Base description which applies to whole site

nr. 1JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Aangeboden 21 mei 2008

Ontvangsten (bedragen x € 1 000 000,–)

kst-31444-X-1-1.gif

Uitgaven (bedragen x € 1 000 000,–)

kst-31444-X-1-2.gif

INHOUDSOPGAVE blz.

A.Algemeen6
1.Aanbieding en dechargeverlening6
2.Leeswijzer11
   
B.Beleidsverslag14
3.Beleidsprioriteiten14
4.Beleidsartikelen27
4.1.Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties27
4.2.Commando zeestrijdkrachten34
4.3.Commando landstrijdkrachten41
4.4.Commando luchtstrijdkrachten48
4.5.Commando Koninklijke marechaussee53
4.6.Defensie Materieelorganisatie60
4.7.Commando Dienstencentra72
5.Niet-beleidsartikelen79
6.Bedrijfsvoeringparagraaf84
   
C.Jaarrekening89
7.De departementale verantwoordingsstaat89
8.De saldibalans90
   
 Baten-lastendiensten96
9.De samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten96
10.Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (balans, staat van baten en lasten en kasstroomoverzicht)97
11.Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie (balans, staat van baten en lasten en kasstroomoverzicht)101
12.Baten-lastendienst Paresto (balans, staat van baten en lasten en kasstroomoverzicht)106
   
D.Bijlagen110
Bijlage 1:Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s110
Bijlage 2:Topinkomens111
Bijlage 3:Aanbevelingen Algemene Rekenkamer112
Bijlage 4:Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel114
Bijlage 5:Overzicht personele en materiële inzet bij crisisbeheersingsoperaties115
Bijlage 6:Overzicht kosten Koninklijk Huis117
Bijlage 7:Milieu118
Bijlage 8:Lijst met afkortingen140

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Defensie aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, het departementale jaarverslag over het jaar 2007 van het Ministerie van Defensie aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Defensie decharge te verlenen over het in het jaar 2007 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Defensie.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

• het gevoerde financieel en materieelbeheer;

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

• de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

• de departementale saldibalansen;

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het Ministerie van Defensie. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

• Het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2007; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

• De Slotwet van het Ministerie van Defensie over het jaar 2007; de Slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;

• Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken Slotwet is aangenomen;

• Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2007 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

• De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2007 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2007 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2007 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

Het jaarverslag bestaat uit het verzoek tot déchargeverlening, de leeswijzer, het beleidsverslag, de jaarrekening en een aantal bijlagen.

In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie.

– De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Audit Dienst Defensie afgegeven accountantsverklaring.

– De niet-financiële informatie moet informatie bevatten, die geënt is op zogenoemde beleidsthema’s. De begroting en jaarverslag van het ministerie van Defensie zijn echter, op verzoek van de Tweede Kamer, niet ingericht naar beleidsthema’s, maar naar defensieonderdelen. In dit jaarverslag is getracht het gewenste inzicht zo goed mogelijk te benaderen.

Bij het opstellen van de begroting 2007 is de in de Rijksbegrotingvoorschriften (RBV) 2006 voorgeschreven sjablonenmethodiek voor zover mogelijk toegepast. In dit jaarverslag wordt nu ook deze methodiek gevolgd – dit in tegenstelling tot het jaarverslag 2006.

In het beleidsverslag is per beleidsprioriteit een beleidsconclusie opgenomen; bij de beleidsartikelen is bij de tabellen «operationele doelstellingen» in een toelichting opgenomen in hoeverre de gestelde doelen uit de begroting 2007 zijn bereikt.

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt ingegaan op de voortgang van het bezwaaronderzoek door de Algemene Rekenkamer. In die paragraaf wordt eveneens gerapporteerd over de vermindering van de regeldruk binnen Defensie en de stand van zaken met betrekking tot de beperkte verificatie van facturen onder € 1 250,–.

In het beleidsartikel 20 «Uitvoeren crisisbeheersingoperaties» is ingegaan op de overschrijding van de uitgaven voor de ISAF-missie en is aangegeven op welke wijze de ramingen voor de missies verbeterd worden.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B). In dit beleidsverslag wordt niet alleen ingegaan op de beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda in de begroting 2007, maar ook op de bijdragen aan het beleidsprogramma van het kabinet Balkenende IV (Coalitieakkoord «Samen Werken, Samen Leven») en de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» van 18 september 2007 (31 243, nr. 1H).

Beleidsevaluaties

De gerealiseerde evaluatieonderzoeken zijn niet opgenomen bij de afzonderlijke beleidsartikelen, maar zijn voor een overzichtelijk totaalbeeld in één tabel gepresenteerd aan het eind van het beleidsverslag.

Beleidsartikelen

Externe factoren

De voorspoedige economische ontwikkeling en de daardoor krappere arbeidsmarkt in 2007 confronteerde Defensie met een achterblijvende vulling van de organisatie; eind 2007 bedroeg de omvang van vacatures ruim 5 000 functies. Daar waar onderbezetting bij de eenheden negatieve gevolgen heeft voor het bereiken van de operationele doelstelling, wordt dit weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop.

Op de genomen maatregelen wordt ingegaan onder beleidsprioriteit 4 «Het realiseren van een nieuw evenwicht in de krijgsmacht» van het beleidsverslag. Een van de daar opgenomen maatregelen betreft het uitvoeren van het project «werving en behoud van personeel». Het plan van aanpak over werving en behoud van personeel is begin april 2008 aangeboden aan de Kamer.

De voortgang met betrekking tot de verwerving en instroom van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen daarvan worden voor wat betreft de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 5 miljoen) per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «budgettaire gevolgen van beleid».

Operationele doelstellingen

In de begroting 2007 zijn bij de operationele commando’s operationele doelstellingenmatrices opgenomen, waarin het totale aantal operationeel gerede eenheden en het voortzettingsvermogen zijn weergegeven. In dit jaarverslag worden de verschillen toegelicht die daarbij zijn opgetreden in het uitvoeringsjaar.

Niet-beleidsartikelen

Dit betreft een toelichting op de artikelen «Geheime uitgaven», «Nominaal en onvoorzien» en «Algemeen».

Bedrijfsvoeringparagraaf

Voor de bedrijfsvoeringparagraaf zijn vier onderdelen voorgeschreven in de RBV 2008: financiële rechtmatigheid en getrouwheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel/materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering. Daarnaast is een definitie voor financiële rechtmatigheid opgenomen. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op alle defensieonderdelen, inclusief de baten-lastendiensten.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaten van zowel het ministerie van Defensie als van de baten-lastendiensten, de financiële toelichting bij de verantwoordingsstaat van de baten-lastendiensten en de saldibalans met toelichting.

Bijlagen

Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

In de verantwoording is dit jaar voor het eerst een overzicht opgenomen van de verrichte uitgaven voor de inkoop van externen. In deze bijlage zijn uitsluitend de uitgaven opgenomen die vallen onder de door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde definities, welke ten laste zijn gekomen van de beleids- en niet-beleidsartikelen van de defensiebegroting. Analoog aan de niet-gedefinieerde categorie van inhuur voor «het ontwikkelen, bouwen, aanleggen, onderhouden en exploiteren van infrastructurele werken, incl. ICT» betekent dit dat inhuur voor de implementatie van projecten buiten beschouwing is gebleven.

Overzicht kosten Koninklijk Huis

In het extracomptabele overzicht is een berekening van de kosten opgenomen die samenhangen met het Koninklijk Huis. Er is dus geen directe relatie met de uitgavenbegroting.

Toelichting grote investeringsprojecten

In voorgaande jaren was in de jaarverslagen als bijlage opgenomen de toelichting op grote investeringsprojecten. In eerste instantie was deze bijlage gewenst omdat de investeringsprojecten verspreid waren opgenomen bij de diverse beleidsartikelen, waardoor een totaalbeeld ontbrak. Bij beleidsartikel 25 – Defensie Materieelorganisatie (DMO) zijn investeringstabellen opgenomen, gespecificeerd naar de diverse defensieonderdelen. Een aparte bijlage met een toelichting op grote investeringsprojecten zou een dubbeling c.q. overlap betekenen, zodat een aparte bijlage geen toegevoegde waarde heeft.

Met de begroting 2008 is het Materieelprojectenoverzicht (MPO) aangeboden aan de Kamer. Dit overzicht geeft de stand van zaken weer van de strategische materieelprojecten van meer dan € 25 miljoen.

Investeringsprojecten voor infrastructuur en informatievoorziening (IV) vallen hier niet onder; deze zijn opgenomen bij het Commando Dienstencentra (CDC).

De Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie (IMPD).

In het voorwoord van de IMPD 2006 is in mei 2007 aangekondigd dat de IMPD 2007 integraal onderdeel zou gaan uitmaken van het jaarverslag 2007. Echter, in het wetgevingsdebat van 14 juni 2007 is toegezegd om op basis van de stand ultimo september 2007 te komen met een nulmeting van het personeelsbestand. (Zie voor de nulmeting kamerbrief31 200 X, nr. 9 van 5 oktober 2007). Tevens is afgesproken om op basis van de standen ultimo juni en ultimo december van ieder kalenderjaar een halfjaarlijkse voortgangsrapportage Flexibel Personeelssysteem (FPS) aan te bieden. Gezien de overlap van de voortgangsrapportage FPS met de inhoud van de IMPD, worden in het jaarverslag geen personeelsgegevens opgenomen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Dit beleidsverslag kijkt terug op de beleidsprioriteiten uit de beleidsagenda 2007 en op de doelstellingen van het kabinet Balkenende IV. De nadruk ligt daarbij op onderwerpen waarbij de uitvoering afweek van de planning en op in 2007 aanvullend genomen maatregelen uit de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» van 18 september 2007 (31 243, nr. 1H). Onder punt 3.1. zijn de bijdragen aan de verschillende pijlers van het beleidsprogramma «Samen Werken, Samen Leven» uitgewerkt. Onder punt 3.2. zijn de beleidsprioriteiten verantwoord, waarbij per beleidsprioriteit conclusies getrokken zijn over de uitvoering in 2007.

Operationele inzet in 2007

Door het open karakter van onze samenleving en de internationale oriëntatie van onze economie is een stabiele en vreedzame internationale omgeving voor Nederland van levensbelang. De krijgsmacht is bij uitstek geschikt om daar in internationaal en nationaal verband aan bij te dragen, zowel binnen de landsgrenzen als daarbuiten.

In 2007 is een groot beroep gedaan op de krijgsmacht. Een samenvatting1:

In 2007 zijn 6 300 militairen uitgezonden voor operaties. Het merendeel van de militairen, te weten 5 400, is ingezet in de door de NAVO geleide International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan. Deze bijdrage bestond onder meer uit personele bijdragen aan hoofdkwartieren en staforganisaties, Operational Mentoring and Liaison Teams, een Battlegroup, een Provincial Reconstruction Team (PRT) en een Air Task Force (ATF). Tot mei 2007 voerde Nederland in Afghanistan het bevel over het hoofdkwartier van Regional Command South. Naast het personeel dat werd ingezet in Afghanistan namen Nederlandse militairen deel in diverse missies in de Balkan, Afrika en het Midden-Oosten. Daarnaast stelde Defensie ook permanent veertig tot zestig militairen beschikbaar voor de European Gendarmerie Force (EGF) die in juli 2006 operationeel is geworden.

NAVO

Nederland heeft bijdragen geleverd aan de NATO Response Force (NRF) 8 en 9. De totale bijdrage bestond uit ongeveer 600 militairen, een fregat, twee mijnenjagers, 12 F-16’s en een explosievenopruimingsdetachement. Tijdens de bijeenkomst van ministers van Defensie in Noordwijk in oktober 2007 is overeenstemming bereikt over een nieuwe manier van force generation van de NRF. Het voorstel houdt in dat een kern van de NRF in parate toestand wordt gehouden en dat deze kern met aanvullende capaciteiten kan worden versterkt zodra de internationale veiligheidssituatie daartoe aanleiding geeft. Deze beperktere vorm van de NRF heeft een tijdelijk karakter en vloeit voort uit de huidige grote operationele druk als gevolg van de grote NAVO-operaties als in Afghanistan. Het verkleinen van de NRF kan een positief effect hebben op de beschikbaarheid van troepen voor operaties. Nederland is al langere tijd voorstander van het beter benutten van de schaarse en kostbare militaire capaciteiten van de NRF.

EU-battlegroups

Vanaf 1 januari 2007 hebben de EU-battlegroups de full operational capability-status bereikt en zijn er steeds twee battlegroups gereed voor inzet. Inzet gebeurt pas na een besluit van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB). Het streven is de battlegroup tien dagen na een besluit door de RAZEB te hebben ontplooid. In de eerste helft van 2007 hebben een Duits-Nederlands-Finse battlegroup en een Frans-Belgische battlegroup de spits afgebeten. De Nederlandse bijdrage aan de battlegroup bedroeg ongeveer 750 militairen.

3.1. Bijdragen aan het beleidsprogramma

Het beleidsprogramma van het kabinet Balkenende IV «Samen Werken, Samen Leven» is voor Defensie uitgewerkt in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». De beleidsbrief is verder uitgewerkt in de begroting 2008. In 2007 zijn de benodigde voorbereidingen getroffen om dit beleid vanaf 2008 volgens de doelstellingen tijdig uit te voeren.

Pijler 1 Een actieve internationale en Europese rol

Binnen deze pijler is als doelstelling 4 geformuleerd: een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen.

De internationale missies van nu zijn veeleisend doordat ze zo verschillend zijn: er zijn grootschalige en complexe missies, kleinschalige en civiel-militaire missies en opleidings- en adviesmissies. Dit zijn slechts enkele varianten.

Een belangrijke doelstelling van het kabinet is om bij de uitvoering van dergelijke missies met een moderne krijgsmacht maatwerk te leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en te helpen bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die Nederland daarin wil ondersteunen.

Het grootste deel van de in 2007 uitgezonden militairen is ingezet in de wederopbouwmissie in Afghanistan. Zij brengen daar veiligheid voor de bevolking en helpen met de wederopbouw van het land. De operaties in Afghanistan kregen ook in 2007 de allerhoogste prioriteit. Eind 2007 heeft het kabinet besloten de missie met twee jaar te verlengen tot 1 augustus 2010. Andere inzetgebieden van onze militairen waren Bosnië, Irak en Libanon. De krijgsmacht heeft ten slotte in 2007 ondersteuning geleverd aan de veiligheid in een aantal ontwikkelingslanden. SSR-adviseurs zijn ingezet in twaalf SSR-projecten, waaronder Burundi, Rwanda, Congo, Mali en Georgië.

De krijgsmacht is ook in Nederland actief. Defensie had in 2007 voor de ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 4 600 militairen op afroep beschikbaar. Ter voorbereiding op een succesvolle inzet voor bijstand en ondersteuning hebben verschillende eenheden van de krijgsmacht in 2007 deelgenomen aan gezamenlijke oefeningen.

De nieuwe Nederlandse kustwachtorganisatie is begin 2007 formeel van start gegaan. Daarnaast levert Defensie vanaf 2007 personeel en middelen aan de Dienst Speciale Interventies. Dit is een belangrijke bijdrage in het kader van de strijd tegen het terrorisme.

De in deze pijler aan Defensie toebedeelde middelen betreffen de intensivering Defensie van € 250 miljoen en de intensivering Crisisbeheersingsoperaties van € 250 miljoen.

Uitdeling extra middelen Pijler I Coalitieakkoord (x € 1 miljoen)
 2008200920102011
Versterking van de inlichtingenketen5111819
Oprichting van een permanent gezamenlijk hoofdkwartier00210
Verbetering van het voortzettingsvermogen van de Apache-helikopters2555
Verbetering van de veiligheid en bescherming van uitgezonden personeel161515
Uitbreiding CIMIC-capaciteit0112
Versterking Network Enabled Capabilities (NEC)5797
Versterking van de informatievoorziening (IV)00012
Maatregelen naar aanleiding van het rapport van de commissie-Staal12202530
Totaal uitdeling extra middelen Pijler I255075100

De aan deze pijler gerelateerde maatregelen zijn de aanvullende intensiveringen zoals vastgelegd in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». Een aantal gevolgen hiervan werd al in 2007 zichtbaar.

Om binnen de budgettaire kaders ruimte te scheppen voor noodzakelijke intensiveringen, is er vooralsnog geen geld gereserveerd voor de projecten verwerving van een onbemand lucht-grondwaarnemingssysteem (MALE UAV), de verwerving van de Tactical Tomahawk (TACTOM) en de deelname aan het Alliance Ground Surveillance System (AGS) van de NAVO. In 2007 is een aanvang gemaakt met de verkenningen naar het niveau van de defensiebestedingen op de langere termijn, mede in relatie tot het ambitieniveau en in bondgenootschappelijk verband.

Ook aan doelstelling 1 binnen deze pijler – een Europa met een stevig draagvlak onder de burgers, dat zich richt op terreinen waar het meerwaarde levert en zich niet begeeft op terreinen waar lidstaten het beter zelf kunnen regelen – en doelstelling 3 – dichterbij brengen van een oplossing voor de conflicten in het Midden-Oosten – levert Defensie een bijdrage.

Een deel van de Defensie Industrie Strategie (DIS) richt zich op een bijdrage aan een open Europese Defensiemarkt door actief deel te nemen aan initiatieven van het Europees Defensie Agentschap (EDA) en bij te dragen aan een nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijn voor Defensie en veiligheid. Nederland neemt al deel aan verschillende projecten binnen het EDA, zoals het investeringsprogramma voor bescherming van troepen, materieel en infrastructuur (force protection) en werkt aan verdere uitbreiding van deelname aan projecten voor verbetering van Europese militaire capaciteiten.

Pijler 2 Een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie

Doelstelling 14 binnen deze pijler is het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie. Defensie participeert in de interdepartementale programmadirectie Kennis en Innovatie (KenI), waarmee invulling wordt gegeven aan het project Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI). Het project NOI heeft als doel zowel de concurrentiekracht van Nederland te versterken als belangrijke maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. In de programmadirectie werkt een aantal ministeries samen om de onderlinge samenhang in het departementale beleid voor kennis, innovatie en ondernemerschap te versterken. Naar aanleiding van de DIS wordt door de ministeries van Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een innovatieprogramma op het gebied van veiligheid opgezet. In dit innovatieprogramma, dat valt binnen project NOI, zullen de in de DIS geïnventariseerde prioritaire gebieden een prominente rol innemen. Er zal een innovatieagenda op het gebied van veiligheid worden opgesteld. Het streven is om in 2008 projecten te gaan uitvoeren.

Op 15 juni 2007 is de Beleidsraad Kennis en Strategie (BKS) opgericht om de kennisfunctie beter te laten aansluiten op het strategisch beleid van Defensie door de politieke en ambtelijke aansturing te versterken. Daarnaast zorgt de BKS ervoor dat de kennisinstituten op een eenduidige manier tegemoet worden getreden en dat, in samenspraak met andere departementen, overlap en duplicatie in met publieke middelen opgebouwde expertisefolio’s tot een minimum wordt beperkt. Ook heeft de BKS tot taak na te gaan of er mogelijkheden bestaan om onderzoek intern te laten verrichten. Alle beleidsdirecties zijn in de BKS vertegenwoordigd.

De BKS zal tevens het vaste defensiebestanddeel van de kenniskamer van Defensie gaan vormen. Als onderdeel van de strategische beleidsfunctie is de onlangs aangestelde adviseur kennis en strategiebeleid onder meer verantwoordelijk voor de opstelling van de Strategie- en Kennis Agenda (SKA). De SKA bevat zowel de strategische plaatsbepaling van Defensie als de kennis-, innovatie- en technologiethema’s die voor de gewenste capaciteitenontwikkeling van Defensie van belang zijn.

Pijler 4 Sociale samenhang

Voor wat betreft het personeelsbeleid is aansluiting gezocht bij de missie van pijler 4 van het beleidsprogramma: «Het kabinet zet zich in voor een samenleving waarin mensen kunnen meedoen en worden gewaardeerd om wie ze zijn en niet om wat ze zijn. Sociale samenhang is het cement van de samenleving».

Binnen deze pijler levert Defensie bijdragen aan twee projecten, te weten aan project 6 «Iedereen doet mee» en project 8 «Voortijdig schoolverlaten». In de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» heeft Defensie haar ambities uiteengezet onder meer waar het gaat om het investeren in personeel. Werving en behoud zijn speerpunten van beleid voor de komende jaren. Defensie richt zich voor de werving nog meer op vrouwen en etnisch culturele minderheden.

Op deze wijze draagt Defensie bij aan de eigen instroom van personeel, maar ook aan het voorkomen en bestrijden van jeugdwerkloosheid, het verhogen van de arbeidsparticipatie van groepen met achterstandposities op de arbeidsmarkt en aan het terugdringen van voortijdig schoolverlaten.

Om nader inhoud te geven aan deze projecten hebben de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Defensie op 2 november 2007 een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst is een aantal concrete afspraken vastgelegd.

Pijler 5 Veiligheid, stabiliteit en respect

In het kader van doelstelling 56 het in 2010 in gebruik nemen van een nieuw identificatiesysteem zijn door Defensie in 2007 voorbereidingen getroffen voor het project @migo (Mobiel Informatie Gestuurd Optreden). Eind 2006 is een pilot van dit project succesvol afgerond. Naar aanleiding hiervan heeft het CKmar voorgesteld om het systeem landelijk uit te rollen. Dit heeft geresulteerd in een door het kabinet bekrachtigde suppletie aan de defensiebegroting van € 23 miljoen.

In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer op 20 september 2006 is de Kamer nadere informatie toegezegd over websites die oproepen tot vernieling van militaire objecten en de mogelijkheden tot strafrechtelijke vervolging van betrokken personen.

Onderzoek door de MIVD wijst uit dat diverse internetsites impliciet oproepen tot beschadiging van militaire objecten. Op dergelijke websites worden militaire evenementen vaak in detail aangekondigd en worden daarnaast tips gegeven van activiteiten die hinderlijk zijn. Door deze manier van werken wordt niet expliciet opgeroepen tot het beschadigen van militaire objecten. Hierdoor is strafrechtelijke vervolging van de betrokkenen veelal niet mogelijk. Ploegscharen-activisten, die vaak bereid zijn tot het aanvaarden van (gevangenis)straffen en waarvan dus verwacht zou kunnen worden dat zij zich minder gehinderd zouden voelen door sancties, doen toch geen oproepen tot strafbare feiten. Een eventuele sanctie voordat een actie is uitgevoerd, is voor hen hinderlijk omdat zij veel liever de publiciteit krijgen door de actie zelf.

Het is onmogelijk een definitief overzicht van deze websites op te stellen, doordat websites verdwijnen en andere verschijnen. De MIVD houdt de sites nauwlettend in de gaten. De door de MIVD verkregen informatie wordt gebruikt bij de beveiliging van militaire complexen en de voorbereiding van evenementen.

3.2. Uitvoering van de beleidsagenda 2007

1 Het verbeteren en verbreden van de (snelle) inzetbaarheid van de krijgsmacht

Het verbeteren en verbreden van de snelle inzetbaarheid van de krijgsmacht is de afgelopen jaren een belangrijke beleidsprioriteit voor Defensie. Ook in 2007 zijn maatregelen genomen die bijdragen aan de snelle inzetbaarheid. Deze maatregelen betreffen de verbetering van de strategische en tactische transportcapaciteit, optreden in netwerken, waarnemingen, inlichtingen, zelfbescherming en effectief optreden. Onder deze prioriteit vallen tevens de bijdragen aan NRF 8 en 9 en de EU Battle Groups.

Strategische en tactische transportcapaciteit

De NH-90 loopt verdere vertraging op waardoor de eerste helikopter pas vanaf juli 2009 voor acceptatie zal worden aangeboden. Dit betekent dat de Lynx-helikopter langer moet worden aangehouden. De benodigde maatregelen zijn hiervoor genomen. De operationele ingebruikname van de twee extra C-130’s en de derde DC-10 is vertraagd. Ook blijft het voldoende bemannen van de C-130’s, maar vooral de (K)DC-10’s, een probleem. Dat betekent dat langer gebruik moet worden gemaakt van inhuur in combinatie met het terugvallen op de transportcapaciteit van de bondgenoten.

Op 15 februari 2007 is het contract voor de aanschaf van zes Chinook-helikopters ondertekend. Verder is op 30 november 2007 het Landing Platform Dock-2 (LPD-2) Hr. Ms. Johan de Witt in dienst gesteld.

Optreden in netwerken

Het project Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering (SPEER) heeft in 2007 vertraging ondervonden. Hierdoor is de start van de invoering van Enterprise Resource Planning (ERP) verschoven van het najaar 2007 naar het voorjaar 2008. Dat betekent dat langer gebruik moet worden gemaakt van de bestaande systemen. Het project Nieuw Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem (NIMCIS) is in 2007 bij de operationele manoeuvrebataljons en de ondersteunende eenheden van het Korps mariniers ingevoerd.

Waarnemingen, inlichtingen en zelfbescherming

Zoals toegelicht in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» zijn het MALE UAV-project en de deelname aan het AGS-programma van de NAVO gestopt. Tijdens de begrotingsbehandeling en tijdens het wetgevingsoverleg op 22 november 2007 heeft Defensie een studie over de UAV’s toegezegd, waarbij opmerkingen over de inlichtingencapaciteit en een mogelijke Publieke Private Samenwerking (PPS)-constructie worden meegenomen.

Door operationele verliezen in Afghanistan en een behoefte aan voertuigen voor opleidingen en voor een operationele reserve zijn tien Bushmaster gepantserde wielvoertuigen aangekocht via het fast track procurement traject.

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

Defensie is er niet in geslaagd vóór 1 januari 2008 een joint Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD) op te richten. De belangrijkste reden hiervoor is dat de medezeggenschapscommissies niet hebben ingestemd met het voorgestelde reorganisatietraject.

Effectief optreden

Zoals in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» is vermeld, zijn enkele investeringsprojecten vertraagd met als doel binnen de huidige budgettaire kaders ruimte te scheppen voor intensiveringen, zoals de vertraging met twee tot drie jaar van het joint logistieke ondersteuningsschip. Verder is om dezelfde reden voor een aantal projecten vooralsnog geen geld meer gereserveerd, zoals voor de verwerving van de TACTOM. De krijgsmacht blijft beschikken over het vermogen op te treden op hogere geweldsniveaus, zoals met gevechtstanks, zware artillerie, gevechtsvliegtuigen en -helikopters, onderzeeboten en fregatten.

Het Europese Defensie Agentschap (EDA)

In afwachting van het Europese capaciteitenplan van de EDA heeft Nederland in 2007 bijgedragen aan verschillende projecten op het gebied van bestaande tekortkomingen. Defensie neemt in EDA-verband bijvoorbeeld deel aan het gezamenlijke investeringsprogramma op het gebied van bescherming van troepen, materieel en infrastructuur. Het EDA heeft in mei 2007 een strategie voor de Europese Defensie technologische en industriële basis vastgesteld. Deze strategie sluit aan bij de eveneens in 2007 vastgestelde Nederlandse DIS. In november 2007 is een raamwerk overeengekomen voor een Europese strategie voor defensieonderzoek en technologieontwikkeling. Deze strategie zal in 2008 worden aangevuld met een lijst met prioritaire technologiegebieden. In mei 2007 is de eerste rapportage over de invoering van de EDA-gedragscode voor defensieverwerving gepresenteerd.

Beleidsconclusie:

In 2007 zijn belangrijke bijdragen geleverd aan de verdere verbetering en verbreding van de (snelle) inzetbaarheid van de krijgsmacht. De meeste voorgenomen maatregelen zijn volgens plan uitgevoerd. De uitvoering van een aantal maatregelen is vertraagd zoals de ingebruikname van de NH-90, de C-130’s en de DC-10. Een aantal investeringsprojecten is gestopt, zoals het MALE UAV-project en de deelname aan het AGS-programma.

2 Het leveren van een bijdrage aan het geïntegreerde buitenlandse- (en) veiligheidsbeleid

Sinds enkele jaren groeit de internationale erkenning voor de opvatting dat vrede, veiligheid en stabiliteit belangrijke voorwaarden zijn voor duurzame ontwikkeling. Duurzame wederopbouw vereist een geïntegreerde benadering waarin onder meer het beleidsinstrument Diplomacy, Defence and Development (3D) wordt toegepast.

Defensie levert met de inzet van militaire middelen een bijdrage aan veiligheid en stabiliteit in een (post)conflictsituatie. Ook kan Defensie in het wederopbouwproces, samen met andere departementen, noodzakelijke kennis en expertise leveren voor de ontwikkeling of hervorming van de veiligheidssector.

In 2007 heeft Defensie meer dan twintig Security Sector Reform (SSR)-adviseurs ingezet in twaalf SSR-projecten in Burundi, Rwanda, de Democratische Republiek Congo, Mali en Georgië. Ook zijn in het kader van de ISAF-missie in Afghanistan en Nato Training Mission in Iraq (NTM-I) SSR-projecten uitgevoerd, die onder andere zijn gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

SSR-pool

Defensie heeft in 2007 de (SSR)-pool geëvalueerd, waarbij is onderzocht of de gekozen opzet in de praktijk voldoet. De evaluatie is aanleiding geweest om een aantal concrete verbeteringen in de opzet en de aansturing van de SSR-pool door te voeren. Om beter te kunnen inspelen op het vraaggestuurde karakter, zal de defensiecapaciteit op SSR-gebied flexibeler worden ingericht. Naast de pool van zestig deskundigen met bestuurlijke en beleidsmatige kennis en ervaring, wordt een kleine SSR-kern van enkele voltijdsfuncties gevormd om verkenningen uit te voeren, alsmede de aansturing en het beheer van de SSR-pool op zich te nemen. Deze SSR-kern wordt ondergebracht bij de Directie Operaties van de Defensiestaf.

De verdere professionalisering van de SSR-pool geschiedt door het op voorhand aanwijzen van de SSR-expertisegebieden, competenties en taalvaardigheden waarop het meest waarschijnlijk een beroep zal worden gedaan. Aldus worden de defensieorganisatie en de SSR-deskundigen in staat gesteld zich goed op hun adviestaak voor te bereiden. Ten slotte wordt een communicatiestrategie opgesteld ten behoeve van de defensieorganisatie en spelers in onze omgeving (andere departementen, non-gouvernementele organisaties, bedrijfsleven) die uiteenzet wat SSR inhoudt, wat Defensie hieraan bijdraagt, welk belang daaraan wordt toegekend en hoe het is georganiseerd.

European Gendarmerie Force (EGF)

De EGF bestaat uit vijf Europese landen (Nederland, Frankrijk, Italië, Spanje en Portugal), die beschikken over een politiemacht van 800 functionarissen met een militaire status.

In 2007 is de toegezegde capaciteit van 40–60 CKmar-functionarissen ter beschikking gekomen van de EGF. In 2007 was Nederland voorzitter van de EGF. Onder Nederlands voorzitterschap is het verdrag ondertekend dat de juridische grondslag vormt voor de missies en activiteiten van de EGF. Eind november 2007 is de eerste EGF-missie van start gegaan. De EGF heeft een geïntegreerde politie-eenheid van EUFOR/Althea overgenomen.

Beleidsconclusie:

In 2007 is een relevante bijdrage geleverd aan het geïntegreerde buitenlandse- (en) veiligheidsbeleid. Door Defensie zijn adviseurs geleverd aan SSR-projecten in hoofdzakelijk Afrikaanse landen. De SSR-pool is geëvalueerd. Ten slotte heeft Nederland als voorzitter van de EGF belangrijke resultaten behaald.

3 Het verdiepen van de samenwerking met civiele autoriteiten

Door de ministeries van Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Verkeer en Waterstaat zijn bindende afspraken gemaakt over een verdere intensivering van de civiel-militaire samenwerking (ICMS). Het jaar 2007 stond voor een belangrijk deel in het teken van de operationalisering van maatregelen.

Per 1 januari 2007 is de nieuwe Nederlandse kustwachtorganisatie formeel van start gegaan, die zich echter nog wel in een transitieproces bevindt. De verwachting is dat dit proces in de loop van 2008 voltooid zal zijn.

Defensie levert ook bijdragen aan de terrorismebestrijding. Met ingang van 2007 levert Defensie onder meer personeel en middelen aan de Dienst Speciale Interventies (DSI).

In 2007 is gestreefd naar een optimale invulling van de gewenste helikopterondersteuning voor rampenbestrijding en crisisbeheersing, voor inzet van de bijzondere bijstandseenheden en voor de uitvoering van politietaken. In dat kader zouden ook de mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van aanschaf en beheer van overheidshelikopters nader worden onderzocht. De aanbesteding van helikopters voor het Korps Landelijke Politiedienst (KLPD) kon daarop echter niet wachten en is afzonderlijk in gang gezet.

Beleidsconclusie:

In 2007 is de samenwerking van Defensie met de civiele autoriteiten verder verdiept.

4 Het realiseren van een nieuw evenwicht bij de krijgsmacht

In 2007 zag Defensie zich in toenemende mate geconfronteerd met een achterblijvende vulling van de organisatie. In de laatste rapportage aan de Kamer over de migratie tot en met 30 juni 2007 (30 800 X, nr. 121d.d. 18 september 2007) is gemeld dat in het bijzonder de vulling van het militaire personeelsbestand achterblijft bij de planning. De voorspoedige economische ontwikkeling en daardoor krappere arbeidsmarkt dragen daar aan bij. In een presentatie aan de vaste commissie voor Defensie op 15 november 2007 is gemeld dat het aantal vacatures ruim 5 000 bedraagt. Door het stellen van prioriteiten, het schuiven met personeel en het bij grote knelpunten inhuren van personeel konden deze problemen tijdelijk worden ondervangen. Om de vulling op termijn te garanderen zijn er vele maatregelen genomen. Zo zijn in het in augustus 2007 afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord naast generieke salarismaatregelen onder andere de mogelijkheden voor aanstellings-, belonings- en bindingspremies versterkt. De ongewenste uitval van kandidaten bij de werving, keuring en initiële opleidingen wordt verder teruggedrongen en de voorschakeltrajecten en instroomopleidingen worden uitgebreid. Daarnaast zal Defensie zich meer dan voorheen richten op de horizontale instroom of van personeel dat eerder bij Defensie heeft gewerkt. In december 2007 is een projectorganisatie Werving en Behoud ingesteld, die onderzoekt op welke wijze de werving van nieuw personeel kan worden verbeterd en welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om het huidige personeel te behouden. Het plan van aanpak over werving en behoud van personeel is op 1 april 2008 aangeboden aan de Kamer.

Van de voornemens om in 2007 het vliegkamp Valkenburg en de vliegbases Twenthe en Soesterberg te sluiten is alleen de sluiting van de vliegbasis Soesterberg niet gerealiseerd. Als gevolg van vertraging in de nieuwbouw was vliegbasis Gilze-Rijen niet gereed om alle taken van Soesterberg over te nemen. De verwachting is dat in het najaar van 2008 de helikoptersquadrons kunnen verhuizen naar Gilze-Rijen. Eind 2008 zijn de helikopteractiviteiten vanaf Soesterberg dan ook volledig beëindigd.

Het gerealiseerde investeringspercentage bedraagt 22,3 %. Hiermee is ruimschoots aan de in de begroting 2007 genoemde verwachting (> 20 %) voldaan.

De aanbevelingen uit de bestuurlijke evaluatie Defensie zijn nader uitgewerkt. In 2007 zijn de besturingsrelaties tussen de bestuursstaf (BS), de Operationele Commando’s (OC’s), het Commando Dienstencentra (CDC) en de Defensie Materieelorganisatie (DMO) versterkt en nader verfijnd. De verbetering van het bestuur is echter een continu proces dat niet stopt in 2007, maar doorloopt in 2008 en verder.

Beleidsconclusie:

In 2007 zijn belangrijke stappen gezet in de richting van de naderende voltooiing van de operatie nieuw evenwicht. Met uitzondering van de sluiting van de vliegbasis Soesterberg zijn de voorgenomen maatregelen en activiteiten grotendeels volgens plan uitgevoerd. Een zorgwekkende ontwikkeling is de groei van het aantal vacatures bij Defensie. In 2008 worden aanvullende werving- en behoudmaatregelen genomen.

5 Het vernieuwen van het personeelsbeleid

Het jaar 2007 heeft in belangrijke mate in het teken gestaan van de voorbereiding van de invoering van het flexibele personeelssysteem (FPS). Met de goedkeuring van de wijziging van de Militaire Ambtenaren Wet eind 2007 is daarvoor de juridische basis gelegd. Met de centrales van overheidspersoneel zijn vervolgens de rechtspositionele kaders vastgesteld, waarna vanaf 1 januari 2008 militairen onder het nieuwe FPS-regime zullen instromen.

Ter voorbereiding op de invoering van het FPS is in 2007 de wervingscommunicatie aangepast. Ook is het lijnmanagement en het personeel nader geïnformeerd over de invoering van het FPS en de gevolgen daarvan. Het personeel en lijnmanagement hebben ruimschoots de gelegenheid gehad zich te laten informeren over voor hen relevante punten van het FPS. Zo is er een folder verspreid en zijn voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd.

Het FPS is per 1 januari 2008 van kracht geworden, en wordt zoals eerder gemeld stapsgewijs ingevoerd. In 2007 is de basis gelegd voor een goede loopbaanbegeleidingsorganisatie, die, eveneens stapsgewijs, in 2010 volledig gevuld en operationeel moet zijn. Op het gebied van opleidingen is – naast de aandacht voor de binnen Defensie voor de functie en loopbaan vereiste kwaliteiten – veel aandacht besteed aan de meerwaarde van werken bij Defensie voor een verdere carrière in de civiele maatschappij. Certificering van opleidingen en van verworven ervaringen en competenties vormen hiervoor de grondslag.

In 2007 is met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming bereikt over een nieuw arbeidsvoorwaardenakkoord. Als uitvloeisel van dit akkoord is op 18 december 2007 een convenant afgesloten over de verdere invoering van een leeftijdsfasebewust personeelsbeleid.

Eind maart 2007 zijn zowel de nieuwe Gedragscode Defensie als het Plan van Aanpak Staal geïntroduceerd en is gestart met de implementatie van de Staal-maatregelen waarvoor een projectstructuur bestaande uit een stuurgroep, regiegroep en een klankbordgroep is opgezet. Op het aandachtsgebied leiderschap is in 2007 de Visie Leidinggeven Defensie ontwikkeld en breed geïntroduceerd. Op het gebied van personeelsgerelateerde maatregelen kan onder andere worden vermeld dat met het ontwikkelen van het beleidsvoornemen Oprichting Integriteitsorgansatie Defensie in 2007, zij het met enige vertraging, een stap is gezet naar de nieuw op te richten defensiebrede integriteitsorganisatie. In de opmaat naar de nieuwe integriteitsorganisatie is een pilot gestart bij de Defensie Materieelorganisatie. De inrichting van de nieuwe integriteitsorganisatie met centrale integriteitsfunctionarissen en een onderzoeksteam, een onafhankelijk meldpunt en een nieuw meldings-, registratie- en rapportagesysteem zal in de loop van 2008 worden voltooid. Hiermee kan uitvoering worden gegeven aan de motie-Eijsink c.s. (30 800 X, nr. 16).

Het genderbeleid heeft in 2007 de gevolgen ondervonden van een krappe arbeidsmarkt. Hierdoor is de stijging van de instroom van het aantal vrouwen in militaire functies in 2007 afgevlakt naar circa 13%. Om het behoud en daarmee de doorstroom van vrouwen te bevorderen zijn in 2007 extra maatregelen genomen om de mogelijkheden om arbeid en zorg bij Defensie te combineren. Een uitgebreide brochure hierover is in oktober 2007 op de huisadressen van alle defensiemedewerkers verspreid. In 2007 is verder uitvoering gegeven aan het actieplan Gender en het project Genderforce.

Naast het genderbeleid is gewerkt aan het verder vorm geven van het diversiteitsbeleid bij Defensie. Dit heeft geresulteerd in de brief aan de Kamer van 14 december 2007 (31 200 X, nr. 78), waarin het gender- en diversiteitsbeleid voor de komende jaren is uiteengezet. Om de doelstellingen van dit beleid de komende jaren te bereiken, wordt een scala aan maatregelen getroffen.

In 2006 is de reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg binnen Defensie ingezet en zijn de bestaande GGZ-eenheden binnen de krijgsmacht in één bestuurlijke organisatie ondergebracht. Vervolgens zijn in januari 2007 vier regionale centra ingericht. Daarmee is de reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg een feit.

Op 1 januari 2007 is ook het Zorgloket Oorlogs- en Dienstslachtoffers geïntroduceerd, waarbij de integrale betaling van WAO en invaliditeitspensioen en een geïntegreerde beoordeling bij samenloop van invaliditeit en arbeidsongeschiktheid is gerealiseerd. De gemeenschappelijke uitbetaling van een WIA-uitkering en een invaliditeitspensioen vergt meer tijd dan voorzien, maar is in 2008 gerealiseerd. Het Zorgloket verzorgt verder de uitvoering van de militaire regelgeving voor postactieve militairen. Daarnaast zijn er vijf zorgcoördinatoren werkzaam binnen het loket, die actief militaire oorlogs- en dienstslachtoffers begeleiden.

Medio 2007 is ook de Raad van toezicht en advisering voor het civiel-militair zorgsysteem opgericht. Dit zorgsysteem levert ondersteuning voor de hulpverlening aan veteranen en aan het wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen als gevolg van uitzendingen.

Het Veteranen Registratie Systeem (VRS) is momenteel gevuld met de persoons- en uitzendgegevens van alle bij Defensie bekende veteranen. Om de actualiteit van de adresgegevens in het VRS te waarborgen is een koppeling tot stand gebracht met de gegevens van het Agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Intussen is het merendeel van de in het VRS opgenomen veteranen aangeschreven om hen onder andere te informeren over de voor hen bij Defensie beschikbare (zorg)voorzieningen, faciliteiten en activiteiten. Daarnaast zijn zij – voor zover nog niet het geval – alsnog in aanmerking gebracht voor het Handboek, het Draaginsigne en de Veteranenpas.

Een deel van de veteranen is nog niet succesvol gekoppeld aan het Agentschap Basisadministratie of hun veteranenstatus is nog niet bevestigd. Zij zullen daarom in de loop van de eerste helft van 2008 – waar mogelijk – alsnog worden aangeschreven.

Beleidsconclusie:

In 2007 zijn verschillende maatregelen genomen gericht op vernieuwing van het personeelsbeleid. Een belangrijke basis is gelegd voor de invoering van het flexibele personeelssysteem. Daarnaast zijn belangrijke stappen gezet met betrekking tot de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Staal. Ten slotte zijn maatregelen genomen op het terrein van onder meer gender, diversiteit, geestelijke gezondheidszorg, nazorg en veteranen.

Overzicht verloop begroting 2007

TOTAAL DEFENSIE2007
Standen ingediende ontwerpbegroting 20077 911 655
Beleidsmatige mutaties 
Doorwerking eindejaarsmarge uit 2006– 27 998
Overheveling van Buitenlandse Zaken voor Crisisbeheersingsoperaties112 934
Bijstelling diverse ontvangsten44 735
Overheveling van/naar andere departementen– 7 073
Hogere verkoopopbrengsten Domeinen210 360
Totaal beleidsmatige mutaties332 958
Autonome mutaties 
Loonbijstelling133 833
Prijsbijstelling30 578
Bijstelling diverse ontvangsten– 13 822
Bijstelling ontvangsten verkoopopbrengsten Domeinen– 29 309
Overheveling van/naar andere departementen– 12 891
Doorwerking eindejaarsmarge 200734 513
Totaal autonome mutaties142 902
Totaal jaarrekening 20078 387 515

Toelichting mutaties

Beleidsmatige mutaties voor 2007

Definitieve eindejaarsmarge 2006

Het defensiebudget wordt bijgesteld met een bedrag van – € 28,0 miljoen. Dit betreft de doorwerking van de eindejaarsmarge 2006. Dit bedrag is inclusief het HGIS-deel.

Overheveling van Buitenlandse Zaken

Van het ministerie van Buitenlandse Zaken is € 112,9 miljoen overgeheveld voor de uitvoering van crisisbeheersingsoperaties.

Bijstelling diverse ontvangsten

Extra ontvangsten in verband met de verrekening met Amerika van door Defensie geleverde diensten (personeel) voor de sluiting van de POMS-site Eygelshoven.

Daarnaast wordt voorzien in incidentele ontvangsten van voorgefinancierde NAVO-infrastructuurprojecten, waaronder het project Pernis-Schoten, en een reguliere terugstorting naar het moederdepartement van het saldo van de baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie.

Overheveling van/naar departementen

Het betreft hier voornamelijk de bijdrage (– € 3,4 miljoen) van Defensie in de exploitatiekosten van het project C2000. Naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een bedrag van € 2,2 miljoen overgeheveld in verband met de ontvlechting van de personeelskosten van militairen op het vliegveld Hato op Curaçao voor de Kustwacht NA&A. Daarnaast hebben er diverse kleine overhevelingen plaatsgevonden.

Hogere verkoopopbrengsten Domeinen

In het verlengde van de met het ministerie van Financiën gemaakte afspraken over hogere verkoopopbrengsten Domeinen zijn de uitgaven 2007 met € 210,4 miljoen verhoogd. Het betreft de opbrengsten van de verkoop van Multipurpose(M)- en Standaard(S)-fregatten, de verkoop van de legerbasis Seedorf aan Duitsland en de verkoop van vliegbasis Twenthe.

Autonome mutaties voor 2007

Loon- en prijsbijstelling 2007

De met de Voorjaarsnota toegekende loon- en prijsbijstelling 2007 betreft de aanpassing van het loon- en prijsniveau.

Bijstelling diverse ontvangsten

Als gevolg van minder ontvangsten BTW, een gewijzigde systematiek voor case closures Foreign Military Sales (FMS) en minder brandstofleveringen aan derden zijn de ontvangsten lager dan geraamd.

Verkoopopbrengsten Domeinen

De vertraging in de afhandeling van de verkoop van Leopard-2 tanks aan Portugal heeft geleid tot lagere opbrengsten (€ 23,5 miljoen) via de Dienst der Domeinen. Deze ontvangsten worden nu in 2008 verwacht.

Overheveling van/naar departementen

Een bedrag van € 12,9 miljoen is overgeheveld naar het ministerie van Financiën. Deze mutatie betreft de nadere vaststelling van de voor 2007 aan de orde zijnde lening aan het ABP voor het met het ABP gesloten financieringsarrangement voor de opbouw van kapitaaldekking van de militaire ouderdomspensioenen.

Eindejaarsmarge 2007

Deze mutatie is het resultaat van de definitieve eindrealisatie 2007. Het betreft een saldo van de meer- en minderuitgaven bij de defensieonderdelen.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Soort onderzoekOD/ADOnderwerpStartAfgerond
Beleidsdoorlichtingn.v.t.Evaluatie beschikbaarstelling van militaire deskundigen voor de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen (aspect ambitieniveau)*november 20072008
Overig evaluatieonderzoekn.v.t.Bestuurlijke evaluatie van Defensie (nieuw evenwicht)mei 2006maart 2007
 n.v.t.Evaluatietoets Internationale Militaire Samenwerkingjuni 2007december 2007
 ODBeleidsevaluatie Commando landstrijdkrachtenaugustus 2006augustus 2007
 n.v.t.Evaluatie beleidsplan CKmar 2010november 2006april 2007
 n.v.t.Evaluatie SSR-poolmaart 2007augustus 2007

* Deze doorlichting komt in de plaats van de in de begroting 2007 aangekondigde beleidsevaluaties van het Commando luchtstrijdkrachten en de Defensie Materieelorganisatie. Door reorganisaties heeft de doorlichting vertraging opgelopen.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1. Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties – beleidsartikel 20

Algemene doelstelling

Duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit.

Doelbereiking

Nederland heeft onverminderd bijgedragen aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Nederland voerde daartoe een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet heeft beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich uitstrekte tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten.

Verbetering ramingssystematiek

Bij de opstelling van de initiële begroting/raming wordt rekening gehouden met de op dat moment bekende uitgangspunten, inzichten en ervaringen. Het opstellen van een raming bij complexe crisisbeheersingsoperaties (zoals in Uruzgan) wordt bemoeilijkt door niet te beïnvloeden factoren zoals lange, kwetsbare logistieke lijnen en klimatologische en operationele omstandigheden. Niettemin streeft Defensie naar zo accuraat mogelijke ramingen. Daar waar een volledig inzicht in de kosten van een missie ontbreekt zal een post «onvoorzien» worden opgenomen bij de desbetreffende missie.

Ook heeft Defensie verbetermaatregelen genomen om sneller inzicht te krijgen in knelpunten en ontwikkelingen, onder meer door herziening van regelgeving en aanpassing van de financiële procedures aan de aard van de operatie.

Evaluatie

De inzet van operationele eenheden van de krijgsmacht is onderhevig aan een continu evaluatieproces. Doordat de opzet van de operaties verschilt voor wat betreft de geografische locatie, de wijze van militair optreden en het geweldsniveau, is een eenduidige meetsystematiek nauwelijks mogelijk. Na afloop van elke inzet wordt in de eindevaluatie (waar mogelijk) ingegaan op het resultaat van de operatie (wat was beoogd en wat is uiteindelijk met welke inspanning bereikt). Hiermee wordt bereikt dat nieuwe ervaringen tijdig worden onderkend en dat hieruit defensiebreed lering wordt getrokken.

Toetsingskader 2001

In het Toetsingskader 2001 (23 591, nr. 7) is een reeks van aandachtspunten opgesteld om per operatie een weloverwogen politiek en militair oordeel te kunnen vellen over Nederlandse deelneming aan internationale crisisbeheersingsoperaties.

In dit kader is onder andere bepaald dat op iedere derde woensdag in mei het parlement kan beschikken over een tussentijdse evaluatie van de lopende operaties waaraan Nederlandse militaire eenheden deelnemen en dat na beëindiging van de Nederlandse inzet een eindevaluatie wordt opgesteld waarin zowel de militaire als de politieke aspecten aan de orde komen.

Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Verplichtingen210 661245 144213 799317 885318 362195 500122 862
Uitgaven       
Operaties       
EUFOR Althea60 02034 99329 23630 84314 22918 000– 3 771
EUPM1 4421 158 547182 182
KFOR  23117177 177
Stabilisatiemacht Irak (SFIR)36 54279 86741 7647 7941 984 1 984
NTM-I  4261 160708300408
Unifil Libanon    9 019 9 019
ISAF (algemeen)31 8325 3991 296751 1 200– 1 200
ISAF PRT 8 04014 18711 3061 346 1 346
ISAF/F-16 detachement 18 99725 80721 39614 24513 500745
ISAF/Stage III   143 943232 566134 60097 966
Operatie Enduring Freedom31 78279216 8138 0851 297 1 297
Operatie SRF  16 7716 0303 030 3 030
Enduring Freedom/CTF150  8137 27730 30
Overige operaties15 6688 1704 9828 2085 3283 7001 628
Contributies       
VN-contributies34 32265 35452 96356 854  0
CRO / EU-contributies2 3807 6085 4425 26311 5475 0006 547
Afdracht premie/koopsom pensioenen 12 8184 5816 7958 1404 0004 140
Subtotaal213 988243 196215 104316 369303 828180 300123 528
Voorziening crisisbeheersingsoperaties     15 200– 15 200
Totaal uitgaven213 988243 196215 104316 369303 828195 500108 328
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten8 00113 07110 6434 0803 7881 4072 381

Verplichtingen

De hogere verplichtingen worden bij de uitgaven toegelicht.

Uitgaven

De daadwerkelijke uitgaven in 2007 bedroegen € 303,8 miljoen. De begroting voor 2007 was vastgesteld op € 195,5 miljoen. Het verschil van € 108,3 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door de hogere uitgaven voor de operatie ISAF/Stage III (€ 98,0 miljoen). De opmerkelijke verschillen worden hieronder toegelicht.

EUFOR Althea

De missie is per juni 2007 verlengd met een jaar tot juni 2008. Door inkrimping van de missie en de hierdoor lagere personele bezetting is de realisatie € 3,8 miljoen echter lager dan voorzien.

UNIFIL Libanon

Op 11 augustus 2006 is door de VN-veiligheidsraad besloten tot de ontplooiing van een versterkte UNIFIL-missie, inclusief maritieme component (resolutie 1701). Door het kabinet is op 22 september 2006 ingestemd met de bijdrage van een fregat aan de maritieme taakgroep van UNIFIL. Deze missie is op 15 december 2006 begonnen en loopt door tot 1 maart 2008. In 2007 is hiervoor € 9,0 miljoen uitgegeven.

ISAF/Stage III

In 2007 is er in totaal € 232,6 miljoen gerealiseerd voor ISAF Stage III. In de begroting was hiervoor € 134,6 miljoen opgenomen. De hogere uitgaven van € 98,0 miljoen zijn het gevolg van uitgaven voor vergoeding en toelagen (€ 10 miljoen), voeding (€ 19 miljoen), personeelszorg (€ 6 miljoen), transport (€ 27 miljoen), materiële kosten (€ 12 miljoen), munitie (€ 14 miljoen) en diverse overige kleine mutaties (€ 10 miljoen).

Operatie Strategic Reserve Force (SRF)

De Nederlandse bijdrage aan de SRF (operatie in Mazar-e-Sharif) is afgerond. De volledige kosten van deze operatie hebben € 25,8 miljoen bedragen, inclusief de in 2007 betaalde afrondingskosten van de operatie. Bij deze operatie is destijds geen gebruik gemaakt van luchttransport van de Duitse luchtmacht.

CRO/EU-contributies

Nederland draagt bij in de gemeenschappelijke uitgaven voor de NAVO (NATO Crisis Response Operations, voorheen PSO) en de Europese Unie (onder andere EUFOR en EU-missie Tsjaad). De bijdrage stijgt van € 5,0 miljoen naar € 11,5 miljoen als gevolg van het toegenomen aantal operaties.

Afdracht premie/koopsom pensioenen

Voor de (extra) pensioenopbouw voor militairen die ingezet worden bij crisisbeheersingsoperaties wordt aanvullende premie afgedragen bij het ABP. De realisatie van € 8,1 miljoen ten opzichte van de begroting van € 4,0 miljoen is het gevolg van een verhoogd aantal militairen in Afghanistan en een aantal nieuwe missies die niet in de begroting 2007 waren opgenomen (onder andere UNIFIL en verlenging EUFOR).

Ontvangsten

De ontvangsten waren voor 2007 begroot op € 1,4 miljoen. De daadwerkelijke ontvangsten bedroegen in 2007 € 3,8 miljoen. Het verschil van € 2,4 miljoen komt voort uit de VN-ontvangsten voor de inzet van personeel en materieel van UNIFIL, ontvangsten van de verrekening van brandstofkosten van de operatie SFOR en een ontvangst van Hongarije voor het overnemen van een basis in Afghanistan.

Beleidsmatige informatie (uitgevoerde operaties)

De internationale veiligheidssituatie blijft onvoorspelbaar. De Nederlandse deelname aan crisisbeheersingsoperaties kan daarom niet op voorhand volledig worden gepland.

Operationele doelstelling 1 – Vrede en stabiliteit in Europa

European Force (EUFOR)/Althea

Het kabinet heeft in juni 2007 besloten om de Nederlandse militaire deelname aan de EU-geleide troepenmacht EUFOR tot juni 2008 voort te zetten. De kern van de huidige Nederlandse bijdrage (85 militairen) bestaat thans uit personeel voor het Regional Coordination Center van Regio-1, een viertal Liaison and Observation Teams(LOT), gehuisvest tussen de lokale bevolking in diverse huizen in Bosnië-Herzegovina, een detachement van EUFOR/Integrated Police Unit een National Support Element (NSE) en personeel op HQ EUFOR. In de maanden februari, maart en april van 2007 heeft EUFOR een transitie ondergaan, waarbij de sterkte van 5 000 teruggebracht is naar 2 500. De bijdrage van Nederland aan EUFOR is teruggebracht van 280 naar 85 militairen.

European Union Monitor Mission (EUMM)

Met de missie werd toezicht gehouden op de ontwikkeling van het democratiseringsproces op de Balkan. De defensiebijdrage bestond tot 24 augustus 2007 uit drie militairen. De EUMM is per 31 december 2007 beëindigd.

European Union Police Mission (EUPM)

Doel van de EUPM is het coachen van het Bosnische midden- en hogere politiekader in het uitoefenen van politietaken naar Europees model. De EUPM heeft geen executieve taken en verricht haar taken ongewapend. De Nederlandse bijdrage bestaat uit vier militairen van het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) en zes civiele politieagenten.

Kosovo Force (KFOR)

Doel van de missie is het leveren van een bijdrage aan een veilige en stabiele (leef)omgeving in Kosovo. De KFOR-troepenmacht ziet toe op de naleving van het Military Tactical Agreement van drie juni 1999 en levert assistentie aan de VN-missie United Nations Interim Administration Missionin Kosovo (UNMIK). Nederland levert sinds oktober 2005 vier militairen aan het KFOR-hoofdkwartier te Pristina.

Operationele doelstelling 2 – Vrede en stabiliteit in Afghanistan

International Security Assistance Force (ISAF)

De ISAF heeft een VN-mandaat om de Afghaanse regering in geheel Afghanistan te assisteren bij het handhaven van de veiligheid. Afhankelijk van de omvang van de Nederlandse bijdrage zal de voorziene inspanning leiden tot een evenredige belasting van het HGIS-budget. Bij de raming van de operatie werd initieel uitgegaan van ongeveer 1 200 militairen. Het totaal aantal Nederlandse militairen in Zuid-Afghanistan is in de loop van het jaar verhoogd tot 1 655. Bovendien zijn er in de periode tot 1 februari 2007 ongeveer 200 militairen extra ingezet als gevolg van de Nederlandse commandovoering over de ISAF-missie in Zuid-Afghanistan. Als gevolg van uitloop van de opbouwperiode waren begin 2007 daadwerkelijk ongeveer 2 000 Nederlandse militairen in Zuid-Afghanistan aanwezig.

1 NLD Air Task Force (ATF)

De ATF is opgericht ter ondersteuning van de Task Force Uruzgan (TFU). De ATF omvat alle vliegtuigen en helikopters die permanent voor ISAF in Afghanistan zijn gestationeerd. De ATF beschikt voor het leveren van gevechtssteun over vijf Apache-helikopters en zes F-16 gevechtsvliegtuigen. Daarnaast beschikt de ATF over afwisselend drie Chinook-helikopters en zes Cougar-helikopters voor luchttransporttaken.

1 NLD Task Force Uruzgan (TFU)

Nederland heeft vanaf 1 augustus 2006 de leiding over de wederopbouwmissie in de provincie Uruzgan. Deelname aan deze missie was oorspronkelijk gepland voor twee jaar. Eind december 2007 heeft het parlement het kabinetsbesluit bekrachtigd de missie, in afgeslankte vorm, te verlengen tot 1 augustus 2010. De kern van de eenheid wordt gevormd door een Provincial Reconstruction Team (PRT) en een geïntegreerde Australische genie-eenheid. Daarnaast beschikt de TFU over een eigen Battle Group voor beveiliging, alsmede logistieke- en stafondersteuning.

Regional Command South (RCS)

Behalve voornoemde bijdragen aan ISAF in het algemeen en Uruzgan in het bijzonder, leverde Nederland een personele bijdrage aan het hoofdkwartier van ISAF in de zuidelijke regio in Kandahar, dat tot 1 mei 2007 door een Nederlandse generaal werd geleid.

Overige eenheden in Afghanistan

Voor de ondersteuning van alle voornoemde eenheden zijn op verschillende locaties kleine eenheden aanwezig. Voorbeelden hiervan zijn het Nederlands Contingentscommando, CKmar-eenheden, hoofdkwartieren, EUPOL en inlichtingencapaciteit. Hiermee zijn ongeveer 121 functies gemoeid.

Civiel-Militaire samenwerking (CIMIC)

CIMIC-eenheden en -functionarissen hebben in 2007 een bijdrage geleverd aan de Task Force Uruzgan. In totaal zijn er twaalf CIMIC-functionarissen ingezet waarvan acht binnen missieteams en vier in de staven van PRT en TFU. In totaal zijn tweehonderd projecten uitgevoerd ter ondersteuning van de missie in Uruzgan.

Operationele doelstelling 3 – Vrede en stabiliteit in Afrika en overige kleine missies.

Afrika

European Security (EUSEC) Kinshasa en Bunia

EUSEC is een kleinschalige, van oorsprong civiele, Security Sector Reform (SSR)-missie die adviseert en assisteert bij het hervormen van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC). De militaire invloed wordt echter steeds groter. De Nederlandse bijdrage omvat het ondersteunen van de totstandkoming en het vergroten van de betrouwbaarheid van het nieuwe geïntegreerde Congolese leger. Hierbij wordt aandacht besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en respect voor de rechtsstaat. De EUSEC-missie is 2 mei 2005 begonnen. Het mandaat is verlengd tot 30 juni 2008. Nederland draagt in Kinshasa met één functionaris bij aan de EUSEC-missie. Onder de paraplu van EUSEC wordt tevens in het oosten van de DRC het project EUSEC Financial Mission (FIN) uitgevoerd, dat de betaling van soldij aan de soldaten stroomlijnt en transparant maakt. Nederland draagt sinds mei 2006 met twee functionarissen bij aan EUSEC FIN en ook deze bijdrage zal conform het mandaat tot 30 juni 2008 worden voortgezet.

United Nations Mission Sudan (UNMIS) te Soedan

Nederland heeft in principe voor een periode van één jaar een bijdrage van vijftien politiefunctionarissen (UNPOL) en vijftien militaire waarnemers (UNMO) toegezegd aan deze VN-missie. De eerste groep militairen is op 22 april 2006 ontplooid. Het takenpakket van de waarnemers bestaat uit het toezien op de goede uitvoering van deComprehensive Peace Agreement van 9 januari 2005, die door zowel het noorden als het zuiden van Soedan is geaccordeerd. De Nederlandse bijdrage aan UNPOL bestaat uit het begeleiden en opleiden van de lokale politiemacht in het zuiden van Soedan en wordt jaarlijks beschouwd.

EUFOR missie in Tsjaad

Nederland heeft ter voorbereiding op een mogelijke EUFOR missie in Tsjaad, sinds november 2007, in totaal zeven augmentees ter beschikking gesteld voor het Operational Headquarters (OHQ) en het Field Headquarters (FHQ) te Parijs. Het doel is ondersteuning van de planning en uitvoering van de gewenste EVDB-missie in Tsjaad. De EUFOR-missie vangt naar verwachting in het voorjaar van 2008 aan.

Light Support Package (LSP)/ UN African Mission in Darfur (UNAMID)

In 2007 is besloten dat de Verenigde Naties een vredesmissie zal gaan uitvoeren in Darfur (Soedan) en daarmee de African Mission in Soedan zal aflossen. Ter voorbereiding op UNAMID is in 2007 een Light Support Missie ontplooid in El Fasher/Darfur/Soedan. Deze missie ondersteunt de planning en beoogt de uitvoering van de UNAMID missie, met name de ondersteuning van logistieke planning en het cease firing committee. De Nederlandse bijdrage bestaat sinds augustus 2007 en is toegezegd voor een jaar.

Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi (BINUB) en bilaterale Sector Security Reform (SSR)-missie in Burundi

Eind 2006 is besloten tot ondersteuning door Nederland van de fragiele staat Burundi in het Afrikaanse «Grote Meren-gebied» op het gebied van Disarmament, Demobilisation and Reintegration (DDR) en SSR-activiteiten. Hiertoe is bij de VN-organisatie BINUB in Bujumbura (Burundi) een Nederlandse militair geplaatst. De BINUB-missie is de verbeterde opvolger van de Opération des Nations Unies au Burundi (ONUB)-missie. Einde mandaat voor de BINUB-missie is 1 januari 2009. Tevens is besloten bilateraal SSR-projecten te ondersteunen voor de Burundese strijdkrachten en politie. Jaarlijks wordt in overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken overwogen om deze vorm van advisering voort te zetten. Het ministerie van Buitenlandse Zaken financiert deze SSR-adviesprojecten.

Overige kleine missies

NATO Training Mission Irak (NTM-I)

Nederland leverde sinds het begin van de missie (februari 2005) vijftien militairen voor administratieve ondersteuning en training van Iraakse staven. Na een interne reorganisatie binnen NTM-I kon de Nederlandse bijdrage vanaf maart 2007 worden teruggebracht tot zeven militairen. In december 2007 heeft het kabinet besloten de bijdrage aan NTM-I tot medio augustus 2008 te verlengen.

UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)

Nederland heeft in 2007 twaalf militairen geleverd voor verschillende waarnemersgroepen in Syrië, Israël en Libanon.

Task Force 150 – Operation Enduring Freedom (TF-150/OEF)

Nederland heeft gedurende het hele jaar een liaisonteam geleverd aan het maritieme hoofdkwartier van het Combined Force Maritime Component Command (CFMCC) te Bahrein. In 2007 zijn er geen Nederlandse schepen ingezet voor een van de TF’s van het CFMCC in Bahrein.

European Union Border Assistance Mission Rafah (Gaza)

Nederland leverde drie militairen van het CKmar aan deze missie, die toezicht houdt bij het Rafah Crossing Point, teneinde het vertrouwen tussen de Israëlische regering en de Palestijnse Autoriteit op te bouwen. In verband met de machtsovername in de Gazastrook door Hamas en de daarmee samenhangende sluiting van het Rafah Crossing Point, is de Nederlandse bijdrage vanaf november 2007 teruggebracht naar één officier van het CKmar.

United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL)

Israël heeft het militair optreden in Zuid-Libanon beëindigd na het besluit in de zomer van 2006 van de VN-Veiligheidsraad tot de ontplooiing van een versterkte UNIFIL-missie, inclusief maritieme component. Het kabinet heeft op verzoek van de Libanese regering op 22 september 2006 ingestemd met de bijdrage van een fregat aan de maritieme taakgroep van UNIFIL. Deze missie is op 15 december 2006 begonnen en is 1 maart 2008 afgelopen.

4.2. Commando zeestrijdkrachten – beleidsartikel 21

Algemene doelstelling

Operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. In september 2007 is het ambitieniveau voor de nieuwe kabinetsperiode verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». De beleidsbrief geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CZSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau waar te kunnen maken en de inzetbaarheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CZSK voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten, en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.

Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 21 Commando zeestrijdkrachten
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Verplichtingen472 458695 049503 909621 299568 909600 070– 31 161
Uitgaven       
Programma-uitgaven       
Commando ZSK Nederland540 323512 342502 214554 279536 296511 32424 972
Kustwacht Nederland5 9885 6994 6074 5975 8645 326538
Commando ZSK Caribisch Gebied62 15655 40554 12553 15348 69855 255– 6 557
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba10 76018 03812 9255 8727 1666 968198
Totaal programma-uitgaven619 227591 484573 871617 901598 024578 87319 151
Apparaatsuitgaven       
Staf Commando ZSK16 39616 32024 73436 02633 39716 18817 209
Bijdragen aan baten-lastendiensten010 58813 3139 9297 9319 797– 1 866
Totaal apparaatsuitgaven16 39626 90838 04745 95541 32825 98515 343
Totaal uitgaven635 623618 392611 918663 856639 352604 85834 494
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten60 69324 74141 37323 60314 58722 309– 7 722

Toelichting bij de verschillen

Verplichtingen

Een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, heeft geleid tot een vermindering van de verplichtingenstand met € 40 miljoen. Het overige verschil betreft het saldo van een groot aantal kleine mutaties.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De programma-uitgaven van het Commando ZSK Nederland zijn gestegen met € 25,0 miljoen ten opzicht van de begroting 2007. Het verschil is onder meer een gevolg van de extra uitgaven voor inhuur van personeel (€ 14,2 miljoen), de loonbijstelling 2007 (€ 16,6 miljoen) en een lagere personele bezetting dan voorzien (– € 16,3 miljoen). Daarnaast zijn er extra uitgaven voor vliegopleidingen (€ 2,7 miljoen) en voor de stijging van de IV-uitgaven onder andere als gevolg van een tariefbijstelling door de DTO voor IV-werkplekdiensten (€ 6,0 miljoen). Het resterende bedrag betreft overige kleine mutaties (€ 1,8 miljoen).

Bij het Commando ZSK Caribisch gebied betreft de mutatie (– € 6,6 miljoen) het saldo van de loonbijstelling en de lagere uitgaven als gevolg van de onderbezetting, alsmede enkele kleine mutaties.

Apparaatsuitgaven

De hogere realisatie bij de Staf Commando ZSK is met name het gevolg van vertraging bij de overdracht van de internationale functies aan het CDC. De uitgaven zijn daardoor alsnog ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord.

Ontvangsten

De lagere ontvangsten zijn voornamelijk het gevolg van een herschikking van de budgetten van CZSK naar de DMO.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CZSK moest voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande doelstellingen/realisatiematrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting en/of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikbare operationeel gerede maritieme expeditionaire eenheden.

Om met maritieme eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie, is een gedeelte van de maritieme eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend.

Operationele doelstelling 3: Voortzettingsvermogen bij de maritieme eenheden.

Om een aantal operationeel gerede maritieme eenheden gereed te hebben en in aflossing te kunnen voorzien, is een groter aantal eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om gepland groot onderhoud te kunnen uitvoeren en personeel opleidingen te laten volgen. Eenheden die uit onderhoud komen, doorlopen een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.

Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando zeestrijdkrachten 2007
GroepOrganieke eenheidTotaal aantal eenhedenTotaal aantal operationeel gerede eenhedenVoortzettingsvermogen
    Inzet OD1 Operationeel GereedOD2 OD3
  BegrootRealisatieBegrootRealisatieBegrootRealisatieBegrootRealisatie
StafNLMARFOR1111    
Schepen en onderzeebotenFregatten9921,521,556
 Bevoorradingsschepen22 0,510,511
 Landing Platform Docks22  1111
 Onderzeeboten44  21,522,5
 Ondersteuningsvaartuig11  11  
 Mijnenbestrijdings-vaartuigen1010113267
 Hydrografische opnemingsvaartuigen22  1111
 Ondersteuningsvaartuig CARIB11  11  
Maritieme helikoptersVluchteenheden (boord)6622  44
 Walbemanningen77  77  
 Helikopters14142254,577,5
Korps MariniersMariniersbataljon22  1111
 Ondersteunende mariniersbataljons33  33  
 Unit Interventie Mariniers11  11  
 Marinierspelotons Caribisch gebied66  66  
Overige eenhedenDuik- en Demonteergroep11  11  

Toelichting

Algemeen

Naast het succesvol uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties zoals UNIFIL en nationale operaties zoals Beneficial Cooperation heeft het CZSK niet geheel kunnen voldoen aan de doelstellingenmatrix. Onderrealisatie heeft plaatsgevonden bij de fregatten, de onderzeeboten, de mijnenbestrijdingsvaartuigen en de maritieme helikopters.

Internationale inzet

Fregatten

Gedurende het gehele jaar is met een fregat deelgenomen aan de (verlengde) maritieme operaties voor de kust van Libanon in het kader van de Maritime Task Force (MTF) UNIFIL. Daarnaast hebben Hr.Ms. Zuiderkruis en Hr.Ms. van Nes met geëmbarkeerde vluchteenheid de taken van het stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba vervuld. Hr.Ms.Van Nes en Hr.Ms. Pelikaan hebben in september 2007 succesvol humanitaire noodhulp geleverd in Nicaragua nadat de orkaan Felix daar grote schade had aangericht. Hr.Ms. Evertsen voltooide in de tweede helft van 2007 in het kader van NRF-9 als onderdeel van de Standing NRF Maritime Group 1 (SNMG 1) een succesvolle rondreis rond Afrika waarbij het na een vulkaanuitbarsting Search And Rescue (SAR) taken uitvoerde voor de kust van Yemen.

Naast de ingezette schepen was de doelstelling om gedurende 2007 twee fregatten operationeel gereed te hebben. Deze doelstelling is niet gehaald in de maanden januari t/m juni. In deze periode was één fregat operationeel gereed. Deze tijdelijke onderrealisatie was vooral het gevolg van de algemene lage personele vullingsgraad van de CZSK-organisatie, extra benodigde ondersteuning aan de DMO voor het afstoten van M-fregatten aan Chili en België enrecuperatieperiodes na uitzendingen. De tijdelijke gereduceerde gereedheid van fregatten had geen directe gevolgen voor de geplande operationele inzet in 2007

Onderzeeboten

In het voorjaar is Hr.Ms. Bruinvis gedurende een deployment van drie maanden zes weken ingezet in de Middellandse Zee in het kader van Operatie Active Endeavour. Hr.Ms. Walrus is tijdens een deployment van drie maanden naar het Caribische gebied vier weken ingezet voor Counterdrugs Operaties. Tijdens deze inzet is intensief samengewerkt met het stationsschip Hr.Ms. van Nes. Ook de onderzeedienst had te kampen met een tekort aan technisch personeel, waardoor in de tweede helft van 2007 maar één onderzeeboot (in plaats van twee) operationeel is gereedgesteld.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen (MBV’s)

De operationeel gerede MBV’s hebben gedurende het jaar regulier invulling gegeven aan de NRF-verplichting (NRF-8/9), waarbij de MBV’s onderdeel waren van de Standing NRF MCM Group 1 (SNMCMG-1). Daarnaast hebben de MBV’s deelgenomen aan de operatie Beneficial Cooperation, waarbij op de Noordzee 95 explosieven werden geruimd. Verder hebben MBV’s en het ondersteuningsschip Hr.Ms. Mercuur gevaren ter ondersteuning van de dienst der Hydrografie en de Kustwacht Nederland. Als gevolg van een tekort aan specialistisch personeel en de inspanningen die geleverd moesten worden voor de (toekomstige) overdracht van MBV’s aan Letland is er gedurende 2007 ondergerealiseerd in Operationeel Gerede-eenheden. Dit heeft invloed gehad op de geplande verplichtingen, met name op de realisatie van de vaardagen voor de Kustwacht Nederland. Op 7 maart en 5 september zijn respectievelijk de voormalige Hr.Ms. Harlingen en voormalige Hr.Ms. Scheveningen overgedragen aan Letland.

Maritieme helikopters

De gereedstelling van de maritieme helikopters (type Lynx) is in de eerste helft van het jaar conform de planning verlopen. In de tweede helft van het jaar heeft het tekort en de groeiende uitstroom van technisch personeel zijn weerslag gehad op de beschikbaarheid van helikopters voor maritieme waltaken, resulterend in het neerwaarts bijstellen van de operationele activiteiten. Het boordproduct is wel volledig geleverd: één Lynx helikoper is het hele jaar ingezet aan boord van het stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba, een tweede Lynx-helikopter is ingezet aan boord van achtereenvolgens Hr.Ms. Van Galen, Hr.Ms. Van Speijk en Hr.Ms. De Ruyter, die deel uitmaakten van de MTF UNIFIL. De overige helikopters hebben uitvoering gegeven aan maritieme waltaken, waaronder militaire bijstandsopdrachten, Search and Rescue (in 2007 zijn 42 SAR-vluchten uitgevoerd), ondersteuning Unit Interventie Mariniers, rampenbestrijding, opleiden, instandhouden van kwalificaties, opwerken, ondersteuning van de vloot vanaf de wal en transporttaken. De afnemende beschikbaarheid van helikopters in met name de tweede helft van 2007 heeft onder meer geresulteerd in verminderde helikopterondersteuning voor de Kustwacht Nederland, deelname van vluchteenheden aan oefeningen en beproevingen en een geringere opleidingscapaciteit.

NLMARFOR

Gedurende NRF-9 was de Commander Netherlands Maritime Force(COMNLMARFOR) en een aantal van zijn stafofficieren toegewezen aan de staf van de Commander UK Maritime Force (COMUKMARFOR) die voor deze NRF-roulatie was aangewezen als Maritime Component Commander (MCC).

Korps Mariniers

In 2007 zijn verschillende eenheden van de mariniers uitgezonden naar Afghanistan als Operational Mentoring and Liaison Teams en maakten Special Forces van de mariniers deel uit van de Task Force Viper in Uruzgan. Uitzendingen in combinatie met personeelstekorten, reorganisaties van eenheden en de invoering van nieuw materieel hebben de gereedstelling onder druk gezet, maar hebben geen directe invloed gehad op de geplande verplichtingen.

Duik- en Demonteergroep

De Duik- en Demonteer Groep heeft gedurende het jaar verschillende explosieven onschadelijk gemaakt, waaronder een zware vliegtuigbom in Berkhout (NH) en ruim duizend kilogram oude dynamietstaven op het vliegveld van Bonaire.

Nationale inzet

Naast de hierboven aangegeven nationale inzet van AMBV’s (Beneficial Cooperation, Kustwacht Nederland), maritieme helikopters (Kustwacht Nederland) en de DDG, had het CZSK in 2007 in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten (ICMS) in totaal 700 militairen op afroep beschikbaar. Voorts zijn in het kader van Intensivering Civiel Militaire Samenwerking verschillende eenheden gereedgesteld voor specifieke vormen van steunverlening en bijstand. Dit waren onder andere twee schepen van de wacht, maar ook een EOD-team voor het opsporen en ruimen van explosieven en teams van de Unit Interventie Mariniers.

In- en uitdiensttreding eenheden

M-fregatten

Na het instemmen met de Marinestudie tijdens de begrotingsbehandeling van 2006, is in 2007 begonnen met het uitvoeren van deze studie die bestaat uit een aantal materieelprojecten en diverse reorganisatietrajecten. In het kader van de Marinestudie is in maart het M-fregat Hr.Ms. Karel Doorman overgedragen aan België. In hetzelfde kader werd in december het M-fregat Hr.Ms. Van Nes uit dienst gesteld. Zij zal in 2008 worden overgedragen aan Portugal. In het kader van eerdere besluitvorming in de brief «Nieuw evenwicht» (2003) is het M-fregat Hr.Ms. Tjerk Hiddes overgedragen aan Chili. Ondersteuning voor het afstoten van M-fregatten is in de eerste helft van 2007 ten koste gegaan van het operationele product van het CZSK (zie ook de toelichting Fregatten).

Landing Platform Docks

Het tweede Landing Platform Dock (LPD) Hr.Ms. Johan de Witt is eind november 2007 formeel in dienst gesteld.

4.3. Commando landstrijdkrachten – beleidsartikel 22

Algemene doelstelling

Operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. In september 2007 is het ambitieniveau voor de nieuwe kabinetsperiode verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». De beleidsbrief geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CLAS moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CLAS voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.

Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 22 Commando landstrijdkrachten
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Verplichtingen1 673 4701 497 7991 306 7771 320 5151 159 9641 329 593– 169 629
Uitgaven       
Programma-uitgaven       
Operationeel Commando1 230 9781 145 3141 193 0891 058 076987 6311 118 257– 130 626
Totaal programma-uitgaven1 230 9781 145 3141 193 0891 058 076987 6311 118 257– 130 626
Apparaatsuitgaven       
Staf Operationeel Commando336 581308 228288 707315 862315 262235 51779 745
Bijdragen aan baten-lastendiensten036 35236 75035 80030 88133 265– 2 384
Totaal apparaatsuitgaven336 581344 580325 457351 662346 143268 78277 361
Totaal uitgaven1 567 5591 489 8941 518 5461 409 7381 333 7741 387 039– 53 265
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten39 234105 37452 83738 84232 65118 21514 436

Toelichting bij de verschillen

Verplichtingen

Een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, heeft geleid tot een vermindering van de verplichtingenstand met € 73 miljoen. De overige mutaties zijn toegelicht bij de uitgaven.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De bij het Operationeel Commando geraamde uitgaven voor energie, onderhoud en beheer Infra en inhuur oefenterrein zijn verantwoord ten laste van de Staf Operationeel Commando (– € 92 miljoen). De bij de Staf Operationeel Commando geraamde uitgaven voor kleding en uitrusting zijn verantwoord ten laste van de uitgaven voor het Operationeel Commando (€ 20 miljoen).

De geraamde uitgaven voor de diensten van de Bedrijfsgroep Personele Diensten, de Bedrijfsgroep Transport (– € 10 miljoen) en de exploitatie van de informatievoorziening (– € 17 miljoen) zijn verantwoord op het beleidsartikel CDC. Daarnaast zijn de uitgaven voor brandstoffen verantwoord ten laste van het beleidsartikel DMO (– € 10,6 miljoen). Voor de salarisuitgaven is per saldo een bedrag van € 35,2 miljoen minder gerealiseerd door enerzijds de personele onderbezetting (– € 73,2 miljoen) en anderzijds de loonbijstelling (€ 38 miljoen). Het resterende verschil betreft diverse overige mutaties.

Apparaatsuitgaven

De herschikkingen tussen programma-uitgaven en apparaatsuitgaven voor energie, onderhoud en beheer Infra, inhuur oefenterreinen en kleding en uitrusting hebben geleid tot een hogere realisatie (per saldo € 72 miljoen). De uitgaven voor de internationale functies zijn als gevolg van vertraging bij de overdracht naar het CDC alsnog ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord (€ 19,6 miljoen).

De stijging van de IV-uitgaven (€ 6,4 miljoen) is onder andere het gevolg van een tariefbijstelling door de DTO voor IV-werkplekdiensten. Voor de afwikkeling van de sluiting van de NL POMS-site te Eygelshoven is € 4,7 miljoen uitgegeven. Het resterende verschil betreft overige kleine mutaties.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten zijn met name het gevolg van de afwikkeling van de sluiting van de NL POMS-site te Eygelshoven.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLAS moest voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande doelstellingen/realisatiematrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting en/of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen:

Operationele doelstelling 1: Operationele grondgebonden expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikbare operationeel gerede grondgebonden expeditionaire eenheden.

Om met grondgebonden eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie, is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend.

Operationele doelstelling 3: Voortzettingsvermogen bij de grondgebonden eenheden.

Om een aantal typen grondgebonden eenheden gereed te hebben gedurende een langere periode, is een groter aantal van dat type eenheden noodzakelijk. Hierdoor is het mogelijk om eenheden te laten recupereren, reorganisaties door te voeren, nieuw materieel in te voeren en het personeel opleidingen te laten volgen. Grondgebonden eenheden doorlopen een opwerkprogramma tot het niveau «operationeel gereed» is bereikt.

In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.

Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando landstrijdkrachten 2007
GroepOrganieke eenheidTotaal aantal eenhedenTotaal aantal operationeel gerede eenhedenVoortzettingsvermogen
    Inzet OD1 Operationeel GereedOD2 OD3
  BegrootRealisatieBegrootRealisatieBegrootRealisatieBegrootRealisatie
HRF (L)HQNL deel staf HRF HQ11  11  
 CIS battalion11  11  
 Staff support battalion11  11  
Korps CommandotroepenCommandotroepen-compagnie341122 1
Air Manoeuvre BrigadeBrigadestaf + Stafstafcompagnie1111    
 Infanteriebataljon Luchtmobiel33111111
 Gevechtssteun eenheden330,50,52,51,5 1
 Logistieke eenheden33 0,532,5  
Gemechaniseerde Brigades (13 en 43 Mechbrig)Brigadestaf + Stafstafcompagnie2222    
Pantserinfanterie/Tankbataljon66132 33
 Brigade verkenningseskadron2211  11
 Afdeling Veldartillerie220,30,30,70,711
 Pantsergeniebataljon2211  11
 Logistieke eenheden440,5 1,51,522,5
101 Gevechtssteun BrigadeKernstaf Geniebrigade11  11  
Geniebataljon110,20,20,50,30,30,5
 ISTAR bataljon/ISTAR compagnie33111111
 Commando luchtdoelartillerie11  0,50,20,50,8
 CIS-bataljon11 0,20,50,30,50,5
1 Logistieke BrigadeKernstaf Logistieke brigade11  11  
 Bevoorradings- en Transportbataljon220,50,50,50,511
 Geneeskundig bataljon/Geneeskundige compagnie33111111
 Herstelcompagnie33111111
Regionaal Militair CommandoNationale Reserve Bataljon55  55  
Explosieven OpruimingsdienstNationale Operaties peloton/Expeditionair peloton/Ruimploeg4411132 

Toelichting

Algemeen

Bijna alle CLAS-eenheden hebben in 2007 bijgedragen aan de missie ISAF III in Afghanistan. Het tempo waarmee eenheden zijn gereedgesteld en uitgezonden had grote invloed op het personeel en materieel van zowel uitgezonden als niet-uitgezonden eenheden van het CLAS.

Het behalen van de doelstellingen heeft tevens onder druk gestaan door een achterblijvende instroom van personeel. Er was gedurende het gehele jaar sprake van een ondervulling bij specifieke categorieën personeel waardoor de operationele gereedstelling van eenheden werd bemoeilijkt. Ook de hoge belasting van het materieel door de inzet in Afghanistan was van invloed op het gereedstellingsproces. Door defensiebreed en bij CLAS-eenheden prioriteiten te stellen kon grotendeels aan de opgedragen doelstelling worden voldaan. Hieruit wordt duidelijk dat de voor materiële exploitatie beschikbare budgetten geen gelijke tred houden met de uitgaven die noodzakelijk zijn voor ondersteuning van het reguliere opleidings- en trainingsproces.

Bij negen organieke eenheden is er een verschil tussen hetgeen is begroot en gerealiseerd. Het betreft het Korps Commandotroepen, Air Manoeuvre Brigade, Gemechaniseerde Brigades, Gevechtssteunbrigade en Explosieven Opruimingsdienst. Na deze algemene paragraaf wordt hier nader op ingegaan.

In 2007 heeft een herijking van het operationeel vermogen plaatsgevonden. Hierbij is binnen de CLAS-organisatie een aantal eenheden stilgezet en voorbestemd voor extensivering. Het betreft twee tankeskadrons van respectievelijk 11 Tankbataljon en 42 Tankbataljon en twee batterijen Veldartillerie van respectievelijk 11 Afdeling Rijdende Artillerie en 14 Afdeling Veldartillerie. Deze eenheden zijn per 1 oktober 2007 onttrokken aan het operationeel vermogen van het CLAS.

Internationale inzet

Korps Commandotroepen

Het Korps Commandotroepen heeft zorggedragen voor de vulling van 3, 4 en 5 SF TFU (Special Forces Task Force Uruzgan). In verband met de reorganisatie van het Korps Commandotroepen naar vier commandotroepencompagnieën is vanuit het gevechtsteunbataljon van het Korps Mariniers steun verleend aan de SF TFU-missie.

Air Manoeuvre Brigade (AMB)

De Brigadestaf Luchtmobiel is ingezet als staf van de Taskforce Uruzgan (TFU), ISAF.

13 Infanteriebataljon Luchtmobiel is, met onder andere ondersteuning van gevechtsteun en logistieke eenheden, ingezet als battlegroup van TFU-4, ISAF.

Voor wat betreft de operationele gereedheid van de gevechtsteuneenheden van 11 AMB was er in 2007 een onderrealisatie. Een van de redenen is dat de Luchtverdedigingscompagnie personeel heeft geleverd voor de inzet als doorgunner van de Cougarhelikopter van de Air Task Force, ISAF, waardoor een aantal materieeleenheden niet operationeel gereed kon worden gesteld voor de organieke luchtverdedigingstaken. Ook de uitzendbescherming als gevolg van de inzet van deeleenheden in 2006 was van invloed op de onderrealisatie. Wel heeft 11 AMB eenheden ingezet ter ondersteuning van de TFU-battlegroup en de staf Regional Command (South).

De inzet van de logistieke elementen luchtmobiel is in de plaats gekomen van de inzet van de logistieke elementen van de Gemechaniseerde Brigades.

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

De brigadestaf van 13 Mechbrig is in de eerste helft van 2007 ingezet als staf van de Task Force Uruzgan. De staf van 43 Mechbrig is vanaf november 2006 tot en met mei 2007 ingezet als brigadestaf van het Regional Command South, ISAF.

17 en 42 Pantserinfanteriebataljon en 11 Tankbataljon van 13 Mechbrig zijn, onder andere ondersteund door gevechtsteun en logistieke eenheden, ingezet als battlegroup en Provincial Reconstruction Team van TFU-2 en TFU-3, ISAF.

42 Brigade Verkenningseskadron van 13 Mechbrig is ingezet als deel van de battlegroup TFU-4, ISAF.

41 Pantsergeniebataljon van 13 Mechbrig is ingezet als PRT van TFU-3, ISAF.

Kleinere onderdelen van 13 Mechbrig, ondersteund door elementen uit de logistieke brigade, vormden het contingent EUFOR-5.

101 Gevechtssteun Brigade

Diverse subeenheden van de Gevechtssteun Brigade zijn ingezet voor ISAF en EUFOR. Tevens zijn een Constructiecompagnie, een NBC-peloton en twee ISTAR-modules gereed gesteld voor de stand-by periode EUBG gedurende de eerste zes maanden van 2007.

De operationele gereedheid van 101 Geniebataljon laat een kleine onderrealisatie zien, ontstaan door de inzet van eenheden in 2006 (Deployment Task Force, ISAF).

In 2007 zijn elementen van de luchtverdedigingsbatterijen operationeel gereed gesteld voor de stand-by periode NRF-10 in 2008. De onderrealisatie voor wat betreft de operationele gereedheid van dit commando houdt verband met de reorganisatie van de Luchtverdediging naar het Commando Luchtdoelartillerie.

Delen van het CIS-bataljon zijn ingezet voor TFU, EUFOR en de stand-by periode EUBG.

1 Logistieke Brigade

Onderdelen van één van de Bevoorradings- en Transportbataljons alsmede onderdelen van de Herstelcompagnieën en het Geneeskundig bataljon zijn ingezet voor ISAF. Vanuit de logistieke brigade zijn tevens logistieke elementen toegevoegd aan eenheden die zijn ingezet voor EUFOR en EUBG.

Explosieven Opruimingsdienst

Vanwege inzet en nationale taken waren de pelotons voortdurend operationeel gereed en beschikbaar.

Nationale inzet

Militaire bijstand en ondersteuning

Het CLAS had in 2007 in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 5 400 militairen op afroep beschikbaar:

• 2 000 militairen van het CLAS voor CMBA-afspraken/militaire bijstand;

• 3 400 reservisten: 2 750 reservisten voor militaire taken en 650 reservisten voor specifieke taken.

Ter voorbereiding op een succesvolle inzet voor bijstand en ondersteuning, hebben eenheden van het CLAS in 2007 aan diverse oefeningen deelgenomen. Voorbeelden hiervan zijn:

• Een gezamenlijke oefening ordeverstoring in maart met eenheden van de politie en militairen van 43 Gemechaniseerde Brigade in Eindhoven.

• Een oefening in het kader van ICMS in de veiligheidsregio Utrecht tussen eenheden van het CLAS en diverse hulpverleningsdiensten om te leren werken met het Slachtoffer Volg Systeem.

• Een crisisoefening in Rotterdam waar eenheden van het CLAS en ongeveer 2 000 bestuurders, ambtenaren en hulpverleners van de politie, brandweer en geneeskundige dienst in een grote landelijke rampenoefening participeerden.

• De gezamenlijke oefening in september van het EVIDES-waterbedrijf en het CLAS in Rotterdam voor het opzetten van een nooddrinkwatervoorziening.

Voorbeelden van verleende militaire bijstand en ondersteuning:

• In januari is door 103 Constructiecompagnie steun verleend bij het vrijmaken van wegen na een storm.

• In april heeft het EOCKL steun verleend aan de viering van Koninginnedag in ’s Hertogenbosch en Woudrichem.

• In oktober heeft RMC West personele steun geleverd aan de conferentie van de ministers van Defensie van 26 NAVO-landen in Noordwijk. Zo is een gedeelte van de bewaking uitgevoerd door 20 Natresbataljon.

• In november en december is personeel en materieel beschikbaar gesteld in respectievelijk Groningen (’t Zandt) en Gelderland (de Bommelerwaard).

4.4. Commando luchtstrijdkrachten – beleidsartikel 23

Algemene doelstelling

Operationeel gerede lucht- en grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Doelbereiking

Het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) heeft een bijdrage geleverd aan de hoofdtaken van de krijgsmacht en daarmee aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. In september 2007 is het ambitieniveau voor de nieuwe kabinetsperiode verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar». De beleidsbrief geeft een beschrijving van de taken die eenheden van het CLSK moeten kunnen uitvoeren. Om het ambitieniveau te kunnen waarmaken en de inzetbaarheid op peil te houden, dienen de operationele eenheden van het CLSK voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel te hebben, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.

Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 23 Commando luchtstrijdkrachten
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Verplichtingen627 612993 092608 856714 728713 180600 846112 334
Uitgaven       
Programma-uitgaven       
Commando luchtstrijdkrachten556 093520 636500 285506 687546 938520 15526 783
Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba001 35415 3033 90115 048– 11 147
Totaal programma-uitgaven556 093520 636501 639521 990550 839535 20315 636
Apparaatsuitgaven       
Staf Commando luchtstrijdkrachten194 979176 104139 983126 117129 39395 73033 663
Bijdragen aan baten-lastendiensten09 40811 62812 72814 33311 8302 503
Totaal apparaatsuitgaven194 979185 512151 611138 845143 726107 56036 166
Totaal uitgaven751 072706 148653 250660 835694 565642 76351 802
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten36 52442 71626 83417 59216 8298 6718 158

Toelichting bij de verschillen

Verplichtingen

De stijging van het verplichtingenniveau met € 112,3 miljoen betreft een groot aantal mutaties. Naast de mutaties zoals opgenomen bij de toelichting van de uitgaven zijn in 2007 twee meerjarige opleidingscontracten voor helikoptervliegers aangegaan met een omvang van € 62 miljoen. Daarnaast is door een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, de eerder aangegane verplichtingen gecorrigeerd met € 48 miljoen.

Uitgaven

Programma-uitgaven

De hogere realisatie is het gevolg van een verhoging van het budget voor onderhoud aan infra (€ 20 miljoen), de extra uitgaven voor vliegopleidingen in de VS (€ 5,6 miljoen) en de vertraging in de verhuizing van de Tactische Helikopter Groep (THG) (€ 5 miljoen). Diverse kleine mutaties hebben geleid tot een bijstelling van – € 3,8 miljoen.

Voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba was in de begroting € 15 miljoen opgenomen. De uitgaven voor de uitvoering van het project luchtverkenningscapaciteit zijn verantwoord ten laste van het CZSK.

Apparaatsuitgaven

De uitgaven voor de internationale functies zijn als gevolg van vertraging bij de overdracht naar het CDC alsnog ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord (€ 26 miljoen). De stijging van de IV-uitgaven (€ 13 miljoen) is onder andere het gevolg van een tariefbijstelling door de DTO voor IV-werkplekdiensten. Daarnaast zijn de uitgaven voor de IV-exploitatiebudgetten bij het CDC verantwoord (– € 10,4 miljoen). Het resterende bedrag van € 5,1 miljoen is het gevolg van overige kleine mutaties.

Ontvangsten

Een toenemend aantal vliegbewegingen voor luchttransport vanaf de vliegbasis Eindhoven door militaire partners heeft geleid tot hogere ontvangsten voor geleverde vliegtuigbrandstoffen.

Beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen)

De operationele doelstellingen waaraan het CLSK moest voldoen, zijn gekwantificeerd en gekwalificeerd naar aantallen operationeel gerede eenheden. Uit onderstaande doelstellingen/realisatiematrix blijkt hoeveel eenheden voor de operationele doelstellingen beschikbaar moesten zijn respectievelijk waren. De beleidsmatige informatie (realisatie operationele doelstellingen) beperkt zich tot toelichtingen op die eenheden waarvan de realisatie niet overeenkomt met de begroting en/of eenheden die zich kenmerken door bijzonderheden, zoals inzet en belangrijke wijzigingen in de samenstelling of organisatie van eenheden.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Operationeel gerede expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationeel gereedgestelde eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om zo bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Operationele doelstelling 2: Beschikbare operationeel gerede expeditionaire luchtstrijdkrachten.

Om met luchtstrijdkrachten direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie zijn eenheden van de luchtstrijdkrachten operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend.

Operationele doelstelling 3: Voortzettingsvermogen bij de luchtstrijdkrachten.

Om expeditionaire eenheden gereed te houden is een groter aantal middelen noodzakelijk dan direct operationeel nodig is. Hierdoor is het mogelijk te recupereren, gepland onderhoud uit te voeren en personeelsleden opleidingen te laten volgen. Tevens wordt hiermee het voortzettingsvermogen bij expeditionair optreden gegarandeerd.

In onderstaande tabel is de realisatie van de operationele doelstellingen weergegeven en toegelicht.

Realisatie operationele doelstellingen (OD) 1, 2 en 3 Commando luchtstrijdkrachten 2007
GroepOrganieke eenheidTotaal aantal eenhedenTotaal aantal operationeel gerede eenhedenVoortzettingsvermogen
    Inzet OD1 Operationeel GereedOD2 OD3
  BegrootRealisatieBegrootRealisatieBegrootRealisatieBegrootRealisatie
JachtvliegtuigenSquadron550,50,54,54,5  
GevechtshelikoptersSquadron110,40,30,60,7  
TransporthelikoptersSquadron220,50,250,50,511,25
SAR-helikoptersSquadron11  11  
Luchttransport en tankersSquadron11  0,50,60,50,4
Geleide WapensFire platoon44  43 1
Air Operations Control StationSquadron11  11  
Overige eenhedenOGRV-pelotons331122  

Toelichting

Algemeen

Het CLSK heeft bij vier typen organieke eenheden, te weten gevechtshelikopters, transporthelikopters, luchttransport en tankers en geleide wapens, niet geheel kunnen voldoen aan de doelstellingenmatrix. Na deze algemene paragraaf wordt hier nader op ingegaan.

Internationale inzet

Jachtvliegtuigen

Zes F-16 jachtvliegtuigen zijn ingezet voor de ISAF-operatie in Afghanistan. Tevens waren in de eerste helft van 2007 twaalf F-16’s stand-by voor EUBG. In de tweede helft van 2007 stonden twaalf F-16’s stand-by voor NRF-9.

Gevechtshelikopters

De eerste helft van 2007 zijn zes Apache-gevechtshelikopters ingezet voor de operatie ISAF in Afghanistan, daarna waren dit vijf Apache-gevechtshelikopters (in verband met voortzettingsvermogen op termijn).

Transporthelikopters

Het cijfermatige verschil bij OD1 is te verklaren doordat tijdens het opstellen van de begroting is uitgegaan van Cougars, terwijl tijdens de realisatie zowel Cougars als Chinooks zijn ingezet. Voor eenzelfde transportcapaciteit zijn minder Chinook-helikopters dan Cougar-helikopters nodig. De gevraagde transportcapaciteit is echter volledig ingevuld.

Een Cougardetachement heeft dit jaar bijgedragen aan het blussen van branden in Griekenland.

Geleide wapens

De onderrealisatie voor wat betreft de geleide wapens is veroorzaakt door technische problemen met een radar en launchers.

Overige eenheden

Object Grondverdediging (OGRV)

Twee OGRV-pelotons stonden in de tweede helft van 2007 stand-by voor NRF en EUBG.

Nationale inzet

Militaire bijstand en ondersteuning

Naast de realisatie van twee Quick Reaction Alert F-16’s en andere nationale taken, had het CLSK in het kader van ondersteuning van civiele autoriteiten in totaal 50 militairen op 24 uur notice en 250 militairen op 48 uur notice beschikbaar.

4.5. Commando Koninklijke marechaussee – beleidsartikel 24

Algemene doelstelling

Operationeel gerede capaciteit van het Commando Koninklijke marechaussee voor een veilige samenleving.

Doelbereiking

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) is een politieorganisatie met een militaire status. Het CKmar heeft bijgedragen aan de drie hoofdtaken van de krijgsmacht. Daarnaast staan in de Politiewet 1993 specifieke taken van het CKmar limitatief opgesomd. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor samenwerking met en bijstand aan de politie.

Het Commando Koninklijke marechaussee heeft bijgedragen aan de handhaving van de rechtsorde en waarborgt hulpverlening aan instanties die dat behoeven. Enkele van haar vele militaire en civiele taken zijn: politietaken bij militaire instellingen en bij uitzendingen, civiele politiemissies, grensbewaking, bestrijding van mensensmokkel, de bescherming van leden van het Koninklijk Huis en de bescherming van geldtransporten van De Nederlandsche Bank (DNB). Zij voert taken uit in opdracht van het bevoegd gezag. Voor een deel van de taken is dat het ministerie van Justitie.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij de Defensie Materieelorganisatie.

Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 24 Commando Koninklijke marechaussee
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Verplichtingen349 312334 297358 066355 987311 429356 453– 45 024
Uitgaven       
Programma-uitgaven       
Operationele taakvelden282 663280 486292 901327 112335 548303 91431 634
Totaal programma-uitgaven282 663280 486292 901327 112335 548303 91431 634
Apparaatsuitgaven       
Staf Koninklijke Marechaussee44 82346 96350 49735 58532 84357 558– 24 715
Bijdragen aan baten-lastendiensten01 7011 8532 8384 7222 4692 253
Totaal apparaatsuitgaven44 82348 66452 35038 42337 56560 027– 22 462
Totaal uitgaven327 486329 150345 251365 535373 113363 9419 172
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten7 5607 74312 4195 5464 9407 254– 2 314

Toelichting bij de verschillen

Verplichtingen

Een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, heeft geleid tot een vermindering van de verplichtingenstand met € 32 miljoen. Voorts leidt de ontvlechting van de IV-exploitatie naar het CDC tot een mutatie van ongeveer – € 10 miljoen.

Uitgaven

Programma-uitgaven

Ongeveer € 31 miljoen van de bij de Staf Commando Koninklijke marechaussee geraamde uitgaven voor de personele en materiële exploitatie zijn verantwoord ten laste van de operationele taakvelden. Tevens is de bezoldiging bijgesteld met de loonbijstelling (€ 7,7 miljoen) en zijn uitgaven gedaan voor verhuis- en inrichtingskosten (€ 2,6 miljoen). Daarnaast zijn de geraamde uitgaven voor de IV-exploitatie ten laste van het CDC verantwoord (– € 10 miljoen).

Apparaatsuitgaven

De lagere uitgaven zijn met name een gevolg van bovengenoemde herschikking van de apparaatsuitgaven naar de programma-uitgaven (€ 32 miljoen). De uitgaven voor de internationale functies zijn als gevolg van vertraging bij de overdracht naar het CDC ten laste van dit artikelonderdeel verantwoord (€ 3,1 miljoen). De stijging van de IV-uitgaven (€ 6,7 miljoen) is onder andere het gevolg van een tariefbijstelling door de DTO voor IV-werkplekdiensten. Voorts zijn de uitgaven in verband met de oprichting van de Haagse facilitaire ondersteuning verantwoord bij het CDC (– € 19 miljoen).

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1: Veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.

IndicatorenRealisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde
Het percentage onderkenningen van mogelijke illegale betredingen van het beveiligde gebied100%100%0
     
Aantal illegale betredingen van het object1000
     
Het percentage uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging100%100%0
     
Het percentage uitvoering productieprogramma Beveiliging Burgerluchtvaart (BBLV)100%>100%0
     
Aantal beveiligde waardetransporten183168– 15

Toelichting tabel

Productieprogramma Beveiliging Burgerluchtvaart (BBLV)

In 2007 zijn meer activiteiten uitgevoerd dan gepland als gevolg van de ontwikkeling van het Toezichtplan BBLV. Deze activiteiten zijn in overleg met de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) uitgevoerd.

Waardetransporten

Er zijn minder transporten uitgevraagd door de DNB dan voorzien.

Operationele doelstelling 2: Uitvoering van wettelijke taken in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving in het kader van de handhaving vreemdelingenwetgeving

IndicatorenRealisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde
Schengenconforme controle en een adequate risicoanalyse100%Burgerluchtvaart: 100% fysieke controle op in- en uitreis100%0
 100%64%73%Cruiseschepen: 100% administratieve controle ten aanzien van bemanning en passagiers. 100% fysieke controle ten aanzien van passagiers die van boord gaan (afhankelijk van risicoanalyse)100% administr.62% fysiek inreis54% fysiek uitreis0–3
 100%86%86%Vrachtveerboten: 100% admininistratieve en fysieke controle op in- en uitreis van bemanning conform de wijze van controle ten aanzien van zeelieden100% administr.92% fysiek inreis88% fysiek uitreis0– 8%– 12%
     
 100%97%98%Personenveerboten: 100% administratieve en fysieke controle op in- en uitreis van passagiers en een 100% administratieve en fysieke controle conform de wijze van controle ten aanzien van zeelieden100% administr98% fysiek inreis98% fysiek uitreis0– 2%– 2%
     
 Pleziervaart: Een streven naar 100% administratieve en fysieke controle ten aanzien van opvarenden en ten minste 5 landelijke projectdagen, die geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt5 projectdagen2
     
 Vissersschepen: Een streven naar 100% administratieve en fysieke controle ten aanzien van opvarenden en tenminste 3 projectdagen, die geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt3 projectdagen
     
 100% adm.Gem. 49%Gem. 31%Vrachtvaart: afhankelijk van doorlaatpost  100% administr.Gem. 40% fysiek inreisGem. 24% fysiek uitreis0– –
     
Wachtrij op de luchthaven schiphol  98%95% van de passagiers bij aankomst mag maximaal 10 minuten wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole98%+3%
 93%95% van de vertrekkende of transfererende passagiers mag maximaal 6 minuten wachten voorafgaand aan de paspoortcontrole86%– 9%
     
Aantal illegalen aangetroffen in grensgebied7 84214 0008 189– 5 811
     
Aantal identiteitsvaststellingen in het AC-proces100%100% (graad van echtheidsonderkenning)100%0
     
Aantal vreemdelingen dat Nederland kan worden uitgezet49 962Gereedstaan voor 25 500 uitzettingen6 171n.v.t.
     
Aantal projectmatige strafrechtelijke onderzoeken mensensmokkel223014– 16

2 Op de doorlaatposten Vlissingen en Terneuzen zijn de projectdagen in de reguliere controles opgenomen.

3 Het betreft de realisatie ten opzichte van het totale aanbod. Hieraan is een risicoanalyse voorafgegaan.

4 Ten aanzien van het aantal vreemdelingen dat Nederland kan worden uitgezet is de inrichting van het Commando Koninklijke marechaussee en de infrastructuur afgestemd op de streefwaarde van 25 500. Of dit aantal gehaald wordt, is afhankelijk van de gehele uitzettingsketen.

Toelichting tabel

Grensbewaking

Op de luchthavens zijn alle passagiers fysiek gecontroleerd (norm 100%). In 2007 is op Schiphol de wachttijd bij aankomst voor 98% van de passagiers beperkt gebleven tot de norm van maximaal 10 minuten. Wat betreft de wachttijd bij vertrek/transfer (norm maximaal 6 minuten) is voor 86% van de passagiers voldaan aan de norm. Het CKmar heeft ingrijpende maatregelen genomen om voor de korte termijn de opgedragen realisatie te behalen. Een meer structurele oplossing is op basis van een integrale analyse in gang gezet. Hierbij zal in overleg met het bevoegd gezag een afweging van de organisatiebrede doelrealisatie plaatsvinden.

Mobiel Toezicht Vreemdelingen

Op basis van juridisch-operationele knelpunten is overleg met het ministerie van Justitie besloten de definitie van «illegaal in het grensgebied» aan te passen. Dit heeft al in 2007 een lagere realisatie tot gevolg gehad. Daarnaast zijn per 1 januari 2007 Roemenië en Bulgarije tot de Europese Unie toegetreden.

Verwijderingen

In 2008 zijn alle voor verwijdering aangeboden vreemdelingen door het CKmar verwijderd. Hierbij wordt onderkend dat de capaciteit per verwijdering stijgt vanwege benodigde escortering en bestemming. Daarnaast is sprake van een sterke groei van direct aan het verwijderproces gerelateerde taken, zoals het aantal (aanvragen voor) begeleidingen van transitdeportees, het behandelen van personen in het kader van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS) en het afhandelen van Europese arrestatiebevelen.

Onderzoeken migratiecriminaliteit

Met een realisatie van 14 projectmatige onderzoeken naar mensensmokkel in 2007 is de doelstelling niet gerealiseerd. De recherchecapaciteit van het CKmar is ingezet in overleg met de verantwoordelijke weegploegen en het Openbaar Ministerie (OM). Hierbij treedt de afwijking ten opzichte van de voorgenomen realisatie vooral op omdat lopende onderzoeken worden verlengd en additionele capaciteit wordt ingezet. Tevens zullen meerdere onderzoeken pas over de jaargrens 2007–2008 worden afgerond. Tevens is een klein deel voor incidentele onderzoeken van de capaciteit ingezet ter ondersteuning van het behalen van de wachttijden op Schiphol. Tot slot is ook een deel van de totale recherchecapaciteit van het CKmar niet inzetbaar geweest vanwege een additionele opleidingsinspanning als gevolg van het Plan Versterking Opsporing (PVO).

Operationele doelstelling 3: Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.

IndicatorenRealisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde
Beschikbaarheid/bereikbaarheid>95%In minimaal 90% van de meldingen is het CKmar binnen 30 minuten ter plaatse. 99%+ 9%
     
Aantal misdrijfdossiersPercentage processen-verbaal «lik op stuk»1 35550%1 50050%1 37547%– 125– 3%

Toelichting tabel

Er zijn in 2007 1 375 misdrijfverbalen aangeboden aan het OM Arnhem. Daarnaast heeft het CKmar rond de 150 misdrijfverbalen aangeboden aan andere OM’s dan het OM Arnhem.

De onderrealisatie inzake «lik-op-stuk» is beperkt. Het CKmar zal 2008 de interne coördinatie op de afhandeling van «lik-op-stuk»-zaken verscherpen. Tevens zal met het OM Arnhem nader overleg worden gevoerd over de context van de managementafspraak en de beïnvloedbaarheid door het CKmar.

Operationele doelstelling 4: Handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde op de aangewezen nationale luchthavens.

IndicatorenRealisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde
Beschikbaarheid/bereikbaarheidPrio 1: 89%In minimaal 90% van de prioriteit 1 meldingen in de Terminal en het desbetreffende luchvaartterrein is het CKMar binnen 5 minuten ter plaatse.Prio 1: 92%+ 2%
 Prio 2: 86%  In 90% van de prioriteit 2 meldingen is het CKMar binnen 10 minuten ter plaatsenPrio 2: 90%0%
 Prio 3: 95%  In 90% van de prioriteit 3 meldingen is het CKMar binnen 15 minuten ter plaatsePrio 3: 96%+ 6%
     
Aantal controles op hoogrisico vluchten. 1 766 1 680 

Operationele doelstelling 5: Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening.

IndicatorenRealisatie 2006Streefwaarde 2007 (ultimo)Realisatie 2007Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde
Aantal beschikbare eenheden44 ME-pelotons40
 44 BE-pelotons40
 11 AOE10

Operationele doelstelling 6: Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.

IndicatorenRealisatie 2006Streefwaarde 2007Realisatie 2007Verschil 2007 t.o.v. streefwaarde
Operationeel gerede CKmar-militairen voor uitzending (politietaken voor de strijdkrachten en internationale civiele politiemissies)v153v
     
Gereedheidstermijn militaire politie eenheid (eskadron)v180 dagenv
     
Gereedheidstermijn UN Stand-by Forces Agreement System (UNFAS)v30 dagenv

4.6. Defensie Materieelorganisatie – beleidsartikel 25

Algemene doelstelling

Modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

Doelbereiking

De Defensie Materieelorganisatie (DMO) heeft een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht door levering van modern, robuust, kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

De DMO heeft daarvoor materieellogistieke ondersteuning op het gebied van aanschaf, instandhouding en afstoting voor de gehele krijgsmacht geleverd en was beleidsverantwoordelijk voor het defensiebrede materieellogistieke beleid en het beleid met betrekking tot wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling.

In 2007 heeft de DMO invulling gegeven aan haar verantwoordelijkheid voor defensiebreed materieellogistiek beleid. In algemene zin is een aantal doelstellingen bereikt:

Nadere invulling «klant/leverancierrelatie»

In 2007 is de «klant/leverancierrelatie» nader (structureel) ingevuld. Er zijn dienstverleningsovereenkomsten opgesteld en in overleg met de «klant» is het materieellogistiek beleid verder geharmoniseerd, vereenvoudigd en meer toegespitst op de behoeften van de klant. Bovendien zijn het afgelopen jaar een beleidsoverleg en een drietal klant-overleggen op het onderhavige beleidsterrein ingesteld om de communicatie en afstemming tussen klant en leverancier te verbeteren.

SPEER – opstellen High Level Design

In 2007 is gestart met het opstellen van het High Level Design (HLD) Materieellogistiek (Matlog). Hiermee wordt invulling gegeven aan de Matlog-component van het nieuwe besturingsmodel Defensie. Het HLD-Matlog zal in 2008 de beleidskaders opleveren waarmee Defensiebreed de gewenste en haalbare Matlog-eindsituatie wordt vastgelegd voor de inrichting en besturing van de processen en de organieke inrichting en de fysieke belegging.

Defensie Industrie Strategie

Samen met het ministerie van Economische Zaken en in overleg met de defensiegerelateerde industrie is een Defensie Industrie Strategie (DIS) opgesteld. De DIS is een integrale strategische visie op de Nederlandse defensiegerelateerde industrie (DGI) en de rol van de overheid daarbij. Het bereiken en behouden van een positie op de internationale defensiemarkt is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de Nederlandse DGI zelf, maar wordt zeker in de komende jaren sterk beïnvloed door de nationale overheid. Een excellente Nederlandse DGI is namelijk van belang voor Defensie als «developper, smart user en smart buyer» van materieel en voor het stimuleren van een innovatieve economie. De DIS gaat in op de mogelijkheden van de ministeries van Defensie en van Economische Zaken om de Nederlandse DGI te versterken en internationaal te positioneren en presenteert technologiegebieden waarop de Nederlandse DGI kan excelleren en zo haar positie op de Europese markt kan versterken.

Externe factoren

De mate van geoefendheid van het personeel en de personele consequenties van de achterblijvende vulling van de organisatie wordt weergegeven in het overzicht operationele doelstellingen per operationeel commando en de toelichtingen daarop. De voortgang met betrekking tot de instroom en verwerving van gewenst materieel voor de operationele commando’s is opgenomen bij de tabellen «projecten in realisatie» en de toelichtingen daarop bij dit beleidsartikel.

Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 25 Defensie Materieelorganisatie
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Verplichtingen2 079 1513 174 1121 910 4772 807 2092 379 7182 991 514– 611 796
Uitgaven       
Programma-uitgaven       
Investeringen zeestrijdkrachten395 705350 167287 270329 359266 637340 766– 74 129
Investeringen landstrijdkrachten251 213446 183393 778520 900649 360606 01343 347
Investeringen luchtstrijdkrachten237 342263 282387 036280 824438 244439 016– 772
Investeringen Koninlijke marechaussee14 71833 93720 45424 14416 82821 410– 4 582
Investeringen overig68 89884 33057 37420 81126 27713 33412 943
Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten216 207194 731211 113178 696261 991161 595100 396
Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten328 012324 902296 716273 868277 105170 496106 609
Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten165 602143 950151 777159 045259 161251 8497 312
Totaal programma-uitgaven1 677 6971 841 4821 805 5181 787 6472 195 6032 004 479191 124
Apparaatsuitgaven       
Staf Defensie Materieelorganisatie384 553353 103383 882466 816253 505303 014– 49 509
Bijdragen aan baten-lastendiensten0001 5023 05303 053
Totaal apparaatsuitgaven384 553353 103383 882468 318256 558303 014– 46 456
Totaal uitgaven2 062 2502 194 5852 189 4002 255 9652 452 1612 307 493144 668
Ontvangsten       
Totale ontvangsten28 49523 83919 60466 93744 71779 741– 35 024

Toelichting bij de verschillen

Verplichtingen

Het niveau van de verplichtingen is naar beneden bijgesteld door het vervallen van de projecten Tactical Tomahawks, Alliance Ground Surveillance en Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle, zoals in de brief «Wereldwijd Dienstbaar» aan de Kamer is gemeld. Bovendien is door een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen, de eerder aangegane verplichtingen gecorrigeerd met – € 46 miljoen.

Uitgaven

De toelichting op de verschillen bij de uitgaven van de investeringen is opgenomen bij de betreffende tabellen.

Programma-uitgaven

Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten.

De hier verantwoorde uitgaven voor de personele exploitatie (ongeveer € 93 miljoen) waren geraamd bij de Staf DMO.

Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten.

De hier verantwoorde uitgaven voor de personele exploitatie (ongeveer € 79 miljoen) waren geraamd bij de Staf DMO.

De stijging van de IV-uitgaven (€ 15,9 miljoen) is onder andere het gevolg van een tariefbijstelling door de DTO en een correctie voor IV-werkplekdiensten. De uitgaven voor brandstoffen zijn verhoogd (€ 10,6 miljoen). Het verschil van € 1,1 miljoen betreft een aantal overige mutaties.

Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten.

De hier verantwoorde uitgaven voor de personele exploitatie (ongeveer € 12 miljoen) waren geraamd bij de Staf DMO. Verder zijn er correcties uitgevoerd voor het onderhoud infra (– € 8,1 miljoen) en voor onderhoudswerkzaamheden door het LCW (€ 5,7 miljoen). Het verschil van – € 2,1 miljoen betreft een aantal overige mutaties.

Apparaatsuitgaven

De hier geraamde uitgaven voor de personele exploitatie (ongeveer € 148 miljoen) zijn verantwoord bij de Logistieke ondersteuning. Een aantal andere mutaties heeft betrekking op het onderhoud infra naar CLSK (– € 20,0 miljoen), de verhoging van het energie-uitgaven (€ 12,6 miljoen), de gebruiksvergoeding voor de DVD (€ 15,1 miljoen), een bijstelling van de ontwikkeling van de exploitatie-uitgaven (€ 30,0 miljoen), de doorwerking eindejaarsmarge 2006 (€ 38,1 miljoen) en de correctie van de werkplekdiensten (€ 22,7 miljoen).

Ontvangsten

De lagere ontvangsten worden veroorzaakt door minder teruggevorderde BTW, minderontvangsten voor FMS-cases (special billing arrangement) en lagere verrekeningen van het marinebedrijf aan derden.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1 – Voorzien in nieuw materieel

De DMO heeft in 2007 in het kader van haar defensiebrede materieellogistieke beleidsverantwoordelijkheid invulling gegeven op het vlak «voorzien in».

Defensie Materieelproces (DMP)

Naar aanleiding van de evaluatie DMP in 2006 en de afspraken uit het hierop gevoerde overleg met de Kamer in 2006 en in 2007, zijn de brochure «Hoofdlijnen van het Defensie Materieel Proces» en het zogenoemde «MaterieelProjectenOverzicht» (MPO) uitgebracht. Met deze brochure en met het MPO is de informatievoorziening richting Kamer verder verbeterd. Voor de uitvoering worden de gemaakte afspraken intern nader uitgewerkt en geharmoniseerd met de overige regelgeving.

Kwalitatieve trendanalyse materieelprojecten

De Kamer heeft de wens geuit voor een meer analytische, trendmatige beschouwing van de realisatie van projecten. In de Kamerbrief van 15 juni 2006 (27 830, nr. 39) is deze kwalitatieve analyse ook toegezegd aan de Kamer.

In het volgende jaarverslag wordt een kwalitatieve analyse gegeven over de voortgang en realisatie van de projecten in het voorgaande begrotingsjaar. Daarbij zullen, waar mogelijk, trends worden aangegeven met daaruit voortvloeiend lessons learned.

Daarbij zal zoveel mogelijk een thematische benadering worden gevolgd. Gedacht kan worden aan de ervaringen met vormen van internationale samenwerking, de betrokkenheid van de Nederlandse industrie, de tijdige beschikbaarheid van het materieel, de mate waarin het materieel bijdraagt aan de operationele inzetbaarheid, de ontwikkeling van het budget en de factoren van invloed daarop. Ook zal nadrukkelijk worden gekeken naar de ervaringen met het gebruik van materieel in uitzendgebieden.

Het eerste MPO dat met de begroting 2008 is meegestuurd zal hiervoor als referentiedocument dienen.

Sourcingbeleid Defensie

In 2007 is het Sourcingbeleid Defensie opgesteld; dit wordt vanaf 2008 geïmplementeerd. Het sourcingbeleid bevat het defensiebrede beleid over de keuze tussen zelf doen, uitbesteden en samenwerken. Het bestaat uit enerzijds de defensiebrede sourcingstrategie, die ruimte biedt voor vormen van zelfdoen, samenwerken en uitbesteden en anderzijds een voorgeschreven toe te passen sourcingtoets, die de afweging tussen alle vormen van zelfdoen, samenwerken en uitbesteden hanteerbaar en inzichtelijk maakt. Het beleid draagt onder meer bij aan een toename van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de dienstverlening, een verbeterde transparantie van het materieelkeuzeproces en het terugdringen van de bureaucratie. Bij dit sourcingbeleid is nadrukkelijk rekening gehouden met de bijzondere positie van Defensie, die vaak optreedt in gebieden en onder omstandigheden waar civiele partijen dat niet altijd kunnen.

Evaluatie Fast Track Procurement (FTP)

Fast Track Procurement maakt versnelling van bestaande verwervingsprocedures en processen mogelijk door vooral parallel en versneld bestaande processen en procedures te doorlopen, prioriteitstelling en het toewijzen van extra personele capaciteit. In 2007 is de evaluatie uitgevoerd van FTP. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat over het algemeen op doelmatige wijze gebruik wordt gemaakt van bestaande mogelijkheden die binnen de (Europese) regelgeving zijn vastgelegd om materieel versneld te kunnen verwerven. Wel is gebleken dat als gevolg hiervan reguliere projecten en verwervingsdossiers vertraging oplopen. De eventuele risico’s van FTP kunnen grotendeels worden ondervangen door zoveel mogelijk gebruik te maken van Commercial of the Shelf (COTS) en Military of the Shelf (MOTS) producten.

Uitgaven

Investeringen zeestrijdkrachten

Tabel projecten in uitvoering (bedragen x 1 miljoen)
Investeringen zeestrijdkrachtenDMP-faseGerealiseerde uitgaven t/m 2006Verwachte uitgaven in 2007Gerealiseerde uitgaven in 2007Project-volumeFasering tot
LC-FregattenRealisatie1 455,943,925,91 562,32010
LCF WalreserveRealisatie24,06,45,637,52008
LCF MunitieRealisatie248,825,010,7358,72016
LPD-2Realisatie230,68,927,0273,42008
NH-90Realisatie312,7156,176,21 011,52014
PatrouilleschepenRealisatie0,111,22,1448,02013

Luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF)

Bij het project de Luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF) is in 2007 € 18 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. Het betreft de afronding van een aantal systemen van de intussen varende fregatten. Gedurende 2007 is er vertraging opgetreden bij de aanbesteding van de Technische Commandotrainer, waardoor de betalingen niet volgens de begroting in 2007 konden worden uitgevoerd. De aanpassing van de «blast»-bestendige deuren werd in 2007 verwacht, maar is niet gerealiseerd. Ook de documentatie voor het 127 mm kanon, het voorkomen van rookhinder, het LINK-22-communicatiesysteem, het ontwerpen van een aangepaste dome en de uitvoering van een aantal restpunten voortkomend uit de proefvaart konden niet in 2007 worden gerealiseerd.

LCF-munitie

Bij de aankoop van munitie voor het LCF is in 2007 € 14,3 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. Dit is vooral veroorzaakt door vertraging bij de afwikkeling van een opdracht voor 127 mm granaten. Ook is als gevolg van de lage dollar-koers minder betaald voor de geleide wapens Standard Missile en Evolved Seasparrow Missile.

NH-90

Bij het project NH-90 is in 2007 € 79,9 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. De onderrealisatie is ontstaan door de in 2007 door de industrie aangekondigde vertraging van het project. Dat heeft ertoe geleid dat een belangrijk deel van de geplande uitgaven, bestemd voor de betaling van het productiecontract, niet tot realisatie zijn gekomen in 2007. De levering van de eerste helikopter is vertraagd van 2007 naar 2009. Tevens is een groot aantal bestedingen voor de logistieke ondersteuning verschoven naar 2009 en verder, bijvoorbeeld voor reservedelen en grondapparatuur.

MILSATCOM

Bij het project MILSATCOM is in 2007 € 18,3 miljoen minder gerealiseerd dan begroot.

In de begroting 2007 is rekening gehouden met de eerste betalingen voor EPM-modems, tactische terminals voor het Korps Mariniers en manpacks. Deze aanschaffingen zijn uitgesteld tot 2009 en verder, teneinde de specificaties rond te krijgen. Het gaat hier om respectievelijk € 3,0 miljoen, € 2,2 miljoen en € 2,5 miljoen in de begroting 2007. Tevens werd in de begroting er van uitgegaan, dat de serie van 14 extra SHF-terminals in 2006 en 2007 geleverd zouden worden. De order kon echter pas in augustus 2007 worden gegund, waardoor slechts € 1,5 miljoen van de verwachte€ 7,0 miljoen betaald werd. Ten derde realiseren de scheepsterminals en landterminals trager dan in de overeenkomsten (FMS-cases) is overeengekomen. Bij de scheepsterminals ontstond vertraging in de ontwikkeling en de productie; bij de landterminals, waar de technische realisatie volgens plan verloopt, stagneren alleen de betalingen.

NH-90

Het huidige contract voorziet in de aanschaf van twintig fregattenhelikopters, waarvan veertien met een volledig missiesysteem en zes met voorzieningen voor het inbouwen van een dergelijk systeem. Op basis van de gewijzigde behoefte (helikopterstudie) wordt het productiecontract gewijzigd in twaalf helikopters met een volledig missiesysteem (NFH) en acht helikopters geschikt voor maritieme én landgerichte transporttaken, de Transport NFH (TNFH). Deze wijziging van het productiecontract moet nog met de industrie (NHIndustries) worden overeengekomen. Evenals de aanbesteding van de Full Mission Flight Trainer (vluchtsimulator) zal dit in 2008 plaatsvinden. Als gevolg van vertraging in het kwalificatieproces vindt de feitelijke levering van de eerste NH-90 aan Nederland naar verwachting in juli 2009 plaats. Van het projectbudget is € 388,9 miljoen uitgegeven.

Projecten Marinestudie 2005

De Marinestudie 2005 behelst een pakket aan maatregelen waarmee de samenstelling en de middelen van het CZSK beter worden afgestemd op de toekomstige taken. De financiering van de Marinestudie is mogelijk door de verkoop van vier M-fregatten aan België (2) en Portugal (2). Het laatste M-fregat zal eind 2009 aan Portugal worden overgedragen. In december 2007 zijn de productiecontracten voor de verwerving van vier patrouilleschepen ondertekend. Het eerste patrouilleschip begint naar verwachting eind 2010 aan haar proeftocht. De projecten Instandhoudingsprogramma M-fregatten en Kwantitatieve versterking van de manoeuvrebataljons van het Korps mariniers zijn in 2007 door de DMO in uitvoering genomen. Het project Herintroductie van de mijnenveegcapaciteit zal begin 2008 starten. Begin 2009 zullen de resultaten van de gecombineerde voorstudie-, studie- en verwervingsvoorbereidingsfase van een joint logistiek ondersteuningsschip (vervanger Hr.Ms. Zuiderkruis) aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Het joint logistiek ondersteuningsschip komt naar verwachting vanaf 2015 in de vaart. Nog open staat het politieke besluit over de uitbreiding van de inzetmogelijkheden van het LCF voor de verdediging tegen tactische ballistische raketten.

Als gevolg van prioriteitsstelling wordt vooralsnog afgezien van de uitbreiding van de inzetmogelijkheden van de LC-fregatten voor de bestrijding van landdoelen met langeafstandsraketten (Tactom).

Investeringen landstrijdkrachten

Tabel projecten in uitvoering (bedragen x 1 miljoen)
Investeringen landstrijdkrachtenDMP-faseGerealiseerde uitgaven t/m 2006Verwachte uitgaven in 2007Gerealiseerde uitgaven in 2007Project-volumeFasering tot
Fennek (licht-verkennings-/bewakingsvoertuig)Realisatie167,671,877,8265,32008
Fennek (MRAT en AD versie)Realisatie72,650,950,1192,32009
IGV (productie) plus trainingRealisatie242,2184,874,51 075,22012
Pantzer Haubitze 2000 (PzH 2000)Realisatie112,4100,8133,8483,42010

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV)

Bij het project Infanterie Gevechtsvoertuig is in 2007 € 110,3 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. De betalingen bij dit project zijn gebaseerd op de leveringen. De leverancier heeft zich niet gehouden aan het oorspronkelijke contractuele leverschema, wat het uitgangspunt voor de begroting 2007 was.

Pantzer Haubitze 2000

Bij het project Pantzer Haubitze 2000 is in 2007 € 33 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Gedurende het jaar 2006 is vertraging in dit project opgetreden, omdat de leverancier zich niet kon houden aan het leveringsschema. In 2007 is een groot deel van de vertraging ingehaald, waardoor behalve de voor 2007 geprognosticeerde betalingen, ook de uitgestelde betalingen uit 2006 konden worden betaald.

Fennek (LVB)

Het project Fennek is een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse en de Duitse Defensie, waarbij Nederland is aangemerkt als Lead Nation en met 410 voertuigen deelneemt aan dit project. Van 202 voertuigen is de hoofdtaak het verzamelen van gevechtsinlichtingen voor grondoperaties. Hiervan zijn 148 stuks Fennek Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB), 46 stuks specifiek toegerust voor doelopsporing Voorwaartse Waarnemer (VWNR) en acht stuks voor de geleiding van grondgebonden vuursteun Tactical Control Party (TACP).

De overige 208 Fennek-voertuigen maken deel uit van de «Vervanging van Pantservoertuigen» (onder andere YPR). Dit zijn Fenneks in de uitvoeringen Medium Range Anti-tank (MRAT) en Algemene Dienst (AD).

Tot en met 2007 zijn 133 LVB, 40 MRAT, 31 VWRN en 66 AD-Fenneks geleverd. In 2007 is een aantal voertuigen versneld geleverd.

Groot Pantserwielvoertuig/PWV

Nederland werkt met Duitsland samen aan de ontwikkeling van een groot pantserwielvoertuig (Boxer) als vervanging van de verouderde YPR/M577-voertuigen. Het betreft de realisatie van een gemeenschappelijk basisvoertuig en de realisatie van specifieke landgebonden missiemodules. Voor Nederland worden vijf versies voorzien: commando, ambulance, genie, vracht en vracht/commando. Met dit nieuwe voertuig wordt voldaan aan de operationele eisen met betrekking tot het moderne optreden: voldoende transportvermogen, een goede bescherming en grote mobiliteit. In december 2006 heeft contractondertekening voor de serieproductie plaatsgevonden met een leveromvang voor Nederland van tweehonderd voertuigen. De levering voor Nederland zal naar verwachting aanvangen in het 2e kwartaal van 2011. De aanschaf van het Groot Pantser Wielvoertuig (GPV) vormt samen met de Fennek (klein pantser wielvoertuig) en het Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV) het derde element in het overkoepelende project «Vervanging Pantservoertuigen».

BMS en DCMO

Het project Battlefield Management Systeem (BMS) geeft invulling aan de C2 (Command and Control) ondersteuning van grondgebonden eenheden van het CLAS. Met het BMS wordt beoogd de operationele informatievoorziening op het niveau peloton, compagnie en bataljon te verbeteren door vooral de situational awareness bij deze eenheden te verbeteren. Het project Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO) maakt deel uit van het BMS en verzorgt de datacommunicatie. De Tweede Kamer heeft in december 2007 goedkeuring verleend aan de verwervingsvoorbereiding van beide projecten BMS en DCMO. De contracten zijn eind januari 2008 getekend.

Bushmaster-patrouillevoertuig

In de zomer van 2006 heeft Defensie met een succesvol fast track procurement-project vijfentwintig Bushmaster-patrouillevoertuigen aangekocht voor de Task Force Uruzgan in Afghanistan. Vanaf oktober 2006 zijn deze Bushmasters intensief operationeel ingezet. In 2007 zijn dertien van deze Bushmasters voorzien van een geavanceerd op afstand bedienbaar wapenstation, geschikt voor een mitrailleur kaliber .50. Het patrouillevoertuig Bushmaster biedt bescherming tegen de impact van vuurwapens, anti-tankmijnen en improvised explosive devices (IED). In 2007 is een aantal van deze Bushmasters bij operationeel gebruik op IED’s «gereden». De voertuigbemanning is hierbij ongedeerd gebleven. De betrokken Bushmasters zijn bij deze incidenten wel (onherstelbaar) beschadigd.

Om de operationele slagkracht op het gebied van Bushmasters te herstellen heeft de Defensiestaf begin oktober 2007 de DMO verzocht te bezien of snel in tien vervangende Bushmasters kon worden voorzien. DMO’s projectteam Bushmaster is onmiddellijk onderhandelingen gestart met leverancier Thales in Australië. Het onderhandelingsresultaat was dat voor eind 2007 vanuit Australië drie nieuwe Bushmasters zijn afgeleverd in Uruzgan en één nieuwe Bushmaster is afgeleverd bij het Opleidings- en Trainingscentrum Rijden te Oirschot. De afleverdatum voor de resterende zes extra Bushmasters in Kandahar was gepland voor 1 maart 2008. Zij zijn aansluitend opgenomen in de logistieke voorraad van Defensie. Met de aanvullende verwerving van tien Bushmaster-patrouillevoertuigen was een investering gemoeid van € 8,5 miljoen.

Investeringen luchtstrijdkrachten

Tabel projecten in uitvoering (bedragen x 1 miljoen)
Investeringen luchtstrijdkrachtenDMP-faseGerealiseerde uitgaven t/m 2006Verwachte uitgaven in 2007Gerealiseerde uitgaven in 2007Project-volumeFasering tot
F-16 verv. System Design and DevelopmentRealisatie524,8115,5166,8788,72012
Chinook uitbreiding en versterking (4+2)Realisatie19,286,077,3400,52011
Patriot Update PAC III (launchers en missiles)Realisatie52,821,139,0117,22009
Aanschaf 3e en 4e C-130Realisatie23,822,012,659,12008

Opvolger F16 – SDD-fase

Bij het project Opvolger F16-SDD-fase is in 2007 € 51,3 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Gelet op de voortgang van het project en binnen de kaders van het betalingsschema is de termijnbetaling van januari 2008 in december 2007 betaald.

Patriot PAC-III

Bij het project Patriot PAC-III is in 2007 € 17,9 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. Dit is het gevolg van het special billing arrangement, dat Nederland met de Verenigde Staten is overeengekomen. Bij dit project werd in 2007 al meer geleverd dan in het betaalschema was begroot.

Vervanging F-16

Nederland neemt sinds 2002 als level 2 partner deel aan de System Development and Demonstration-fase (SDD-fase) van het Joint Strike Fighter-programma. Nederland heeft zich in het Memorandum of Understanding (MoU) voor de SDD-fase verplicht tot een financiële bijdrage van US$ 800 miljoen, waarvan US$ 50 miljoen mag worden besteed aan door Nederland geïnitieerde projecten. Na de ontwikkeling van de JSF volgen de productie-, de instandhoudings- en doorontwikkelingsfasen van het toestel. Voor de inrichting van deze fasen gedurende de gehele levensduur van het toestel hebben de partnerlanden een MoU over de Production, Sustainment and Follow-on Development (PSFD) opgesteld. Het MoU verplicht de partnerlanden mee te betalen aan non recurring costs voor onder meer de inrichting van de productielijn. Met de ondertekening van de MoU door Nederland eind 2006 werd het begin van een nieuwe fase (de PSFD-fase) ingeluid. De MoU heeft een geldigheid van 45 jaar en heeft tot doel de operationele inzetbaarheid van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het afspraken over de aansturing van de PSFD-fase en over de financiële, contractuele en industriële verplichtingen. Zoals in het coalitieakkoord aangegeven, zullen verdere voorbereidingen worden getroffen voor het definitieve besluit over de vervanging van de F-16. Ook is in 2007 de Nederlandse deelname met twee testtoestellen aan de multinationale Initiële Operationele Test- en Evaluatiefase voorbereid. Hierover is in februari 2008 een besluit genomen.

3e en 4e Hercules C-130 transportvliegtuig

Het project betreft een uitbreiding van de tactische luchttransportcapaciteit met twee C-130 vliegtuigen. Eind november 2005 is een contract getekend tot levering van twee vliegtuigen die zijn overgenomen van de Amerikaanse marine. Deze worden gereviseerd en gemodificeerd om aan de Nederlandse eisen te voldoen. Dit omvat cabine- en veiligheidsmodificaties en aanpassingen aan de avionica. Voorts wordt de zelfbescherming van deze toestellen gemoderniseerd. De vliegtuigen worden naar verwachting eind oktober en eind december 2008 opgeleverd.

Uitbreiding Chinookvloot

In de Oktoberbrief 2006 van de minister van Defensie aan de Tweede Kamer is het voornemen opgenomen zes nieuwe Chinookhelikopters – een uitbreiding van vier en de vervanging van twee die in Afghanistan verloren zijn gegaan – te verwerven om onder andere tegemoet te komen aan de grote behoefte aan middelzware transporthelikopters in inzetgebieden. Op 15 februari 2007 is het contract voor de nieuwe toestellen met de firma Boeing getekend. Levering van het eerste toestel wordt vanaf het 3e kwartaal 2009 voorzien. Tevens is besloten om Special Forces-uitrusting voor vier toestellen aan te schaffen.

De standaardisatie van de gehele NL Chinookvloot zal worden gecombineerd met het voorziene levensduurverlengend onderhoud (Mid Life Update) van de huidige vloot. De standaardisatie is gepland in de periode 2014–2018.

Operationele doelstelling 2 – Instandhouding van materieel

De DMO heeft in 2007 in het kader van haar defensiebrede materieellogistieke beleidsverantwoordelijkheid invulling gegeven aan de volgende onderwerpen.

Uitvoering beleidsstudie Wapensysteemmanagement (WSM)

In 2007 is gestart met de uitvoering van de Beleidsstudie Wapensysteemmanagement (WSM). De Beleidsstudie moet in 2008 een aantal alternatieve inrichtingsvormen van WSM opleveren, die een effectieve beïnvloeding van beschikbaarheid en life cycle costs van wapensystemen mogelijk maakt. Na een keuze van één van deze alternatieven wordt meer zekerheid verkregen over de haalbaarheid en effectiviteit van de inrichting van WSM, zodat de beleidsontwikkeling van WSM langs dit alternatief kan worden ingezet.

Materieelbeheer

Het Voorschrift Materieelbeheer is in 2007 opgeleverd. Hiermee is een einde gekomen aan de diversiteit van regelgevingen, vaak nog gebaseerd op lucht-, land- en zee-specifieke omstandigheden, en is een integraal «paars» materieelbeheervoorschrift vastgesteld. De lokale werklast ten aanzien van materieelinspecties kan door dit voorschrift drastisch worden teruggebracht en is er een gedegen en weloverwogen beheersystematiek bepaald die geldig is voor al het defensiematerieel. De daadwerkelijke invoering van dit voorschrift zal in 2008 en begin 2009 zijn beslag gaan krijgen. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de verbetering van het materieelbeheer.

Prestatiegegevens DMO

Logistieke ondersteuning

De tussen de DMO en de defensieonderdelen afgesloten dienstverleningsovereenkomsten vormden de opdracht tot het nakomen van de afspraken met betrekking tot bijvoorbeeld onderhoud, servicegraad en leverbetrouwbaarheid. In de dienstverleningsovereenkomsten zijn de prestatiegegevens vastgelegd. De dienstverleningsovereenkomsten zijn gebaseerd op de Producten- en Dienstencatalogus DMO en onderscheiden zes hoofdproducten in de ondersteuning:

1 Voorzien in

2 (Wapen)systeemmanagement

3 Bevoorrading en Assortimentsmanagement

4 Onderhoud en Modificaties

5 Afvoer en Afstoting

6 Overige diensten

Het «voorzien in», «(wapen)systeemmanagement» en «afvoer en afstoting» zijn hoofdproducten van in het bijzonder de Haagse afdelingen van de DMO. De feitelijke logistieke ondersteuning («bevoorrading», «onderhoud en modificatie») wordt uitgevoerd door de DMO-bedrijven, waarover maandelijks wordt gerapporteerd door middel van de behaalde servicegraad.

De servicegraad is een prestatie-indicator voor de mate waarin de voorraad binnen een voorraadpunt of binnen de totale keten wordt beheerst en is een graadmeter voor de basisbeschikbaarheid van reservedelen. Voor een goede beoordeling van de status van het DMO-bedrijf is ook de beoordeling nodig van het lijnmanagement over performance killers: ontbreken van één of enkele reservedelen die de materiële gereedheid van een systeem ernstig degraderen. Voor de status van een wapensysteem en daaraan gekoppeld de prestatie van het DMO-bedrijf, is de trend voor de servicegraad van groter belang dan een actueel cijfer.

In 2007 is een aanvang gemaakt om in overleg met enkele defensieonderdelen, in het bijzonder met het CLSK, te bezien of een betere logistieke prestatie-indicator kan worden gedefinieerd. Deze prestatie-indicator, de leverbetrouwbaarheid, legt meer accent op de klant/leverancierrelatie in termen van gewenste aflevermomenten en daadwerkelijke aflevermomenten. De uitwerking van deze prestatie-indicator loopt door tot in 2008.

Logistieke ondersteuning door Marinebedrijf (MB)

De gemiddelde servicegraad door het MB bedraagt over geheel 2007 ongeveer 85 % tegen een norm van 80%. Hierbij hebben zich geen afwijkingen voorgedaan die op enigerlei wijze de operationele gereedheid in gevaar hebben gebracht.

Logistieke ondersteuning door Landelijk Bevoorrading Bedrijf (LBB)

De servicegraden van het LBB zijn over 2007 niet voldoende gebleken. Tegen een norm van 95% is een gemiddelde servicegraad gerealiseerd van 91%. Bij het Algemeen Goederen Bedrijf is reeds vanaf medio 2006 een dalende servicegraad waarneembaar. De gemiddelde servicegraad over 2007 bedraagt 90%.

In overleg met het CLAS is een prioritering opgesteld voor het aanvullen van de voorraden, echter lange lever- en verwervingstijden zullen pas na enige tijd (in 2008) tot een betere servicegraad leiden.

Als gevolg van de verschillende uitzendingen (onder andere EUBG, NRF-10) en reserveringen voor de operationele plannen is het servicepercentage bij het KPU in 2007 gedaald tot 87%. Bij het aanvullen van de voorraden is en wordt prioriteit gegeven aan artikelen voor uitzendingen, initiële opkomsten en initiële opleidingen.

Tot slot is de situatie rond de munitiebevoorrading zorgelijk. Het munitiebedrijf wordt geconfronteerd met een mondiaal toenemende vraag naar munitie en erg lange levertijden. De bevoorrading van de missie naar Uruzgan vormt vooralsnog nog geen knelpunt.

Logistieke ondersteuning door Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW)

Het LCW realiseert over 2007 een gemiddelde servicegraad van 93% tegen een norm van 85%. Hierbij wordt voor elk wapensysteem afzonderlijk de servicegraad gevolgd en gerapporteerd. Met name voor de helikopters zijn lagere servicegraden gerapporteerd als gevolg van het aanmaken voor nieuwe Materieel Autorisatie Staten (MAS) voor uitzendingen, naleveringen voor onderhoud, alsmede aanvragen voor het aanvullen van vooruitgeschoven voorraden. Met uitzondering van een tekort aan actuators voor het Patriot-systeem in de tweede helft van 2007, hebben de naleveringen geen negatieve invloed gehad op de inzetbaarheid van de wapensystemen.

Operationele doelstelling 3 – Afstoten overtollig materieel

Bij het afstoten van roerende zaken wordt onderscheid gemaakt tussen niet-strategische en strategische zaken, waarop verschillende procedures van toepassing zijn.

Overtollige niet-strategische zaken worden aan de dienst Domeinen van het ministerie van Financiën overgedragen. De goederen worden door Domeinen in de regel openbaar verkocht.

Voor de afstoting van overtollig strategisch defensiematerieel zijn aanvullende regelingen vastgesteld. Vanwege het specifieke karakter van dit materieel is voor elke voorgenomen afstoting een voorafgaande schriftelijke instemming van of namens de staatssecretaris vereist. Verkoop vindt in de regel plaats op basis vangovernment-to-government-overeenkomsten. Voorts is een exportvergunning vereist. Verder wordt iedere voorgenomen verkooptransactie vooraf in de Commissie Verkoop Defensiematerieel behandeld. Hierin zijn de departementen van Financiën, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Defensie vertegenwoordigd.

Gedurende 2007 zijn onder meer verkoopcontracten afgesloten voor de verkoop van F-16 jachtvliegtuigen aan Jordanië en Leopard-tanks aan Canada.

Verkoop van fregatten

In het verlengde van de operatie «Nieuw evenwicht» zijn er in het kader van de Marinestudie nogmaals vier fregatten verkocht. Twee fregatten zijn verkocht aan België, waarvoor het verkoopcontract getekend is op 22 december 2005.

In dit contract is naast de opleiding van Belgisch marinepersoneel tevens de modificatie van het helikopterdek van beide fregatten begrepen. Deze modificatie is noodzakelijk om in de toekomst met de NH-90 helikopter te kunnen opereren. Het verkooponderhoud is uitbesteed aan het Marinebedrijf. De opleidingen vinden plaats op de diverse opleidingsinstituten van het Commando zeestrijdkrachten. Het eerste fregat is intussen op 29 maart 2007 in Zeebrugge overgedragen aan de Belgische marine. De overdracht van het tweede fregat zal begin april 2008 in Antwerpen plaatsvinden.

Daarnaast is op 1 november 2006 een contract ondertekend voor de verkoop van twee fregatten aan Portugal, eveneens in het kader van de Marinestudie. In dit contract is tevens het opleiden van de Portugese bemanningen begrepen. Daarnaast is een Navy-to-Navy contract met Portugal ondertekend, waarin een aantal additionele wensen van Portugal is opgenomen. De overdracht van beide fregatten is gepland voor respectievelijk eind 2008 en eind 2009.

4.7. Commando Dienstencentra – beleidsartikel 26

Algemene doelstelling

Doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht.

Doelbereiking

Het CDC is ingericht naar acht bedrijfsgroepen en de NLDA op basis van de criteria functionaliteit, bedrijfstypologie, processen, omvang en beheersbaarheid, zodat synergievoordelen worden behaald. Het CDC is in 2007 verder gegroeid naar een klantgerichte en kostenbewusteshared-service-organisatie. De bedrijfsvoering is gericht op het voor de klant inzichtelijk maken van zowel de prijs en de kwaliteit als de kwantiteit van de producten en diensten van het CDC.

Het CDC heeft in 2007 invulling gegeven aan het verbeteren van de klantgerichtheid. Ook het begrip kostenbewustzijn heeft nadrukkelijk de aandacht gekregen. Instrumenten die zijn gehanteerd betreffen onder andere het werken met Producten-Dienstencatalogi, dienstverleningsovereenkomsten en klantenoverlegfora.

Het CDC ziet de verbetering van de klantgerichtheid en het kostenbewustzijn als een continu proces. In 2007 is wederom een verbeterslag uitgevoerd voor diverse instrumenten van de klant/leverancierrelatie. Dit houdt in dat bij iedere bedrijfsgroep sturing plaats vindt op de deelgebieden klanten, medewerkers, operationele eindresultaten en financiële eindresultaten. De klanttevredenheid wordt gemeten op verschillende niveaus, evenals de tevredenheid onder de medewerkers van de bedrijfsgroepen.

Bij de financiële eindresultaten wordt naast het resultaat ook naar de kostenontwikkeling gekeken.

Zo is het aspect vraagdemping bij de klant op de agenda verschenen, onder andere door het verrekenen van diensten. De klant wordt hierdoor geconfronteerd met de kosten van de gemaakte keuzes, waardoor bewuster gebruik wordt gemaakt van de af te nemen diensten van het CDC. Dit zal worden doorgezet in 2008.

Het houden van vergelijkende onderzoeken naar integrale kostprijzen ten opzichte van de markt of vergelijkbare overheidsdiensten wordt bij het CDC ingevuld door het houden van benchmarks. Bij een aantal bedrijfsgroepen zijn in 2007 ook daadwerkelijk benchmarks uitgevoerd. Dit proces wordt in 2008 voortgezet.

Budgettaire gevolgen van beleid beleidsartikel 26 Commando Dienstencentra
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Verplichtingen428 721589 611749 357942 294688 459758 905– 70 446
Uitgaven       
Programma-uitgaven       
Bedrijfsgroep Informatievoorziening19 29323 14626 47540 51635 68045 025– 9 345
Bedrijfsgroep Vervoer47 57651 96365 26971 29090 08855 17334 915
Bedrijfsgroep Gezondheidszorg62 69659 14659 90962 69076 90068 6628 238
Bedrijfsgroep Personeelszorg19 12420 55624 49426 20956 23393 630– 37 397
Bedrijfsgroep Personeelsondersteuning14 12412 71029 29160 94169 83388 353– 18 520
Attachés16 84016 80716 77917 46817 14620 668– 3 522
Investeringen Infrastructuur165 557154 957182 445250 040184 356210 194– 25 838
Investeringen Informatievoorziening30 68847 501101 706151 393124 50970 93353 576
Exploitatie Informatievoorziening12 58913 45815 66246 89097 25326 70970 544
Hogere Defensieopleidingen20 93920 29311 70450 90853 66650 4163 250
Bedrijfsgroep Telematica7 8569 30218 0798 32913 28318 294– 5 011
Totaal programma-uitgaven417 282429 839551 813786 674818 947748 05770 890
Apparaatsuitgaven       
Staf Commando Dienstencentra21 34818 23022 28153 33961 8334 89156 942
Bijdragen aan baten-lastendiensten05 3193 5834 8807 2592 0905 169
Totaal apparaatsuitgaven21 34823 54925 86458 21969 0926 98162 111
Totaal uitgaven438 630453 388577 677844 893888 039755 038133 001
Ontvangsten       
Totale ontvangsten29 76331 22931 37943 76658 63929 85228 787

Algemeen

De benaming van verschillende bedrijfsgroepen is per 1 januari 2007 gewijzigd; de oorspronkelijke benamingen, zoals die ook nog gehanteerd zijn in bovenstaande tabel met artikelonderdelen, zijn tussen haakjes vermeld.

Verplichtingen

De verlaging van het verplichtingenniveau wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen. Hierdoor worden de eerder aangegane verplichtingen gecorrigeerd met – € 77 miljoen. Voorts zijn de uitgaven en verplichtingen voor de IV-exploitatie en het Haags Facilitair Bedrijf, welke waren geraamd bij de diverse defensieonderdelen, ten laste van dit beleidsartikel verantwoord.

Uitgaven

Programma-uitgaven

Bedrijfsgroep Informatievoorziening

De bij deze bedrijfsgroep geraamde uitgaven voor het onderhoud van de personele informatiesystemen zijn verantwoord op het artikelonderdeel Exploitatie Informatievoorziening.

Bedrijfsgroep Transport (Vervoer)

De meeruitgaven bij deze bedrijfsgroep zijn voornamelijk het gevolg van het feit dat bij de raming onvoldoende rekening is gehouden met een wijziging in de administratie per 1 januari 2007, die inhield dat de realisatie niet meer bij de defensieonderdelen plaatsvond, maar bij deze bedrijfsgroep.

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg

Binnen de bedrijfsgroep Gezondheidszorg worden de meeruitgaven voornamelijk veroorzaakt door het op niveau brengen van de landsvoorraden medische artikelen van het CLAS.

Bedrijfsgroep Overige Diensten (Personeelszorg)

Binnen deze bedrijfsgroep wordt het grootste deel van het verschil veroorzaakt door het uitstel van de ontvlechting van internationale functies (ongeveer – € 65 miljoen). Het betreffende personeel werd verantwoord op de salarisuitgaven van de verschillende defensieonderdelen. De bij de Bestuursstaf geraamde uitgaven voor de oprichting van het Haags Facilitair Bedrijf zijn ten laste van deze bedrijfsgroep verantwoord (ongeveer € 21 miljoen).

Bedrijfsgroep Personele Diensten (Personeelsondersteuning)

De lagere realisatie bij deze bedrijfsgroep wordt voornamelijk veroorzaakt door de personele onderbezetting (ongeveer € 16 miljoen), alsmede de vertraging bij de inrichting van het Dienstencentrum Personeelsvoorziening (ongeveer € 3 miljoen).

Attachés

De minderuitgaven zijn het gevolg van een vertraging in de bemensing van een aantal posten, zodat de hiervoor geplande uitgaven niet zijn gerealiseerd.

NLDA (Hogere Defensieopleidingen)

Binnen de NDLA zijn de hogere uitgaven een gevolg van het verzorgen van extra opleidingen.

Bedrijfsgroep ICT (Telematica)

Diverse uitgaven die bij deze bedrijfsgroep waren begroot, hebben nog plaatsgevonden bij de diverse defensieonderdelen. Als gevolg daarvan is minder gerealiseerd dan begroot.

Investeringen Infrastructuur

De realisatie van de in de begroting 2007 opgenomen tabel wordt onderstaand weergegeven.

Grote infrastructuurprojecten

Projecten in uitvoering (bedragen x € 1 miljoen)
Investeringen InfrastructuurDMP-faseGerealiseerde uitgaven t/m 2006Verwachte uitgaven in 2007Gerealiseerde uitgaven in 2007Project-volumeFasering tot
Nieuwbouw SchipholRealisatie29,851,52,2– 49,32012
Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-RijenRealisatie16,3109,064,9– 44,12009
Verplaatsing F-16’s / Volkel stafgebouw 311 squadronRealisatie28,71,72,10,42013
Voorziening infrastructuur CLSKRealisatie11,913,83,7– 10,12006
Joint Air Defence Centre (JADC) De PeelRealisatie12,97,112,75,62009
Infrastructuur voorziening KMARealisatie3,36,04,9– 1,12012
Aanpassing / renovatie Plein/Kalvermarkt-complexRealisatie5,20,7– 4,52010
Nieuwbouw LOKKMarRealisatie7,70,3– 7,42011

Toelichting

Nieuwbouw Schiphol

In 2007 hebben nagenoeg geen bouwactiviteiten plaatsgevonden. Door vergunningproblematiek over de luchtkwaliteit en de bezwaren van omwonenden is vertraging bij de uitvoering ontstaan. In december 2007 is besloten tot een nieuwe totaalplanning van dit project.

Herbelegging infrastructuur Vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

De besluitvorming over het accommoderen van de toename van de projectomvang heeft geleid tot een vertraging in de uitvoering van dit project.

Voorziening infrastructuur CLSK

In 2007 is op dit project minder verantwoord dan geraamd, omdat een groot deel al eind 2006 is gerealiseerd. Het project is intussen afgerond.

Joint Air Defence Center De Peel

De realisatie in 2007 is hoger dan gepland; enerzijds door een stijging van de projectkosten door hogere aanbestedingsbedragen en anderzijds door de overloop van bedragen uit 2006. Het project bevindt zich thans in een afrondende fase.

Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarkt-complex

De besluitvorming over een aanvullende behoefte en de keuze daartoe heeft geleid tot een vertraging c.q. extra voorbereiding- en bouwtijd in de uitvoering van dit project.

Nieuwbouw LOKKMar

Door vertraging in de besluitvorming is een herfasering van de kasgeldreeksen voor de nieuwbouw noodzakelijk gebleken.

Nieuwbouw kantorencomplex Kromhoutkazerne

In de begroting 2007 is bij de investeringen het project nieuwbouw kantorencomplex Kromhout Kazerne opgenomen. De financiering van de Publieke Private Samenwerking (PPS)-projectorganisatie vindt echter plaats uit exploitatiegelden.

Investeringen Informatievoorziening

De investeringen in de informatievoorziening (IV) zijn gericht op defensiebrede gestandaardiseerde ondersteuning van het operationele optreden en de vredesbedrijfsvoering. De begroting 2007 was vastgesteld op € 70,9 miljoen. Uiteindelijk is € 124,5 miljoen gerealiseerd voor de financiering van zes grote projecten, die onderstaand worden toegelicht, en ongeveer 120 kleine projecten en verwervingsactiviteiten.

Projecten in uitvoering (bedragen x € 1 miljoen)
Investeringen InformatievoorzieningDMP-faseGerealiseerde uitgaven t/m 2006Verwachte uitgaven in 2007Gerealiseerde uitgaven in 2007Project-volumeFasering tot
MULANRealisatie57,84,719,577,32007
Implementatie DIV-onlineRealisatie14,817,92,057,72012
SPEER (ERP M&F)Realisatie53,128,536,5248,22013
Legacy ERP (PALS)Realisatie5,412,33,536,62011
BBC/DefensiepasRealisatie5,77,314,420,92008
Herinrichting Personele FunctiegebiedRealisatie10,711,57,636,12009

MULAN

Het project MULAN had als doel te voorzien in de ontwikkeling en beschikbaarstelling van een basisvoorziening voor een standaard werkplek die geschikt is voor veilige en betrouwbare communicatie. Het project is in 2007 afgerond. Het verschil tussen begrote en gerealiseerde uitgaven is ontstaan door een overloop van activiteiten en uitgaven uit 2006.

Implementatie DIV-online

Het project DIV-online levert een defensiebrede digitale ondersteuning van de documentaire informatievoorziening en voorziet bovendien in de naleving van wet- en regelgeving op het gebied van archivering. In 2007 is uit financiële overwegingen besloten om het project «te temporiseren» en in 2009 te continueren. De jaren 2007 en 2008 worden gebruikt om de randvoorwaarden te actualiseren. In dit kader wordt gewerkt aan de blauwdruk documentaire informatie, die ervoor moet zorgen dat de documentaire-informatiefunctie wordt ingericht volgens de standaarden uit het besturingsmodel Defensie. Hierin is tegelijkertijd de kabinetsvisie «Informatie op orde» verwerkt. Ook is gestart met het treffen van (interim)maatregelen om de hoogrisico-processen, zoals besturen, inlichtingen en veiligheid missies en strategische projecten beter te kunnen beheersen. Deze (interim)maatregelen – vooral kleinschalige ICT-toepassing en opleiding – ondersteunen met name de defensiemedewerkers in het dagelijkse werk op genoemde aspecten.

SPEER (ERP/M&F)

Het programma (project) SPEER heeft ten doel de bedrijfsvoering op de terreinen materieellogistiek en financiën (M&F) ingrijpend te herzien en bovendien te ondersteunen met ERP-software (SAP). Zoals eerder gerapporteerd geeft Defensie veel prioriteit aan dit programma. De beschikbare personele capaciteit en het absorptievermogen van de organisatie stellen beperkingen aan de jaarlijks te realiseren ambities. In 2006 is het programma herijkt. Besloten is de komende jaren de introductie van de verbeteringen te concentreren op de defensiebrede bevoorradingsketen te beginnen met het zo snel mogelijk verbeteren van de ondersteuning van de ingezette eenheden. Tegelijkertijd met deze herijking is het programmabudget voor 2007 verhoogd van € 28,5 miljoen naar€ 39,0 miljoen, waarover de Kamer met brief (30 800 X, nr. 28) is geïnformeerd. Uiteindelijk is hiervan € 36,5 miljoen uitgegeven. In 2007 zijn extra fondsen geraamd voor het op orde brengen van de generieke IV-voorzieningen en infrastructuur, zodat SAP ten volle kan worden uitgenut. Een groot deel van deze fondsen is nodig om de piek in de beheeruitgaven op te vangen die is ontstaan door de noodzaak tijdens de migratie naast SAP een deel van de bestaande informatievoorzieningen in stand te houden.

Legacy ERP (PALS)

Het Project Aanpassingen Legacy Speer (PALS) heeft tot doel de bestaande informatiesystemen (legacy), die naast SAP moeten blijven functioneren, aan te passen. De activiteiten in dit project volgen de migratieplanning van het programma SPEER.

BBC/Defensiepas

Het project BBC/Defensiepas zorgt voor vervanging van de huidige Multi Functionele Smartcard door de Defensiepas. Verder realiseert het project een generieke Public Key Infrastructuur (PKI) voor Defensie waarmee met behulp van de nieuwe pas betere toegangsbeveiliging tot systemen en het gebruik van de digitale handtekening mogelijk wordt. Na ondertekening van de contracten met (externe) leveranciers in het vierde kwartaal van 2006 is het systeem in 2007 gebouwd en is het projectteam gestart met de voorbereidingen voor de invoering van de nieuwe pas. Door vertragingen bij de externe leveranciers is de daadwerkelijke invoering niet meer in 2007 gestart, maar doorgeschoven naar mei 2008.

Herinrichting Personele Functiegebied

Het project Herinrichting Personele Functiegebied bouwt voort op het in 2006 voltooide project P&O2000+. Begin 2007 is de eerste fase van het project Herinrichting Personele Functiegebied afgerond. Hierin zijn de fundamenten neergezet voor het nieuwe P&O-dienstverleningsmodel (organisatie, kwaliteitsinstrumenten en structuren). Het Dienstencentrum Human Resource (DC HR) is opgericht en de HR-processen zijn gestandaardiseerd. De tweede fase is in 2007 van start gegaan. Deze fase loopt tot en met 2009. In fase 2 ligt het accent op procesoptimalisatie en professionalisering/verandermanagement. Specifiek voor IV ligt het accent op de verbetering en de uitbreiding van de selfservice en de ontvlechting van de administratieve werklast tussen de defensieonderdelen en het DC HR.

Exploitatie informatievoorziening

De IV-exploitatie is opgebouwd uit twee categorieën: werkplekdienstverlening (inclusief telefonie en kleine verwervingen) en beheer en onderhoud van IV-systemen. De uitgaven die verband houden met de categorie werkplekdienst ramen de defensieonderdelen zelf in hun (deel)begrotingen. De defensieonderdelen ramen de uitgaven als onderdeel van het budget voor materiële exploitatie. De afname van deze dienst wordt verrekend met de Bedrijfsgroep ICT.

De uitgaven vallen ongeveer € 23 miljoen hoger uit dan geraamd. In 2007 is een tariefsbijstelling doorgevoerd aan de hand van inflatiecorrectie en de resultaten van de benchmark op de werkplekdienst. Tevens zijn de uitgaven voor telefonie en additionele functionaliteiten, zoals confidentieel werken, in het tarief verwerkt. Het tarief komt daarmee gemiddeld op € 3 303,– per werkplek. In 2007 is gestart met het uitwerken van maatregelen om de kosten van de werkplekdienstverlening substantieel te verlagen.

De tweede categorie van IV-exploitatie betreft het beheer en onderhoud van bedrijfsapplicaties, die door de Bedrijfsgroep Informatievoorziening operationeel gehouden worden. Tot 2007 werden de hieraan verbonden uitgaven voornamelijk geraamd en gedaan door de defensieonderdelen. Omdat deze uitgaven niet op het niveau van de defensieonderdelen beïnvloedbaar zijn, is in 2006 besloten het financiële beheer van de desbetreffende fondsen en de beheer- en exploitatieovereenkomsten centraal te beleggen bij de Bedrijfsgroep Informatievoorziening. In de loop van 2007 zijn door middel van protocollen van overdracht de desbetreffende beheerovereenkomsten en het (coördinerend) beheer van de bedrijfsapplicaties overgedragen aan het CDC (ongeveer € 48 miljoen).

Apparaatsuitgaven

De hogere uitgaven bij de Staf Commando Dienstencentra worden voornamelijk veroorzaakt doordat de SPEER-organisatie daar is ondergebracht. Daarnaast zijn in afwijking van de begroting de uitgaven voor de werkplekken en de gebruiksvergoedingen DVD centraal ten laste van de staf gebracht.

Door het in beheer nemen van de catering op nieuwe locaties was de bijdrage aan de baten-lastendiensten hoger dan gepland.

Ontvangsten

De stijging in de ontvangsten hangt met name samen met de terugontvangen uitgaven uit 2006 voor de nieuwbouw op Gilze-Rijen die door middel van een leenconstructie tussen de DVD en het ministerie van Financiën wordt gefinancierd.

Prestatiegegevens

De dienstverlening van het CDC aan de defensieonderdelen vindt plaats op basis van dienstverleningsovereenkomsten. De prestaties van de bedrijfsgroepen worden uitgedrukt in operationele, materiële- en personele gereedheid, alsmede in de mate waarin de afspraken in de dienstverleningsovereenkomsten worden nagekomen. In de loop van 2008 wordt deze methodiek verder verfijnd en uitgewerkt. De methodiek, die ook aansluit bij de managementinformatievoorziening ten behoeve van de operationele gereedheid, wordt in de komende begrotingsronde uitgewerkt in een format en bijbehorende prestatienormen. Uiteraard wordt ook nagegaan in hoeverre de gemaakte afspraken worden nagekomen.

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1. Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven

Grondslag van het artikel

Overeenkomstig artikel 6 van de Comptabiliteitswet 2001 en de regeling Rijksbegrotingvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Uitgaven en verplichtingen2 0179251 7602 7364 7711 7603 011
Geheime uitgaven2 0179251 7602 7364 7711 7603 011
Totaal uitgaven2 0179251 7602 7364 7711 7603 011

De geheime uitgaven worden jaarlijks door de president van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd. De beschikbare financiële middelen zijn opgenomen in de bovenstaande tabel.

5.2. Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien

Grondslag van het artikel

In dit begrotingsartikel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling, de incidentele looncomponent en de prijsbijstelling, als nieuwe mutaties opgenomen. Vervolgens worden deze bedragen over de begrotingsartikelen verdeeld.

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Uitgaven en verplichtingen    0– 61 41861 418
Loonbijstelling   0018 074– 18 074
Prijsbijstelling   00– 114 666114 666
Onvoorzien   0035 174– 35 174
Totaal uitgaven   00– 61 41861 418

Toelichting bij de verschillen

Loonbijstelling

Op dit artikelonderdeel worden de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor de loonbijstelling van het defensiepersoneel gestald. Ook overige voor de arbeidsvoorwaarden beschikbaar komende middelen worden op dit artikel gestald. Verdeling over de begrotingsartikelen vindt plaats op basis van in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer getroffen maatregelen.

In 2007 is een bedrag van € 132,1 miljoen ontvangen van het ministerie van Financiën voor de loonbijstelling. Verder zijn aan dit artikelonderdeel toegevoegd de in 2007 voor de arbeidsvoorwaarden beschikbaar gekomen vrijval op het gebied van de Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel (niet-beleidsartikel 90 Algemeen) en de doorwerking van de eindejaarsmarge 2006.

In het kader van de in 2007 afgesloten arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2007–2009 is voor 2007 een bedrag van € 168,2 miljoen uitgedeeld aan de diverse begrotingsartikelen.

Het ultimo 2007 resterende bedrag van € 6,2 miljoen is conform de regels van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2008.

Prijsbijstelling

De belangrijkste wijzigingen op dit artikelonderdeel betreffen de met de Voorjaarsnota toegekende prijsbijstelling 2007 van € 30,6 miljoen, de doorwerking van de eindejaarsmarge 2006 van – € 21,3 miljoen, de hogere verkoopopbrengsten van € 88,0 miljoen en de herschikkingen tussen de defensieonderdelen van € 17,4 miljoen. De verwerking van deze mutaties heeft er toe geleid dat het eindsaldo 2007 nihil is.

Onvoorzien

Met de doorwerking van de eindejaarsmarge 2006 is een bedrag van € 20,5 miljoen toegevoegd aan het beschikbare budget 2007 van € 35,2 miljoen. In de loop van 2007 is een bedrag van € 48,1 miljoen toegekend aan de defensieonderdelen voor de uitvoering van de plannen in het kader van het ICMS. Voorts zijn bijdragen geleverd aan het NEC-onderzoek door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en aan het Kluwer-contract van het ministerie van Financiën voor resp. € 0,85 miljoen en € 0,599 miljoen. Het ultimo 2007 resterende bedrag van € 6,1 miljoen is conform de regels van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2008.

5.3. Niet-beleidsartikel 90 Algemeen

Algemene doelstelling

Beheerste uitvoering van het beleidsproces en de bedrijfsvoering van het ministerie van Defensie.

Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 1 – Ontwikkeling van departementaal beleid en regelgeving.

In 2007 is departementaal beleid en regelgeving ontwikkeld voor onder andere het investeren in personeel, verbetering van de operationele inzetbaarheid, de uitvoering van de operatie vernieuwing Rijksdienst en de noodzakelijke bijstelling van de exploitatieuitgaven. Dit beleid is verwoord in de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar», waarin een groot aantal intensiveringen en extensiveringen is opgenomen.

Operationele doelstelling 2 – Beheersing en ontwikkeling van departementsbrede programma’s.

De resultaten van deze operationele doelstelling worden toegelicht onder de tabel «budgettaire gevolgen».

Budgettaire gevolgen niet-beleidsartikel 90 Algemeen
Bedragen x € 1 000Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006Realisatie 2007Begroting 2007Verschil
Verplichtingen1 238 9431 502 2781 566 3071 710 1471 625 8111 717 372– 91 561
Apparaatsuitgaven       
Bestuursstaf96 59094 172123 215153 784133 587179 557– 45 970
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst50 37248 64752 58654 79460 78658 9171 869
Bijdragen aan baten-lastendiensten01833 9804 9704 7244 7168
Totaal apparaatsuitgaven146 962143 002179 781213 548199 097243 190– 44 093
Programma-uitgaven       
Pensioenen en uitkeringen*948 7481 007 0001 040 7231 059 1401 076 4101 063 94012 470
Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden83 235133 806120 877130 976129 342149 191– 19 849
Ziektekostenvoorziening29 96732 71935 12113 66714 72816 274– 1 546
Milieu-uitgaven6 2726 1235 4578 0346 37019 222– 12 852
Subsidies en bijdragen14 05920 04118 14418 16516 59017 122– 532
Bijdragen aan de Navo77 25671 75078 88266 86494 41890 0454 373
Internationale samenwerking1 3201 3412 7761 9873 2843 23549
Wetenschappelijk onderzoek60 96963 40762 13378 15980 87977 6823 197
Overige uitgaven36 49236 64936 57234 93576 79434 78042 014
Totaal programma-uitgaven*1 258 3181 372 8361 400 6851 411 9271 498 8151 471 49127 324
Totaal uitgaven*1 405 2801 515 8381 580 4661 625 4751 697 9121 714 681– 16 769
Ontvangsten       
Totaal ontvangsten19 624129 851232 661289 539428 201218 446209 755
*) waarvan niet relevant  59 13024 09031 46543 276– 11 811

Toelichting bij de verschillen

Verplichtingen

De daling van het verplichtingenniveau wordt veroorzaakt door een herziening van de vastlegging van IV-contracten, waardoor deze met ingang van 2007 onder het regime «kas is gelijk aan verplichtingen» vallen. Hierdoor zijn de eerder aangegane verplichtingen gecorrigeerd met – € 15 miljoen. Naast de mutaties die zijn toegelicht bij de uitgaven, wordt de lagere verplichtingenstand veroorzaakt door lagere verplichtingen voor de wachtgelden (ongeveer € 20 miljoen).

Uitgaven

Apparaatsuitgaven

De geraamde uitgaven voor de oprichting van het Haags Facilitair Bedrijf (€ 24 miljoen) en voor de SPEER-organisatie (€ 18 miljoen) zijn ten laste gebracht van het beleidsartikel CDC. Het resterende bedrag van € 4 miljoen is het gevolg van diverse kleine mutaties.

Programma-uitgaven

Pensioenen en uitkeringen

De hogere uitgaven voor de pensioenen en uitkeringen van € 12,5 miljoen zijn het saldo van enerzijds de loonbijstelling 2007 (€ 42,6 miljoen) en anderzijds de vrijval van het niet-relevante deel van de gelden voor de kapitaaldekking militaire pensioenen (€ 12,9 miljoen) en autonome meevallers op het gebied van de in- en uitstroom in de betrokken regelingen (€ 17,2 miljoen).

Wachtgelden, inactiviteitswedden en SBK-gelden

De lagere realisatie op de uitgaven is het gevolg van een lager beroep op deze regelingen dan begroot; dit enerzijds door vertragingen in de uitvoering van reorganisaties en anderzijds door de grotere mogelijkheden om een baan buiten Defensie te vinden.

Milieu-uitgaven

Door vertraging van het milieuproject windturbinepark Coevorden is minder uitgegeven dan gepland (€ 8,4 miljoen). Enkele geraamde lokale projecten bij de defensieonderdelen (– € 1,8 miljoen) zijn ten laste van andere beleidsartikelen gebracht. Het resterende bedrag van – € 2,7 miljoen is het gevolg van diverse kleine mutaties.

Bijdragen aan de NAVO

De realisatie van de projecten in het kader van het NAVO-veiligheidsinvesteringsprogramma (waaronder onder andere Pernis-Schoten) verloopt voorspoediger dan verwacht, waardoor de uitgaven eerder worden gerealiseerd.

Wetenschappelijk onderzoek

Conform haar doelstelling heeft Defence, Research and Development (DR&D) in 2007 namens Defensie kennis en kunde laten opbouwen bij de kennisinstituten TNO, NLR en MARIN. Een groot deel van deze kennis en technologie is verkregen door internationale samenwerking binnen de EU, onder andere via het eerste gezamenlijke R&T-programma van het Europees Defensie Agentschap (EDA), NATO en diverse bi- en trilaterale samenwerkingsverbanden. Interdepartementale afstemming vindt ondermeer plaats in de kennisarena «Defensie», waarover de DR&D namens Defensie de regie voert. Omwille van de afstemming van de vraagarticulatie zijn kennisnetwerken opgericht die deelaspecten behandelen van het totale spectrum aan defensieonderzoek.

In 2007 heeft de DR&D de beleidsstudie Fast Track Development (FTD) vervaardigd, waardoor nu een verbeterde methode en werkwijze beschikbaar is voor de ondersteuning van mensen in de uitzendgebieden met state-of-the-art-kennis.

Ook is Defensie een pilot voor Small Business Innovation Research (SBIR) gestart met als thema: maritiem opereren onder zware weersomstandigheden.

Overige uitgaven

Begin 2007 is met een bijdrage van € 8 miljoen het eigen vermogen van de baten-lastendienst PARESTO aangevuld en met een bijdrage van € 3 miljoen het eigen vermogen van de Dienst Telematica Organisatie (DTO). Daarnaast is voor extra benodigde werkzaamheden van de DTO € 29 miljoen beschikbaar gesteld; het betreft onder andere onderhoud aan technische ruimten en meerwerk bij de invoering van MULAN.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Reikwijdte en totstandkoming

De reikwijdte van de bedrijfsvoeringsparagraaf 2007 strekt zich uit tot de rechtmatigheid van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, de totstandkoming van de niet-financiële informatie, het financieel beheer en het materieelbeheer.

Het oordeel over de bedrijfsvoering komt tot stand op basis van deelmededelingen bedrijfsvoering van de defensieonderdelen en de uitkomsten van onderzoeken door de Audit Dienst Defensie en de afdelingen Onderzoeken Interne Beheersing. Alle commandanten van de defensieonderdelen geven een oordeel over de kwaliteit van de bedrijfsvoering en de mate van beheersing van de processen van het defensieonderdeel. De deelmededelingen vormen de basis voor de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Rapportage over de comptabele rechtmatigheid en de getrouwe weergave van de uitkomsten van de begrotingsuitvoering over 2007

De verantwoording in het departementale jaarverslag is in overeenstemming met de begrotingswetten en met de Europese regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en in ministeriële regelingen opgenomen bepalingen. Voor het jaar 2007 is de normering van de fouten en onzekerheden in de financiële verantwoording veranderd. Volgens deze nieuwe rijksbrede methodiek zijn er geen overschrijdingen in de financiële verantwoording van Defensie.

Totstandkoming niet-financiële beleidsinformatie

De totstandkoming van de niet-financiële informatie voldoet over het algemeen aan de gestelde eisen met uitzondering van de kwantitatieve milieu-informatie. Het systeem waarin deze informatie is opgenomen biedt tot op heden nog onvoldoende borging om betrouwbare gegevens op te leveren. Bij het totstandkomingsproces van de deelmededelingen bedrijfsvoering, waar deze bedrijfsvoeringsparagraaf op gebaseerd is, is het afwegingsproces over de opgenomen informatie niet altijd objectief waarneembaar.

Algemeen

Het niveau van de bedrijfsvoering bij Defensie is in 2007 gelijk aan het niveau van 2006.

Door alle defensieonderdelen worden, daar waar risico’s zijn onderkend, maatregelen genomen ter verbetering van de kwaliteit van het beheer. Deze maatregelen worden bewaakt via verbeterplannen.

In 2007 zijn andermaal structurele knelpunten in de bedrijfsvoering geconstateerd. Door de hoge uitzenddruk, de vele reorganisaties binnen het ministerie en een tekort aan personeel in bepaalde categorieën, heeft Defensie geen kans gezien om een grote stap te maken in de noodzakelijke verbetering van de bedrijfsvoering. De kwaliteit van de bedrijfsvoering moet over 2007 als zwak worden aangemerkt.

Ontbureaucratisering

De ontbureaucratisering is gericht op de veelheid van externe en interne regels en het vele overleg die de snelheid en slagvaardigheid van het bestuur aantasten. Regelgeving is soms nog onnodig ingewikkeld en nieuwe processen lopen nog niet altijd even soepel. Aan de verbeteringen wordt echter hard gewerkt en er zijn al enkele successen geboekt. Het tegengaan van teveel bureaucratie is iets wat voortdurend de aandacht heeft van het management.

Bezwaaronderzoek

Veel problemen in de bedrijfsvoering zijn van structurele aard en dit heeft de Algemene Rekenkamer doen besluiten een bezwaaronderzoek uit te voeren naar de sturing en beheersing bij Defensie. Defensie werkt actief mee aan dit bezwaaronderzoek en zal de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer met de hoogste prioriteit opvolgen. In maart 2009 neemt de Algemene Rekenkamer het besluit om bezwaar te maken dan wel het bezwaaronderzoek op te heffen. Defensie zal in overleg met de Algemene Rekenkamer een gedegen verbeterproces starten. Naar verwachting zullen de eerste verbeteringen op zijn vroegst in maart 2009 zichtbaar zijn.

Financieel beheer

Het financieel beheer bij Defensie bevindt zich op een minimaal acceptabel niveau, dus kent nog steeds diverse problemen. Een adequate personele vulling wordt, gezien de situatie op de arbeidsmarkt, een steeds groter probleem, waardoor de druk op een bepaalde categorie financieel-economisch personeel toeneemt. Aandachtspunten in het financieel beheer richten zich voor het jaar 2008 in het bijzonder op het opvolgen van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en de implementatie van het nieuwe financiële systeem SAP (FINAD).

Het naleven van de Europese Aanbestedingsregels blijft onverminderd voor verbetering vatbaar. Ook in 2007 is diverse malen geconstateerd dat er fouten zijn gemaakt bij Europese aanbestedingen. Door het voorafgaand toezicht te verscherpen zal het aantal fouten in 2008 moeten afnemen.

FINAD

In 2007 is veel capaciteit gestoken in de voorbereiding van de invoering van FINAD. De gesignaleerde risico’s hebben ertoe geleid dat de invoering voor heel Defensie op 1 januari 2008 is uitgesteld. Op 1 januari 2008 is op kleine schaal FINAD geïmplementeerd. In mei 2008 zal FINAD binnen de gehele defensieorganisatie ingevoerd worden.

Beperkte verificatie

Bij de behandeling van het jaarverslag 2006 van Defensie heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen over het proces van beperkte verificatie (31 031 X, nr. 16). Deze motie (het verlagen van het grensbedrag naar € 500) is door Defensie aangehouden.

In 2007 is een aantal maatregelen genomen om de problemen rond de beperkte verificatie op te lossen. Uit de resultaten van de steekproef tot en met de maand augustus blijkt dat de maatregelen niet hebben geleid tot een voldoende beheersing en acceptabele restrisico’s. Op basis van de positieve resultaten van de controle over het laatste kwartaal van 2007 (0,8% foutpercentage en 3,2% onzekerheidspercentage) is afgesproken de grens van € 1 250 voor het jaar 2008 te handhaven. Defensie zal wel aanvullende maatregelen nemen zoals het aanscherpen van procedures en het uitvoeren van extra controles. In het RJV 2008 zal de Algemene Rekenkamer een definitief oordeel geven over de beperkte verificatie.

Materieelbeheer

Het niveau van het materieelbeheer is nauwelijks veranderd ten opzichte van het niveau van 2006. Er zijn hier en daar verbeteringen geconstateerd maar er is ook enige vertraging in de voortgang van verbeteringen gemeld.

Voor een deel worden de problemen pas opgelost met de invoering van het materieellogistieke deel in SAP (SPEER). SAP-matlog zal gefaseerd worden geïmplementeerd vanaf 2010. Afronding wordt voorzien in 2013. Tot die tijd zullen verschillen tussen administratieve voorraad en fysieke voorraad blijven bestaan. Er zijn wel maatregelen genomen om die verschillen zo klein mogelijk te houden.

In 2008 wordt begonnen met de implementatie van het door de DMO opgestelde nieuwe voorschrift Materieelbeheer Defensie.

Wapen- en munitiebeheer

Het wapenbeheer laat over het algemeen een stijgende lijn zien. Bij het CLAS, CLSK en CZSK voldoet het wapenbeheer aan de norm, bij het CKMar zijn duidelijke verbeteringen zichtbaar.

Bij munitiebeheer is het beeld zorgelijker. Als belangrijkste probleem wordt genoemd de invoer van Warehouse Management Systeem Klasse V. Het WMS Klasse V is een geautomatiseerd systeem specifiek voor munitie. De conversie vanuit bestaande systemen naar WMS gaat niet goed door systeemtechnische problemen. Alle defensieonderdelen hebben maatregelen genomen om de risico’s te beperken door extra (controle)capaciteit in te zetten. Ondanks deze genomen maatregelen blijven risico’s bestaan.

Toelichting per beleidsartikel

Het financieel- en materieelbeheer bij de defensieonderdelen maakt deel uit van het defensiebrede beheer. Op grond van de Rijksbegrotingvoorschriften worden de uitzonderingen op het ordelijke financieel- en materieelbeheer hieronder per beleidsartikel toegelicht.

Beleidsartikel 20 – Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties

Het materieelbeheer bij de Nederlandse eenheden in Afghanistan is in 2007 verbeterd.

Het financieel- en materieelbeheer bij Nederlandse eenheden wordt vaak onder moeilijke en complexe omstandigheden uitgevoerd waarin de standaardregelgeving vaak niet voorziet. Zo is het vervoeren van materieel naar Afghanistan door de moeilijke omstandigheden ter plaatse, een gecompliceerd proces.

De kwaliteit van het materieelbeheer bij het uitvoeren van crisisbeheersingsoperaties is van voldoende niveau.

Beleidsartikel 21 – Commando zeestrijdkrachten (CZSK)

Uit onderzoeken blijkt dat het munitiebeheer nog steeds een risicogebied is, voornamelijk omdat interne controlemaatregelen niet stringent worden nageleefd. Commandanten hebben opdracht gekregen aanvullende maatregelen te nemen.

Tekort aan (gekwalificeerd) personeel is een risico bij het CZSK. Door een combinatie van grote uitstroom, kleine instroom en grote niet-beschikbaarheid kampt het CZSK met een tekort aan personeel. Dit aandachtspunt is defensiebreed opgepakt.

Beleidsartikel 22 – Commando landstrijdkrachten (CLAS)

Door reorganisaties is veel kennis verloren gegaan en de werkzaamheden voor SAP/FINAD leggen een groot beslag op de capaciteiten van het CLAS ten koste van het reguliere proces.

De kwaliteit van het materieelbeheer wordt beïnvloed door uitzenddruk, kennis en ervaring van personeel en automatiseringsproblemen.

In januari 2007 is het munitiebeheer in WMS Klasse V uitgerold. Het systeem vertoont echter nog problemen die in december 2007 maar voor een deel zijn opgelost. Het munitiebeheer binnen het CLAS wordt hierdoor verstoord.

Beleidsartikel 23 – Commando luchtstrijdkrachten (CLSK)

In het financieel beheer zijn fouten en afwijkingen van AO/IC-procedures geconstateerd. Inmiddels is actie ondernomen door het uitvoeren van meer zelfcontrole en een beter toezicht van leidinggevenden.

De grootste risico’s in het munitiebeheer zijn thans de foutgevoeligheid van het WMS Klasse V systeem en onvoldoende opgeleide munitiebeheerders. Op beide gebieden zijn verbeteringen in gang gezet.

Beleidsartikel 24 – Commando Koninklijke marechaussee (CKmar)

De voortgang op het verbeterplan materieelbeheer ondervindt enige vertraging als gevolg van moeizame personele vulling.

Het beeld met betrekking tot wapen- en munitiebeheer is gematigd positief. De verwerving en plaatsing van gecombineerde wapen- en munitiekluisjes heeft vertraging opgelopen in verband met het verplicht Europees aanbesteden.

De vulling, het behoud en de doorstroom van specifiek personeel zijn, gegeven de situatie op de arbeidsmarkt, kwetsbaar. Dit aandachtpunt is defensiebreed opgepakt

Beleidsartikel 25 – Defensie materieelorganisatie (DMO)

Bij het financieel beheer blijft de kwalitatieve en kwantitatieve personeelsbezetting van financiële functies een punt van aandacht.

Bij de grote voorraadbedrijven AGB en KPU spelen al langer knelpunten en zijn meerjarige verbetertrajecten in gang gezet.

Verbetering van het materieelbeheer en in het bijzonder het voorraadbeheer is het belangrijkste aandachtspunt van de DMO voor 2008.

Beleidsartikel 26 – Commando Dienstencentra (CDC)

Om de beheersbaarheid van het betaalproces bij het Centraal Betaalkantoor Defensie te verbeteren was er een crisisteam verbeterplan CBD ingesteld. Inmiddels zijn alle geïdentificeerde maatregelen gereed, in een vergevorderd stadium en/of in de lijn belegd.

Bij de baten-lastendienst DTO is in het 4e kwartaal 2006 een programma gestart dat er toe moet leiden dat ultimo 2008 het werkplekkenbeheer als ordelijk kan worden aangemerkt. Aangezien het programma uit volgtijdelijke fasen bestaat, heeft een inventarisatie van de werkplekken per ultimo 2007, nog niet de gewenste betrouwbaarheid opgeleverd.

Niet-beleidsartikel 90 – Algemeen

Aandachtspunt in het financieel beheer is het niet tijdig aanbieden van dossiers voor voorafgaand toezicht. Voor de verbetering van het personeelsbeheer heeft het vaststellen en bijhouden van een handtekeningen- en bevoegdhedenregister prioriteit.

Milieu

Vrijwel alle defensieonderdelen beschikken over milieuzorgsystemen, variërend van een gecertificeerd systeem bij het Commando Koninklijke marechaussee tot systemen in verschillende stadia van invoering bij de Defensie Materieelorganisatie, het Commando Dienstencentra en de Bestuursstaf.

In de bijlage Milieu is nadere informatie over de milieuprestaties en over de realisatie van de milieudoelstellingen opgenomen.

C. JAARREKENING

7. VERANTWOORDINGSSTAAT

7.1. Departementale verantwoordingsstaat 2007 van het Ministerie van Defensie (X)

De financiele en niet-financiele toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.

Bedragen in € 1 000
  (1)(2)(3)=(2)–(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie t.o.v oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingen1Uitgaven1OntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL 7 911 655385 895 8 387 515604 352 475 860218 457
           
 Beleidsartikelen 6 256 632167 449 6 684 832176 151 428 2008 702
           
20Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties195 500195 5001 407318 362303 8283 788122 862108 3282 381
21Commando zeestrijdkrachten600 070604 85822 309568 909639 35214 587– 31 16134 494– 7 722
22Commando landstrijdkrachten1 329 5931 387 03918 2151 159 9641 333 77432 651– 169 629– 53 26514 436
23Commando luchtstrijdkrachten600 846642 7638 671713 180694 56516 829112 33451 8028 158
24Commando Koninklijke marechaussee356 453363 9417 254311 429373 1134 940– 45 0249 172– 2 314
25Defensie Materieelorganisatie2 991 5142 307 49379 7412 379 7182 452 16144 717– 611 796144 668– 35 024
26Commando Dienstencentra758 905755 03829 852688 459888 03958 639– 70 446133 00128 787
           
 Niet-beleidsartikelen 1 655 023218 446 1 702 683428 201 47 660209 755
           
70Geheime uitgaven1 7601 76004 7714 77103 0113 0110
80Nominaal en onvoorzien– 61 418– 61 418000061 41861 4180
90Algemeen1 717 3721 714 681218 4461 625 8111 697 912428 201– 91 561– 16 769209 755

1 De bedragen zijn steeds afgerond naar boven op € 1 000.

Mij bekend,

De minister van Defensie,

8. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2007 VAN HET MINISTERIE VAN DEFENSIE (X)

Bedragen x € 1 000
1)Uitgaven ten laste van de begroting8 387 511 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting604 352
3)Liquide middelen49 523 4a)Rekening-courant RHB7 745 368
4)Rekening-courant RHB0 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband139 943
5)Uitgaven buiten begrotingsverband52 629    
7)Openstaande rechten0 7a)Tegenrekening openstaande rechten0
8)Extra-comptabele vorderingen1 194 743 8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen1 194 743
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden0 9)Extra-comptabele schulden0
10)Voorschotten2 545 169 10a)Tegenrekening voorschotten2 545 169
11a)Tegenrekening garantieverplichtingen0 11)Garantieverplichtingen0
12a)Tegenrekening openstaande verplichtingen5 933 017 12)Openstaande verplichtin- gen5 933 017
13)Deelnemingen0 13a)Tegenrekening deelnemingen0
 Totaal18 162 592  Totaal18 162 592

Toelichting behorende bij de saldibalans van het ministerie van Defensie per 31 december 2007 (alle bedragen x € 1 000).

ad 3. Liquide middelen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 49 523 en bestaat uit de volgende saldi:

Alle bedragen x € 1 000
Kasbeheerders26 835
Concernrekeningen0
Valutarekeningen22 688
Totaal49 523

De verdeling is als volgt:

Alle bedragen x € 1 000
Kas10 311
Bank39 212
Totaal49 523

ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen vordering).

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 52 629.

Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > € 10 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie (alle bedragen x € 1 000).

Commando Dienstencentra

Een contract met de baten-lastendienst DTO voor de salariskosten ten bedrage van € 11 000 te ontvangen per 31–12–2007. Het bedrag is intussen ontvangen.

ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (Derdenrekeningen schuld)

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 139 943.

Dit bedrag bestaat grotendeels uit af te dragen loonheffing en sociale lasten € 104 392, vooruitvangen gelden van derden € 24 822 voor nog te verrichten uitgaven (de zogenaamde negatieve derdenrekeningen-vorderingen) en het restant € 10 729 betreft gelden die aangehouden worden (bij onze kassiers) voor derden.

ad 7. Openstaande rechten.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

Voor zover aanwezig zijn deze posten opgenomen onder het bedrag van extra-comptabele vorderingen. Hiervoor wordt geen aparte administratie gevoerd.

ad 8. Extra-comptabele vorderingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 1 194 743.

Opgave van vorderingen per 31 december 2007:

Alle bedragen x € 1 000
Aard van de vorderingBedrag
Actief personeel14 715
Niet-actief personeel704
Baten-lastendiensten Defensie27 726
Belastingdienst teruggaaf btw5 162
CMH/MRC4 848
Diversen705
Exploitatiekosten buitenlandse mogendheden3 913
Facilitaire dienstverlening4 086
Infrastructuur3 190
Koninklijke Schelde Groep lening20 420
Materiële aanschaffingen28 750
Schadeverhaal582
Verkoop overtollige goederen1 106 134
Crisisbeheersingsoperaties4 660
Subtotaal1 225 595
Af: openstaand op rekeningen buiten begrotingsverband, zg. derdenrekeningen30 852
Balanssaldo extra-comptabele vorderingen1 194 743

Als criterium voor de toelichting naar grootte van vorderingen geldt een grensbedrag van > € 10 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie.

Bestuursstaf

Uit hoofde van bestaande verkoopcontracten betreffende de verkoop van strategische goederen aan buitenlandse overheden heeft Defensie in de periode 2008 tot en met 2015 via de Dienst der Domeinen (ministerie van Financiën) een bedrag van € 1 098 813 tegoed. De Dienst der Domeinen draagt zorg voor incasso en verrekent de ontvangen bedragen met Defensie.

Defensie Materieelorganisatie

Een vordering, ingesteld in 2004, op de Koninklijke Schelde Groep B.V. van € 20 420. Het betreft een vordering van een aan de Koninklijke Schelde Groep verstrekt krediet. Dit krediet dient ter (gedeeltelijke) financiering van de investeringen (herinrichting/verhuizing) die noodzakelijk zijn voor een nieuwe bouwplaats voor marineactiviteiten op de Locatie Sloegebied te Vlissingen. Dit krediet dient te worden terugbetaald in tien jaarlijkse termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt per 31–07–2009.

Verdeling vorderingen naar ouderdom

De verdeling van de extra-comptabele vorderingen naar ouderdom is hieronder in een grafiek weergegeven.

Ouderdom vorderingen in miljoenen euro’s (ultimo 2007: € 95 930)

kst-31444-X-1-3.gif

De verdeling naar ouderdom is exclusief verkoop overtollige goederen ad € 1 098 813, daar dit de verdeling van de vorderingen naar ouderdom teveel zou verstoren.

Vorderingen groter dan € 2 000 die zijn ingesteld vóór 2007 (alle bedragen x € 1 000). Hieronder volgt, voor zover van toepassing, per defensieonderdeel een specificatie (mits niet hierboven al opgenomen).

Bestuursstaf

Een vordering op de belastingdienst van € 3 591. Het betreft teruggaaf betaalde BTW op NAVO-investeringsprojecten. Overleg tussen de ministeries van Defensie en Financiën hierover is gaande.

ad 9. Extra-comptabele schulden.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

ad 10. Voorschotten.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 2 545 169. De voorschotten zijn gewaardeerd tegen de op het moment van verstrekking geldende koers.

De verdeling van de voorschotten naar ouderdom is vermeld in onderstaande tabel.

Alle bedragen x € 1 000
Jaar van ontstaanBedrag
<2003186 084
2004277 853
2005194 392
2006220 073
20071 666 767
Totaal2 545 169

Van de verstrekte voorschotten van voor 1-1-2007 is in 2007 een bedrag verrekend van € 1 679 912. In 2007 zijn voorschotten verstrekt voor totaal € 1 722 124, waarvan in 2007 al € 55 356 werd verrekend. De totale mutatie in de voorschottenstand ten opzichte van 2006 komt daardoor uit op – €13 144.

Als criterium voor de toelichting naar grootte van voorschotten geldt een grensbedrag van > € 25 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, een specificatie.

De declaraties van het ABP met betrekking tot de post-actieven zijn in 2007 voor een bedrag van € 956 767 betaald en in de financiële verantwoording 2007 als extra-comptabele voorschotten opgenomen.

Een voorschot van € 194 600 is verstrekt voor de productie en levering van NH-90 helikopters. Het leverschema is gewijzigd in 2007; levering en verrekening van het verstrekte voorschot vindt plaats in de jaren 2009 t/m 2013.

Een voorschot van € 190 200 betreft de aanschaf van 184 infanteriegevechtsvoertuigen (IGV).

Vervanging F-16 (JSF). Dit betreft openstaande voorschotten voor een totaalbedrag van € 166 800 voor de deelname aan de SDD-fase van het JSF-programma.

ad 11. Garantieverplichtingen.

Het saldo op de saldibalans is nihil.

Voor de garantieverplichtingen wordt geen separate administratie gevoerd. Aanwezige garantieverplichtingen worden opgenomen onder de balanspost «openstaande verplichtingen».

Per 31 december 2007 is er één openstaande garantie. Het betreft een overeenkomst met de Vereniging Verbond van Verzekeraars inzake verzekerbaarheid personeel. Sinds de ondertekening van deze overeenkomst in 1998 is er geen aanspraak op gemaakt. De looptijd is onbepaald.

ad 12. Openstaande verplichtingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt € 5 933 017. De met termijncontracten afgedekte verplichtingen zijn opgenomen tegen de betreffende termijnkoers.

De niet op termijn afgedekte US$-verplichtingen zijn gewaardeerd tegen een koers van € 0,83.

Bij de nieuw aangegane verplichtingen is uitgegaan van de methode van het opnemen in de rekening van zowel de positieve als negatieve bijstellingen van oude verplichtingen. Daar waar nieuw aangegane verplichtingen negatief zouden uitvallen is deze stand op nihil gesteld, waardoor voor die artikelen (op VBTB-niveau) wel een negatieve bijstelling is opgenomen (heeft zich niet voorgedaan in 2007).

Alle bedragen x € 1 000
Verplichtingen 1/1/20076 555 605
Aangegane verplichtingen in verslagjaar8 120 566
Subtotaal14 676 171
Tot betaling gekomen in verslagjaar8 743 154
Openstaande verplichtingen per 31/12/20075 933 017

Als criterium voor de toelichting naar grootte van openstaande verplichtingen geldt een grensbedrag van > € 100 000. Hieronder volgt, voor zover van toepassing, een specificatie.

Een openstaande verplichting van € 366 400 voor het opstarten van de productielijn en de verwerving van twintig NH-90 helikopters. De leverancier is NHI en de levering vindt plaats in de jaren 2009 tot en met 2012.

Een verplichting van € 608 800 betreft de levering van 184 stuks Infanteriegevechtsvoertuigen (IGV) inclusief munitie door Lands Systems Hägglunds AB uit Zweden, levering vindt plaats in de jaren tot en met 2010.

Een verplichting van € 158 500 betreft de levering van 25 stuks Pantzer Haubitze (PzH) door Krauss Maffei Wegmann inclusief munitie. De levering vindt plaats in de jaren 2008 en 2009.

Vervanging F-16. De Nederlandse bijdrage aan de SDD-fase van het JSF-programma bedraagt US$ 800 000. Van deze bijdrage wordt US$ 750 000 rechtstreeks aan de Amerikaanse overheid betaald en US$ 50 000 aan leveranciers die rechtstreeks door Nederland worden ingeschakeld voor JSF-gerelateerde opdrachten. De (openstaande) verplichting ad € 97 000 (prijspeil 2006) wordt in de jaren 2008 t/m 2012 betaald.

Vervanging F-16. Met het Memorandum of Understanding (MOU) voor de Production, Sustainment & Follow on Development(PSFD) wordt de samenwerking tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika voortgezet. De MOU heeft een geldigheid van 45 jaar en heeft tot doel de operationele inzetbaarheid van het toestel gedurende de gehele levensduur op doeltreffende en doelmatige wijze te garanderen. Daarnaast bevat het afspraken over het management van het PSFD-programma en over de financiële, contractuele en industriële verplichtingen. De openstaande verplichting ad € 153 600 wordt in de jaren 2007 tot en met 2046 betaald (de betaalreeks beslaat 40 jaar).

De verplichting van € 577 900 betreft de aanschaf van 200 stuks groot pantserwielvoertuig (Boxer) in diverse uitvoeringen inclusief toebehoren, training, documentatie en reservedelen. De leveringen en betalingen vinden plaats in de jaren 2011 tot en met 2016.

De verplichting van € 197 400 betreft de aanschaf van 6 stuks CH-47F Chinook transporthelikopters. De leveringen en betalingen vinden plaats in de jaren 2009 en 2010.

De verplichting van € 125 200 betreft de aanschaf van het Integrated Sensor and Communication Suite, inclusief Integrated Logistic Support, Gun Interface Cabinet en beeldkastensubsysteem door de firma Thales Nederland BV. De levering en betaling vinden plaats in 2012.

De verplichting van € 240 000 betreft de aanschaf van 4 patrouilleschepen en ILS door de firma Schelde Marinebouw BV. De leveringen en betalingen vinden plaats in de jaren 2011en 2012.

ad 13. Deelnemingen.

Het saldo op de saldibalans bedraagt nihil.

9. DE SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN

Bedragen in EUR1000
  123=2–1
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
01Baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie   
 Totale baten297 338361 59364 255
 Totale lasten323 962335 28111 319
 Saldo van baten en lasten– 26 62426 31252 936
     
 Totale kapitaalontvangsten85 84434 039– 51 805
 Totale kapitaaluitgaven113 904120 4336 529
     
02Baten-lastendienst Dienst Vastgoed Defensie   
 Totale baten233 600248 24014 640
 Totale lasten231 689249 32217 633
 Saldo van baten en lasten1 911– 1 082– 2 993
     
 Totale kapitaalontvangsten140 68656 704– 83 982
 Totale kapitaaluitgaven142 55163 362– 79 189
     
03Baten-lastendienst Paresto   
 Totale baten130 057127 783– 2 274
 Totale lasten128 374122 266– 6 108
 Saldo van baten en lasten1 6835 5173 834
     
 Totale kapitaalontvangsten6008 5557 955
 Totale kapitaaluitgaven1 9152 144229

Mij bekend,

De minister van Defensie,

10. BATEN-LASTENDIENST DEFENSIE TELEMATICA ORGANISATIE

Balans per 31 december 2007

Bedragen in € 1 000
OmschrijvingStand 31-12-2007Stand 31-12-2006
Activa  
Immateriële activa7 8337 827
Materiële activa  
– gebouwen en terreinen22 60820 103
– machines en installaties12 17610 318
– computerapparatuur122 939135 172
– overige bedrijfsmiddelen2 7332 095
Voorraden9 76812 456
Debiteuren16 44511 682
Nog te ontvangen/overlopende activa16 86856 860
Liquide middelen46 87443 405
Totaal activa258 244299 918
Passiva  
Eigen vermogen  
– exploitatiereserve
– verplichte reserves
– onverdeeld resultaat26 312– 399
Leningen bij het ministerie van Financiën119 933131 945
Voorzieningen5 8557 491
Crediteuren24 46938 589
Nog te betalen/overlopende passiva81 675122 292
Totaal passiva258 244299 918

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
opbrengst moederdepartement264 139325 62761 488
opbrengst overige departementen33 17133 21746
opbrengst derden2810981
rentebaten1 3341 334
vrijval voorzieningen1 3061 306
bijzondere baten
Totaal baten297 338361 59364 255
Lasten   
apparaatskosten   
* personele kosten163 192181 19618 004
* materiële kosten102 735100 681– 2 054
rentelasten8 8816 577– 2 304
afschrijvingskosten  
* materieel46 20743 495– 2 712
* immaterieel2 9472 811– 136
overige lasten  
* dotaties voorzieningen521521
* bijzondere lasten
Totaal lasten323 962335 28111 319
Saldo van baten en lasten– 26 62426 31252 936

Personeel

De hogere realisatie van de personele lasten wordt veroorzaakt door een toename van de inhuuruitgaven met ongeveer € 11 miljoen en de gevolgen van het CAO-akkoord voor het DTO-personeel van ongeveer € 5 miljoen.

Eigen vermogen

Het resultaat van de DTO over 2007 bedraagt € 26,3 miljoen. Het eigen vermogen is beperkt tot 5% van de gemiddelde omzet van de laatste drie jaar (€ 332,8 miljoen). 5% van de gemiddelde omzet over de laatste drie jaren is € 16,6 miljoen. Conform de regelgeving die voor de baten-lastendiensten geldt, wordt het surplus van € 9,7 miljoen afgedragen aan het moederdepartement.

Voorzieningen

De verloopstaat voor de voorzieningen

(bedragen x € 1 000)Stand 31-12-2006Dotatie 2007Vrijval 2007Onttrekking 2007Stand 31-12-2007
FPU57+ Wachtgelduitkeringen7 4915211 3068515 855
Totaal7 4915211 3068515 855

Kasstroomoverzicht

Bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 200766 78843 405– 23 383
    
2. Totaal operationele kasstroom21 05889 86368 805
    
  Totaal investeringen (-/-)– 60 000– 40 72019 280
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)1 6401 640
3. Totaal investeringskasstroom– 60 000– 39 08020 920
    
  Eenmalige uitkering aan moeder-departement (-/-)
  Eenmalige storting door moeder-departement (+)25 844399– 25 445
  Aflossingen op leningen (-/-)– 53 904– 79 713– 25 809
  Beroep op leenfaciliteit (+)60 00032 000– 28 000
4. Totaal financieringskasstroom31 940– 47 314– 79 254
5. Rekening-courant RHB 31 december 200759 78646 874– 12 912

Operationele kasstroom

De toename van de operationele kasstroom is nagenoeg geheel toe te schrijven aan het behaalde netto resultaat en de post nog te factureren bedragen in de overlopende activa en kleine mutaties in kortlopende activa en passiva.

Investeringskasstroom

Doordat de voorbereiding van enkele grote investeringen op het gebied van technische infrastructuur en door sourcing-vraagstukken is vertraagd, is het gerealiseerde bedrag lager dan begroot.

Financieringskasstroom

In 2007 is een lager beroep gedaan op de leenfaciliteit dan oorspronkelijk begroot.

De aflossingen op leningen bij het ministerie van Financiën over het jaar 2007 zijn hoger dan in de begroting is geraamd.

Doelmatigheidsparagraaf

De doelmatigheid van de DTO wordt gemeten door middel van een benchmark.

De tarieven van de DTO zijn in de afgelopen jaren steeds gedaald, maar doordat er steeds meer functionaliteiten aan het werkplekcontract zijn gekoppeld, bleken de huidge tarieven te laag ten opzichte van de kosten en ten opzichte van hetgeen in de markt gebruikelijk is. De tarieven zijn in de loop van 2007 verhoogd, waardoor het resultaat op de werkplekdienst aanzienlijk verbeterd is, maar nog steeds negatief is.

Ook is er een benchmark gehouden voor de logistieke processen. Dit heeft geresulteerd in een projectplan Best In Class Logistiek (BICL). Dit projectplan moet in 2008 concrete resultaten opleveren in de vorm van lagere kosten.

11. BATEN-LASTENDIENST DIENST VASTGOED DEFENSIE (DVD)

Balans per 31 december 2007
(bedragen x € 1 000)Stand 31-12-2007Stand 31-12-2006
ACTIVA  
Immateriële vaste activa  
Materiële vaste activa*  
– grond en gebouwen61 70722 905
– gebouwen in aanbouw49 37329 825
– transportmiddelen2 8072 920
– overige1 0571 471
Vlottende activa  
Onderhanden werk10 62913 638
Debiteuren2 585497
Overlopende activa47 77153 804
Liquide middelen13 0269 946
TOTAAL ACTIVA188 955135 006
PASSIVA  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve12 7188 987
* verplichte reserve00
* onverdeeld resultaat– 1 0824 110
Voorzieningen17 42719 800
Leningen bij het ministerie van Financiën107 38055 229
Crediteuren21 18122 251
Overlopende activa/Nog te betalen31 33124 629
TOTAAL PASSIVA188 955135 006

* De vergelijkende cijfers (= 2006) zijn aangepast.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007

(bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
BATEN   
Opbrengst moederdepartement101 767103 2761 509
Opbrengsten huisvesting / leenfaciliteit0445445
Opbrensten inzake programmafacturen instandhouding125 000140 12215 122
Opbrengst overige departementen19267248
Opbrengst derden529480– 49
Mutatie onderhanden werk0– 2 586– 2 586
Vrijval voorzieningen02 4712 471
Rentebaten100594494
Rentebaten huisvestingsactiviteiten6 1601 497– 4 663
Bijzondere baten251 6741 649
Totaal baten233 600248 24014 640
LASTEN   
Apparaatskosten:   
* personele kosten73 61780 6247 007
* uitbesteding9 2552 301– 6 954
* materiële kosten12 59212 802210
* materieel kosten gebruiksvergoeding125 000144 32419 324
Rentelasten investeringen DVD1 4791 411– 68
Rentelasten huisvestingsactiviteiten Defensie6 1601 468– 4 692
Afschrijvingskosten:  0
* materieel2 0851 365– 720
* materieel huisvestingsactiviteiten0445445
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen1 1013 5732 472
* bijzondere lasten4001 009609
Totaal lasten231 689249 32217 633
Saldo van baten en lasten1 911– 1 082– 2 993

Personele lasten

De hogere personele uitgaven worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de oprichting van de Directie Beveiliging Vastgoed (DBV) en het inleveren van flexibele personeelscapaciteit als gevolg van een sterke daling van de omzet voor nieuwbouw.

Uitbesteding

Het merendeel van de uitbestedingkosten hangt samen met nieuwbouwactiviteiten. Door uitstel of vertraging van de nieuwbouwactiviteiten is de realisatie lager dan de raming.

Materiële kosten programmafacturen/Instandhouding

De hogere realisatie is het gevolg van het feit dat in de oorspronkelijke raming geen rekening is gehouden met de overheveling van de budgetten Beveiliging/IVZ naar de DVD. De realisatie is toegenomen onder andere door het uitvoeren van meerwerk.

Rentelasten

De rente die verschuldigd is voor de leningen voor de investeringen zijn inclusief de bouwrente voor de in aanbouw zijnde huisvesting en de opgeleverde gebouwen en terreinen. Als gevolg van de lagere dan geplande leningen zijn ook de rentelasten lager dan begroot.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bedroeg op 1 januari 2007 € 13,1 miljoen. Het financiële resultaat van 2007 komt uit op een negatief bedrag van € 1,1 miljoen. Bovendien is door een stelselwijziging van de directe kosten naar de integrale kostprijs een bedrag van € 0,4 miljoen ten laste van het eigen vermogen gebracht. Het eigen vermogen op 31 december 2007 bedraagt hiermee € 11,6 miljoen. Op basis van 5% van de gemiddelde jaaromzet van de afgelopen drie aar bedraagt het maximaal toegestane eigen vermogen € 9,9 miljoen. Confom de regelgeving die voor de baten-lastendiensten geldt, wordt het surplus van € 1,7 miljoen afgedragen aan het moederdepartement.

Voorzieningen

De verloopstaat voor de voorzieningen:

(bedragen x € 1 000)
 Stand 31-dec-2006DotatieOnttrekkingVrijvalStand 31-dec-2007
Wachtgelduitkeringen8 3552 213– 102– 1 2509 216
Groot onderhoud3 342765– 578– 953 434
FPU 57+ voorziening5 84370– 1 708– 1584 047
Garantieverplichtingen1 880525– 1 087– 768550
Contractrisico’s3800 – 200180
Totaal19 8003 573– 3 475– 2 47117 427

Kasstroomoverzicht

(bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening courant RHB 1 januari 200738 9319 790– 29 141
    
2. Totaal operationele kasstroom3 9969 8825 886
    
  Totaal investeringen– 140 400– 60 50479 896
  Totaal boekwaarde desinvesteringen150871721
3. Totaal investeringskasstroom– 140 250– 59 63380 617
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)1360– 136
  Aflossing op leningen (-/-)– 2 151– 2 858– 707
  Beroep op leenfaciliteit (+/+)140 40055 833– 84 567
4. Totaal financieringskasstroom138 38552 975– 85 410
5. Rekening courant RHB 31 december 200741 06213 014– 28 048

Kasstroom uit operationele activiteiten

De liquiditeit uit operationele activiteiten is gestegen ten opzichte van de begroting door de mutaties in het werkkapitaal onder andere veroorzaakt door de gestegen balanspost «overlopende activa/nog te betalen».

Kasstroom uit investeringsactiviteiten

Het grote verschil tussen begroting en realisatie wordt veroorzaakt door de lagere afroep van de leenfaciliteit in verband met vertraging van projecten KMar opleidingscentrum en KMar Schiphol. De tweede reden is dat verbouwingen aan bestaande gebouwen bij het project Gilze Rijen uiteindelijk uit de defensiebegroting zijn gefinancierd in plaats van via de leenfaciliteit.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

De mutaties in de kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn als gevolg van een kleiner beroep op de leenfaciliteit voor investeringen ook beduidend lager dan geraamd.

Doelmatigheidsparagraaf

Kengetallen
 2007 realisatie2006 realisatie
Productiviteit per directe medewerker (x € 1 000)201239
Verhouding indirect/totaal15%20%
Flexibiliteit (incl. uitbestedingsequivalent)24%29%

Productiviteit

Het kengetal voor de productiviteit is de som van de netto-omzet en de mutatie onderhanden werk gedeeld door gemiddeld aantal directe medewerkers uitgedrukt in vte’n. De directe medewerkers betreffen de vaste directe medewerkers, inhuurkrachten, tijdelijke medewerkers en de zogeheten uitbestedingequivalent (totaalrealisatie gemiddeld 988 vte’n in 2007). De productiviteit in 2007 komt lager uit dan de productiviteit in 2006, doordat minder nieuwbouwprojecten zijn gerealiseerd.

Verhouding indirect/totaal personeel

Dit kengetal geeft de verhouding weer van het aantal indirecte medewerkers ten opzichte van het totale personeel, beide uitgedrukt in vte’n. Het percentage indirect/totaal is licht lager dan begroot door een toename van direct personeel. De daling ten opzichte van de realisatie in 2006 heeft te maken met het feit dat met ingang van 2007 een andere definitie van het begrip «direct» is gehanteerd. In tegenstelling tot het verleden worden medewerkers uit de ondersteunende sfeer die direct betrokken zijn bij de projecten, als direct aangemerkt. Het gaat hierbij met name om verwervingsmedewerkers en medewerkers die in administratieve zin werkzaam zijn bij het inkoopproces (crediteurenadministratie).

Flexibiliteit

Het kengetal van de flexibiliteit is gedefinieerd als het quotiënt van het aantal inhuurkrachten, uitzendkrachten, tijdelijk contractanten, het uitbestedingequivalent en het totale aantal directe medewerkers. Ten opzichte van het jaar 2006 is deze waarde stabiel gebleven.

12. BATEN-LASTENDIENST BEDRIJFSGROEP CATERING «PARESTO»

Balans per 31 december 2007

(bedragen x € 1 000)
 31 december 200731 december 2006
Activa  
Immateriële activa
Materiële vaste activa  
* grond en gebouwen
* installaties en inventarissen2 4562 941
* overige materiële vaste activa116280
Voorraden6 3015 603
Debiteuren4 9137 104
Nog te ontvangen5 02611 152
Liquide middelen21 4973 212
Totaal activa40 30930 292
Passiva  
Eigen vermogen  
* exploitatiereserve1 752
* verplichte reserve
* onverdeeld resultaat5 5171 752
Voorzieningen5 9721 868
Leningen bij het ministerie van Financiën1 2242 641
Crediteuren14 99815 342
Nog te betalen10 8468 689
Totaal passiva40 30930 292

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2007

(bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
BATEN   
Opbrengst moederdepartement126 000122 458– 3 542
Opbrengsten overige departementen
Opbrengst derden65769033
Overige opbrengsten3 0003 232232
Rentebaten400327– 73
Bijzondere baten1 0761 076
Totaal baten130 057127 783– 2 274
LASTEN   
Apparaatskosten:   
* personele kosten72 90566 141– 6 764
* materiële kosten53 97550 398– 3 577
Rentelasten12589– 36
Afschrijvingskosten1 3691 095– 274
Overige lasten   
* dotaties voorzieningen4 1044 104
* bijzondere lasten439439
Totaal lasten128 374122 266– 6 108
Saldo van baten en lasten1 6835 5173 834

Personele kosten

Ten opzichte van de begroting 2007 is het aantal vte’n fors gedaald. In 2007 is het aantal inhuurkrachten gereduceerd door het meer efficiënt inzetten van personeel.

Materiële kosten

De daling van de materiële kosten ten opzichte van het budget is voor het overgrote deel te verklaren door de lagere omzet waardoor ook minder ingrediënten ingekocht zijn.

Overige lasten

Deze lasten zijn onder te verdelen naar dotaties voorzieningen en bijzondere lasten. De dotatie voorzieningen betreft een dotatie ten behoeve van een wachtgeldvoorziening ter hoogte van € 4,1 miljoen (vorig jaar € 1,9 miljoen). De bijzondere lasten betreffen lasten uit de gewone bedrijfsvoering uit voorgaand boekjaar.

Eigen vermogen

De grens voor het eigen vermogen voor 2007 is € 6,3 miljoen, te weten maximaal 5% over de gemiddelde omzet van de afgelopen drie jaar. Van het resultaat over 2007 van € 5,5 miljoen wordt € 3,3 miljoen uitgekeerd aan het moederdepartement. Het restantbedrag van € 2,2 miljoen komt ten gunste van het eigen vermogen conform de regelgeving die voor de baten-lastendiensten geldt.

Voorzieningen

Verloopstaat voorzieningen
(bedragen x € 1 000)Stand 31-12-2006DotatieOnttrekkingStand 31-12-2007
Wachtgelduitkeringen1 8684 1045 972
Totaal1 8684 1045 972

Kasstroomoverzicht 2007

(bedragen x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20078 3562 773– 5 583
    
2. Totaal operationele kasstroom2 63611 9449 308
    
  Totaal investeringen (-/-)– 600– 447153
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)11
3. Totaal investeringskasstroom– 600– 446154
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
  Eenmalige storting door moederdepartement (+/+)8 2758 275
  Aflossingen op leningen (-/-)– 1 315– 1 697– 382
  Beroep op leenfaciliteit (+/+)600280– 320
4. Totaal financieringskasstroom– 7156 8587 573
5. Rekening-courant RHB 31 december 20079 67721 12911 452

Kasstroom uit operationele activiteiten

De kasstroom uit operationele activiteiten is aanzienlijk hoger dan begroot, voornamelijk als gevolg van de hoge positie per eind 2006 van de vlottende activa en de toename in de voorzieningen.

Kasstroom uit financieringsactiviteiten

Dit betreft de storting van het moederdepartement als gevolg van het negatieve eigen vermogen ultimo 2006. Daarnaast is hier de lening van het ministerie van Financiën opgenomen ter dekking van de investeringen in vaste activa. Doordat als gevolg van de sloop van de Kromhoutkazerne per eind vorig jaar extra afschrijvingen hebben plaatsgevonden lopen de afschrijvingen niet meer gelijk met de af te lossen bedragen.

Doelmatigheidsparagraaf

Doelmatigheidsparagraaf
 2005*2006*2007
Afzet   
Aantal locaties128135141
Totaal omzet verkopen (x € 1 000)50 86755 19453 396
    
Personeel (in vte’n)1 8111 7071 582
– waarvan in eigen dienst1 4651 4541 398
– waarvan inhuur346253184
    
Productiviteit per medewerker (omzet per vte)28 08832 33433 752
    
% Ziekteverzuim11,0%9,2%8,8%
    
% Bruto marge locaties6,5%19,0%21,0%
    
Gasttevredenheid6,86,97,2

* Omzet exclusief BTW

Het overgrote deel van de kosten van Paresto (bijna 90%) bestaat uit personeels- en ingrediëntkosten.

De doelmatigheid van Paresto komt onder andere tot uitdrukking in een zo efficiënt mogelijke inzet van deze middelen. Twee belangrijke graadmeters daarvoor zijn de productiviteit per medewerker en het percentage bruto marge (inkoop ten opzichte van de omzet).

Uit bovenstaand overzicht blijkt duidelijk dat beide indicatoren zich de afgelopen jaren positief hebben ontwikkeld. Door een sterke afname van het aantal vte’n (ten opzichte van 2005 waren er eind 2007 229 vte’n minder) is de productiviteit per medewerker gestegen en ook de brutomarge laat ten opzichte van 2005 een forse verbetering zien. De relatief lage stijging in de productiviteit van 2006 naar 2007 wordt verklaard door de BTW-plichtigheid per begin 2007.

Daarnaast laat ook de gasttevredenheid een positieve trend zien. Deze drie indicatoren samen geven aan dat Paresto de afgelopen jaren erin is geslaagd haar doelmatigheid sterk te verbeteren en tegelijkertijd een hogere gastwaardering te realiseren.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1 – TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S

Het ministerie van Defensie kent één ZBO, de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht (SZVK). De SZVK is belast met de uitvoering van de ministeriële regeling «Ziektekostenverzekering militairen» die sinds 1995 van kracht is. De regeling strekt er toe de beroepsmilitairen in werkelijke dienst een ziektekostenverzekering te bieden.

Bijzonderheden

Als gevolg van de wijziging van de Militaire Ambtenarenwet per 1 januari 2008 is wettelijk bepaald dat militairen verplicht zijn gebruik te maken van de Militair Geneeskundige Diensten. Daarom is de ZBO-status voor de SZVK niet meer noodzakelijk. Voor 2010 zal deze status worden beëindigd.

Vermogen 31–12 (x € 1 000)20062007*
Solvabiliteitsreserve3 1003 620
Overige reserve2 0006 074
Totale reserve5 1009 694

* De bedragen over 2007 zijn voorlopig omdat de SZVK conform de vigerende overeenkomst uiterlijk 1 juni haar jaarverslag over het voorgaande kalenderjaar indient.

BIJLAGE 2 – TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2007 vastgesteld op € 169 000,–. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in €.
FunctieBelastbaar jaarloon 2006Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2006Totaal 2006Belastbaar jaarloon 2007Pensioen-afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2007Totaal 2007MotiveringOpmerkingen
Commandant der Strijdkrachten202 64523 010225 655179 28624 680203 96640-urige werkweek en bij functie passende emolumentenInkomsten betreffen niet alleen salaris: garantievliegtoelage € 14 136, emolument huisvesting t.b.v. representatief functioneren € 37 500 en 40-urige werkweek € 8 130.
         
Een officier medisch specialist149 94322 934172 877151 27524 429175 704Bij functie passende emolumentenInkomsten betreffen niet alleen salaris: toelage officieren-arts € 9 194, (aanvullende) toelage officieren-medisch specialist € 32 528 en bindingspremie € 16 289.
         
Een jachtvlieger76 2008 43684 636164 27710 295174 57240-urige werkweek en gedeeltelijke uitkering van een meerjarige bindingspremieInkomsten betreffen niet alleen salaris: gedeeltelijke bindingspremie* jachtvlieger € 86 271, vliegtoelage € 19 589 en 40-urige werkweek € 2 579.

* de bindingspremie strekt zich uit over een periode van 11 jaar en bedraagt in totaal ongeveer € 144 000,– Bij aanvang wordt 60% van het totale bedrag uitbetaald; na afloop de rest.

BIJLAGE 3 – TOEZEGGINGEN AAN DE ALGEMENE REKENKAMER

In onderstaande tabel wordt ingegaan op de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het Rapport bij het Jaarverslag Defensie 2006 en de getroffen maatregelen.

ToezeggingResultaten 2007
Bezwaaronderzoek sturing en beheersingDe minister zal een gerichte bijdrage leveren aan het bezwaaronderzoek.Het bezwaaronderzoek is uitgevoerd door de Algemene Rekenkamer in samenwerking met Defensie. De resultaten van het bezwaaronderzoek worden gepubliceerd in het RJV 2007.
  
Financieel beheerDe onderliggende oorzaken van onder meer het gebrek aan administratieve discipline worden nader onderzocht, regelgeving wordt aangescherpt en waar mogelijk worden processen van aanvullende normering voorzien.Het achterhalen van onderliggende oorzaken van onvolkomenheden in het financieel beheer maakt deel uit van het bezwaaronderzoek.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het bezwaaronderzoek zullen met de hoogste prioriteit worden opgevolgd.
  
MaterieelbeheerDe onderliggende oorzaken worden onderzocht. Toezicht op munitiebeheer wordt strikter en het controleregime van de CDS op het wapenbeheer blijft bestaan. De inzet van ROOT-teams ter ondersteuning van de rotaties blijft ook in 2007 bestaan. De reeds genomen maatregelen bij het beheer van centrale voorraden worden gecontinueerd en waar nodig uitgebreid.Het achterhalen van de onderliggende oorzaken van onvolkomenheden van materieelbeheer maakt deel uit van het bezwaaronderzoek.De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer naar aanleiding van het bezwaaronderzoek zullen met de hoogste prioriteit worden opgevolgd.De overige toezeggingen zijn uitgevoerd.
  
Financieel beheer baten-lastendienst Paresto Vervolgacties die opgenomen zijn in het Verbeterplan 2007–2008, worden uitgevoerd.De vervolgacties zijn uitgevoerd. Het financieel beheer bij Paresto voldoet in 2007 aan de te stellen eisen.
  
Materieeladministratie baten-lastendienst DTO.Registratie werkplekdiensten niet voldoende in 2006.In 2007 is het doel om te komen tot een adequate waarborging van het beheer van werkplekdiensten.Bij de DTO heeft de inventarisatie van werkplekken per ultimo 2007 nog niet de gewenste betrouwbaarheid opgeleverd.Er is een nieuw programma gestart BICL (Best In Class Logistics). Doelstelling is dat de DTO in 2 jaar tijd Best in Class wordt. Er is een aantal fasen benoemd en de uitvoering daarvan is gestart. De uitvoering van het programma loopt tot en met oktober 2008.
  
Deskundigheid en beschikbare capaciteit IC-personeelUitgangspunt is: blijven investeren in de kwaliteit van het personeel en het op peil houden van de bezetting van de afdelingen.Een tekort aan gekwalificeerd financieel-economisch personeel is inmiddels bij alle defensieonderdelen merkbaar. De inrichting van de controletoren wordt momenteel herzien.
  
Informatievoorziening baten-lastendienst DTODe aanbeveling – in overleg met defensieonderdelen technische ruimtes op orde maken. De al genomen en nog benodigde maatregelen structureel waarborgen in de bedrijfsvoering van de DTO. – wordt opgevolgd.De DTO heeft veel werk verzet om de bij eerdere audits geconstateerde manco’s weg te werken.Ondanks deze inspanningen worden door onvoldoende inrichting van de technische NAFIN-ruimtes risico’s gelopen met betrekking tot de beschikbaarheid van het netwerk. Op defensieniveau is de beschikbaarheid van het netwerk mede daardoor niet voldoende gegarandeerd. De DTO is als gastgebruiker van deze technische NAFIN-ruimtes afhankelijk van de medewerking van de defensie- onderdelen om deze ruimtes op orde te krijgen. Een DMP-procedure is gestart die er toe moet leiden dat medio 2009 deze problematiek verholpen is.
  
BeleidsinformatieBinnen de bestaande mogelijkheden is de koppeling gemaximaliseerd. Binnen de bestaande mogelijkheden is de koppeling gemaximaliseerd

BIJLAGE 4 – UITGAVEN VOOR INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL (INHUUR EXTERNEN) CONFORM DE DEFINITIES UIT BIJLAGE 4 VAN HET INFORMATIESTATUUT 2007 VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES.

In onderstaande tabel zijn uitsluitend de uitgaven opgenomen die vallen onder bovenstaande definitie, die ten laste zijn gekomen van de beleids- en niet-beleidsartikelen. Analoog aan de niet-gedefinieerde categorie van inhuur voor «het ontwikkelen, bouwen, aanleggen, onderhouden en exploiteren van infrastructurele werken, inclusief ICT» betekent dit dat de inhuur voor de implementatie van projecten buiten beschouwing is gebleven.

Uitgaven (in € x 1 000)
Programma- en apparaatskosten  
1. Interim-management2 505 
2. Organisatie- en formatieadvies110 
3. Beleidsadvies2 312 
4. Communicatieadvisering358 
Beleidsgevoelig 5 285
5. Juridisch advies82 
6. Advisering opdrachtgevers automatisering3 606 
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie3 032 
(Beleids)ondersteunend 6 720
8. Uitzendkrachten (formatie en piek)45 466 
Ondersteuning bedrijfsvoering 45 466
Totaal uitgaven inhuur externen 57 471

BIJLAGE 5 – OVERZICHT PERSONELE EN MATERIELE INZET BIJ CRISISBEHEERSINGSOPERATIES

De personele aantallen in onderstaande tabellen betreffen de gemiddelde bezetting voor de duur van de missie. Om deze functies permanent te vullen roteert het defensiepersoneel gedurende de loop van het jaar.

RESULTATEN

Bevordering internationale rechtsorde en stabiliteit c.q. deelname crisisbeheersingsoperaties

OperatieLocatiePeriodeBijdrageMaterieelPersonele aantallen
Middellandse Zee  
Active EndeavourMiddellandse zeegebiedWisselendMaritieme patrouille1 x onderzeeboot(29/4 – 2/6/07)55
    4 x fregat voor 2 dagen op (terug)weg MTF UNIFIL150
Europa     
EUFORBosnië-HerzegovinaGeheel 2007National Support Element (NSE); Normal framework operations (NFO); Liaison Observation teams (LOT); CKmar-detache- ment (IPU).Geen80 (vanaf april 2007)
European Union Police Mission (EUPM)Bosnië-HerzegovinaGeheel 2007MarechausseesGeen4
EU Monitoring Mission (EUMM)Servië/Kosovo/AlbaniëTot 01-08-2007WaarnemersGeen3
Kosovo Force (KFOR)Hoofd- kwartier PristinaGeheel 2007StafofficierenGeen4
Midden-Oosten  
NATO Training Mission IrakBagdadGeheel 2007StafofficierenGeen7
UN Truce Supervision Organisation (UNTSO)Israël/Syrië/LibanonGeheel 2007WaarnemersGeen12
EU BAM RafahGazastrookGeheel 20073 x monitor grenspost (KMAR)Geen3
Unifil LibanonVoor kust LibanonGeheel 2007Maritieme PatrouilleFregat158
Afghanistan  
ISAF TFUAfghanistanVanaf 01/08/06Task Force Uruzgan inclusief Apache-detache- mentPatria, YPR, Fennek, Bushmaster, Pantserhouwitzer1 241
ISAF HQ RC(S)AfghanistanTot 05/07Leiding over hoofdkwartier Regional Command SouthFennek, Bushmaster, Sperwer200
  Van 02/07 tot 11/07Stafbijdrage aan GBR-geleid hoofdkwartier Regional Command South 46
  Vanaf 11/07Stafbijdrage aan composite hoofdkwartier Regional Command South 82
ISAF ATFAfghanistanTot 05/07Luchtondersteu- ning, zowel tac- tisch als logistiek van ISAF- operaties6 x F-166 x AH-64 Apache h/c5 x Cougar h/c255
  Vanaf 05/07Luchtondersteu- ning, zowel tac- tisch als logistiek van ISAF- operaties6 x F-165 x AH-64 Apache h/c3 x CH-47 Chinook h/c255
ISAF DiverseAfghanistanHele jaarDeel uitmakend van het ISAF HQ en diverse andere ondersteuning aan ISAF (CONTCO, KMar, BSB, Cmd KAF, NIST etc.)Diverse voertuigen121
Golfregio  
TF-150/CFMCCBahreinGeheel 2007StafofficierenGeen2
Afrika  
EUFOR TsjaadParijsVanaf 01-11-2007Augmentees t.b.v. OHQ en FHQ ter voorbereiding van EUFOR Tsjaad- missieGeen4
BINUB en SSR BurundiBujumbura in BurundiVanaf 01-01-2007Stafofficieren VN- missie en SSRGeen1 t.b.v. BINUB plus 2 t.b.v. SSR
EUSEC in DRC (Congo)CongoGeheel 2007StafofficierGeen1
EUSEC FIN in DRC (Congo)CongoGeheel 2007StafofficierenGeen2
UNMISSoedanGeheel 2007Waarnemers/MarechausseeGeen32
LSP DafurSoedanVanaf 01-08-2007StafofficierenGeen2
Overige bijdrages en Noodhulp  
Noodhulp GriekenlandElefsis (Pelopon-nesos)26-08-07 t/m 07-09-07Blussen bos- brandenCougar blushelikopters27
Noodhulp NicaraguaOmgeving Puerto Cabezas07-09-07 t/m 12-09-07Verstrekking noodhulpgoede- ren i.v.m. orkaan FelixM-fregat incl. Lynx-helikopter en ondersteu- nings-vaartuig150

BIJLAGE 6 – OVERZICHT KOSTEN KONINKLIJK HUIS

Kosten die samenhangen met het Koninklijk Huis over 2007
Onderwerpkosten
Beveiliging CKmar26 453 592
Inzet personeel2 037 599
Vlieguren406 051
Onderhoud Groene Draeck104 315
Centraal Militair Hospitaal9 920
Totaal29 011 477

BIJLAGE 7 – MILIEU

Samenvatting

De milieubelasting door Defensie neemt op bijna alle fronten af. Het energieverbruik en daarmee de CO2-uitstoot vertoont al enkele jaren een dalende trend. Het percentage groene stroom neemt jaarlijks toe. Ook het waterverbruik neemt af en oude bodemverontreinigingen worden opgeruimd. Alleen de hoeveelheid afval neemt toe; het scheidingspercentage daarentegen ligt wel hoog.

Het algemene beeld van de realisatie van de milieudoelstellingen is dat de achterstanden uit 2005 langzaam worden ingelopen. De kwaliteit van het informatievoorzieningproces geeft ook in 2007 nog reden tot zorg. Hoewel hier en daar interne controles op gang beginnen te komen, is dat nog onvoldoende om van voldoende betrouwbare milieugegevens te kunnen spreken.

De voortgang van de verschillende programma’s vertoont het volgende beeld.

Op schema zijn het verbeteren van de energie-efficiency van gebouwen, de inkoop van duurzame elektriciteit, het onderzoek naar het voorkomen van fijn stof, het opstellen van bodem- en waterbeheerplannen, de sanering van bodemverontreiniging en het vaststellen van de scheidingspercentages en de reductiedoelstellingen voor afval.

Achterstand is er nog bij het energetisch doorrekenen van gebouwen, het opstellen van lijsten met gevaarlijke stoffen ten behoeve van het verwervingsproces, het opstellen van natuurbeheerplannen en het toepassen van duurzaam bouwen maatregelen bij groot onderhoud van gebouwen.

Vrijwel alle defensieonderdelen beschikken over milieuzorgsystemen, variërend van een gecertificeerd systeem bij het Commando Koninklijke marechaussee tot systemen in verschillende stadia van invoering bij de Defensie Materieelorganisatie, het Commando Dienstencentra en de Bestuursstaf. Uit onderzoek van de Auditdienst Defensie blijkt dat de meeste milieuzorgsystemen niet volledig aan de gestelde eisen voldoen. Als belangrijke oorzaken daarvoor worden reorganisaties, gebrek aan personele capaciteit en prioriteitsstelling genoemd. Het inzicht in de toepassing van milieuzorg tijdens oefeningen en operaties is nog onvoldoende.

Algemeen

Defensie meet en registreert continue de milieubelasting ten gevolge van haar activiteiten. Hierbij spelen energieverbruik, luchtverontreiniging, geluidemissie, milieugevaarlijke stoffen, bodemverontreiniging, afvalreductie en natuurwaarden een rol. Tegelijkertijd wordt de realisatie van de milieudoelstellingen zoals opgenomen in de Defensie Milieubeleidsnota 2004 gevolgd. Deze informatie wordt zowel voor verantwoording gebruikt in de vorm van dit jaarverslag, als voor bijsturing van de defensieactiviteiten.

De belasting van het milieu wordt per milieuthema met behulp van indicatoren in beeld gebracht. Daarbij staan steeds de doelstellingen uit het milieubeleid en de realisatie daarvan vermeld alsmede achtergronden en ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Aan het slot van deze milieubijlage is een overzicht met alle indicatoren opgenomen.

Energie en klimaat

De energiedoelstellingen van Defensie zijn gebaseerd op de Europese richtlijn betreffende energieprestatie van gebouwen (2002), de energiebesparingnota van Economische Zaken van 1998, het vierde Nationale Milieubeleidsplan (2001) en de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (het BLOW-convenant). De belangrijkste indicatoren voor de prestaties op energiegebied zijn het totale energieverbruik van Defensie en de energie-efficiency van gebouwen.

Figuur 1 Totaal energieverbruik (in 1000 GJ) van Defensie, onderverdeeld in het energieverbruik roerende- en onroerende zaken

kst-31444-X-1-4.gif

Het totale energieverbruik van Defensie is ten opzichte van 2006 met 14% gedaald.

Het energieverbruik van het materieel is met 12% gedaald ten opzichte van 2006; bij het onroerend goed is de daling van het verbruik 17%; de afstoting van een aantal kazernes en de zachte winter hebben daaraan bijgedragen. In 2007 heeft de defensieorganisatie in totaal 152 miljoen liter aan brandstoffen verbruikt.

De belangrijkste indicatoren voor de invloed van defensieactiviteiten op het klimaat zijn de emissies van broeikasgassen (met name CO2), verzurende stoffen en ozonlaagaantastende stoffen.

Figuur 2 Emissie koolstofdioxide (CO2) van Defensie (in ton), onderverdeeld in de uitstoot veroorzaakt door roerende- en onroerende zaken (exclusief elektriciteitsverbruik)

kst-31444-X-1-5.gif

De emissie van broeikasgassen en verzurende stoffen is gerelateerd aan het energieverbruik en afhankelijk van de onderlinge verhouding van de verschillende brandstoffen. De emissie van koolstofdioxide (CO2) is in het verslagjaar met 13% gedaald. De afname bij het onroerend goed was 18%, terwijl de afname van het verwarmd oppervlak slechts 11 % bedroeg. Door de afname van het brandstofverbruik voor materieel zijn de emissies van koolmonoxide, stikstofoxiden en zwaveldioxide in 2007 eveneens tussen de 10% en 18% gedaald.

Lekverliezen bij koelinstallaties en activering van brandblusinstallaties veroorzaken emissies van ozonlaagaantastende stoffen zoals halonen, HCFK’s en CFK’s. Deze emissies zijn omgerekend naar CFK-equivalenten.

Figuur 3 Ozonlaagaantastend effect (in kg CFK equivalent) van Defensie

kst-31444-X-1-6.gif

De rapportagemomenten van dit jaarverslag en de verplichte halonenrapportage aan de EU lopen niet synchroon. Hierdoor is de inventarisatie van de ozonlaagaantastende stoffen nog niet volledig; deze zal in het volgende jaarverslag worden opgenomen. Door een verlate halonen-rapportage in het vorige jaar is de hoeveelheid in 2006 geëmitteerde CFK-equivalenten bijgesteld naar 3200 kg. Dit geeft een verslechtering ten opzichte van 2005 van 19%.

Doelstellingen energieEindjaarRealisatie 2007
1. Eind 2006 zijn al verwarmde defensiegebouwen met een vloeroppervlak groter dan 1000 vierkante meter energetisch doorgerekend en eind 2008 is de energie-efficiency van de verwarmde gebouwen van Defensie voor het deel verwarming met 15% t.o.v. 1999 verbeterd.2006  2008Achter op schema Op schema
   
2. Eind 2008 wordt 75% van het elektriciteitsverbruik van Defensie duurzaam opgewekt.2008Op schema
   
3. Defensie werkt mee aan de plaatsing van 20MW aan windturbines op defensieterreinen voor 2010.2010Op schema

Toelichting doelstelling 1

De energieprestatie voor gebouwen groter dan 1000 m2 dient conform de bepalingen in de EU «Energy Performance of Buildings Directive» berekend te worden. Tot en met 2007 heeft Defensie 86% van de 1105 relevante gebouwen energetisch doorgerekend. De afronding van het project is wederom vertraagd en zal in 2008 plaatsvinden.

Figuur 4 Energie-efficiency onroerende zaken t.b.v. ruimteverwarming (excl. elektriciteit) van Defensie

kst-31444-X-1-7.gif

De energie-efficiency op het gebied van ruimteverwarming van het gebouwenbestand van Defensie is ten opzichte van 2006 gelijk gebleven. Door een sterke verbetering van de energie-efficiency coëfficiënt in 2006 ligt deze doelstelling nog steeds op schema.

Toelichting doelstelling 2

Defensie geeft invulling aan de doelstelling door «groene» stroom in te kopen en op kleine schaal duurzame energie op te wekken met behulp van zonneboilers en zonnecollectoren. Het aandeel in te kopen duurzame energie wordt jaarlijks stapsgewijs verhoogd om zodoende de beoogde 75% in 2008 te bereiken. Door de inkoop van garantie van oorsprong certificaten is 83% van het elektriciteitsverbruik van Defensie in 2007 duurzaam opgewekt. De doelstelling ligt daarmee voor op schema.

Toelichting doelstelling 3

Defensie werkt aan de voorbereiding van een eigen windturbinepark bij de defensielocatie te Coevorden. In 2007 is hiervoor de bouwvergunning aangevraagd en de aansluiting op het elektriciteitsnet zeker gesteld. De beperkte capaciteit van het lokale elektriciteitsnetwerk heeft er toe geleid dat slechts 10 MW aangesloten kan worden. Defensie heeft haar ambitie voor het windturbinepark daarom moeten bijstellen van 15MW naar 10MW.

Geluid

Doelstellingen geluidEindjaarRealisatie 2007
4. Defensie draagt bij aan het ontwikkelen van kennis ten aanzien van geluid van militaire activiteiten waarvoor geen beoordelingsmaat voorhanden is, en aan het volledig maken van het wettelijk instrumentarium. Op schema
   
5. Defensie brengt uiterlijk in 2008 voor alle Wm- vergunde inrichtingen het indirecte ruimtebeslag in kaart en bekijkt vervolgens per object, gekoppeld aan de actualisatie van de Wm-vergunning of de geluidszone, c.q. de geluidscontour, moet worden geactualiseerd. Uiterlijk 5 jaar nadat daarvoor het wettelijk instrumentarium beschikbaar is, zal het indirecte ruimtebeslag rond oefenterreinen in kaart worden gebracht.2008Op schema
   
6. Defensie laat het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag in Nederland – vanaf het moment dat dit oppervlak is vastgesteld – bij ongewijzigd nationaal geluidbeleid niet stijgen. Nog niet van toepassing

Toelichting doelstelling 4

De door Defensie ontwikkelde rekenmethodiek voor de beoordeling van schietgeluid is aan het ministerie van VROM aangeleverd, waar de vertaling naar een wettelijk instrumentarium zal plaatsvinden. Momenteel wordt deze rekenmethodiek door het ministerie van VROM beoordeeld.

Toelichtingdoelstelling 5

Na enige aanloopproblemen is het in kaart brengen van de geluidscontouren van Wm-inrichtingen in 2007 voortvarend opgepakt. De berekenen van het indirecte ruimtebeslag door Wm-inrichtingen en vliegvelden zal naar verwachting tijdig (in 2008) zijn afgerond.

Voor oefen- en schietterreinen is nog geen wettelijk instrumentarium voorhanden. Zodra dat er wel is worden ook deze terreinen in kaart gebracht.

Toelichting doelstelling 6

Het totale oppervlak van het indirect geluidruimtebeslag is nog niet vastgesteld. Hiervoor moeten eerst de doelstellingen 4 en 5 zijn afgerond. Deze doestelling is daarom nog niet van toepassing.

Gevaarlijke stoffen

Doelstellingen gevaarlijke stoffenEindjaarRealisatie 2007
7. In 2004 heeft Defensie lijsten van stoffen opgesteld, die door alle defensieonderdelen bij het verwer- vingsproces worden gebruikt. Deze lijsten worden jaarlijks geactualiseerd.2004Achter op schema
   
8. Defensie heeft uiterlijk in 2008 de potentiële blootstellingen aan emissies van PBT-stoffen in beeld gebracht.2008Gekoppeld aan REACH
   
9. Uiterlijk 2005 is er een inventarisatie uitgevoerd naar de belangrijkste veroorzakers van de uitstoot van fijn stof bij Defensie.2005Afgerond in 2006
   
10. Uiterlijk 2006 is er een studie uitgevoerd naar de technische mogelijkheden om voor het materieel met een hoge uitstoot van fijn stof emissiereducties te realiseren.2006Afgerond in 2007

Toelichting doelstelling 7

In 2006 is door Defensie een eerste stoffenlijst opgesteld. Deze lijst is opgenomen in het Handboek Arbo- en Milieumanagementsysteem van de materieelorganisatie van Defensie. In 2007 is de lijst verder geactualiseerd. De vaststelling van een definitieve lijst staat voor 2008 gepland.

Toelichting doelstelling 8

Het omgaan met Persistente Bioaccumulatieve en Toxische (PBT) stoffen wordt geregeld in de Europese verordening «Registratie, Evaluatie, Autorisatie en beperkingen van Chemische stoffen» (REACH). Defensie heeft daarom in 2006 besloten de PBT-doelstelling te koppelen aan het REACH-traject. Defensie is in 2007 gestart met het voorbereiden van de defensieorganisatie op de implementatie van REACH.

De doelstellingen 9 en 10 met betrekking tot fijn stof zijn inmiddels afgerond. De resultaten van de studie naar technische maatregelen voor emissiereductie zijn voor het behoeftestellen van nieuw materieel bekend gesteld.

Bodem

Defensie werkt sinds 1991 aan haar bodemonderzoek- en saneringsprogramma. Van verdachte plekken en nieuwbouwlocaties op defensieterreinen wordt de bodemkwaliteit onderzocht. Ernstige bodemverontreinigingen worden gesaneerd of beheerst.

Met een actief bodembeheerplan wordt de lokale bodemkwaliteit vastgelegd, waardoor grondverzet met minder administratieve lasten kan worden gerealiseerd. Uitgangspunt daarbij is dat de bodemkwaliteit op die locatie door het grondverzet niet verslechtert.

Doelstellingen bodemEindjaarRealisatie 2007
11. Defensie zal uiterlijk in 2023 alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen saneren of beheersen.2023Voor op schema
   
12. Defensie zal in 2008 actief bodembeheerplannen gereed hebben voor de 50 meest relevante defensieobjecten.2008Op schema

Toelichting doelstelling 11

Eind 2007 was 82% van de ruim 3700 onderzochte locaties van het bodemprogramma van Defensie gereed. Dat wil zeggen dat uit onderzoek bleek dat de locatie schoon was, of dat de noodzakelijke sanering is afgerond. De komende jaren moet nog 4% van de locaties worden onderzocht. Defensie ligt daarmee enigszins voor op schema om uiterlijk in 2023 alle ernstige bodemverontreinigingen op defensieterreinen gesaneerd of beheerst te hebben.

Figuur 5 Percentage locaties gereed van het bodemsaneringsprogramma van Defensie over 2000 t/m 2007 gerelateerd aan het lineaire verloop van het programma tussen 1991 en 2023

kst-31444-X-1-8.gif

Toelichting doelstelling 12

Tot en met 2007 is voor 40 van de 50 relevante defensieobjecten een actief bodembeheerplan opgesteld. Met de implementatie van die plannen is een aanvang gemaakt.

Om bodemverontreiniging in de baanzool en de kogelvanger op schietbanen te verminderen of te voorkomen loopt er een TNO-onderzoek naar het gebruik van «groene munitie» voor oefendoeleinden. De inventarisatiefase is afgerond. Na levering van een aantal partijen munitie zullen ballistische proeven in 2008 moeten uitwijzen of de «groene munitie» geschikt is.

Water

Waterbeheerplannen geven een beeld van alle hemel-, grond- en drinkwaterstromen op een defensieterrein en doen aanbevelingen voor maatregelen om tot waterbesparing te komen en het grondwater op peil te houden. Defensie stelt deze plannen op in nauw overleg met gemeenten, drinkwaterbedrijven, provincies en overige belanghebbenden. Bij de aanbevelingen wordt een afweging gemaakt tussen wettelijke, bedrijfsmatige, economische en ecologische aspecten.

Figuur 6 Totaal waterverbruik (in 1000 m3) van Defensie, onderverdeeld in leidingdrinkwater- en grondwaterverbruik

kst-31444-X-1-9.gif

Waterverbruik

Het leidingwaterverbruik bij Defensie is sinds de eerste metingen in 1999 vrij constant gebleven op circa 2 miljoen m3 per jaar. In 2007 is een daling te zien naar 1,6 miljoen m3. Het verbruik per medewerker bedraagt momenteel 23 m3 per jaar. De onttrekking van grondwater is in 2007 voor het vijfde achtereenvolgende jaar gedaald.

Doelstelling waterEindjaarRealisatie 2007
13. Defensie stelt uiterlijk in 2008 integrale waterbeheerplannen op voor 20 grote objecten en voert de daaruit voortvloeiende kosteneffectieve maatregelen uit. Gedurende de beleidsperiode zal worden bezien welke standaard beheersmaatregelen kunnen worden vastgesteld.2008Op schema

Toelichting doelstelling 13

Tot en met 2007 zijn de waterbeheerplannen van 15 van de 20 geselecteerde kazernes en vliegbases afgerond. Waterbesparende voorzieningen, zoals waterbesparende toiletten en douchekoppen en bemetering, worden bij het reguliere onderhoud aangebracht. De uitvoering van de doelstelling voor het opstellen van integraal waterbeheerplannen ligt op schema.

Afval

Doelstellingen afvalEindjaarRealisatie 2007
14. Defensie stelt met ingang van 2004 de hoeveelheden en de afvalscheidingpercentages van de defensieafvalstromen vast.Uiterlijk 2006 worden per afvalstroom reductiedoelstellingen geformuleerd. De krijgsmachtdelen dienen deze percentages dan te halen.2004 2006Op schema Afgerond
   
15. Vanaf 2004 zal Defensie het scheidingsproces monitoren, de kosten van afvalverwijdering registreren en de meest rendabele reductiemogelijkheden in beeld brengen. Op schema

Toelichting doelstelling 14

Defensie heeft gekozen voor het maximaal scheiden van afval in afzonderlijke deelstromen en daardoor het restafval te reduceren. Eveneens worden preventie en hergebruik van afval gestimuleerd. In 2007 zijn de volgende aanvullende beleidsrichtlijnen van kracht geworden:

• Vanaf 2008 wordt minimaal 60% van het bedrijfsafval gescheiden in de afzonderlijke deelstromen.

• In 2008 wordt voor elk defensieobject een afvalreductieplan opgesteld.

Figuur 7 De totale hoeveelheid afval (in ton) van Defensie, onderverdeeld in de hoeveelheid bedrijfsafval en de hoeveelheid gevaarlijk afval

kst-31444-X-1-10.gif

In 2007 is zowel de afgevoerde hoeveelheid bedrijfsafval als de afgevoerde hoeveelheid gevaarlijk afval gestegen. Er is een stijgende trend waarneembaar in de hoeveelheden afval. In 2007 werd de totaalhoeveelheid afval in 12 aparte substromen gescheiden. Het scheidingspercentage was 68%.

Toelichting doelstelling 15

Conform de defensiebrede contracten voor bedrijfsafval en gevaarlijk afval worden de kosten en hoeveelheden van het afgevoerde afval in het arbo- en milieu-informatiesysteem geregistreerd.

Externe veiligheid

Doelstelling externe veiligheidEindjaarRealisatie 2007
16. In 2005 rondt Defensie het programma «Risicoanalyses munitieopslag Defensie» af; daarna zal worden bezien of het in de nota Van Houwelingen vastgelegde beleid aanpassing behoeft. 2005Afgerond

Toelichting doelstelling 16

De risicoanalyses van de munitieopslagen van Defensie zijn in 2006 afgerond. Besloten is dat het in de nota Van Houwelingen vastgelegde beleid door middel van AMvB’s op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zal worden aangepast. Hiermee wordt in 2008 gestart.

Biodiversiteit en natuur

Doelstellingen biodiversiteit en natuurEindjaarRealisatie 2007
17. In 2004 zal het bestaande monitoringsysteem worden uitgebreid met soorten genoemd in de Habitat- en Vogelrichtlijn en de Flora- en Faunawet.2004Achter op schema
   
18. In 2006 zullen -behoudens eventuele langdurige juridische procedures- voor alle relevant defensieterreinen de beheersplannen gereed zijn.2006Achter op schema

Toelichting doelstelling 17

Defensie houdt bij het beheer en gebruik van defensieterreinen rekening met de aanwezige natuurwaarden. Afstemming tussen het militaire gebruik en de natuurfunctie van de defensieterreinen dient op een zodanige wijze plaats te vinden dat de operationele commando’s in staat worden gesteld de gewenste graad van geoefendheid te bereiken en behouden. De defensieterreinen worden al vele jaren op natuurwaarden geïnventariseerd. De basisinventarisatie is voor 71 militaire terreinen gereed. 43 van deze terreinen zijn in navolging daarop gemonitord. Vanaf 2004 is de transformatie van het monitoringssysteem in gang gezet, waarbij dit systeem wordt aangevuld met de soorten genoemd in de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en Faunawet. Deze transformatie zal naar verwachting in 2008 afgerond worden.

Toelichting doelstelling 18

Per 1 oktober 2005 is de nieuwe Natuurbeschermingswet (Nb-wet) in werking getreden. Daaruit volgt dat Defensie als een van de terreinbeherende instanties Natura 2000 beheerplannen zal moeten opstellen. In deze beheerplannen worden de doelstellingen voor instandhouding van belangrijke natuurwaarden beschreven en wordt het gebruik in die gebieden aan deze doelstellingen getoetst. De twee pilotbeheerplannen van het Infanterie Schietkamp te Oldenbroek en de Joost Dourleinkazerne op Texel zijn eind 2007 gereed gekomen. De volgende stap is dat het ministerie van LNV de speciale beschermingszones, de Natura 2000 gebieden, definitief aanwijst. Deze aanwijzingsbesluiten zijn de juridische basis voor de beheerplannen en zij worden medio 2008 door de minister van LNV genomen. Aangezien de beheerplannen drie jaar na aanwijzing van de gebieden gereed moeten zijn, blijft Defensie binnen de wettelijke termijn voor het opstellen van de beheerplannen Natura 2000.

Milieuzorg

Goedwerkende milieuzorgsystemen zijn belangrijk voor het beheersen van de milieubelasting, het naleven van wet- en regelgeving en het realiseren van de milieudoelen. De milieuzorgsystemen van de defensieonderdelen moeten aantoonbaar aan de ISO-14 000 norm voldoen. De defensieonderdelen mogen de milieuzorgsystemen extern laten certificeren, maar dit is niet verplicht. De Auditdienst Defensie toetst driejaarlijks de niet gecertificeerde milieuzorgsystemen.

Goedwerkende, systematische milieuzorg draagt bij aan een verantwoorde bedrijfsvoering voor Defensie.

Figuur 8 Handhavingsresultaten van inspecties bij Defensie

kst-31444-X-1-11.gif

De VROM-inspectie is bij de grotere inrichtingen van Defensie verantwoordelijk voor de handhaving van de milieuvergunningen. VROM-inspecteurs bezoeken deze inrichtingen en maken melding van geconstateerde tekortkomingen. Afhankelijk van de aard en ernst van deze tekorten wordt door de handhaver aan het tijdig opheffen een dwangsom verbonden.

In 2007 zijn 64 inspectiebezoeken uitgevoerd en is in 19 gevallen een brief verzonden met een voornemen tot het opleggen van een dwangsom. In twee gevallen heeft dit tot een dwangsombeschikking geleid. Door tijdig herstel van de tekortkomingen is geen dwangsom geïnd.

Doelstellingen milieuzorgEindjaarRealisatie 2007
19. Alle defensieonderdelen beschikken aan het begin van de beleidsperiode voor al hun processen over een goedwerkend milieuzorgsysteem. De Koninklijke landmacht en de Centrale organisatie bereiken die situatie eind 2004.2004Achter op schema
   
20. Voor 31 december 2005 heeft de Auditdienst Defensie alle niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen beoordeeld op basis van de ISO 14 000- norm en de SCCM-richtlijnen. Daarna wordt een driejaarlijkse herhalingstoets uitgevoerd.2005Achter op schema

Toelichting doelstelling 19

De Marechaussee beschikt sinds 1 januari 2000 over een gecertificeerd milieuzorgsysteem. In 2006 is bij de verlengingsaudit het certificaat wederom uitgereikt. De afzonderlijke luchtmachtbases hebben ieder een zelfstandig milieuzorgsysteem, waarvan er één extern is gecertificeerd. In 2006 zijn interne kwaliteitsaudits bij drie luchtmachtonderdelen uitgevoerd, die hebben geleid tot een verbeterslag van de milieuaspectenregisters. Daarnaast is een aantal openstaande milieuvacatures gevuld. De Marine heeft in 2006 de grondig aangepaste systeemdocumentatie voor haar arbo- en milieumanagementsysteem gepubliceerd. Uit interne audits is gebleken dat er nog tekortkomingen zijn bij de invoering van het aangepaste systeem, waarop verbeteracties zijn uitgezet. Het milieuzorgsysteem van de Landmacht is geïmplementeerd en eind 2006 door de Auditdienst Defensie getoetst. Het aandachtspunt: borgen van het register wet- en regelgeving is in 2007 op het niveau van de Bestuurstaf opgepakt. Een tweede bemerking betrof het uitvoeren van de directiebeoordeling.

De Defensie Materieelorganisatie werkt aan de invoering van het handboek voor het milieuzorgsysteem en aan de integratie van de milieuzorgsystemen van de individuele bedrijven. Eind 2007 is dat proces voor 75% afgerond. Het Commando Dienstencentra bestaande uit verschillende bedrijfsgroepen heeft in 2007 het Handboek voor het centrale arbo- en milieumanagementsysteem ingevoerd. De Bestuursstaf heeft een milieuzorgsysteem voor de facilitaire diensten. Voor de primaire processen wordt een milieuzorgsysteem ontwikkeld.

Toelichting doelstelling 20

De Auditdienst Defensie heeft in 2007 het milieuzorgsysteem van het Commando Landstrijdkrachten en de Defensie Materieelorganisatie getoetst. Het milieuzorgsystemen van de Bestuursstaf is niet getoetst omdat dit hiervoor nog onvoldoende is geïmplementeerd.

Milieuzorg tijdens oefeningen en operaties

Bij de planning van vredes- en crisisbeheersingsoperaties en oefeningen wordt in de planningsfase in toenemende mate aandacht besteed aan het aspect milieu. Tijdens de voorbereiding van de operaties en oefeningen wordt in principe door een verkenning een inschatting gemaakt van de lokale milieusituatie en worden de mogelijke milieueffecten van de operatie in kaart gebracht. Defensie heeft in 2007 opgetreden in onder andere Afghanistan en de Balkan.

Doelstelling milieuzorg tijdens oefeningen en operatiesEindjaarRealisatie 2007
21. De NAVO-procedure STANAG 7141EP zal worden gehanteerd bij de planning van alle grotere oefeningen en operaties. Op alle niveaus in de organisatie zullen daartoe milieuaspecten worden geïntegreerd in de relevante operationele plannings- procedures en -documentenvanaf 2004Ingevoerd

Toelichting doelstelling 21

De NAVO Standardisation Agreement (STANAG) 7141EP over milieuzorg tijdens operaties en oefeningen is bij Defensie van kracht en wordt als basis gebruikt bij de operatieplanning. In de toepassing van het juiste niveau van milieuzorg tijdens operaties is momenteel onvoldoende inzicht. Gedurende 2008 moet daar meer zicht op komen.

Beleids-, planning- en begrotingsprocedure

Doelstelling beleids-, planning- en begrotingsprocedureEindjaarRealisatie 2007
22. De Auditdienst Defensie voert jaarlijks een toetsing uit op realisatie van de doelstellingen van de DMB2004 en valideert jaarlijks de kwaliteit van de milieugegevens ten behoeve van het milieujaar- verslag en de VBTB-rapportage.jaarlijksOp schema

Toelichting doelstelling 22

De Auditdienst Defensie heeft in 2007 de uitvoering van doelstelling 24 (het gebruik van energielabels, erkende milieukeurmerken en milieuzorgcertificaten bij de aanschaf van handelsgebruikelijke goederen en diensten) en van doelstelling 17 (het uitbreiden van het monitoringsysteem van natuurterreinen) geaudit.

Sinds 2006 brengt Defensie geen separaat milieujaarverslag meer uit, maar maakt de milieurapportage deel uit van het departementale jaarverslag. De milieu-informatie wordt daarom door de Auditdienst Defensie conform de daarvoor gebruikelijke regelingen getoetst.

Materieelkeuzeproces

Doelstellingen materieelkeuzeprocesEindjaarRealisatie 2007
23. In 2004 ontwikkelt Defensie een defensiebreed afwegingskader voor milieuaspecten in het Defensie Materieelkeuze Proces.2004Ingevoerd
   
24. Defensie maakt gedurende de beleidsperiode bij de aanschaf van handelsgebruikelijke goederen en diensten gebruik van energielabels, erkende milieukeurmerken en milieuzorgcertificaten als gunningcriterium.vanaf 2004Ingevoerd

Toelichting doelstelling 24

In 2006 heeft Defensie het «Handboek Verwerving Defensie» vastgesteld. Dit handboek geeft de invulling aan de defensiebrede milieueisen voor verwerving van materiele zaken en diensten, ook voor de handelsgebruikelijke. In 2007 heeft de Auditdienst Defensie de uitvoering van deze doelstelling onderzocht en geconcludeerd dat het handboek niet volledig in overeenstemming met de doelstelling is en dat er nog onvoldoende uitwerking aan gegeven is. Tevens concludeert de Auditdienst Defensie dat de doelstelling zoals thans geformuleerd niet goed uitvoerbaar en effectief wordt geacht. De mate van realisatie van de doelstelling kon niet worden vastgesteld. Aanbevolen is de gesignaleerde knelpunten mee te nemen bij de implementatie van het Programma Duurzame Bedrijfsvoering Rijksoverheid binnen Defensie.

Infrastructuur

Defensie is beheerder van een groot aantal terreinen met verschillende functies. Op de vliegbases, kazernes, vlootbases en logistieke inrichtingen staan zo’n 13 000 gebouwen. Defensie is verantwoordelijk voor deze infrastructuur en is opdrachtgever voor de nieuwbouw- en onderhoudswerkzaamheden. Zowel in de nieuwbouw- als exploitatiefase worden grondstoffen en energie gebruikt en ontstaat er bouwafval. De principes van Duurzaam Bouwen (Dubo) zorgen ervoor dat deze milieueffecten gedurende de hele levenscyclus van de gebouwen worden beperkt. Daarbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen (zoals dubbel glas en hoogrendementsketels), waterbesparing (bij toiletten en douches), hergebruik van materialen en duurzame bouwmaterialen (zoals FSC-hout). In de Vastgoednormen van Defensie, die in 2006 van kracht zijn geworden, is het aspect duurzaam bouwen dwingend voorgeschreven.

Doelstelling infrastructuurEindjaarRealisatie 2007
25. Defensie hanteert vanaf 2004 het basisniveau van het Nationaal Pakket Dubo Utiliteitsbouw voor alle nieuwbouw en groot-onderhoudsprojecten.vanaf 2004Achter op schema

Toelichting doelstelling 25

Naar aanleiding van indicaties in 2005 is in 2006 en 2007 nauwkeuriger gekeken naar de toepassing van het Dubo-pakket bij nieuwbouw en grootonderhoud. Hieruit is naar voren gekomen dat bij nieuwbouw de maatregelen uit het Nationale pakket redelijk consequent worden toegepast, maar dat dit in het geval van groot onderhoud niet structureel gebeurt. Dit resulteert in een toepassing van slechts 30% van de mogelijke maatregelen. Daarnaast wordt sinds 2004 een stagnatie geconstateerd in de vervanging van verwarmingsketels door HR-ketels.

Communicatie

Doelstelling communicatieEindjaarRealisatie 2007
26. Defensie brengt jaarlijks voor 1 juni een milieujaarverslag uit.JaarlijksOpgenomen in Defensieverslag

Toelichting doelstelling 26

Defensie rapporteert tegen de achtergrond van integratie van milieu in de normale bedrijfsvoering vanaf verslagjaar 2006 over milieu in het departementale jaarverslag en brengt geen afzonderlijk milieujaarverslag meer uit.

Overzicht indicatoren

Nummer2001200220032004200520062007EenheidVerschil 2005/2006Toelichting
I.010totaal aantal ongewone voorvallen146385395250393376192stuks– 49%ongewone voorvallen in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) zijn onderverdeeld in 3 categorieën, gekoppeld aan de ernst van de situatie
I.020percentage aantal voornemens tot dwangsom t.o.v. aantal handhavingsbezoeken3030%0%percentage van aantal voornemens tot dwangsom ten opzichte van aantal handhavingsbezoeken in het kader van de milieuvergunning
I.030totaal aantal milieuklachten3 2002 6603 4082 1473 5042 5983 333stuks28%aantal geluidgebonden en algemene milieuklachten
I.100waterverbruik3 4003 4003 2002 3002 6002 4001 9001 000 m3– 24%som van grondwateronttrekking en leidingwaterverbruik
I.101relatief leidingdrinkwaterverbruik30272925312923m3/pers– 21%leidingdrinkwaterverbruik per persoon (uitgedrukt in fte)
I.102percentage integraal waterbeheersplannen gereed204075%35%percentage gereed zijnde waterbeheerplannen, gericht op een duurzaam waterbeheersysteem
I.200ozonlaagaantastend effect12 0004 0002 00011 0002 7003 200100kg cfk equivalent– 97%kilogrammen werkzame stoffen in producten die schadelijk zijn voor de ozonlaag
I.201koolstofdioxide-emissie678 000714 000680 000641 000561 000564 000492 000ton– 13%emissie van CO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.202koolmonoxide-emissie1 8002 0001 9002 0001 6001 7001 500ton– 10%emissie van CO in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.203distikstofoxide-emissie66776768596255ton– 12%emissie van N2O in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.204emissie zwaveldioxide1 4281 6501 2821 2571 1391 181973ton– 18%emissie van SO2 in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.205emissie stikstofoxiden4 8005 6004 9004 9004 3004 5004 000ton– 12%emissie van NOx in kilogrammen als gevolg van brandstofverbruik (roerende en onroerende zaken: exclusief elektriciteitsopwekking bij externe elektriciteitscentrale)
I.206totale emissie vluchtige organische stoffen192175207148133825ton197%emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) in kilogrammen als gevolg van gebruik van oplosmiddelhoudende producten zoals verf, tectyl en benzine
I.207percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen onroerende zaken557%1%percentuele aanduiding van de lekdichtheid van de vastgoed-installaties die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten
I.208percentage verlies ozonlaag afbrekende stoffen roerende zaken1%0%percentuele aanduiding van de lekdichtheid van de installaties in defensiematerieel die ozonlaag afbrekende stoffen bevatten
I.300totale hoeveelheid afval17 00026 00025 00027 00027 00024 00036 000ton49%totale hoeveelheid afgevoerde afvalstoffen in tonnen, verkregen door optelling van afvoer van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen
I.301inzamelstructuur gescheiden afval881111111212aantal– 8%aantal (soorten) afvalstromen dat gescheiden wordt afgevoerd
I.302lozing afvalwater op oppervlaktewater500400500300300200270ve26%aantal vervuilingseenheden van afvalwater, dat bij processen anders dan huishoudelijk gebruik vrijkomt, dat wordt geloosd op het oppervlaktewater
I.303percentage afvalscheiding646368%5%percentage van de som van de afgevoerde hoeveelheden afvalstoffen (excl. restafval) ten opzichte van totaal hoeveelheid afval
I.400totaal energieverbruik13 70015 50014 90013 50012 40012 30010 6001 000 GJ– 14%totaal verbruik van energie. Dit betreft een optelling van de energie omgerekend naar GJ, die moeten worden opgewekt of wordt verbruikt door roerende en onroerende zaken
I.401energieverbruik roerende zaken6 8007 7007 9007 6006 5006 7006 0001 000 GJ– 12%totale energieverbruik van het roerend goed. Dit betreft een omrekening naar GJ van totaalverbruik aan brandstoffen voor roerende zaken
I.402energieverbruik onroerende zaken7 0007 9006 9005 9005 8005 5004 6001 000 GJ– 17%totale energieverbruik van het onroerende zaken. Dit betreft een omrekening naar GJ van energie die wordt gebruikt of moet worden opgewekt voor onroerende zaken
I.403energie-efficiency onroerende zaken t.b.v. ruimteverwarming0,2010,2070,1770,1620,1710,1500,150MJ/m2.graaddag0%energie-efficiency onroerende zaken (exclusief elektriciteit), berekend met totale energieverbruik onroerend goed, netto vloeroppervlakte en graaddagen
I.404energie-efficiency verwarmingsketels80808181828282%0%gemiddeld rendement van alle opgestelde verwarmingsketels, uitgaande van een rendement van HR, VR en conventioneel van resp. 85, 80 en 70%
I.405percentage duurzame energie van energieverbruik onroerende zaken04411121419%5%percentage totale hoeveelheid opgewekte en ingekochte duurzame energieverbruik (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor onroerende zaken (I.402)
I.406totaal elektriciteitsverbruik356 000413 000420 000357 000355 000347 000290 000MWh– 16%totale verbruikte hoeveelheid elektriciteit, inclusief duurzaam opgewekte elektriciteit d.m.v. eigen opwekking of inkoop
I.407percentage «groene» elektriciteit van het totaal elektriciteitsverbruik1202049566383%20%percentage totale hoeveelheid duurzaam opgewekte electriciteit (omgerekend naar GJ) ten opzichte van totale energieverbruik voor totaal electriciteitsverbruik (I.406)
I.408energie-efficiency voertuigen – motor- en bromfietsen5,05,15,15,66,06,16,3liter/100km4%gemiddeld (theoretisch) verbruik van alle motor- en bromfietsen
I.409energie-efficiency voertuigen – personenauto’s6,48,76,86,06,07,47,3liter/100km– 1%gemiddeld (theoretisch) verbruik van personenauto’s
I.410energie-efficiency voertuigen – lichte bedrijfsvoertuigen11,612,012,211,711,011,311,3liter/100km0%gemiddeld (theoretisch) verbruik van lichte bedrijfsvoertuigen, bv bestelbusjes (gewicht < 3500 kg)
I.411energie-efficiency voertuigen – zware bedrijfsvoertuigen45,345,545,145,548,043,841,3liter/100km– 6%gemiddeld (theoretisch) verbruik van zware bedrijfsvoertuigen, bv bussen en vrachtauto’s (gewicht > 3500 kg)
I.413energie-efficiency vliegtuigen – helikopters0,30,40,40,50,50,40,5m3/vlieguur19%gemiddeld (theoretisch) verbruik van helikopters
I.414energie-efficiency vliegtuigen – jachtvliegtuigen3,12,84,13,53,73,73,7m3/vlieguur1%gemiddeld (theoretisch) verbruik van jachtvliegtuigen
I.415energie-efficiency vliegtuigen – transport vliegtuigen1,21,31,51,61,52,11,9m3/vlieguur– 7%gemiddeld (theoretisch) verbruik van transport vliegtuigen
I.416energie-efficiency vliegtuigen – patrouille vliegtuigen2,92,82,72,82,8m3/vlieguur gemiddeld (theoretisch) verbruik van patrouille vliegtuigen
I.417energie-efficiency vaartuigen – mijnendienst6,85,06,07,85,93,87,2m3/vaardag89%gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse mijnendienst
I.418energie-efficiency vaartuigen – onderzeedienst7,08,07,46,26,68,57,8m3/vaardag– 8%gemiddeld (theoretisch) verbruik van vaartuigen uit de klasse onderzeedienst
I.419energie-efficiency vaartuigen – Groep Escorte Schepen37,233,036,238,125,719,710,7m3/vaardag– 46%gemiddeld (theoretisch) verbruik van groep escorte schepen
I.421percentage (opgesteld) vermogen HR-ketels van totaal19173336384241%– 1%percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van hoogrendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van opgesteld vermogen van HR, VR en conventionele ketels)
I.422percentage (opgesteld) vermogen VR-ketels van totaal63786260605657%1%percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van verbeterd-rendementsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels)
I.423percentage (opgesteld) vermogen conventionele ketels van totaal19653223%0%percentage opgesteld («theoretisch») vermogen van conventionele verwarmingsketels ten opzichte van totaalvermogen (optelling van vermogen van HR, VR en conventionele ketels)
I.424energie-efficiency onroerende zaken (inclusief elektriciteit)0,3960,3640,362MJ/m2. graaddag– 1%energie-efficiency onroerende zaken, berekend met totale energieverbruik onroerend goed (inclusief elektriciteit), netto vloeroppervlakte en graaddagen
I.425opgesteld vermogen windenergie op defensieterreinen000MW totaal vermogen windenergie opgesteld op defensieterreinen (uitgedrukt in MW)
I.426percentage energetisch doorgerekende gebouwen253986%47%percentage aantal energetisch doorgerekende gebouwen ten opzichte van totaal aantal verwarmde gebouwen met oppervlakte > 1000 m2
I.490percentage toepassing Nationale Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen3830%–  8%gemiddeld percentage toepassing Nationale Pakket Utiliteitsbouw Duurzaam Bouwen
I.500aantal geluidgehinderden619499444453435432481aantal11%aantal personen in woningen waaraan (nog) geen geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht in het kader van het Defensie geluidsisolatieprogramma Luchtvaartwet (deze personen kunnen in theorie gehinderd kan worden door vliegtuiggeluid)
I.501percentage Wm-inrichtingen met vergunning ingediend bij bevoegd gezag1086%–  1%percentage Wm-inrichtingen met vergunning ingediend bij bevoegd gezag, waarvan indirect ruimtebeslag als gevolg van de geluidsproductie in kaart is gebracht
I.600totaal aantal bodemlocaties (vanaf 1991)3 8023 3223 4763 5573 6463 6803 733aantal1%totaal aantal verdachte locaties dat sinds 1991 is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma Defensie
I.601percentage bodemlocaties gereed68707374768182%1%percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat gesaneerd is (of waarvan de verontreiniging via een monitoringsprogramma beheerst wordt) of waar na onderzoek geen verdere actie noodzakelijk bleek
I.602percentage nog te onderzoeken bodemlocaties8966654%0%percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat nog moet worden onderzocht
I.603percentage bodemlocaties in onderzoek19171614131010%0%percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in onderzoek is
I.604percentage bodemlocaties onder sanering5556544%0%percentage locaties (ten opzichte van totaal, I.600) dat in sanering is
I.605percentage «ernstig» van de lopende of voltooide saneringen60616061616160%0%percentage locaties (ten opzichte van totaal dat gesaneerd of in sanering is) waarbij het een ernstig geval van bodemverontreiniging betrof
I.606percentage actief bodembeheerplannen gereed546880%18%percentage gereed zijnde bodembeheerplannen van defensielokaties, waar regelmatig bouwactiviteiten plaats vinden of waar vanwege de daar aanwezige activiteiten extra risico’s voor bodemverontreiniging zijn
I.700verbruik chemische onkruidbestrijdingsmiddelen74424900000kg verbruik in kilogrammen werkzame stof van chemische onkruidbestrijdingsmiddelen
I.800percentage monitoring natuurwaarden defensieterreinen gereed83979910010010061%– 39%percentage defensieterreinen (ten opzichte van totaal aantal te monitoren terreinen) dat wordt gemonitoord
I.801percentage natuurbos17201927262420%– 4%percentage hectaren bos (ten opzichte van totaal hectaren bos) dat natuurtechnisch wordt beheerd
I.802percentage beheerplannen gereed0029%29%percentage gereed zijnde beheerplannen gedaan in het kader van de Vogel- en Habitat Richtlijnen en Natuurbeschermingswet
I.910percentage risicoanalyses ingediend bij bevoegd gezag100100100%0%percentage risicoanalyses ingediend bij bevoegd gezag (VROM) ten opzichte van het aantal relevante objecten risicoanalyses munitieopslag (in het kader van het programma «Risicoanalyses munitieopslag Defensie»)
I.920percentage niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen ge(her)audit6767100%33%percentage aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen waarvan de audit niet langer dan 3 jaar geleden heeft plaatsgevonden ten opzichte van totaal aantal niet-gecertificeerde milieuzorgsystemen
Opmerking: in dit schema zijn naar duizendtallen afgeronde waarden gerapporteerd; de verschilpercentages zijn op basis van de feitelijke waarden

BIJLAGE 8 – LIJST MET AFKORTINGEN

ABP=Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
AD=Algemene Dienst
AGS=Alliance Ground Surveillance
AMB=Air Manoeuvre Brigade
AMVB=Algemene Maatregel van Bestuur
AOE=Aanhoudings- en Ondersteuningseenheid
ATF=Air Task Force
BBC=Basisvoorziening Betrouwbare Communicatie
BBLV=Beveiliging Burgerluchtvaart
BE=Bijstandseenheid
BG=Battle Group
BICL=Best In Class Logistiek
BINUB=Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi
BKS=Beleidsraad Kennis en Strategie
BMS=Battlefield Management System
BS=Bestuursstaf
BTW=Belasting Toegevoegde Waarde
BVM=Besluitvormingsmemorandum
C2=Command and Control
CARIB=Caribisch Gebied
CBD=Centraal Betaalkantoor Defensie
CDC=Commando Dienstencentra
CDS=Commandant der Strijdkrachten
CFMCC=Combined Force Maritime Component Command
CIMIC=Civil-military Cooperation
CIS=Communicatie- en Informatiesystemen
CKMAR=Commando Koninklijke marechaussee
CLAS=Commando landstrijdkrachten
CLSK=Commando luchtstrijdkrachten
CMBA=Civiel-Militaire Bestuursafspraken
CMH=Centraal Militair Hospitaal
COMNLMARFOR=Commander Netherlands Maritime Force
COMUKMARFOR=Commander United Kingdom Maritime Force
COTS=Commercial of the Shelf
CRO=Crisis Response Force
CTF=Commander Task Force
CZSK=Commando zeestrijdkrachten
DCHR=Dienstencentrum Human Resource
DCMO=Datacommunicatie Mobiel Optreden
DDG=Duik- en Demonteergroep
DDR=Disarmament, Demobilisation and Reintegration
DGI=Defensiegerelateerde Industrie
DIS=Defensie-industrie Strategie
DLBE=District Landelijke en Buitenlandse Eenheden
DMO=Defensie Materieelorganisatie
DMP=Defensiematerieelkeuze Proces
DNB=De Nederlandsche Bank
DR&D=Defence Research and Development
DRC=Democratische Republiek Congo
DSI=Dienst Speciale Interventie
DTO=Defensie Telematica Organisatie
DVD=Dienst Vastgoed Defensie
EDA=Europees Defensie Agentschap
EGF=European Gendarmerie Force
EOCKL=Explosievenopruimingscommando Koninklijke landmacht
EOD(D)=Explosievenopruimingsdienst (Defensie)
EPM=Electronic Protected Measures
ERP=Enterprise Resource Planning
EU=Europese Unie
EUBG=EU Battle Group
EUFOR=European Force
EUMM=European Union Monitor Mission
EUPM=European Union Police Mission (Bosnië-Herzegovina)
EUPOL=European Police
EUSEC=European Security
EVDB=Europees Veiligheids- en Defensiebeleid
FHQ=Field Headquarters
FINAD=Financiële Administratie
FMS=Foreign Military Sales
FPS=Flexibel Personeelssysteem
FTD=Fast Track Development
FTP=Fast Track Procurement
GBA=Gemeentelijke Basisadministratie
GGZ=Geestelijke Gezondheidszorg
GPV=Groot Pantser Wielvoertuig
GTI=Grote Technologische Instituten
HGIS=Homogene Groep Internationale Samenwerking
HLD=High Level Design
HQ=Headquarter
HR=Human Resource
HRF(L)HQ=High Readiness Forces (Land) Headquarters
ICMS=Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking
ICT=Informatie- en Communicatietechnologie
IDL=Instituut Defensieleergangen
IED=Improvised Explosive Devices
IGV=Infanterie Gevechtsvoertuig
ILS=Integrated Logistic Support
IMPD=Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie
ISAF=International Security Assistance Force
ISTAR=Intelligence Surveillance, Target Acquisition and Reconnaissance
IV=Informatievoorziening
JADC=Joint Air Defence Centre
JSF=Joint Strike Fighter
KenI=Kennis en Innovatieland
KFOR=Kosovo Force
KLPD=Korps Landelijke Politiediensten
KMA=Koninklijke Militaire Academie
KPU=Kleding en Persoonlijke Uitrusting
KWNA&A=Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba
LBB=Landelijk Bevoorradingsbedrijf
LCF=Luchtverdedigings- en Commandofregat
LCW=Logistiek Centrum Woensdrecht
LNV=Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LOKKMAR=Landelijk Opleidings- en Kenniscentrum KMAR
LOT=Liasion and Observation Team
LPD=Landing Platform Dock
LSP=Light Support Mission
LVB=Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig
MALE=Medium Altitude Long Endurance
MARIN=Maritiem Research Instituut Nederland
MAS=Materieel Autorisatie Staat
MATLOG(MB)=Materieel Logistiek (Marinebedrijf)
MB=Marinebedrijf
MBV=Mijnenbestrijdingsvaartuig
MCC=Maritime Component Commander
ME=Mobiele eenheid
MECHBRIG=Gemechaniseerde Brigade
MILSATCOM=Militaire Satellietcommunicatie
MIVD=Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
MOTS=Military of the Shelf
MOU=Memorandum of Understanding
MPO=Materieelprojectenoverzicht
MRAT=Medium Range Anti-Tank
MRC=Militair Revalidatie Centrum
MTF=Maritime Task Force
MULAN=Meer Uitgebreid Local Arial Network
NATO=North Atlantic Trust Organisation
NAVO=Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
NBC=Nucleair-, Biologisch en Chemisch
NCTb=Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding
NEC=Network Enabled Capabilities
NIMCIS=Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie- en Informatiesysteem
NLDA=Nederlandse Defensie Academie
NLMARFOR=Netherlands Maritime Forces
NLR=Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
NOI=Nederland Ondernemend Innovatieland
NRF=NATO Response Force
NSE=National Support Element
NTM-I=NATO Training Mission Iraque
OC=Operationeel Commando
OCW=Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OD=Operationele doelstelling
OEF=Operation Enduring Freedom
OGRV=Object Grondverdediging
OHQ=Operationel Headquarters
OM=Openbaar Ministerie
ONUB=Opération des Nations Unies au Burundi
PAC=Patriot Advanced Capability
PALS=Project Aanpassingen Legacy SPEER
PKI=Public Key Infrastructuur
POMS=Prepositional Organizational Material Site
PPS=Publiek Private Samenwerking
PRT=Provincial Reconstruction Team (Afghanistan)
PSFD=Production, Sustainment and Follow-on Development
PSO=Peace Support Operations (oud, nu CRO)
PVO=Plan Versterking Opsporing
PWV=Pantserwielvoertuig
PZH=Pantzerhaubitze
RAZEB=Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen
RBV=Rijksbegrotingsvoorschriften
RCS=Regional Command South
RMC=Regionaal Militair Commando
RWT=Rechtspersoon met een wettelijke taak
SAR=Search and Rescue
SBIR=Small BusinessInnovation Research
SBK=Sociaal Beleidskader
SDD=System Development and Demonstration
SFIR=Stabilization Force Iraq
SFOR=Stabilization Force (Bosnië-Herzegovina)
SFTU=Special Forces Task Force Uruzgan
SHF=Super High Frequency
SKA=Strategie- en Kennis Agenda
SNMCMG=Standing NRF MCM Group
SNMG=Standing NRF Maritime Group
SPEER=Strategic Process and Enterprise Resource Planning Enabled Reengineering
SRF=Strategic Reserve Force
SSR=Security Sector Reform
SZVK=Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht
SZW=Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TACP=Tactical Control Party
TACTOM=Tactical Tomahawks
TF=Task Force
TFU=Task Force Uruzgan
THG=Tactische Helikoptergroep
TNO=Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
UAV=Unmanned Aerial Vehicle
UCBO=Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties
UKW=Uitkeringswet (gewezen militairen)
UNAMID=United Nations African Union Mission in Dafur
UNFAS=UN Stand-by Forces Agreement System
UNIFIL=United Nations Interim Forces in Lebanon
UNMIK=United Nations Interim Administration Mission in Kosovo
UNMIS=United Nations Mission in Sudan
UNMO=United Nations Military Observers
UNPOL=United Nations Police
UNTSO=United Nations Truce Supervision Organisation
VBTB=Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording
VN=Verenigde Naties
VROM=Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VRS=Veteranen Registratie Systeem
VWNR-Voorwaartse Waarnemer
WAO=Wet Arbeidsongeschiktheid
WIA=Wet Inkomen en Arbeid
WMS=Warehouse Management System
WOTS=Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen
WSM=Wapensysteemmanagement
ZBO=Zelfstandig Bestuursorgaan
Licence