een daarbij passende kwaliteit.
Het op orde brengen van de basisnoodzorg is een belangrijke stap voor de weerbaarheid van de zorg. De basisnoodzorg is uitgewerkt aan de hand van vijf thema’s: medische voorraden; zorgcapaciteit; IT, data en faciliteiten; bevoegdheden bij crises; en civiel-militaire samenwerking. Er is hiervoor in 2026 € 250 miljoen beschikbaar. Conform het Hoofdlijnenakkoord worden de beschikbare middelen voor pandemische paraatheid geleidelijk afgebouwd tot nul in 2029.
Naast basisnoodzorg is ook veerkracht in de samenleving nodig. De zorg kan in crisistijd alleen toegangkelijk blijven als de smaneleving zelfredzaam en samenredzaam blijft, en ook in omziet naar kwetsbaren. De weerbaarheid, vitaliteit en continuïteit van de samenleving zijn van ons allen. Om een beroep op zelfredzaamheid en samenredzaamheid te kunnen doen, worden de juiste uitgangspositie en randvoorwaarden verder uitgewerkt.
De inzet van VWS ziet op verbinden, communiceren, organiseren, en het waar nodig regelen van bevoegdheden door het aanpassen van wet- en regelgeving. Daarbij wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de uitvoerbaarheid en het absorptievermogen van de zorgsector.
Voor Caribisch Nederland blijven we werken aan zorg en ondersteuning die gelijkwaardig is aan Europees Nederland. Dit begint met het verbeteren van voorzieningen die nog onvoldoende op niveau zijn, of in sommige gevallen zelfs geheel ontbreken. Ook de regelgeving verdient aandacht, zodat deze beter aansluit bij de specifieke omstandigheden van de eilanden.
We blijven inzetten op een zorgstelsel op maat dat rekening houdt met de kleinschalige context van Caribisch Nederland. We werken aan de opbouw van maatschappelijke ondersteuning en de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Verder verbeteren we het aanbod voor jongeren met complexe problematiek.
We versterken de curatieve zorg door veilige en betrouwbare elektronische gegevensuitwisseling mogelijk te maken en E-health initiatieven. Ook verbeteren we de organisatie van medische uitzendingen, zodat inwoners tijdig passende specialistische zorg kunnen ontvangen. Naast het aanpakken van achterstanden bereiden we ons met de eilanden voor op toekomstige uitdagingen, zoals vergrijzing, arbeidsmarktkrapte en de gevolgen van klimaatverandering. In samenwerking met de lokale overheden zetten we daarom in op de verdere ontwikkeling van publieke gezondheid. Bewegen en een gezonde leefstijl moeten onderdeel zijn van het dagelijks leven van alle inwoners.