Base description which applies to whole site

nr. 1JAARVERSLAG VAN HET PROVINCIEFONDS (C)

Aangeboden 18 mei 2005

Inhoudsopgave blz.

A.Algemeen4
   
1.Voorwoord4
2.Verzoek tot dechargeverlening5
3.Leeswijzer7
   
B.Beleidsverslag8
   
4.Beleidsprioriteiten8
5.Beleidsartikelen11
   
C.Jaarrekening15
   
6.Verantwoordingsstaat15
7.Saldibalans16
8.Bijlage 1: Verdiepingsbijlage19
9.Bijlage 2: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer20
10.Bijlage 3: Lijst van de belangrijkste begrippen en hun betekenis21

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Het jaarverslag van het provinciefonds over het jaar 2004 heeft als doel de koppeling tussen beleid en budget inzichtelijk te maken. Het jaarverslag in het algemeen en de derde woensdag van mei in het bijzonder geven een verdere invulling aan het belang van een transparante terugkoppeling van beleid naar de Staten-Generaal. Dit jaarverslag beoogt daarbij zo goed mogelijk invulling te geven aan het VBTB-gedachtegoed.

Wel moet worden benadrukt dat de begroting en het jaarverslag van het provinciefonds afwijken van de begroting en het jaarverslag van de departementen, doordat de ministers van BZK en van Financiën als beheerders van het provinciefonds een systeemverantwoordelijkheid hebben. Met de uitkering uit het provinciefonds wordt niet beoogd om beleidsdoelen te realiseren, maar om de provincies in staat te stellen hun taken goed te kunnen verrichten. De verantwoordelijkheid voor de resultaten van het gevoerde beleid met de middelen uit het fonds ligt bij de provincies. Prestatie-indicatoren hieromtrent kunnen daarom in dit jaarverslag niet worden opgenomen. Wel wordt verantwoording afgelegd over de vraag of het fonds adequaat was van omvang en of de verdeling over de provincies goed was. Dat is immers de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerders.

Het jaarverslag bestaat naast de op dit voorwoord volgende dechargeverlening en leeswijzer uit een beleidsmatige paragraaf getiteld beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag komt terug op de in de ontwerpbegroting 2004 aangegeven beleidsprioriteiten. Als tegenpool van de in de ontwerpbegroting gebruikte w-vragen staan bij het jaarverslag de drie h-vragen centraal.

• Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?

• Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?

• Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Financiën,

2. VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Financiën aan de Voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2004 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het provinciefonds.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel beheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het provinciefonds. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van het provinciefonds over het jaar 2004;

de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2004 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2004 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2004 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

De Minister van Financiën,

G. Zalm

3. LEESWIJZER

Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen, evenals het jaarverslag van het gemeentefonds, een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel.

Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2004 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2004, de 1e en 2e suppletore begrotingen 2004) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij vooral de ontwerpbegroting 2004 van het provinciefonds van belang zijn.

Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2004. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden er beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken.

Bovendien wordt in de paragraaf beleidsartikelen stilgestaan bij de prestatiegegevens die betrekking hebben op de beleidsdoelstellingen van het provinciefonds. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie.

De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2004 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel wordt de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd. Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (verdiepingsbijlage, aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en een lijst van de belangrijke termen en hun betekenis).

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN 2004

In de ontwerpbegroting 2004 van het provinciefonds zijn twee beleidsprioriteiten benoemd, te weten:

1. de normeringssystematiek

2. het Financieel Overzicht Provincies/Plavat.

Dit beleidsverslag geeft aan op welke wijze in het afgelopen jaar invulling is gegeven aan deze beleidsprioriteiten.

De beleidsprioriteit normeringssystematiek speelt meerjarig. Dit hoofdstuk geeft voornamelijk een terugblik op het begrotingsjaar 2004. De voortgang van deze beleidsprioriteit, gezien naar de toekomst, komt jaarlijks in de ontwerpbegroting naar voren.

Onderdeel A beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2004. Vervolgens worden de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. Als laatste volgt het onderdeel C met de beleidsmatige conclusies ten aanzien van de besproken beleidsprioriteiten.

A. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2004

De normeringssystematiek

De normeringssystematiek is in 2004 niet aangepast. Wel is de grondslag van de normering van het provinciefonds en het gemeentefonds met ingang van het begrotingsjaar 2004 aangepast in die zin dat de uitgaven aan het Fonds Werk en Inkomen (FWI; inkomensdeel) niet meer meetellen binnen de geldende normering. Deze aanpassing is beschreven in de memorie van toelichting bij de ontwerp-begroting provinciefonds 2004 (zie Kamerstukken II 2003/04, 29 200 C, nr. 2, blzz. 4 en 5).

Het Financieel Overzicht Provincies/Plavat

In de brief van 16 juli 2004 is de Tweede Kamer gemeld dat er van is afgezien een Financieel overzicht provincies (F.O.P.) 2004 uit te brengen (zie Kamerstukken II 2003/04, 29 200 B en C, nr. 18). Aanleiding hiervoor vormden enerzijds de geruststellende uitkomsten van het F.O.P. 2003 en anderzijds de behoefte om de inzet te richten op het Financieel overzicht gemeenten (F.O.G.). De beperkte ambtelijke capaciteit maakte een keuze noodzakelijk.

Een belangrijke conclusie van het F.O.P. 2003 (zie brief aan de Tweede Kamer van 4 juli 2003 met kenmerk FO2003/72152) was dat de financiële positie van de provincies in de periode 1998–2003 duidelijk was verbeterd. Alle inkomstenbronnen hebben in deze periode een stijging laten zien. Het was mogelijk om met de stijging van de algemene middelen intensiveringen te bekostigen. Op alle uitgavenclusters bleken zich intensiveringen te hebben voorgedaan.

Ook de vooruitblik gaf een positief beeld. De financiële ruimte voor de provincies voor de periode 2004–2007 zou naar toenmalig inzicht cumulatief bijna € 149 miljoen bedragen.

Deze conclusies gaven geen aanleiding tot het nemen van aanvullende maatregelen. De uitkomsten van het F.O.P. 2003 staafden de gedachte dat de omvang van het fonds adequaat is.

Het F.O.P. is een belangrijk product in het kader van Plan van Aanpak Transparantie in de financiële verhouding (Plavat; zie ook Kamerstukken II 2000/01, 27 400 B, nr. 7). In dit plan is vastgelegd welke stappen worden ondernomen om te komen tot meer transparantie in de financiële verhouding. Het gaat hierbij om het in kaart brengen van de financiële inkomensstromen, hoe deze worden besteed en welke effecten hiermee worden beoogd. Het inzicht dat wordt verkregen kan betrokken worden bij de uitkomst van de normeringssystematiek en de ontwikkeling van de lokale en regionale heffingen. Het Plavat moet leiden tot een meer doelmatige inzet en verdeling van middelen.

In het Bestuurlijk Overleg Financiële Verhouding van 10 juni 2004 is besloten niet langer een F.O.G. uit te brengen als afzonderlijk document (zie Kamerstukken II 2004/05, 29 800 B, nr. 2, blz. 4). Naar analogie met dit besluit zal ook het F.O.P niet meer als afzonderlijk document worden uitgebracht. Het voornemen is in de memorie van toelichting bij de begroting 2006 van het provinciefonds de relevante kerngegevens van het F.O.P. op te nemen.

B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2004

Er hebben zich in het begrotingsjaar 2004 geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten. Wel hebben in het kader van de normeringssystematiek de gebruikelijke mutaties plaatsgevonden. Het gaat dan om de nacalculatie behoedzaamheidsreserve 2003 en het accres 2004.

Nacalculatie behoedzaamheidsreserve 2003

In 2004 is op grond van de uitkomst van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven in de Voorlopige Rekening 2003 de behoedzaamheidsreserve 2003 ter grootte van € 18 151 000 voor een beperkt deel tot uitbetaling gekomen, namelijk € 1 375 000.

Accres 2004

In de voorschotbedragen 2004 is rekening gehouden met een accres voor 2004 van € 1 001 000 (negatief). Hierop is de behoedzaamheidsreserve ter grootte van € 18 152 000 in mindering gebracht. Op grond van de uitkomst van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven in de Voorlopige Rekening 2004 zal van de ingehouden behoedzaamheidsreserve 2004 in 2005 € 16 251 000 tot uitbetaling komen.

C. Beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten

Wij stellen vast dat de omvang van het provinciefonds in het jaar 2004 ten opzichte van 2003 is teruggelopen. Dat is vooral te verklaren uit de uitname uit het provinciefonds van ruim € 120 miljoen in verband met het BTW-compensatiefonds en daarnaast door een lichte teruggang vanwege de uitkomsten van de normeringsmethodiek, te weten een licht negatief accrespercentage. De uitname vanwege het BTW-compensatiefonds is voor de provincies – macro bezien – budgettair neutraal in de zin dat de provincies in totaliteit het uitgenomen bedrag kunnen claimen bij het BTW-compensatiefonds. De aanzienlijke afname van het provinciefonds die uit die uitname voortvloeit is daarmee van een andere aard dan de afname die uit het negatief accrespercentage voortvloeit. Door de lichte teruggang vanwege de uitkomsten van de normeringssystematiek kan het jaar 2004 als een jaar worden gekenschetst dat voor de provincies evenals voor het Rijk en de gemeenten een financieel moeilijk jaar was. Zoals eerder vermeld is voor 2004 afgezien van het maken van het F.O.P. 2004. Het is daardoor niet mogelijk de resultaten van het F.O.P. te betrekken bij de uitkomst van de normeringssystematiek en de ontwikkeling van de lokale en regionale heffingen. Dat neemt niet weg dat de vele financieel gunstige jaren die aan 2004 voorafgingen en de vooruitzichten voor de jaren na 2004, almede de inzichten die het F.O.G. 2004 hebben opgeleverd, aanleiding geven tot de veronderstelling dat de financiële middelen voor de provincies afdoende zijn geweest om aan hun maatschappelijke taken te werken.

5. BELEIDSARTIKELEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

De provinciefondsbegroting kent één artikel: het beleidsartikel «provinciefonds». Dit beleidsartikel kent een samengestelde beleidsdoelstelling, te weten:

1. Het nastreven van een adequate omvang van het provinciefonds.

2. Het nastreven van een adequate verdeling van de middelen over de provincies.

Deze samengestelde algemene beleidsdoelstelling verwoordt de systeemverantwoordelijkheid van de fondsbeheerders voor het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten die provincies met hun budget uit dit fonds realiseren. Provincies zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid gefinancierd uit het provinciefonds. Niet alleen in de bestedingsrichting, ook de effectiviteit van de inzet van de middelen is een provinciale verantwoordelijkheid, waarin het college van Gedeputeerde Staten wordt gecontroleerd door provinciale staten.

Dat neemt niet weg dat van tijd tot tijd vragen opkomen of de provincies als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van de prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten ligt bij de provincies.

2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

De bovengenoemde algemene hoofddoelstelling is nader uitgewerkt in onderstaande operationele doelstellingen:

1. De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

De omvang van het provinciefonds wordt bepaald volgens een vaste normeringssystematiek. Deze houdt in dat de groei van het provinciefonds is gekoppeld aan de groei van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Het achterliggende uitgangspunt is «samen de trap op, samen de trap af»: wanneer het Rijk meer uit kan geven, kunnen provincies dit ook, en wanneer het Rijk de broekriem moet aanhalen, dan moeten provincies dit ook.

Daarnaast vinden in de loop van een jaar diverse toevoegingen en onttrekkingen aan het provinciefonds plaats als gevolg van specifieke taakmutaties.

2. Het verdelen van de beschikbare financiële middelen over provincies zodat zij een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten kunnen leveren.

De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor een dusdanige verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies, dat de provincies een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten kunnen leveren. Het verdeelstelsel is daarom kostengeoriënteerd: het beoogt tegemoet te komen aan kostenverschillen tussen provincies die ontstaan door verschillen in (sociale of fysieke) structuur. Doordat het verdeelstelsel deze verschillen gladstrijkt hebben provincies een gelijke uitgangspositie. Om dit te realiseren is een systeem van verdeelmaatstaven ontwikkeld dat inspeelt op structuurverschillen tussen provincies. Wel dient dit stelsel voldoende globaal te blijven; het provinciefonds is immers geen bundeling van specifieke uitkeringen en provincies kunnen zelf bepalen aan welke voorzieningen zij hun geld bij voorkeur besteden (eigen prioriteitenstelling).

Om te kunnen bepalen of bovenstaande operationele doelstellingen in voldoende mate worden bereikt is een aantal effectindicatoren ontwikkeld. Binnen de systeemverantwoordelijkheid van de fondsbeheerders spitsen de prestatiegegevens in dit jaarverslag zich toe op de omvang en de verdeling van het provinciefonds. Daarbij sluiten de prestatiegegevens aan bij de onderverdeling in de operationele doelstellingen. De prestatiegegevens omtrent de omvang omvatten de werking van de normeringssystematiek (in hoeverre functioneert de systematiek) en de relevante kerngegevens van het F.O.P. De prestatiegegevens aangaande de verdeling richten zich op het Periodiek OnderhoudsRapport.

Omvang

1. De werking van de normeringssystematiek

Voor de beoordeling van de werking van de normeringssystematiek kan gekeken worden naar twee indicatoren: de uitkomsten van het halfjaarlijks bestuurlijk overleg en de evaluatie van de normeringssystematiek.

Voor wat betreft het bestuurlijk overleg: in 1995 is afgesproken om eens per half jaar bestuurlijk overleg te voeren rond de (uitkomsten van) de normering. Indien een van beide partijen (Rijk of VNG/IPO) de uitkomsten van de normeringssystematiek op enig moment onredelijk vindt, kunnen deze uitkomsten in het halfjaarlijkse bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld. In de periode 1995–2004 hebben deze bestuurlijke overleggen niet geleid tot ingrijpende wijzigingen in de normeringssystematiek. Hieruit kan worden afgeleid dat deze heeft voldaan.

Aan het einde van de huidige kabinetsperiode wordt de normeringssystematiek opnieuw geëvalueerd.

2. Financieel Overzicht Provincies (F.O.P.)

Een tweede belangrijke indicatie voor de toereikendheid van de omvang van het fonds is de vraag: krijgen de provincies inderdaad voldoende middelen? Het antwoord hierop valt na te gaan met behulp van het Financieel Overzicht Provincies (F.O.P.), dat laat zien hoe de financiële ruimte van provincies zich ontwikkelt. Zoals eerder vermeld zal het F.O.P. niet meer als afzonderlijk document worden uitgebracht. Wel zullen in de memorie van toelichting bij de ontwerp-begroting de relevante kerngegevens van het F.O.P. worden opgenomen.

Het F.O.P. is een uitvloeisel van Plavat. Het doel van Plavat is het komen tot meer transparantie in de financiële verhouding. Het overzicht geeft (meerjarig) zowel een terugblik als een vooruitblik op de financiële situatie van de provincies. Doel van het F.O.P. is een beter gefundeerd oordeel mogelijk te maken over de rekenkundige uitkomsten van de normeringssystematiek voor het provinciefonds. Het overzicht ondersteunt het Rijk bij het halfjaarlijkse overleg over de rekenkundige uitkomsten van de normering. Daarbij is het uitgangspunt dat de groei van de algemene middelen toereikend moet zijn om de voorzieningen op een voldoende niveau te handhaven, rekening houdend met prijs, volume- en taakmutaties.

Verdeling

1. Periodiek OnderhoudsRapport (POR)

Het provinciefonds is verdeeld in clusters. Dit zijn brede beleidsterreinen, zoals bijvoorbeeld «water en milieu». Op het geaggregeerde niveau van deze brede beleidsterreinen wordt gevolgd of de verdeling van het provinciefonds nog overeenkomt met de kostenontwikkeling in de provincies (zoals die zichtbaar wordt uit provinciale begrotingen/rekeningen). Dit wordt jaarlijks onderzocht in het kader van het Periodiek Onderhoudsrapport (POR), dat verschijnt als bijlage bij de begroting van het provinciefonds. Het meest recente POR, het POR 2005, bevat een terugblik op de verdeling in 2004. Voor wat betreft de onderwerpen die reeds op de Onderhoudsagenda 2004 waren opgenomen (zie Kamerstukken II 2003/04, 29 200 C, nr. 2, in het bijzonder blzz. 35 t/m 37) is het volgende van belang.

– De uitgavenontwikkeling in het cluster Bestuur blijft in de fase «signalering» op de Onderhoudsagenda 2005 staan.

– De uitgavenontwikkeling in het cluster Ruimte geeft aanleiding tot een nadere analyse van de ontwikkeling in dit cluster bij de individuele provincies. Het onderwerp is daarom op de Onderhoudsagenda 2005 in de fase «onderzoek» geplaatst.

– Het CBS is bezig met een verbeterslag van het datamateriaal van de maatstaf warmtekrachtkoppeling; nadat deze verbeterslag is afgerond en er zicht is op de consequenties voor de maatstafeenheden kan een nader oordeel met betrekking tot deze maatstaf worden gevormd. Het onderwerp blijft op de onderhoudsagenda 2005 staan in de fase «onderzoek».

Deze bevindingen zijn met uitgebreidere argumentatie opgenomen in het P.O.R. 2005 (zie Kamerstukken II 2004/05, 29 800 C, nr. 2, in het bijzonder blz. 20 en 33 t/m 35).

3. Budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.

Tabel 1: Budgettaire gevolgen van beleid(Bedragen in EUR1000)
ProvinciefondsRealisatie Oorspronkelijk vastgestelde begrotingVerschil
 2000200120022003200420042004
Verplichtingen945 3601 026 4371 082 2891 118 402997 3211 031 862– 34 541
        
Uitgaven939 8241 012 7951 084 2441 145 231982 4551 013 710– 31 255
Programmauitgaven       
1. Algemene uitkering815 171905 065976 141 037 501874 725905 980– 31 255
2. Integratie-uitkeringen124 653107 730107 730107 730107 730107 7300
        
Ontvangsten939 8241 012 7951 084 2441 145 231982 4551 013 710– 31 255

Toelichting

Het provinciefonds is in de afgelopen jaren steeds in omvang gestegen tot 2004. In 2004 is de omvang gedaald met name ten gevolge van een licht negatief accres en de uitname ten behoeve van het BTW-compensatiefonds. De omvang van de integratie-uitkering is vanaf 2001 gelijk gebleven op een bedrag van €107 730 000.

Onderdeel Verplichtingen

Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 34 531 000 neerwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij eerste (€ 26 698 000 negatief) en tweedesuppletore (€ 5 932000 negatief) en in de slotwet (€ 1 901 000) zijn aangebrachtBij de suppletore mutaties betreft het vijf mutaties. Voor de eerste suppletore gaat het om de mutaties dualisering provinciebestuur en accres 2004 en voor de tweede suppletore om de mutaties structurele doorwerking accres 2003, correctieboeking accres 2004 en bescherming archeologisch erfgoed (Valetta). Bij slotwet worden de verplichtingen met € 1 901 000 neerwaarts bijgesteld. Dit bedrag bestaat uit de verwerking nacalculatie accressen 2004.

Onderdeel Uitgaven

De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting verlaagd met € 31 255 000 en komen daarmee in totaal op€ 874 725 000. Het verschil van € 31 255 000 betreft de hierboven genoemde mutaties (zie bij Onderdeel Verplichtingen m.u.v. slotwetmutatie) en de verrekening nacalculatie behoedzaamheidsreserve 2003.

De gerealiseerde uitgaven voor integratie-uitkeringen komen uit op € 107 730 000, het bedrag dat in de ontwerpbegroting werd geraamd. Integratie-uitkeringen worden toegepast indien een toevoeging ineens aan de algemene uitkering van het provinciefonds bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De post integratie-uitkeringen bestaat in 2004 uit een drietal uitkeringen, namelijk de integratie-uitkering rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen, de integratie-uitkering personele middelen Verdi en de integratie-uitkering regionale omroepen. Ten opzichte van 2003 heeft zich hierin geen wijziging voorgedaan.

In totaal zijn de gerealiseerde uitgaven in 2004 ten opzichte van de raming van de uitgaven in de oorspronkelijk vastgestelde begroting met € 31 255 000 verlaagd tot € 982 455 000.

Onderdeel ontvangsten

Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2004 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, analoog aan de uitgaven, met € 31 255 000 verlaagd tot € 982 455 000.

C. JAARREKENING

6. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET PROVINCIEFONDS 2004

Tabel 2: Verantwoordingsstaat 2004 van het provinciefonds(Bedragen in EUR1000)
Art.OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
1Provinciefonds1 031 8621 013 7101 013 710997 331982 455982 455– 34 531– 31 255– 31 255

bekend,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Staatssecretaris van Financiën,

De Minister van Financiën,

7. SALDIBALANS PROVINCIEFONDS PER 31 DECEMBER 2004

 
Uitgaven ten laste van de begroting982 455 000 2)Ontvangsten ten gunste van begroting982 455 000
Liquide middelen0    
      
rekening-courant RHB0 4a)rekening-courant RHB0
      
Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen)0 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden)0
Openstaande rechten0 7a)Tegenrekening openstaande rechten0
      
Extra-comptabele vorderingen0 8a)Tegenrekening0
extra-comptabele vorderingen     
      
Tegenrekening0 9)Extra-comptabele schulden0
extra-comptabele schulden     
      
Voorschotten5 153 567 054 10a)Tegenrekening voorschotten5 153 567.054
      
Tegenrekening garantieverplichtingen0 11)Garantieverplichtingen0
      
Tegenrekening16 251 000 12)Openstaande verplichtingen16 251 000
openstaande verplichtingen     
      
Deelnemingen0 13a)Tegenrekening deelnemingen0
TOTAAL6 152 273 054  TOTAAL6 152 273 054

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS VAN HET PROVINCIEFONDS OVER HET JAAR 2004

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begrotingen 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2004 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd (2004).

Het totaal van de uitgaven in 2004 bedraagt € 982 455 000 en is als volgt opgebouwd:

€ 873 350 000(algemene uitkeringen 2004),
€ 107 730 000(integratie-uitkeringen 2004),
€  1 375 000(uitkering behoedzaamheidsreserve 2003)
€ 982 455 000 

De ontvangsten zijn ingevolge artikel 4, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet gelijk aan de uitgaven over ieder uitkeringsjaar.

Ad 10. Voorschottenen 10a. Tegenrekening voorschotten

Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Op 31 december 2004 moeten de uitkeringen voor de jaren 2000, 2001, 2002, 2003 en 2004 nog via beschikkingen worden vastgesteld en zijn daarom als voorschot opgenomen.

De opbouw is als volgt:

 
Voorschotten 1 januari 2004  € 4 171 112 054 
     
Beschikkingen gemaakt in 2004:    
– algemene uitkering€        0   
– integratie-uitkeringen€        0+  
     
   €        0-/-
   € 4 171 112 054 
Uitgaven 2004 (nog geen beschikkingen):    
– uitkering behoedzaamheidsreserve 2003€    1 375 000   
– algemene uitkering 2004€   873 350 000   
– integratie-uitkering 2004€   107 730 000+  
     
   €   982 455 000+
Voorschotten 31 december 2004  € 5 153 567 054 

Ad 12. Openstaande verplichtingenen 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

 
De opbouw openstaande verplichtingen is als volgt:    
     
Verplichtingen 1 januari 2004  €   1 375 000 
     
Aangegane verplichtingen in 2004:    
– algemene uitkering€ 873 350 000   
– integratie-uitkeringen€ 107 730 000   
– behoedzaamheidsreserve 2004€  16 251 000+  
     
   € 997 331 000+
   € 998 706 000 
Tot betaling gekomen in 2004€ 982 455 000   
Negatieve bijstellingen van aangegane    
verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren€      0+  
     
   € 982 455 000-/-
     
Openstaande verplichtingen 31 december 2004  €  16 251 000 

8. BIJLAGE 1: DE VERDIEPINGSBIJLAGE

Tabel 4: Budgettaire geschiedenis over het jaar 2004
Bedragen in EUR1000VerplichtingenKasuitgavenKasontvangsten
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2004, 151)1 031 8621 013 7101 013 710
    
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 2003/04, 29 567, nr. 1)– 26 698– 25 323– 25 323
    
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2004, 533)– 26 698– 25 323– 25 323
    
Mutaties 2e suppletore begroting (Voorjaarsnota)   
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 2004/05, 29 920, nr. 1)– 5 932– 5 932– 5 932
    
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2005, 120)– 5 932– 5 9325 932
    
    
Mutaties slotwet   
Ontwerp-slotwet– 1 901+ 0+ 0
    
4. Vast te stellen mutatie slotwet– 1 901+ 0+ 0
    
Totaal geraamd tevens realisatie 2004 (1+2+3+4)997 331982 455982 455

9. BIJLAGE 2: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

In haar Rapport bij het jaarverslag 2003 van het Provinciefonds geeft de Algemene Rekenkamer haar oordeel met betrekking tot de financiële informatie, haar oordeel met betrekking tot de beleidsinformatie en haar oordeel met betrekking tot de saldibalans met toelichting. Omdat de bedrijfsvoering en accountantscontrole voor het provinciefonds plaatsvinden bij het ministerie van BZK verwijst de Algemene Rekenkamer voor haar oordeel over de bedrijfsvoeringsinformatie en voor de ontwikkeling van de auditfunctie naar hetgeen daarover is opgemerkt in haar rapport bij het jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).

Oordeel financiële informatie

Op grond van haar bevindingen is de Algemene Rekenkamer van oordeel dat de financiële informatie in het jaarverslag over 2003 van het provinciefonds voldoet aan de gestelde eisen.

Naar aanleiding van dit oordeel van de Algemene Rekenkamer zijn er geen nadere maatregelen genomen.

Oordeel beleidsinformatie

De Algemene Rekenkamer constateert dat de informatie over het gevoerde beleid in het jaarverslag 2003 voldoet aan de verslaggevingseisen. Naar aanleiding van dit oordeel van de Algemene Rekenkamer zijn er geen nadere maatregelen genomen.

Oordeel saldibalans met toelichting

De saldibalans 2003 en de toelichting bij de saldibalans 2003 voldoen aan de eisen.

Naar aanleiding van dit oordeel van de Algemene Rekenkamer zijn er geen nadere maatregelen genomen.

10. BIJLAGE 3: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS

AccresBedrag waarmee het beschikbare bedrag van het provinciefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringsmethode.
  
Algemene uitkering uit het provinciefondsUitkering aan alle provincies die ten goede komt aan de algemene middelen.
  
BehoedzaamheidsreserveGedeelte van de algemene uitkering (€ 18 151 000) dat niet aan de provincies wordt uitgekeerd, maar als reservering apart wordt gehouden. Eventuele fluctuaties in de hoogte van de algemene uitkering uit hoofde van de norme- ringsmethode worden na afloop van het begrotingsjaar verrekend met de behoedzaamheidsreserve. Een positief resultaat wordt alsnog aan de provin- cies overgemaakt, een negatief resultaat leidt tot een verlaging van de algemene uitkering.
  
ClusterSamenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling. Aggregatieniveau voor het verdelen van middelen voor één of meer maatregelen over een uitkeringsjaar.
  
Financiële-verhoudingswetWet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en een provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds en provinciefonds. Per 1 januari 1997 is de wet voor het gemeentefonds herzien. Per 1 januari 1998 maakt de regeling voor het provinciefonds ook onderdeel uit van de Financiële-verhoudingswet.
  
Financieel Overzicht Gemeenten/Provincies (F.O.G. en F.O.P.)Overzichten die als doel hebben inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de financiële positie van de gemeenten respectievelijk de provincies.
  
Integratie-uitkering uit het provinciefondsUitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering.
  
IPOInterprovinciaal Overleg, landelijk samenwerkingsverband van alle Nederlandse provincies.
  
Netto gecorrigeerde rijksuitgavenGrondslag voor de berekening van het accres van het provinciefonds. De nettorijksuitgaven zijn de brutorijksuitgaven minus de niet-belastingontvang- sten van het Rijk. Correcties hierop vormen onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie, en het gemeentefonds en het provinciefonds.
  
NormeringsmethodeBepaling van het accres van het provinciefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De methode is sinds 1995 van toepassing.
  
Periodieke onderhouds-rapportage (POR)Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven van het provinciefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren bij de provincies, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q. welke onderzoeken op dat gebied lopen. Het rapport is als bijlage opgenomen bij de provinciefondsbegroting.
  
Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv)Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën.
  
UitkeringsjaarHet kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat.
  
VerdeelmaatstafMaatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de provinciale behoefte aan algemene middelen. De Financiële-verhoudingswet bevat voor het provinciefonds op dit moment 11 verdeelmaatstaven.
  
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten, landelijk samenwerkingsverband van alle Nederlandse gemeenten.
Licence