Base description which applies to whole site

nr. 1JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT (XIV)

Aangeboden 16 mei 2007

Ontvangsten verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.)

kst-31031-XIV-1-1.gif

Uitgaven verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.)

kst-31031-XIV-1-2.gif

Inhoudsopgave blz.

A.ALGEMEEN6
1.Verzoek tot déchargeverlening6
2.Leeswijzer11
   
B.BELEIDSVERSLAG13
3.Beleidsprioriteiten 200613
4.Beleidsartikelen25
 21 Duurzaam ondernemen25
 22 Agrarische ruimte47
 23 Natuur52
 24 Landschap en Recreatie64
 25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid72
 26 Kennis en Innovatie84
 27 Reconstructie97
5.Niet-beleidsartikelen101
 28 Nominaal en onvoorzien101
 29 Algemeen101
6.Bedrijfsvoeringsparagraaf104
   
C.JAARREKENING108
7.De verantwoordingsstaat108
8.De Saldibalans109
9.Baten-lastendiensten117
 Algemene Inspectie Dienst (AID)118
 Dienst Landelijk Gebied (DLG)120
 Dienst Regelingen (DR)123
 Plantenziektenkundige Dienst (PD)125
 Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)128
   
D.BIJLAGE131
 Bijlage Europese Geldstromen131
 Bijlage ZBO’s en RWT’s138
 Bijlage Opvolging van de aanbevelingen van de algemene rekenkamer139
 Bijlage Lijst met gebruikte afkortingen141

A. ALGEMEEN

1. VERZOEK TOT DÉCHARGEVERLENING

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag over het jaar 2006 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2006 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

• het gevoerde financieel en materieel beheer;

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

• de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

• de departementale saldibalansen;

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

• Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

• De slotwet van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2006; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.

• Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.

• Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2006 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

• De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2006 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2006 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

• Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Het jaarverslag 2006 van LNV bestaat uit de volgende onderdelen:

• Dechargeverlening door de Tweede en Eerste Kamer

• Leeswijzer

• Beleidsprioriteiten

• Beleidsartikelen

• Niet-beleidsartikelen

• Mededeling Bedrijfsvoering

• Verantwoordingsstaat

• Saldibalans

• Samenvattende verantwoordingsstaten inzake baten-lastendiensten

• Bijlage Europese Geldstromen

• Bijlage ZBO’s en RWT’s

• Bijlage Opvolging van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer

• Bijlage Lijst met gebruikte afkortingen

Voor het eerst is het opnemen van het «Voorwoord» geschrapt in het jaarverslag. Hiervoor in de plaats is een aanvulling gekomen op de Dechargeverlening. Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) dient een overzicht te worden opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2006 vastgesteld op € 171 000,–. Er zijn geen functionarissen die in aanmerking komen voor deze publicatie. Derhalve is er geen bijlage topinkomens LNV toegevoegd.

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda 2006 conform de indeling van people, planet en profit. Hoofdstuk 4 stelt de beleidsartikelen centraal. Hierbij wordt ingegaan op de doelbereiking, doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. De ingezette instrumenten en gerealiseerde activiteiten worden bij de doelbereiking toegelicht voorzover relevant ten opzichte van de begroting 2006.

De gegevens, waarop de verantwoording is gebaseerd, zijn ontleend aan reguliere prestatiegegevens of evaluatieonderzoek. De financiële gegevens zijn opgenomen onder de algemene beleidsdoelstelling in de tabel budgettaire gevolgen van beleid. De evidente verschillen tussen oorspronkelijk vastgestelde begroting en realisatie zijn bondig toegelicht. Dit geldt voor de verplichtingen, programma- en apparaatsuitgaven, alsmede de ontvangsten. De realisatiereeks gaat terug tot en met 2003 (t-3). Dit ritme is analoog aan het LNV jaarverslag 2005, waarbij de realisatiereeks teruggaat tot en met 2002. Ten behoeve van de nieuwe begrotingsindeling 2006 heeft er een begrotingsconversie plaatsgevonden van de realisatiecijfers vóór 2006 op basis van de nieuwe begrotingsindeling (artikelen en instrumenten). Hierdoor is in voorkomende gevallen geen 1 op 1 omzetting mogelijk geweest en zijn sommige instrumenten indicatief toegerekend aan de nieuwe begrotingsindeling. De niet financiële informatie is opgenomen onder de geoperationaliseerde doelstellingen.

In de Mededeling Bedrijfsvoering worden de relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering uitgelicht betrekking hebbend op hoofdstuk (XIV/LNV) van de Rijksbegroting en het Diergezondheidsfonds. In de verantwoordingsstaat en saldibalans worden de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen over 2006 gepresenteerd conform realisatie versus oorspronkelijk vastgestelde begroting. Een verkorte weergave van de jaarrekeningen over 2006 van de Baten-lasten diensten is opgenomen in de samenvattende verantwoordingsstaten. Het gaat hier om de Dienst Landelijk Gebied, de Algemene Inspectie Dienst, de Voedsel en Waren Autoriteit, de Dienst Regelingen en de Plantenziektenkundige Dienst. Een overzicht van de Europese geldstromen, die relevant zijn voor de beleidsterreinen van het ministerie van LNV, zijn opgenomen in de bijlage Europese Geldstromen. Zij bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de co-financiering met LNV middelen en middelen van andere overheden en private partijen.

In de bijlage ZBO’s en RWT’s is een overzicht opgenomen van LNV gerelateerde organisaties, welke voldoen aan de gestelde criteria van ZBO’s en RWT’s.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN 2006

Politiek is het jaar 2006 bijzonder geweest. Door de val van het kabinet Balkenende III eind juni en de daarop volgende verkiezingen in november konden de beleidsvoornemens voor dat jaar niet geheel doorgezet worden. Niettemin heeft LNV, zoals beschreven in de beleidsagenda 2006, ingezet op duurzaamheid en het zoeken naar verbinding in de maatschappij.

Dat laatste is het best te illustreren aan de hand van enkele initiatieven die de minister van LNV heeft genomen. Zoals aangekondigd in de nota Kiezen voor Landbouw (TK 2004–2005, 30 252, nr. 1) is veel energie gestoken in de dialoog met de agrarische sector en andere overheden. Ook hebben zogenaamde keukentafelgesprekken plaatsgevonden met de sector. Daarnaast zijn uitvoerige gesprekken gevoerd met ondernemers, wetenschappers en bestuurders uit diverse sectoren en maatschappelijke organisaties aan de hand van het Programma Ontmoetingen. Voortkomend uit de overtuiging dat LNV de verbinding moet zoeken met niet alleen de bestaande gesprekspartners, maar juist ook met andere maatschappelijke actoren. Ook de voorbereiding van het Investeringsbudget Landelijk gebied (ILG) is te zien als het zoeken van verbinding en het geven van vertrouwen. De verantwoordelijkheid voor de inrichting van het landelijk gebied wordt via dit programma neergelegd bij diegenen die daadwerkelijk wonen en werken in het gebied.

Aan de hand van de 3 «p’s» (people, planet, profit) waren de beleidsvoornemens voor 2006 ingedeeld. Die indeling zal ik ook in dit jaarverslag aanhouden.

Economische duurzaamheid

Economische duurzaamheid (profit) weerspiegelt de vaker beschreven filosofie voor de omslag van zorgen voor, naar zorgen dat. Het streven is een vitaal en concurrerend agrocomplex, zo onafhankelijk als mogelijk van de overheid. Een belangrijk onderdeel van dat streven is de vermindering van administratieve lasten en belemmeringen.

Met het meerjarenprogramma is de doelstelling van LNV de administratieve lasten met ten minste 25% te verminderen gerealiseerd. De bereikte verlaging bedroeg circa 35%. Het kwantitatieve doel om het LNV-regelgevingsbestand in deze kabinetsperiode te verminderen naar 712 regels is reeds per 1 januari 2006 behaald. In januari 2007 bedroeg het aantal LNV-regels 558. Een verdere daling is voorzien. Ook het kwalitatieve doel van de Grote vereenvoudiging van LNV-regelgeving is in belangrijke mate gehaald.

De Regeling LNV-subsidies is in 2006 afgerond. De regeling wordt het exclusieve kader voor de verlening van LNV-subsidies en is tevens het voertuig voor de uitvoering van het rijksdeel van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007–2013. Nadruk ligt op minder subsidie en meer innovatie. Er wordt een transparanter subsidiestelsel met minder lasten gerealiseerd. De regeling leidt tot intrekking van circa 35 oude subsidieregelingen. Tezamen met de reeds door invoering van het ILG vervallen LNV-subsidieregelingen (10 stuks) betekent dit een vermindering van het LNV-subsidieregelgevingsbestand met 45 regelingen.

Na het verschijnen van «Kiezen voor landbouw» is met veel energie de dialoog gevoerd met de agrarische sector en andere overheden. De nota ondervond daarbij veel weerklank. Door de verschillende partijen zijn de uitdagingen uit de nota voortvarend opgepakt, zowel door de (georganiseerde) ondernemers als door de diverse overheden. Vanuit de overheden is o.a. aandacht besteed aan het creëren van ruimte voor ondernemerschap d.m.v. minder of andere regels, het terugdringen van de beleefde lasten, de inzet op kennis en innovatie, de start van het programma ontmoetingen. Tijdens de bespreking van de nota in de Tweede Kamer is de minister verzocht om een taskforce multifunctionele landbouw op te zetten, samen met plattelandsorganisaties en relevante overheidspartijen. Dit verzoek is door de betrokken partijen voortvarend opgepakt. Door de marktpartijen is als eerste actie in november 2006 het manifest «Veelzijdig platteland» gepresenteerd, waarin het belang van de multifunctionele landbouw voor de Nederlandse samenleving wordt onderstreept. De realisatie van de taskforce is voorzien in 2007.

Ook in 2006 stond in de EU de hervorming van verschillende marktordeningen op de agenda. De meest in het oog springende is wel de hervorming van de marktordeningen suiker, bananen en wijn. De eerste twee zijn naar tevredenheid afgerond en geïmplementeerd. De liberalisering van de suikermarkt voldoet aan de WTO-voorwaarden en stelt de markttoegang voor ontwikkelingslanden veilig.

Verder is een begin gemaakt met de omvorming van 23 marktordeningen tot één marktordening en werd overeenstemming bereikt over nieuwe regels voor productie en etikettering van biologische producten. Door een intensieve lobbycampagne lukte het om in die verordening ook ingrediëntenetikettering mogelijk te maken. Verruimde afzetmogelijkheden voor biologische producten zijn het gevolg. Ten slotte is tijdens de informele Landbouwraad van Oulu (Finland) de discussie over de toekomst van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van start gegaan. Nederland heeft daaraan o.a. via het essay «landbouw verbindend voor Europa?» van Cees Veerman een actieve bijdrage geleverd.

In 2006 geraakten de WTO-onderhandelingen in het kader van de Doha-Ronde in het slop. LNV leverde in het afgelopen jaar een intensieve bijdrage aan de voorbereidingen op de onderhandelingen om zo mogelijk tot een akkoord te komen. In juli 2006 besloten de onderhandelende partijen de besprekingen op te schorten omdat de meningsverschillen niet te overbruggen waren.

Op fytosanitair gebied is sterk ingezet op efficiënter en effectiever inspecteren en een aanzet werd gemaakt met verbreding en intensivering van de noodzakelijke kennisbasis.

In Plantkeur, het concentreren van inspectietaken bij de Kwaliteitscontrolediensten, waren de drijfveren vooral efficiency en vermindering van het aantal inspecteurs op bedrijven. Aan de effectiviteit van fytosanitaire regels in het handelsverkeer werd gewerkt door een grotere inzet op handhaving en door onderzoek naar de werking van het bestaande fytosanitaire garantiestelsel. Ter verbreding van de fytosanitaire kennisbasis in Nederland is onderzoek naar plantenziekten en daaraan gerelateerde onderwerpen bij Nederlandse wetenschappelijke instituten en kenniscentra uitgebreid en/of geïntensiveerd.

Centrale overheid, betrokken Keuringsdiensten en bedrijfsleven kwamen in 2006 tot overeenstemming over de overdracht van fytosanitaire inspectietaken van de Plantenziektenkundige Dienst aan de vier Keuringsdiensten, die o.b.v. de Landbouwkwaliteitswet en de Zaaizaad- en Plantgoedwet reeds belast zijn met kwaliteitskeuringen van planten en plantaardig materiaal.

Er is veel voortgang bereikt in deze operatie die o.a. moet leiden tot minder inspecteurs op het bedrijf. De oorspronkelijk voorgenomen overdracht per 1 januari 2007 bleek niet haalbaar. De daadwerkelijke overdracht is nu voorzien voor september 2007.

De LNV-inzet voor innovatie is vastgelegd in een Strategienota Innovatie. Het LNV-innovatie-instrumentarium is herzien. Nieuwe regelingen zijn voorbereid voor de distributie van agro-innovatievouchers en samenwerking van innoverende ondernemers. Als nieuw instrument ter ondersteuning van het groen MKB is met andere ministeries het Small Business Innovation Research Programma (SBIR) opgezet (TK, 2006–2007, 29 826, nr. 28). De twee LNV-pilots zijn biobased economy en natuurvriendelijk werken. Via het project «Dag van de Toekomst» is een netwerkomgeving neergezet voor innovatieve ondernemers. De lerende ondernemersnetwerken MelkveeAcademie (MVA) en Kennis op de Akker (KODA) zijn verder ontwikkeld met als doel ondernemerschap en innovatie in de land- en tuinbouw te versterken.

Op basis van een analyse van bestaand beleid is een voorstel ontwikkeld voor een actieplan voor de (verdere) vermaatschappelijking van kennis. In 2007 zal dit plan worden uitgevoerd. Ervaring is de laatste jaren opgedaan met kenniskringen waarbij onderzoek en gebruik direct in contact staan. In 2006 heeft de Minister het startsein gegeven voor het vernieuwde Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit en de Kenniskring Weidevogels.

Op 20 juni heeft de Minister met LNV-kennisinstellingen die samenwerken in de Groene Kennis Coöperatie (GKC) een Meerjarenafspraak LNV 2006–2010 gemaakt. Centraal in de aanpak staat de ontwikkeling van regionale kenniscentra en versterking van leren in de praktijk. LNV stimuleert kenniscirculatie via arrangementen die praktijk, wetenschap en onderwijs verbinden. Daarbij zijn concrete resultaten bereikt, zoals de post-initiële scholing (levenslang leren en EVC/duale trajecten), het uitbouwen van lerende ondernemersnetwerken (MVA en KODA), en een verdere uitbouw van Groen Kennisnet en LNV-kennisplatform als ICT-voorziening voor groene kennis(werkers).

De effectiviteit van de groene kennisinfrastructuur, het kennisbeleid en de doorwerking van het onderzoek in de praktijk zijn doorgelicht. De resultaten van de externe evaluatie van de wijzigingen in het landbouwkundig onderzoek sinds het verschijnen van het Rapport Peper zijn in december aan de Kamer aangeboden (TK 2006–2007, 30 800 XIV, nr. 32). Uit de evaluatie blijkt dat we met Wageningen UR beschikken over een robuuste kennisinfrastructuur die in staat is om de huidige en toekomstige kennisbehoefte te vervullen. De Commissie Wijffels ziet de constructie Wageningen UR als een interessant voorbeeld van het direct verbinden van instrumenteel en toepassingsgericht onderzoek.

Voor alle thema’s (voedselkwaliteit, diergezondheid/welzijn, mest/mineralen, plantgezondheid) zijn kennisagenda’s ontwikkeld. Via conferenties, workshops en andere bijeenkomsten zijn de meest relevante actoren daarbij betrokken. Strategische conferenties hebben input geleverd voor de aansturingsbrief Kennisbasis DLO 2007 en voor de overheidsbrede aansturing van onderzoek op het gebied van voeding en leefomgeving. De actuele bedreiging van de volksgezondheid door MRSA en zoönosen is aanleiding geweest om een aanzienlijk budget beschikbaar te stellen voor het benodigde onderzoek.

De door het Innovatieplatform aangegeven sleutelgebied Flowers & Food heeft bijzondere aandacht gehad en heeft geleid tot een doorstart van het programma van Wageningen Centre for Food Science (WCFS) en tot onderzoeksprojecten voor het ontwikkelen van een Phytophthora-resistente aardappel, Potato Genome Sequencing en de oprichting van het Technologisch Topinstituut Groene Genetica (FES-ronde 2005). Verder in de voedingsketen heeft LNV samen met EZ het tot stand komen van het samenwerkingsverband Food & Nutrition Delta gerealiseerd. Dit staat voor geavanceerde ontwikkelingen in de voeding dat zich meer richt tot het MKB.

Onder leiding van LNV is een interdepartementale projectgroep gestart om, in antwoord op de visie van het Platform Groene Grondstoffen, een overheidsvisie Biobased economy te ontwikkelen. Deze zal naar verwachting in de zomer van 2007 aan uw Kamer worden aangeboden.

Tevens is in 2006 gestart met een pilotproject waarbij het MKB wordt gestimuleerd om met nieuwe of verbeterde hoogwaardige technologieën groene grondstoffen te gebruiken voor de productie van industriële non-food producten en materialen.

Daarnaast is in 2006 een kennisagenda opgesteld om kennisontwikkeling te stimuleren met als doel een eerste stap te zetten in het slechten van barrières die optreden bij het naar de markt brengen van innovaties.

Biotechnologie kan een belangrijke bijdrage leveren aan innovatie, milieuontlasting en economisch perspectief. De overheid beschouwt biotechnologie als een techniek die kan bijdragen aan het oplossen van problemen en realisering van kansen voor duurzame landbouw. Interdepartementaal is overeenstemming bereikt over de Nederlandse inzet in het EU debat over genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) in de Landbouwen de Milieuraad. De Minister van LNV heeft zijn visie voor de kansen van biotechnologie voor duurzame landbouw neergezet in zijn speech op de coëxistentie-conferentie in Wenen. Er zal worden ingezet op het bij elkaar brengen van marktpartijen binnen Nederland.

In het voorjaar van 2006 is het overheidsloket voor marktaanvragen van ggo’s van start gegaan. Uit een evaluatie in het najaar bleken alle betrokkenen tot dusver tevreden over het verloop. Ook het communicatieplan «ontwikkeling fytoftera resistente GGO aardappel» is aangevangen. In 2006 is de FES aanvraag voor de ontwikkeling van deze GGO goedgekeurd en naar buiten gebracht.

Evaluatie van de Integrale Nota Biotechnologie is afgerond en het rapport is opgeleverd. De overheid wil de kansen benutten die biotechnologie biedt. Deze benutting moet gepaard gaan met optimale waarborgen voor veiligheid van mens en milieu, keuzevrijheid, ethische aanvaardbaarheid en transparantie van besluitvorming.

Op 16 november 2006 heeft Minister Veerman de Kabinetsvisie Nanotechnologieën medeondertekend. Dit wapenfeit was een belangrijke stap in de toenemende aandacht van LNV voor een technologische ontwikkeling die grote invloed zal hebben op de maatschappij en op verschillende aandachtsvelden van LNV, bijvoorbeeld voedselveiligheid, sturing en toezicht, en innovatie in de levensmiddelenproductie.

Tijdens het wordingsproces van de Kabinetsvisie heeft LNV met zijn inbreng ook op dit gebied mede zorggedragen voor een goede balans tussen aandacht voor «kansen» en die voor «risico’s» van nanotechnologieën.

Ondanks een saneringsronde, waarmee de vlootcapaciteit in de Noordzeevisserij in 2006 met 15% is verminderd, blijft de economische positie van de sector onder grote druk staan. Voor de belangrijke visbestanden zijn en worden forse quotumkortingen doorgevoerd. Dit in combinatie met hoge brandstofprijzen heeft ertoe geleid dat de solvabiliteit het afgelopen jaar tot een dieptepunt is gedaald. Deze situatie heeft in het najaar van 2005 geleid tot de instelling van de Task Force Duurzame Noordzeevisserij. Deze heeft medio 2006 een breed gedragen advies uitgebracht. De reacties waren merendeels instemmend en hebben het maatschappelijke debat over de toekomst van de Noordzeevisserij op gang gebracht. Versterking van het ondernemerschap is een belangrijke voorwaarde voor perspectief. Ondernemers moeten hun blik verbreden en dienen met initiatief, durf en visie niet alleen in te spelen op de ontwikkelingen in de markt, maar ook op die in de samenleving en de visserij. De sector kan met andere woorden niet zonder een «license to produce». Het advies van de Task Force was ook aanleiding om een Visserij Innovatieplatform (VIP) op te richten.

Het VIP is ingesteld voor een periode van 3 jaar en zal ondernemers ondersteunen die, met oog voor economische, ecologische en maatschappelijke aspecten, willen innoveren. In de Decemberraad zijn in Brussel de grondslagen gelegd voor een zeer drastische sanering en is een contourenschets voor het beheersplan platvis visserij aangenomen.

De schelpdiersector heeft tot 2020 de tijd zich om te vormen tot een rendabele bedrijfstak, die ecologisch verantwoord werkt en brede maatschappelijke acceptatie heeft. Men heeft de handschoen opgepakt en onder meer via het innovatieplatform aquacultuur (IPA) initiatieven ontwikkeld om naar die situatie toe te groeien. Het functioneren van het IPA is in 2006 geëvalueerd en uit de evaluatie blijkt grote waardering voor zijn rol. Het innovatieve denken en de noodzaak tot vernieuwen hebben een vaste plek gekregen in de ondernemingsstrategie van bedrijven. De mosselsector is bezig met een eigen innovatieagenda en er lopen tal van experimenten met alternatieve visserijmethoden. De eerste resultaten daarvan zullen in de loop van 2007 zichtbaar worden en een rol spelen bij de verdere implementatie van het schelpdierbeleid.

De IJsselmeervisserij bevindt zich al geruime tijd in een neerwaartse spiraal. De visserij-inspanning is niet meer in evenwicht met de visbestanden en de visserij is niet voldoende duurzaam. Dit heeft zijn weerslag op de visbestanden, de natuurwaarden en het economische perspectief voor de visserij. Om de visserijdruk te verminderen en voor een beperkter aantal, economisch gezonde beroepsbedrijven een rendabele visserij te behouden is de totale visserij-inspanning via twee saneringsrondes teruggebracht. De doelstelling om de visserij-inspanning eind 2006 te hebben verminderd met 50% is gehaald.

Bevordering van duurzaamheid in de visserij (vloot, verwerking en afzet) en aquacultuur kan met behulp van het Europese Visserij Fonds (EVF) financieel worden ondersteund. De Europese Raad van ministers van Landbouw en Visserij heeft medio 2006 een politiek akkoord bereikt over het fonds. Nederland kan tussen 2007 en 2013 rekenen op een bedrag van ca € 48 miljoen. Nationale cofinanciering kan vanwege een structurele verhoging van het visserijbudget op de LNV begroting grotendeels uit nationale middelen plaatsvinden. Ook van andere (regionale) overheden worden bijdragen verwacht.

De Nationale Plattelandsstrategie (NPS) en het Programmadocument POP2 (Plattelandsontwikkelingsprogramma) zijn door rijk en provincies samen opgesteld, en na goedgekeurd te zijn door het kabinet en besproken met de Tweede Kamer, bij de Europese Commissie ingediend. Het POP2 moet door de Europese Commissie worden goedgekeurd, wat naar verwachting in de eerste helft van 2007 zal gebeuren.

Het POP2 is een breed gedragen programma geworden waarin de vier assen van de Europese plattelandsverordening – as 1 concurrentieversterking landbouw; as 2 beheer van het platteland; as 3 diversificatie en verbeteren leefbaarheid platteland en as 4 LEADER – evenwichtig aan bod komen. De verdeling van de POP-middelen is in de verhouding 30–30–30–10 over de vier assen verdeeld. Concurrentieversterking van de landbouw heeft een prominente plaats in het POP2. Met name investeringen structuurversterking (kavelruil/landinrichting), maar ook bedrijfsmodernisering (vooral gericht op jonge boeren en vergroten duurzaamheid), kennisverspreiding en advies zijn prominente maatregelen in as 1. Daarnaast zijn er ook POP2-middelen uitgetrokken voor samenwerking voor innovatie, deelname aan voedselkwaliteitsregelingen en promotie daarvan, en verhogen van de toegevoegde waarde van landbouwproducten.

De Minister van LNV en de staatssecretaris van EZ hebben in juli 2006 de Beleidsbrief Duurzaam Toerisme en Recreatie naar de Tweede Kamer gezonden (TK 2005–2006, 26 419, nr. 29). Vijf pilotprojecten zullen worden gestart. Een brochure best practices plattelandtoerisme, met als doel gemeenten te stimuleren dit voor ondernemers beter mogelijk te maken, is voorbereid. De financiering van de landelijke routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen en ook van het wandelen over boerenland zijn ondergebracht in het ILG. De te realiseren taakstellingen zijn opgenomen in de in december 2006 door het Rijk met alle 12 provincies getekende bestuursovereenkomsten voor de periode 2007–2013. Dat geldt ook voor de 1000 km wandelpaden over boerenland. Om met dit project reeds in 2006 te kunnen beginnen heeft de Stichting Wandelplatform-LAW voor dat jaar extra middelen gekregen. Inmiddels liggen er al voor zo’n 130 km aan uitvoeringsrijpe initiatieven, die ieder moment van start kunnen gaan.

In het kader van het IBO-vastgoed is besloten de stap naar een fusie van DLG/BBL met Domeinen nog niet te zetten. Het kabinet kiest ervoor eerst ervaring op te doen met de invoering van de WILG en de daaruit voortvloeiende decentralisatie van de uitvoering van rijksdoelen in het landelijk gebied. Na de mid term review van het ILG in 2010 zal het kabinet de fusie in de bredere context van het gehele rijksvastgoedstelsel opnieuw bezien. Tot die tijd blijven de taken van de DLG en de ZBO BBL ongewijzigd. Wel wordt de samenwerking tussen DLG/BBL en Domeinen geïntensiveerd om de beoogde synergie van de fusie zo veel mogelijk wel te bereiken.

In 2006 is ook het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) van start gegaan. Het GOB zal zorgdragen voor een eensgezind optreden van het Rijk in gebiedsprocessen. Daarbij is LNV verantwoordelijk voor de rijksinbreng in de projecten Nieuwe Hollandse Waterlinie en Klavertje 4 (Venlo).

Ecologische duurzaamheid

Belangrijk onderdeel van het streven naar Ecologische duurzaamheid is het versterken van de natuur en de biodiversiteit. De hoofddoelen zijn Biodiversiteit, Natura 2000, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Leefomgeving. Hier is ook in 2006 weer onverminderd op ingezet.

Samen met de provincies is er hard gewerkt aan de totstandkoming van de EHS. Door nieuwe gronden aan te kopen en door gronden in te richten voor natuurbeheer is weer voldoende perspectief gegeven voor de versterking van de biodiversiteit in Nederland. En daarmee het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Voor de realisatie van mijn beleid hebben in 2006 ook de terreinbeherende organisaties en particulieren een grote rol gespeeld. Toch verloopt de realisatie van de EHS door middel van particulier natuurbeheer minder voorspoedig dan ik had verwacht. Een evaluatie onderzoek naar de in het Hoofdlijnenakkoord opgenomen omslag van minder verwerving naar meer particulier natuurbeheer zal daar in 2007 mogelijke oorzaken aanwijzen. Er is succes geboekt met het concept Boeren voor Natuur. Vanuit Brussel kwam de goedkeuring voor dit concept Boeren voor Natuur (staatssteuntoets). Ook de catalogus groene diensten – een coproductie met het IPO – werd besproken in Brussel. De Europese Commissie heeft de catalogus in februari 2007 goedgekeurd.

Het weidevogelverbond is in 2006 tot stand gekomen. Overheid en betrokkenen hebben de handen ineengeslagen om de kwaliteit van het weidevogelbeheer een stevige impuls te geven om de afname van het aantal weidevogels in Nederland te stoppen.

Het jaar 2006 stond wat de uitvoering van het natuurbeleid betreft ook in het teken van de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet 1998. Van groot belang vind ik dat de inwerkingtreding soepel zal verlopen. Er zijn goede afspraken gemaakt met de provincies ten aanzien van de taakverdeling. Tevens zijn met behulp van goede communicatie de doelstellingen en reikwijdte van de wet bij alle belanghebbenden duidelijk gemaakt.

Nederland levert met Natura 2000 zowel een bijdrage aan de communautaire doelstelling om in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen als een bijdrage aan de versterking van het juridisch kader rond de bestaande natuur en de EHS. Een belangrijk instrument hierbij is het realiseren van een netwerk van natuurgebieden: het Natura 2000-netwerk. Nederland draagt met 162 Natura 2000 gebieden op het land, de grote wateren en de kustzee bij aan dit netwerk. Conform de Habitatrichtlijn is het verplicht om voor alle habitattypen en (vogel)soorten waarvoor Nederland medeverantwoordelijkheid draagt, een gunstige staat van instandhouding te realiseren en instandhoudingsdoelstellingen te definiëren. De Natura 2000 doelen op landelijk en op gebiedsniveau zijn vastgelegd in het Natura 2000-doelendocument dat als beleidsdocument is uitgebracht en in juni 2006 naar uw Kamer gestuurd (TK 2005–2006, 30 300 XIV, nr. 94). Vervolgens heeft behandeling tijdens een AO in september 2006 plaatsgevonden waarbij groen licht werd gegeven voor de uitwerking in aanwijzingsbesluiten. Het aanwijzingsbesluit definieert de precieze omvang en begrenzing van het aangewezen gebied. Ter voorbereiding van de aanwijzingsbesluiten heeft LNV intensief contact met de provincies en andere regionale partijen gehad, op inhoudelijk en bestuurlijk niveau. Op 27 november 2006 is de bekendmaking van de ontwerp-aanwijzing op grond van de Natuurbeschermingswet voor de eerste tranche van 111 gebieden in de Staatscourant gepubliceerd.

Veel aandacht is in 2006 uitgegaan naar de Waddenzee. Zowel de Tweede als de Eerste Kamer hebben in 2006 de planologische kernbeslissing (pkb) Derde Nota Waddenzee goedgekeurd. De vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet voor gaswinning onder de Waddenzee zijn in 2006 verleend, zodat de NAM begin 2007 met haar activiteiten kan beginnen. Voor het Waddenfonds heeft het kabinet voor de komende 20 jaar € 800 miljoen ter beschikking gesteld. Onderdeel van dit fonds is de sanering van de mechanische kokkelvisserijsector. Na aftrek van deze kosten (€ 122 miljoen) zal het Waddenfonds worden aangewend voor de subsidiëring van activiteiten in het waddengebied die o. a. zijn gericht op het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden. LNV participeert actief in het interbestuurlijke Regionaal College Waddengebied en levert zo een bijdrage aan een slagvaardiger en transparanter bestuur van het gebied. Er is een nationale projectgroep gestart om de nominatie van het Waddengebied voor de Werelderfgoedlijst voor te bereiden. Plaatsing van het Waddengebied op de Werelderfgoedlijst heeft geen consequenties voor het geldende beschermingsregime.

In 2006 is de implementatie van de internationale besluiten die zijn genomen inzake de Ontwikkelingsschets Westerschelde, ter hand genomen. Met de provincie werd een convenant gesloten ter uitvoering van het natuurprogramma op basis van de rijksprojectenprocedure. Door het verzet tegen de ontpolderingsplannen vroeg dit intensief bestuurlijk overleg en een zorgvuldige procesgang. In de Deltawateren is verder gewerkt aan het agenderen van de problemen (Krammer-Volkerak, verzilting, zandhonger, etc.) en een groeiende maatschappelijke betrokkenheid. LNV stimuleert de regionale bestuurders om met lef de noodzakelijk keuzen (estuariene dynamiek, zoetwatersituatie landbouw) te maken.

In 2006 is de leefgebiedenbenadering verder vormgegeven. Er is op hoofdlijnen overeenstemming tussen overheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven over de beleidsstrategie, er is een lijst met soorten gemaakt en er zijn pilots gestart om concrete handvatten te geven voor het werken volgens de benadering. Eind 2006 is gestart met een concretisering van de beleidsstrategie.

In 2006 is de ontwikkeling van de Gegevensautoriteit Natuur gestart. Het kabinet heeft een bedrag van € 20 miljoen beschikbaar gesteld om voor bedrijven en overheden een betrouwbare en efficiënte gegevensvoorziening over natuur te ontwikkelen. De Gegevensautoriteit Natuur is gestart met het programmatisch laten inwinnen van natuurgegevens die bedrijven en overheden nodig hebben voor ruimtelijke planvorming en beleidsverantwoording. De ontwikkeling van de Gegevensautoriteit Natuur volgt op het advies van de Task Force Impuls soortenbeleid die de Minister van LNV adviseerde de gegevensvoorziening over natuur voor bedrijven en overheden te verbeteren zodat zij in hun planvorming en de uitvoering van werkzaamheden adequaat rekening kunnen houden met de aanwezigheid van beschermde flora en fauna.

De (aansturing van de) uitvoering van het eerste jaar nieuw mestbeleid door Algemene Inspectiedienst (AID) en Dienst Regelingen (DR) is over het algemeen goed verlopen op enkele kleine aanloopproblemen na. De administratieve lasten zijn ten opzichte van het oude mestbeleid (MINAS) met 40% gedaald. De eerste ervaringen laten zien dat de naleving op het essentiële onderdeel mestdistributie goed is. Het feit dat de mestafzetkosten in 2006 tot grote hoogte zijn gestegen laat zien dat het stelsel in de basis werkt: tezamen met de strengere normen zijn er nauwelijks ontsnappingsroutes, verwacht mag worden dat het grootste deel van de mest terecht komt waar het bedoeld is. Mestverwerking op grote schaal is tot op heden nauwelijks van de grond gekomen. Wel is de vrijstellingsregeling van dierrechten bij volledige mestverwerking zwaar overtekend, met name ten aanzien van de techniek mestverbranding. Als de mestafzetprijzen zich permanent op een hoger niveau zullen bevinden ontstaan er nieuwe kansen om mest op structurele basis te verwerken en zo het milieu te ontlasten. Om de mestmarkt in rustiger vaarwater te brengen, is door overheid en bedrijfsleven samen actief gecommuniceerd over te hanteren marges in de handhaving en is fors geïnvesteerd in kennisverspreiding. Door aanpassing van de uitvoeringsregeling meststoffenwet zijn de belangrijkste aanloopproblemen voor de praktijk weggenomen. Wel is het zo dat een aantal aanpassingen op gespannen voet staat met de gemaakte afspraken met de Europese Commissie. De Commissie heeft ook aangegeven dat verdere aanpassingen meegenomen moeten worden in het volgend nitraatactieprogramma (2010–2013).

De biologische landbouw vormt een belangrijke schakel in het streven naar duurzaamheid. De inzet is met name gericht op het vergroten van het marktaandeel. Alle partijen van het Convenant Marktontwikkeling Biologische Landbouw hebben veel inspanning geleverd om de omzetten te verhogen. De biologische consumptie is sterk toegenomen, bepaalde productgroepen zitten dicht tegen de 5% aan. Met een brief (TK 2006–2007, 29 842, nr. 11) heeft de Minister van LNV de Kamer geïnformeerd over de resultaten van het prijsonderzoek. Het onderzoek heeft laten zien dat bij prijsverlaging er meer producten verkocht worden, maar dat voor een aantal producten ook omzetplafonds in zicht komen. Uit het onderzoek bleek dat consumenten zeggen bereid te zijn 20–25% meer te willen betalen voor biologische producten.

De tussentijdse evaluatie van de nota duurzame gewasbescherming in 2006 laat het resultaat zien t.a.v. de 4 doelen en het bestuurlijke commitment van de (convenants)partijen.

De herziene wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en onderliggende regelgeving is in 2006 door Eerste en Tweede Kamer goedgekeurd.

De condities om geïntegreerde gewasbescherming te stimuleren zijn verder geoptimaliseerd, o. a. door een verbeterde kennisdoorstroming en -verspreiding en een goede benutting van het instrument kleine toepassingen en van middelen van natuurlijke oorsprong (low risk products).

Goed lopende aansturingsrelatie tussen departementen en CTB.

Er is effectief ingezet in de EU inzake de gewasbeschermingsrichtlijn, door de ontwikkeling van een coherent beoordelingssysteem van gewasbeschermingsmiddelen dat voldoet aan de eisen van de Gewasbeschermingsrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water.

Sociale duurzaamheid

Sociale duurzaamheid duidt op een langdurige sociaal-culturele acceptatie van ons handelen. Deze duurzaamheid is alleen te bereiken via openheid en transparantie, zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven.

Het vliegwiel van de uitvoering reconstructie is op volle snelheid. De reconstructiemiddelen 2005–2006 zijn volledig benut, daarnaast hebben de provincies Overijssel en Limburg de realisatie van rijksdoelen versneld via voorfinanciering: € 10 mln. De instrumentele knelpunten in de uitvoering zijn opgelost. Vooruitlopend op het ILG zijn de leerervaringen van de reconstructie middels een evaluatie ontsloten, ook voor niet reconstructieprovincies. Rijksbreed zijn de resultaten uitgewisseld via een minisymposium.

Voedsel is letterlijk van levensbelang. Het streven naar veilig voedsel heeft dan ook altijd sterk de nadruk gehad. In 2006 hebben zich geen voedselincidenten voorgedaan. Nu ons voedsel veiliger is dan ooit, kan de aandacht meer uitgaan naar andere aspecten die te maken hebben met de productie en consumptie van voedsel, zoals dierenwelzijn, gezondheid, milieu en fair trade.

In 2006 heeft de Tweede Kamer de voornemens ten aanzien van de openbaarmaking van controlegegevens geaccordeerd. Dit is gevolgd door het publiceren van de gegevens van twee pilots op de VWA-website vanaf 1 oktober 2006. Daarnaast zijn de smaaklessen op basisscholen van start gegaan. Op een «speelse manier» wordt de jeugd daarmee besef bijgebracht van de waarde van voedsel, voedselbereiding en de zaken die bij de productie van voedsel van belang zijn. In het kader van de LNV-brede aanpak «ketenbenadering» is bekeken in hoeverre ketenpartijen (bestaande) informatiestromen vanuit de voedselketens aan elkaar kunnen koppelen.

Ook in 2006 is er veel aandacht geweest voor dierenwelzijn. Binnen de EU is in 2006 overeenstemming bereikt over de inwerkingtreding van de EU-transportverordening per 1 januari 2007. Centraal staat bij de lange afstandtransporten het verplichte GPS-systeem in vrachtwagens. Technische mogelijkheden laten echter helaas implementatie nog niet toe. Het wachten is nu op de definitieve vaststelling van de specificaties door de Europese Commissie.

Voor Nederland is verder een tegenvaller dat de bepleite beperking van de maximum transporttijd niet is overgenomen.

Op politiek niveau is in EU-verband geen overeenstemming bereikt over invulling van de welzijnsrichtlijn vleeskuikens. Op dit moment is niet duidelijk of onder het Duitse voorzitterschap een herziene versie op de agenda wordt gezet.

Er gingen in Nederland al geluiden op dat er Europees weinig bereikt kon worden op dit punt. Voorlopig lijkt het resultaat van de behandeling in Brussel dit beeld te bevestigen.

LNV heeft in samenwerking met LTO en Dierenbescherming de ambitie om op termijn te stoppen met de castratie van beerbiggen. Er dienen alternatieven ontwikkeld te worden om de garantie van beregeurvrij vlees te bijven kunnen afgeven, zonder daarvoor de dieren te hoeven castreren. LNV financiert, stimuleert en faciliteert dit proces door stoppen met castreren te agenderen bij de Europese Commissie en de lidstaten, en onderzoek naar alternatieven te financieren. In 2006 is gewerkt aan deze agendering wat heeft geresulteerd in een eerste workshop in Brussel onder leiding van de Europese Commissie eind januari 2007.

Voor gezelschapdieren is in maart 2006 het «Actieplan Gedeelde Zorg» van het Forum opgeleverd en is extra geld uitgetrokken als bijdrage voor het opzetten van een Landelijk Informatie Centrum voor Gezelschapsdieren (LICG). Tevens is het Convenant Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en AID ondertekend waarin de onderlinge samenwerking wordt geregeld.

Ook internationaal heeft LNV zich gemanifesteerd ten aanzien van dierenwelzijn. Zo organiseerde het ministerie op 13 oktober een seminar om de vraag te bespreken in welke mate etikettering een hulpmiddel kan zijn dierenwelzijn wereldwijd op een hoger plan te krijgen. Tijdens dit seminar kwam naar voren dat er de nodige juridische haken en ogen zitten aan een vorm van verplichte etikettering en dat om die reden het bedrijfsleven zelf het initiatief zou moeten nemen om duurzaam geproduceerde producten herkenbaar op de markt te brengen (vrijwillige etikettering).

Op het terrein van dierziektebestrijding heeft Nederland in Europees verband wederom een voortrekkersrol gespeeld. In de nieuwe bestrijdingsrichtlijn voor Aviaire influenza was een rol weggelegd voor vaccinatie, welke een mogelijkheid bood voor een meer maatschappelijk verantwoorde dierziektebestrijding. Nederland heeft hier in 2006 sterk op ingezet. Dit heeft ertoe geleid dat wij in 2006 konden overgaan tot het preventief vaccineren van hobbydieren en commercieel gehouden kippen met vrije uitloop, wat in het kader van de Europese dierziektebestrijding als een grote doorbraak geldt.

LNV verleende in het verband van de uitbreiding van de EU per 1 januari 2007 met de landen Roemenië en Bulgarije steun aan beide (destijds nog) kandidaat-lidstaten. In deze bilaterale samenwerking stond ten algemene steun bij de implementatie en handhaving van het Acquis Communautaire centraal. Azië blijft een regio met hardnekkige haarden van dierziekten. Om die reden heeft Nederland Indonesië bilaterale hulp verleend in de bestrijding van dierziekten.

Maatschappelijk verantwoord dierziektebeleid is ook de basis voor de Nederlandse inzet in twee grote projecten die door de Europese Commissie zijn opgestart, respectievelijk de «Evaluatie van het Europese Diergezondheidsbeleid» en een «Europees technologie platform voor wereldwijde diergezondheid». Deze projecten ontwikkelen een nieuwe visie op het Europese preventie- en bestrijdingsbeleid en leveren samen met het bedrijfsleven de meest up-to-date instrumenten (vaccins en testen) voor de bestrijding van dierziekten. In 2006 heeft de Europese Commissie de Nederlandse standpunten t.a.v. deze projecten, waaronder het toepassen van vaccinatie en differentiatie in de dierziektebestrijding, grotendeels overgenomen in het nieuw te ontwikkelen EU-beleid.

Op 1 januari 2007 is de Wet inrichting landelijk gebied van kracht geworden. Deze bevat de regels over de programmering, financiering, verantwoording en «afrekening» met betrekking tot het gebiedsgerichte beleid. Verder voorziet de wet in een sterk vereenvoudigd landinrichtingsinstrumentarium. Daarmee is een nieuw sturingsmodel voor het gebiedsgerichte beleid geïmplementeerd, waarbij de sturing van het rijk tot hoofdlijnen beperkt blijft en de provincies de regie voeren over de uitvoering van het gebiedsgerichte beleid. De provincies krijgen daartoe gezamenlijk een budget, het zogenoemde Investeringsbudget landelijk gebied (ILG) van circa € 3,2 miljard. De concrete afspraken over de in de investeringsperiode 2007–2013 door de provincies te leveren prestaties zijn neergelegd in bestuursovereenkomsten tussen het Rijk en individuele provincies. Na een intensief en ingewikkelde bestuurlijk proces konden deze in december 2006 met alle 12 provincies worden getekend. Het bij LNV ingerichte RCT (Rijkscoördinatieteam) heeft goed gewerkt door de contacten van de diverse rijkspartijen met de provincies te stroomlijnen (1 loket).

Kabinet en Tweede Kamer hebben ingestemd met het rijksprogramma Groene Hart. Op basis hiervan hebben de provincies gezamenlijk een gedegen uitvoeringsplan opgeleverd. Het kabinet heeft middelen beschikbaar gesteld om een start te maken met het oplossen van de veenweideproblematiek volgens het principe «functie volgt peil».

Er is een voortvarende start gemaakt met de Nationale Landschappen. LNV heeft de provincies gestimuleerd om uitvoeringsprogramma’s op te stellen en de landschappen te begrenzen. Diverse uitvoeringsprogramma’s zijn inmiddels ter goedkeuring aan de Minister van LNV aangeboden.

De nieuwe aanpak om te komen tot meer en robuuster Groen in en om de stad begint zijn vruchten af te werpen. Vanuit een stimulerende en faciliterende rol verleidt LNV gemeenten om met ambitieuze, integrale rood-groen plannen te komen. Het verbreden van de A2 bij Maastricht met een groenopgave is hiervan een goed voorbeeld.

4. BELEIDSARTIKELEN

21 Duurzaam ondernemen

Duurzaam ondernemen

kst-31031-XIV-1-3.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Een vitaal en duurzaam agrocomplex met inbegrip van de visserij.

LNV streeft naar een vitaal en duurzaam agrocomplex – met inbegrip van de visserij, waarbij:

• De nationale en internationale marktpositie van het agrocomplex wordt behouden en verstrekt;

• Van natuurlijke hulpbronnen een duurzaam gebruik wordt gemaakt;

• Betrouwbaar en hoogwaardige producten voortgebracht worden.

Deze beleidsdoelstelling richt zich op de verduurzaming van het agrocomplex in Nederland, waarbij zoveel mogelijk de Europese kaders worden gevolgd. De verduurzaming geldt niet alleen voor de milieuaspecten, maar ook de sociale en economische aspecten (bedrijfsontwikkeling en ondernemerschap).

Doelbereiking en maatschappelijk effecten

Door het faciliterende en stimulerende beleid heeft LNV bijgedragen aan de volgende positieve maatschappelijke effecten:

• goede economische positie van het Nederlandse agrocomplex;

• lagere milieubelasting van het agrocomplex, in het bijzonder voor gewasbeschermingbeleid en nieuw mestbeleid;

• betrouwbare en hoogwaardige (agro)producten in Nederland, in het bijzonder door de inspanningen t.a.v. biologische landbouw, fytosanitair beleid en ketenbeleid.

IndicatorReferentiewaardePeildatumStreefwaardePlanningRealisatie 2006Bron
Toegevoegde waarde per werknemer:      
– Nederlands Agro-complex€ 40 5002004> EU-15 € 49 200LEI
– Agro-complex EU-15€ 24 9002004  € 21 700LEI
Overschot agrarische handelsbalans€ 19,9 mld. 2003Op peil € 23,3mld. LEI 
Milieubelasting meststoffen & gewasbeschermingsmiddelen1002003Dalende lijn 1DL
Energie efficiencyverbetering    2 
– glastuinbouw (t.o.v. 1980)50%200365%20102Senter
– voedings- en genotmiddelen-industrie (tov 2001)4,5%200415%2 012 Senter
Maatschappelijke appreciatiescore82006  8TNS NIPO

1 Indicator betreft samengestelde index van emissies naar grond, oppervlakte- en drinkwater (o.a. nitraatgehalten). De index kan worden ingevuld zodra de indicatoren voor nieuw mestbeleid zijn opgeleverd (fosfaat- en stikstofoverschotten). Deze gegevens komen in oktober in het kader van de evaluatie Meststoffenwet beschikbaar.

2 Als gevolg van meetproblemen in de geliberaliseerde energiemarkten laat de kwaliteit van de databronnen in recente jaren te wensen over. Momenteel wordt er gewerkt aan de actualisatie van de energiemonitoring glastuinbouw op basis van nieuwe databronnen.

Nederlands Agro-complex en EU-15:

De realisatiecijfers hebben betrekking op alleen de primaire sector van Nederland en van de EU 15. Omdat het agrocomplex grotendeels wordt gevormd door de primaire sector zijn ook de referentiewaarden aangepast. Er is een positieve trend waarneembaar in de ontwikkeling van de marktpositie.

Overschot agrarische handelsbalans:

Het cijfer voor 2006 is voorlopig; het overschot tussen import en export m.b.t. agrarische handel is in 2006 toegenomen in vergelijking met de referentiewaarde uit 2003. Vanaf 2003 is er sprake van een voortdurende toename van het exportoverschot.

De maatschappelijke appreciatiescore:

De score is in 2006 verder ingevuld en geeft de waardering van de Nederlandse burgers over de agrarische sector aan. Op basis van een eerste onderzoek in 2005 zijn de streefwaarde 2010 en de referentiewaarde 2005 beide bepaald op 8 op een 10-puntsschaal.

Succesfactoren

Een vitaal en duurzaam agrocomplex is afhankelijk van vele factoren die LNV niet direct kan beheersen. Als positieve factoren voor 2006 kunnen worden aangemerkt de implementatie van het Gemeenschappelijk EU beleid (GLB) en de ontwikkeling van de plattelandsstrategie van Nederland en het Plattelandsontwikkelingsplan-2. De EU commissie heeft hierop positief gereageerd.

Voor het overige kon het Nederlandse agrocomplex profiteren van gunstige marktontwikkelingen. Agrarische ondernemers namen bovendien voldoende hun eigen verantwoordelijkheid (zoals innovatieve initiatieven op sectorniveau). Tenslotte is ook de waardering van de Nederlandse samenleving voor de Nederlandse landbouwbouw onverminderd hoog.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
21 Duurzaam ondernemenRealisatieVastgestelde begroting 2006Verschil
 2003200420052006  
Verplichtingen256 187217 126303 138382 207269 956112 251
Uitgaven292 160273 992278 591390 184292 20797 977
Programma-uitgaven163 695141 40998 769196 48093 160103 320
21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat2 7982 9532 21718 16412 0116 153
– Jonge agrariers1 4261 74857912 31911 350969
– Ondernemerschap1 3721 2051 6385 8456615 184
21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn9 98016 75619 09715 46112 8222 639
– Verbetering dierenwelzijn7 19213 2291 4712 5231 2111 312
– Nieuw mestbeleid  13 3907 8286 7001 128
– Fytosanitair beleid1821827591 7591 025734
– Gewasbeschermingsbeleid2 6063 3453 4773 2013 886– 685
– Coëxistentie   1500150
21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw124 44092 93536 72630 76346 954– 16 191
– Glastuinbouw14 84714 96614 4039 93226 623– 16 691
– Biologische landbouw10 0578 1637 8659 95812 060– 2 102
– Intensieve veehouderij   1 285 1 285
– Melkveehouderij14 3636 5222 8853 0252 205820
– Akkerbouw1 4011 3621 3691 6841 205479
– Overige sectoren6 2411 223329342171171
– Innovatie en Samenwerking duurzame landbouw3 8334 3849 8754 5374 690– 153
– Overig (RBV, Mineralenheffing)73 69856 315    
21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren19 80022 84134 099124 56512 031112 534
– Sanering5 4815 324 19 0595 17913 880
– Onderzoek10 51713 6449 5313 1355 350– 2 215
– Innovatie2 8642 8493 6011 4001 30298
– Binnenvisserij9381 02420 967100 971200100 771
21.15 Bevorderen van duurzame ketens6 6775 9246 6307 5279 342– 1 815
– Bilaterale economische samenwerking2 9692 6692 9872 7973 450– 653
– Agrologistiek3608555127641 000– 236
– Transparantie en ICT  10402 800– 2 800
– Client1 2862218361 980 1 980
– Energie1 6271 6901 5521 5791 585– 6
– Overige435489639407507– 100
       
Apparaatsuitgaven128 465132 583179 822193 704199  047– 5 343
21.21 Apparaat17 84657 56019 06419 44017 1062 334
21.22 Baten-lastendiensten110 61975 023160 758174 264181 941– 7 677
Ontvangsten97 31957 24233 23051 61936 59515 024

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere uitgaven «ondernemerschap» worden voornamelijk veroorzaakt door betalingen in het kader van de Oogstschaderegeling 2002. Daarnaast hebben uitgaven plaatsgevonden voor de Kaderregeling Kennis en Advies Bedrijfsadvisering randvoorwaarden Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Hier was in de ontwerpbegroting geen rekening mee gehouden (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

In het kader van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) en de Stimuleringsregeling Duurzame Glastuinbouwgebieden (Stidug) is ruim € 16 mln. minder uitgegeven als gevolg van vertraging in de uitfinanciering. Bij de RSG is een aantal aanvragen uitgesteld naar 2007 en 2008. Bij de Stidug is sprake van vertraging in de start en uitvoering van inrichtingswerkzaamheden op de aangewezen Stidug-locaties. (deels opgenomen in de 2e suppletore begroting).

In het kader van de kottervlootsanering is € 13 mln. meer uitgegeven.

De uitgaven voor het project in Mauritanië is in 2006 € 2,2 mln. lager uitgevallen dan eerder in het projectvoorstel was geraamd.

De hogere uitgaven van circa € 100 mln. op het onderdeel binnenvisserij houdt verband met de afwikkeling van uitkoop van kokkelvissers.

De onderuitputting op het programma Bilaterale economische samenwerking is veroorzaakt doordat de pogingen om in China een Holland Park aan te leggen met Nederlandse boomkwekerijproducten, niet tot uitvoering zijn gekomen. Fytosanitaire belemmeringen konden (nog) niet voldoende worden weggenomen.

Binnen de ICT beleidsprogramma’s heeft een verschuiving plaats gevonden tussen TRANSIT en CLIENT Export. De middelen die oorspronkelijk beschikbaar waren voor TRANSIT, zijn aangewend voor het programma CLIENT export.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Ambtelijk Personeel Directie Landbouw6 2105 118
Ambtelijk Personeel Directie Industrie en Handel2 4102 423
Ambtelijk Personeel Directie Visserij4 9345 346
Materieel4 9723 951
Overig apparaat914268
Bijdrage aan AID35 83638 450
Bijdrage aan DLG36645
Bijdrage aan DR115 656131 648
Bijdrage aan PD21 12811 798
Bijdrage aan VWA1 2780
Totaal apparaatsuitgaven193 704199 047

De lagere bijdrage aan de AID hangt samen met herprioritering in verband met dierziekten. De lagere bijdrage aan DR hangt samen met een kleiner werkpakket in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De hogere bijdrage aan de PD hangt samen met de transitie in het kader van het Plantkeurproject.

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
EU-bijdrage jonge agrariërs6 0256 050
EU-bijdrage Glastuinbouw1 0222 852
EU-bijdrage Biologische Landbouw1 2581 882
Ontvangsten Visserij (o.a. FIOV)24 34914 587
Overige18 96511 224
Totaal ontvangsten51 61936 595

De lagere EU-bijdrage Glastuinbouw houdt verband met vertraging in de uitfinanciering van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG). In het kader van de mineralenheffing is € 6,5 mln. ontvangen. Hiertegenover staan € 4 mln. uitgaven in verband met in het verleden betaalde mineralenheffingen, die over een periode van 6 jaar kunnen worden verrekend. Per saldo is in 2006 € 2,5 mln. ontvangen.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoekODStartAfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichting    
Effectenonderzoek ex-post    
– Emancipatie21.11Juli 2004Januari 2007Archief DL, website Visitatie Cie
– Duurzame gewasbescherming21.12Januari 2005December 2006Archief DL, Uitgave Milieu- en Natuurplanbureau
     
Overig evaluatie onderzoek    
– Evaluatie mestbeleid21.12Juli 2006Oktober 2007 

21.11 Verbeteren van ondernemerschap en ondernemersklimaat

Doelbereiking

LNV heeft in 2006 conform de visie «Kiezen voor Landbouw» er naar gestreefd om het concurrentievermogen van de agrarische ondernemers te versterken. Dit is gedaan door het stimuleren van goed ondernemerschap bij de Nederlandse agrariërs en het creëren van een goed ondernemersklimaat, met een zo laag mogelijke administratieve lastendruk. Hierbij zijn ondernemers bewust gemaakt van de voorwaarden die verbonden zijn aan het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het beleid van LNV heeft zich verder gericht op het faciliteren van ondernemers bij duurzame investeringen en het bieden van een gunstig perspectief bij de overname van een agrarisch bedrijf.

Kennis & innovatie

LNV heeft samen met de diverse landbouwsectoren (tuinbouw, melkveehouderij, intensieve veehouderij, akkerbouw en biologische landbouw) het afgelopen jaar platforms van verschillende aard ingericht om innovaties en agenda’s vorm te geven. Er is thans een tuinbouw innovatieagenda in uitvoering. De innovatie agenda melkveehouderij is onlangs gepubliceerd en diverse andere sectorale innovatieagenda’s worden afgerond.

In 2006 is gestart met het opstellen van een kennisagenda voor het beleidsveld landbouw.

Afronding ervan is vertraagd waardoor deze in de loop van 2007 afgerond kan worden.

Deze kennisagenda vormt een belangrijke basis voor o.a. de vraagsturing van kennis.

Ter stimulering van de kennisontwikkeling bij agrarische ondernemers is de kaderregeling Kennis en advies opengesteld voor onder meer de terreinen bedrijfsbeëindiging en bedrijfsadvisering over de randvoorwaarden van het GLB.

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

Na de nationale keuzen rond de eerste pijler van het GLB, de uitvoeringssystematiek, inclusief nationale reserve en de opzet cross compliance-controles en intensieve voorlichting, is in 2006 het stelsel van toeslagrechten GLB ingevoerd, zijn de toeslagrechten op tijd beschikt aan de rechthebbenden en werd de eerste betaling op die basis verricht. Er zijn weinig bezwaarschriften ontvangen en de korting op de nationale reserve is gering (1%). Een brochure en website over het nieuwe GLB zijn op tijd gereedgekomen.

Jonge agrariërs

De Subsidieregeling Jonge Agrariërs (SJA) is opengesteld. Er was veel animo voor deelname en bijna alle aanvragen konden worden gehonoreerd, mede doordat 10 provincies een financiële bijdrage leverden.

Het uit de eerste openstelling resterende bedrag is gebruikt voor ophoging tweede openstelling en mede hierdoor was het voor de tweede openstelling beschikbare bedrag bijna voldoende om alle aanvragen te honoreren. Het voor de derde openstelling beschikbare bedrag (nationaal) is op verzoek van de Tweede Kamer verder opgehoogd. Begin 2007 zal een inventarisatie plaats vinden welke provincies willen meefinancieren en wordt de derde openstelling nader uitgewerkt.

Prestaties

IndicatorReferentie-waardePeildatumRaming 2006StreefwaardePlanningRealisatie 2006Bron
Outcome       
% innoverende agrarische bedrijven1,3%2003PmPmPm2%LEI
administratieve lastenreductie19,0%200325%Op peil ca. 35%BAL
Output       
Investeringsbedrag garant gesteld door Borgstellingfonds€ 109,3 mln.2003nvtnvtnvt€ 73,8 mln. BF

Toelichting:

Outcome

% innoverende agrarische bedrijven:

De realisatie betreft 2005 en heeft alleen betrekking op de groep innovaters exclusief vroege en late volgers; deze beide groepen zitten wel in de waarde voor 2007.

De waarde van de groep innovaters vertoont in 2005 enige stijging t.o.v. 2003; innovaters zijn minder gevoelig voor de stand van de conjunctuur dan de vroege en late volgers.

Administratieve lastenreductie:

In de afgelopen kabinetsperiode is een verlaging van de administratieve lastendruk met ca. 35% gerealiseerd. In 2006 hebben met ondernemers zogenaamde keukentafelgesprekken over de zogeheten beleefde lasten plaatsgevonden. De gesprekken zijn een stimulans om verder te gaan met het terugdringen van de administratieve lasten en het verbeteren van de uitvoering.

Output

In 2006 is via het Borgstellingsfonds € 73,8 miljoen aan garantiestellingen op investeringen in de land- en tuinbouw afgegeven. Ten opzichte van de referentiewaarde van 109,3 miljoen is er een minder hoog investeringsbedrag onder garantstelling gebracht. Oorzaak hiervan is dat het referentiejaar het laatste jaar was waarin het oude, minder stringente besluit BF van toepassing was. Daarnaast is er door de hoge energieprijzen minder geïnvesteerd in de glastuinbouw.

21.12 Bevorderen van maatschappelijk geaccepteerde productievoorwaarden en dierenwelzijn

Doelbereiking

LNV heeft in 2006 zich ingezet voor het verder verminderen van de milieubelasting en het waarborgen van dierenwelzijn.

Dierenwelzijn

Dierenwelzijn is door LNV als een belangrijk element beschouwd binnen de sociale duurzaamheid. Binnen en buiten LNV is vast gesteld dat we steeds meer waarde hechten aan de relatie tussen mens en dier. Die waarde bepaalt de normen die we ons bij die relatie opleggen. Het boerenbedrijf kan alleen blijven bestaan, als de wijze van opereren de toets van de maatschappelijke waarden kan doorstaan.

Het waarborgen en verbeteren van het welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren aansluitend op Europese normen staat hierin centraal.

Het Platform Gezelschapsdieren met daarin alle relevante partijen, dat na de werkconferentie werd ingesteld, is in 2006 met voorstellen gekomen rond communicatie, certificering, I&R en handhaving, die grotendeels als beleidsintenties zijn overgenomen en waarvoor extra rijksmiddelen zijn verkregen In het kader van de (betere) naleving van de transportrichtlijn werd een intensivering van de controle en handhaving via de VWA gerealiseerd.

Daarnaast heeft LNV zich in 2006 ook ingespannen voor meer kennisontwikkeling en onderzoek op het terrein van dierenwelzijn.

Nieuw mestbeleid

De (aansturing van de) uitvoering van het eerste jaar nieuw mestbeleid door AID en DR is goed verlopen, op enkele aanloopproblemen na in de sfeer van de elektronische verwerking van mestvervoersbewijzen. De afgelopen jaren is gebleken dat met name de mestdistributie een zwakke schakel vormde. Het feit dat de mestafzetkosten in 2006 tot grote hoogte zijn gestegen laat zien dat het stelsel in de basis werkt.

Veel aandacht is uitgegaan naar het stimuleren van co-vergisting van dierlijke mest op het boerenbedrijf. Het wegvallen van de MEP subsidie medio 2006 heeft voor een vertraging van de opmars van dit soort installaties gezorgd.

Ook is er fors ingezet op kennisverspreiding: LTO Nederland is financieel in staat gesteld een omvangrijk project uit te voeren ter stimulering van het gebruik van dierlijke mest.

Door aanpassing van de uitvoeringsregeling meststoffenwet zijn de belangrijkste aanloopproblemen voor de praktijk weggenomen. De Europese Commissie heeft ook aangegeven dat verdere aanpassingen meegenomen moeten worden in het een volgend nitraatactieprogramma (2010–2013).

Fytosanitair

Speerpunt in het fytosanitaire beleidsveld was in 2006 het project PlantKeur. Centrale overheid, betrokken keuringsdiensten en bedrijfsleven kwamen tot overeenstemming over de overdracht van de fytosanitaire inspectietaken van de Plantenziektenkundige Dienst aan de vier keuringsdiensten die op basis van de Landbouwkwaliteitswet en de Zaaizaad- en Plantgoedwet reeds belast zijn met kwaliteitskeuringen van planten en plantaardige producten. De overdracht van taken zal plaatsvinden per 1 september 2007. De inzet op naleving en handhaving van wettelijke fytosanitaire verplichtingen werd versterkt en er werd onderzoek uitgevoerd naar de werking en betrouwbaarheid van het stelsel van fytosanitaire overheidsgaranties. Er is veel voortgang bereikt in deze operatie die o.a. moet leiden tot minder inspecteurs op het bedrijf.

Vanuit het Fonds Economische Structuurversterking zijn middelen ingezet om collecties van en deskundigheid over quarantaine-organismen te versterken.

Door de verdere invoering van kostendekkende tarieven die het KCB (kwaliteitscontroles groenten en fruit) direct op het bedrijfsleven verhaalt, kon de subsidiering in 2006 beëindigd worden.

Gewasbescherming

De nieuwe Gewasbeschermingswet is door de Tweede Kamer goedgekeurd. Daarmee is de nationale wetgeving geheel afgestemd op het vigerende EU-kader en het Level Playing Field;

Voorts is 95% van alle vrijstellingen (48) voor het teeltseizoen 2007 voor de Kerst in de Staatscourant gepubliceerd.

De overschrijding van de residunormen is de afgelopen jaren gedaald. De knelpunten bij de drinkwaterinnamepunten is nog niet opgelost, maar wel verbeterd (zes knelpunten opgelost).

Uit de evaluatie blijkt dat de vermindering van de milieubelasting grotendeels het gevolg is van de effecten van het lozingenbesluit open teelt en veehouderijen. Daarnaast hebben, door de ontwikkeling van minder schadelijke gewasbeschermingsmiddelen, ook de producenten een bijdrage geleverd. Het Europese toelatingsproces heeft daar duidelijk een impuls aan gegeven.

LNV heeft in het kader van het vrijstellingentraject en het stimuleren van toelatingen voor kleine toepassingen diverse landbouwkundige knelpunten opgelost (behoud economisch perspectief).

Agrobiodiversiteit

In een tweetal rijkspilots is op praktijkschaal geëxperimenteerd met het functioneel inpassen en benutten bij het verduurzamen van het primaire productieproces, t.w. het LTO-project Bodem, Omgeving en Bedrijf (BOB) in Noord-Brabant en het LTO-project Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) in de Hoekse Waard.

Co-existentie

De Stuurgroep Co-existentie Afspraken (SCA) is bezig met de nadere uitwerking en praktische implementatie van de in november 2004 in het convenant gemaakte co-existentie-afspraken.

De teeltmaatregelen zijn inmiddels in de Productschapsverordening Co-existentie vastgesteld. De risicoanalyse en de praktijktoets 2006 zijn uitgevoerd.

Prestatie

IndicatorReferentie-waardePeildatumRaming 2006StreefwaardePlanningRealisatie 2006Bron
Outcome       
Gewasbescherming:       
% afname aantal milieubelastingspunten t.o.v. 1998 (in NMI)n.v.t.n.v.t.nvt95%201086%1NMP
% afname overschrijdingen residunormen voedselproducten t.o.v. 2003n.v.t.n.v.t.nvt50%201030%1NMP
        
Dierenwelzijn:       
% naleving v. bestaande welzijnsnormen70%200570%PmPm2AID
        
Nieuw Mestbeleid:2       
nationaal fosfaat en stikstofoverschotF: 420 mln. kg N: 82 mln. kg20022002nvtnvtevenwicht evenwicht2015201533CBSCBS
        
Fytosanitair beleid:       
% afgekeurde zendingen naar het buitenland0,62004nvtPmPm0,6PD

1 Betreft realisatie 2005.

2 Aan de bepaling van deze indicator is in de Begroting 2007 nadere invulling gegeven. Aan de realisatie zal eerst in het Jaarverslag 2007 aandacht besteed worden.

3 In oktober 2007 wordt de Evaluatie Meststoffenwet gepubliceerd. Deze geeft inzicht in de benodigde gegevens.

Toelichting:

Gewasbescherming:

De tussenevaluatie van de nota Duurzame gewasbescherming laat een positief beeld zien van de bereikte resultaten tot aan 2006. Zowel de milieubelasting van het oppervlaktewater als het aantal overschrijdingen van de residunormen zijn verder afgenomen.

Fytosanitair beleid:

De waarde afgekeurde zendingen buitenland is 0,6% gebleven. Het totaal aantal notificaties uit derde landen is iets gedaald ten opzichte van vorig jaar (397 t.o.v. 413). De meeste notificaties zijn afkomstig uit Rusland (Californische trips), Japan (grond in bloembollen) en Taiwan (Californische trips). Het aantal notificaties uit Rusland is gestegen in 2006. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door een stijging van het handelsvolume naar Rusland. Relatief gezien blijft het cijfer constant.

21.13 Bevorderen van duurzame productiemethoden en bedrijfssystemen w.o. biologische landbouw

Doelbereiking

LNV heeft zich in 2006 ingezet om de duurzaamheid in de verschillende sectoren van de land- en tuinbouw verder te bevorderen. Dit is vooral gedaan door innovatieve initiatieven te ondersteunen, kennisverspreiding te stimuleren en ontmoeting, debat en voorlichting te organiseren.

Biologische landbouw

De biologische landbouw vormt een belangrijke schakel in het streven naar duurzaamheid.

De beleidsinzet is met name gericht geweest op het vergroten van het marktaandeel van biologische producten.Alle partijen van het Convenant Marktontwikkeling Biologische Landbouw hebben veel inspanning geleverd om de omzetten te verhogen. Dit is gebeurd door landelijke campagnes («Proef de aandacht»), gerichte media-activiteiten, winkeldemonstraties, opschalingsplannen en co-innovatieprojecten. De biologische consumptie is licht toegenomen: sommige productgroepen zitten dicht tegen de 5% aan, andere productgroepen blijven daar fors onder.

In 2006 is een onderzoek uitgevoerd naar het effect van prijsverlaging op de verkoop van biologische producten. Het onderzoek heeft laten zien dat bij prijsverlaging er meer producten verkocht worden, maar dat voor een aantal producten ook omzetplafonds in zicht komt. Het onderzoek maakt verder duidelijk dat consumenten zeggen bereid te zijn 20–25% meer te willen betalen voor biologische producten. Op basis van de onderzoeksresultaten mag ook geconcludeerd worden dat de effectiviteit van prijssubsidies relatief beperkt is. Wanneer een verdere betekenisvolle verhoging van het marktaandeel via deze weg gestimuleerd zou worden kost dat tientallen miljoenen euro’s. Voor de ondersteuning van de primaire sector is besloten om de certificeringkosten te vergoeden gedurende 5 jaar (Subsidie ter Stimulering van de Biologische Productiemethode – SSBP). Daarnaast vindt ondersteuning van de sector plaats, met name van Biologica.

Ten behoeve van de kraamkamerfunctie (kennisontwikkeling en -verspreiding) wordt een aanzienlijk deel van het onderzoek aan biologische landbouw besteed. Het kennisnetwerk Bioconnect loopt goed, de deelnemers zijn tevreden over de mogelijkheden van vraagsturing. Ook zijn in 2006 de Demoregeling en de Kaderregeling Kennis en Advies weer opengesteld.

Glastuinbouw

De structuur van de glastuinbouwgebieden wordt verbeterd door enerzijds de afbraak van glasopstanden en anderzijds investeringen in nieuwe kassen. LNV heeft dit gesubsidieerd dit met de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG).

De inrichting van duurzame glastuinbouwgebieden werd ondersteund via de Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden (Stidug).

In het kader van de innovatie van de tuinbouw kon het topinstituut Groene Genetica worden ingericht en werden op energiegebied belangrijke stappen gezet in de vorm van o.m. de realisering van een experimentele kas, een ontwerpwedstrijd en een aardwarmte-experiment. Voor de uitwerking van de overige innovatieopgaven is in 2006 een stichting opgericht.

In 2006 zijn voor het bevorderen van de energietransitie in de energie-intensieve glastuinbouw voor de periode 2007–2009 extra middelen op de LNV begroting gereserveerd. Via de diverse subsidieregelingen zal een investeringsimpuls worden gegeven aan innovatieve energiebesparingsmaatregelen. Doel is de tuinbouw versneld minder afhankelijk te maken van fossiele brandstoffen.

Intensieve veehouderij

In 2006 is de Maatlat Duurzame Veehouderij ontwikkeld voor de varkens-, pluimvee- en melkveehouderij met ammoniakemissiebeperkende én dierwelzijn maatregelen die verdergaan dan het wettelijk minimum. De toepassing van deze maatregelen wordt vanaf 2007 in samenwerking met het ministerie van VROM gestimuleerd door de inzet van fiscaal instrumentarium.

De intensieve veehouderij heeft als vervolg op het door LNV geëntameerde toekomstdebat, in 2006 zelf initiatieven genomen voor een vervolg gericht op innovatie. Voor de varkenshouderij is een structurele ronde tafel innovatie gestart en in de pluimveehouderij zijn daarover de eerste afspraken gemaakt. Intussen werd de innovatieregeling intensieve veehouderij succesvol opengesteld, in totaal goedkeuring van 11 innovatieprojecten intensieve veehouderij voor een bedrag van € 3 mln. en kwamen experimenten w.o. de Comfort-stal van de grond.

Melkveehouderij

LNV heeft praktijkgericht onderzoek ter bevordering van innovatie en kennisverspreiding binnen de melkveehouderij gestimuleerd. Dit heeft zij gedaan door middel van inzet van kennismiddelen en innovatieprojecten. Verder is de innovatieagenda melkveehouderij opgesteld.

Akkerbouw

In het project «Kennis op de Akker», waarbij LNV samenwerkt met een groot aantal partijen in de akkerbouwketens, hebben LNV en bedrijfsleven met elkaar afgesproken te investeren in een project dat moet zorgen voor meer en betere kennis op de akker, meer standaardisatie en betere ketenwerking.

Prestatie

IndicatorReferentie-waardePeildatumRaming 2006StreefwaardePlanningRealisatie 2006Bron
Outcome       
Biologische Landbouw:       
aandeel biologische landbouw op totaal landbouwareaal2,5%2004 10%20102,5%SKAL
aandeel biologische landbouw in consumentenbestedingen1,7%2004 5%20071,8%Biologica
Glastuinbouw:       
aandeel duurzame energie in glastuinbouw tov 1980>0,5%20031%4%2010*Senter
energie-efficiencyverbetering (tov 1995) bloembollen14,3%200320%20%2007*Senter
energie-efficiencyverbetering (tov 1995) paddestoelen20,6%200322%22%2007*Senter
Output       
aantal ha geherstructureerd glastuinbouwareaal (RSG)715 ha2004 1 000 ha2007805 haDR
Inrichting ontwikkelingslocaties1 247 ha2004Nvt2 700 ha20105 projectenDLG

* Als gevolg van meetproblemen in de geliberaliseerde energiemarkten laat de kwaliteit van de databronnen in recente jaren te wensen over. Momenteel wordt er gewerkt aan de actualisatie van de energiemonitoring glastuinbouw op basis van nieuwe databronnen.

Toelichting:

Outcome

Aandeel biologische landbouw op totaal landbouw areaal: door een combinatie van factoren (stagnatie markt, geringe geneigdheid tot omschakeling) is er sprake van een stagnatie van de biologische areaal ontwikkeling.

Aandeel biologische landbouw in consumenten bestedingen: door correcties in de jaren 2003, 2004 en 2005 is de oorspronkelijk referentiewaarde in 2004 gewijzigd van 1,8% in 1,72%. De realisatie in 2006 komt na herberekening uit op 1,83%. Er is dus sprake van een lichte stijging van het aandeel biologische landbouw in consumenten bestedingen.

Het aandeel biologische landbouw op het totaal landbouwareaal kent een geringe toename, defintieve waarde volgt.

Output

Glastuinbouw:

RSG: T/m 2006 is 805 ha. gerealiseerd. In 2006 is slechts 90 ha gerealiseerd, omdat een aantal aanvragen is uitgesteld naar 2007 en 2008.

Inrichting ontwikkelingslocaties glastuinbouw (Stidug): er lopen momenteel nog 5 projecten die in totaal 1247 ha glastuinbouwgebied realiseren; drie projecten lopen (na verlening) in 2009 af en twee in 2011.

Vanaf 2007 zijn de nieuwe Stidug-projecten, die via het ILG worden gefinancierd, opgenomen onder artikel 22. Met deze nieuwe projecten wordt 700 ha. gerealiseerd.

21.14 Bevorderen duurzame vangst en kweek van vis en schelpdieren

Doelbereiking

Per 1-1-2006 is Sportvisserij Nederland gestart. Hierin werken de NVVS en de OVB zeer intens samen. Rond de zomer van 2006 hebben de Eerste en de Tweede Kamer de wijziging van de Visserijwet goedgekeurd. Naast het opheffen van de Organisatie Verbetering Binnenvisserij (OVB) zijn ook de veranderingen met betrekking tot de sportvisakte en de vergunningplicht (het opheffen van de vrije hengel) aan de orde geweest.

Er is nog geen Europese overeenstemming over beschermingsmaatregelen voor aal. LNV heeft bijgedragen aan een haalbaarheidsstudie naar de kweek van aal.

Het contract met het vaartuig, waarmee proeven met pulsvisserij zijn gedaan, is per 1 oktober 2006 afgerond. De Europese Raad van ministersvan Landbouw en Visserij heeft in december 2006 ingestemd met toepassing van de pulsvisserij op 5% van de Nederlandse vloot in 2007.

In het Fishing mortality project werken vissers en wetenschappers samen om wetenschappelijke informatie aan te vullen met informatie uit de praktijk. Het F-project eindigt 1 maart 2007 en wordt in afgeslankte vorm voortgezet in de vorm van een beheeroverleg en onderzoekssamenwerking.

De schelpdiersector heeft onder meer via het Innovatieplatform Aquacultuur nieuwe initiatieven ontwikkeld. Het innovatieve denken en de noodzaak tot vernieuwen hebben een vaste plek gekregen in de ondernemingsstrategie van bedrijven. De mosselsector is bezig met een eigen innovatieagenda en er lopen tal van experimenten met alternatieve visserijmethoden.

Prestatie

IndicatorReferentie-waarde1PeildatumQuota 2006StreefwaardeRealisatie 2006Bron
Visquota 2004 100% VIRIS2
Tong13 980 13 805 8 280 
Schol22 066 23 515 22 762 
Kabeljauw2 619 1 575 1 575 
Haring91 449 53 026 52 675 
Makreel.20 660 20 170 20 170 
Horsmakreel45 631 24 907 20 003 
Capaciteit platvisvloot346 669 378200432 004 35020%– 25%VIRIS
Capaciteit IJsselmeervisserij434 000200517 00017 00016 983VIRIS
Verhuur Staatsbinnenwater80 000 ha. 200580 000 ha 80 000 haVIRIS
Verhuur mossel- en oesterpercelen8 260 ha.20058 260 ha 8 260 haVIRIS

1 Het betreft de quota voor 2005. Visquota worden jaarlijks in december opnieuw vastgesteld door de Europese Landbouw en Visserijraad en gemeten in tonnen.

2 VIRIS = Visserij Registratie Informatie Systeem.

3 De capaciteit van de platvisvloot wordt gemeten in kW dagen. Het betreft de capaciteit per 31/12/2004. De referentiewaarde wijkt af van de begroting 2006 a.g.v. een drukfout in de begroting. Dit is de juiste referentiewaarde

4 De capaciteit van de IJsselmeervisserij wordt gemeten in aaleenheden.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de Nederlandse vissers de Europese vangstquota niet hebben overschreden. De vangsten van tong en horsmakreel blijken fors lager te zijn uitgevallen dan ten opzichte van het quotum verwacht mocht worden.

21.15 Bevorderen van duurzame ketens

Doelbereiking

Het programma Bilaterale Economische Samenwerking (BES) is in 2006 grotendeels uitgevoerd en heeft geleid tot nieuwe contacten en relaties tussen de Nederlandse agribusiness en buitenlandse partners.

Het BES-programma, dat de laatste jaren een meer vraag georiënteerd karakter heeft gekregen, maakt gebruik van een breed scala van instrumenten zoals identificatie- en sectorale handelsmissies, handelscontactbijeenkomsten, vakbeurzen, handelsreizen met individuele matchmaking waarbij een op een contacten worden bevorderd, seminars en symposia.

Evenals in voorgaande jaren werd ook in 2006 in de hoog ontwikkelde West Europese markt extra aandacht gegeven aan de afzet van biologische producten en werd daar waar mogelijk samengewerkt met of voortgeborduurd op activiteiten van de Task Force Biologische Landbouw. In 2005 werd een licht afnemende aandacht voor de specifiek op de afzet van biologische landbouw gerichte vakbeurzen waargenomen. In 2006 is dat min of meer ongewijzigd gebleven.

In 2006 werd ruim aandacht besteed aan de nieuwe lidstaten van de EU en de nieuwe EU-buren. De pogingen om in China een Holland Park aan te leggen met Nederlandse boomkwekerijproducten, is niet tot uitvoering gekomen. Fytosanitaire belemmeringen konden (nog) niet voldoende worden weggenomen.

In het kader van de uitvoering van het Meerjarenafspraken Energie-efficiëncy Voedings- en genotmiddelenindustrie waren ultimo 2006 203 bedrijven uit verschillende sectoren toegetreden. De totale energie-efficiencyverbetering was ultimo 2005 3,3% ten opzichte van 2001.

Het CLIENT-export programma richt zich op de ontwikkeling van een nieuw en geautomatiseerd systeem voor exportcertificering van landbouwgoederen. Begin 2006 is besloten om te starten met de bouw van dit systeem. Volgens planning zullen medio 2007 de eerste sectortoepassingen (zuivel, pootaardappelen) operationeel gaan. Met de ministeries van Financiën en Economische Zaken is samengewerkt om aansluiting te krijgen met andere overheidsinstanties in de exportketen van landbouwgoederen, namelijk de Douane en de Kamers van Koophandel. Dit om het bedrijven mogelijk te maken op termijn daadwerkelijk papierloos te werken en elektronisch hun exportprocessen aan te sturen.

In 2006 is een interdepartementale werkgroep onder leiding van LNV gestart om te komen tot een overheidsvisie op Biobased economy. Naar verwachting zal deze in de zomer van 2007 gereed zijn.

Prestatie

IndicatorReferentie-waardePeildatumStreefwaardePlanningRealisatie 2006Bron
Output      
Aantal gerealiseerde bilaterale economische samenwerkingsactiviteiten9020049090113I&H
Aantal gerealiseerde agrologistieke pilotprojecten22004 1113*I&H

* Ultimo 2006 zijn er nog 10 projecten in uitvoering. TK wordt jaarlijks geïnformeerd over de voortgang.

Toelichting:

De Agrologistieke pilotprojecten zijn gericht op systeeminnovaties op het terrein van duurzaamheid en vervoersefficiëntie en worden met name bestuurlijk ondersteund door het platform Agrologistiek.

In 2006 zijn er 2 nieuwe pilotprojecten geadopteerd door het platform. Het gaat hierbij om «Bedrijvencluster Zuid-Groningen» en «Groene Hoed/Ruraal Park». In totaal worden er nu 13 projecten gefaciliteerd waarvan er inmiddels 3 zijn afgerond (Check Trade, DOC Kaas en Agriport A7).

Evaluatie

Ultimo 2006 is gestart met een tussentijdse beleidsevaluatie van de Visie Agrologistiek.

Het functioneren van het Innovatieplatform Aquacultuur (IPA) is in 2006 geëvalueerd. De rol die het IPA heeft gespeeld, wordt alom gewaardeerd. Het «innovatieve denken» (de noodzaak tot vernieuwen) heeft een vaste plek gekregen in de ondernemingstrategie van bedrijven in de viskweek, schaal- en schelpdiersector. De onderzoekers concluderen dat de activiteiten van het platform hebben geleid tot een meer innovatief klimaat in de aquacultuursector. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van de in het rapport benoemde resultaten en door een groot aantal innovatieve projecten dat momenteel in voorbereiding of uitvoering is. Hiermee is de hoofddoelstelling van het platform gerealiseerd.

Algemene Inspectiedienst (AID)

Prestaties

De prestaties van de AID bestaan uit het aantal directe uren per product/dienst waartoe de AID een opdracht heeft verkregen en de daarmee bereikte resultaten. Onderstaande tabel geeft per productgroep het aandeel in de omzet van de AID in 2006 weer.

Prestaties per productgroep
 Realisatie 2006Begroting 2006
ProductgroepPrestaties (in uren)Aandeel in omzet (in %)Prestaties (in uren)Aandeel in omzet (in %)
Product    
Controle663 30374,1536 48067,5
Verificatie100 37411,2107 80016
Opsporing102 95412,3102 20014
beleidsadvisering14 6761,921 0002
handhavingscommunicatie3 6480,53 9200,5
Totaal884 955100771 400100

Het initiële opdrachtenpakket is medio 2005, als onderdeel van de begrotingsvoorbereiding 2006, bepaald. De omvang en samenstelling daarvan is onderhevig aan politiek-maatschappelijke ontwikkelingen, herprioritering van LNV-beleid en budgettaire schommelingen. Deze aspecten hebben ertoe geleid dat gedurende het begrotingsjaar 2006 wijzigingen in het opdrachtenpakket hebben plaatsgevonden. Voorts is de preventieve handhavinginzet op de dreiging van dierziektecrises niet voorzien. In 2006 heeft de AID hier 77 000 controle-uren aan gespendeerd.

Doelmatigheidsgegevens

Resultaten doelmatigheid
Prestatie-indicatorNorm 2006Meetwaarde
Percentage gegronde klachten op aantal gecontroleerden2 per 10 0007 per 100 000
Goedkeurende accountantsverklaring. JaJa 
Gemiddelde kostprijs per uur€73,92€71,73
Percentage gerealiseerde verkoopbare uren100 %99%
Ziekteverzuimpercentage4,3%4,0%
Treffers bij (selecte) controles15%22%
Tijdigheid verificaties TAB70%80%

Dienst Regelingen (DR)

ArtikelAantal regelingen per beleidsartikelAantal prestatiesIntegrale kosten (x € mln.)
  2006 begroting2006 realisatie2006 begroting2006 realisatie2006 begroting2006 realisatie
Art. 21 DuurzaamInputgestuurd382916 9359,4113
ondernemenOutputgestuurd6166619 7721 250 898122,2104,4
Subtotaal art. 21 9995619 7721 267 833131,6115,7
        
Art. 23 NatuurInputgestuurd33130– 0,10,2
 Outputgestuurd123347 09955 67511,018,0
Subtotaal art. 23 153647 09955 80510,918,2
        
Art. 24 LandschapInputgestuurd62700
en recreatieOutputgestuurd18712 7383 0230,72,1
Subtotaal art. 24 24912 7383 0300,72,1
        
Art. 25 VoedselkwaliteitInputgestuurd14293 2870,61,6
en diergezondheidOutputgestuurd5182 5458981,00,7
Subtotaal art. 25 19472 5454 1851,62,3
        
Art. 26 Kennis enInputgestuurd12170,30
innovatieOutputgestuurd551 1251 0590,40,9
Subtotaal art. 26 1761 1251 0660,70,9
Algemeen 562101,3
Eindtotaal 174198683 2791 332 540145,5140,5

Om de relatie tussen uitvoeringskosten en prestaties inzichtelijk te houden wordt in bovenstaande tabel onderscheid gemaakt tussen regelingen die inputgestuurd en outputgestuurd zijn.

Kwaliteitsindicatoren/doelmatigheidsgegevens

Naast de reeds in de begroting 2006 opgenomen doelmatigheidsgegevens zijn in het agentschapstraject nog formeel een aantal kwaliteitsindicatoren vastgesteld voor begroting en verantwoording. Deze zijn hieronder aangegeven. In de begroting 2006 was nog niet voor alle daar opgenomen indicatoren een score aangegeven. In die gevallen is hieronder de score overgenomen uit de nulmeting, zoals deze bij 1e suppletore wet 2006 aan de Kamer is aangeboden, genomen. Tevens is de score van 2005 aangeven.

Percentage gegronde bezwaren

Door DR wordt veel aandacht besteed aan het verbeteren van het bezwaar- en beroeptraject. Tegelijkertijd wordt hiermee energie gestoken in het terugdringen van het aantal gegrondverklaringen. Deze indicator beoogt de kwaliteit van het proces van uitvoering en/of de kwaliteit van regelgeving te meten. Daarbij dient wel de nuance te worden gemaakt tussen gegrondverklaring op basis van wet- en regelgeving of op basis van het uitvoeringsproces.

Het aantal ontvangen bezwaren over 2006 was ongeveer 10 000 stuks. Een aanzienlijk deel hiervan had betrekking op de vaststelling van de Toeslagrechten in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Als gevolg van een kwaliteitsinvestering in het bezwaar- en beroeptraject is het aantal bezwaren dat binnen de Algemene Wet Bestuursrechttermijn is afgehandeld sterk gestegen. Het percentage gegrond is daarbij sterk gedaald.

Omschrijving/jaarRealisatie 2005Begroting 2006Realisatie 2006
Percentage gegrond53%35%25%

Uurtarief

Deze indicator is een maatstaf voor de efficiency van de bedrijfsvoering. In 2006 is het tarief gelijk gebleven aan het tarief 2005. Wel is voor 2006 door LNV een korting in verband met de inkooptaakstelling opgelegd. Dit verklaart ook een fors deel van het negatieve saldo van baten en lasten.

Omschrijving/jaarRealisatie 2005Begroting 2006Realisatie 2006
Uurtarief57,3857,3857,38

Score vanuit de omgeving

DR hecht veel waarde aan de tevredenheid van de doelgroep. Deze indicator is een het resultaat van een klanttevredenheidsonderzoek. Eens in de twee jaar wordt een klanttevredenheidsonderzoek gedaan. Dit is eind 2005 gedaan en het resultaat hiervan was begin 2006 bekend. Eind 2007 vind wederom een klanttevredenheidsonderzoek plaats. Het laatst bekende cijfer is een 6,2. Dit verklaart dat de realisatie afwijkt van de begroting.

Omschrijving/jaarRealisatie 2005Begroting 2006Realisatie 2006
Score6,27,06,2

Gerealiseerde productiviteit

De productiviteit van de ambtelijke medewerkers zegt iets over de doelmatigheid van de bedrijfsvoering: hoe efficiënt is de dienst, gegeven de inzet van ambtelijk personeel, in het realiseren van haar doelstellingen en de uitvoering van haar productenpakket? Directe uren buiten jaarplan en indirect (productieve) uren worden meegenomen. Uren voor ziekte en verlof worden buiten beschouwing gelaten. Hoe hoger het percentage, hoe efficiënter het omzettingsproces van beschikbare uren naar productieve uren. Dit heeft een kostenverlagend effect. De realisatie van de productiviteit is nagenoeg gelijk aan de begroting.

Omschrijving/jaarRealisatie 2005Begroting 2006Realisatie 2006
Percentage79,2%76,5%76,3%

Telefonische bereikbaarheid

Een van de indicatoren die een groot effect heeft op de tevredenheid van de doelgroepen is de telefonische bereikbaarheid. De aan de Tweede Kamer gemelde norm voor 2006 was dat 70% van de inkomende telefoongesprekken binnen 20 seconden werd behandeld. In verband met de daaraan verbonden kosten is in overleg met de opdrachtgevers echter besloten om de norm terug te brengen naar 70% binnen 30 seconden. Over het jaar 2006 heeft het callcenter 480 000 telefoontjes afgehandeld met een service-level van 65% (percentage van de inkomende telefoongesprekken binnen 30 seconden behandeld) en een bereikbaarheid van 85% (percentage binnengekomen calls dat daadwerkelijk wordt opgenomen). Met name in verband met de Gecombineerde Data Inwinning (GDI) en de uitvoering van de toeslagrechten hebben tot een grote drukte in april en mei 2006 geleid. Ter oplossing hiervan is besloten tot verruimde openingstijden op werkdagen en op zaterdagen, daarnaast zijn 4 600 terugbelafspraken gemaakt om de druk aan de telefoon te verminderen. Daarnaast is sprake geweest van drukte in verband met de afhandeling van telefonische vragen op het gebied van AI, KVP en Bluetongue.

Omschrijving/jaarRealisatie 2005Begroting 2006Realisatie 2006
Telefonische bereikbaarheid88%70% binnen 20 seconden65% binnen 30 seconden

Aantal klachten

In 2006 heeft DR een nieuwe wijze van klachten en signalenafhandeling in gebruik genomen, waardoor klachten beter in beeld komen en de aandacht voor de kwaliteit van de afhandeling verhoogd wordt. Daarnaast worden brieven uit klantvriendelijke overwegingen eerder als formele klachtbrief aangemerkt en met de daarbij behorende procedure afgehandeld. Deze verbeterde registratie van de klachten verklaart ook de sterke stijging ten opzichte van 2005. Daarnaast zijn er verhoudingsgewijs veel klachten binnengekomen met betrekking tot het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Omschrijving/jaarRealisatie 2005Begroting 2006Realisatie 2006
Aantal ontvangen formele klachtenbrieven195088

Aantal incidenten met betrekking tot DR

Door middel van kwartaalrapportages en overige communicatie richting bijvoorbeeld de Tweede Kamer wil DR het aantal incidenten met betrekking tot de uitvoeringsaspecten van diverse regelingen zo veel mogelijk beperken. In de eerste helft van 2006 is sprake geweest van mindere bereikbaarheid van DR. Door uitbreiding van de capaciteit en verruiming van openingstijden was dit binnen korte tijd weer opgelost.

Omschrijving/jaarRealisatie 2005Begroting 2006Realisatie 2006
Aantal incidenten waarover gesproken wordt dat te maken heeft met DRbeperktbeperktbeperkt

Doelgroep

Sinds 2004 maakt DR gebruik van praktijkpanels. In deze panels worden vragen voorgelegd aan vertegenwoordigers van de agrarische sector. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om beoordeling van een conceptformulier, een verzoek om mogelijke knelpunten in de uitvoering aan te geven of een keuze te maken uit verschillende uitvoeringsvarianten. Echter niet om beleidsvragen. DR vindt het van belang dat het bij de deelnemers aan de praktijkpanels duidelijk is wat er met de uitkomsten hiervan wordt gedaan. DR gaat de praktijkpanels uitbreiden. Daarbij wordt vooral gezocht naar een methode om de doelgroep van elektronische dienstverlening vanaf het begin te betrekken bij onder andere het ontwikkelen van internetapplicaties.

Omschrijving/jaarRealisatie 2005Begroting 2006Realisatie 2006
Tevredenheid praktijkpanels over opvolging adviezenvoldoendevoldoendevoldoende

Plantenziektenkundige Dienst (PD)

Prestaties

  Eenheden
  Realisatie 2005Realisatie 2006Begroting 2006
Starttariefaantal inspecties68 86074 47085 000
Zendingsinspecties weren en vrijwarenfactureerbare minuten1 612 0151 807 9851 700 000
Zendingsinspecties RC snijbloemen1 000 rekenstelen3 482 3282 927 6933 300 000
Zendingsinspecties RC Groenten en fruitton1 365 0691 435 8451 500 000
Bedrijfs- en perceelsinspecties LNVinspecties17 24215 58716 000
Bedrijfs- en perceelsinspecties derdenfactureerbare uren27 93318 4248 000
Documentcontrolesstuks76 455116 91857 000
Certificaten zonder inspectiestuks251 212217 86810 000
Overige beschikkingen (fytosanitaire)stuks2 918985400
Gewasbeschermingsbeschikkingenuren4 3177 9154 000
Samengestelde auditsfactureerbare uren6652 2202 980
Enkelvoudige auditsstuks522726
Adviezenfactureerbare uren40 65634 43145 613
Diagnosesfactureerbare uren30 13227 40331 500
Methodenontwikkelinguren3 9562 87310 000
Overige kennis ontwikkelinguren15 59015 4845 526

Prestatie-indicatoren

Beheersingindicatoren
 Realisatie 2005Realisatie 2006Begroting 2006
1a Bezetting339415389,45
2a Productiviteit PD48%47%52%
3a Facturabiliteit PDPmPm92%
4 Verhouding vast-inhuur88,4%80%pm
5 Verzuimpercentage5,59%5,41%< 4,7%
6 Meldingsfrequentie1,751,49< 1,5
7 Verzuimduur8,0612,63<15,04
8 Aantal p4 gesprekken68%90%100%

Kwalitatieve indicatoren

Fytosanitair systeem
NrIndicatorRealisatie 2006Begroting 2006
1aWeren0,87%0,88%
2bMonitoren0,64%1%
3cvrijwaren0,01%1%
4dNotificaties (inkomend)0,61%1%
5eAantal Quick scans6176
6fAantal PRA’s45
7Tijdigheid opgelegde maatregelPmPm

Definities

Fytosanitair systeem: op dit moment is het nog niet mogelijk om conclusies te trekken op basis van bovenstaande gegevens. Deze cijfers krijgen pas betekenis in een tijdreeks waarin eventuele trends of juist afwijkingen daarvan kunnen worden aangewezen en geanalyseerd.

Notificaties (aantal zendingen afgekeurd door landenaantal zendingen naar landen): Het totaal aantal notificaties uit derde landen is iets gedaald ten opzichte van vorig jaar (397 t.o.v. 413). De meeste notificaties zijn afkomstig uit Rusland (Californische trips), Japan (grond in bloembollen) en Taiwan (Californische trips). Het aantal notificaties uit Rusland is gestegen in 2006. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door een stijging van het handelsvolume naar Rusland. Relatief gezien blijft het cijfer constant. Japan is de grootste daler, veroorzaakt door wijziging van de keuringssystematiek voor bloembollen in 2006. De PD keurt strenger op grond en heeft een bonus-malus-systeem ingevoerd, waarbij de steekproefgrootte bij bedrijven met veel afkeuringen in het verleden, groter is dan bij bedrijven met weinig afkeuringen.

In het jaar 2006 zijn 61 quick scans en 4 PRA’s (Pest Risk Assessment) opgesteld. Er zijn PRA’s opgesteld voor Leucinodes orbonalis, Darna trima en Horidiplosis ficifolii. De PRA voor Meloidogyne minor is afgerond.

Kennis
NrIndicatorRealisatie 2006Begroting 2006
1Expertbijdragen274150
2Publicaties5625
3Eliminatiescenario’s22t.z.t
4Diagnostische protocollen36t.z.t

Expert bijdragen = aantal bijdragen aan vastgestelde expertgroepen

Publicaties = aantal publikaties en voordrachten in/aan vastgestelde lijst vakbladen/congresssen-fora

Eliminatie scenario’s = Aantal elimatiescenario’s t/m periode X

Diagnostische protocollen = Aantal diagnostische protocollen t/m periode X

Klanttevredenheid
NrIndicatorRealisatie 2006Begroting 2006
1Bezwaar1616
2Klachten138
3Klanttevredenheid/Klachten product advies5> 3,5
4Doorlooptijd  
 Doorlooptijd inspecties74pm
 Afgehandelde diagnoses n.v.t.

Bezwaar: van de 16 bezwaarschriften die in 2006 zijn ontvangen zijn 15 bezwaarschriften ongegrond verklaard en 3 bezwaarschriften zijn ingetrokken. In 2006 zijn er 2 beroepen ingesteld waarvan er 1 ongegrond is verklaard.

Klachten: het aantal klachten is gestegen ten opzichte van 2005. Een reden voor deze stijging is de invoering van de verscherpte debiteurenprocedure.

Klanttevredenheid: het betreft de klanttevredenheid van de afdeling gewasbescherming.

Doorlooptijd inspectie: Tijd geplande aanvang inspectie minus feitelijke aanvangstijd

Doorlooptijd diagnose: aantal afgehandelde diagnoses

22 Agrarische ruimte

Agrarische ruimte

kst-31031-XIV-1-4.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Een toekomstgerichte, concurrerende landbouw als een economische drager in (de agrarische productieruimte van) het landelijk gebied.

• LNV faciliteert via de provincies de agrarische sector bij de versterking van de ruimtelijke inrichting van de grondgebonden landbouwbedrijven.

• Daarnaast ondersteunt LNV de ontwikkeling van de agrarische (infra)structuur bij de niet grondgebonden landbouw.

Doelbereiking en maatschappelijk effecten

In 2006 zijn door middel van verbetering van de verkaveling resultaten geboekt. Het doel is om voor zowel het fysieke als functionele aspect een zo efficiënt mogelijke bedrijfsvoering tot stand te brengen. Dit wordt bereikt door een verbetering van de verkavelingsstructuur en het vergroten van de (huis)kavels.

De Tweede Kamer is per brief (Kamerstuk 2005–2006, 29 949, nr. 46) geïnformeerd over de wijze waarop de verschillende outcome- en outputindicatoren in de LNV-begroting 2007 worden weergegeven. In deze brief is naar voren gebracht dat in de LNV-begroting van 2006 de doelstellingen reeds zoveel mogelijk waren voorzien van outcomeen outputindicatoren. Deze positieve ontwikkeling wordt mede onderkend in het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2005, dat separaat aan het jaarverslag aan de Tweede Kamer is aangeboden.

De provincies hebben hun regierol, vooruitlopend op de start van het ILG, opgepakt mede door middel van het Uitvoeringsscontract 2005–2006. Hierin heeft ook het versneld afronden van de (lang)lopende landinrichtingsprojecten (task force landelijk gebied) gestalte gekregen. Dit kan worden geconcludeerd uit de realisatie van met name de aangegane verplichtingen in 2006.

Succesfactoren

Primair zijn de landbouwsectoren zelf verantwoordelijk voor het formuleren van de eigen inrichtingsbehoefte. De provincies hebben op gebiedsniveau de regierol. Dit betreft zowel de voordracht van initiatieven naar het rijk als de uitvoering van goedgekeurde inrichtingsprojecten.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
22 Agrarische ruimteRealisatieVastgestelde begroting 2006Verschil
 2003200420052006  
Verplichtingen35 26231 30167 544128 83823 981104 857
Uitgaven83 69458 32851 18581 46551 67529 790
Programma-uitgaven73 75549 55642 26772 97043 16329 807
22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw71 75646 64541 14571 50742 72528 782
– Landinrichtingsprojecten Landbouw69 87244 84039 70169 73141 07128 660
– Kavelruil1 8841 8051 4441 7761 654122
22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw1 9992 9111 1221 4634381 025
– Infrastructuurregeling Glastuinbouw1 9992 9111 1221 4634381 025
       
Apparaatsuitgaven9 9398 7728 9188 4958 512– 17
22.21 apparaat16116019318812563
22.22 baten-lastendiensten9 7788 6128 7258 3078 387– 80
Ontvangsten65 69156 17367 55370 25467 5452 709

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

Landinrichting

De uitgaven voor landinrichtingsprojecten landbouw zijn hoger uitgevallen. Dit houdt voornamelijk verband met de schadeloosstelling aan de gemeente Groningen als gevolg van het vervallen van de stadsmeierrechten. Hiervoor is in totaal € 30 mln. betaald. Het bedrag is voor de helft gefinancierd uit de algemene middelen (€ 15 mln.) en voor de andere helft uit de begrotingen van de drie inhoudelijk betrokken departementen, te weten VROM (€ 5 mln.), EZ (€ 5 mln.) en LNV (€ 5 mln.). De Tweede Kamer is over deze beleidsmatige mutatie geïnformeerd.

In het kader van de Infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG) en de LNV-bijdrage aan het OCAP-project van EZ zijn middelen overgeheveld vanuit het O&S fonds voor de Landbouw naar de LNV-begroting (opgenomen in de 2e suppletore begroting).

Het rijk heeft met de provincies een 2-jarig Uitvoeringscontract 2005–2006 afgesloten. In 2006 is door de provincies de achterstand weggewerkt. De provincies zijn hiermee de gemaakte afspraken nagekomen. Er is als gevolg daarvan in 2006 voor € 75 mln. meer aan verplichtingen aangegaan. De verplichtingen zijn deels opgehoogd bij 2e suppletore begroting.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Ambtelijk Personeel Directie Platteland112108
Overig Personeel DP570
Materieel1915
Overig apparaat02
Bijdrage aan DLG8 3078 387
Totaal apparaatsuitgaven8 4958 512

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Landinrichtingsrente41 34940 161
EU-bijdrage inrichting2 5114 830
Bijdragen van derden26 39422 554
Totaal ontvangsten70 25467 545

De EU-bijdrage voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) op inrichting landbouw zijn in het laatste jaar van POP-1 lager uitgevallen.

De meerontvangsten op bijdragen van derden houdt verband met het feit dat vanuit het O&S fonds extra ontvangsten zijn gerealiseerd. Deze zijn ingezet voor uitgaven ten behoeve van de Infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG).

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoekOD’s2006Realisatie 2006
Overig onderzoek   
– Overgangscontract ILG 2005–200622.11XX

Overgangscontract ILG 2005–2006.

Er is een evaluatie geweest over de totstandkoming van het Uitvoeringscontract 2005–2006. De evaluatie richt zich met name op de uitvoeringsafspraken die Rijk en provincies hebben gemaakt en niet specifiek op (de effecten van) de overeengekomen beleidsprestaties. Uit de evaluatie kwam naar voren dat er meer duidelijkheid vooraf nodig is over (1) financieringsafspraken convenantvorming; (2) integraal provinciaal kader beleidskader in afstemming met de plangebieden; (3) reikwijdte te onderhandelen onderwerpen; (4) systematiek van monitoring.

Inmiddels is afgesproken dat de minister zal zorgdragen voor rapportage en verantwoording aan de Tweede Kamer.

22.11 Ruimte voor grondgebonden landbouw

Doelbereiking

Via bestuurlijke afspraken in het uitvoeringscontract heeft het versneld afronden van (lang)lopende landinrichtingsprojecten (task force landelijk gebied) gestalte gekregen. Het verbeteren van de verkavelingsstructuur van de grondgebonden landbouw is een belangrijke doelstelling in deze klassieke projecten. Verder heeft het instrumentarium voor kavelruil in 2006 aan belangstelling gewonnen.

Prestatie

Met betrekking tot de af te ronden (lang)lopende landinrichtingsprojecten (taks force landelijk gebied) wordt vooralsnog de indicator «areaal landinrichting» gebruikt als indicatie voor het areaal waarin grondgebonden landbouw is verbeterd. In 2006 zijn 8 projecten afgerond met een oppervlak van 35 829 ha.

Met betrekking tot het instrument kavelruil kan voor 2006 gemeld worden dat er in totaal 180 beschikkingen zijn genomen. Hiervan zijn er 150 goedgekeurd, 1 volledig afgekeurd en 29 gedeeltelijk goedgekeurd. Goedgekeurde kaveloppervlakte bedraagt 6431 ha.

IndicatorReferentie-waardePeildatumRaming 2006Realisatie 2006StreefwaardePlanningBron
Oppervlakte grondgebonden landbouw10 ha1 januaripm35 829 ha200 000ha 2013DLG
Toename grondmobiliteit2 2005pmpmpm DLG
Toename huiskavels  6 431 pm DLG

1 In de jaren voor afronding worden wel inrichtingskosten gemaakt (het onderhandenwerk), maar de prestaties worden pas enkele jaren na het realiseren van de eerste kasuitgaven afgerond. Onder de prestaties in de tabel zijn de geplande afgeronde hectares weergegeven.

2 Realisatie 1 jan. 2007.

22.12 Ruimte voor niet grondgebonden landbouw

Doelbereiking

De infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG) levert een financiële bijdrage aan de verbetering van de infrastructuur in de oude glastuinbouwgebieden Westland en Aalsmeer. Dit levert een bijdrage aan de verbetering van de agro-logistiek in deze economisch vitale glastuinbouwgebieden en aan het behoud van de greenportfunctie in deze gebieden.

Prestatie

IndicatorReferentiewaardePeildatumStreefwaardePlanningRealisatie 2006Bron
Aantal Infrastructurele projecten Westland/Aalsmeer0200512221DLG

Toelichting:

In 2006 zijn slechts 2 projecten gerealiseerd. De oorzaak van vertraging in de uitvoering ligt in planologische procedures.

23 Natuur

Natuur

kst-31031-XIV-1-5.gif

Algemene beleidsdoelstelling

• Biodiversiteit: voor alle in 1982 in Nederland voorkomende soorten en populaties zijn in 2002 duurzame condities voor hun voortbestaan gegarandeerd, zowel binnen als buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS);

• Implementatie van de verplichtingen in het kader van de EU Vogel- en habitatrichtlijnen, waaronder het realiseren van de Nederlandse bijdrage aan het Natura 2000-netwerk;

• EHS: In 2018 is 728 500 hectaren Ecologische Hoofdstructuur gerealiseerd. De natuurkwaliteit is gerealiseerd volgens de natuurdoelen van de Landelijke Natuurdoelenkaart; een deel van de tweede tranche robuuste verbindingen wordt na 2018 afgerond;

• Leefomgeving: er is in 2020 sprake van een aantrekkelijke, groene leefomgeving en vestigingsklimaat.

Doelbereiking en maatschappelijk effecten

Realisatie EHS, Verwerving, inrichting en beheer

Samen met de provincies is er hard gewerkt aan de totstandkoming van de EHS. Door nieuwe gronden aan te kopen en door gronden in te richten voor natuurbeheer is weer voldoende perspectief gegeven voor de versterking van de biodiversiteit in Nederland en daarmee het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving. Voor de realisatie van het beleid hebben in 2006 ook weer de terreinbeherende organisaties en particulieren een grote rol gespeeld. Toch verloopt de realisatie van de EHS door middel van particulier natuurbeheer minder voorspoedig dan verwacht. Een evaluatie onderzoek naar de in het Hoofdlijnenakkoord opgenomen omslag van minder verwerving naar meer particulier natuurbeheer zal daar in 2007 mogelijke oorzaken aanwijzen.

Het weidevogelverbond is in 2006 tot stand gekomen. Overheid en betrokkenen hebben de handen ineengeslagen om de kwaliteit van het weidevogelbeheer een stevige impuls te geven om de afname van het aantal weidevogels in Nederland te stoppen.

Duurzame bescherming aan alle doelsoorten van het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2005–2010:

De coördinatie van diverse soortenprogramma’s door de soortenbeschermende organisaties is in 2006 gewaarborgd gebleven. 2006 stond voorts in het teken van de voorbereiding van de overdracht van de soortenbescherming naar het ILG en de verdere ontwikkeling van de leefgebiedenbenadering. In 2006 zijn nieuwe rode lijsten voor vaatplanten en mossen gepubliceerd en er is daarnaast gestart met een herziening van de rode lijsten voor amfibieën en reptielen.

De Natura 2000 doelen op landelijk en op gebiedsniveau zijn vastgelegd in het Natura 2000-doelendocument dat als beleidsdocument is uitgebracht en in juni 2006 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Vervolgens heeft behandeling tijdens een AO in september 2006 plaatsgevonden waarbij groen licht werd gegeven voor het vervolgtraject. Dit betekent de uitwerking van het landelijk kader van de Natura 2000 doelen in aanwijzingsbesluiten. Het aanwijzingsbesluit definieert de precieze omvang en begrenzing van het aangewezen gebied. Op 27 november 2006 is de bekendmaking van de ontwerp-aanwijzing op grond van de Natuurbeschermingswet voor de eerste tranche van 111 gebieden in de Staatscourant gepubliceerd.

Succesfactoren

Het behalen van de doelstellingen is met name gerealiseerd door een goede samenwerking met de provincies, terreinbeherende organisaties, waterschappen, particuliere grondeigenaren en agrariërs en de aanwezigheid van maatschappelijk draagvlak.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
23 NatuurRealisatieVastgestelde begroting 2006Verschil
 2003200420052006  
Verplichtingen427 488636 804474 938769 120430 884338 236
– waarvan garanties9 07654 629 75 18675 186
Uitgaven387 298334 893365 890418 103433 727– 15 624
Programma-uitgaven336 002280 589309 480348 272383 886– 35 614
23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur140 59274 39981 04575 08094 370– 19 290
– Verwerven droge EHS115 62345 24353 67542 25749 688– 7 431
– Rente en aflossing16 60916 16118 35821 44127 118– 5 677
– Grondwaardebepaling3 0003 0003 0003 0013 001 
– Natte natuur5 3609 9956 0128 38114 563– 6 182
23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur33 64730 16925 99847 37364 416– 17 043
– Inrichten EHS27 38623 18019 43732 77753 584– 20 807
– Natte natuur6 2616 9896 56114 59610 8323 764
23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur109 977116 784139 491164 817143 74821 069
– Beheer door SBB43 60253 45352 83150 49346 5143 979
– Beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN)13 04312 42425 14557 31039 51817 798
– Particulier natuurbeheer (SN-functiewijziging)8 6893 2454 8186 7257 090– 365
– Agrarisch natuurbeheer (SAN)42 30444 72654 14447 77948 300– 521
– Behoud en herstel historische buitenplaatsen2 3392 9362 5532 5102 326184
23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit51 78659 23762 94661 00281 352– 20 350
– Beheer door SBB10 77111 3809 89412 50410 6141 890
– Beheer door particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN)1 8393 1786 132 8 199– 8 199
– Bijdrage nationale parken4 8894 4435 4655 4035 532– 129
– Faunafonds10 0635 35310 25710 6945 7004 994
– Overige nationale bijdragen22 27032 80129 27730 37549 09718 722
– Internationale subsidies en contributies1 9542 0821 9212 0262 210– 184
       
Apparaatsuitgaven51 29654 30456 41069 83149 84119 990
23.21 apparaat7 24510 2887 5687 1966 460736
23.22 baten-lastendiensten44 05144 01648 84262 63543 38119 254
Ontvangsten64 52731 89233 69647 41837 6449 774

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

Voor Programma Beheer worden de verplichtingen in 1 jaar aangegaan en vervolgens in 6 jaar uitgefinancierd. In 2006 was dit ca. € 180 mln. Voor het project Mainport Rotterdam is in 2006 een verplichting aangegaan die loopt tot en met 2020 voor totaal € 105 mln. Dit is inclusief de bijdragen van VROM en EZ voor dit project. Bovendien is het bedrag aan garantieverplichtingen € 66 mln. hoger in verband met het aangaan van nieuwe leningen in het kader van de leenconstructie ten behoeve van de Particuliere Natuurbeschermingsorganisaties en het oversluiten van bestaande leningen die in opdracht van LNV zijn gesloten door het Groenfonds ten behoeve van de realisatie van de EHS. Deze waren abusievelijk niet in de totale verplichtingenstand van de ontwerp-begroting opgenomen.

De lagere uitgaven op Verwerven Ecologische Hoofdstructuur ad € 19,3 mln. houden voornamelijk verband met de omslag van minder verwerving naar meer beheer ad € 15,4 mln. (opgenomen in 1e suppletore wet). Tevens zijn € 10,0 mln. minder EU-ontvangsten gerealiseerd in het kader van het Plattelandsontwikkelingsplan voor verwerving waardoor ook minder is uitgegeven op verwerving (opgenomen in 2e suppletore wet). Ook is een deel van het verwervingsbudget ingezet voor inrichting ad€ 7,2 mln. (opgenomen in 1e suppletore wet). Hiertegenover staan meeruitgaven ad € 11,1 mln. zijnde het batig saldo van het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) dat aan het verwervingsbudget is toegevoegd en betaald is ten behoeve van de risicobuffer van het BBL voor het project Meerstad.

De lagere uitgaven op inrichten EHS ad € 17 mln. houden voornamelijk verband met vertragingen bij de inrichtingsmaatregelen door planologische en technische problemen waardoor een deel van het budget onbesteed is gebleven. Hiervan is € 14 mln. opgenomen in 2e suppletore wet.

Op Beheren Ecologische Hoofdstructuur is € 21,1 mln. meer uitgegeven dan geraamd. Naast de omslag van minder verwerving naar meer beheer ad 15,4 mln. (opgenomen in 1e suppletore begroting) zijn extra uitgaven gedaan voor gedoogovereenkomsten ten aanzien van ganzen ad € 3,1 mln. (opgenomen in 2e suppletore begroting). Tenslotte is aan dit onderdeel de loon- en prijsbijstelling toegevoegd ad € 2,2 mln.

De uitgavenrealisatie op Beheer buiten de EHS is € 20,4 mln. lager. Hiervan is € 9,1 mln. overgeheveld naar het Provinciefonds voor de uitvoeringen van de Flora- en Faunawet (opgenomen in 1e en 2e suppletore begroting). Voorts is een bedrag van € 3,1 mln. overgeheveld naar Beheren EHS voor ganzenopvang (opgenomen in 2e suppletore begroting). Tenslotte zijn middelen toegevoegd aan de agentschappen Dienst Landelijk Gebied en Dienst Regelingen voor additionele opdrachten voor Programma Beheer en de Flora- en Faunawet ad € 4,3 mln. (opgenomen in 2e suppletore begroting).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Ambtelijk personeel Directie Natuur6 0085 405
Materieel1 065956
Overig apparaat12399
Bijdrage aan DLG38 11030 099
Bijdrage aan DR20 65510 867
Bijdrage aan AID3 8702 415
Totaal apparaatsuitgaven69 83149 841

De hogere bijdrage aan DLG houdt verband met extra taken voor de uitvoering van Flora- en Faunawet. De hogere bijdrage aan DR hangt samen met meerwerk voor het subsidieregelingenstelsel Programma Beheer. Tenslotte heeft de AID in het kader van de bijdrage voor het Plattelands Ontwikkelingsplan extra controletaken uitgevoerd voor Programma Beheer.

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
EU-bijdragen verwerving en inrichting4 73210 746
EU-bijdragen beheer19 00118 330
EU-bijdragen Stimulering bos op landbouwgronden791800
Opbrengsten jachtakten1 2591 031
Bijdragen van derden15 8623 175
Overige5 7733 562
Totaal47 41837 644

De EU-bijdragen voor verwerving en inrichting zijn lager uitgevallen aangezien de mogelijkheden om voor verwerving POP-1 gelden te declareren in 2005 reeds volledig zijn benut.

De hogere opbrengsten jachtakten zijn het gevolg van nabetalingen uit 2005.

De hogere bijdragen van derden worden veroorzaakt door hogere bijdragen bij Landinrichting met name bij de landinrichtingsprojecten Natte Natuur. Verder zijn de uitgaven ten behoeve van de Westerschelde bij het FES-fonds gedeclareerd en zijn er extra inkomsten vanuit het saldo van het Bureau Beheer Landbouwgronden op dit onderdeel gerealiseerd die vervolgens tot betaling hebben geleid ten behoeve van de risicobuffer van het BBL voor het project Meerstad.

De hogere ontvangsten bij «overig» houden verband met eindafrekeningen met het Faunafonds in 2006 over de jaren 2002 t/m 2005.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoekOD’s2006Realisatie 2006
Effectonderzoek   
– Realisatie EHS23.11, 12XX
– Natuurbalans23.11, 12, 13,14XX
– Kosteneffectiviteit van het natuurbeleid23.11, 12, 13, 14X 
– Effectiviteit Programma Beheer23.13, 14X 
– FF-wet23.14  
– Nederlandse voorbereiding op de EU-evaluatie Vogel- en Habitatrichtlijnen 200723.14X 
    
Overig onderzoek   
– Overgangscontract ILG 2005–200623.11, 12, 13, 14XX

Kosteneffectiviteit van het natuurbeleid

De opzet van het onderzoek is uitgebreid ten opzichte van de eerste opzet. Een deel hiervan is uitgevoerd in 2006, andere onderdelen volgen in 2007.

Effectiviteit Programma Beheer

Het subsidieregelingenstelsel Programma Beheer wordt in 2007 geëvalueerd.

Nederlandse voorbereiding op de EU-evaluatie Vogel- en Habitatrichtlijnen 2007

Deze heeft enige vertraging opgelopen. Het onderzoek zal naar alle waarschijnlijkheid in 2007 plaatsvinden.

Overgangscontract ILG 2005–2006

Dit onderzoek heeft gelijktijdig en in relatie met het opstellen van de ILG-contracten plaatsgevonden.

23.11 Verwerven Ecologische Hoofdstructuur

Doelbereiking

• In 2006 is met grote voortvarendheid gewerkt aan de grondaankopen voor de droge EHS. Dit heeft geleid tot een uitputting van het gehele budget voor grondaankopen. De gerealiseerde prestaties zijn 35% hoger uitgevallen dan was geraamd. Deze stijging moet worden toegerekend aan grondaankopen die reeds in 2005 zijn gerealiseerd, maar die met vóórfinanciering door de provincies hebben plaatsgevonden. In 2006 heeft LNV de vóórfinanciering terugbetaald, waardoor deze grondaankopen pas in 2006 als beleidsprestaties zijn ingeboekt.

• Niet alle aangekochte gronden zijn na verwerving direct inzetbaar als EHS. Deels liggen de gronden weliswaar op de juiste locatie, maar zijn zij nog niet voor natuur ingericht. Deels zijn de gronden verworven als ruilgrond. Dit houdt in dat de gronden nog niet op de goede plek liggen, maar worden later door uitruil alsnog op de juiste locatie gebracht. De aankoop van ruilgronden is noodzakelijk om de «soms» schaarse kansen te benutten om in een bepaald gebied grond te verwerven. Over de aantallen aangekochte ruilgronden wordt door het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) gerapporteerd in hun jaarverslag 2006.

• De resultaten in perspectief van de tijdshorizon van de doelstelling: de verwerving van de droge EHS ligt op schema. In dit tempo zullen conform het vastgestelde beleid alle aankopen voor de droge EHS in 2015 zijn verworven.

• De verworven gronden zullen nadat deze zijn ingericht, worden doorgeleverd aan de terreinbeherende organisaties te weten: Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de 12 provinciale Landschappen.

• De financiële middelen voor de verwerving van de droge EHS staan deels op de Rijksbegroting. De hiermee aangekochte gronden zijn bestemd voor het Staatsbosbeheer. De gronden voor de particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties worden verworven met geld uit de leenconstructie waarover in 2004 het Rijk afspraken heeft gemaakt met Natuurmonumenten en De Landschappen. De hiervoor geleende gelden staan op een rekening van Natuurmonumenten bij het Groenfonds. Naast deze middelen is in 2005 gebruik gemaakt van voorfinanciering door de provincies (zie ook hierboven.)

Prestatie

EHS verwerving CategorieOorspronkelijke taakstellingRestant Taakstelling op 1-1-2006Raming Prestaties 2006Realisatie 2006Restant Taakstelling op 1-1-2007
Nieuwe natuur111 623 ha23 996 ha3 197 ha4 037 ha19 959 ha
– waarvan NURG7 000 ha 391 ha  
– waarvan Maaswerken1 500 ha 178 ha  
– waarvan bufferzones3 174 hapmpm  
Robuuste verbindingen16 472 ha15 077 ha337 ha424 ha14 653 ha
Natte Natuur3 600 ha2 309 ha384 ha151 ha2 158 ha

Toelichting:

• De gerealiseerde prestaties nieuwe natuur zijn ruim 26% hoger dan de geraamde prestaties. Deze stijging moet worden toegerekend aan grondaankopen die reeds in 2005 zijn gerealiseerd, maar die met vóórfinanciering door de provincies hebben plaatsgevonden. In 2006 heeft LNV de vóórfinanciering terugbetaald, waardoor deze grondaankopen pas in 2006 als beleidsprestaties zijn ingeboekt.

• De realisatie van verwerving t.b.v. de robuuste verbindingen is nagenoeg gelijk aan de raming.

• De realisatie van natte natuur is achtergebleven bij de raming omdat in het gebied waar de grondverwerving plaats moet vinden nauwelijks gronden werden aangeboden.

23.12 Inrichten Ecologische Hoofdstructuur

Doelbereiking

• De prestaties voor de inrichting van de droge EHS zijn achtergebleven bij de raming. De forse groei van de budgettaire ruimte voor deze beleidscategorie leidt weliswaar tot een extra impuls voor het opstarten van nieuwe projecten alsmede tot het versnellen van werkzaamheden voor de EHS binnen bestaande projecten, maar de afronding van de projecten vindt pas in latere jaren plaats.

• De inrichting van de droge EHS loopt achter op schema. Het gaat hier om integrale projecten waar gelijktijdig meerdere doelen worden gerealiseerd. Er wordt aan deze doelen weliswaar geld uitgegeven, maar inrichting is een langdurig proces i.v.m. de uitruil van gronden, inpassing in het betreffende gebied en het verrichten van fysieke maatregelen. Pas nadat de laatste werkzaamheden zijn verricht, wordt het project opgeleverd en worden de daarmee gemoeide beleidsprestaties als zodanig ingeboekt.

• Door het achterblijven van de realisatie wordt de inspanning om de EHS tijdig te realiseren geen gemakkelijke opgave. Door de invoering van het ILG per 1-1-2007, kunnen de provincies beschikken over ruime en ontschotte budgetten. Door zowel in de planvorming als in de uitvoering te prioriteren blijft realisatie in 2018 reëel.

• Nadat de gronden zijn ingericht worden zij doorgeleverd aan de terreinbeherende organisaties te weten: Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de 12 provinciale Landschappen en Rijkswaterstaat. Particuliere grondeigenaren kunnen eveneens met subsidie van het Rijk gronden inrichten t.b.v. de EHS.

• Financiering vindt plaats via het Landinrichtingsinstrumentarium. Daarnaast hebben de doelgroepen ook gebruik gemaakt van het instrumentarium van Programma Beheer.

Prestatie

EHS verwerving CategorieOorspronkelijke taakstellingRestant Taakstelling op 1-1-2006Raming Prestaties 2006Realisatie 2006Restant Taakstelling op 1-1-2007
Nieuwe natuur146 300 ha97 655 ha5 926 ha777 ha93 527 ha
– waarvan NURG7 000 ha 574 ha14 ha5 256 ha
– waarvan Maaswerken3 000 ha 60 ha0 ha1 500 ha
– waarvan bufferzones     
Robuuste verbindingen24 368 ha24 368 ha105 ha0 ha24 368 ha
Natte Natuur6 500 ha2 759 ha490 ha401 ha2 358 ha

Toelichting:

Met uitzondering van de natte natuur is de realisatie ver achtergebleven bij de planning. De oorzaak ligt in het systeem van inrichting. Inrichtingprojecten worden pas enkele jaren na de start ervan opgeleverd en kunnen eerst dan tot de beleidsprestaties gerekend worden. In de tussenliggende periode vinden er wel uitgaven plaats voor het verrichten van fysieke maatregelen ten behoeve van de EHS.

In het uitvoeringscontract 2005/2006 tussen LNV en de provincies zijn de provincies aanzienlijker later dan gepland de verplichtingen op inrichting droge EHS aangegaan. Direct gevolg is dat de beschikbare kasmiddelen in 2006 onvoldoende konden worden uitgegeven. De planning is dat in volgende jaren meer dan voldoende kasmiddelen kunnen worden uitgegeven.

23.13 Beheren Ecologische Hoofdstructuur

Doelbereiking

• In 2006 is een extra kwaliteitsimpuls weidevogelbeheer ingesteld en zijn extra maatregelen genomen waarbij tussentijds een subsidie kon worden omgezet in zwaarder beheer. Hierdoor is er op bijna 1200 hectare zwaarder beheer voor weidevogels ingezet. Daarnaast zijn in een aantal gebieden experimenten uitgevoerd met mozaïekbeheer. Beide acties leiden tot verbetering van het resultaat. Om structurele verbeteringen te realiseren is in 2006, samen met andere overheden en organisaties het Weidevogelverbond opgericht.

• In 2006 zijn er voor ongeveer 60 000 hectares ganzenfoerageergebieden subsidies afgesloten op agrarische grond, waarmee de doelstelling uit het beleidskader faunabeheer van 65 000 hectare bijna gerealiseerd is.

• De ecologische evaluatie van Programma Beheer en de evaluatie van de omslag van verwerving naar beheer zullen in 2007 worden afgerond. Aan de hand van de uitkomsten van deze evaluatie, waaruit zal blijken in welke mate het beleid succesvol is, zal beoordeeld worden of eventuele bijstelling van beleid nodig is. In 2006 is voor het aanvragen van beheerssubsidie een belangrijke vereenvoudiging en verbetering gerealiseerd in de vorm van zgn. verzamelaanvragen.

• De resultaten in perspectief van de tijdshorizon van de doelstelling: De voorbereiding van de overgang van Programma Beheer naar het ILG per 1 januari 2007 heeft in 2006 in nauwe samenwerking met de provincies plaatsgevonden. De provincies hebben de bestaande regelingen overgenomen uit oogpunt van draagvlak en continuïteit.

Prestatie

IndicatorAantal ha in beheer op 1-1-2006Raming nieuwe hectare in beheer te nemen in 2006Realisatie aantal ha in beheer genomen in 2006 Aantal ha in beheer op 1-1-2007
Beheren bestaand bos, natuurterreinen en landschap396 5073 5446 076402 583
waarvan beheerd door Staatsbosbeheer180 0541 4312 755182 809
waarvan beheerd door particulieren en particuliere natuurbeschermingsorganisaties216 4532 1133 321219 774
Particulier beheer (SN functiewijziging)6 1452 4666946 839
Agrarisch natuurbeheer69 1503 80014 16183 311

Toelichting:

Vanwege het ILG en het MJP2 zijn de grondslagen voor de toedeling naar categorieën gewijzigd, hierdoor is de vergelijkbaarheid van de realisatiecijfers met het jaarverslag 2005 afgenomen. Bij de splitsing van de realisatie in binnen en buiten EHS zijn de volgende aannames gedaan: SBB en SN 5/6 van de realisatie binnen EHS en 1/6 buiten en voor de SAN is de aanname van 2/3 binnen EHS en 1/3 buiten de EHS. Bij de verdeling van de prestaties voor particulier beheer zijn bij de begroting abusievelijk niet de juiste cijfers gehanteerd, deze zijn gecorrigeerd. De realisatie van Agrarisch Natuurbeheer is inclusief de ganzenfoerageergebieden binnen EHS.

23.14 Beheer van de natuur buiten de EHS en beschermen van de internationale biodiversiteit

Doelbereiking

Het beheren van de natuur buiten de EHS is in 2006 stabiel gebleven. Voor wat betreft de realisatie van de doelstellingen etc. geldt dezelfde toelichting voor beheer buiten EHS als beheer binnen de EHS (zie 23.13)

Prestatie

IndicatorAantal ha in beheer op 1-1-2006Raming nieuwe hectare in beheer te nemen in 2006Realisatie aantal ha in beheer genomen in 2006Aantal ha in beheer op 1-1-2007
Beheren bestaand bos, natuurterreinen en landschap78 12753747777 650
– waarvan beheerd door Staatsbosbeheer33 18732350833 695
– waarvan beheerd door particulieren en particuliere natuurbeschermings-organisaties44 940214– 98543 955
Particulier beheer (SN functiewijziging)2 7630– 3222 441
Agrarisch natuurbeheer (SAN)15 3101 72737 86453 174
Historische buitenplaatsen200 plaatsen 73 plaatsen273 plaatsen
Inkomenscompensatie bos op landbouwgrond1 90004622 362
Aantal nationale parken18 parken02 parken20 parken
Aanpak verdroging, verzuring en vermesting300 projecten  300 projecten
Biodiversiteit internationaal    
Internationale natuurprojecten75 projecten  75 projecten
– Aantal lopende MoU’s4 proj.  4 proj.
– Aantal gestarte en nog lopende projecten58 proj.  58 proj.

Toelichting:

Particulier beheer buiten de EHS is geen taakstelling meer en kan niet meer worden aangevraagd. Omdat in sommige gevallen de betreffende grond niet daadwerkelijk in natuur is omgezet, loopt de realisatie iets terug. De realisatie van Agrarisch Natuurbeheer is inclusief de ganzenfoerageergebieden buiten de EHS.

Nationale parken

Met de instelling van De Alde Feanen als 20e Nationaal Park in april 2006 is het beoogde stelsel van Nationale Parken in Nederland voorlopig afgerond. De komende jaren wordt ingezet op een grotere bekendheid door betere profilering van de parken, en op kwaliteitsverhoging van de parken door middel van oppervlakte-uitbreidingen en het uitvoeren van een investeringsprogramma, dat mede is gericht op versterking van de samenwerking binnen en tussen de parken.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies Programma Beheer wordt onder meer tegengegaan door het uitvoeren van controles ter plaatse. Voor de regeling Natuur zijn in 2005 en 2006 een belangrijk deel van de controles (in overleg tussen de uitvoerende diensten en de beleidsdirectie) niet uitgevoerd. Het risico van misbruik en oneigenlijk gebruik wordt door betrokkenen laag geschat doordat het hier om meerjarige verplichtingen gaat waarbij uitvoering van controles in de tijd kunnen worden verschoven en sancties bij afwijkingen in de naleving van beheersvoorwaarden een repressief karakter dragen.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

De producten van DLG ten behoeve van het moederdepartement zijn gericht op het in opdracht uitvoeren van voorgenomen beleid, zoals dat is vastgelegd in de beleidsartikelen van de LNV-begroting:

21 Duurzaam ondernemen

22 Agrarische ruimte

23 Natuur

De prestaties die op deze drie beleidartikelen betrekking hebben zijn hieronder weergegeven.

Prestaties

Inzet in uren en % van totaal uren per productgroep
ProductenRealisatie 2006Begroting 2006
Verwerving grond116 35612%117 07812%
Vervreemding grond17 9232%19 5132%
Exploitatie grond10 8031%19 5132%
Planvorming117 45412%107 32111%
Planuitvoering444 31544%370 74638%
Adviezen aanvragen62 4256%48 7825%
Uitvoering subsidieregelingen121 28312%78 0528%
Advisering algemeen en beleid95 2919%146 34715%
Informatieverstrekking19 6962%68 2957%
Totaal1 005 545100%975 648100%
Aantallen prestaties per productgroep
ProductenPrestatieRealisatie 2006Begroting 2006
Verwerving grondHa verworven8 2306 414
Vervreemding grondHa vervreemd10 1255 553
Exploitatie grondHa gemiddeld in bezit39 84541 740
PlanvormingHa onderhanden233 179348 469
PlanuitvoeringHa onderhanden640 158562 059
Adviezen aanvragenGeleverde adviezen aanvragen26 5676 797
Advisering algemeen en beleidSchriftelijke Adviesopdrachten369146

De verschillen in grondverwerving en vervreemding ten opzichte van de begroting zijn met name terug te voeren op enkele grote landinrichtingsprojecten die zijn afgesloten en waarbij grote oppervlakten betrokken zijn. Sterke toename van adviezen aanvragen is ontstaan door het met prioriteit uitvoeren van SAN adviezen volgens Europese voorschriften, waarbij rapportage op beheerseenheidniveau plaatsvindt. Toename van het aantal uren voor uitvoering subsidieregelingen heeft voornamelijk te maken met de afronding van POP-1 en een groter aantal beschikkingen als gevolg van de overgang naar de WILG.

Doelmatigheidsgegevens

 Realisatie 2006Begroting 2006
Gemiddeld aantal direct productieve uren per fte werkzaam in de projecten1 1691 160
Verhouding tussen directe en indirecte uren, waarbij financiële toeslag is toegerekend aan de directe uren69,7% : 30,3%65% : 35%
Gemiddelde prijs per uur (LNV tarief)87,70pm

Ten opzichte van de begroting is DLG over de hele liniedoelmatiger gaan werken. Deze ontwikkeling is met name veroorzaakt doordat naast de normale productie ook een éénmalige extra inspanning is geleverd ten behoeve van de implementatie en de overgang naar de WILG. Dit is ten koste gegaan van indirecte activiteiten als kennisontwikkeling en dergelijke.

24 Landschap en Recreatie

Landschap en Recreatie

kst-31031-XIV-1-6.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Behoud en ontwikkeling van een waardevol en kwalitatief aantrekkelijk landschap, dat toegankelijk is voor recreanten.

Doelbereiking en maatschappelijk effecten

In 2006 is succes geboekt met betrekking tot het uitvoeringsgereed maken van Recreatie om de stad en Nationale Landschappen. De met de provincies overeengekomen 2-jarige verplichtingenruimte is voor een belangrijk deel aangegaan. De rol van de provincies, die zich bewust zijn geworden van hun regierol bij het ILG, is hierbij een belangrijke factor geweest.

Middels brief (Kamerstuk 2005–2006, 29 949, nr. 46) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de verschillende outcome- en outputindicatoren in de LNV-begroting 2007 worden weergegeven. De laatste indicatoren die nog doorontwikkeld dienen te worden bevinden zich op de beleidsterreinen die gelieerd zijn aan doelstellingen van het Rijksmeerjarenprogramma van de Agenda Vitaal Platteland (MJP2). In de LNV begroting 2008 alle beleidsdoelstellingen zijn voorzien van outcome- en outputindicatoren.

Succesfactoren

Behalen van deze doelstelling hangt vooral af van de samenwerking tussen nationale, regionale en lokale overheden.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
24 landschap en RecreatieRealisatieVastgestelde begroting 2006Verschil
 2003200420052006  
Verplichtingen119 746123 265160 115244 588136 313108 275
Uitgaven147 401132 960140 562164 626153 63510 991
Programma-uitgaven112 672103 499110 381130 841125 9714 870
24.11 Nationale Landschappen25 72820 03319 02026 28118 8557 426
– Toegankelijkheid nationale landschappen00 1 33901 339
– Versterking, beheer en behoud landschapskwaliteiten11 3965 8606 6039 7187 5062 212
– Cultuurhistorie/Belvedère11272 2 722– 2 722
– Monitoring en onderzoek2 6602 0599525122 533– 2 021
– Landinrichting11 66111 84211 46514 7126 0948 618
24.12 Landschap Algemeen6 1105 2466 05512 2766 6755 601
– Projectfinanciering3 2102 3463 1553 7723 76111
– Landinrichting, verbeteren ruimtelijke natuur2 9002 9002 9008 5042 9145 590
24.13 Recreatie in en om de Stad42 36737 33745 52449 72952 658– 2 929
– Verwerving recreatie in en om de stad28 79926 43236 49838 00427 00710 997
– Inrichting recreatie in en om de stad9 3254 3716 1268 81120 737– 11 926
– Kaderwet LNV projectbijdrage4 2432 9002 9002 9142 9140
– ISV-203 634 02 000– 2 000
24.14 Recreatie algemeen38 46740 88339 78242 55547 783– 5 228
– Verwerving voor toegankelijkheid buiten nationale landschappen0000  
– Inrichting voor toegankelijkheid buiten nationale landschappen6 2086 2004 5103 0193 454– 435
– Routenetwerken4 0893 0134 8565 3014 650651
– Groene Hart impuls2 9324 9421 7932 96414 889– 11 925
– Staatsbosbeheer voor recreatieve voorzieningen20 65722 4632200320 91920 567352
– Midden-Delfland & Grevelingen voor recreatie1 4071 4074 2548 5341 4077 127
– Kennis en deskundigheid voor recreatie3 1742 8582 3661 8182 304– 486
– Publiek private samenwerking00 0512– 512
       
Apparaatsuitgaven34 72929 46130 18133 78527 6646 121
24.21 apparaat4 5804 7725 1355 4564 1661 290
24.22 baten-lastendiensten30 14924 68925 04628 32923 4984 831
Ontvangsten7 9564 0413 7278 0578007 257

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie houdt verband met het Uitvoeringscontract 2005–2006 waarbij de achterstanden van 2005 zijn ingelopen. Het gaat hierbij om het indienen van diverse projecten door de provincies. De betreffende projecten hebben betrekking op inrichtingsprojecten op het gebied van recreatie.

De hogere uitgaven op Nationale landschappen houden voornamelijk verband met het feit dat bij het afronden van ruilverkavelingsprojecten in het kader van de regeling bos- en landschap nog uitfinanciering heeft plaats gevonden voor een aantal projecten (opgenomen in 2e suppletore begroting).

De hogere uitgavenrealisatie op Landschap algemeen houdt verband met meer landinrichtingsuitgaven landschap.

Op Recreatie in en om de stad houdt de lagere uitgavenrealisatie o.m. verband met een overheveling van middelen voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) naar de begroting van VROM (opgenomen in 1e suppletore begroting) en lagere inrichtingsuitgaven.

In 2006 is bij nota van wijziging € 12 mln. toegevoegd aan de LNV Rijksbegroting 2006 voor versnelde inrichting van het Groene Hart. Hiervan is € 11 mln. overgebleven, ondanks het feit dat er gelijk in 2006 nog extra projecten zijn opgestart. Hiertegenover staan hogere uitgaven ad € 6,9 mln. in verband met de afkoop van het aandeel van het Ministerie van LNV in de beheerskosten van het Rijksrecreatieschap Grevelingen. Deze afkoop hangt samen met de intrekking van de Wet deelnemingen Grevelingen.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Ambtelijk Personeel Directie Platteland3 7053 431
Ambtelijk Personeel Directie Natuur285257
Materieel970443
Overig apparaat49635
Bijdrage aan DLG27 55522 498
Bijdrage aan DR658745
Bijdrage aan AID116255
Totaal apparaatuitgaven33 78527 664

De hogere bijdrage aan DLG houdt voornamelijk verband met additionele opdrachten op het gebied van landschap en recreatie die in 2006 zijn uitgevoerd ten behoeve van de Taskforce inrichting.

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
EU-bijdrage recreatie in en om de stad2 54450
Bijdrage derden4 919
Overige ontvangsten recreatie594750
Totaal ontvangsten8 057800

De hogere ontvangstenrealisatie heeft betrekking op meer EU-inkomsten. Het betreft hier de EU inkomsten met betrekking tot inrichtingswerkzaamheden op het gebied van recreatie. Daarnaast waren er in de begroting 2006 geen bijdragen van derden geraamd op dit artikel.

Overzicht afgeronde onderzoeken

• Grote Stedenbeleid (GSB) & Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing deel 1 (ISV-1). In 2005–2006 is de eerste ISV periode (2000–2004) geëvalueerd. Groen in de stad maakte onderdeel uit van deze evaluatie. Niet alle gestelde doelen zijn gehaald. Een aantal hiervan wordt doorgeschoven naar de periode 2005–2009 (ISV-2; GSB-3).

• Besluit ontwerp Landschapsplanning (BOL). De evaluatie is positief over de vraag naar het instrument LandschapsOntwikkelingsplan (LOP) en het gebruik ervan. Minder goed scoort de uitvoering ervan: hiervoor is vaak te weinig geld beschikbaar bij gemeenten en provincies.

• Uitvoeringscontract 2005–2006. Er is een evaluatie geweest over de totstandkoming van het UC. Hieruit kwam naar voren dat er meer duidelijk vooraf nodig is over (1) financieringsafspraken convenantvorming; (2) integraal provinciaal kader beleidskader in afstemming met de plangebieden; (3) reikwijdte te onderhandelen onderwerpen; (4) systematiek van monitoring.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoekOD’s2006Realisatie 2006
Effectonderzoek   
    
Overig onderzoek   
– Uitvoeringscontract ILG 2005–200623.11, 12, 13, 14XX
– Regelingen landschapsontwikkelingsplannen (BOL)24.12XX

24.11 Nationale landschappen

Doelbereiking

Voor de Nationale Landschappen zijn in het begrotingsjaar 2006 belangrijke stappen gezet. De provincies hebben voor de gebieden (concept) uitvoeringsprogramma’s opgesteld voor investeringsmaatregelen en de Nationale landschappen nader begrensd. Er is een communicatieplan opgesteld wat in 2007 ten uitvoer zal worden gebracht. Verdeeld over de 20 Nationale Landschappen zijn met middelen van Rijk en provincie bijna 200 uitvoeringsprojecten ingediend en deels gestart. Deze projecten, variërend van landschapsherstelwerkzaamheden, restaureren van cultuurhistorische objecten en aanleg van wandel- en fietspaden, maken zichtbaar dat Nationale landschappen gebieden zijn waar zowel de inwoners als bezoekers trots op kunnen zijn. Als instrumentarium is vooral gebruik gemaakt van de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid. Afspraken over prestaties waren vastgelegd in de Uitvoeringscontracten 2005–2006. Vanaf 2007 is het Investeringsbudget Landelijke Gebied het belangrijkste instrument.

Prestatie

IndicatorRaming 2006Realisatie 2006Bron
Aantal opengestelde uitvoeringsprogramma’s2019provincies
Aantal gestarte investeringsprojecten20200DLG
Aantal hectares beheer (SN/SAN)1 000 ha** 
Aantal hectares verworven bos en landschapp.m.  
Aantal hectares ingericht landschapp.m.  

** Het aantal hectares beheer (SN/SAN) betreft het areaal beheer van landschapselementen waar Nationale Landschappen overlappen met de EHS en natuur buiten EHS. Deze prestatie is daarom weergegeven in de prestaties onder 23.13 en 23.14

Toelichting:

Provincies hebben in 2006 ongeveer 200 projecten ingediend voor behoud, herstel en versterking van natuurlijke elementen, cultuurhistorische elementen en objecten en vergroting van de toegankelijkheid in Nationale Landschappen. De daadwerkelijke uitvoering en afronding van die projecten zullen grotendeels in 2007 en 2008 plaatsvinden.

24.12 Landschap algemeen

Doelbereiking

De tussenstand van de Kwaliteitsagenda Landschap is op 21 november 2006 aangeboden aan de Tweede Kamer, samen met de handreiking Kwaliteit Landschap. Dit laatste rapport is in samenwerking met VROM en met de provincies opgesteld en op 29 juni 2006 door de Minister van LNV aan de Provincies aangeboden. Verder is de groeiende opmars van het aantal paarden in het Nederlandse landschap aanleiding geweest om de Visie Paard en Landschap uit te brengen.

De ontwikkeling van Kasteel Groeneveld naar «futurecenter» heeft geresulteerd in een nieuwe subtitel «Ontmoetingsplaats voor Stad en Land». Daarnaast zijn diverse activiteiten ontplooid om de burger meer bij het landschap te betrekken.

In samenwerking met directies natuur en kennis zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar de aansturing van kennisontwikkeling via het onderzoeksprogramma Landschap. In het voorjaar van 2007 wordt hierover gerapporteerd.

Prestatie

IndicatorRealisatie 2005PeildatumRaming 2006Streefwaarde 2008Realisatie 31 december 2006Bron
Aantal gemeenten met LOP (in %)24%31 december 200550–80%27%Landschapsbeheer Nederland

Toelichting:

Uit optelling van evaluatiegegevens van het Centrum voor Landbouw & Milieu (april 2006) en de realisatie van de Landschaps Ontwikkelings Plannen (LOP’s) in 2006 (Landschapsbeheer Nederland) blijkt dat tot en met 2006 ongeveer 122 gemeenten een LOP opstelt: dat is 27% van alle gemeenten in Nederland. Tijdens de presentatie van het project is gemeld dat er naar wordt gestreefd dat 50 tot 80% van de gemeenten een LOP opstellen. Dit streven is volgens het CLM niet gehaald omdat het rijk per jaar € 0,8 mln. beschikbaar stelt en er, zeker in het begin, erg veel inschrijvingen waren.

24.13 Recreatie in en om de stad

Doelbereiking

Eén van de meest in het oog lopende wapenfeiten voor Groen in de stad is de Bestuurdersconferentie Steden en Rijk: Groene Partners op 1 februari 2006. Als uitvloeisel hiervan is een intentieverklaring opgesteld door de 31 grote steden (G31) om groen meer prioriteit te geven. Deze afspraken over o.a het impulsbudget, dat de minister van LNV beschikbaar stelde op 1 februari 2006, worden in het Programma Groene Partners verder uitgewerkt.

Prestatie

IndicatorTaakstellingen RODS (2013) Reg.groen (2008)Realisatie per 1/1/2005 (cumulatief)Prognose eind 2006*Realisatie per 31/12/06VerschilBron
Verwerven grootschalig groen om de stad15 891 ha9 529 ha11 050 ha12 250 ha+ 1 200 haDLG
Inrichten grootschalig groen om de stad (excl. Rottemeren)15 891 ha6 312 ha6 653 ha6 993 ha+ 340 haDLG
Regionaal groen om de stad492 ha0 ha150 ha (niet UC)106 ha– 44 haDLG

* De prognose voor Grootschalig Groen 2006 is gebaseerd op afspraken van rijk met provincies in het uitvoeringscontract 2005–2006.

Toelichting:

Verwerving RodS

In de getekende bestuursovereenkomsten 2005–2006 hebben Rijk en provincies afgesproken dat met het beschikbare rijksbudget 1522 ha RodS zou worden verworven, waarmee de totale verwerving voor Rods uit zou komen op 11 050 ha (cumulatief). Uiteindelijk is per 31 december 1200 ha meer verworven mede doordat in 2006 ca. € 11 mln. is toegevoegd aan het budget voor verwerving RodS. De extra verwerving voor RodS heeft met name de laatste maanden plaatsgevonden Hieruit blijkt dat met name ruilgronden zijn verworven, die op termijn naar de juiste plek zullen worden geruild en vervolgens zullen worden overgedragen aan de eindbeheerder. In tegenstelling tot voorgaande jaren zijn deze ruilgronden alleen in de 4 RodS-provincies (Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland) verworven.

Inrichting RodS

In de getekende bestuursovereenkomsten 2005–2006 hebben Rijk en provincies afgesproken dat met het beschikbare rijksbudget 341 ha RodS zou worden ingericht. waarmee de totale inrichting zou uitkomen op 6653 ha. Uiteindelijk is per 2006 6993 ha RodS ingericht, dus 340 ha meer dan was geraamd in de begroting. Van de beschikbare kasgelden voor RodS is in 2006 ca. € 9 mln. niet besteed (onderuitputting). De extra inrichting, ondanks onderuitputting kas, is met name het gevolg van het feit dat een aantal lopende projecten («onderhanden werk») in deze periode definitief zijn afgerond.

Regionaal groen

Alle projecten zijn thans goedgekeurd en op twee projecten na (Bavelse Leij en Rijnfront) zijn alle projecten in uitvoering genomen. De meeste projecten kennen een accent voor wat betreft grondverwerving in de periode 2005 t/m 2008. Per 1 januari 2007 is 270 ha verworven en 106 ha ingericht.

24.14 Recreatie algemeen

Doelbereiking

De financiering van de landelijke routenetwerken voor wandelen, fietsen en varen en ook van het wandelen over boerenland zijn ondergebracht in het ILG. De te realiseren taakstellingen zijn opgenomen in de in december 2006 door het Rijk met alle 12 provincies getekende bestuursovereenkomsten voor de periode 2007–2013. Dat geldt ook voor de 1000 km wandelpaden over boerenland. Om met dit project reeds in 2006 te kunnen beginnen heeft de Stichting Wandelplatform-LAW extra middelen gekregen. Inmiddels liggen er al voor zo’n 130 km aan uitvoeringsrijpe initiatieven, die ieder moment van start kunnen gaan.

Prestatie

IndicatorReferentiewaardePeildatum 2005Raming 2006Realisatie ultimo 2006StreefwaardeBron
Realisatie routenetwerken7 720 km1 januari9 676 kmpm13 400 km (2012)SRN, LAW, LF
Recreatief beheer natuurgebieden215 275 ha1 januari220 875 ha220 060 ha232 075 ha (2010)SBB, recreatieschappen

Toelichting:

Routenetwerken

De routes van landelijke netwerken voor fietsen en wandelen ondergaan een nulmeting. De omvang van de vaarroutes (SRN) is wel bekend. In 2006 is er 56 km aan knelpuntenvrije route bijgekomen. Totaal is per eind 2006 2341 km gerealiseerd, dat is 53% van de streefwaarde in 2013.

Recreatief beheer

Per 31 december 2006 is 815 ha minder in recreatief beheer genomen, dan voorzien. In december 2006 is het Rijksrecreatieschap Grevelingen afgekocht en derhalve is per 31/12/2006 geen areaal meer meegerekend bij de prestatie van LNV. Verder heeft DLG minder grond aan kunnen kopen dan de bedoeling was. Dit heeft zijn weerslag gehad in de verwachte areaal uitbreiding bij SBB. Daarentegen is bij het Rijksrecreatieschap Midden Delfland juist wel meer uitbreiding van het nieuwe areaal (via het doel Recreatie om de Stad) gerealiseerd.

25 Voedselkwaliteit en Diergezondheid

Voedselkwaliteit en Diergezondheid

kst-31031-XIV-1-7.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Het doel van het beleid op het gebied van voedselkwaliteit en diergezondheid is dat er sprake is van een kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptie-patroon en een hoogwaardig gezondheidsniveau van de Nederlandse veestapel. Hiermee worden de gezondheidseffecten van voedselrisico’s beheerst en blijft het vertrouwen in ons voedsel hoog. Deze doelstelling richt zich zowel op de productie als consumptie van voedsel. Dierhouders, producenten en consumenten hebben hierin een eigen verantwoordelijkheid, waarbij dierhouders en producenten primair verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de diergezondheid en voedselveiligheid. Ook consumenten hebben een eigen verantwoordelijkheid om op een zorgvuldige en veilige manier met voedsel om te gaan.

LNV stelt, veelal in internationaal en Europees verband, eisen en voorwaarden waarbinnen partijen hun verantwoordelijkheid kunnen invullen en LNV controleert dit op transparante en consequente wijze.

Doelbereiking en maatschappelijk effecten

Het behalen van deze doelstelling heeft als beoogde maatschappelijke effecten dat:

– Vertrouwen van consumenten, EU en handelspartners in in Nederland geproduceerd voedsel wordt behouden. Nederland heeft bijvoorbeeld een belangrijke rol gespeeld bij de ontwikkeling van specifieke EU regels voor de ketenkeuring door in vroegtijdig stadium gebruik te maken van de ruimte die de EU regelgeving biedt. De reeds in Nederland in praktijk gebrachte ketenkeuring kan hierdoor ook onder de nieuwe regels doorgang vinden.

– Gezondheidseffecten als gevolg van voedselrisico’s worden beheerst. Uit de ervaringen rond het incident met dioxine in diervoeders begin 2006 bleek dat het bedrijfsleven goed in staat is om snel de nodige maatregelen te treffen. De overheid heeft er vooral op toegezien dat de belangen van de consument in verband met de voedselveiligheid goed geborgd waren.

– Dieren gezond zijn en blijven en de kosten van uitbraken van dierziekten worden beperkt. Met succes zijn een aantal andere zeer besmettelijke aangifteplichtige dierziekten buiten Nederland gehouden, zoals de hoog pathogene vogelgriep en de klassieke varkenspest, die net over de grens in Duitsland woedden.

IndicatorReferentiewaardePeildatum 2005Raming 2006Realisatie ultimo 2006StreefwaardeBron
Het vertrouwen van consumenten in voedsel3,120043,1Behoud consumenten-vertrouwenPMVWA-monitor voedselveiligheid
Aantal bedrijven besmet met een aangifteplichtige dierziekte60200500524VWA

De VWA meet jaarlijks het vertrouwen van consumenten in voedsel. Dit wordt uitgedrukt in een waarde op de schaal 1-5 (hoe hoger de waarde hoe hoger het vertrouwen). Ten aanzien van voedselkwaliteit is de enige kwantificeerbare indicator op dit moment het vertrouwen van consumenten in voedsel, welke voortkomt uit de consumentenmonitor van VWA. Deze monitor is voor 2006 momenteel nog niet beschikbaar.

Een zo klein mogelijk aantal uitbraken (0) van aangifteplichtige ziekten is een permanent geldende doelstelling.

In 2006 zijn er 524 gevallen van aantifteplichtige dierziekten gemeld. Het kan hierbij afhankelijk van de specifieke dierziekte gaan over een heel bedrijf (bv AI) of een enkel dier (bv Psittacose). De streefwaarde is overschreden vanwege de gevallen van Bluetongue en Scrapie waar Nederland in 2006 mee te maken heeft gehad. De aantallen betreffen bedrijven die onderzocht zijn naar aanleiding van een klinische verdenking en positief bevonden dieren uit de reguliere monitoringsprogramma’s (bijv. BSE en TSE).

De omvang van de kosten en gevolgschade bij een uitbraak van een dierziekte wordt per uitbraak geëvalueerd. Daarom zijn hiervoor geen jaarlijkse raming en streefwaarde opgenomen.

Succesfactoren

Het behalen van de algemene beleidsdoelstelling hangt af van de volgende succesfactoren:

• De naleving van het normenkader ten aanzien van voedselveiligheid, kwaliteit, handel en diergezondheid.

• Het bewustzijn en de bereidheid van de consumenten, producenten en retail tot een verantwoorde productie, behandeling en bereiding van voedsel.

• De mogelijkheid om aangifteplichtige dierziekten buiten Nederland te houden.

Deze succesfactoren hebben hun invloed gehad op het gevoerde beleid. Als voorbeelden geldt de beleidsmatige accentverschuiving richting een bewustere inkoop door consumenten («Van voedselveiligheid naar voedselkwaliteit»). In 2006 zijn in samenwerking met het Voedingscentrum voorbereidingen getroffen voor een campagne om consumenten bewuster te maken van kwaliteitsaspecten van het voedsel dat ze kopen. Deze verschuiving is voortgekomen uit de Strategische Dialoog Voedselveiligheid. Het kennisniveau ten aanzien van voedselkwaliteit bij de gemiddelde consument bleek laag te zijn en de prijs gold als belangrijkste afwegingsfactor voor aankoop. Een ander voorbeeld is de vaststelling van het bluetongue-virus. De veranderde dierziekte-status van Nederland heeft een grote invloed op het gevoerde diergezondheidsbeleid gehad. Ook dreigingen van dierziekten als vogelgriep en klassieke varkenspest hebben direct hun weerslag gevonden in het door LNV gevoerde diergezondheidsbeleid.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
25 Voedselkwaliteit en DiergezondheidRealisatieVastgestelde begroting 2006Verschil
 2003200420052006  
Verplichtingen424 698149 811109 977150 058105 87144 187
Uitgaven419 356147 834110 856148 196105 87142 325
Programma-uitgaven360 09797 50655 73565 21545 76719 448
25.11 Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon55 83542 84427 93242 06928 10713 962
– Risicomanagement6 3314 7791 9041 0345 207– 4 173
– Voedselveiligheid8 84017 7557 9221 9781 600378
– Consument, transparantie en ketenomkering800 853 1525 000– 1 848
– Destructie37 87020 18117 93435 41416 00019 414
– Biotechnologie   121300– 179
– Overig1 99412987370 370
25.12 Handhaven diergezondheidsniveau304 26254 66227 80323 14617 6605 486
– Preventieve diergezondheid7964724485111 200– 689
– I&R3 6887 7544 7154 1832 3001 883
– Monitoring, early warning en bewaking7 2567 5399 5463 1356 600– 3 465
– Handhaving veterinaire veiligheid3 5482 1861 224313804– 491
– Crisisorganisatie en -management4 4834 7813 6911 8726 756– 4 884
– Overig (BSE, BTW-varkenspest, Vogelpest (AI), schikking fokverbod KVP, overig)284 49131 9308 17913 132013 132
       
Apparaatsuitgaven59 25950 32855 12182 98160 10422 877
U25.21 Apparaat33 85617 4697 4296 2839 876– 3 593
U25.22 baten-lastendiensten25 40332 85947 69276 69850 22826 470
Ontvangsten49 91255 14715 29518 39732 940– 14 543

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

Programma algemeen

In 2006 heeft als gevolg van een ramingsbijstelling, de niet begrote uitgaven voor aandacht- en crisisfase dierziekten en afwikkeling schikkingen fokverbod KVP een herprioritering plaatsgevonden op de programma-uitgaven. Door deze herprioritering is ruimte gevonden om, met uitzondering van destructie, de overschrijdingen op te vangen.

Met name aan risicomanagement, consument, transparantie en ketenomkering, monitoring, early warning en bewaking en crisisorganisatie en -management is daarmee aanzienlijk minder gedaan en uitgegeven dan begroot.

Bevorderen van kwalitatief hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon.

De hogere uitgaven op deze operationele doelstelling hangt samen met de hogere uitgaven voor de destructie. In 2006 is de overheidsbijdrage toegevoegd voor het ophalen en verwerken van kadavers in 2007 en 2008. Deze middelen zijn in het Diergezondheidsfonds gestort, ter dekking van de toekomstige kosten voor het in stand houden van extra destructiecapaciteit bij een dierziekte crisis.

Handhaven diergezondheidsniveau

De hogere bijdrage op deze operationele doelstelling is veroorzaakt door hogere uitgaven voor schikking KVP fokverbod, dierziektecrises en I&R.

De afwikkeling van schadeclaims in het kader van het fokverbod Klassieke Varkenspest (KVP) heeft langer geduurd dan oorspronkelijk was gepland. Uitgaven voor Schikking fokverbod KVP waren niet begroot. Nagenoeg de laatste schikkingsvoorstellen zijn in 2006 geaccepteerd en uitbetaald.

In 2006 is er als gevolg van aviaire influenza (AI) in Azië en elders in Europa een aandachts-/crisisfase afgekondigd rond het trekseizoen van wilde vogels. De hiermee samenhangende programma uitgaven zijn in het Diergezondheidsfonds gestort.

In 2006 is als voorbereiding op toekomstige EU verplichting ten aanzien van identificatie en registratie (I&R) van schapen en geiten een pilot gestart voor elektronische identificatie. Deze pilot heeft tot de overschrijding op dit instrument geleid.

De uitgaven voor de crisisorganisatie dierziektebestrijding zijn lager vanwege het elders verantwoorden van uitgaven aan de MKZ-vaccinproductie (beleidsartikel 26).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Ambtelijk Personeel Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid5 1515 988
Materieel9653 590
Overig apparaat1679 989
Bijdrage aan VWA55 87930 859
Bijdrage aan AID18 6248 051
Bijdrage aan DR2 1951 627
Totaal apparaatsuitgaven82 98160 104

Materieel en overig apparaat

De uitgaven overig apparaat zijn lager uitgevallen doordat een desaldering heeft plaatsgevonden in verband met het niet kunnen doorberekenen van handhavingskosten (€ 3,0 mln) aan het bedrijfsleven, een efficiencytaakstelling is doorgevoerd (€ 1,0 mln), een overdracht heeft plaatsgevonden van taken en middelen met betrekking tot het Bureau Registratie Diergeneesmiddelen (BRD) naar het Ministerie van VWS (ca. € 1,6 mln) en middelen zijn toebedeeld aan de VWA in verband met transitiekosten en BTW-compensatie (ca. € 3,1 mln). Daarnaast zijn de uitgaven voor materieel en overig apparaat lager uitgevallen in het kader van een herprioritering van middelen binnen LNV (totaal ca. € 3,8 mln).

Baten-lastendiensten

Vanwege de aandachts/crisis fase in 2006 van de dierziekten AI, bluetongue en klassieke varkenspest hebben de agentschappen voor ca. € 6,9 mln extra kosten gemaakt die niet verhaalbaar zijn bij het bedrijfsleven of EU. Het betreft hier voornamelijk overhead en handhavingskosten bij de Dienst Regelingen (€ 0,2 mln), de VWA (€ 0,5 mln) en de AID (€ 6,2 mln).

De overschrijding bij de AID heeft verder betrekking op extra handhavingskosten als gevolg van nieuwe EU regelgeving en eenmalige kosten als gevolg van het aanzuiveren van de openingsbalans (€ 2,3 mln).

De overschrijding bij de VWA is o.a. veroorzaakt door het inzakken van de marktvraag (€ 16,0 mln), uitstel door Tweede Kamer voor invoering nieuw tariefstelsel (€ 3,0 mln) en hogere apparaatskosten VWA voor kantoorautomatisering, toezicht op roodvleessector, en tijdelijke formatie (ca. € 5,5 mln).

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
EU-bijdrage AI3 28617 900
Uitvoering I&R varkens02 040
Overdracht roodvleeskeuring en BTW compensatie10 00013 000
Overige ontvangsten5 1110
Totaal18 39732 940

EU-bijdrage AI

De Europese Commissie heeft grotendeeld de declaratie met betrekking tot de AI crisis in 2003 vooralsnog niet in aanmerking laten komen voor een vergoeding. Hierdoor zijn de geraamde EU-ontvangsten niet gerealiseerd.

Uitvoering I&R varkensleveringen

Het is niet mogelijk gebleken om in 2006 een retributieregeling in te voeren voor de I&RVL-regeling (Identificatie en Registratie Varkensleveringen) waardoor geen ontvangsten zijn gerealiseerd. De uitvoering van de Regeling Varkens Leveringen (RVL) zal met ingang van 2007 door de sector worden uitgevoerd.

Overdracht roodvleeskeuring en BTW compensatie

De ontvangsten zijn lager uitgevallen in verband met het niet kunnen doorberekenen van handhavingskosten aan het bedrijfsleven. (zie ook hierboven onder batenlasten dienst).

Overige ontvangsten

In het kader van voorfinanciering MPA-crisis 2002 door LNV, cf afspraken met het bedrijfsleven, zijn middelen terugontvangen van het Productschap Vee en Vlees.

Overzicht afgeronde onderzoeken

In 2006 zijn twee evaluaties uitgevoerd van de crisisorganisatie op het gebied van voedselveiligheid en dierziektebestrijding.

• In 2006 is naast een aantal kleinere dierziekte-oefeningen een grootschalige MKZ-oefening uitgevoerd.

• Op 23 oktober 2006 is het eindrapport van het bureau Trimension «Eindevaluatie departementale MKZ-oefening 2006» aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamerstuk 2006–2007, 30 800 F en 27 622, nr. 4). De daarin vermelde verbeterpunten zullen in 2007 worden geïmplementeerd.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoekOD’s2006Realisatie 2006
Effectonderzoek   
– Voedselveiligheid25.11Xloopt
– Diergezondheid25.12Xloopt

Naar aanleiding van het dioxine-incident in de diervoeder begin 2006 is een evaluatieve beschouwing opgesteld over de aanpak van dit incident. Hierover is de Tweede Kamer per brief geïnformeerd (Tweede Kamerstuk 2005–2006, 26 991, nr. 140). De bevindingen worden onder meer verwerkt in het beleidsdraaiboek diervoederveiligheid.

25.11 Bevorderen van kwaliteit hoogwaardig voedselaanbod en consumptiepatroon

Doelbereiking

• Op gebied van de borging van kwaliteit en veiligheid van voedsel en diervoeders zijn per 1 januari 2006 de Europese hygiëneverordeningen levensmiddelen en diervoeder en de Controleverordening Feed en Food van kracht geworden. Resterende implementatie trajecten ten aanzien van het hygiënepakket zijn in Europees verband besproken en verder ingevuld.

• In de discussies over het Europese hygiënepakket voor levensmiddelen heeft LNV zich in Europees verband ingezet voor open normen en doelvoorschriften met voldoende flexibiliteit voor lidstaten en producenten. In het kader van de controlevoorschriften Trichinella bij varkens, monitoring van Salmonella bij varkens en de evaluatie van de Verordening dierlijke bijproducten is hierbij winst behaald.

• De mogelijkheden van implementatie van EU-regelgeving op het terrein van diergeneesmiddelen zijn in 2006 verkend. Verder heeft LNV een belangrijke rol gespeeld bij het ontwikkelen van specifieke EU-regels voor de ketenkeuring.

• Voor wat betreft diervoeders is in 2006 afstemming bereikt van het controle-programma diervoeders. Het aantal incidenten is beperkt gebleven tot één (dioxine). Het incident is snel en efficiënt opgelost, als gevolg van de goede samenwerking tussen de VWA en het bedrijfsleven.

• Op gebied van «Toezicht op Controle» zijn de resultaten van de eerste beoordeling GMP+ systeem (diervoeders) inmiddels bekend en voorbereidingen voor praktijkproeven zijn getroffen.

• In het voorjaar 2006 is ketenkeuring van start gegaan.

• De Tweede kamer is akkoord gegaan met de gezamenlijke ambities van LNV en VWS ten aanzien van het openbaar maken van de controlegegevens van de VWA. Per oktober zijn gegevens van twee cases op de VWA-website gepubliceerd.

• In 2005 is afgesproken dat het terrein van het Consumentenplatform zich zal verbreden. In 2006 zijn bijeenkomsten gehouden over «nationale landschappen», «voedselverliezen» en «jeugd en natuur».

• Per september 2006 heeft LNV een aanvang gemaakt met het geven van smaaklessen op basisscholen. De lessen zijn met enthousiasme onthaald en hebben veel publiciteit opgeleverd.

• Op het terrein van capacity-building werden projecten over AI-bestrijding in Indonesië en KVP-bestrijding in Roemenië ontwikkeld en in gang gezet. Besloten werd tevens tot de vorming van een «fire-brigade» voor snelle inzet van experts op gebied van AI-bestrijding, hetgeen gezamenlijk wordt gecoördineerd met FAO en EU. Er zijn 36 buitenlandse delegaties ontvangen voor bezoeken op voedselveiligheids/veterinair gebied. Het betroffen deels inspectiebezoeken, deels bezoeken waarbij kennisoverdracht centraal stond. In het kader van de bluetongue uitbraak heeft werkbezoek plaatsgevonden naar Spanje, een van de zuideuropese landen waar het bluetongue virus endemisch voorkomt.

• In 2006 is een grootschalige crisisoefening voor mond- en klauwzeer uitgevoerd en geëvalueerd (Tweede Kamerstuk 2006–2007, 30 800 F en 27 622, nr. 4). Ook moest de LNV-crisisorganisatie het afgelopen jaar enkele malen worden uitgerold in verband met de dreiging van de insleep van aviaire influenza (AI) en klassieke varkenspest (KVP) en de uitbraak van bluetongue. Positief effect van de crisis(dreigingen) is dat de paraatheid van de LNV-crisisorganisatie verder is versterkt en dat de internationale samenwerking met omringende landen op dit gebied een duidelijke impuls heeft gekregen.

• In 2006 zijn de meest ernstige scenario’s van chemische, biologische, radiologische of nucleaire terrorisme met behulp van de inzet van experts nauwkeurig in beeld gebracht. Bepaald is aan welke risico’s in de voedselketen en bij de onderzoeks- en kennisinstellingen prioriteit gegeven dienen te worden. De activiteiten zijn in nauwe samenwerking en afstemming met andere departementen en onder regie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) uitgevoerd.

• Het overheidsloket voor marktaanvragen van ggo’s is in maart 2006 van start gegaan en in oktober geëvalueerd. Ook het communicatieplan «ontwikkeling fytoftera resistente ggo aardappel» is van start gegaan.

• In het kader van het Programma alternatieve verwerking slachtbijproducten kunnen bedrijven momenteel starten met de bouw van hun demonstratie-installaties.

• De ernst en omvang van de MRSA-problematiek zijn in 2006 nadrukkelijk op tafel gekomen. Uitgebreid onderzoek naar voorkomen en risico’s is opgestart. Het bedrijfsleven wordt hierbij intensief betrokken (varkens- en kalverhouderij).

Prestatie

IndicatorReferentie waardePeildatumRaming 2006Streef waardeRealisatie2006Bron
Aantal positief bevonden dieren uit monitoring BSE62004002VWA
Aantal positief bevonden bedrijven uit monitoring scrapie17200415–355 2520VWA
Productie van voedsel cf. Hygiëneverordeningen, conform nalevingsniveau van X%Geen200485%90%Redelijk tot goedVWA en AID
Nalevingsniveau aanmelden kadavers gemiddeld over sectoren rund, varken, schaap/geit75 99% *200395%95%73–97% in 2005AID
Vastgelegde toezichtsarrangementen op basis van toezicht op controle **020042VD
Aantal projecten ikv capacitybuilding22005553VD
Beschikbare actuele beleidsstrategie t.a.v. CBRN-terrorismeActueel2005GeactualiseerdGeactualiseerdVD

* verschilt per sector

** omdat het instrument «toezicht op controle» zich nog in de fase van pilotprojecten bevindt, is het momenteel niet mogelijk om streefwaarden vast te stellen voor 2006

Toelichting:

• Aantal positief bevonden bij monitoring BSE is laag en vertoont een dalende trend (2–6).

• De mogelijkheid om met bepaalde landen te komen tot goede ontwikkeling van capacity-building projecten naast hetgeen al in ander verband plaatsvindt bleek beperkt.

• Nalevingsniveau hygiëneverordeningen worden door uitvoerende diensten nog niet als totaalpercentage geïntegreerd opgeleverd maar per toezichtgebied.

• Toezichtarrangementen op basis van toezicht op controle zijn voor de diervoedersector in voorbereiding.

• Het daadwerkelijk tot stand komen van projecten op het terrein van capacity building hangt af van de vraag die er is bij de betrokken landen. Ook moeten de onderwerpen waarover behoefte bestaat aan capacity building beleidsmatig relevant zijn. Er zit dus een marge van onzekerheid in het aantal projecten dat in een bepaalde periode tot stand komt.

25.12 Handhaven diergezondheidsniveau

Doelbereiking

• In 2006 is de mogelijkheid tot vaccinatie opgenomen in het EU beleid ten aanzien van de bestrijding van dierziekten. Preventieve vaccinatie bij pluimvee is uitgewerkt in het nationale beleid en de evaluatie is afgerond. Pluimveehouders en hobbydierhouders hebben hiermee de keuze of zij ten tijde van verhoogd risico hun dieren via vaccinatie willen beschermen of de verplichte afscherming naleven. Met de sector en het bedrijfsleven zijn afspraken gerealiseerd over ontwikkeling en aanlevering van een toepasbaar vaccin tegen AI.

• LNV heeft zich ingezet op zowel de Europese evaluatie van het dierziektebestrijdingsbeleid als het technologie platform en richt zich daarmee op het wegnemen van belemmeringen voor het gebruik van vaccins bij preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten. Daarbij horen strategische (Europese) vaccin voorraden en een (Europees) beleid voor het vermarkten van producten van gevaccineerde dieren. In 2006 heeft de Europese Commissie de Nederlandse standpunten ten aanzien van deze projecten, waaronder het toepassen van vaccinatie en differentiatie in de dierziektebestrijding, grotendeels overgenomen in het nieuw te ontwikkelen EU-beleid.

• Het preventiedossier is in verband met de bluetongue uitbraak in 2006 minder ver gevorderd dan gepland. Wel is de basis gelegd voor een voortvarende aanpak van het dossier in 2007.

• De aandacht is in 2006 vooral uitgegaan naar de bestrijding en monitoring van bluetongue. Toch is ook op het gebied van de KVP en AI bewakingsprogramma (early warning) veel gewonnen. Voor wat betreft de klassieke varkenspest is een grote stap gezet door de invoering van de zogenaamde PCR-test bij het voorgeschreven bloedonderzoek bij koppelmedicatie. Voor AI geldt dat zeer grote aantallen wilde vogels evenals commercieel gehouden pluimvee, zijn onderzocht op mogelijke besmetting. Het ging om duizenden monsters, op basis van melding van burgers, natuurorganisaties en andere groeperingen. Dit alles heeft geleid tot een verdere verfijning van de afschermplicht.

• Er zijn in 2006 geen gevallen van brucellose, leucose of tuberculose in de veestapel aangetroffen.

• In 2006 is voortvarend gewerkt aan uitbreiding van het pakket van beleidsdraaiboeken voor de relevante bestrijdingsplichtige dierziekten en voedselveiligheid. Dit heeft ertoe geleid dat de beleidsdraaiboeken voor voedselveiligheid en diervoederveiligheid zich inmiddels in een vergevorderd stadium bevinden. De beleidsdraaiboeken voor aviaire influenza en klassieke varkenspest bevinden zich eveneens in de laatste fase, waarbij de inspraakronden zijn doorlopen. Daarnaast is in de tweede helft van 2006 gestart met de beleidsdraaiboeken voor bluetongue, Swine Vesiculair Disease (SVD/blaasjesziekte) en afrikaanse paardenpest.

• De intensieve beoordeling van zowel het MKZ beleidsdraaiboek vanwege de MKZ-oefening begin 2006 en het KVP beleidsdraaiboek als gevolg van de KVP-dreiging heeft als positief effect opgeleverd dat in 2006 een groot aantal mensen ervaring heeft opgedaan met het werken met deze beleidsdraaiboeken.

• In het kader van de verzamelregelgeving is een tweede verzamelslag voor schapen en geiten gerealiseerd. Tevens is de pilot elektronische Identificatie en Registratie van schapen en geiten van start gegaan. De Regeling Varkens leveringen is met ingang van 2007 aan de landbouwsector overgedragen.

• De sector en burgers zijn voorgelicht over de risico’s van vogelgriep. Hierbij zijn onder andere advertenties in tijdschriften, flyers en posters op vliegvelden en video’s in vliegtuigen gebruikt.

• Er is veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van vaccins tegen vogelgriep en tegen klassieke varkenspest. Er is een consortium van onderzoeksinstituten opgericht om dit ontwikkelwerk rondom vogelgriep te faciliteren.

Prestatie

IndicatorReferentie waardePeil DatumRaming 2006Streef-waardeRealisatie 2006Bron
Opname vaccinatie in EU bestrijdingsbeleidJa, wettelijk mogelijk2005Ja, inclusief draagvlakja
Early warning bestrijdingsplichtige ziekten: aantal dagen tussen besmetting (vermeerderd met de ziekteafhankelijke incubatieperiode) en ontdekking20200510410Evaluatie
Vaccinbanken12005232VD
Aantal beleidsdraaiboeken voor bestrijdingsplichtige ziekten en voedselkwaliteit5200510165VD
Controles I&R rund5%20045%5%5%AID
Controles I&R schapen en geiten3%20043%3%1,5%AID

Toelichting:

• Er is voor het eerst preventief gevaccineerd tegen AI (zie doelbereiking).

• Het aantal beleidsdraaiboeken dat is vastgesteld is weliswaar niet toegenomen, maar een aantal in ontwikkeling zijnde beleidsdraaiboeken verkeert in een vergevorderd stadium. De capaciteitsinzet i.v.m. de dreiging van AI, KVP en de bluetongue-uitbraak heeft tot enige vertraging geleid. Overigens zal in de LNV-begroting 2008 de streefwaarde van 16 neerwaarts worden bijgesteld, omdat een kleiner aantal dierziektedraaiboeken zal worden ontwikkeld. Hierover is de Tweede Kamer op 13 oktober 2005 geïnformeerd (Tweede Kamerstuk 2005–2006, 27 662, nr. 130).

• Welzijnscontroles op de veemarkt in Leeuwarden en het strafrechtelijk onderzoek n.a.v. de verdronken paarden in het Noarderleegh hebben geleid tot een noodzakelijke verschuiving van de inzet binnen de vakgroep Veehouderij van de AID. In totaal zijn er 1203 controles schapen en geiten geweest, waarbij I&R is meegenomen. Hiervan zijn tenminste 734 controles (1,5%) als volledige I&R-controles aan te merken.

Evaluatie

In 2006 is begonnen met een ex-post beleidsevaluatie over de totale beleidsartikelen Voedselkwaliteit en Diergezondheid over de jaren 2000 tot 2005. In 2006 is de aanbestedings- en offerteprocedure afgerond en het onderzoek is aangevangen. Het onderzoek is uitbesteed aan een extern bureau en de voortgang wordt momenteel periodiek besproken binnen LNV.

Voedsel en Warenautoriteit (VWA)

Prestaties en doelmatigheidsgegevens

ProductsoortVolume in stuksVolume in netto uren
 Begroting 2006RealisatieBegroting 2006Realisatie
Inspecties190 000129 287  
Monsters398 000377 875  
Keuringen  353 000321 912
Overige activiteiten  300 000pm
Prestatie indicatorenPrognose 2006Realisatie 2006
Inspectie voedselveiligheid78 50061 460
Inspectie productveiligheid13 00011 754
Inspectie drank, horeca- en tabakswet33 00025 832
Inspectie vt, vlees, dieren(welzijn)28 50023 636
Inspectie vis2 8502 761
Inspectie importbuitengrensinspectieposten4 500*
Inspectie diervoeders2 5003 391
Inspectie overig1 000453
   
Monsteronderzoek microbiologisch146 500134 594
Monsteronderzoek chemisch103 00094 594
Monsteronderzoek bijzondere monsters9251 219
Monsteronderzoek trichinen140 000147 471
   
Aantal keuringsuren353 000321 912

* De inspecties ImportBuitengrens inspectieposten zijn in 2006 begrepen in de andere inspectiegroepen.

Kwaliteitsindicatoren

Er is onderscheid tussen intern- en extern gerichte kwaliteitsindicatoren.

Omschrijving Prognose 2006Realisatie 2006
Intern gerichte indicatoren   
Doorlooptijd monsters 90% < 10 weken91,5%
Doorlooptijd proces-verbaal 90% < 1 jaar47 %
Doorlooptijd bestuurlijke boete 90 % < 20 weken47 %
Percentage herinspecties 20%14 %
Percentage maatregelen n.a.v. inspecties 20%18 %
Percentage maatregelen n.a.v monsteronderzoek 20%2 %
Realisatie geïncasseerde versus opgelegde bestuurlijke boete 96%98 %
Extern gerichte indicatoren.   
Aantal bezwaarschriftenLNVpm78
 VWSpm11
 Dierziektenpm
Aantal schadeclaimsLNV/VWS 63
 Bedrag € 0,234 mln
Aantal klachtentotaal 5 082

Bestuurlijke boetes

De instroom van bezwaren en (hoger) beroepen is groter dan het aantal dat er jaarlijks afgehandeld wordt. Dit ligt buiten de regie van de VWA. Zij is daarbij geheel afhankelijk van de behandelende organen. Dit is een belangrijk punt van aandacht zodra het overschrijden van termijnen beboet zal gaan worden met dwangsommen (verwachting in 2009).

De resultaten van het bezwaar en beroepsprocedures zijn onveranderlijk positief voor de VWA. De VWA wordt grotendeels in het gelijk gesteld.

In 2006 zijn veel zaken voorgelegd aan VWS met het verzoek om een buiten invordering stelling. Door het uitblijven van toestemming zijn in 2006 geen zaken afgeschreven. Al deze zaken zullen in 2007 worden afgesloten. Eind 2006 stonden hiervoor ruim 1000 zaken geparkeerd.

26 Kennis en Innovatie

Kennis en Innovatie

kst-31031-XIV-1-8.gif

Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling is hoogwaardige kennis voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte en optimale benutting van deze kennis.

Doelbereiking en maatschappelijk effecten

Uit de in 2006 afgeronde evaluatie van de wijzigingen in het landbouwkundig onderzoek blijkt dat de agrofoodsector met Wageningen UR beschikt over een robuuste kennisinfrastructuur die in staat is om de huidige en toekomstige kennisbehoefte te vervullen. De in 2006 afgeronde visitaties van DLO-instituten laten hoge waarderingen zien. Het groene onderwijs heeft aanzienlijke aantallen gediplomeerden en promovendi afgeleverd. Uit de in 2006 uitgevoerde benchmark MBO (zowel de OCW en LNV-opleidingen) blijkt dat het opleidingssucces (het aantal deelnemers dat de opleiding heeft verlaten met een diploma gedeeld door het totaal aantal deelnemers dat de opleiding heeft verlaten) het hoogst is in de sector landbouw en natuurlijke omgeving. Er zijn bijvoorbeeld via de Groene Kenniscoöperatie en de Regeling innovatie groen onderwijs krachtige initiatieven ontplooid om de aansluiting met de arbeidsmarkt te optimaliseren. Onderzoek naar benutting van onderzoeksresultaten toont een behoorlijk resultaat. Met initiatieven zoals een Aktieplan kennisbenutting en lerende netwerken is geprobeerd benutting te verbeteren.

Succesfactoren

Samenwerking met bedrijven en tussen andere overheden (op nationaal en internationaal niveau), onderwijs- en onderzoeksinstellingen hebben bijgedragen aan het behaalde resultaat.

Prestatie

IndicatorReferentie-waardeReferen-tiejaarRaming 2006StreefwaardeRealisatie 2006Bron
Percentage kennisinstellingen dat voldoet aan visitatienormen1100%2004100%100%100%Visitatierapporten/NVAO
Gediplomeerden groen onderwijs     instellingen
VMBO27 5002003/20047 500Stabiel7 200 
MBO7 4502003/20047 450Stabiel7 947 
HBO1 8502003/20041 850Stabiel1 901 
WO31 1502003/20041 200Stabiel1 417 
Percentage gediplomeerden met een baan op minimaal eigen niveau     Stoas-onderzoek/IVA
MBO-BBL451%200351%Stijging45% 
MBO-BOL46%200346%Stijging49% 
HBO575%200375%Stijging66% 
WO567%200367%Stijging60% 
Percentage gediplomeerden met een baan in de eigen richting     Stoas-onderzoek/IVA
MBO-BBL473%200373%Stabiel53% 
MBO-BOL58%200358%Stabiel61% 
HBO575%200375%Stabiel68% 
WO571%200371%Stabiel74% 
Aantal promoties WU1702003170Stabiel192WU
Benutting van afgerond onderzoek in beleidsproces LNV675%200480%80 %71 à 76%LNV

1 De onderzoeksinstellingen van DLO worden afzonderlijk één maal per vier jaar gevisiteerd door een (internationaal) panel van deskundigen. De onderzoeksscholen van Wageningen Universiteit, waarbinnen alle onderzoek is georganiseerd, worden eenmaal per 6 jaar beoordeeld door de KNAW op thematische organisatie van onderzoek en de kwaliteit van opleiding van jonge onderzoekers. Opleidingen van universiteiten en hogescholen worden binnen een cyclus van 6 jaar gevisiteerd door een visiterende en beoordelende instantie die wordt erkend door de NVAO volgens de systematiek van de NVAO.

2 Een lagere realisatie hangt samen met een lagere uitstroom (de diplomarendementen zijn gelijk).

3 De groei is in belangrijke mate veroorzaakt door behaalde bachelordiploma’s.

4 In bijvoorbeeld de BBL-opleiding plantenteelt zijn weinig aansluitende functies te vinden (STOAS onderzoek).

5 Naast conjunctuur speelt de markt voor afgestudeerden in de groene sector op zich een rol. WU-afgestudeerden kennen een langere zoekduur naar hun eerste baan en hebben een lager gemiddeld uurloon dan de gemiddelde WO-afgestudeerde (STOAS-onderzoek).

6 Van de in 2004/2005 onderzochte 37 projecten werden er 28 als voldoende benut beschouwd waarvan 14 in grote mate. Van de in 2005/2006 onderzochte 53 projecten werden er 38 als voldoende benut beschouwd waarvan 27 in grote mate.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
26 Kennis en InnovatieRealisatieVastgestelde begroting 2006Verschil
 2003200420052006  
Verplichtingen929 019901 146882 992922 439867 36055 079
Uitgaven801 747830 007864 588889 507860 59328 914
Programma-uitgaven795 110825 190859 640875 442846 62428 818
26.11 Waarborgen van het kennisstelsel541 297571 819605 666629 579603 03526 544
– Bekostiging WU133 023135 509140 717140 684136 9543 730
– Bekostiging DLO20 28825 01432 58139 80636 5623 244
– Bekostiging groenonderwijs HBOMBOVMBO387 317410 024431 504448 041428 24719 794
– Subsidies6691 2728641 0481 272– 224
26.12 Benutten van samenhang tussen instellingen34 27031 60534 39029 74032 545– 2 805
– Bijdrage INGRA3 2803 3823 2203 1083 694– 586
– Bijdrage IPC’s13 33314 84517 77914 88014 658222
– AEQUOR  4 2455 1924 200992
– Coöperatie  4 0532 7334 592– 1 859
– Overige subsidies ondersteuningsstructuur17 65713 3785 0933 8275 401– 1 574
26.13 Vernieuwen van het kennisstelsel28 33631 51533 38245 68541 5744 111
– Onderzoeksvernieuwing5 0001 2002 2042 5325 425– 2 893
– Praktijkleren12 50012 50012 50012 50012 500 
– Onderwijskundige innovatieprojecten1 5633 3422 5323 982– 1 450
– Subsidies onderwijsvernieuwing10 83616 25215 33628 12119 6678 454
26.14 Ondersteunen van LNV-beleid met kennis191 207190 251186 202170 438169 470968
– DLO onderzoeksprogramma’s136 101114 474106 41292 60879 90512 703
– Open programmering onderzoek1 4002 5532 2751 8069 298– 7 492
– Stimuleringsprogramma’s12 7716 7095 9668 1737 966207
– DLO wettelijke onderzoekstaken33 25055 19763 32160 34357 5012 842
– Regionale innovatie projecten1 2583 1702 7691 2234 676– 3 453
– Voorlichtingsprojecten6 4278 1485 4596 28510 124– 3 839
       
Apparaatsuitgaven6 6374 8174 94814 06513 96996
26.21 apparaat6 2294 4554 18413 20513 334– 129
26.22 baten-lastendiensten408362764860635225
Ontvangsten17 45019 75213 04829 26914 31914 950

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

Hogere onderzoeksuitgaven houden verband met opgedragen werkzaamheden door DLO in opdracht van LNV. Hogere onderwijsuitgaven zijn een gevolg van loon- en prijsbijstelling en toegevoegde FES-middelen.

• Hogere uitgaven in verband met het DLO-onderzoek zijn met name het gevolg van overeengekomen bijdragen door andere beleidsdirecties en departementen (€ 14,3 mln.) en vergoedingen aan DLO in verband met de afbouw van de MKZ-productiefaciliteit (€ 4,5 mln.).

• De noodzakelijke uitgaven voor bekostiging van het onderwijs waren € 6 mln. hoger dan de beschikbare middelen binnen het begrotingsonderdeel. Dit als gevolg van verschil tussen te bekostigen prestaties en via claims verkregen middelen. OCW-conform werd € 5 mln. toegevoegd aan de bekostiging uit het onderdeel subsidies onderwijsvernieuwing. Ook OCW-conform werd € 1,5 mln. ontvangen en besteed voor vroegtijdig schoolverlaten van risicoleerlingen. Er werd € 11 mln. loonen prijsbijstelling toegekend en verwerkt.

• Hogere uitgaven voor subsidies onderwijsvernieuwing houden verband met OCW-conforme ontvangst en besteding van budgetten voor praktijklokalen VMBO (€ 8,2 mln.), beroepskolom MBO (€ 4,2 mln.) en leerlinggebonden financiering (€ 0,3 mln.). Er werd€ 0,4 mln. loon- en prijsbijstelling toegekend en verwerkt. Minderuitgaven waren een gevolg van het feit dat OCW-conform € 5 mln. werd toegevoegd aan en besteed binnen de bekostigingsonderdelen.

Lagere besteding op enkele onderdelen was noodzakelijk in verband met verschuivingen binnen de begroting waaronder het dekken van een tekort bij bekostiging van het onderwijs (€ 6 mln.) en het oplossen van LNV-brede tekorten (€ 6,6 mln.).

• Lagere uitgaven voor het benutten van samenhang tussen instellingen (€ 2,8 mln.) zijn een gevolg van de noodzaak een tekort bij de bekostiging van het onderwijs op te lossen. Consequentie is dat door temporiseren projecten later worden gerealiseerd. Bovendien is de bevoorschotting op een lager peil gesteld.

• Lagere uitgaven voor onderzoeksvernieuwing zijn veroorzaakt door een aangepast verloop van het FES-project Transitie Duurzame Landbouw. De middelen worden in de komende jaren benut.

• Lagere uitgaven voor onderwijskundige en regionale innovatieprojecten, open programmering en voorlichting zijn veroorzaakt door het temporiseren van projecten. Er werd in overeenstemming met de aard van open programmering € 5,5 mln. besteed via andere onderdelen binnen de begroting (€ 3,5 mln. binnen het stimuleringsbudget en € 2 mln. binnen het DLO-onderdeel). Er werd € 1,3 mln. bijgedragen aan voorlichtingsprojecten gefinancierd uit andere beleidsartikelen binnen de LNV-begroting.

Het hogere verplichtingenniveau (€ 41,8 mln. hoger dan begroot) hangt samen met de hogere uitgaven (meeruitgaven € 29,1 mln.) en het feit dat de (gestegen) verplichting 2007 voor bekostiging van het onderwijs ook in 2006 moest worden vastgelegd.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Ambtelijk Personeel Directie Kennis10 46510 381
Ambtelijk Personeel InnovatieNetwerk870843
Materieel1 4881 324
Overig apparaat382786
Bijdrage aan DR860635
Totaal apparaatsuitgaven14 06513 969

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Rente en aflossing over de verstrekte lening aan de Stichting DLO inzake aankoop van grond en gebouwen8 9898 802
FES-ontvangsten18 7255 425
Overige ontvangsten1 55592
Totaal ontvangsten29 26914 319

De middelen voor de FES-projecten VMBO-praktijklokalen (€ 8,2 mln.), MBO-beroepskolom (€ 4,2 mln.) en Phytophtora (€ 0,6 mln.) werden in de loop van 2006 beschikbaar gesteld. Overige ontvangsten hebben betrekking op EU-ontvangsten en terugvorderingen.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoekOD’s2006Realisatie 2006
Beleidsdoorlichting26.11/26.14XX
    
Effectonderzoek   
    
Overig onderzoek   
– Kennisbasis DLO26.11  
– InnovatieNetwerk26.12  
– Praktijkleren in het groene onderwijs26.12/26.13  
– Regeling innovatie groen onderwijs26.13/26.14  
– Beleidsondersteunend onderzoek26.14X 
– Open programmering onderzoek26.14  
– Wettelijke onderzoekstaken26.14  
– Voorlichting26.14  

Beleidsdoorlichting

De effectiviteit van de kennisinfrastructuur (exclusief het reguliere onderwijs), het kennisbeleid en de doorwerking van het onderzoek in de praktijk zijn in 2006 doorgelicht (beleidsdoorlichting). De resultaten van de – als deeltraject uitgevoerde – externe evaluatie van de wijzigingen in het landbouwkundig onderzoek sinds het verschijnen van het rapport Peper zijn in december aan de kamer aangeboden. De beleidsdoorlichting van artikel 26 bestaat uit vier onderdelen:

• De formulering van de beleidstheorie i.c. de beoogde doelen en maatschappelijke effecten, de ingezette beleidsinstrumenten en de veronderstellingen en overtuigingen waarop dit geheel gebaseerd is.

• Toetsing van de beleidstheorie op juistheid en effectiviteit in een viertal workshops met direct en indirect betrokken deskundigen door een onafhankelijk bureau;

• Een externe evaluatie van de wijzigingen in het landbouwkundig onderzoek sinds het verschijnen van het Rapport Peper in 1996;

• Een analyse van onderzoeks- en adviesdocumenten op relevante feiten en uitspraken.

Uit de afgeronde evaluatie van de wijzigingen in het landbouwkundig onderzoek blijkt dat:

• de verzelfstandiging succesvol is gebleken. Ondanks de saneringsopgave is de kwaliteit van het onderzoek van DLO op een relatief hoog niveau gebleven. De bruikbaarheid van kennis is volgens de afnemers verbeterd.

• De ontvlechting van publieke en private verantwoordelijkheden geslaagd is. De financieringsstromen zijn helder. De programmering van de onderzoeksvragen door en met LNV is verbeterd.

• De samenwerking tussen universiteit en DLO is geïntensiveerd. De multidisciplinaire samenwerking is toegenomen. Er is focus en massa gecreëerd.

Vraagfinanciering heeft gewerkt. De vraaggerichtheid van DLO en de bruikbaarheid van kennis is toegenomen.

Evaluatie beleidsondersteunend onderzoek DLO

De voor 2006 voorziene evaluatie Beleidsondersteunend onderzoek DLO heeft niet plaatsgevonden vanwege overlapping met de Beleidsdoorlichting.

26.11 Waarborgen van het kennisstelsel

Doelbereiking

Een kwalitatief hoogwaardig en doelmatig functionerend innovatief stelsel van groen onderwijs en onderzoek garanderen.

Subsidies (Regeling subsidie Stichting DLO voor subsidie van Kennisbasisonderzoek)

De richting van de kennisbasis op hoofdlijnen is vastgelegd in het Strategisch Plan 2003–2006 van Wageningen UR. Dit plan is geen statisch geheel en wordt op basis van jaarlijkse strategische conferenties met deelname van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, de kenniswereld en het beleid geactualiseerd in jaarplannen. De inhoudelijke strategische planning op het niveau van kenniseenheid wordt hiermee dynamisch ingevuld. Strategische conferenties gehouden in 2006 hebben input geleverd voor de aansturingsbrief Kennisbasis DLO 2007 en voor het traject van overheidsbrede aansturing van onderzoek op het gebied van voeding en leefomgeving. Een nieuw strategisch plan voor de periode 2007–2010 is in 2006 inhoudelijk gereedgekomen. Binnen het totale DLO-budget is de kennisbasis WUR/DLO in 2006 opnieuw verruimd, waardoor de mogelijkheden voor andere partijen, waaronder het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen, om samenwerkingsrelaties met Wageningen UR aan te gaan werden verbeterd. Tot en met 2007 is een verdere verruiming aan de orde. De inhoudelijke invulling is zowel ingegeven door uitkomsten van de visitaties van de afzonderlijke instituten als door wensen en financieringsmogelijkheden door derden, bijvoorbeeld Europese Commissie en bedrijfsleven. Met DLO is de afspraak gemaakt om in 2007 te starten met een discussie over de instandhouding van expertises die van wezenlijk belang worden geacht in het kader van het ontwikkelen en uitvoeren van beleid in het LNV-domein.

Wet- en regelgeving

De bekostiging van het groen onderwijs heeft plaats volgens het wettelijk kader, geldende regelingen en afspraken.

Afspraken met betrekking tot (gelijke) bekostiging van onderwijs LNV t.o.v. OCW

Waar relevant is voor adequate bekostiging en toezicht afgestemd met OCW.

Maatregelen ter verbetering van verantwoording, toezicht en controle

Er is in 2006 een systematiek ontwikkeld voor sturing, monitoring en verantwoording van groen onderwijs in samenhang met «goed bestuur».

Prestatie

IndicatorReferentie-waardeReferentiejaarRaming 2006StreefwaardeRealisatie 2006Bron
Positieve beoordeling van de kwaliteit      
DLO100%2004100%100%100%visitatierapporten
WUHBO100%2004100%100%100%NVAO
MBOVMBO158%200458%100%92%1onderwijsinspectie
Financiële indicatoren onderwijsinstellingen op orde 2      
WO100%2003100%100%0%2Jaarverslag WU 2005
HBO50%2003100%100%80%Jaarverslagen 2005
MBOVMBO83%2003100%100%92%Jaarverslagen 2005
Diplomering      
WU (percentage 8 jaar na start van de studie)74%2002>74%stabiel74%OCW
HBO (percentage van de uitstroom)61%2002/2003>61%stabiel65%HAO-instellingen
MBO (percentage van de uitstroom)66%2003/2004>66%stabiel65%AOC’s
VMBO (percentage van de uitstroom in klas 4)95%2003/2004>95%stabiel95%AOC’s
Gemiddelde tijdsduur waarin de kwalificatie wordt behaald 3      
WO100%2002–2004100%100%100%OCW
HBO100%2002–2004100%100%83%HAO’s
MBO69%2003/2004100%100%61%AOC’s
VMBO100%2002–2004100%100%100%AOC’s

1 De Wet op het onderwijstoezicht bepaalt dat de onderwijsinspectie de kwaliteit bij de VO en MBO-instellingen periodiek beoordeelt. Weergegeven is het percentage van de instellingen dat aan de norm voldoet.

2 Weergegeven is het percentage van de WO-instellingen waar de financiële indicatoren solvabiliteit, liquiditeit en rentabiliteit aan de norm voldoen. Wageningen Universiteit is de enige groene WO-instelling. De solvabiliteit voldoet wel aan de norm, liquiditeit en rentabiliteit niet.

3 De gemiddelde verblijfsduur van ingeschreven deelnemers waarin het einddiploma wordt behaald moet volgens de norm minder dan 15% boven het landelijk gemiddelde liggen. Het percentage geeft het percentage van de instellingen aan waar dit het geval is.

Positieve beoordeling van de kwaliteit

Periodiek worden DLO-instituten in visitaties beoordeeld op onder andere wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek en kwaliteit van het management. In 2006 zijn binnen de vierjarige cyclus het RIKILT (waardering zeer goed tot uitstekend) en CIDC (over het geheel goed) beoordeeld.

(Her-)erkenning van onderzoeksscholen vindt plaats op basis van het Protocol Erkenningsprocedure Onderzoeksscholen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Alle onderzoeksscholen zijn erkend, In 2006 waren (conform het 6-jaarlijks traject) geen herbeoordelingen aan de orde.

De kwaliteit van alle opleidingen WO/HBO-groen wordt gewaarborgd via accreditatie (op basis van positieve beoordelingen in visitatierapporten) en de toets nieuwe opleidingen door de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie. Alle door LNV bekostigde opleidingen WO/HBO waren in 2006 geaccrediteerd. Voor het HBO zijn in 2006 de bestaande opleidingen Voedingsmiddelentechnologie (Van Hall Larenstein), Plattelandsvernieuwing (CAH Dronten en Van Hall Larenstein) en Bedrijfskunde en Agribusiness (CAH Dronten) geaccrediteerd. De nieuwe opleidingen Food design & Innovation (HAS Den Bosch), Agricultural Production Chain Management en Management of Development (allen Van Hall Larenstein) zijn in 2006 door de NVAO positief getoetst als nieuwe opleiding.

De kwaliteit van de opleidingen VMBO en MBO wordt driejaarlijks beoordeeld door de Inspectie van het onderwijs. De beoordeling heeft betrekking op drie aspecten, namelijk onderwijs/leren, opbrengsten en kwaliteitszorg. Op basis van het driejaarlijks beoordelingstraject voldoet kwaliteitszorg bij acht AOC’s (van de 12) nog niet aan de norm. Opbrengsten zijn bij twee instellingen nog niet aan de maat. Onderwijs/leren is bij alle instellingen voldoende. Volgens het Onderwijsverslag 2005 scoort het groen mbo gemiddeld iets beter dan het overig mbo. Het groen vmbo moet zich volgens de Onderwijsinspectie op de onderdelen die met formele verantwoording te maken hebben (kwaliteitszorg en onderwijstijd) en specifieke deskundigheid (toetsing) verbeteren. In het gehele MBO (bekostigd door OCW en LNV) is een benchmark uitgevoerd in opdracht van de MBO-raad waaruit blijkt dat het opleidingssucces (het aantal deelnemers dat de opleiding heeft verlaten met een diploma gedeeld door het totaal aantal deelnemers dat de opleiding heeft verlaten) het hoogst is in de sector landbouw en natuurlijke omgeving.

Financiële indicatoren onderwijsinstellingen op orde

De solvabiliteit wordt als onvoldoende beoordeeld indien het eigen vermogen (inclusief egalisatierekening, exclusief voorzieningen) niet hoger is dan 10% van het totaal vermogen. Bij één HAO-instelling (dezelfde instelling als de voorafgaande twee jaar) is dit het geval. De liquiditeit is onvoldoende beoordeeld wanneer de vlottende activa niet hoger zijn dan 60% van de kortlopende schulden. Bij Wageningen Universiteit en één AOC (dit AOC scoorde in de voorafgaande twee jaar ook al lager) is dit het geval. De rentabiliteit wordt als onvoldoende beoordeeld indien het resultaat niet hoger is dan – 1% van de totale baten (uit gewone bedrijfsvoering). Alleen Wageningen Universiteit scoorde lager.

Diplomering

De diplomarendementen zijn ongeveer gelijk of iets hoger dan de referentiewaarden. In lijn met OCW-beleid zijn en worden maatregelen genomen om de gediplomeerde uitstroom te bevorderen.

Verbeteracties

De bevindingen in dit kader worden in gesprekken met instellingen aan de orde gesteld waarbij afspraken worden gemaakt over eventuele verbetertrajecten.

26.12 Benutten van de samenhang tussen instellingen

Doelbereiking

Kennis en faciliteiten delen tussen groene kennisinstellingen, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, LNV en overige departementen.

Wet en regelgeving (Wet Educatie en Beroepsonderwijs)

Het wetsvoorstel waarbij de subsidierelatie met de IPC’s wordt beëindigd (per 1-8-2007) is door de 1e kamer aanvaard.

De overdracht van middelen voor bedrijfsadviseurs van AOC’s naar Aequor is geregeld.

Groene Kennis Coöperatie

Op 20 juni heeft de Minister met LNV-kennisinstellingen (AOC’s, Hassen, Wageningen UR en Vereniging Buitengewoon Groen) die samenwerken in de Groene Kennis Coöperatie (GKC) een Meerjarenafspraak LNV 2006–2010 gemaakt. Centraal in de aanpak staat de ontwikkeling van regionale kenniscentra en versterking van leren in de praktijk. LNV stimuleert kenniscirculatie via allerlei arrangementen die praktijk, wetenschap en onderwijs verbinden. De GKC heeft zich in 2006 gemanifesteerd via het initiëren en deelname aan bijeenkomsten en netwerken. Zeer succesvol was de door de GKC geregisseerde inbreng van het groene onderwijs bij het programma Leren en werken.

Subsidies aan overige ondersteunende instellingen

Voor het verbeteren van de Examenkwaliteit (V)MBO is een stappenplan opgesteld.

Prestatie

IndicatorReferentiewaardeReferentiejaarRaming 2006StreefwaardeRealisatie 2006Bron
Aantal leerlingcursistweken Innovatiepraktijkcentra (IPC’s)117 8862003/200417 886stabiel17 886IPC’s
Aantal leerbedrijven224 600200524 600stabiel23 322Aequor
Aantal gedefinieerde profielen competentiegerichte kwalificatiestructuur op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving3172004252813Aequor
Aantal beleidsthema’s vastgelegd in virtueel kennisplatform432005102023Groene Kennis Coöperatie
Aantal aansluitingen Groen Kennisnet530 000200540 00065 00056 0005Groene Kennis Coöperatie
Aantal ondersteunende projecten groen onderwijs6202005202036LNV

1 Na het beëindigen van de subsidierelatie 1-8-2007 vervalt deze indicator.

2 Er wordt met het oog op efficiency gestreefd naar een afname van het aantal geaccrediteerde leerbedrijven, als gevolg daarvan moet de streefwaarde (begroting 2006) worden bijgesteld.

3 Het aantal kwalificatiepunten op basis waarvan Aequor op dit moment bekostigd wordt bedraagt 72 (landelijk totaal voor kenniscentra 750). In de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur die juni 2007 start gaat het aantal profielen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving 30 bedragen (landelijk totaal voor kenniscentra 285). Eind 2006 waren 13 profielen gedefinieerd.

4 Aanwezige bronnen zijn voor 23 thema’s ontsloten geordend in 5 domeinen (bloem, dier/veehouderij, plant, groene ruimte en voeding).

5 Hiervan zijn gemiddeld 12000 accounts zijn regelmatig actief en zijn 39 500 accounts van studenten.

6 Het betreft subsidies op het gebied van examinering, pedagogische studiecentra, ontwikkeling leermiddelen (ontwikkelcentrum), monitoring.

26.13 Vernieuwen van kennisstelsel

Doelbereiking

Onderzoek en onderwijs in de groene onderzoek- en onderwijsinstellingen vernieuwen, in lijn met algemeen beleid van de overheid ter zake, rekening houdend met de specifieke situatie van het groene onderwijs en onderzoek.

Onderzoeksvernieuwing

De stichting Transforum is in 2004 opgericht met een tweeledige opdracht: zorg te dragen voor een meer duurzame Nederlandse agrofoodsector en stimulering van totstandkoming van nieuwe kennisnetwerken voor deze transitie. De eerste bemoedigende stappen zijn gezet om deze gecompliceerde opdracht op te pakken. Drie onderzoeksprojecten: Potato Genome Sequencing en het Technologisch Topinstituut Groene Genetica (FES-ronde 2005) en Aviaire Influenza (FES-ronde 2006) zijn in voorbereiding genomen.

Laatstgenoemd project is gericht op de ontwikkeling van effectievere en efficiëntere vaccins ter bestrijding van Aviaire Influenza. Tevens is hiermee een belangrijke impuls gegeven aan de Kennisketen Infectieziekten, een samenwerkingsverband tussen WUR, FD Utrecht en GD. Het project voor het ontwikkelen van een Phytophtora-vrije aardappel wordt binnen de DLO-programmering (onderdeel 26.14) uitgevoerd.

Praktijkleren

Het betreft het toekennen van budget voor praktijkleerprojecten aan AOC’s, HAO/WU en de Vereniging Buitengewoon Groen (groene afdelingen scholengemeenschappen OCW). Er wordt momenteel een nieuwe regeling praktijkleren opgesteld.

Onderwijskundige innovatieprojecten

Er zijn in 2006 27 nieuwe projecten gestart gericht op onderwijsvernieuwing. De regeling innovatie groen onderwijs lijkt gezien het grote aantal aanvragen goed aan te sluiten bij de eigen ambities en mogelijkheden van de instellingen.

OCW-conforme projecten

Afzonderlijke subsidies zijn op thema gebundeld in programma’s. De beleidsagenda groene lerarenopleiding sluit aan op vakdepartementaal LNV-beleid en de beleidsagenda van het ministerie van OCW ten aanzien van lerarenopleidingen. De Innnovatiebox sluit aan op OCW-volgend beleid op het gebied van doorstroomontwikkeling (beroepskolom). Er is in 2006 ook een beleidsvisie ontwikkeld voor internationaliseringsaspecten groen onderwijs. De onderwijsprojecten (FES-ronde 2005) beroepskolom MBO en modernisering VMBO-scholen zijn in 2006 uitgevoerd. Invoering van een nieuw diplomastructuur is op schema; de nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur wordt in juni 2007 ingevoerd.

Lectoren en kenniskringen

Van de lectoraten was in 2006 3,7% binnen het groen HBO ingevuld. Dit steekt gunstig af bij het aandeel van het HBO-groen in de totale studentenpopulatie (2,4%).

Prestatie

IndicatorReferentie-waardeReferen-tiejaarRaming 2006StreefwaardeRealisatie 2006Bron
– Aantal onderwijskundige innovatieprojecten groen onderwijs.26200480stabiel55 LNV
– Aantal OCW-conforme projecten gericht op realiseren van competentiegerichte kwalificatiestructuur, doorlopende leerlijnen en verbetering kenniscirculatie140200540stabiel27LNV
– Doorstroom leerlingen232%2004> 32%stabiel33%LNV
– van VMBO- naar MBO-groen39%2003> 9%stabiel13% 
– van MBO-groen naar HBO-groen4      
– Aantal kenniskringen/lectoren HBO-groen8200510stabiel10SKO

1 Het betreft de projecten in het kader van de (OCW-conforme) breedtestrategie. Thema’s zijn doorstroombevordering, praktijkgericht leren, lerarenbeleid, kennisuitwisseling.

2 Het groene onderwijs is betrokken bij het onderzoek van de onderwijsinspectie naar de doorstroming in de beroepskolom.

3 Daarnaast stroomt ca. 46% door naar het niet groen MBO.

4 Betreft de doorstroom gediplomeerden MBO-groen niveau 3 en 4. Daarnaast stroomt ca. 5% door naar het niet groen HBO.

Aantal OCW-conforme projecten

Het bundelen van afzonderlijke subsidies in programma’s (onder andere innovatiebox en beleidsagenda groene lerarenopleiding) en OCW-conform opnemen in de bekostiging heeft geleid tot een daling van het aantal afzonderlijke projecten met resultaat efficiëntere subsidieverstrekking.

26.14 Ondersteunen LNV-beleid met kennis

Doelbereiking

Kennisvragen uit het beleidsproces in relatie tot vraagstellingen van overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven beantwoorden, wettelijke onderzoekstaken uitvoeren en kennisdoorstroming realiseren over beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot de thema’s van LNV-beleid.

Open programmering

Er zijn 28 aanbestede onderzoeksprojecten uitgevoerd (€ 1,8 mln.). Uit voortgangsrapportages blijkt een bevredigend resultaat. Voorbeelden van nieuw gestarte projecten open programmering zijn «maatschappelijke kosten/baten intensieve veehouderij», «antibioticaresistentie in kweekvis, «Verkennende rol risicokapitalisatie bij innovaties agrocluster». Ook zijn beleidsdoorlichtingen (directies Kennis en Voedselveiligheid en Diergezondheid) aanbesteed.

Stimuleringsprogramma’s/innovatie

Het LNV-innovatie-instrumentarium is herzien. Nieuwe regelingen zijn voorbereid voor de distributie van agro-innovatievouchers en samenwerking van innoverende ondernemers. Als nieuw instrument ter ondersteuning van het groen MKB is het Small Business Innovation Research Programma (SBIR) opgezet.

Twee LNV-pilots zijn biobased economy en natuurvriendelijk werken. Via het project ’Dag van de Toekomst’ is een netwerkomgeving neergezet voor innovatieve ondernemers.

De actuele bedreiging van de volksgezondheid door MRSA en zoönosen is aanleiding geweest om een aanzienlijk budget beschikbaar te stellen voor het benodigde onderzoek.

Wettelijke onderzoekstaken

Een commissie van toezicht (op basis van de uitvoeringsovereenkomsten door LNV en WUR ingesteld) heeft in haar jaarlijkse toets alle 6 lopende uitvoeringsovereenkomsten inhoudelijk goedgekeurd. De desbetreffende overeenkomsten leiden tot voor het LNV-beleid essentiële informatie met betrekking tot dierziekten, voedselveiligheid, natuur- en milieubeleid en de economische situatie van de groene sector.

Met DLO zijn afspraken gemaakt over de afbouw van de productie van MKZ-vaccin.

Regionale groene innovatieprojecten

Er zijn in 2006 28 nieuwe kenniscirculatieprojecten gestart.

Communicatieprojecten

Er zijn 51 aanbestede communicatieprojecten uitgevoerd (€ 3,5 mln.). Uit voortgangsrapportages 2006 blijkt een bevredigend resultaat. Voorbeelden van nieuw gestarte voorlichtingsprojecten zijn «bedrijfsnetwerken biologische landbouw», «doelgericht natuurbeheer, «crisis tot Kans». Voor «Smaaklessen « is € 0,4 mln. besteed. Voorlichting vanuit onderwijsinstellingen binnen de Groene Kennis Coöperatie (school als Kenniscentrum) is voortgezet (€ 2 mln.). Er is in 2006 een aanzet gegeven voor een meerjarig programma. Via Syntens is subsidie verstrekt voor (EZ-conforme) innovatiestimulering binnen de sectoren tuinbouw en platteland (€ 0,4 mln.). Uit een in 2006 gehouden evaluatie blijkt dat de activiteiten geleid hebben tot een hogere effectiviteit van de bedrijfsvoering, kostenreductie, een efficiënter productieproces en het uitbouwen van contacten met het LNV-kennissysteem.

Kennisbenutting

Op basis van een analyse van het bestaande beleid is een voorstel ontwikkeld voor een actieplan voor de (verdere) vermaatschappelijking van kennis. Dit plan heeft met name betrekking op de visie en strategie m.b.t. vermaatschappelijking van kennis en op het bevorderen van de interactie tussen kennisinstellingen en doelgroepen. In 2007 zal dit plan worden omgezet in een heldere structuur waarbinnen individuele maatregelen hun plaats zullen krijgen. Beoogd wordt om voor LNV als geheel tot een integrale ICT-ondersteunde doelgroepgerichte benadering te komen. Dit mede ter positionering en aansturing van de Groene Kenniscoöperatie, LNV-kennisinstellingen, ondersteuning en diverse regelingen. De volgende resultaten zijn in 2006 bereikt:

• Post-initiële scholing (levenslang leren en EVC/duale trajecten).

• Uitbouwen lerende ondernemersnetwerken (MelkveeAcademie en Kennis op de Akker).

• Verdere uitbouw van Groen Kennisnet en LNV-kennisplatform als ICT-voorziening voor groene kenniswerkers.

• Planvorming m.b.t. School als Kenniscentrum.

Ervaring is de laatste jaren opgedaan met kenniskringen waarbij onderzoek en gebruik direct in contact staan. In 2006 zijn heeft de Minister het startsein gegeven voor het vernieuwde kennisnetwerk OBN en het Kennisnetwerk Weidevogels ingesteld. In 2007 zal het kennisnetwerk als instrument om kennisbenutting te verbeteren worden opgenomen in het instrumentarium.

Expertisepool

Er is een aanzienlijke personele bijdrage geleverd aan grote LNV-brede beleidstrajecten teneinde een goede verbinding te leggen tussen beleid en de benutting van de daartoe relevante kennis: o.a. FES Aviaire Influenza, MRSA en Zoönosen, Kennisagenda’s, BTG-traject, Quick scan Prioritaire stoffen, soortenbeleid, Natura 2000, kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit, Kaderrichtlijn water, Biodiversiteit, Voedselkwaliteit, Mest- en mineralen, Diergezondheid, Dierenwelzijn, Plantgezondheid, Kenniskring Weidevogels, stelsel van effectindicatoren en meetstrategieën voor de Agenda Vitaal Platteland, Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie, Project Landschap ontwikkelen met Kwaliteit.

Prestatie

IndicatorReferentie-waardeReferen-tiejaarRaming 2006StreefwaardeRealisatie 2006Bron
Percentage positief beoordeelde onderzoeksprogramma’s DLO100%2003100%100%100%LNV
Aantal onderzoeken open programmering25200425stabiel28LNV
Aantal stimuleringsprogramma’s65200465stabiel78LNV
Percentage jaarprogramma’s WOT met positieve beoordeling100%2004100%100%100%DLO
Aantal regionale groene innovatieprojecten31200470stabiel43LNV
Aantal voorlichtingsprojecten40200440stabiel54LNV

Toelichting:

WOT-programma’s

In de in 2006 gepubliceerde visitatierapporten van RIKILT en CIDC wordt de uitvoering van de WOT-taken resp. voedselveiligheid en diergezondheid zeer hoog gewaardeerd.

27 Reconstructie

Reconstructie

kst-31031-XIV-1-9.gif

Algemene beleidsdoelstelling

Een vitaal platteland in de concentratiegebieden intensieve veehouderij met name in Zuid en Oost Nederland.

• Een verbeterde structuur van de landbouw in de extensiverings-, verwervings- en landbouwontwikkelingsgebieden.

• Een verbeterde structuur van de bedrijvigheid in de reconstructiegebieden, zowel binnen als buiten de landbouw.

• Een adequaat voorzieningenniveau in de plattelandsgemeenten.

Doelbereiking en maatschappelijk effecten

In 2006 is succes geboekt met betrekking tot het uitvoeringsgereed maken van de reconstructie. Binnen het Uitvoeringscontract en de Taskforce Landinrichting hebben de provincies hun regierol bewuster opgepakt. De met de provincies overeengekomen 2-jarige verplichtingen in het kader van het Uitvoeringscontract 2005–2006 zijn voor een belangrijk deel aangegaan.

De Tweede Kamer is per brief (Kamerstuk 2005–2006, 29 949, nr. 46) geïnformeerd over de wijze waarop de verschillende outcomeen outputindicatoren in de LNV-begroting 2007 worden weergegeven. De laatste open eindjes liggen vooral op de beleidsterreinen die gelieerd zijn aan doelstellingen van het Rijksmeerjarenprogramma van de Agenda Vitaal Platteland (MJP-2). De vertaling naar outcome- en output indicatoren is nog niet op alle punten afgerond. In de LNV begroting 2008 zullen alle beleidsdoelstellingen zijn voorzien van outcome- en outputindicatoren.

Succesfactoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van het bestuurlijke draagvlak, het formuleren van integraal werken als rijksdoel.

Maatschappelijk effect

IndicatorReferentiewaardePeildatumRaming 2006Realisatie 2006StreefwaardePlanningBron
Aantal gereconstrueerde plattelandsgebieden in Zuid en Oost Nederland01 januari 2005pmpm12x2015

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000
27 ReconstructieRealisatieVastgestelde begroting 2006Verschil
 2003200420052006  
Verplichtingen52 08866 46068 974144 82445 17899 646
Uitgaven35 31931 42446 63761 15451 2419 913
Programma-uitgaven19 88018 34533 35748 34838 3829 966
27.11 Uitvoeren reconstructie19 88018 34533 35748 34838 3829 966
– Flankerende maatregelen EHS  31575853– 278
– Duurzaam waterbeheer  277 3209 388– 2 068
– Duurzame landbouw  271 83801 838
– Overige maatregelen  101 2572 260– 1 003
– Agenda Vitaal Platteland  4 8004003 881– 3 481
– Reconstructie algemeen3 3716 417 2 6402 58753
– Rijksacties MJP-2  4 028   
– SGB UC 2001–200416 50911 928 29 65018 71310 937
– Milieu (via SGB) UC 2005–2006  24 4344 5827003 882
– Landschap   86 86
       
Apparaatsuitgaven15 43913 07913 28012 80612 859– 53
27.21 apparaat16116019324417965
27.22 baten-lastendiensten15 27812 91913 08712 56212 680– 118
Ontvangsten1 0672864917 1143 65013 464

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie houdt verband met een aanzienlijke versnelling bij de reconstructie zandgebieden in 2006 door de provincies. De gerealiseerde verplichtingen over 2005–2006 voor de reconstructie zijn 25% hoger dan begroot. De overige hogere verplichtingen zijn gerealiseerd in de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB). De verplichtingen zijn deels opgehoogd bij 2e suppletore begroting. De uitgaven vinden plaats in de periode dat de ILG in werking is getreden.

De hogere uitgaven op de uitvoeringscontracten zijn mede het gevolg van een bijdrage die VROM en V&W hebben geleverd van respectievelijk € 5,9 mln. en € 7,2 mln. ten behoeve van de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Ambtelijk Personeel Directie Platteland167162
Overig personeel DP580
Materieel1915
Overig apparaat02
Bijdrage aan DLG12 56212 680
Totaal apparaatuitgaven12 80612 859

Toelichting op de ontvangsten

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
EU-bijdragen5 0623 650
Bijdrage van derden12 052 
Totaal17 1143 650

De EU-bijdragen zijn ten behoeve van de Subsidie Gebiedsgericht beleid (SGB) hoger dan geraamd.

De hogere realisatie op bijdragen van derden houdt voornamelijk verband met een ontvangst uit het Groenfonds ad € 11,8 mln. ter invulling van de ramingsbijstelling (opgenomen in 2e suppletore begroting).

Overzicht afgeronde onderzoeken

Reconstructiewet.

De Evaluatie Reconstructiewet verkeert in de eindfase. De uitkomsten van de evaluatie gaan in de 1e helft van 2007 naar de Tweede Kamer.

Uitvoeringscontract 2005–2006.

Er is een evaluatie geweest over de totstandkoming van het UC. Hieruit kwam naar voren dat er meer duidelijk vooraf nodig is over (1) financieringsafspraken convenantvorming; (2) integraal provinciaal kader beleidskader in afstemming met de plangebieden; (3) reikwijdte te onderhandelen onderwerpen; (4) systematiek van monitoring. Inmiddels is afgesproken dat de provincies zorgdragen voor rapportage en verantwoording aan de Tweede Kamer.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoekOD’s2006Realisatie 2006
Overig onderzoek   
– Reconstructiewet27.11Xafgerond
– Overgangscontract ILG 2005–200627.11Xafgerond

27.11 Uitvoeren reconstructie

Doelbereiking

De uitvoering van de reconstructie verloopt voorspoedig. De reconstructiemiddelen 2005–2006 zijn volledig benut, daarnaast hebben de provincies Overijssel en Limburg de realisatie van rijksdoelen versneld via voorfinanciering: € 10 mln.

De instrumentele knelpunten in de uitvoering zijn opgelost. Vooruitlopend op het ILG zijn de leerervaringen van de reconstructie, ook voor niet reconstructieprovincies, middels een evaluatie ontsloten. Rijksbreed zijn de resultaten uitgewisseld via een minisymposium.

In het kader van duurzame waterbeheer en landbouw is actief deelgenomen aan projecten voor verplaatsing van intensieve veehouderij bedrijven.

Voor het ruilproces van grond zijn in 2006 voor de reconstructie 17 ha. gronden verworven.

In 2005 zijn alle 12 reconstructieplannen in de vijf provincies vastgesteld door de Provinciale Staten en goedgekeurd door het Rijk. In de verschillende uitvoeringsovereenkomsten met de betrokken provincies zijn afspraken gemaakt over de uitvoering.

In 2016 en 2017, twaalf jaar na vaststelling van de reconstructieplannen, zullen de reconstructiegebieden zijn gerealiseerd.

De implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft grote invloed op het LNV beleid. Tevens beïnvloed LNV hiermee het beleid, proces en producten van het ministerie van V&W en binnen de EU. De belangrijkste producten zijn het vaststellen van normen en maatregelenpakketten om de KRW te halen. LNV voert ter ondersteuning hiervan een kosteneffectiviteitsanalyse uit voor de LNV sectoren.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

28 Nominaal en onvoorzien

Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Budgettaire gevolgen «Nominaal en onvoorzien»

Bedragen x € 1 000
Nominaal en OnvoorzienRealisatieBegrotingRealisatie
 20032004200520062006
Verplichtingen000– 12 1150
Uitgaven000– 12 1150
U2811 Prijsbijstelling00000
U2812 Loonbijstelling00000
U2813 Onvoorzien000– 12 1150
Ontvangsten00000

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De in 2006 bij Voorjaarsnota toegekende Loon- en prijsbijstelling, alsmede de bij begroting 2006 toebedeelde taakstellingen zijn toegedeeld c.q. verwerkt bij de relevante artikelen en daardoor niet zichtbaar in de bovenstaande tabel.

29 Algemeen

Algemeen

kst-31031-XIV-1-10.gif

Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma, toegelicht die niet vallen onder de beleidsartikelen. Dit betreft de apparaatsuitgaven van een aantal algemene onderdelen van het kerndepartement, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen door onder meer de productschappen.

Budgettaire gevolgen «Algemeen»

Bedragen x € 1 000
AlgemeenRealisatieBegrotingRealisatie
 20032004200520062006
Verplichtingen287 051247 143238 409207 424240 044
Uitgaven287 260247 145238 408207 420240 018
Programma-uitgaven48 88443 42249 61241 07947 462
29.11 Internationale contributies7 4716 4068 2567 4208 297
29.12 Uitvoering van EU-maatregelen41 41337 01641 35633 65939 165
      
Apparaatsuitgaven238 376203 723188 796166 341192 556
29.21 Apparaat204 863171 403188 796158 094184 433
29.22 Baten-lastendiensten33 51332 32008 2478 123
Ontvangsten389 150474 161420 646284 534353 376

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere uitgaven bij internationale contributies hangen samen met uitgaven in het kader van de COP-14 conferentie. De hogere uitgaven bij het onderdeel Uitvoering van EU-maatregelen hangen samen met apurementsuitgaven. De hogere apparaatsuitgaven worden onderstaand toegelicht.

Toelichting op de apparaatsuitgaven:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Personeel algemene leiding en stafdirecties34 07733 491
Personeel overige directies38 73630 417
Materieel31 73132 738
Materieel Ministerie algemeen en huisvesting35 02834 632
Overig personeel en post-actieven44 86126 816
Bijdrage aan AID8 1238 247
Totaal apparaatsuitgaven192 556166 341

De totale apparaatkosten laten ten opzichte van het geraamd budget een stijging zien:

• De hogere uitgaven bij personeel overige directies hangt samen met het centraliseren van de uitgaven voor herplaatsingskandidaten, met de impuls voor het nieuwe personeelsbeheer en het intensiveren van de projectenpool.

• De hogere uitgaven bij overig personeel en post-actieven hangen met name samen met hogere uitgaven in het kader van de FPU, aanloopkosten voor P-direct, digitalisering van archieven en de transitie van de Raad voor Plantenrassen.

Toelichting ontvangsten:

Bedragen x € 1 000
 Realisatie 2006Begroting 2006
Landbouwheffingen335 731269 999
EU-ontvangsten5 7855 685
Overige ontvangsten11 8608 850
Totaal ontvangsten353 376284 534

De hogere ontvangsten hebben betrekking op hogere landbouwheffingen ad. € 66 mln. als gevolg van een toename van de importvolumes.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verslag gedaan van relevante aandachtspunten in de bedrijfsvoering van LNV (XIV) en het Diergezondheidfonds. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingsrapportage. Als vervolg op het interdepartementaal beleidsonderzoek Regeldruk en controletoren en in lijn met het Kabinetsstandpunt ter zake, wordt nu ook verantwoording afgelegd over de rechtmatigheid van financiële transacties door eventuele overschrijdingen van tolerantiegrenzen op artikelniveau op te nemen. Conform de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt in dit hoofdstuk verantwoording afgelegd over achtereenvolgens de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering LNV, de totstandkoming van beleidsinformatie, het financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

Financiële rechtmatigheid

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er in aangegane verplichtingen, uitgaven en ontvangsten 2006 geen onrechtmatigheden geconstateerd die de tolerantiegrens op artikelniveau overschrijden. Voor de mutatie in de saldibalanspost «voorschotten» is sprake van een overschrijding van de tolerantiegrens. Van oude voorschotten tot een bedrag van circa € 166 mln, die in 2006 zijn afgerekend, was het niet meer mogelijk om met voldoende zekerheid vast te stellen dat de besteding in overeenstemming was met alle onderdelen van de van toepassing zijnde wet en regelgeving. Bij de afwikkeling van oude voorschotten tot een bedrag van ca € 21. mln is niet aan alle in subsidieregelingen voorgeschreven vereisten voldaan.

Evenals in 2005 is in 2006 extra aandacht besteed aan de afwikkeling van lang openstaande voorschotten. Zo is in 2006 een bedrag van € 2,4 miljard aan voorschotten afgerekend. Met deze actie zijn nagenoeg alle oude openstaande voorschotten ontstaan voor 2003 afgerekend. Het restant betreft grotendeels voorschotten op meerjarige verplichtingen. Ondanks de grote inzet is het niet altijd mogelijk gebleken voor de zorgvuldige eindafrekening benodigde bewijsstukken volledig te achterhalen waardoor er sprake is van een onzekerheid. Om tot versnelde administratieve afrekening te kunnen overgaan heb ik voor een deel van de af te rekenen voorschotten ad € 54 miljoen een bijzondere procedure vastgesteld. Deze procedure is gericht is gericht op een zorgvuldige afweging en autorisatie van de afwikkeling van deze dossiers. Overigens wordt opgemerkt dat tot nu toe niet is gebleken dat er sprake is geweest van een onrechtmatige besteding van subsidiegelden door de eindbegunstigden.

Totstandkoming van beleidsinformatie

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen relevante tekortkomingen geconstateerd in de totstandkoming van beleidsinformatie op artikelniveau.

Financieel en materieelbeheer

Specifieke opmerkingen en bevindingen:

Project versterking financiële functie

In het samenvattend accountantsrapport over 2005 adviseerde de Auditdienst de financiële functie bij LNV verder te versterken. Belangrijkste aanleiding hiervoor was het beheer van lang openstaande voorschotten inzake overdrachtsuitgaven door beleidsdirecties. Concrete resultaten op dit terrein zijn de opzet en implementatie van een shared service voor ondersteuning van financiële processen van beleids- en stafdirecties en het versterken van het financieel bewustzijn bij beleidsmedewerkers (o.a. via workshops). Voorts kan worden genoemd de versterking van de (inter)departementale regie op de bestaande versnippering in de inkoopfunctie en de introductie van een modulair subsidiestelsel. Het project versterking financiële functie zal in 2007 worden voortgezet omdat bij enkele beleidsdirecties op onderdelen in het financieel beheer verdere verbeteringen nodig zijn.

Modulair subsidiestelsel

Het huidige LNV-subsidiebeleid is een verzameling van grote en kleine regelingen die nogal van elkaar verschillen. Deze verscheidenheid werkt door in de kosten van de uitvoering en de administratieve lasten van burgers en ondernemers. Dit is ongewenst. Om deze lasten terug te dringen kiest LNV voor een modulair subsidiestelsel, dat bestaat uit één regeling met algemene bepalingen en toegespitste modules. Deze nieuwe «Regeling LNV-subsidies» is op 14 februari 2007 in de Staatscourant gepubliceerd.

Nationale Verklaring

De ministerraad heeft op 6 juli 2006 ingestemd met een «nationale verklaring» bij de Europese geldstromen. Dit is een verklaring op politiek niveau aan de Tweede Kamer waarmee de Minister van Financiën aan de Europese Commissie verklaart dat het financieel beheer van Europese gelden op orde is. Op 16 februari heb ik de verklaring inzake de declaratie van uitgaven bij het Europees Oriëntatie en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie, afgegeven aan de minister van Financiën. In die verklaring heb ik, op basis van de mij ten dienste staande informatie, de volgende twee aandachtspunten benoemd:

1. Controles op randvoorwaarden

In het kader van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, heeft de Raad ultimo 2003, de eisen inzake het Geïntegreerde Beheers- en ControleSysteem (GBCS) voor het controleren van aanvraaggegevens van agrariërs op randvoorwaarden (cross compliance) inzake het voldoen aan wettelijke bepalingen over milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn, voor hij in aanmerking komt voor inkomenssteun of bedrijfstoeslag, aangescherpt. Het implementatieproces is complex vanwege het feit dat de regelgeving ingewikkeld is, ruimte laat voor interpretatieverschillen en meerdere partijen (ook buiten LNV) betrokken zijn bij de implementatie en uitvoering. Uitkomsten van controles op randvoorwaarden kunnen leiden tot forfaitaire kortingen op de steunbetalingen aan agrariërs. Mogelijke politieke en financiële risico’s zijn verbonden aan de beleidsmatige- of politieke keuzes die zijn gemaakt in het implementatie- en uitvoeringsproces binnen Nederland. In januari 2007 heeft de Europese Commissie een controle uitgevoerd naar de toepassing van cross-compliance in Nederland. Uit de voorlopige, mondeling medegedeelde conclusies van de voorzitter van de Commissiedegelatie blijkt dat de implementatie en uitvoering op onderdelen – in ieder geval naar haar oordeel – niet EU conform is.

2. Lang openstaande vorderingen

In het kader van de implementatie van de nieuwe verordening inzake de financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zijn de lidstaten verplicht om voor lang openstaande vorderingen, conform Verordening (EG) 1290/2005, 50% aan de Europese Commissie af te dragen. Naar de stand van zaken van 31 januari 2007 over de stand per 15 oktober 2006 zal Nederland € 6 192 777,73 in 2007 moeten afdragen aan de Europese Commissie. Dit laat onverlet dat de terugvorderingsprocedure wordt voortgezet.

Overige specifieke aspecten van bedrijfsvoering

Aansturing ZBO’s

Op 31-12-2006 ontbrak nog voor tien externe organisaties een aansturingarrangement. Het werken aan de verzakelijking van de relaties tussen LNV en de externe organisaties blijft daarom een belangrijk aandachtspunt in 2007. Hierbij is ook aandacht voor de vraag in welke mate LNV ambtenaren zitting mogen hebben in besturen en secretariaten van externe organisaties. Belangrijk punt voor de aansturing van externe zelfstandige organisaties (RWT’s en ZBO’s) is dat alle financiële verantwoordingen over 2006 van een goedkeurende accountantsverklaring, waaronder een oordeel over de rechtmatigheid, zijn voorzien. Over 2005 ontbreekt in 9 accountantsverklaringen het oordeel over de rechtmatigheid.

Er is bij diverse organisaties nog onvoldoende zekerheid over de samenhang tussen publieke en private middelen. Verder is de verantwoordingsinformatie van de externe organisaties over de geleverde prestaties in veel gevallen te summier. Aansturing en verantwoording blijft daarom ook voor 2007 een belangrijk aandachtspunt.

Pilot BLS

Bij LNV vindt in nauwe samenwerking met Financiën de pilot «Baten-Lasten» plaats. Het doel hiervan is het verwerven van inzicht in de meerwaarde van het baten-lastenstelsel voor de rijksoverheid. Voorts wordt gekeken of de bedrijfsvoering van het kerndepartement doelmatiger wordt en wat de mogelijke consequenties zijn voor een rijksbrede invoering van het baten-lastenstelsel. De pilot heeft betrekking op de verantwoording over 2007. In 2006 zijn voorbereidingen getroffen voor het uitvoeren van de pilot in 2007. In 2008 zal de verantwoording 2007 op basis van een baten-lastenstelsel naar de Tweede Kamer worden gestuurd evenals de evaluatie over de pilot.

Erkenning betaalorganen

Ultimo 2005 is een nieuwe Raadsverordening inzake de financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) vastgesteld. Deze heeft onder andere tot gevolg dat de financiering van marktmaatregelen en inkomenssteun vanaf 1 januari 2007 plaats vindt uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en de maatregelen inzake plattelandsontwikkeling uit het Europees Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). De Dienst Regelingen (DR) en de Dienst Landelijk Gebied (DLG) fungeren als erkende betaalorganen. Hiermee is tevens aangesloten bij de wens van de Europese Commissie om het aantal betaalorganen per lidstaat te verminderen.

Informatiebeveiliging

Gezien het toenemende belang van ICT voor de bedrijfsvoering neemt ook het belang van informatiebeveiliging toe en moet dit aan hogere eisen voldoen. Daarnaast stelt de EU eisen aan informatiebeveiliging die per medio oktober 2007 moeten zijn geïmplementeerd. Op dit moment is er sprake van een achterstand in het monitoren van de bestaande informatiebeveiligingsmaatregelen en in het invoeren van nieuwe maatregelen. In 2007 zal hier extra aandacht aan worden gegeven, Zoals het opnieuw vaststellen van het Informatiebeveiligingsbeleid (AKI) en het standaardbeveiligingsniveau (SBNI).

C. JAARREKENING

7. DE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2006 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV)Bedragen x € 1 000
  (1)(2)(3)
ArtOmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting RealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke Vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL 2 144 254478 027 2 393 253595 504 248 999117 477
           
 Beleidsartikelen         
21Duurzaam ondernemen269 956292 20736 595382 207390 18451 619112 25197 97715 024
22Agrarische ruimte23 98151 67567 545128 83881 46570 254104 85729 7902 709
23Natuur430 884433 72737 644769 120418 10347 418338 236– 15 6249 774
24Landschap en recreatie136 313153 635800244 588164 6268 057108 27510 9917 257
25Voedselkwaliteit en diergezondheid105 871105 87132 940150 058148 19618 39744 18742 325– 14 543
26Kennis en innovatie867 360860 59314 319922 439889 50729 26955 07928 91414 950
27Reconstructie45 17851 2413 650144 82461 15417 11499 6469 91313 464
           
 Niet-beleidsartikelen         
28Nominaal en onvoorzien– 12 115– 12 115    12 11512 115 
29Algemeen207 424207 420284 534240 044240 018353 37632 62032 59868 842

De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.

8. DE SALDIBALANS

2 Saldibalans van het ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit per 31 december 2006

2.1 Saldibalans per 31 december 2006

1)Uitgaven ten laste van de begroting 20062 393 248 304 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting 2006595 503 993
3)Liquide middelen31 868 302    
    6a)Rekening-courant RIC2 584 232 764
8)Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen)774 693 548 9)Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden)20 073 397
10)Openstaande rechten0 10a)Tegenrekening openstaande rechten0
11)Extra-comptabele vorderingen2 064 879 837 11a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen2 064 879 837
12a)Tegenrekening extra-comptabele schulden0 12)Extra-comptabele schulden0
13)Voorschotten1 600 162 239 13a)Tegenrekening voorschotten1 600 162 239
14a)Tegenrekening garantieververplichtingen337 237 201 14)Garantieverplichtingen337 237 201
15a)Tegenrekening openstaande verplichtingen2 572 829 264 15)Openstaande verplichtingen2 572 829 264
16)Deelnemingen0 16a)Tegenrekening deelnemingen0
 Totaal9 774 918 695  Totaal9 774 918 695

2.2 Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.

Toelichting per balanspost

Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2006 2 393 248 304

De uitgaven over 2006 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel verplichtingen en uitgaven.

Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2006 595 503 993

De ontvangsten over 2006 zijn gespecificeerd in het jaarverslag van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel ontvangsten.

Balanspost 3 Liquide Middelen 31 868 302

De post liquide middelen is onder andere samengesteld uit de saldi van de aan de kasbeheerders en kasvoorschothouders verstrekte gelden. Hierin is opgenomen o.a. het saldo per 31 december 2006 van het Groenfonds ad. € 26 746 724.

Balansposten 6a. Rekening-Courant RIC-Financiën 2 584 232 764

Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Financiën per 31 december 2006.

Toelichting

 Bedrag
Het saldo rekening courant met het Ministerie van Financiën is als volgt samengesteld: 
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 416 853 702
Ministerie van LNV/EOGFL/EM (LEF)1 167 379 062
Totaal2 584 232 764

Op de rekening-courant LNV/EOGFL/EM (LEF) vindt verantwoording plaats van de Europese regelingen van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor de Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Bij een deel van deze regelingen vindt nationale financiering plaats waardoor de rekening-courant niet gelijk is aan de schuld verhouding met de Europese Commissie.

Balanspost 8 Uitgaven buiten begrotingsverband 774 693 548

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden zullen worden verrekend.

Specificatie

 Bedrag
Algemeen9 824 907
Te verrekenen met Diergezondheidsfonds8 184 276
Te verrekenen projecten11 806 126
EU ELGF Garantie uitgaven733 445 529
Gefinancierde interventievoorraad4 905 309
Bommenregeling tbv Ministerie van Binnenlandse Zaken6 527 401
 774 693 548

EU ELGF Garantie-uitgaven

De gelden die het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de Europese fondsen ELGF voorfinanciert betreft de declaraties van de maanden november (16/10–30/11) en december. De gedeclareerde bedragen zijn in 2007 ontvangen respectievelijk in de maanden januari en februari. De onderstaande tabel geeft inzicht in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het ELGF van de jaren waarvan de declaraties nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

 OmschrijvingBedrag
 Restant EU boekjaar 200560 859
 EU boekjaar 2006 in 2005 gerealiseerde uitgaven528 291 644
Vordering 31 december 2005 528 352 503
   
 EU boekjaar 2006 in 2006 gerealiseerde uitgaven688 293 831
 Niet gehonoreerde uitgaven*– 60 859
 Ontvangst EU-boekjaar 2006– 1 209 644 113
 Niet gehonoreerde uitgaven*– 167 296
   
Nog te vorderen 6 774 066
   
 EU boekjaar 2007 in 2006 gerealiseerde uitgaven726 671 463
   
Vordering 31 december 2006 733 445 529

* Deze uitgaven zijn door de EU niet gehonoreerd en zijn derhalve vanuit de LNV-begroting bekostigd.

Het saldo van het bedrag over 2006 ad. € 6 774 066 zal met de goedkeuring van de jaardeclaratie van het betreffende jaar worden verrekend.

Gefinancierde interventievoorraad:

BeginvooraadNihil
Inkopen5 187 556
Verkopen– 106 148
Waardevermindering– 176 099
Eindvoorraad4 905 309

Balanspost 9 Ontvangsten buiten begrotingsverband 20 073 397

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten zullen worden verrekend

Specificatie

 Bedrag
Algemeen4 605 826
Contante waarborgen produktschappen4 665 522
Reservering bezwaar SFSH1 513 718
Af te dragen loonheffing en sociale premies9 288 331
Totaal20 073 397

Balanspost 11 Extra Comptabele Vorderingen 2 064 879 837

De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend, alsmede opgelegde mestheffingen.

Specificatie

Mineralenboekhouding Bureau Heffingen12 329 483
Landbouwgronden1 383 744 349
Leningen123 597 156
Gestelde zekerheden410 104 619
Voorschot Particuliere Natuurbeschermingsorganisaties55 906 028
Bijdrage nationale en europese subsidies7 285 210
Executoriale Beslagen tbv derden9 914 138
Algemeen61 998 854
Totaalbedrag2 064 879 837

Toelichting landbouwgronden:

Het saldo bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van het Ministerie aan het Bureau Beheer Landbouwgronden van € 776 mln waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden zijn verworven die na doorlevering aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 396 mln nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd.

Voorts heeft Dienst Landelijk Gebied nog € 212 mln te vorderen uit hoofde van nog niet afgesloten landinrichtingsprojecten.

Toelichting leningen:

 Bedrag
St. Groninger landschap23 458
WUR (Stichting DLO)96 209 425
WUR Praktijkonderzoek22 722 099
WUR IAC/ILRI4 642 174
Totaal123 597 156

Rente en aflossing St. Groninger Landschap is ontvangen op 2 januari 2007. Hierdoor blijft het saldo ten opzichte van 2006 ongewijzigd.

Gestelde zekerheden

BetaalorgaanSpecificatie
PVVE5 980 820
PT14 302 079
Dienst Regelingen389 821 720
Totaal410 104 619

Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gevraagd. De uitvoering hiervan vindt plaats bij de Betaalorganen.

Toelichting Algemeen

Dit betreft o.a. te vorderen douanerechten van de produktschappen.

Balanspost 12 Extra comptabele schulden Nihil

Balanspost 13 Voorschotten 1 600 162 239

Onder voorschotten wordt verstaan de vooruit verstrekte gelden, welke op 31 december 2006 nog niet waren verrekend.

(x €1000)
Beleidsartikelen20062005200420032002 en eerderTotaal
21 Duurzaam ondernemen63 11532 65523 4328 07511 689138 966
22 Agrarische ruimten000302858
23 Natuur205 200119 37467 58141 81848 690482 663
24 Landschap en recreatie43 2998 9942 9242 1285 68263 027
25 Voedselkwaliteit & Diergezondheid76 53911 7427 2522 29210 081107 906
26 Kennis en innovatie869 921844 44395 74628 87370 9421 909 925
27 Recontructie4260000426
28 Nominaal en onvoorzien000000
29 Algemeen8 2972 10351049010 959
Medebewindskosten28 945000028 945
       
Totaal1 295 7421 019 311197 44583 265147 1122 742 875
Overige voorschotten18 849    18 849
Correctie Normatieve Onderwijssubsidies– 598 006– 563 556   – 1 161 562
Totaal716 585455 755197 44583 265147 1121 600 162
(x € 1000)
Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2006Bedrag
Beginstand 1 januari2 882 364
Verstrekte voorschotten+ 1 253 296
Eindafgerekende voorschotten-/- 1 373 936
Correctie normatieve onderwijssubsidies-/- 1 161 562
Eindstand 31 december1 600 162

In 2006 is door het Ministerie van Natuur Landbouw en Voedselkwaliteit besloten om de normatieve onderwijssubsidies aan te merken als bestemmingsbedragen. Een belangrijk gevolg van dit besluit is dat de normatieve onderwijssubsidies niet meer als voorschot worden geregistreerd. In bovenstaande opstelling is het besluit met terugwerkende kracht doorgevoerd.

Medebewindskosten: Op deze post zijn de nog niet afgerekende voorschotten inzake de medebewindkosten opgenomen. Bij de vaststelling van de definitieve bijdrage zullen de voorschotten worden afgeboekt.

(x € 1000)
  Bedrag
Stand 1-1-2006 30 103
Bij:28 945 
Af:–/-30 103 
  -/- 1 158
Stand 31-12-2006 28 945
(x € 1000)
ProductschapOmschrijving2006Totaal
HPAVs.medebewind12 36612 366
PZVs.medebewind7 1007 100
PVVEVs.medebewind5 5365 536
PTVs.medebewind3 1133 113
PVIVIVs.medebewind830830
 Totaal28 94528 945

Overige openstaande voorschotten

Voorschotten t.b.v. operationele programma’s in het kader van gemeenschappelijke marktordening groente en fruit.

Balanspost 14 Garantieverplichtingen 337 237 201

Garanties

Voor de samenstelling wordt verwezen naar paragraaf 2.3, de staat van garantieverplichtingen.

Balanspost 15 Openstaande verplichtingen 2 572 829 264

Het saldo van de openstaande verplichtingen per 31 december 2006 kunnen vanaf 2007 tot betaling leiden.

(x €1000)
HoofdbeleidsterreinenStand per 01-01-2006In 2006 aangegaan+Negatieve bijstelling-/-Uitgaven -/-Stand per 31-12-2006
21 Duurzaam ondernemen99 851382 20712 872390 18379 003
22 Agrarische ruimte147 995128 83837 85681 464157 513
23 Natuur809 450693 93442 120418 1021 043 162
24 Landschap en recreatie180 613244 58712 320164 626248 254
25 Voedselkwaliteit& Diergezondheid20 636150 0573 735148 19518 763
26 Kennis en innovatie804 980922 4385 436889 506832 476
27 Reconstructie79 137144 82360361 154162 203
28 Nominaal en onvoorzien00000
29 Algemeen0240 0440240 01826
Subtotaal2 142 6622 906 928114 9422 393 2482 541 400
Buiten begrotingsverband22 94011 5333 0321231 429
Totaal generaal2 165 6022 918 461117 9742 393 2602 572 829

2.3 DE STAAT VAN GARANTIE-VERPLICHTINGEN

Garantie verplichtingen per 31 december 2006
Artikela) ten behoeve vanb) aanIngangsdatumlooptijd in jarenMaximaal verleendLopende verplichting
21a) Stichting Borgstellingsfonds voor de Land- en Tuinbouw  92 200 00050 002 000
 Subtotaal artikel  92 200 00050 002 000
      
23a) Rente en aflossingen van leningen inzake aankoop van natuurgebieden en landschappen    
 b) AMEV16-05-1994145 134 1861 037 984
 b) Alg. Spaarbank voor Nederland01-04-1992303 630 2422 790 822
  05-06-1992304 537 8023 489 847
 b) Internationale Nederlanden24-01-199730907 561775 466
 b) Algemeen burgerlijk pensioenfonds21-12-1989202 722 6811 813 697
  16-07-1990302 722 6811 959 332
  11-07-1997196 096 8754 048 743
  26-05-1998303 176 4622 729 154
 b) Bank Nederlandse Gemeenten01-04-1997304 084 0223 458 584
  02-06-1997185 912 1483 678 560
  22-07-1997204 056 1412 783 185
  22-12-1997302 722 6812 306 832
  22-10-1998304 991 5824 277 075
  15-03-1999304 084 0223 567 058
  15-04-1999104 168 1501 421 622
  30-06-1999202 362 5061 759 500
  01-07-1999302 722 6812 368 265
  30-01-2001202 834 5172 370 911
  28-02-2001309 075 6048 353 430
  01-10-2001205 230 0004 367 201
  19-11-2001309 075 0008 274 506
  24-12-2002109 100 0009 100 000
  18-09-20032018 513 81915 695 783
 b) ASF Graf.Bedr./Telegraaf/Fortis15-12-1997202 359 6571 617 649
 b) Ned. Waterschaps Bank01-09-20021012 942 44311 224 443
 b) Ministerie van Financiën15-12-2003109 076 0008 606 000
  01-06-20041021 452 78119 132 781
  15-11-2004109 076 0008 736 000
  15-12-20041024 100 00023 180 000
  05-01-20051022 100 00021 260 000
  15-09-20051016 064 65915 700 000
  30-12-2005109 076 0008 896 000
  19-01-20061045 000 00044 100 000
  26-01-20061021 110 00021 110 000
  14-03-2006109 076 0009 076 000
 Subtotaal artikel  319 294 903285 066 622*
      
26b) Gebouwen en terreinen voor gesubsidieerde scholen Agrarisch onderwijs  14 103 4892 055 624
 b) Gebouwen Stichting Studenten huisvesting in Deventer  748 737112 955
 Subtotaal artikel  14 852 2262 168 579
 Totaal generaal  426 347 129337 237 201

* in dit totaal zijn afrondingsverschillen verwerkt

9. BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2006 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV)

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting
Algemene Inspectiedienst   
Totale baten57 95866 2868 328
Totale lasten57 92564 4606 535
Saldo van baten en lasten331 8261 793
    
Totale kapitaalontvangsten4 6307 3252 695
Totale kapitaaluitgaven8 7898 84859
    
Dienst landelijk Gebied   
Totale baten91 772110 26118 489
Totale lasten91 772108 03016 258
Saldo van baten en lasten02 2312 231
    
Totale kapitaalontvangsten10 0408 046– 1 994
Totale kapitaaluitgaven15 24612 533– 2 713
    
Dienst Regelingen   
Totale baten163 185163 753568
Totale lasten163 185168 3265 141
Saldo van baten en lasten0– 4 573– 4 573
    
Totale kapitaalontvangsten14 50020 0005 500
Totale kapitaaluitgaven26 31836 2569 938
    
Plantenziektenkundige Dienst   
Totale baten26 54835 1128 564
Totale lasten30 41435 1124 698
Saldo van baten en lasten– 3 86603 866
    
Totale kapitaalontvangsten2 500930– 1 570
Totale kapitaaluitgaven3 7042 561– 1 143
    
Voedsel en Warenautoriteit   
Totale baten154 167169 29115 124
Totale lasten155 105169 44714 342
Saldo van baten en lasten– 938– 156782
    
Totale kapitaalontvangsten6 1708 2782 108
Totale kapitaaluitgaven11 73611 79862

Algemene Inspectie Dienst (AID)

Profiel

De Algemene Inspectiedienst (AID) is een handhavingorganisatie van het ministerie van LNV die, door middel van de instrumenten controle, verificatie en opsporing, de naleving van de LNV-regelgeving op programmatische wijze bevordert. Waar effectief uit oogpunt van naleving wordt de inzet van hiervoor bedoelde instrumenten begeleid door handhavingcommunicatie. Op basis van waarnemingen en ervaringen in de handhavingpraktijk adviseert de AID de Minister en beleidsdirecties van LNV over voorgenomen of reeds vigerend beleid en regelgeving. Ten behoeve van de uitvoering van deze taak beschikken de ambtenaren AID over toezichthoudende en opsporingsbevoegdheden. Deze bevoegdheden worden in onderlinge samenhang ingezet. Opsporing vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie.

Financieel resultaat

De AID heeft over 2006 een positief resultaat behaald. Het saldo van baten en lasten is hoger dan de initiële begroting.

Na de vaststelling van de initiële begroting hebben uitbreidingen in het opdrachtenpakket voor 2006 plaatsgevonden. Daarnaast is er meer omzet gerealiseerd door de inzet die is gepleegd op crisispreventie Aviaire Influenza, Klassieke Varkenspest en Bluetongue Disease.

De gemiddelde productiviteit per medewerker is hoger uitgevallen. Dit is met name te danken aan een laag ziekteverzuim en relatief weinig overheadactiviteiten. Daarnaast zijn de afschrijvingskosten lager uitgevallen. Deze hebben hoofdzakelijk een constant karakter maar niet alle geplande investeringen in ICT zijn gerealiseerd. Daarnaast hebben veel vervangingsinvesteringen in met name dienstauto’s pas aan het eind van het jaar plaatsgevonden, waardoor hier in 2006 minder op is afgeschreven.

Balans per 31 december 2006

Bedragen x € 1 000
 31-12-200631-12-2005
Activa  
Immateriële activa1 5031 327
Materiele activa  
* grond en gebouwen  
* installaties en inventarissen1 3301 435
* overige materiele vaste activa (hardware)8 7666 210
Debiteuren64419
Vordering moederdepartement02 353
Nog te ontvangen2 0271 679
Liquide middelen7 9124 692
Totaal activa22 18217 715
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve1 8720
* verplichte reserve  
* onverdeeld resultaat1 8261 872
Leningen bij MvF7 2465 494
Voorzieningen5881 072
Crediteuren2 7373 436
Nog te betalen7 9135 841
Totaal passiva22 18217 715

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement57 41865 3007 882
Opbrengst derden500763263
Rentebaten40223183
Buitengewone baten000
Totaal baten57 95866 2868 328
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten40 80544 3643 559
* materiële kosten12 74316 5743 831
Rentelasten344216– 128
Afschrijvingskosten   
* materieel3 3752 229– 1 146
* immaterieel658793135
Overige lasten   
Dotaties voorzieningen0284284
Buitengewone lasten00 
Totaal lasten57 92564 4606 535
    
Saldo van baten en lasten331 8261 793

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2006– 1864 6924 878
2. Totaal operationele kasstroom4 0684 743675
  3a. Totaal investeringen (-/-)– 4 480– 5 923– 1 443
  3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)150274124
3. Totaal investeringskasstroom– 4 330– 5 649– 1 319
  4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)02 3532 353
  4c. Aflossingen op leningen (-/-)– 4 309– 2 9251 384
  4d. Beroep op leenfaciliteit (+)4 4804 698218
4. Totaal financieringskasstroom1714 1263 955
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4) maximale roodstand € 0,5 mln.)– 2777 9128 189

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Profiel

De Dienst Landelijk Gebied (DLG) realiseert groene plannen voor 16 miljoen Nederlanders. DLG zoekt altijd naar samenwerking en oplossingen die passen bij de (bestuurlijke) wensen en de eigenschappen van het gebied. Bij het inrichten van groene gebieden voor recreatie, natuur, water of landbouw, vertaalt DLG abstract beleid naar uitvoering in concrete projecten. Hiervoor verwerft en ontwikkelt de dienst gronden, richt die grond opnieuw in en draagt het gebied vervolgens over aan gebiedsbeherende instanties en individuele agrariërs.

Ook brengt DLG geldstromen bij elkaar en heeft de dienst inzicht in subsidiemogelijkheden. DLG werkt binnen één opdracht voor meerdere overheden. Met de hulp van het uitgebreide netwerk van overheden en organisaties worden projecten gerealiseerd.

DLG is een agentschap van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De dienst werkt voor bestuurlijke opdrachtgevers en voert wettelijke taken uit.

Financieel resultaat

DLG heeft in 2006 een hoger saldo van baten en lasten bereikt dan begroot. Het verschil in de opbrengsten van het moederdepartement is te verklaren door een uitbreiding van de LNV-opdracht. DLG heeft in 2006 ook meer opdrachten van derden kunnen uitvoeren. Daarnaast zijn in de realisatie «opbrengsten derden» ook de niet begrote doorberekende additionele kosten opgenomen, alsmede een bedrag voor de bijdrage van de provincies aan het betaalorgaan. De uitbreiding van de LNV opdracht en de toename van de aanvullende opdrachten van tweeden en derden heeft geleid tot een toename van de personeelskosten.

In 2006 is door DLG minder geïnvesteerd in activa dan aanvankelijk was begroot. Dit resulteerde in lagere afschrijvingskosten. Daarnaast heeft er in 2006 een gedeeltelijke vrijval van de reorganisatievoorziening en huisvestingsvoorziening plaatsgevonden.

Balans per 31 december 2006

Bedragen x €1000
 31-12-200631-12-2005
Activa  
Immateriële vaste activa9 6032 814
Materiele vaste activa00
* grond en gebouwen00
* Installaties en inventarissen1 7441 889
* Overige materiële vaste activa4 8904 395
Voorraden00
Debiteuren6 5504 957
Nog te ontvangen van het moederdepartement00
Overig nog te ontvangen2 3112 348
Liquide middelen13 21611 792
Totaal activa38 31428 194
   
Passiva  
Eigen vermogen  
* Exploitatiereserve2 6131 775
* Verplichte reserves00
* Onverdeeld resultaat2 231838
Leningen bij het MvF17 61911 672
Voorzieningen1 6234 311
Crediteuren4 2872 194
Nog te betalen aan het moederdepartement475475
Overige nog te betalen9 4666 929
Totaal passiva38 31428 194

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement73 70986 90013 191
Opbrengst overige departementen1 9321 125– 807
Opbrengst derden9 03914 7505 711
Rentebaten292647355
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage000
Verborgen opbrengsten6 8006 83939
Totaal baten91 772110 26118 489
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten58 97077 48018 510
* materiële kosten19 72521 2291 504
Rentelasten621328– 293
Afschrijvingskosten   
* materieel2 5082 55648
* immaterieel2 698738– 1 960
Overige lasten   
Dotaties aan voorzieningen450– 1 163– 1 613
Buitengewone lasten02323
Verborgen lasten6 8006 83939
Totaal lasten91 772108 03016 258
    
Saldo van baten en lasten02 2312 231

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20067 98511 7913 806
2. Totaal operationele kasstroom5 2065 911705
  3a. Totaal investeringen (-/-)– 10 040– 10 434– 394
  3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3. Totaal investeringskasstroom– 10 040– 10 434– 394
  4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
  4c. Aflossingen op leningen (-/-)– 5 206– 2 0993 107
  4d. Beroep op leenfaciliteit (+)10 0408 046– 1 994
4. Totaal financieringskasstroom4 8345 9471 113
5. Rekening-courant RHB 31 december 2005(=1+2+3+4)7 98513 2155 230

Dienst Regelingen (DR)

Profiel

Dienst Regelingen is per 1 januari 2006 een baten-lastendienst van het Ministerie van LNV. Samen met enkele andere uitvoerende organisaties van het Ministerie is DR de «huisuitvoerder» van LNV regelingen. Het moederdepartement is de belangrijkste opdrachtgever van DR. Daarnaast streeft DR er actief naar om met haar expertise op het gebied van met name de uitvoering van «Europese regelingen» en als facilitair bedrijf bij crisis, ook – op niet-commerciële basis – andere (overheids)opdrachtgevers te verwerven. DR wil daarbij partner in beleid zijn voor opdrachtgevers vanuit een transparante en zakelijke verhouding. De opdrachten van DR betreffen met name:

De uitvoering van EU-regelingen, verordeningen en verplichtingen;

• Identificatie en Registratie van dieren, percelen en bedrijven;

• Vergunningen en ontheffingen;

• Subsidieregelingen en financieringsregelingen;

• Het plattelandsontwikkelingsbeleid;

• Het mestbeleid;

• De crisisbestrijding.

Enerzijds gaat het om het uitvoeren van subsidieregelingen (bijvoorbeeld: ooipremieregeling), waarbij de subsidieverkrijger «voordeel» heeft bij de uitvoering. Anderzijds betreft het de uitvoering «regulerende regelingen» (bijvoorbeeld in het mestbeleid, dat gericht is op het bereiken van milieudoelstellingen). Doelgroepen zijn met name agrarische ondernemers, maar ook bijvoorbeeld organisaties als natuurbeschermingsorganisaties.

Het jaar 2006 was een bijzonder jaar voor DR. Twee zeer grote regelingen, namelijk het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Nieuw Mestbeleid (NMB), werden in exploitatie genomen. Daarnaast is DR benoemd tot Certificerende Autoriteit voor de Structuurfondsen ESF en EFRO. Tenslotte werd in oktober 2006 de betaalfunctie van de productschappen overgenomen.

De balans per 31 december 2005 fungeert als openingsbalans voor de jaarrekening 2006 voor de baten-lastendienst.

Financieel resultaat

Dienst Regelingen heeft over 2006 een negatief resultaat gerealiseerd van circa € 4,6 mln. Er was van een sluitende begroting 2006 uitgegaan. De baten zijn circa € 0,6 mln. hoger. Naast een lagere opbrengst moederdepartement (€ 5,0 mln.) en een lagere opbrengst overige departementen (€ 0,9 mln) staat een hogere opbrengst derden (5,6 mln.) en hogere rentebaten (€ 0,5 mln.). De lasten zijn circa € 5,1 mln hoger ten opzichte van de begroting. De personele lasten zijn lager dan begroot (€ 6,8 mln.), terwijl de materiële lasten fors hoger zijn (€ 14,0 mln.). Dit heeft vooral te maken met hogere kosten voor nieuwe systemen die de werkprocessen verbeteren (EBS) en die de administratieve lastendruk verminderen (EDV) en kosten voor drukwerk en communicatie. De afschrijvingen zijn lager dan begroot (€ 4,2 mln).

Balans per 31 december 2006

Bedragen x € 1 000
 31-12-200631-12-2005*
Activa  
Immateriële vaste activa39 45225 848
Materiële vaste activa  
* grond en gebouwen1 1531 114
* installaties en inventarissen1 9282 327
* overige materiële vaste activa2 7893 718
Onderhanden werk8 4540
Debiteuren9 5503 045
Nog te ontvangen20 6307 790
Liquide middelen16 82936 978
Totaal activa92 33180 820
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
* exploitatiereserve8 5627 064
* onverdeeld resultaat– 4 5731 498
Leningen bij het MvF27 00021 836
Schuld aan het Moederdepartement0312
Voorzieningen2 5281 000
Crediteuren13 1139 797
Nog te betalen45 70139 313
Totaal passiva92 33180 820

* het betreft de definitieve openingsbalans van DR zoals deze bij 1e suppletore begroting 2006 is vastgesteld.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement145 486140 493– 4 993
Opbrengst overige departementen20001 089– 911
Opbrengst derden15 09920 6995 600
Rentebaten6001 118518
Bijzondere baten0354354
Totaal baten163 185163 753568
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten84 65777 826– 6 831
* materiële kosten62 33876 29113 953
Rentelasten934931– 3
Afschrijvingskosten   
* materieel2 4592 851392
* immaterieel12 7978 199– 4 598
Overige lasten0  
* Dotaties voorzieningen02 2282 228
* Buitengewone lasten0  
Totaal lasten163 185168 3265 141
Saldo van baten en lasten0– 4 573– 4 573

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 200620 19436 97516 781
2. Totaal operationele kasstroom15 256– 3 893– 19 149
  Totaal investeringen (-/-)– 14 500– 23 365– 8 865
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)0  
3. Totaal investeringskasstroom– 14 500– 23 365– 8 865
  Eenmalige uitkering aan000
  moederdepartement (-/-)   
  Eenmalige storting door000
  het moederdepartement (+)   
  Aflossingen op leningen (-/-)– 11 818– 12 891– 1 073
  Beroep op leenfaciliteit (+)14 50020 0005 500
4. Totaal financieringskasstroom2 6827 1094 427
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4)23 63216 826– 6 806

Plantenziektenkundige Dienst (PD)

Profiel

De opdracht van de Plantenziektenkundige Dienst is het weren, vrijwaren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. Dit om een duurzame, concurrerende en veilige land- en tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlands landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkomen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage. De Plantenziektenkundige Dienst voert deze taak uit in het kader van de Plantenziektenwet, Europese regelgeving en internationale verdragen.

Voor de uitvoering van wettelijke taken waarop het profijtbeginsel niet van toepassing is, en voor beleidsondersteuning ten behoeve van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ontvangt de Plantenziektenkundige Dienst een bijdrage van het ministerie van LNV. Voor de uitvoering van wettelijke taken waarop het profijtbeginsel van toepassing is, brengt de Plantenziektenkundige Dienst een in beginsel kostendekkend tarief (retributie) in rekening. Indien de dienst, afgeleid van zijn kerntaken, opdrachten voor derden uitvoert, betreft dat opdrachten die niet conflicteren met de wettelijke taken en bijdragen aan kennis en/of gelijkmatige arbeidsfilm.

Financieel resultaat

Het jaar 2006 sluit af met een nihil resultaat.

Ten opzichte van de begroting zijn de gerealiseerde baten in 2006 31% hoger. De gerealiseerde opbrengst derden benadert de begroting. De totale baten komen € 8,5 mln. hoger uit dan begroot met name als gevolg van de € 8,4 mln. hogere LNV-bijdrage. De totale lasten over 2006 zijn € 4,7 mln. hoger uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door hogere kosten voor huisvesting (€ 2,7 mln) en hogere materiële kosten (€ 1,6 mln).

Balans per 31 december 2006

Bedragen x € 1 000
 31-12-200631-12-2005
Activa  
Immateriële activa1 104972
Materiele activa  
– grond en gebouwen
– installaties en inventarissen2 3372 083
– overige materiele vaste activa390499
Voorraden
Debiteuren1 9053 394
Nog te ontvangen2 0562 880
Liquide middelen4 631908
Totaal activa12 42310 736
   
Passiva  
Eigen vermogen  
– exploitatiereserve01 068
– verplichte reserve
– onverdeeld resultaat– 1 198
Leningen bij MvF3 1833 567
Voorzieningen196698
Crediteuren1 1131 169
Nog te betalen7 9315 432
Totaal passiva12 42310 736

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie 2006Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement11 79820 1788 380
Opbrengst derden14 70014 493– 207
Rentebaten5013080
Buitengewone baten 311311
Bijzondere baten   
Totaal baten26 54835 1128 564
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten19 31419 450136
* materiële kosten9 90014 2234 323
Rentelasten150140– 10
Afschrijvingskosten   
* materieel57065787
* immaterieel450443– 7
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen30184154
* buitengewone lasten01515
Totaal lasten30 41435 1124 698
    
Saldo van baten en lasten– 3 8663 866

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2006504892388
2. Totaal operationele kasstroom1 1515 3634 212
  3a. Totaal investeringen (-/-)– 2 504– 1 3771 127
  3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
3. Totaal investeringskasstroom– 2 504– 1 3771 127
  4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
  4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)130130
  4c. Aflossingen op leningen (-/-)– 1 200– 1 18416
  4d. Beroep op leenfaciliteit (+)2 500800– 1 700
4. Totaal financieringskasstroom1 300– 254– 1 554
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4)4514 6244 173

Voedsel en Waren Autoriteit (VWA)

Profiel

De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) is binnen de rijksoverheid integraal verantwoordelijk voor het toezicht, de risicocommunicatie en de onafhankelijke risicobeoordeling op het terrein van voedsel- en productveiligheid en diergezondheid. Door de koppeling van deze drie kerntaken wil de VWA haar missie «zichtbare risicoreductie» realiseren.

De VWA bestaat uit 4 dienstonderdelen, namelijk de directie Toezichtbeleid & Communicatie, de Dienst Uitvoering, het bureau Risicobeoordeling en de directie Bedrijfsvoering.

In 2006 is de VWA gestart als baten-lastendienst van het ministerie van LNV. Het personeelsbestand van de VWA is door de bezuinigingen niet op haar formatieve sterkte gebracht en blijft met een bezetting van 1647 FTE eind 2006 hier ruim 178 FTE onder.

In het kader van de overdracht bandkeuring worden de PM keuringen door KDS uitgevoerd. De facturering van deze diensten vindt wel door de VWA plaats. De VWA draagt het debiteurenrisico voor de geleverde diensten door KDS. De opbrengsten van deze geleverde diensten en de kosten die de inhuur van KDS met zich meebrengt zijn niet in het resultaat meegenomen omdat deze activiteiten niet meer tot het takenpakket van de VWA behoren. De balansposten van de KDS administratie, waaronder de vergoeding voor het debiteurenrisico, zijn gezien het feit dat de VWA risicodrager is, wel in de jaarrekening opgenomen.

Financieel resultaat

Het resultaat van de VWA is – € 0,2 mln. De opbrengsten zijn ruim € 15 mln. en de kosten zijn ruim € 14 mln. hoger dan de begroting. Dit wordt veroorzaakt doordat in de begroting geen rekening gehouden is met de kosten voor de overdracht van de bandkeuring ad € 6,5 mln., de gestegen lonen en prijzen ad € 3,2 mln en de tijdelijke formatie ad € 2,9 mln. Daarnaast zijn extra kosten (o.a. inhuur practitioners) ad € 2,1 mln. als gevolg van Blue Tongue en overige verdenkingen en € 3,0 mln. als gevolg van de overgang naar de nieuwe VWA (harmonisatie arbeidsvoorwaarden) gemaakt.

Balans per 31 december 2006

Bedragen x € 1 000
 31-12-200631-12-2005
Activa  
Immateriële activa2 2561 479
Materiële activa  
– grond en gebouwen00
– installaties en inventarissen18 42219 976
– overige materiële vaste activa00
Voorraden1 3391 324
Debiteuren8 2454 836
Nog te ontvangen13 86215 220
Liquide middelen– 71137
Totaal activa44 05342 972
   
Passiva  
Eigen vermogen  
– exploitatiereserve0748
– verplichte reserves00
– onverdeeld resultaat– 156– 2 965
Leningen bij het MvF25 48425 051
Voorzieningen200574
Crediteuren5 3336 049
Nog te betalen13 19213 515
Totaal passiva44 05342 972

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement20 85943 94023 081
Opbrengst overige departementen76 71878 0921 374
Opbrengsten DGF02 2752 275
Opbrengst derden56 49042 449– 14 041
Rentebaten10011818
Overige baten02 0882 088
Buitengewone baten0329329
Totaal baten154 167169 29115 124
    
Lasten   
Apparaatskosten147 315160 97013 655
– personele kosten101 340105 9464 606
– materiële kosten45 97555 0249 049
Rentelasten1 072933– 139
Afschrijvingskosten6 2186 603385
– materieel5 5865 723137
– immaterieel632880248
Overige lasten   
Dotaties voorzieningen500433– 67
Buitengewone lasten0508508
Totaal lasten155 105169 44714 342
    
Saldo van baten en lasten– 938– 156782

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20067 090137– 6 953
2. Totaal operationele kasstroom5 2803 312– 1 968
  3a. Totaal investeringen (-/-)– 6 170– 6 1700
  3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3. Totaal investeringskasstroom– 6 170– 6 1700
  4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
  4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)02 2172 217
  4c. Aflossingen op leningen (-/-)– 5 566– 5 628– 62
  4d. Beroep op leenfaciliteit (+)6 1706 061– 109
4. Totaal financieringskasstroom6042 6502 046
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4)6 804– 71– 6 875

D. BIJLAGE

BIJLAGE EUROPESE GELDSTROMEN

1. Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van het ministerie van LNV. Zij bevat een samenhangend overzicht van deze geldstromen en de co-financiering met LNV-middelen en middelen van andere overheden en private partijen. De betreffende EU-middelen zijn gestoeld op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) en het Structuurbeleid.

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De eerste pijler bestaat voor een klein deel nog uit het klassieke markten prijsbeleid en voor het grootste deel uit de zgn. (al dan niet ontkoppelde inkomenssteun). De tweede pijler is het plattelandsbeleid. Het markt- en prijsbeleid richt zich op het stabiliseren van de landbouwprijzen en -inkomens. Hiervoor worden instrumenten ingezet als exportrestituties en interventiemaatregelen. Dit klassieke markt- en prijsbeleid is de laatste jaren stap voor stap afgebouwd en inmiddels grotendeels vervangen door een generiek systeem, de van de productie ontkoppelde directe inkomenssteun, die is verbonden aan maatschappelijke prestaties op het gebied van milieu, natuur, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Het plattelandsbeleid richt zich op versterking van de concurrentiekracht van de landbouw, op diversificatie van de plattelandseconomie en op het zorg te dragen voor natuur- en landschapsbeheer.

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld onder andere ten aanzien van minimummaaswijdten, minimum maten, gesloten tijden en gebieden en beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van stabiliteit van de vismarkt.

Het structuurbeleid is tot slot gericht op versterking van de sociale en economische cohesie tussen de regio’s in de EU. Naast het plattelandsbeleid uit de 2e pijler van het GLB, zijn ook vanuit dit beleid maatregelen gericht op de ontwikkeling van het platteland aan de orde.

2. Geldstromen

Aan de genoemde elementen van het Europese beleid op het terrein van LNV zijn geldstromen naar de lidstaten verbonden. De subsidies uit hoofde van de eerste en tweede pijler van het GLB komen voor het boekjaar 16 oktober 2005–15 oktober 2006 nog uit dezelfde Europese financieringsbron, te weten het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL, afdeling Garantie). Vanaf 16 oktober 2006 bestaan er twee fondsen voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, te weten het Europese Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europese Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELPO).

De geldstromen uit de eerste pijler hebben voornamelijk betrekking op prijs- en inkomensondersteunende instrumenten en worden volledig Europees gefinancierd. Bij de plattelandsmaatregelen uit de 2e pijler dient er sprake te zijn van nationale co-financiering door de overheid.

Het GVB bestaat voornamelijk uit gezamenlijke afspraken en regelgeving op communautair niveau. De gezamenlijke afspraken en regelgeving uit het GVB worden vanuit Brussel ondersteund door subsidies verbonden aan het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV).

Voor de uitvoering van het Europees structuurbeleid zijn meerjarige afspraken over doelstellingen gemaakt (Doelstelling 2 en Leader+). De afspraken verbonden aan Leader+ worden ondersteund door subsidies vanuit het Europees Oriëntatie – en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Oriëntatie (EOGFL, O). De afspraken verbonden aan Doelstelling 2 worden deels medegefinancierd vanuit EOGFL,O.

In tabel 1 is een overzicht van de ontvangen programma-gelden vanuit de EU opgenomen. De uitgaven uit hoofde van het markt- en prijsbeleid en de inkomenssteun geschieden buiten begrotingsverband en komen via officieel erkende betaalorganen in Nederland rechtstreeks vanuit de EU bij de belanghebbende terecht. Deze uitgaven worden door de betaalorganen (buiten de LNV-begroting) verantwoord richting de Europese Commissie. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die behoren tot het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de cofinanciering uit EOGFL-Garantie (ontvangsten) wèl op de LNV-begroting verantwoord.

Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2007 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers in 2006.

Tabel 1 Programma-uitgaven voor het jaar 2006; begroting en realisatie
(bedragen x € 1 mln.)Begroting 2006Realisatie 2006
Financieringsbron BeleidLNVOverig*EULNVOverig*EU
GLB/Plattelandsbeleid      
Duurzame landbouw208119195912
Natuur en landschap211623201223
Waterbeheer22010113216
Diversificatie2722114
Recreatie en toerisme0950116
Leefbaarheid01160168
Totaal45144655213069
       
GLB/Markt – en prijsbeleid      
Inkomens-/productiesteunn.v.t.n.v.t.754n.v.t.n.v.t.893
Interventies en restitutiesn.v.t.n.v.t.346n.v.t.n.v.t.454
Totaaln.v.t.n.v.t.1 100n.v.t.n.v.t.1 347

* overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen

In bovenstaande tabel zijn de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2006 die samenhangen met het plattelandsbeleid afgezet tegen de begroting 2006. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die zijn ondergebracht in het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende EU co-financiering op de LNV-begroting verantwoord. In het POP zijn zes prioritaire beleidsthema’s te onderscheiden. Ter uitvoering van de maatregelen uit de Verordening, worden rijksregelingen en provinciale programma’s ingezet.

Er is bijna € 4 mln meer aan EU cofinanciering ontvangen dan begroot. In 2006 zijn er in het POP meer provinciale projecten én rijksregelingen uitgevoerd dan geraamd. Daardoor is de realisatie van LNV uitgaven en van overige partijen hoger dan begroot. De uitgaven op het onderdeel duurzame landbouw zijn lager uitgevallen dan begroot. Dit komt met name door het intrekken van een aantal herverkavelingsprojecten. De uitgaven op het onderdeel waterbeheer zijn hoger dan begroot, omdat er in 2006 meer projecten zijn uitgevoerd dan oorspronkelijk begroot. Met name onder de SGB (Subsidie Gebiedsgericht Beleid) is meer gerealiseerd.

Tegenover de Europese subsidie-uitgaven staan ook afdrachten aan de EU. De voor LNV relevante afdrachten zijn de zogenaamde douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen, die onderdeel uitmaken van de Eigen Middelen van de Europese Unie. Deze ontvangsten worden verantwoord op artikel 29 van de LNV-begroting. Tabel 2 bevat de gerealiseerde ontvangsten in 2006. Deze ontvangsten worden onder aftrek van een perceptiekostenvergoeding (25%) afgedragen aan de EU.

Tabel 2 Ontvangsten in 2006 uit hoofde van heffingen en douanerechten op landbouwproducten (x € 1 mln)
 BegrotingRealisatie
Douanerechten op landbouwproducten245316
Productieheffingen2520
Totaal douanerechten en heffingen270336

3. De eerste pijler van het GLB (markt- en prijsbeleid, inkomenssteun)

Het markt- en prijsbeleid richt zich op de stabilisatie van landbouwprijzen en -inkomens. Sinds 1992 is er sprake van continue hervormingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In hoofdlijnen kan worden gesteld dat de klassieke instrumenten als exportrestituties, productiesteun en interventie getransformeerd worden naar vormen van inkomenscompensatie.

In juni 2003 is een nieuwe fase ingegaan in het proces van de hervorming van het GLB. Het belangrijkste kenmerk van deze hervorming is dat de inkomenssteun ontkoppeld wordt van de productie en omgezet wordt in de bedrijfstoeslagregeling. Andere kenmerken zijn:

• Om in aanmerking te (blijven) komen voor de inkomenssteun moet de agrarische producent voldoen aan maatschappelijke randvoorwaarden (ten aanzien van dierenwelzijn, voedselveiligheid, milieu, etc.), de zogeheten cross-compliance,. Bij onvoldoende naleving wordt de producent gekort op zijn inkomenssteun.

• Verplichte afroming (modulatie) van middelen van de eerste pijler (markt- en prijsbeleid) ten behoeve van de tweede pijler (plattelandsbeleid) van het GLB.

De controle op cross-compliance is per 2005 gestart. In 2006 heeft de ontkoppeling van de productie plaatsgevonden. Een groot aantal steunregelingen (zoals akkerbouw, dierlijke regelingen met uitzondering van slachtpremies) zijn daarbij opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling.

De hervorming van het GLB, de zogeheten bedrijfstoeslagregeling (ontkoppeling van steun via toeslagrechten en cross-compliance) is in 2006 de finale fase ingegaan. Voor alle belanghebbenden (ca 80 000 in getal) heeft DR de toeslagrechten vastgesteld en voor het eerst is op basis hiervan tot uitbetaling overgegaan. Tevens konden bedrijven waarvan de referentie-periode niet representatief was een beroep doen op de nationale reserve voor extra toeslagrechten. De aangiften konden in 2006 weer per internet worden gedaan. Nieuw was dat door de hervorming van de suikermarktordening ook de teelt van suikerbieten is opgenomen in de bedrijfstoeslagregeling. Spannende momenten waren er rond de informatie-verstrekking (LNV-loket) rond de aanvraag datum van de subsidie en het (deels) kunnen uitbetalen in 2006. Dankzij goed samenspel tussen DR, LNV-beleidsdirecties, de Productschappen en in overleg met de Europese Commissie is de implementatie van de bedrijfstoeslagregeling succesvol verlopen.

Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De programma-uitgaven (zie ook tabel 1 met de programma-uitgaven voor het jaar 2006) worden ten laste van het EOGFL-garantie gebracht en worden buiten begrotingsverband verantwoord. De nationale uitvoering van het markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Het aantal en de omvang van financiële correcties (apurement) geven een indicatie van de mate van rechtmatigheid van de uitvoering. Daarnaast wordt ingezet op een doelmatige uitvoering van het markt- en prijsbeleid.

4. De tweede pijler van het GLB (plattelandsbeleid)

In 2000 heeft de EU naast de eerste pijler van het GLB de zogenaamde tweede pijler geïntroduceerd: het plattelandsbeleid. Dit beleid krijgt vorm via de Europese Kaderverordening Plattelandsontwikkeling, die voor Nederland is uitgewerkt in een nationaal Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Dit nationale POP is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk en provincies. De afspraken ter zake zijn vastgelegd in een bestuursovereenkomst op hoofdlijnen en provinciale uitvoeringsprogramma’s. Het rijk is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het POP.

Het financiële belang van het POP zal in de toekomst steeds meer toenemen, mede op grond van de in juni 2003 gemaakte afspraken over verplichte afroming (modulatie) van gelden uit de eerste pijler van het GLB ten behoeve van het Europese plattelandsbeleid. Deze gelden zijn met ingang van 2006 beschikbaar gekomen.

Met het POP is in 2006 voor € 69 mln. Europese financiering verkregen. Nationale overheidsinstellingen en particulieren hebben € 261 mln. bijgedragen (zie tabel 1). Jaarlijks wordt voor 30 juni gerapporteerd aan de Europese Commissie over de voortgang van de uitvoering. Dit gebeurt op basis van communautair voorgeschreven criteria.

5. De structuurfondsen: Doelstelling 2, LEADER+ en FIOV.

Vanuit de structuurfondsen zijn voor LNV Doelstelling 2, Leader+ en het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) van belang. Doelstelling 2 levert een bijdrage aan de ondersteuning van de economische en sociale omschakeling van in structurele moeilijkheden verkerende zones. Leader+ levert een bijdrage aan het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden. Het FIOV is gericht op het ondersteunen van de herstructurering van de visserijsector.

Voor de bovengenoemde verschillende instrumenten uit de structuurfondsen worden binnen de lidstaten meerjarige uitvoeringsprogramma’s opgesteld. Deze programma’s, op basis waarvan de subsidies uit de structuurfondsen worden toegekend, worden veelal opgesteld en uitgevoerd door andere overheden in samenwerking met private partijen op regionaal of lokaal niveau. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de besteding van de middelen, zowel richting de Europese Commissie als richting de Tweede Kamer, ligt echter bij de rijksoverheid.

De structuurprogramma’s binnen D2 en Leader+ ontvangen vanuit de EU bijdragen uit respectievelijk het Europees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling (EFRO) en EOGFL-Oriëntatie. Rijk, provinciale en lokale overheden en private partijen nemen de co-financiering vanuit Nederland voor hun rekening.

In Nederland is er sprake van een zekere samenhang tussen het plattelandsbeleid van het GLB zoals dat is uitgewerkt in het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP, opgesteld op grond van Verordening 1257/99) en het regionale beleid dat gevoerd wordt in het kader van de Doelstelling 2 (voor zover dit betrekking heeft op plattelandsontwikkeling) en Leader+ (Verordening 1260/99). De acties in het kader van Doelstelling 2 (agrarisch luik) en Leader+ hebben een aanvullend karakter t.a.v. de acties in het kader van het POP.

Doelstelling 2

Het kabinet beoogt onder meer via Doelstelling 2 een impuls te geven aan de noodzakelijke reconstructie van delen van Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Dit gebeurt door ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen te stimuleren.

De Enkelvoudige Programmerings Documenten (EPD’s) voor Oost- en Zuid Nederland die onder doelstelling 2 vallen betreffen zowel een industriële als plattelandscomponent. Inhoudelijk zijn respectievelijk EZ en LNV hiervoor gezamenlijk verantwoordelijk. LNV heeft echter alleen coördinerende verantwoordelijkheid ten aanzien van het EPD Oost-Nederland. EZ heeft dit ten aanzien van het EPD Zuid-Nederland.

De nationale uitgaven die in het kader van Doelstelling 2 als co-financiering onder het EDP Oost- of Zuid-Nederland vallen komen ten laste van artikel 27 Reconstructie.

Bij D2 is LNV verantwoordelijk voor EPD Oost Nederland. Het algemene beeld over de uitvoering van de programma’s is positief: de toekenning van subsidies en de realisatie van projecten vertonen een stijgende lijn. Hierbij is het goed om te weten dat de programma’s weliswaar formeel eind 2006 aflopen, maar dat committeringen en betalingen nog mogen doorlopen tot en met 2008.

Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2007 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers in 2006.

LEADER+

Het communautair initiatief LEADER+ richt zich op plattelandsontwikkeling en heeft als belangrijkste doel «het stimuleren en integreren van innovatieve bottom-up initiatieven gericht op het ontwikkelen van een duurzaam en multifunctioneel platteland waar sociale en economische ontwikkeling samengaan met een behoud en versterking van natuurlijke, landschappelijke en milieuwaarden».

Inhoudelijk geven de Nederlandse leaderprogramma’s een goed resultaat als het gaat om de indicatoren.

Via de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2007 afzonderlijk worden geïnformeerd over de realisatiecijfers van alle regio’s in 2006.

Financieringsinstrument voor Oriëntatie van de Visserij (FIOV)

In het kader van de Europese Structuurfondsen zijn bijstandsprogramma’s voorzien ten behoeve van de visserijsector. Het doel hiervan is richting te geven aan de herstructurering van de visserijsector en deze herstructurering te vergemakkelijken. Deze bijstandsprogramma’s worden bekostigd vanuit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV). Doelstellingen van het FIOV zijn 1) de ontwikkeling van de visserij-inspanning die aansluit bij de duurzame exploitatie van de visbestanden en 2) het stimuleren van modern ondernemerschap.

Het Financieringsplan FIOV 2000–2006 is onderverdeeld in 5 zwaartepunten, te weten:

• Aanpassing visserij-inspanning

• Vernieuwing/modernisering visserijvloot

• Aquacultuur en binnenvisserij

• Overige maatregelen

• Technische bijstand

Ten behoeve van de bijstandsprogramma’s voor de visserijsector stelt elke lidstaat een Enkelvoudig ProgrammeringsDocument (EPD) op. De Europese Commissie dient dit goed te keuren. Het huidige EDP heeft een looptijd van 7 jaar (2000 tot en met 2006).

De nationale uitgaven voor de structuurmaatregelen in de visserijsector die als co-financiering onder het EPD vallen, komen ten laste van het beleidsartikel «Duurzaam ondernemen» (beleidsartikel 21).

Naast de bovengenoemde bijstandsprogramma’s profiteert de visserijsector ook via het EPD Flevoland van gelden uit het FIOV. Het EPD Flevoland vloeit voort uit de benoeming van Flevoland als ontwikkelingsgebied onder doelstelling 1 van de structuurfondsen en valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Economische Zaken. Op basis van dit EPD ontvangt de provincie zelfstandig een bijdrage uit het FIOV voor de visserijsector op haar grondgebied.

 Begroting 2006Realisatie 2006
Financieringsbron BeleidLNVOverig*EULNVOverig*EU
Structuurbeleid      
FIOV (inclusief FIOV-Flevoland)542311

* overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen.

Toelichting:

In 2005 is het plan opgevat geld uit te trekken voor een extra saneringsronde, waarvan het grootste gedeelte in 2006 tot uitbetaling is gekomen. De overschrijding t.o.v. de begroting is met name aan de post sanering toe te schrijven waarmee in de begroting geen rekening is gehouden. Van de EU-bijdrage ad € 11 mln. is € 1,2 mln. daadwerkelijk ontvangen. De overige € 9,8 mln. is gedeclareerd maar nog niet binnen.

BIJLAGE ZBO’S EN RWT’S

InstellingRWTZBOBijdrage LNV 2006 (x € 1 000)(Beleids-)artikel(en)
   RealisatieBegroting 
1. Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen (HAS) (6)jn53 93555 82626
2. Wageningen Universiteitjn140 684136 95426
3. Agrarische Opleidingscentra (AOC’s) (13)jn394 104372 42126
4. Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst Tuinbouwjj   
5. Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen) (NAK)jj   
6. Stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD)jj   
7. Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ)jj500 25
8. Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en eiproducten(CPE)jj   
9. Stichting Kwaliteitscontrolebureau voor Groente en Fruit (KCB)jj24821
10. Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden (SKAL)jj   
11. Staatsbosbeheerjj83 91677 69523 en 24
12. Faunafondsjj10 6945 70023
13. Bureau Beheer landbouwgrondenjj 55 00423 en 24
14. Commissie Beheer Landbouwgrondennj PM 
15. Centrale Grondkamernj 16029
16. Regionale Grondkamers Z, ZW, NW, N, Onj   
17. Reconstructiecommissie Grevelingen-Midden Delflandnj  24
18. Commissies voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Landbouw-, Groente-, Fruit-, Sier- en Bosbouwgewassenjj   
19. College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB)jj1 85626121
20. Stichting Landelijke Inspectie Dienst voor Dieren (LID)nj18218221
21. Inspectiedienst Gezelschapsdierennj   
22. Raad voor het kwekersrechtnj 43529
23. Voedselvoorzienings in- en verkoopbureaujj   
24. Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (BF)jj   
25. Stichting Ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouwjj   
26. Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserijjj  
27. Kamer voor de Binnenvisserijnj  
28. Stichting examens vakbekwaamheid honden en kattenbesluit (SEV)jj   
29. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB)nj   
30. Erkende stamboekverenigingen (28x)nj   
31. Stichting DLOjn192 757173 96826
32. Rendacjn14 06616 10025
33. Stichting Nationaal Groenfondsjn23, 24 en 27

BIJLAGE OPVOLGING VAN DE AANBEVELINGEN VAN DE ALGEMENE REKENKAMER

In deze bijlage wordt ingegaan op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op gesignaleerde onvolkomenheden in de bedrijfsvoering bij het departementale jaarverslag LNV en het Diergezondheidsfonds (DGF) 2005 en de maatregelen die zijn getroffen om de geconstateerde tekortkomingen in het verslagjaar en de jaren daarna te voorkomen.

Beheer voorschotten overdrachtsuitgaven

De Algemene Rekenkamer heeft evenals over 2004 in 2005 het voorschottenbeheer als een «onvolkomenheid» aangemerkt.

Reactie LNV:

De toezegging om alle oude voorschotten in 2006 af te wikkelen is nagenoeg gerealiseerd. Het toezicht is verscherpt o.a. door concrete afspraken over doelstellingen en monitoring van die afspraken via reguliere MCS-rapportages en eigen waarnemingen uit de administratie van openstaande voorschotten. In 2007 blijft het voorschottenbeheer een aandachtspunt (zie ook bedrijfsvoeringsparagraaf).

Administratie van het LNV-concern

De Algemene Rekenkamer heeft evenals over 2004 in 2005 de administratie van het LNV-concern als een «onvolkomenheid» aangemerkt.

Reactie LNV:

De toezegging om de administratie in het kader van de consolidatiefunctie te verbeteren is enerzijds gestand gedaan door uniformering van rekeningschema’s en anderzijds door het verscherpen van het toezicht op de betrouwbaarheid van aangeleverde informatie via interne MCS-rapportages/managementverklaringen, eigen waarnemingen en tussentijdse informatie van de Auditdienst.

Subsidiebeheer

De Algemene Rekenkamer heeft evenals over 2004 in 2005 het subsidiebeheer als een «onvolkomenheid» aangemerkt.

Reactie LNV:

De toezegging om een volledig overzicht op te stellen voor het toetsen van de naleving van de voorschriften inzake het beheer van financiële regelingen is ultimo 2006 gerealiseerd. Met het bestaande toezicht op de invulling van het departementale beleid ter voorkoming en misbruik van subsidies is voldoende invulling geven aan de aanbeveling. Het toezicht voorziet onder andere in het gebruik van interne managementverklaringen en de toets van FEZ op naleving van departementale voorschriften (Handleiding Financiële Regelingen).

Het huidige LNV-subsidiebeleid is een verzameling van grote en kleine regelingen die nogal van elkaar verschillen. Deze verscheidenheid werkt door in de kosten van de uitvoering en de administratieve lasten van burgers en ondernemers. Dit is ongewenst. Om deze lasten terug te dringen kiest LNV voor een modulair subsidiestelsel, dat bestaat uit een regeling met algemene bepalingen en toegespitste modules. Deze nieuwe«Regeling LNV-subsidies» is op 14 februari 2007 in de Staatscourant gepubliceerd.

Met genoemde maatregelen is de toezegging om het subsidiebeheer te verbeteren ingevuld.

Reviewbeleid

De Algemene Rekenkamer heeft evenals over 2004 in 2005 het reviewbeleid als een «onvolkomenheid» aangemerkt.

Reactie LNV:

De toezegging om achterstanden in de uitvoering van het reviewbeleid op te lossen is nagenoeg gestand gedaan. Het toezicht op accountantsverklaringen van ZBO’s inzake rechtmatigheid en getrouwheid van verantwoorden uitgaven blijft ook in 2007 een aandachtspunt. Zo ontbrak over 2005 van 9 externe organisaties nog een accountantsverklaring inzake de rechtmatigheid. Het streven is er op gericht dat uiterlijk over 2006 aan alle eisen wordt voldaan. Het toezicht voorziet onder andere in het gebruik van interne managementverklaringen over het voldoen aan de gestelde eisen en een versterkte regierol op concernniveau.

Toezicht op het functioneren van de interne controle

De Algemene Rekenkamer heeft evenals over 2004 in 2005 het toezicht op het functioneren van de interne controle als een «onvolkomenheid» aangemerkt.

Reactie LNV:

De toezegging om duidelijke werkafspraken te maken tussen FEZ en de AD is gestand gedaan. FEZ houdt toezicht op het functioneren van de interne controle binnen LNV via reguliere MCS-rapportages/managementverklaringen, informatie uit eigen ervaringen en controle informatie van de AD.

BIJLAGE LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN

AIAviaire influenza
AIDAlgemene Inspectiedienst
AOCAgrarische Onderwijs Centra
ALVAlgemene Levensmiddelen Verordening
AVBAmerikaans vuilbroed
BBLBeroepsbegeleidende Leerweg
BTG-trajectBrugfunctie TNO en Grote technologische instituten
BESbilaterale (Agro)-economische samenwerkings-activiteiten
BOLBeroeps Opleidende Leerweg
BSEBovine Spongiform Encephalopathy
CBRNchemische, biologische, radiologische of nucleaire
CIDCCentraal Instituut voor DierziekteControle
CLIENTControle Landbouwgoederen Import Export naar een Nieuwe Toekomst
CCFACCommittee on Food Additives and Contaminants
CVOChief Veterenary Officers
DLGDienst Landelijk Gebied
DICTUDienst ICT Uitvoering
DLODienst Landbouwkundig Onderzoek
DRDienst Regelingen
DKDirectie Kennis
EUEuropese Unie
ECSEducatie en Competentie Studies
EFROEuropees Fonds voor de Regionale Ontwikkeling
ESFEuropean Science Foundation
FIOVFinancieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij
FAOFood and Agricultural Organisation van de Verenigde Naties
FESFonds Economische Structuurversterking
FPUFlexibel Pensioen en Uittreden
GGO’sGenetisch Gemodificeerde Organismen
GLBGemeenschappelijke Landbouwbeleid
GKCGroene Kennis Coöperatie
HACCPHazards Analysis of Critical Control Points
HAOHoger Agrarisch Onderwijs
HBOHoger Beroeps Onderwijs
I&HDirectie Industrie en Handel
I&RIdentificatie en Registratie
ICTInformatie Communicatie Technologie
INGRAInnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster
IPCInnovatie Praktijkcentra
KCEKwaliteitsCentrum Examinering
KNAWKoninklijke Nederlandse Academie voor de Wetenschappen
LNVLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LPCLandelijke Pedagogische Centra
MBOMiddelbaar Beroeps Onderwijs
MPAMedroxy-progestron-acetaat
MKBMidden-Klein Bedrijf
MKZMond- en Klauwzeer
MRSAMethicilline Resistente Staphylococcus aureus
NCtbNationaal Coördinator Terrorismebestrijding
NVAONederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie
NVVSNederlandse Vereniging van Sportvissersfederatie
OBNOverlevingsplan bos en natuur
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OVBOndersteuning bij visstandbeheer
PDPlantenziektenkundige Dienst
PMProject Management
PRAPet Risk Assesment
RIKILTInstituut voor Voedselveiligheid
SBIRSmall Business Innovation Research Programma
URUniversiteit en Researchcentrum
VDVoedselkwaliteit en Diergezondheid
VDVoedselkwaliteit en Diergezondheid
VOVoortgezet Onderwijs
VBOVoortgezet Beroeps Onderwijs
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs
VWAVoedsel en Warenautoriteit
WVOWet op Voortgezet Onderwijs
WEBWet Educatie en Beroepsonderwijs
WOWetenschappelijk Onderwijs
WHWWet Hogeronderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek
WOTWettelijke Onderzoeks Taken
WUWageningen Universiteit
WURWageningen Universiteit en Researchcentrum
Licence