Base description which applies to whole site

nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN FINANCIËN (IXB)

Aangeboden 19 mei 2010

Aandeel in ontvangsten IXB (x € 1 000)

kst-32360-IXB-1-1.gif

Aandeel in uitgaven IXB (x € 1 000)

kst-32360-IXB-1-2.gif

Aandeel in niet-belastingontvangsten IXB (x € 1 000)

kst-32360-IXB-1-3.gif

Inhoudsopgave

A. ALGEMEEN 5
1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN AAN DE VOORZITTERS VAN DE EERSTE EN TWEEDE KAMER VAN DE STATEN-GENERAAL 5
     
2. LEESWIJZER 9
     
B. BELEIDSVERSLAG 11
     
3. BELEIDSPRIORITEITEN 11
3.1 Kredietcrisis 11
3.2 Verantwoording beleidsprioriteiten 18
     
4. BELEIDSARTIKELEN 31
4.1 Belastingen 31
4.2 Financiële markten 47
4.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector 61
4.4 Internationale Financiële Betrekkingen 72
4.5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties 79
4.7 Beheer materiële activa 86
4.8 Begrotingsbeleid en regeldruk 94
     
5. NIET-BELEIDSARTIKELEN 104
5.1 Algemeen 104
5.2 Nominaal en onvoorzien 105
     
6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF 106
     
C. JAARREKENING 111
     
7. VERANTWOORDINGSSTAAT 111
     
8. SALDIBALANS 113
     
9. BATEN-LASTENDIENSTEN 125
9.1 Domeinen Roerende Zaken 125
9.2 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) 131
     
10. Topinkomens 137
     
D. BIJLAGEN 138
     
BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES ZBO’s/RWT’s 138
BIJLAGE 2: Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) 144

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING VAN HET JAARVERSLAG EN VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN AAN DE VOORZITTERS VAN DE EERSTE EN TWEEDE KAMER VAN DE STATEN-GENERAAL

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag van het Ministerie van Financiën over het jaar 2009 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2009 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel beheer en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de betrokken saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2009;

b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2009 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel Jaarverslag van het Rijk;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel Jaarverslag van het Rijk over 2009 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2009 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2009 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Algemeen

De begrotingshoofdstukken IXA (Nationale Schuld) en IXB (Financiën) en BTW-Compensatiefonds omvatten het beleidsterrein van het ministerie van Financiën. In de jaarverslagen worden de gerealiseerde beleidsdoelen, instrumenten en de ingezette middelen ten opzichte van de ontwerpbegroting 2009 verantwoord.

Dit jaarverslag heeft betrekking op IXB. De focus ligt op beleidsmatige hoofdpunten. Waar relevant wordt verwezen naar Kamerstukken. Voor een toelichting op de belastingontvangsten wordt verwezen naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk.

De IXB-beleidsartikelen (paragrafen 4.1 t/m 4.5, 4.7 en 4.8) en niet-beleidsartikelen (paragrafen 5.1 en 5.2) zijn de volgende:

4.1 Belastingen
4.2 Financiële markten
4.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
4.4 Internationale financiële betrekkingen
4.5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
4.7 Beheer materiële activa
4.8 Begrotingsbeleid en regeldruk
5.1 Algemeen
5.2 Nominaal en onvoorzien.

Opbouw van het jaarverslag

Na het deel Algemeen, aanbieding van het jaarverslag/dechargeverlening en leeswijzer, paragrafen 1 en 2, bestaat de kern van het jaarverslag uit het Beleidsverslag (paragrafen 3 t/m 6) en de Jaarrekening (paragrafen 7 t/m 10). Tot slot zijn 2 bijlagen opgenomen.

In paragraaf 3 wordt ingegaan op de kredietcrisis en de beleidsprioriteiten van het beleidsprogramma van het kabinet en de ontwerpbegroting IXB over 2009.

Paragraaf 4 bevat de beleidsartikelen, bestaande uit 3 subparagrafen:

– Algemene beleidsdoelstelling;

– Budgettaire gevolgen van beleid en een financiële toelichting, waarin opmerkelijke verschillen tussen ontwerpbegroting en realisatie worden toegelicht. Dit betreft de toelichting op de verantwoordingsstaat uit de jaarrekening;

– Operationele doelstellingen met een tabel waarin de mate van realisatie van de in de ontwerpbegroting aangekondigde instrumenten wordt vermeld (realisatie ja/nee). In de beleidsmatige (niet-financiële) toelichting wordt, waar relevant, nader ingegaan op de belangrijkste beleidsresultaten en op opmerkelijke verschillen ten opzichte van de ontwerpbegroting.

In paragraaf 5 komen de niet-beleidsartikelen aan bod. Paragraaf 6 is de bedrijfsvoeringsparagraaf. Hier wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage.

De Jaarrekening bestaat uit paragraaf 7 Verantwoordingsstaten IXB, Domeinen Roerende Zaken (DRZ) en Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB), paragraaf 8 saldibalans, paragraaf 9 baten-lastendiensten DRZ en RVOB en in paragraaf 10 staat informatie omtrent de topinkomens.

Bijlage 1 bevat een overzicht van zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) waarvoor Financiën beleidsmatig verantwoordelijk is. In bijlage 2 staat informatie betreffende de externe inhuur.

Het beleidsverslag bevat financiële en niet-financiële gegevens. Deze zijn aan verschillende kwaliteitsnormen onderhevig.

Groeiparagraaf1:

In het beleidsverslag wordt evenals vorig jaar een overzicht gegeven van de maatregelen die door het ministerie van Financiën zijn genomen bij het bestrijden van de kredietcrisis en het bewaken van de stabiliteit op de financiële markten. Daarnaast wordt dit jaar in deze paragraaf ingegaan op de voortgang en ontwikkelingen ten aanzien van deze maatregelen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

In dit beleidsverslag wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die door het ministerie van Financiën zijn genomen bij het bestrijden van de kredietcrisis en het bewaken van de stabiliteit op de financiële markten. Daarnaast wordt in deze paragraaf ingegaan op de voortgang en ontwikkelingen ten aanzien van deze maatregelen. Tevens wordt ingegaan op de beleidsprioriteiten van het beleidsprogramma van het kabinet en de ontwerpbegroting op het terrein van het ministerie van Financiën voor 2009. In paragraaf 3.2 is een tabel met toelichting opgenomen met daarin per beleidsprioriteit informatie over hoofddoelstelling en prestaties.

3.1 Kredietcrisis

Inleiding

Als gevolg van de kredietcrisis is in 2009 door de minister van Financiën een aantal maatregelen getroffen met het uiteindelijke doel om het vertrouwen in de financiële markten en de reële economie weer te herstellen. Deze maatregelen vinden hun weerslag in verschillende artikelen van de begrotingen van het ministerie van Financiën. In de tabel hieronder wordt een totaalbeeld gegeven van de verschillende crisismaatregelen, de budgettaire consequenties en de vindplaatsen ervan in de jaarverslagen. Vervolgens worden de voortgang, de ontwikkelingen en de mate van doelbereiking met betrekking tot deze maatregelen weergegeven. In aanvulling hierop wordt in het Financieel Jaarverslag van het Rijk een rijksbreed overzicht van de maatregelen opgenomen.

Tabel 1: De budgettaire gevolgen van de kredietcrisis (x € mln.)
(in € mln.) 2008 2009 Artikel
A. Verwerving Fortis/RFS/AA      
1. Deelneming Fortis/AA 16 800 1 350 IXB, art. 3
2. Verwerving belang RFS/AA 6 540   IXB, art. 3
3. Verkoop FCI   – 350 IXB, art. 3
4. Overbruggingskredieten Fortis 44 341   IXA, art. 1
5. Aflossingen overbruggingskredieten Fortis 0 – 36 516 IXA, art. 1
6. Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis – 502 – 705 IXA, art. 1
7. Dividend Fortis/AA 0 0 IXB, art. 3
8. Dividend RFS/AA 0 0 IXB, art. 3
       
Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)      
9. Garantieverlening (geëffectueerd)   32 611 IXB, art. 3
10. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)     IXB, art. 3
11. Premieontvangsten uit CRI   – 28 IXB, art. 3
       
Mandatory Convertible Notes ABN-AMRO (MCN)      
12. Verstrekte converteerbare lening (MCN 7/09)   800 IXB, art. 3
13. Renteontvangsten uit MCN 7/09   0 IXB, art. 3
14. Verstrekte converteerbare lening (MCN 12/09)   1 800 IXB, art. 3
▵ Staatsschuld (excl. nr. 9 en 10) 67 179 – 33 649  
       
B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)      
15. Verstrekt kapitaal ING 10 000   IXB, art. 3
16. Verstrekt kapitaal Aegon 3 000   IXB, art. 3
17. Verstrekt kapitaal SNS Reaal 750   IXB, art. 3
18. Aflossing ING   – 5 000 IXB, art. 3
19. Aflossing Aegon   – 1 000 IXB, art. 3
20. Aflossing SNS Reaal   – 185 IXB, art. 3
21. Couponrente ING   – 645 IXB, art. 3
22. Couponrente Aegon   – 166 IXB, art. 3
23. Couponrente SNS Reaal   – 38 IXB, art. 3
24. Repurchase fee ING   – 295 IXB, art. 3
25. Repurchase fee Aegon   – 108 IXB, art. 3
26. Repurchase fee SNS Reaal   0 IXB, art. 3
▵ Staatsschuld 13 750 – 7 436  
       
C. Back-up faciliteit ING1      
27. Funding fee   3 903 IXB, art. 3
28. Management fee   59 IXB, art. 3
29. Portefeuille ontvangsten   – 3 819 IXB, art. 3
30. Garantiefee   – 129 IXB, art. 3
31. Verhoging garantie fee n.a.v. Europese Cie.   0 IXB, art. 3
32. Additionele fee n.a.v. Europese Cie.   – 14 IXB, art. 3
33. Meerjaren verplichting aan ING   15 857 Saldibalans
34. Alt-A portefeuille   18 352 Saldibalans
35. Saldo Back-up faciliteit (27 t/m 32 afgerond)   0 IXB, art. 3
▵ Staatsschuld (excl. nr. 33 en 34)   0  
▵ Verplichting (balans & schuldrelevant) (nr. 33)   15 857  
       
D. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)      
36. Garantieverlening (geëffectueerd) 2 740 47 535 IXB, art. 2
37. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)   – 3 174 IXB, art. 2
38. Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen 0 – 116 IXB, art. 2
39. Schade-uitkeringen 0 0 IXB, art. 2
▵ Staatsschuld (excl. nr. 36 en 37)   – 116  
       
E. IJsland      
40. Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave 1 236 192 IXB, art. 2
41. Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB   7 IXB, art. 2
42. Vordering op IJslandse DGS 1 322 7 Saldibalans
43. Opgebouwde rente op vordering   74 Saldibalans
44. Ontvangsten lening IJsland (i.) aflossing   0 IXB, art. 2
45. Ontvangsten lening IJsland (ii.) rente   0 IXB, art. 2
▵ Staatsschuld (excl. nr. 42 en 43) 1 236 199  
       
F. Overige gevolgen      
46. Uitvoeringskosten en inhuur externen 11 43 IXB, art. 3
47. Terug te vorderen uitvoeringskosten inhuur externen 0 3 Saldibalans
48. Ontvangen uitvoeringskosten externen – 2 – 12 IXB, art. 3
▵ Staatsschuld 82 165 – 41 002  
Staatsschuld cumulatief voor renteberekening 82 165 41 163  
Berekende rente over gemiddelde staatsschuld2 450 2 036  

1 De transactie luidt in US dollar. Ten behoeve van de Rijksbegroting en het Financieel Jaarverslag van het Rijk worden bedragen omgerekend naar euro’s. Zie voor toelichting ook artikel 3 en saldibalans.

2 Door de integrale benadering van schuldmanagement – dat wil zeggen: de financieringsbehoefte van de Staat wordt in haar totaliteit gedekt, ongeacht herkomst van de financiering – is het in principe niet mogelijk het totaal aan gerealiseerde rentelasten exact uit te splitsen naar «reguliere» rentelasten en rentelasten als gevolg van de kredietcrisis. De rentelasten als gevolg van de toename van de staatsschuld door de getroffen kredietcrisismaatregelen zijn benaderd door het gemiddelde aandeel van de crisismaatregelen in de totale gemiddelde staatsschuld over 2009 (conform EMU-definitie) te vermenigvuldigen met de totale rente op staatsschuld in 2009. Deze methode is enigszins grof maar geeft een indicatie van de gemiddeld toerekenbare rentelasten. De meerjarenverplichting van de Staat aan ING wordt niet in deze berekening meegenomen, omdat de rente op deze meerjarenverplichting via de funding fee direct aan ING wordt betaald (zie begrotingshoofdstuk IXB, artikel 3). Tegenover deze rentelasten staan ook renteontvangsten (zie tabel).

Voortgang en ontwikkelingen kredietcrisismaatregelen

De agenda van het ministerie van Financiën werd in 2009 voornamelijk bepaald door de gevolgen van de kredietcrisis. Naast het beheer van de in 2008 verworven deelnemingen en securities is begin 2009 tussen de Staat en ING een transactie overeengekomen waarbij de Staat 80% van het risico van de gesecuritiseerde hypotheekportefeuille van ING heeft overgenomen. Het beheer van Fortis Bank Nederland en ABN AMRO heeft geleid tot de herkapitalisatie van beide deelnemingen (in twee ronden), de verkoop van FCI, de EC-remedy en de oprichting van de nieuwe holding (ABN Amro Group). Met IJsland zijn gesprekken gevoerd over de terugbetaling van de aan IJsland verstrekte lening in het kader van Icesave. De gararantieregeling interbancaire leningen is met 6 maanden verlengd en over de DSB bank N.V. is het faillissement uitgesproken. Al deze ontwikkelingen hebben bijgedragen aan een intensivering van de dialoog tussen betrokken stakeholders, zoals de toezichthouders, de Europese Commissie (EC) en de financiële sector zelf. Het ministerie van Financiën heeft in 2009 ten behoeve van de uitvoering van het parlementair onderzoek financieel stelsel haar medewerking verleend. Daarnaast heeft de motie Weekers en de discussie over het op afstand plaatsen van de Beheersorganisatie Financiële Instellingen geleid tot een aantal Algemeen Overleggen (AO’s). Hieronder wordt nader ingegaan op de hierboven genoemde ontwikkelingen waarbij voor zover en waar mogelijk de prestaties en de mate van doelrealisatie worden weergegeven.

A. Verwerving Fortis/RFS/AA

Op 22 juli 2009 is het belang van de Staat à 100% in Fortis Corporate Insurance N.V. (FCI), en de bedrijven waarin FCI op dat moment aandelen hield, verkocht aan Amlin (Overseas Holdings) Limited voor een bedrag van € 350 mln. Op 21 november 2008 is met de Tweede Kamer gedeeld dat de mogelijkheden tot privatisering worden onderzocht (Kamerstukken II 2008/09, 31 789, nr. 1). Op 2 juni 2009 is de Tweede Kamer geïnformeerd aangaande de intentie van de Minister om de hiervoor beschreven privatisering uit te voeren1.

Op 26 juni 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 789, nr. 12) is de Tweede Kamer een voorstel voorgelegd voor het eerste deel van de herkapitalisatie van de N-share (ABN AMRO). In verband met de naderende splitsing van het concern werd een kapitaalversterking van € 2,5 mld. voorgesteld. Het grootste gedeelte hiervan, € 1,7 mld., is gerealiseerd door het afgeven van een garantie op de Nederlandse hypothekenportefeuille (CRI). Het overige gedeelte, € 0,8 mld., kreeg de vorm van een verplicht converterende lening (mandatory convertible note, MCN).

Op 19 november 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 31 789, nr. B/23) is de definitieve herkapitalisatie van Fortis Bank (Nederland) N.V. (FBN) en de N-share aan de Tweede Kamer voorgelegd. De Tweede Kamer is op grond hiervan akkoord gegaan met een kapitaalinjectie van € 3,03 mld. en een schuldomzetting van € 1,35 mld. De conversie heeft plaatsgevonden in december 2009. Van de kapitaalinjectie is € 1,8 mld. gerealiseerd door uitgifte van aanvullende mandatory convertible notes. De resterende financiering zal worden afgestemd op de voortgang van separatie en integratie van beide banken.

De Europese Commissie (EC) heeft bij de voorgenomen fusie van Fortis Bank SA/NV en ABN AMRO in 2007 mededingingsproblemen voor de Nederlandse financiële markt geconstateerd. Fortis Bank SA/NV heeft zich hierop tot de EC remedy verplicht, waardoor ABN AMRO verplicht was een deel van zijn activiteiten af te stoten. Nadat de Staat der Nederlanden FBN in oktober 2008 had overgenomen is geconcludeerd dat een fusie tussen FBN en de N-share de beste strategische optie vormde. Dit betekende dat de voorliggende EC remedy onverkort van kracht zou blijven. De Tweede Kamer is hierover op 19 november 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 31 789, nr. B/23) in extenso geïnformeerd. Inmiddels is een koopovereenkomst met Deutsche Bank getekend. De daadwerkelijke overdracht van de aandelen van de EC remedy vindt plaats na de separatie van ABN AMRO. Met de remedy is de belangrijkste belemmering voor de integratie van FBN en ABN AMRO weggenomen.

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

ING heeft een overeenkomst gesloten om voor € 5 mld. aan securities vervroegd terug te betalen. Hierbij heeft ING tevens de nog verschuldigde rente en een premie welke afhankelijk is van de beurskoers betaald, de repurchase fee. In totaal heeft de Staat hiervoor circa € 515 mln. ontvangen. De dividendbelasting wordt in 2010 door de Staat ontvangen.

Aegon en SNS Reaal hebben eveneens gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot vervroegde terugbetaling van securities ter waarde van respectievelijk € 1 mld. en € 185 mln. Hierbij is een rente verschuldigd van respectievelijk € 44 mln. en € 7 mln. Van deze laatste € 7 mln. ontvangt de Staat nog de ingehouden dividendbelasting van € 1 mln. Aegon heeft naar aanleiding van de aflossing ook een repurchase fee betaald, waarvan de hoogte afhankelijk was van de beurskoers. Deze repurchase fee bedroeg € 108 mln.

C. Back-up faciliteit ING

Begin 2009 hebben de Staat en ING Groep N.V. overeenstemming bereikt over een back-up faciliteit die betrekking heeft op de gesecuritiseerde hypothekenportefeuille van ING (Kamerstukken II 2008/09, 31 371, nr. 95). ING heeft om accountingtechnische redenen moeten afwaarderen op deze portefeuille ten laste van het eigen vermogen. De back-up faciliteit zorgt ervoor dat deze accountingtechnische verlaging grotendeels ongedaan wordt gemaakt en stelt ING in staat eigen vermogen vrij te spelen.

In de transactie was initieel sprake van vier kasstromen (funding fee, management fee, portefeuille ontvangsten en garantiefee). Later is een additionele betaling overeengekomen tussen de Staat en ING (Kamerstukken II 2009/10, 31 371, nr. 273), waardoor twee extra kasstromen zijn toegevoegd.

Het CBS heeft begin oktober 2009 de back-up faciliteit geclassificeerd als staatsschuld. Er is volgens het CBS sprake van overdracht van economische eigendom waardoor tegenover het eigendom een verplichting moet staan. Naar aanleiding daarvan wordt in dit jaarverslag de meerjaren kasverplichting aan ING vermeld op de saldibalans. Tegenover de meerjaren kasverplichting per ultimo 2009 staat de Alt-A portefeuille. Er is een toelichting op de vermelde posten te vinden bij beleidsartikel 3 en de saldibalans, waar de ING back-up faciliteit wordt verantwoord.

D. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)

De garantieregeling interbancaire leningen is in 2008 in het leven geroepen om de financiering van financiële instellingen op gang te brengen, zodat de kredietverlening aan bedrijven en particulieren wordt gewaarborgd. Door een gebrekkig functioneren van de kapitaalmarkt voor middellange termijn financiering konden bij financiële instellingen liquiditeitsproblemen ontstaan, waardoor ook fundamenteel gezonde instellingen zichzelf moeilijk konden financieren.

De garantieregeling moet daarbij in samenhang worden gezien met andere maatregelen ter bescherming van de financiële sector. In 2009 zijn onder de garantieregeling aan zes banken garanties verleend: LeasePlan, NIBC Bank, SNS Bank, ING Bank, Fortis Bank Nederland en Achmea Hypotheekbank. Vanaf 23 oktober 2008, de ingangsdatum van de garantieregeling, tot het einde van 2009 is in totaal € 50,3 mld. aan garanties geëffectueerd.

De kapitaalmarkt heeft zich het afgelopen jaar ten dele hersteld. Ondanks dat blijft het herstel echter fragiel. Daarom heeft de minister van Financiën besloten dat het op 31 december 2009 nog te vroeg was om tot een algehele exit van de garantieregeling te komen en de garantieregeling te verlengen tot en met 30 juni 2010. Over deze verlenging heeft de minister van Financiën de Tweede Kamer op 7 december 2009 geïnformeerd (Kamerstukken II 2009/10, 32 013, nr. 4). Tegelijkertijd is besloten om de garantieregeling minder aantrekkelijk te maken door de garantiepremie per 1 januari 2010 te verhogen. Op die manier worden de banken gestimuleerd zich op alternatieve wijze te financieren.

Op Europees niveau hebben de lidstaten onderling aangegeven dat een exit-strategie met betrekking tot de garantieregeling gecoördineerd dient te verlopen, waarbij het van belang is dat met betrekking tot de timing van de exit rekening wordt gehouden met lidstaat-specifieke omstandigheden, aangezien lidstaten en hun financiële sector op verschillende wijze door de crisis zijn getroffen.

E. IJsland

Op 11 oktober 2008 heeft Nederland met IJsland een Memorandum of Understanding afgesloten. Dit betrof de voorfinanciering van de verplichtingen van IJsland op grond van de richtlijn depositogarantiestelsels.

Op 5 juni 2009 is een leenovereenkomst tot stand gekomen tussen Nederland en IJsland (evenals tussen het Verenigd Koninkrijk en IJsland) waarin de voorwaarden voor terugbetaling van de lening zijn opgenomen. De verplichting om de lening terug te betalen rust allereerst bij het IJslands depositogarantiefonds. Het betreft hier echter een private partij (een stichting). Daarom is er in de leenovereenkomst een garantie van de IJslandse staat opgenomen.

Voordat de IJslandse regering een dergelijke staatsgarantie mag afgeven heeft zij toestemming van het IJslandse parlement nodig. De leenovereenkomst is daarom door middel van een wet aan het IJslandse parlement voorgelegd. Op 28 augustus 2009 heeft het IJslandse parlement de staatsgarantie op de leenovereenkomst toegestaan, maar wel onder bepaalde voorwaarden. Nederland en het Verenigd Koninkrijk konden niet met deze voorwaarden instemmen, omdat niet kon worden gegarandeerd dat de lening geheel zou worden afbetaald.

Na nieuwe gesprekken met IJsland is op 19 oktober een nieuwe leenovereenkomst ondertekend (zowel door Nederland als het Verenigd Koninkrijk) en aansluitend een nieuwe wet aan het IJslandse parlement voorgelegd. Deze wet is op 31 december 2009 door het IJslandse parlement goedgekeurd.

De IJslandse president maakte echter op 5 januari 2010 bekend dat hij de wet niet zou ondertekenen. Vanwege de grote gevolgen van deze wet voor de IJslandse bevolking heeft de IJslandse president deze wet middels een referendum op 6 maart 2010 voorgelegd aan de IJslandse bevolking. Het resultaat van dit referendum was een afwijzing door de bevolking van IJsland van het Icesave-akkoord met Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

Na de uitslag van het referendum heeft de minister van Financiën (samen met zijn Britse collega) in een brief aan de IJslandse minister Sigfusson aangegeven gecommitteerd te zijn aan het vinden van een oplossing die in lijn is met internationale standaarden.

F. Overige gevolgen

De in 2008 verworven deelnemingen en de gedane kapitaalinjecties in ING, AEGON en SNS waren grote en/of complexe investeringen. Het beheer van de deelnemingen en de kapitaalinjecties en het daarvoor benodigde externe advies op juridisch, strategisch en financieel gebied heeft in 2009 tot hoge advieskosten geleid. In alle gevallen waar er sprake is geweest van het verstrekken of vrijspelen van kapitaal, is afgesproken dat deze kosten worden doorbelast. De overige advieskosten, waar geen afspraken over zijn gemaakt met de financiële instellingen, zijn te categoriseren als aandeelhouderskosten, die de Staat in zijn rol als aandeelhouder in FBN, ABN AMRO en ASR heeft gedaan.

Overige ontwikkelingen in 2009

DSB bank

Op 12 oktober 2009 heeft de Arrondissementsrechtbank van Amsterdam op verzoek van de Nederlandsche Bank (DNB) de noodregeling van toepassing verklaard op de DSB Bank N.V. te Wognum («DSB Bank»).

Met name vanaf 1 oktober verkeerde de DSB Bank in toenemende financiële moeilijkheden. Alhoewel de onderneming op dat moment nog aan de solvabiliteits- en liquiditeitsnormen voldeed, verslechterde de situatie vanaf dat moment snel. Directe aanleiding daarvoor lijkt te zijn gelegen in dreigende claims met uitstroom van spaargeld als gevolg. In combinatie met twijfel over de kwaliteit van het onderpand, dat van belang is voor het aantrekken van liquide middelen, leidde dat tot een snelle verslechtering van de liquiditeitspositie. DNB heeft uiteindelijk de noodregeling aangevraagd vanwege de grote uitstroom van liquiditeiten die het voortbestaan van DSB Bank op korte termijn in gevaar bracht. Ook de onder druk staande solvabiliteit speelde een rol. Het aanvragen van de noodregeling is een ingrijpend toezichtsinstrument. Vooral voor klanten en werknemers van DSB Bank was dit een beslissing met ingrijpende gevolgen, maar deze uitkomst bleek onvermijdelijk. Het weekend van 10 en 11 oktober hebben de Nederlandse Staat, DNB en vijf Nederlandse banken (Rabobank, ABN Amro, ING, Fortis en SNS REAAL) gezocht naar een andere oplossing. Dat was een constructief overleg, maar de risico’s bleken te groot, ook voor de belastingbetaler.

Ook na het aanvragen van de noodregeling en de uitspraak van de rechter zijn verschillende opties ter tafel gekomen die door diverse partijen bekeken en besproken zijn. Al het mogelijke is gedaan om een oplossing voor de ontstane situatie te vinden. Uitgangspunt voor de Staat was, dat er uitzicht moest zijn op de opbouw van een structureel levensvatbaar bedrijf. Er is op verschillende manieren gezocht naar een oplossing voor DSB maar in alle varianten waren de risico’s voor de belastingbetaler onaanvaardbaar groot. Op 19 oktober 2009 heeft de rechter het faillissement van DSB Bank NV uitgesproken.

Parlementair onderzoek financieel stelsel

Medio 2009 is door de Tweede Kamer de tijdelijke commissie onderzoek financieel stelsel (TCOFS) ingesteld. De werkzaamheden van deze commissie zijn vastgelegd in een onderzoeksvoorstel, onderverdeeld in fase I en II (Kamerstukken II 2009/10, 31 980, nr. 1). Fase I behelst het in kaart brengen van de oorzaken van de recente turbulente ontwikkelingen, structurele problemen en de daaraan gekoppelde reeds genomen maatregelen in het financiële stelsel. Op basis hiervan zal de onderzoekscommissie mogelijk aanbevelingen voor verdere structurele verbetering van het stelsel doen. De verwachting is dat fase I van het parlementair onderzoek afgerond wordt in de eerste helft van 2010. Ten behoeve van de uitvoering van het parlementair onderzoek heeft het ministerie van Financiën haar medewerking verleend door het verstrekken van informatie aan de onderzoekscommissie, bijvoorbeeld door beantwoording van vragen in de openbare gesprekken.

Beheersorganisatie financiële instellingen

Op 30 juni 2009 heeft de Tweede Kamer een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht in overleg met het parlement een kleine en effectieve organisatie met eigen rechtspersoonlijkheid in te stellen, belast met de uitoefening van aandeelhouders-, aansturings- en beheerstaken en om de belangen van de Staat der Nederlanden optimaal te dienen (motie-Weekers cs, Kamerstukken II 2008/09, 31 965, nr. 7). Hiermee wordt een transparante belangenscheiding, een geloofwaardige exit-strategie en een zakelijk niet-politiek beheer beoogd. In een brief aan de Tweede Kamer heeft de minister van Financiën aangegeven welke mogelijkheden hij ziet voor een externe beheersorganisatie en welke randvoorwaarden hij wenst te stellen aan het eventueel op afstand plaatsen (Kamerstukken II 2009/10, 32 000, nr. 2). De gedachtewisseling met de Tweede Kamer over dit onderwerp is nog niet afgerond.

3.2 Verantwoording beleidsprioriteiten

Tabel beleidsprioriteiten
Nr. kabinetsdoelstel- ling/project Omschrijving Nr. relevant beleidsartikel/OD Financieel belang: realisatie 2009 Behaalde tussenresultaten in 2009 volgens delivery overzicht AZ
1. Doelstelling 16 Minder regels, minder instrumenten en minder loketten 4.7.2.4 € 11,5 mln. Zie tabel bij de toelichting.
         
2. Doelstelling 22 Het stimuleren van duurzame consumptie en productie. Artikel 1 OD 2 (par. 4.1.2.2) De vergroenings maatregelen zijn structureel gedekt uit de opbrengst van het eerste gedeelte van het amendement-Cramer op het Belastingplan 2009.1 Het gaat hierbij om een bedrag van structureel € 21 mln. per jaar. Het inzetten van het fis- cale instrument is erop gericht om de niet-fiscale doelstellingen van het kabinetsbeleid te realiseren. Dit zijn, tenzij expliciet anders vermeld, grotendeels doelstellingen van andere departementen. De betreffende departementen verantwoorden zich over de mate van doelbereiking. Hierover worden der- halve geen meetbare gegevens opgenomen binnen de begroting en het jaarverslag IXB.

1 Kamerstukken II 2008/09, 31 704, nr. 70.

Beleidsprioriteit Hoofddoelstelling Prestaties in 2009 Hoofddoelstelling behaald?
IXB      
3. Houdbare financiering van beleidsprioriteiten Het behalen van een structureel EMU-overschot van 1,1% BBP in 2009; handhaven begrotingsregels. – Het structurele overschot is in 2009 nog niet gerealiseerd– Naar aanleiding van de economische crisis zijn de begrotingsregels aangepast. Nee Aangepast
       
4. Toezicht Belastingdienst Naleving van de wetgeving – Projectmatig toezicht gericht op compliance gestart.– Landelijke thema’s uitgevoerd (inkeerders, vastgoed, privé gebruik auto).– Uitbreiding horizontaal toezicht (convenanten ZGO, MGO, MKB en gemeenten).– Groeiend aantal actualiteitsbezoeken. Ja
       
5. Vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst Vernieuwen processen voor Toeslagen en loonaangifteketen – Het nieuwe toeslagensysteem is opgeleverd ten behoeve van testen (systeem wordt in 2010 gefaseerd geïmplementeerd).– De werkende keten is bereikt. De kwaliteit van de gegevens in de loonaangifteketen is verbeterd. Loongegevens zijn met succes gebruikt voor proef vooringevulde aangifte. Deels
       
  Verbeteren procesinrichting ten behoeve van de dienstverlening aan burgers en bedrijven – Digitale dienstverlening is sterk verbeterd.– Eerste stap vooringevulde aangifte gerealiseerd.– Afgiftetermijnen VAR-verkla- ringen en BTW-nummers verbeterd.– Uitbreiding openingstijden.– Telefonische bereikbaarheid over 2009 niet op peil.– Norm Awb-conform afhandelen bezwaren en klachten nog niet bereikt. Deels
       
  Vereenvoudiging (fiscale) wetgeving – Vereenvoudiging Toeslagen– Vereenvoudiging loonheffingen– Vereenvoudiging arbeidsrelaties– Herziening Successiewet Ja
       
  Sturing op de ICT-organisatie – Vernieuwde testaanpak vastgesteld.– Waarborgen van goede ont- vangst en verzending berichten belastingplichtigen door input- en outputcontrole.– Herinrichting van de IV-keten.– Toetsen van ICT-projecten aan architectuurkaders. Deels
       
  Complexiteitsreductie automatisering De programma’s Complexiteitsreductie zijn voor een deel voortgezet (continuïteitsmaatregelen resp. opstellen concernarchitectuur). Rest van het programma is opgeschort. Nee
       
6. Stabiele en internationaal concurrerende financiële markten, effectief toezicht en verantwoord ondernemingsbestuur. Verbeterde samenwerking tussen toezichthouders. Verbeterde informatie voor en door marktpartijen. Op basis van artikel 1:44, lid 2, Wft wordt door een onafhankelijk onderzoeksbureau een onderzoek uitgevoerd naar de samenwerking tussen de toezichthouders. Dit onderzoek is eind 2009 van start gegaan en zal naar verwachting in het voorjaar van 2010 worden afgerond. Ja
       
  Nederland moet als vestigingsplaats voor financiële instellingen behouden blijven. – Balans opgemaakt inzake toe- komst financiële sector in Nederland Ja
    – (Mee)werken aan herstel ver- trouwen financiële sector Ja
    – Intensivering permanente dialoog tussen marktpartijen en overheid Ja
       
  Efficiënt toezicht op het bestuur van ondernemingen en een evenwichtige verdeling van invloed tussen bestuur, Raad van Commissarissen en algemene vergadering van aandeelhouders. De corporate governance Code is geactualiseerd. Wetsvoorstel Frijns is ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 31 083, nr. 29). Deels

Toelichting beleidsprioriteiten uit het beleidsprogramma

1. Minder regels, minder instrumenten en minder loketten (doelstelling 16)

In 2009 is het programma voor vermindering van regeldruk voor bedrijven in samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken krachtig voortgezet. De aangekondigde activiteiten zijn vrijwel conform planning uitgevoerd.

Tabel: Doelstellingen en resultaten 2009 kabinetsdoelstelling 16
Doelstelling Resultaat
a. Administratieve Lasten – 11% t.o.v. maart 2007 (nettoverlaging). a. – 12% (nettoverlaging).
   
b. Nalevingskosten: onderzoek naar knelpunten en vaststellen reductie doelstelling. b. Onderzoek uitgevoerd, doelstelling ultimo 2011 totaal € 544 mln. reductie op specifieke terreinen.
   
c. Lex Silencio Positivo (LSP) toegepast bij 5 (v.d. 24) additionele vergunningenstelsels b.g.v. inwerking treding van Dienstenwet dec. 2009. c. Bij 24 vergunningsstelsels is LSP toegepast. Daarnaast in 2011 uitbreiding met nog eens 89 stelsels1.
   
d. 28 subsidieregelingen van ministeries voor bedrijven zijn lastenarm ingericht. d. Ultimo 2009 zijn, vooruitlopend op de doelstelling dat alle regelingen ultimo 2010 lastenarm zijn, 35 van de 143 regelingen voor bedrijven lastenarm ingericht.
   
e. Vaste verander Momenten (VVM): 2 vaste inwerkingtredingdata + minimale invoeringstermijn van 3 mnd. voor alle wetten, en amvb’s met directe relevantie voor bedrijven en instellingen. Alle ministeries doen mee. e. Per 1 januari 2009 definitief ingevoerd voor wetten en AMvB’s (waarvan de voorbereiding start na 1 januari 2009). Alle ministeries doen mee.
   
f. Antwoordvoorbedrijven.nl 1,1 mln. bezoekers per jaar. f. Antwoordvoorbedrijven.nl is in 2009 meer dan 1,7 miljoen keer bezocht.
   
g. 39 branchewijzers afgerond en ontsloten. g. 62 branchewijzers afgerond en ontsloten.
   
h. * Het Bewijs van Goede Dienst/Normenkader wordt door tenminste 50 gemeenten toegepast.* Voorbereiding Bewijs van Goede Dienst/Normenkader toepassing door 10 uitvoeringsorganisaties (overheidsloketten). h. * 3 gemeenten hadden ultimo 2009 het Bewijs van Goede Dienst, nog eens 90 gemeenten hadden zich op dat moment bestuurlijk gecommitteerd het Bewijs van Goede Dienst in te voeren.* Met 4 organisaties is gestart met de ontwikkeling van het Bewijs van Goede Dienst. (maatwerk per organisatie)
   
i. Beleving regeldruk door ondernemers i. Belevingsmonitor in voorjaar 2009 uitgevoerd. Voor de resultaten zie voortgangsrapportage voorjaar 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 287)
   
j. Toezichtlasten: geen tussentijdse doelstellingen. j. Een van de 12 sleutel-indicatoren is 25% vermindering van toezichtslasten op een aantal domeinen: 3% van de toezichtslasten ofwel circa € 3,3 mln. reductie op domeinen gerealiseerd. Zie ook voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer (o.a. Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 310)

1 In totaal zijn 500 vergunningstelsels meegenomen in de heroverweging.

Beleidsmatige conclusie doelstelling 16

Het programma ligt vrijwel volledig op schema. Op basis van de nulmeting en de belangrijkste irritaties van ondernemers zijn de departementale reductieprogramma’s vastgesteld. De doelstellingen voor 2009 voor onder andere administratieve lasten en het ontsluiten van branchewijzers voor specifieke branches zijn ruimschoots gehaald. Lex Silencio Positivo, van rechtswege verleende beschikking, wordt na een heroverweging nog ruimer toegepast. Eind 2011 zal Lex Silencio Positivo bij nog eens 89 vergunningsstelsels toegepast worden.

De toepassing van het Bewijs van Goede Dienst door gemeenten komt langzamer op gang dan verwacht, onder andere doordat de voucherregeling later is opengesteld dan gepland. Voor de reductie van toezichtslasten is onlangs besloten dat extra maatregelen nodig zijn. Inzet is dat inspecties en vakdepartementen samen zo spoedig mogelijk met aanvullende maatregelen komen om tot een substantiële reductie te komen.

Over de realisatie van de verschillende maatregelen voor bedrijven wordt halfjaarlijks (mei en november) integraal gerapporteerd aan de Tweede Kamer. Deze worden aangevuld met beknopte AL-voortgangsrapportages op kwartaalbasis. Voor een overzicht van de gerealiseerde maatregelen op de verschillende beleidsterreinen in 2009 wordt verwezen naar deze rapportages (Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 287, 294 en 310).

2. Het stimuleren van duurzame consumptie en productie (doelstelling 22)

Het Belastingplan 2009 bevatte een substantieel pakket van fiscale vergroeningsmaatregelen. Deze waren met name gericht op een zuiniger en schoner autopark.

De maatregelen ter stimulering van zuinigere en schonere nieuwe personenauto’s hebben geleid tot een toename van het aandeel zeer zuinige auto’s in de verkopen. In 2007 zijn er 24 000 zeer zuinige nieuwe personenauto’s verkocht. Dit aantal is gestegen tot 41 000 in 2008 en 58 000 in 20091. Hierbij wordt opgemerkt dat de totale verkopen in 2009 uitkwamen op 388 000, wat 22% lager is dan in 20082. Een deel van het aantal verkochte zeer zuinige personenauto’s wordt gevormd door hybride auto’s met een zeer lage CO2-uitstoot. Nederland is binnen de EU met afstand koploper als het gaat om de verkoop van hybrides. In Nederland is ruim 4% van alle verkochte auto’s een hybride, terwijl dit percentage in de EU nog geen 0,5% bedraagt3. Hier heeft ongetwijfeld de BPM-vrijstelling voor zeer zuinige auto’s en de lagere MRB voor zeer zuinige auto’s aan bijgedragen. Verder is het aandeel van relatief zuinige auto’s – auto’s met een A-label of een B-label – toegenomen tot 61% in de eerste helft van 2009 tegen 44% in 2008.4 Bij deze toename hebben verschillende factoren, zoals de bonusmalusregeling in de BPM, de bevroren labelindeling en de verlaagde bijtelling van 20% voor zuinige auto’s van de zaak een rol gespeeld. Bij de verkopen van schonere auto’s blijkt in de nieuwverkopen van dieselpersonenauto’s het aandeel met een affabriekroetfilter (met een uitstoot van fijnstof van maximaal 5 mg/km) ook dit jaar ruim boven de 90% uit te komen. Van het totaal aantal nieuwe dieselpersonenauto’s in de eerste helft 2009 lag het aandeel dieselauto’s met een affabriekroetfilter rond de 99%.5

In het Belastingplan 2010 wordt de lijn van fiscale vergroening voortgezet. Het betreft de volgende maatregelen:

• het beleid ter stimulering van de aanschaf en het gebruik van zeer zuinige personenauto’s is geïntensiveerd (MRB-vrijstelling, faciliteiten in de winstsfeer);

• er komt vanaf 2011 een BPM-korting voor dieselpersonenauto’s die voldoen aan de Euro-6-norm;

• de introductie van een fiscale faciliteit in de afvalstoffenbelasting voor afgraving van oude stortplaatsen;

• een correctie op enkele onbedoelde effecten van de stapsgewijze omvorming van de grondslag van de BPM naar een grondslag op CO2-uitstoot. Het betreft een technische correctie voor aardgasauto’s alsmede een verruiming van de tijdelijke bonus voor zuinige auto’s;

• verlaging van de bijtelling privé-gebruik voor nul-emissieauto’s.

Beleidsmatige conclusie

In 2010 zal een onderzoek plaatsvinden naar de herijking van de hoogte van de BPM en MRB voor Euro-6 dieselpersonenauto’s en andere brandstoffen. Ook is een onderzoek naar het gebruik van rode diesel aangekondigd. Dit onderzoek zal naar verwachting voor de zomer 2010 zijn afgerond.

In 2010 zal de Studiecommissie belastingstelsel bezien welke mogelijkheden er zijn voor verdere vergroening. Daarnaast zal een aantal belastingregelingen worden onderzocht in het kader van de lopende heroverwegingen. In het tweede kwartaal 2010 zijn deze rapportages naar de Tweede Kamer verzonden.

De maatregelen die deel uitmaken van het Belastingplan 2010, leiden naar verwachting tot een nog zuiniger autopark. De ontwikkelingen op dit vlak zullen worden gevolgd. Daarnaast moet worden bedacht dat de vergroeningsmaatregelen niet op zichzelf staan maar deel uitmaken van het bredere milieubeleid, waaronder het klimaatbeleid. De evaluatie van het project Schoon en Zuinig vindt op dit moment plaats en zal naar verwachting eveneens in het tweede kwartaal 2010 naar de Tweede Kamer worden gezonden.

Toelichting beleidsprioriteiten IXB

3. Houdbare overheidsfinanciën van beleidsprioriteiten

Het kabinet streeft naar duurzame ontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen van financieel, economisch, sociaal en ecologisch beleid voor komende generaties. Dit streven wordt door het kabinet vertaald in een structureel begrotingsoverschot van 1,0% bbp voor het jaar 2011. Voor het jaar 2009 werd gestreefd naar een structureel overschot van 1,1% bbp. De financiële crisis en de daaropvolgende economische recessie hebben een grote weerslag gehad op de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet heeft met een Aanvullend Beleidsakkoord gekozen voor het stimuleren van de Nederlandse economie op korte termijn. De signaalwaarde is losgelaten en de uitgavenkaders zijn gecorrigeerd voor werkloosheidsuitgaven en de ruilvoet. Het kabinet heeft eveneens besloten tot een aanvullend pakket maatregelen teneinde de gevolgen van de recessie op de Nederlandse economie te beperken.

Beleidsmatige conclusie

Inmiddels mag worden geconcludeerd dat de doelstelling voor het jaar 2011 met betrekking tot het structurele EMU-saldo niet zal worden gerealiseerd. Dit heeft gevolgen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, het structurele EMU-saldo is in 2009 immers verslechterd. Hiermee is rekening gehouden in het Aanvullend Beleidsakkoord. Naast het stimuleren van de Nederlandse economie op korte termijn, heeft het kabinet eveneens maatregelen aangekondigd om op middellange termijn te werken aan gezonde overheidsfinanciën. Op lange termijn beoogt het kabinet houdbare overheidsfinanciën in combinatie met een structurele impuls voor duurzaamheid en innovatie.

4. Toezicht Belastingdienst

De activiteiten van de Belastingdienst in 2009 zijn gericht op verdere horizontalisering, werken in de actualiteit, zichtbaarheid en samenwerking. Operationeel heeft dit beleid zich in 2009 geconcretiseerd in een groeiend aantal actualiteitsbezoeken, het wegwerken van oude voorraden en het in toenemende mate actiegericht vormgeven van toezicht.

De reeds in 2008 in gang gezette ontwikkeling in het toezicht is het afgelopen jaar in het bijzonder projectmatig vormgegeven. De beoogde effecten op de compliance zijn beschreven in termen van correcte registratie van belastingplichtigen, juiste en volledige aangifte, tijdig doen van aangifte en tijdige betaling door belastingplichtigen. Alle toezichtprojecten die in 2009 zijn gestart, zijn gericht op het bereiken van één of meer van deze effecten. De meeste projecten lopen door in 2010.

Belangrijke projecten in 2009 betroffen de aanpak van het toezicht in de loonheffing en de startersbezoeken. Voor de loonheffing heeft het toezicht een actueel en dienstverlenend karakter. Deze vorm van toezicht heeft geleid tot een stijging van het aantal tijdige en juiste aangiften. De startersbezoeken zijn gericht op het beïnvloeden van het fiscale gedrag van de nieuwe ondernemer in een zo vroeg mogelijke fase van het ondernemerschap en indien mogelijk zelfs daarvoor. Onderzoek wijst uit dat starters positief zijn over de zichtbare en actuele aanpak en eerste effectmetingen laten een positief effect zien op het aangifte- en betaalgedrag.

Naast de in de regio’s uitgevoerde projecten heeft de Belastingdienst ingezet op landelijke thema’s. Belangrijke voorbeelden daarvan zijn de onderzoeken naar vastgoed, buitenlands vermogen (inkeerders) en privégebruik auto.

De activiteiten rond horizontaal toezicht zijn verder uitgebreid. In het segment zeer grote ondernemingen (ZGO) zijn inmiddels met zo’n 60 organisaties convenanten afgesloten. Daarnaast is er met circa 50 middelgrote organisaties (MGO) een convenant getekend. In het midden- en kleinbedrijf (MKB) zijn convenanten gesloten met een tiental kantoren van fiscaal intermediairs en koepelorganisaties waarbij diverse intermediairkantoren zijn aangesloten. Verder zijn met diverse provincies en gemeenten horizontaal toezichtconvenanten getekend.

Beleidsmatige conclusie

De toezichtdoelstellingen voor 2009 zijn gerealiseerd. De beweging naar verdere horizontalisering en actualisering in het toezicht zet zich hiermee door. Ook voor de belastingplichtigen die het minder nauw nemen met de fiscale regels, is de Belastingdienst in 2009 duidelijk zichtbaar geweest (onder meer de acties inkeerders en het privé gebruik van zakelijke auto’s).

5. Vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst

De beleidsprioriteit vereenvoudiging betreft de vereenvoudiging van de fiscale wet- en regelgeving en de vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst.

Vereenvoudiging fiscale wet- en regelgeving

Bij brief van 16 oktober 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 31 580, nr. 3) is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Vereenvoudiging Toeslagen aangeboden aan de Tweede Kamer. Gelijktijdig is daarbij de evaluatie van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen aangeboden. Met de voorgestelde vereenvoudigingen wordt een grote verbetering in de uitvoerbaarheid van de verschillende toeslagen bewerkstelligd. Vanaf 1 januari 2011 zullen de eerste vereenvoudigingsvoorstellen in werking treden.

Eind 2009 is een afzonderlijk wetsvoorstel door het parlement aangenomen die een reeks vereenvoudigingsvoorstellen van fiscale wet- en regelgeving bevat (de «Fiscale Vereenvoudigingswet 2010»).1

Daarnaast is in 2009 een wetsvoorstel ingediend waarmee een uniform loonbegrip gecreëerd wordt. Dit leidt naar verwachting tot een potentiële structurele administratieve lastenverlichting van € 380 mln. voor bedrijven. Tevens wordt hiermee de basis gelegd van verdere stappen naar een loonsomheffing waarmee extra administratieve lastenwinst te halen valt. Het wetsvoorstel ligt momenteel ter behandeling in de Tweede Kamer.

Bij de verkenning ten aanzien van mogelijke vereenvoudiging van arbeidsrelaties is in samenwerking met betrokken departementen nader onderzoek geweest naar de effecten van vereenvoudiging van wetgeving rondom de kwalificatie van arbeidsrelaties. Naar aanleiding hiervan hebben enkele maatregelen reeds neerslag gekregen in het Belastingplan 2010. Daarnaast brengt een aanpassing van wetgeving rond arbeidsrelaties dermate fundamentele wijzigingen met zich mee dat de SER om advies is gevraagd. Tenslotte wordt binnen de Belastingdienst onderzoek gedaan of vereenvoudiging in de uitvoering mogelijk is. Momenteel wordt een businesscase opgesteld voor de ontwikkeling van een internetmodule voor het aanvragen van een oordeel over de arbeidsrelatie.

Eind 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de wijzigingen van de Successiewet en enige andere belastingwetten1. De wijzigingen zijn per 1 januari 2010 in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen zijn een forse verlaging van de tarieven, met name voor niet- en ververwanten, de vereenvoudiging van de tariefstructuur en het verhogen van de vrijstellingen voor partners en kinderen.

Vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst

Om de dienstverlening aan burgers en bedrijven te verbeteren en tegelijkertijd te komen tot een ingrijpende vereenvoudiging van de ICT-voorzieningen, is het programma Vereenvoudigingsoperatie Belastingdienst gestart. Het plan van aanpak dat op 8 juni 2007 aan de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2006/07, 31 066, nr. 2) heeft de vorm van een vijfluik:

1. vernieuwen processen voor Toeslagen en loonaangifteketen;

2. vereenvoudiging huidige organisatie (verbeteren dienstverlening burger en bedrijven);

3. vereenvoudiging toekomstige organisatie (complexiteitsreductie automatisering);

4. vereenvoudiging (fiscale) wetgeving;

5. sturing op de ICT-uitvoering.

In 2009 zijn over de uitvoering van het plan van aanpak twee voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2008/09, 31 066, nr. 71 en nr. 82). Hierna worden de verschillende onderdelen belicht.

Vernieuwen processen toeslagen en loonaangifteketen

In de tweede helft van 2009 is het nieuwe Toeslagensysteem opgeleverd om te worden getest. Besloten is het systeem niet per 1 januari 2010 in gebruik te nemen. Aan de Tweede Kamer is gerapporteerd dat het nieuwe systeem beheerst en gefaseerd zal worden geïmplementeerd in 20102. Met beheerst wordt gedoeld op het feit dat het nieuwe systeem extra goed wordt getest. Deze aanpak betekende dat de voorschotten voor het toeslagjaar 2010 nog met behulp van de huidige systemen zijn gecontinueerd. In december 2009 ontvingen de burgers een voor hen vertrouwde beschikking. De testen van het nieuwe systeem zijn eind 2009 begonnen. Als dit traject is afgerond, kan het nieuwe systeem worden geïmplementeerd. De huidige systemen en het nieuwe systeem zullen in 2010 voor een bepaalde periode parallel draaien. Beide systemen staan dan in productie, maar alleen de huidige systemen staan dan «live». Op deze wijze kan de Belastingdienst ervaring opdoen met het nieuwe systeem en mogelijke kinderziekten er uit halen.

Met ingang van 1 januari 2010 is het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met een herziening van het stelsel van gastouderopvang in werking getreden. Eén van de maatregelen is de introductie van een landelijk register dat in de loop van 2010 onder auspiciën van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen moet worden ingericht. Dit register is voor de Belastingdienst een instrument om de uitvoering van de kinderopvangtoeslag te vereenvoudigen en om de vaststelling of een toeslag rechtmatig wordt uitgekeerd, te verbeteren.

Bij de loonaangifteketen is begin 2009 geconstateerd dat over 2008 de fase van werkende keten is bereikt. Hiermee is een belangrijke mijlpaal gehaald. Een andere positieve ontwikkeling is dat de loongegevens uit de polisadministratie begin 2009 voor het eerst massaal gebruikt zijn voor de proef met de vooraf ingevulde aangifte inkomstenbelasting. Circa twee miljoen belastingplichtigen hebben van de geboden mogelijkheid van voorinvulling gebruik gemaakt. Noemenswaardige problemen met de loongegevens en met de vooringevulde aangifte zelf hebben zich niet voorgedaan.

Ook in 2009 is er in samenwerking met alle betrokkenen bij de loonaangifteketen op gestuurd de jaarloonuitvraag zoveel mogelijk te beperken. Er zijn initiatieven ondernomen om de kwaliteit van de gegevens in de loonaangifteketen op een zodanig hoog peil te krijgen dat de jaarloonuitvraag tot een minimum wordt beperkt. Dit betrof onder meer het instellen van een analyseteam gegevenskwaliteit loonaangifteketen en de daaraan gekoppelde monitoring van de grootste inhoudingsplichtigen. Wettelijk gezien vervalt de mogelijkheid van de jaarloonuitvraag eind 2011. In 2009 is daarom de aandacht van de regio’s voor het terugdringen van het aangifteverzuim verhoogd en de inzet daarop geïntensiveerd. Een verdere kwaliteitsimpuls is gegeven door de vanaf 1 oktober 2009 ingevoerde geautomatiseerde controles aan de poort. Uit de Fiscale monitor 2009 blijkt dat werkgevers in meerderheid vinden dat door de invoering van de nieuwe loonaangifte het voor hen makkelijker is geworden aan hun verplichtingen te voldoen.

Verbeteren dienstverlening burgers en bedrijven

In het plan van aanpak vereenvoudigingsoperatie was een aantal maatregelen genoemd om de grootste irritaties bij burgers en bedrijven weg te nemen. Deze zijn inmiddels bijna alle gerealiseerd.

Zo is de digitale dienstverlening sterk verbeterd. Het was al mogelijk via internet uitstel te vragen, een aanvraag voor een verklaring arbeidsrelatie of een bezwaarschrift in te dienen. In 2009 zijn aan de reeds bestaande online formulieren de volgende formulieren toegevoegd: «elektronisch aangeven accijns voor periodieke aangevers», «elektronisch aangeven accijns voor dag- en weekaangevers», «stopzetten Voorlopige Aanslag/Voorlopige Teruggaaf in verband met heffingskortingen».

Daarnaast zijn processen versneld. Zo zijn de afgiftetermijnen voor de VAR-verklaringen en de BTW-nummers aanmerkelijk verbeterd. De norm voor de afgifte BTW-nummers (98% van de aanvragen wordt binnen vijf werkdagen afgehandeld) werd dit jaar nog niet gehaald (95%).

Verder is veel werk verzet om de eerste stap van de vooringevulde aangifte mogelijk te maken. In het kader van de landelijke pilot hebben ruim twee miljoen burgers van de geboden mogelijkheid gebruik gemaakt. Uit de evaluatie van deze pilot is gebleken dat de Vooringevulde Aangifte (VIA) positief wordt gewaardeerd: 92% van de gebruikers gaf aan de VIA als gemak te ervaren en 93% wil de VIA in 2010 opnieuw gebruiken. De ontwikkeling van de verstrekking van authentieke inkomensgegevens met behulp van de basisregistratie inkomen is in 2009 niet afgerond en vindt zijn voltooiing in 2010. In de praktijk hebben afnemers van inkomensgegevens hiervan het afgelopen jaar geen hinder ondervonden.

Het aantal klachten is met meer dan een kwart afgenomen. Vooral de afname van het aantal klachten bij Toeslagen droeg bij aan dit resultaat. Het tijdig afdoen van klachten en bezwaren is in 2009 niet gelukt. Het percentage tijdig afgedane bezwaren door belastingregio’s kwam over 2009 uit op 84% (norm is 95–98%). Douane en Toeslagen scoorden beter met 99% respectievelijk 95%. Klachten kwam uit op een totaalpercentage van 94% (norm is 98–100%). Belastingregio’s, Douane en Toeslagen scoorden hierbij ongeveer gelijk.

Ook is de gestelde norm voor de telefonische bereikbaarheid (80% van de belpogingen is succesvol) niet gehaald. Over 2009 kwam het percentage uit op 74%. Uit extern onderzoek naar de oorzaken is gebleken dat deze niet eenduidig zijn te verklaren. De niet voorziene groei van het aantal telefoontjes met 10% en de daarmee verband houdende capaciteitsproblemen van het telefonieplatform zijn belangrijke factoren geweest.

Van maart tot juni 2009 heeft de Belastingdienst proefgedraaid met verruiming van de openingstijden. Naar aanleiding van deze pilot is besloten de werktijden tot 20.00 uur uit te breiden. Deze uitbreiding maakt het mogelijk dat belastingplichtigen na 17.00 uur worden benaderd.

Complexiteitsreductie automatisering

In het voorjaar van 2009 is de Informatievoorzieningsketen (IV-keten) van de Belastingdienst doorgelicht. Conclusie van deze doorlichting was dat het ambitieniveau moet worden verlaagd. Naar aanleiding van de doorlichting is een strikte prioritering aangebracht, waarbij de hoogste prioriteit bij het waarborgen van de continuïteit van de processen van de Belastingdienst ligt. Dit heeft ook consequenties gehad voor de aanpak van complexiteitsreductie. De programma’s Complexiteitsreductie 1 (CR1) en Complexiteitsreductie 2 (CR2) zijn voor een deel voortgezet. In CR1 zijn alleen die trajecten voortgezet die een directe bijdrage leveren aan het borgen van de continuïteit. In het programma CR2 is op basis van de visie op de toekomstige procesinrichting een concept bedrijfsarchitectuur opgesteld. Dit concept biedt goed basismateriaal voor verdere architectuurontwikkeling en wordt gebruikt in het architectuurtraject dat al in gang is gezet. Het verdere vervolg van CR2 is voor drie jaar opgeschort.

Als antwoord op de bevindingen van de doorlichting is na de zomer binnen de Belastingdienst een transformatieprogramma gestart, met als doel een volledige bestuurlijke en operationele herinrichting van de IV-keten.

Vereenvoudiging (fiscale) wetgeving

Hiervoor is al op de ontwikkelingen rond verdergaande vereenvoudiging wetgeving ingegaan.

Sturing op ICT-uitvoering

De korte termijn-maatregelen zagen op het verbeteren van het testtraject en de input- en outputcontrole. De verbeterde testaanpak is in 2009 gereed gekomen en zal worden toegepast bij nieuwe ICT-projecten. Het proces van input- en outputcontrole is al geruime tijd operationeel. Op verschillende plaatsen in het ontvangstproces zijn maatregelen getroffen om de goede ontvangst van berichten zeker te stellen. Daarnaast ziet de Belastingdienst er op toe dat belastingplichtigen de juiste berichten en gegevens ontvangen. Voordat grote stromen beschikkingen (aanslagen, toeslagen, mailingen) worden uitgestuurd, vindt er systematische controle plaats op juistheid, volledigheid en inhoudelijke (fiscale) kwaliteit.

De structurele maatregelen maken deel uit van het hiervoor genoemde transformatieprogramma. Per 1 januari 2010 is de organisatorische verandering doorgevoerd zodat er vanaf dat moment sprake is van eenduidige verdeling van taken en verantwoordelijkheden in de IV-keten. Daarnaast wordt gewerkt aan een verdere professionalisering van de organisatie en de medewerkers.

In 2009 zijn de eerste stappen gezet om te komen tot een concernarchitectuur voor de Belastingdienst. Doel is dat met behulp van kwaliteitskaders wordt gestuurd op de kwaliteit van de specificaties voor nieuwe systemen, zodat deze op efficiënte wijze bruikbaar zijn voor applicatieontwikkeling. Begin 2009 is een architectuurboard ingesteld met als doel de ICT-projecten te toetsen aan de architectuurkaders. De prioriteitsvolgorde die wordt gehanteerd, is dat eerst de continuïteit moet zijn gegarandeerd, voordat er ruimte is voor het implementeren van grote (wetgeving)projecten en het innoveren in dienstverlening en toezicht, in die volgorde. In de architectuurboard zijn het afgelopen jaar nieuwe projectvoorstellen getoetst aan zowel de architectuurprincipes als deze prioriteitstelling. Bij de grote projecten is begonnen met de Gateway-reviewmethode onder auspiciën van het ministerie van BZK.

Beleidsmatige conclusie

De maatregelen gericht op verbetering van de dienstverlening aan burgers en bedrijven zijn grotendeels gerealiseerd. De doelstellingen voor complexiteitsreductie zijn niet gehaald. De ambities op het terrein van informatievoorziening zijn naar aanleiding van de uitkomsten van de doorlichting van de IV-keten voor de komende paar jaar bijgesteld. Eerste prioriteit is het waarborgen van de continuïteit van de processen van de Belastingdienst.

6. Stabiele en internationaal concurrerende financiële markten, effectief toezicht en verantwoord ondernemingsbestuur

Stabiele en internationaal concurrerende financiële markten

De in 2009 opgestelde kabinetsvisie toekomst financiële sector1 beschrijft in hoofdlijnen de hervormingen die nodig worden geacht om het vertrouwen in en het functioneren van de financiële sector te herstellen. Er is een brede strategie nodig om een cultuuromslag in de financiële sector te bewerkstelligen. In de toekomst moeten financiële instellingen weer dienstbaar zijn aan de economie, dit houdt in dat ze transparanter, meer verantwoordelijk en solide moeten worden. Hierbij speelt verbeterd financieel toezicht een belangrijke rol.

In de voortgangsrapportage2 van de kabinetsvisie worden concrete voornemens en maatregelen met een tijdspad beschreven. Er zijn op een aantal terreinen ook al concrete stappen gezet, onder andere door het versterken van Europees toezicht, het opstellen van dwingende beloningsprincipes, de versterking van boekhoudstandaarden, verdieping en verbreding van het toezicht op onder andere kredietbeoordelingbureaus en alternatieve beleggingsfondsen en het opstellen van regels voor strengere kapitaaleisen.

Beleidsmatige conclusies

De komende jaren zullen meer concrete stappen worden gezet om de visie «toekomst financiële sector» te verwezenlijken. Onder meer zal een verbeterd raamwerk voor crisismanagement worden ingevoerd waar een interventieladder deel van zal uitmaken.

Tabel voortgang en voornemens financiële hervormingen1
Aangekondigde maatregel in kabinetsvisie Voortgang/voornemen/implementatie
Focus op duurzame groei; transparantie Cultuuromslag banken en aanscherping toezicht
Versterken risicobeheersingsproces en corporate governance concrete aanbevelingen in Code Banken
Bankiersverklaring moreel-ethische verklaring in Code Banken
Bankiersexamen permanente educatie in Code Banken
Belang van klant centraal Nadere implementatie in overleg met AFM, DNB en fin. sector
Strengere kapitaaleisen Voorstellen Bazels Comité en wijziging kapitaaleisenrichtlijn
Dwingende beloningsprincipes Herenakkoord, beloningsprincipes DNB-AFM, Code Banken
Reguliere analyse van systeemrisico Nationaal (DNB), Europees (ESRB) en mondiaal (IMF, FSB)
Versterking financiële verslaggeving Aanpassing boekhoudstandaard; betere aansluiting met risicobeheer
Toezicht op credit rating agencies Europese regelgeving en wijziging Wft
Toezicht op alternatieve beleggingsfondsen Richtlijn alternatieve beleggingsfondsen
Toezicht op OTC derivatenhandel Mededeling Eur. Commissie, o.a. central counterparties
Versterking internationaal toezicht akkoord in Ecofin over oprichting Eur. toezichtsautoriteiten
Wettelijke verankering aanbevelingen Commissie Maas In Wft o.b.v. «pas toe of leg uit» beginsel
Versterking crisisinstrumentarium interventieladder o.b.v. palet aan instrumenten met gradueel verloop
Afspraken over internationale verdeling kosten reddingsacties Afspraken over proces; niet ex-ante over concrete verdeling
Hervorming Nederlands depositogarantiestelsel Snellere uitbetaling, portefeuille-overdracht, ex-ante premiebetaling

1 bron: voortgangsbrief toekomstvisie financiële sector Kamerstukken II 2008/09, 32 013, nr. 6.

Effectief toezicht

Een mijlpaal voor het bewerkstelligen van effectief toezicht is het akkoord in de Ecofin Raad voor een nieuw Europees toezichtraamwerk. De samenwerking tussen nationale toezichthouders zal aanzienlijk verbeterd kunnen worden door het creëren van drie micro-prudentiële Europese Toezichtsautoriteiten, de European Banking Authority (EBA), de European Securities and Markets Authority (ESMA) en de European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA). Deze toezichtsautoriteiten zullen de colleges of supervisors monitoren. Ook hebben zij bindende bevoegdheden om onder andere concept-technische standaarden op te stellen, bindend op te treden bij geschillen tussen nationale toezichthouders en noodmaatregelen uit te vaardigen ten tijde van crisis.

De scope van toezicht zal verbreed worden door het opzetten van een systeemrisico georiënteerde toezichthouder, de European Systemic Risk Board (ESRB). Deze instantie zal belast worden met het signaleren van mogelijke systeemrisico’s en zal in staat zijn om waar nodig waarschuwingen en aanbevelingen te geven.

Beleidsmatige conclusies

De bevoegdheden van de gecreëerde toezichtinstanties zullen worden opgenomen in de bestaande Europese richtlijnen. De zogenoemde Omnibusrichtlijn zal per richtlijn bepalen hoe de bevoegdheden van de toezichtinstanties zullen worden vertaald. De onderhandelingen van de eerste Omnibusrichtlijn zijn begonnen in 2010.

Verantwoord ondernemingsbestuur

Er zijn de afgelopen jaren verschillende situaties geweest, mede naar aanleiding van de crisis, waarbij discussie is ontstaan over de vormgeving van de governance structuur bij beursvennootschappen en financiële instellingen. Het gaat onder meer om onvoldoende inzicht en beheersing van risico’s, sluipovernames, beloningsstructuren die aanzetten tot risicovol gedrag van bestuurders en sommige aandeelhouders die vooral gericht waren op het behalen van winsten op de korte termijn. Dit maakt duidelijk dat het wenselijk is de ingezette trend tot verbetering de corporate governance bij beursvennootschappen onverminderd voort te zetten en te intensiveren ten aanzien van financiële ondernemingen.

Een optimale naleving van de Nederlandse corporate governance code door beursvennootschappen is van belang voor goede corporate governance in Nederland. In 2009 is de geactualiseerde Nederlandse corporate governance code (de Code Frijns)1 – conform doelstelling – wettelijk verankerd. Hierdoor zijn beursvennootschappen vanaf boekjaar 2009 wettelijk verplicht om in hun jaarverslag verantwoording af te leggen over deze geactualiseerde code via het «pas toe of leg uit»-beginsel. Medio 2009 is de nieuwe Monitoring Commissie Corporate Governance Code ingesteld. Deze monitoring commissie zal onder meer de naleving van de geactualiseerde code monitoren en rapporteren over haar bevindingen.

Voorts is in de zomer van 2009 het zogenoemde wetsvoorstel Frijns ingediend ter versterking van het Nederlandse corporate governance systeem. Dit wetsvoorstel beoogt de balans tussen het bestuur en aandeelhouders van beursvennootschappen te verbeteren en dient er toe bij te dragen dat de constructieve, onderlinge dialoog tussen de diverse bij de onderneming betrokken partijen kan worden bevorderd.

Ook heeft het bestuur van de Nederlandsche Vereniging van Banken (NVB) in september 2009 de code banken vastgesteld met principes op het terrein van onder meer governance, risicomanagement, audit en beloningen voor banken. Het kabinet is doende deze code banken – overeenkomstig de Nederlandse corporate governance code – wettelijk te verankeren. Hierdoor worden banken wettelijk verplicht in hun jaarverslag verantwoording af te leggen over de naleving van de code banken via het «pas toe of leg uit»-beginsel

Beleidsmatige conclusie

Verdere beleidsontwikkeling, al dan niet door middel van zelfregulering, lijkt gewenst op het terrein van interne risicobeheersing en bezoldiging van bestuurders van financiële instellingen naar aanleiding van de gevolgen van de kredietcrisis.

4. BELEIDSARTIKELEN

4.1 Belastingen

4.1.1 Fiscaal beleid en wetgeving

Algemene doelstelling

Het ontwerpen van beleid gericht op het genereren van inkomsten en het realiseren van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In het voorjaar 2009 zijn in verband met de economische crisis tijdelijke, fiscale maatregelen genomen, volgend uit het Aanvullend beleidsakkoord van het kabinet «Werken aan toekomst». De doelstelling van deze tijdelijke maatregelen is liquiditeitsverruiming voor het bedrijfsleven en een duurzame economie. De maatregelen bestaan onder andere uit de verlaging van het tarief in de tweede schijf van de vennootschapsbelasting voor de jaren 2009 en 2010 en een versoepeling van de verliesverrekening. Daarnaast zijn de faciliteiten voor speur- en ontwikkelingswerk geïntensiveerd en is de energie-investeringsaftrek voor energiebesparing in huurwoningen uitgebreid. Tevens zijn de BTW-tarieven op isolatiewerkzaamheden verlaagd.

Middels een aantal lastenverzwaringen en -verlichtingen is beleid ontwikkeld voor (de financiering van) het overheidsbeleid voor deze kabinetsperiode. In 2009 is dit beleid onder andere vormgegeven door structuurversterkende maatregelen op het gebied van ondernemerschap, de directeur grootaandeelhouder, vergroening, inkomensbeleid, vereenvoudiging en overdracht van vermogen door schenking of vererving. Tenslotte zijn in 2009 een aantal formeelrechtelijke maatregelen genomen ter bestrijding van belastingontduiking en ter stimulering van de werking van het fiscale boetestelsel.

Externe factoren

Door tijdige parlementaire afronding en kwalitatief hoogwaardige fiscale wet- en regelgeving is de algemene doelstelling volledig behaald.

4.1.2 Operationele doelstellingen

4.1.2.1 Operationele doelstelling 1: Het genereren van inkomsten.

Doelbereiking

De fiscale maatregelen in het Belastingplan 2010 c.a.1 zijn van invloed op het totale lastenbeeld dat wordt beschreven in de Miljoenennota 2010. In het Belastingplan 2010 zijn verschillende dekkingsmaatregelen genomen. De belangrijkste zijn:

• aanpassing samenloop van levensloopverlof en doorwerkbonus;

• vereenvoudiging van de bijleenregeling eigen woning;

• verhoging van de accijns op sigaretten.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Het ontwerpen van fiscale wet- en regelgeving, zoals het Belastingplan. Ja

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Meetbaar gegeven is de realisatie van geplande belastingontvangsten. Hiervoor wordt verwezen naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2009.

4.1.2.2 Operationele doelstelling 2: Het realiseren van niet-fiscale doelstellingen van kabinetsbeleid.

Doelbereiking

Naast een inkomstengenererende functie worden met het belastinginstrument ook niet-fiscale doelstellingen beoogd. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het bevorderen van ondernemerschap en vergroening.

Ter bevordering van ondernemerschap is het afgelopen jaar een breed scala aan maatregelen genomen. Hierbij valt te denken aan het verhogen van de MKB-winstvrijstelling in de inkomstenbelasting en het verhogen van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek ter bevordering van investering. Daarnaast wordt de liquiditeitspositie van bedrijven incidenteel versterkt door verruiming van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting en verlenging van de willekeurige afschrijving op bedrijfsmiddelen. Tevens is de fiscale positie van de directeur grootaandeelhouder verbeterd en is de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting versoepeld.

Ter stimulering van innovatie door het bedrijfsleven zijn de mogelijkheden voor het gebruik van de innovatiebox (voorheen octrooibox) aanzienlijk verruimd. Dit resulteert in een lagere heffing over winst behaald met innovatieve werkzaamheden. Tevens is de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) (tijdelijk) geïntensiveerd en worden investeringen in milieuvriendelijke en duurzame bedrijfsmiddelen gestimuleerd door intensivering van de EIA (Energie InvesteringsAftrek) en de MIA (Milieu InvesteringsAftrek).

Ter ondersteuning van de woningmarkt en om de economie een impuls te geven, is het verlaagde BTW-tarief nu ook van toepassing op werkzaamheden van schilders, stukadoors en op schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen. Ook is het voor 2010 en 2011 mogelijk om na afloop van een periode van verhuur van de te koop staande voormalige eigen woning, de hypotheekrenteaftrek te laten herleven voor de resterende periode waarin dubbele hypotheekrenteaftrek toegestaan is. Tenslotte is het boetebeleid, met het oog op de effectiviteit ervan, herzien.

Het Belastingplan 2010 bevat eveneens een aantal maatregelen waarmee een verdere vergroening van het belastingstelsel is gerealiseerd. Voor deze maatregelen wordt verwezen naar de toelichting bij de beleidsprioriteit «Het stimuleren van duurzame consumptie en productie» (doelstelling nummer 22).

In 2009 zijn in het kader van een gunstig vestigingsklimaat onderhandelingen gevoerd met onder andere Algerije, Barbados, België, Bermuda, Canada, Colombia, Duitsland, Hong Kong, Indonesië, Japan en Oman. De belastingverdragen met Bermuda en Oman zijn in 2009 ondertekend.

Met ruim dertig landen zijn onderhandelingen gevoerd over verdragen ter uitwisseling van fiscale informatie. Dit betreffen met name TIEA’s (Tax Information and Exchange Agreements). In sommige situaties is een wijzigingsprotocol inzake een informatie-bepaling tot stand gekomen. In 2009 zijn twintig van dergelijke verdragen ondertekend.

Instrumenten
2009 Realisatie
•  Het ontwerpen van fiscale wet- en regelgeving, zoals het uitbreiden van de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) en maatregelen in het kader van vergroening en het vestigingsklimaat (zie beleidsprioriteit 2 en 6); Ja
• Het afsluiten en uitvoeren van bilaterale belastingverdragen. Ja

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Het inzetten van het fiscale instrument is erop gericht om de niet-fiscale doelstellingen van het kabinetsbeleid te realiseren. Dit zijn, tenzij expliciet anders vermeld, grotendeels doelstellingen van andere departementen. De betreffende departementen verantwoorden zich over de mate van doelbereiking. Hierover worden derhalve geen meetbare gegevens opgenomen binnen de begroting en het jaarverslag IXB.

4.1.2.3 Operationele doelstelling 3: Het verzorgen van wetgeving ter ondersteuning van de uitvoering van niet-fiscale taken door de Belastingdienst en het vereenvoudigen van fiscale wet- en regelgeving teneinde taken van de Belastingdienst te vergemakkelijken.

Doelbereiking

Vereenvoudiging stond in 2009 hoog op de agenda. Eind 2009 is een afzonderlijk wetsvoorstel door het parlement aangenomen die helemaal gewijd was aan vereenvoudigingsvoorstellen van fiscale wet- en regelgeving (de «Fiscale Vereenvoudigingswet 2010»). Eén van de maatregelen uit dit wetsvoorstel is de omzetting van het bestaande systeem van vergoedingen en verstrekkingen door de werkgever aan de werknemer in de werkkostenregeling op forfaitaire basis (ingangsdatum 2011). Het ingediende wetsvoorstel Uniformering loonbegrip1 ligt nog ter behandeling in de Tweede Kamer. Beide wetsvoorstellen reduceren de administratieve lasten van burgers en bedrijfsleven fors en verminderen de complexiteit van de uitvoering voor de Belastingdienst. De aandacht voor administratieve lasten en vereenvoudiging is hiermee structureel ingebed. Jaarlijks zal gekeken worden welke wettelijke maatregelen ten behoeve van deze doelen genomen kunnen worden.

In 2009 is gewerkt aan de introductie van een basispartnerbegrip voor de fiscaliteit. In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) zal op een nog nader te bepalen tijdstip op dit basisbegrip worden aangesloten. Het partnerbegrip voor de inkomstenbelasting en voor de toeslagen worden hierdoor gelijk aan elkaar. Daarnaast is een Koninklijk Besluit in werking getreden waardoor het voor toeslaggerechtigden eenvoudiger wordt een wijziging in de omstandigheden door te geven aan de Belastingdienst/Toeslagen.

In 2009 is de rapportage van de evaluatie van de Awir aangeboden aan de Tweede Kamer1. Tevens is een bijdrage geleverd aan het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Vereenvoudiging Toeslagen. Zowel de evaluatie als het beleidsonderzoek bevatten concrete voorstellen die zullen leiden tot aanpassingen van de Awir.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Het ontwerpen van niet-fiscale wet- en regelgeving, zoals in het kader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir); Ja
• Het ontwerpen van fiscale wet- en regelgeving, zoals in het kader van de vereenvoudiging (zie beleidsprioriteit 5) en de administratieve lastenverlichting. Ja

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

De mate waarin het doel bereikt wordt, komt tot uiting bij de meetbare gegevens van de Belastingdienst.

4.1.2.4 Operationele doelstelling 4: Het evalueren van fiscale wet- en regelgeving.

Doelbereiking

Door de fiscale wet- en regelgeving te evalueren, wordt bezien of de uitgangspunten juist waren en of beoogde doelstellingen ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

In de Miljoenennota 2010 zijn in bijlage 5 de evaluaties genoemd en samengevat die sinds de Miljoenennota 2009 gerealiseerd zijn. Dit zijn allereerst de evaluaties van de regelingen voor de landbouw (landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting, de BTW-regeling voor de landbouw en de diverse vrijstellingen in de overdrachtbelasting voor de landbouwsector). Deze zijn in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerd door het onderzoeksbureau van het Landbouw Economisch Instituut (LEI). Verder is de Energie Investeringsaftrek geëvalueerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken door het onderzoeksbureau SEO2 en is de Evaluatie van de BTW-regelingen op het gebied van Cultuur uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen door het onderzoeksbureau APE3.

Sinds het verschijnen van de Miljoenennota 2010 is tevens de giftenaftrek geëvalueerd over de periode 1996–2006. Daarnaast is de evaluatie Fiscale Regelingen Monumentenzorg door adviesbureau PriceWaterhouseCoopers gerealiseerd. De evaluatie over de regelingen rond bedrijfsbeëindigingen bevindt zich nog in de afrondende fase en zal begin 2010 worden voltooid.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Evaluatieonderzoeken Ja

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Het ministerie van Financiën verricht in nauwe samenwerking met de betrokken departementen, periodiek evaluaties van alle belastinguitgaven zoals opgenomen in bijlage 5 van de Miljoenennota. In die bijlage wordt elk jaar een overzicht gegeven van de afgeronde evaluaties in het afgelopen jaar en van de geplande evaluaties in het komende jaar. De mate van doelbereiking komt daarin ook aan bod. Na afronding van deze evaluaties is in 2010 een hele cyclus van het evaluatieprogramma van belastinguitgaven voltooid. In aansluiting vindt in 2010 een evaluatie plaats van deze cyclus aan de hand waarvan conclusies zullen worden getrokken over de volgende fase.

4.1.3 Belastingdienst

Algemene doelstelling

Burgers en bedrijven zijn bereid hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het beoogde doel voor 2009 is bereikt. De Belastingdienst bevordert dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke verplichtingen na te komen. De Belastingdienst gaat in zijn handelen uit van vertrouwen in de belastingplichtige, vandaar het accent op goede voorlichting en dienstverlening. Op basis van risicoanalyse houdt de Belastingdienst toezicht op de naleving van de wettelijke verplichtingen en dwingt deze zo nodig strafrechtelijk af. In 2009 zijn de voorbereidingen gestart voor de inrichting van een instrument om compliance te meten.

Externe factoren

Externe factoren zijn de economische ontwikkelingen en de eenvoud van de (fiscale) wet- en regelgeving. Deze worden toegelicht in de Miljoenennota.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
Prestatie-indicatoren (in %) (basiswaarde = 2006) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Belastingontduiking is onaanvaardbaar 84 86 90 92 92
Zelf belasting ontduiken is vrijwel uitgesloten 71 77 79 82 86
Belasting betalen betekent iets bijdragen 52 54 55 49 53

Bron: Fiscale monitor

Toelichting

Uit de Fiscale monitor blijkt dat een stabiel hoog percentage van de ondervraagden belastingontduiking onaanvaardbaar vindt. Het percentage ondervraagden dat zelf belasting ontduiken als vrijwel uitgesloten aanmerkt, vertoont een stijgende lijn. Douaneklanten scoren hier het hoogst (95%) en particulieren scoren het laagst (72%).

In 2009 stijgt het percentage belastingplichtigen dat vindt dat belasting betalen betekent iets bijdragen weer tot boven het niveau van 2008. Ondernemers en douaneklanten zijn hierin met een score rond 55% het meest positief. Particulieren en toeslaggerechtigden scoren rond de 50%.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 BelastingenBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling: Het ontwerpen van beleid gericht op het genereren van inkomsten en het realiseren van niet-fiscale doelstellingen van het overheidsbeleid. Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 3 261 247 3 456 408 3 635 552 3 652 322 3 868 142 3 612 906 255 236
               
Uitgaven 3 244 574 3 438 191 3 625 570 3 572 425 3 759 696 3 612 906 146 790
Programma-uitgaven 564 195 665 182 815 690 677 939 853 033 807 095 45 938
               
Doelstelling 2 Bevorderen dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen              
               
Heffing- en invorderingsrente 488 770 600 594 754 416 615 078 843 823 800 000 43 823
Overige programma-uitgaven 75 425 64 588 61 274 62 861 9 210 7 095 2 115
               
Apparaatsuitgaven 2 680 379 2 773 009 2 809 880 2 894 486 2 906 663 2 805 811 100 852
               
Ontvangsten 106 850 958 111 562 458 117 950 276 119 560 914 104 564 951 131 887 469 – 27 322 518
Programma-ontvangsten 106 802 400 111 518 761 117 885 078 119 526 180 104 532 390 131 866 497 – 27 334 107
               
Algemene beleidsdoelstelling              
Belastingontvangsten 105 872 334 110 378 381 116 649 325 118 263 240 103 304 531 130 628 544 – 27 324 013
               
Doelstelling 2 Bevorderen dat belastingplichtigen en premieplichtigen hun wettelijke verplichtingen nakomen              
Programma 287 692 282 032 318 638 343 038 360 794 317 953 42 841
               
Heffing- en invorderingsrente 642 374 858 348 917 115 919 902 867 065 920 000 – 52 935
               
Apparaatsontvangsten 48 558 43 697 65 198 34 734 32 561 20 972 11 589

Toelichting bij tabel budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen (+ € 255,2 mln.)

Voor een toelichting op het verschil tussen ontwerpbegroting en realisatie wordt verwezen naar de toelichting op de uitgaven. Het verschil tussen de totalen van de gerealiseerde verplichtingen en de gerealiseerde uitgaven wordt verklaard door aangegane verplichtingen die in latere jaren tot betaling komen.

Uitgaven (+ € 146,8 mln.)

Programma-uitgaven (+ € 45,9 mln.)

Heffing- en invorderingsrente (+ € 43,8 mln.)

De raming is bij 2e suppletore begroting, op basis van de realisatiecijfers, met € 100,0 mln. naar boven bijgesteld. Door de sterke daling van de rentetarieven gedurende 2009 zijn de uitgaven € 56,2 mln. lager uitgekomen dan de bijgestelde raming. De realisatie is daardoor per saldo € 43,8 mln. hoger uitgekomen dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting.

Overige programma-uitgaven (+ € 2,1 mln.)

Het verschil is een saldo van de vervallen rentevergoeding in het kader van het depotstelsel (– € 2,5 mln.) en enkele tegenvallers (+ € 4,6 mln.) zoals hogere proceskostenvergoedingen.

Apparaatsuitgaven (+ € 100,9 mln.)

Het verschil wordt als volgt verklaard:

Loon- en prijsbijstelling (+ € 97,5 mln.)

Voor de compensatie van gestegen lonen en prijzen.

Accijnszegels (+ € 8,3 mln.)

De Belastingdienst heeft de accijnszegels die gebruikt worden voor tabaksproducten vernieuwd. Het beveiligingsniveau is aanzienlijk verhoogd. De nieuwe zegels zijn moeilijker te vervalsen en beter van vervalste zegels te onderscheiden. De nieuwe accijnszegels maken een effectieve aanpak van fraude mogelijk. Dit moet leiden tot vermindering van nagemaakte tabaksproducten. Het budget voor accijnszegels is structureel met € 4,8 mln. opgehoogd.

Daarnaast hebben de tabaksproducenten bij de invoering van de nieuwe zegels éénmalig meer zegels besteld dan de gebruikelijke bestelhoeveelheden. Reden hiervoor is dat de producenten een bepaalde basisvoorraad willen hebben, die in één keer is besteld. De éénmalige extra uitgaven voor de accijnszegels in 2009 bedragen € 3,5 mln.

Financiële correctie op exportsubsidies landbouwgoederen (+ € 8,8 mln.)

De Europese Commissie heeft Nederland financiële correcties opgelegd voor het onvoldoende uitvoeren van substitutiecontroles door de Douane; verplichte controles op exportzendingen van landbouwgoederen waaraan een exportsubsidie is verbonden. De correcties hebben betrekking op de periode september 2001–december 2002 en 2003–2004. Na een bemiddelingsprocedure zijn de correcties uitgekomen op € 9,7 mln. respectievelijk € 10,4 mln. De laatste correctie wordt financieel afgewikkeld in 2010. Het resterende deel van de correcties is door de Belastingdienst gedekt binnen de begroting.

Kasschuiven (– € 65,0 mln.)

Enkele in 2009 voorziene uitgaven, worden pas in 2010 en later gerealiseerd. Zo heeft de staatssecretaris van Financiën per brief1 met kenmerk DGB/2009/2648 d.d. 14 mei 2009 de Tweede Kamer ingelicht over het voor een deel voortzetten van het programma Complexiteitsreductie. Het beschikbare budget in 2009 voor dat programma is deels doorgeschoven naar latere jaren. Verder gaat het onder andere om de betaling van een door de Europese Commissie opgelegde financiële correctie en middelen in het kader van het project Vooringevulde Aangifte.

Uitvoeringskosten fiscale wetsvoorstellen (+ € 9,2 mln.)

Het betreft de kosten van de maatregelen die zijn opgenomen in het Belastingplan 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 704), het pakket Overige fiscale maatregelen (Kamerstukken II 2008/09, 31 705) 2009 en het EU BTW-pakket (Kamerstukken II 2008/09, 31 907).

Vervallen BTW-vrijstelling op postzendingen (+ € 7,3 mln.)

In het kader van de liberalisatie van de postmarkt, heeft het kabinet besloten dat per 1 april 2009 de BTW-vrijstelling op meerstukszendingen van post vervalt. Dit betekent dat de Belastingdienst BTW moet gaan betalen over zijn postzendingen. In 2009 zijn deze uitgaven € 7,3 mln.

Overige apparaatsuitgaven (+ € 34,8 mln.)

Dit betreft het saldo van extra uitgaven vanwege werkzaamheden voor derden (+ € 10,7 mln.), uitgaven in het kader van het project Standard Business Reporting (+ € 2,6 mln.) en een aantal relatief kleine (technische) mutaties en overboekingen – zoals bijvoorbeeld rijksbrede Kluwer en SDU contracten – van in totaal € 21,5 mln.

Ontvangsten (– € 27,32 mld.)

Programma-ontvangsten (– € 27,33 mld.)

Belastingontvangsten (– € 27,32 mld.)

Voor een toelichting op de belastingontvangsten wordt verwezen naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk.

Programma (+ € 42,8 mln.)

Het verschil is een saldo van hogere ontvangsten aan doorberekende vervolgingskosten (+ € 52,8 mln.), hogere ontvangsten aan schikkingen (+ € 9,8 mln.) en lagere boeteontvangsten (– € 19,8 mln.).

Heffing- en invorderingsrente (– € 52,9 mln.)

De realisatie is € 52,9 mln. lager uitgekomen. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de sterke daling van de rentetarieven gedurende 2009.

Apparaatsontvangsten (+ € 11,6 mln.)

Werkzaamheden voor derden (+ € 11,6 mln.)

De Belastingdienst verricht werkzaamheden in opdracht van derden (zoals voor P-Direkt). De uitgaven hiervoor worden aan de opdrachtgevers doorbelast. In 2009 zijn de ontvangsten € 10,7 mln. hoger. Het verschil ad € 0,9 mln. betreft ontvangen vergoedingen voor perceptiekosten.

4.1.4 Operationele doelstellingen

4.1.4.1 Operationele doelstelling 1: Belastingplichtigen, premieplichtigen en rechthebbenden van toeslagen dienstverlening aanbieden op de manier die hen past.

Doelbereiking

De maatregelen gericht op verbetering van de dienstverlening aan burgers en bedrijven zijn deels gerealiseerd. Dit geldt zowel voor de vooringevulde aangifte als voor de voorlichting via de media. Op het punt bereikbaarheid is de doelstelling niet behaald.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Telefonische dienstverlening gericht op goede telefonische bereikbaarheid en kwalitatief goede afhandeling; Nee
• De vooringevulde aangifte; Ja
• Voorlichting via diverse media (krant, radio en tv, website). Ja
Realisatie meetbare gegevens1 bij de operationele doelstelling
Prestatie-indicator (in %) (basiswaarde = 2005) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Bereikbaarheid Belastingtelefoon (BT) 80 86 812 81 80–85 74
Eén contact         90–95 91
Kwaliteit beantwoording fiscale vragen BT 66 74 80–85 81
Kwaliteit status en procesvragen BT 85 90–95 87
Tijdige reactie op complexe vragen 84 85 91 85–90 94
Versnellen van de processen            
• afhandeling BTW- en loonheffingnummer < 5 dagen       87 > 98 95
• verlenen VAR verklaring < 5 dagen       85 > 90 93

Bron: Fiscale monitor en Belastingdienst/Centrale Administratie

1 De streefwaarden van de Belastingdienst worden voor zover mogelijk weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst per prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

2 Met ingang van 2007 gemeten volgens de nieuwe definitie. In de oude definitie wordt bereikbaarheid aangegeven als het procentuele aandeel van burgers en bedrijven dat wordt geholpen door de BelastingTelefoon, ongeacht de wachttijd, wanneer zij een belpoging (in het keuzemenu) doen binnen de werktijden van de callcenters. Vanaf 2007 wordt in het percentage óók het aanbod meegenomen van degenen die niet aan een keuze in het menu toekomen omdat het te druk is op het KPN-platform. Dit leidt automatisch tot een daling van het percentage van de feitelijke bereikbaarheid.

Toelichting

Het is in 2009 niet mogelijk gebleken het resultaat van 2008 (81%) vast te houden. De oorzaken zijn divers. In 2009 is een nieuw technisch platform geïnstalleerd, wat vooral in het begin gepaard ging met een verlaging van de bereikbaarheid. Daarnaast zijn in 2009 ten opzichte van het jaar 2008 ruim 1 miljoen gesprekken meer binnengekomen, een stijging van meer dan 10%. Ook was de afhandeltijd van gesprekken voor bepaalde werkstromen in sommige maanden hoger dan verwacht. Door het hoge aanbod aan telefoontjes werd de maximale capaciteit van het telefonieplatform regelmatig overschreden, waardoor weer veel herhaalverkeer ontstond.

Van de toename van het aantal telefoontjes kunnen ruim 700 000 gesprekken worden toegerekend aan de werkstroom Toeslagen. De afgenomen bereikbaarheid in 2009 is vrijwel volledig toe te schrijven aan deze werkstroom. Om de bereikbaarheid van met name de werkstroom Toeslagen te verbeteren, zijn tijdelijk 150 extra werkplekken ingericht. Daarnaast zijn enkele organisatorische maatregelen genomen om de algemene bereikbaarheid te verbeteren.

De kwaliteit van de afhandeling van fiscale vragen is voldoende. Voor de kwaliteit van de beantwoording van status- en procesvragen is de doelstelling nog niet gerealiseerd. De belangrijkste reden daarvoor is de vertraagde implementatie van het informatiesysteem voor de medewerkers van de BelastingTelefoon.

De doelstelling voor de afgifte van BTW- en loonaangiftenummers bleek te ambitieus. Door vertragingen in het ontvangen van aanmeldingen van nieuwe ondernemingen en uitval van ICT systemen bleek het niet mogelijk de doelstelling te halen.

De doelstelling tijdige reactie op complexe vragen is uitgekomen boven de streefwaarde. De realisatie is vergelijkbaar met vorige jaren.

Realisatie meetbare gegevens1 bij de operationele doelstelling
Prestatie-indicator (in %) (basiswaarde = 2005) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Ervaren duidelijkheid correspondentie 82 81 82 82 80–85 84
Ervaren snelheid afhandeling 63 62 55 54 65–70 64
Ervaren bereikbaarheid 43 60 59 60 65–70 67
Nakomen van afspraken (ervaren door burgers en bedrijven) 83 87 81 81 85–90 86

Bron: Fiscale monitor en Belastingdienst/Centrale Administratie

1 De streefwaarden van de Belastingdienst worden voor zover mogelijk weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst per prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

Toelichting

Hoewel de ervaren snelheid van afhandeling ten opzichte van 2008 is gestegen is de realisatie nog onder de streefwaarde. Alle doelgroepen vertonen op dit gebied een positieve ontwikkeling. De doelgroep toeslaggerechtigden vertoont de sterkste stijging van 48% in 2008 naar 62% in 2009.

4.1.4.2 Operationele doelstelling 2: Door toezicht en opsporing bevordert de Belastingdienst dat belasting- en premieplichtigen en toeslaggerechtigden hun wettelijke verplichtingen nakomen.

Doelbereiking

De doelstelling is grotendeels gerealiseerd. Alle instrumenten zijn in 2009 ingezet. De productiedoelstellingen (meetbare gegevens) zijn gerealiseerd. Voor actualiteitsbezoeken en boekenonderzoeken ligt de realisatie boven de streefwaarden.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Convenanten en certificering in het kader van horizontaal toezicht; Ja
• Boekenonderzoeken en kantoortoetsen; Ja
• Actualiteitsbezoeken (waaronder bedrijfs- en startersbezoeken); Ja
• Landelijke en regionale acties; Ja
• Handhavingscommunicatie; Ja
• Opsporingsonderzoeken. Ja

Toelichting

Binnen het toezicht worden vier segmenten onderscheiden: Particulieren, Midden- en kleinbedrijf (MKB), Middelgrote ondernemingen (MGO) en Zeer grote ondernemingen (ZGO). Per segment wordt een handhavingsmix samengesteld. De instrumenten die de Belastingdienst tot zijn beschikking heeft variëren van bedrijfsbezoeken, boekenonderzoeken, bestuurlijke boetes tot strafrechtelijke vervolging. De handhavingsmix wordt samengesteld vanuit de optiek van effectiviteit (bijdrage aan ervaren pakkans) en efficiëntie (kosten). Daarbij speelt samenwerking met andere overheidsorganisaties en werken in de actualiteit een belangrijke rol.

In 2009 heeft de Belastingdienst de in 2008 ingezette lijn voortgezet en verder ingezet op horizontaal toezicht door het afsluiten van convenanten met grote organisaties, brancheorganisaties binnen het midden- en kleinbedrijf en met fiscale intermediairs. De zichtbaarheid is vergroot door een grotere nadruk op acties en door het uitvoeren van bedrijfsbezoeken. In 2009 is binnen de vernieuwde toezichtaanpak circa 30% van de totale toezichtscapaciteit voor ondernemingen ingezet.

Het toezicht op toeslagen heeft plaatsgevonden op basis van een met de betrokken departementen afgestemd toezichtsplan. De kern hiervan is het administratieve toezicht. Dat toezicht bestaat uit massale vergelijkingen tussen de aanvragen en gegevens van derden waaruit de onjuistheid of twijfel over een aanvraag kan blijken.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Belastingheffing is gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), omdat de hoogte van de heffing en de verplichting tot betalen afhankelijk zijn van gegevens die belastingplichtigen zelf verstrekken. Dit kan van invloed zijn op de volledigheid van de belastingontvangsten. Bij alle uit te voeren fiscale taken wordt de Belastingdienst in meer of mindere mate geconfronteerd met de problematiek van M&O. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van wet- en regelgeving vormt derhalve een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid. In het Beheersverslag van de Belastingdienst wordt dit meer uitgebreid toegelicht.

Tabel
Prestatie-indicator * 1000 (basiswaarde = 2006) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Aantal actualiteitsbezoeken waarvan: 19 20 31 43    
MKB         50–60 69
MGO         1,5–2,0 2,5
ZGO         0,4–0,5 0,5
Aantal boekenonderzoeken waarvan: 32 70 61 52    
MKB       47 35–42 42
MGO       3,9 1,2–1,7 2,3
ZGO       1,1 0,2–0,5 0,5
Aantal uren acties n.v.t. n.v.t. n.v.t. 378 250–300 253
Aantal behandelde aangiften 1 270 1 290 1 389      
Aantal behandelde aangiften IH particulieren     1 026 791 500–700 729
Aantal behandelde aangiften IH ondernemers waarvan:            
– MKB     304 258 140–160 148
– MGO     7,6 7,9 6,2–6,7 10,6
– ZGO     3,2 3 1,8 2,0 4
Aantal behandelde aangiften Vpb waarvan:            
– MKB     35 31 22–26 26
– MGO     9,1 9,4 5,5–6,0 9,2
– ZGO     4,5 5,8 3,2–4,4 5,7
             
Achterstand invordering (in %) 3,1 3,0 2,5 2,2 2,5–3,0 2,4

Bron: Fiscale monitor en Belastingdienst/Centrale Administratie

Toelichting

De meeste doelstellingen zijn gerealiseerd. Voor actualiteitsbezoeken en boekenonderzoeken ligt de realisatie boven de streefwaarden. Uit de gerealiseerde actualiteitsbezoeken blijkt dat Belastingregio’s sneller dan gepland toegroeien naar actueel toezicht. De extra boekenonderzoeken binnen het MGO segment worden met name veroorzaakt door het wegwerken van voorraden onderhanden werk in het kader van werken in de actualiteit.

In 2009 is de bovengrens voor af te handelen aangiften IH particulieren overschreden. Dit is te verklaren uit het uitvoeren van de pilot massaal toezicht. In deze pilot is bij ruim 100 000 belastingplichtigen de aangifte op een aantal eenvoudige risico’s getoetst. De gemiddelde behandeltijd voor deze posten ligt lager dan voor overige op kantoor behandelde posten waardoor uiteindelijk de productie is toegenomen.

Voor zowel de aangiften IH als de aangiften vennootschapsbelasting zijn in de segmenten MGO en ZGO de bovengrenzen van de streefwaarden overschreden. Ook hier speelt het effect van het wegwerken van oude voorraden.

De uren acties zijn met name ingezet voor de opsporing van onbekende belastingplichtigen. Ondermeer betreft het uren voor fiscale surveillance. Binnen het toezicht op de loonheffing is een slag gemaakt naar een meer dienstverlenende en preventieve aanpak gericht op het voorkomen van fouten.

Prestatie-indicator (basiswaarde = 2006) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwarde 2009 Realisatie 2009
Aantal fiscale controles invoerrechten en accijnzen (* 1000) 114 103 92 86 89–94 90
Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie 79 81 79 84 82–85 86

Bron: Fiscale monitor en Belastingdienst/Centrale Administratie

Toelichting

De doelstellingen zijn gerealiseerd. Het percentage processen verbaal dat leidt tot een veroordeling is iets boven de bandbreedte uitgekomen.

Prestatie-indicator (basiswaarde = 2006) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwarde 2009 Realisatie 2009
Door belastingplichtige ervaren pakkans (in %) 84 81 86 80 80–85 83
Kwaliteitscore Belastingregio’s 100 105 107 109 106–110 108
Kwaliteitscore Douane 100 100 105 112 106–110 103

Bron: Fiscale monitor en belastingdienst/Centrale Administratie

Toelichting

In het kader van de jaarlijkse Fiscale Monitor is gemeten wat de door belastingplichtigen ervaren kans is dat de Belastingdienst ontdekt dat iemand in een aangifte of een aanvraag voor toeslag onjuiste informatie opgeeft. Deze kans wordt gemeten bij particulieren, ondernemers, toeslaggerechtigden en douaneklanten. Sinds 2007 hanteert de Fiscale Monitor een andere meetmethode. De doelstelling is overeenkomstig aangepast. De realisatie is uitgekomen binnen de bandbreedte van de doelstelling.

Prestatie-indicator Waarde 2006 Waarde 2007 Waarde 2008 Streefwaarde 2009 Waarde 2009
Toeslagen n.v.t. n.v.t. n.v.t. Het toezicht wordt volgens planning uitgevoerd. Deels behaald

Toelichting

Voor de huurtoeslag en de zorgtoeslag is het toezicht op toeslagjaar 2007 in 2009 afgerond. Op 1 oktober is, conform planning, gestart met het handmatig toezicht op toeslagjaar 2008.

Voor de kinderopvangtoeslag geldt dat in 2009 het toezicht op het toeslagjaar 2007 is afgerond. Voor het toeslagjaar 2008 is aan 360 000 aanvragers van kinderopvangtoeslag verzocht hun aanvraag te onderbouwen met de jaaropgave 2008 van de kinderopvanginstelling.

Het toezicht op de kindertoeslag speelt zich grotendeels af in de voorschotfase. Het grootste gedeelte van het klantenbestand wordt geautomatiseerd verwerkt en gematcht met de gegevens van de Sociale Verzekeringsbank.

4.1.4.3 Operationele doelstelling 3: Het leveren van een bijdrage aan de bescherming van de samenleving tegen ongewenste goederen.

Doelbereiking

De doelstellingen 2009 zijn gerealiseerd.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Certificering van ondernemingen die aan hun verplichtingen voldoen; Deels
• Fysieke controles op de uitgaande goederenstroom; Ja
• 100% passagierscontroles. Ja

Toelichting instrumenten

Het aantal verzoeken om certificering voor een Authorised Economic Operator (AEO) status is achtergebleven. In 2009 is aan 222 bedrijven een AEO-status verleend. De Douane heeft in samenwerking met koepelorganisaties van het bedrijfsleven een enquête gehouden onder bedrijven over het aanvragen van een AEO-status. Uit de enquête komt naar voren dat bedrijven behoefte hebben aan meer duidelijkheid over de eisen voor een AEO-status en de voordelen daarvan. Als reactie hierop hebben bedrijfsleven en Douane een werkgroep ingesteld die de communicatie gaat verbeteren over doel en voordelen van de AEO-status. Uit de enquête komt verder naar voren dat bedrijven behoefte hebben aan begeleiding door de Douane bij de voorbereiding van een AEO-aanvraag. De Douane is in het najaar begonnen met een intensievere begeleiding van bedrijven onder andere door individuele bezoeken of groepsgewijze voorlichting. Bedrijven worden daarbij ook actiever gewezen op het bestaan van de AEO Guidelines van de Europese Commissie met behulp waarvan bedrijven kunnen inschatten of ze voldoen aan de voorwaarden voor een AEO-certificaat.

Alle 100% controles zijn uitgevoerd, maar door een lagere bezettingsgraad per vliegtuig en door minder vluchten uit de risicolanden valt het aantal gecontroleerde reizigers lager uit.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicatoren (basiswaarde = 2006) * 1000 Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Scancontroles Vracht 82 87 83 93 85–90 98
Fysieke controles Vracht 214 129 86 94 95–105 99
Fysieke controles Koeriers/post1 89 113 112 100–110 108
Fysieke controles Reizigers 696 724 730 805 810–870 823
Fysieke controles Ambulant buitengrens2 28 44 32–37 42
Uren toezicht gebied- en objectgerelateerd 309 367 688 700 475–525 491

Bron: Belastingdienst/Centrale Administratie

1 Voor 2005 nog opgenomen onder fysieke controles vracht.

2 Wordt vanaf 2007 afzonderlijk gemeten.

Toelichting

De doelstellingen zijn gerealiseerd. Het aantal scancontroles is hoger dan oorspronkelijk gepland. Dit is veroorzaakt doordat in 2008 het scanproces is verbeterd. Daardoor is de gemiddelde bestede tijd per controle gedaald en konden meer controles worden uitgevoerd. Met deze verbetering was in de begrotingscijfers voor 2009 nog geen rekening gehouden.

4.1.4.4 Operationele doelstelling 4: Efficiënte en soepele uitvoering van de massale processen.

Doelbereiking

De productiedoelstellingen zijn grotendeels gerealiseerd. De doelstelling met betrekking tot complexiteitsreductie van de automatisering is niet gerealiseerd.

Instrumenten
2009 Realisatie
• informatiesystemen voor massale verwerking; Deels
• Vereenvoudigingsoperatie toekomstige organisatie (complexiteitsreductie automatisering). Nee

Toelichting instrumenten

• Informatiesystemen voor massale verwerking

Het nieuwe Toeslagensysteem is in 2009 opgeleverd om te worden getest. De testen zijn eind 2009 begonnen. Als dit traject is afgerond, kan het nieuwe systeem in de loop van 2010 worden ingevoerd. De voorschotten 2010 zijn in december 2009 vanuit de huidige systemen vastgesteld.

• Vereenvoudigingsoperatie (complexiteitsreductie)

De programma’s Complexiteitsreductie 1 (CR1) en Complexiteitsreductie 2 (CR2) zijn voor een deel voortgezet. In CR1 zijn alleen die trajecten voortgezet die een directe bijdrage leveren aan het borgen van de continuïteit. In het programma CR2 is op basis van de visie op de toekomstige procesinrichting een concept bedrijfsarchitectuur opgesteld. Het verdere vervolg van CR2 is voor drie jaar bevroren.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicatoren (basiswaarde = 2005) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Aantal zendingen zonder fouten n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 99–100% 99%
Tijdige verwerking van mutaties rekeningnummers (binnen 1 week) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 99–100% 100%
Tijdige verwerking van terugbetalingen (binnen 1 week) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 99–100% 87%
Tijdige verwerking van verrekeningen van teruggaven met nog openstaande aanslagen (binnen 2 weken) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 99–100% 100%

Toelichting

• Tijdige verwerking terugbetalingen

In de eerste vier maanden werd de doelstelling niet gehaald. Het verwerkingsproces van terugbetalingen is daarom aangepast. Na implementatie van de nieuwe werkwijze is, na een aanloopfase, vanaf augustus de 100% afhandeling binnen een week wel gerealiseerd.

4.1.5 Overzicht afgeronde onderzoeken

Fiscaal beleid en wetgeving

  Onderzoekonderwerp AD of OD* Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Evaluatie van de vijfjaarscyclus van de evaluatie van de belastinguitgaven OD4 2008 2010  
Effectenonderzoek ex post          
Overig evaluatieonderzoek          

* AD is algemene doelstelling, OD is operationele doelstelling

Toelichting

De aanvankelijke opzet was de beleidsdoorlichting pas uit te voeren nadat de gehele cyclus van evaluatieonderzoeken van alle afzonderlijke belastinguitgaven zou zijn afgerond. De nog enkele resterende evaluatieonderzoeken vergen echter iets meer tijd dan voorzien, waarna besloten is de beleidsdoorlichting af te ronden op basis van een vrijwel afgeronde cyclus. De beleidsdoorlichting heeft daardoor ook enige vertraging opgelopen, en wordt voor de zomer 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Belastingdienst

  Onderzoekonderwerp AD of OD* Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Bijdrage ter verhoging van de compliance AD 2009 2010  
Effectenonderzoek ex post          
Overig evaluatieonderzoek Fiscale Monitor AD OD1 OD2 Jaarlijks   De resultaten van de Fiscale Monitor, FIX, ARGI en audits zijn waar relevant verwerkt in het beheersverslag Belastingdienst 2009
  FIX OD2 OD3 Jaarlijks    
  Audits kleine middelen (assurantiebelasting) OD2 Jaarlijks    
  Periodieke audits strategische projecten (Toeslagen, VIA, ETM, Basisregistraties, Loonaangifteketen) OD2 OD4 Jaarlijks    
  Audits procesbeheersing (digitaal archiefsysteem) OD2OD3OD4 Jaarlijks    

* AD is algemene doelstelling, OD is operationele doelstelling

Toelichting

De beleidsdoorlichting van de algemene doelstelling compliance is eind 2009 gestart. De bevindingen worden medio 2010 verwacht.

4.2 Financiële markten

4.2.1 Algemene doelstelling

Een integer en stabiel financieel stelsel waarin de financiële markten goed functioneren, voldoende toegankelijk en transparant zijn en een gunstige internationale concurrentiepositie kennen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Ook het afgelopen jaar heeft de financiële stabiliteit sterk onder druk gestaan. Door vergaande maatregelen kon de toegankelijkheid van de sector en essentiële dienstverlening gewaarborgd blijven. Tegelijkertijd is echter duidelijk geworden dat een ingrijpende hervorming van de financiële sector noodzakelijk is om de financiële stabiliteit in de toekomst beter te kunnen garanderen. Het afgelopen jaar zijn belangrijke stappen gezet om deze hervormingen tot stand te brengen. In juli is de kabinetsvisie toekomst financiële sector1 gepubliceerd met een beschrijving van de belangrijkste hervormingen die zullen moeten worden doorgevoerd. In december is een voortgangsrapportage2 naar de Kamer gestuurd. Hieruit blijkt dat op enkele terreinen al concrete stappen zijn gezet. Voorbeelden hiervan zijn de versterking van het Europees toezicht, het opstellen van dwingende beloningsprincipes, de versterking van boekhoudstandaarden, verdieping en verbreding van het toezicht naar onder andere kredietbeoordelingsbureaus en alternatieve beleggingsfondsen en het opstellen van regels voor strengere kapitaaleisen. Paragraaf 4.2.2.1 geeft een verdere toelichting op deze punten. Tevens zijn de contouren aangegeven die leidend zullen zijn bij de hervorming van het crisismanagement.

Externe factoren

Succes is afhankelijk van mondiale economische en politieke ontwikkelingen. In 2009 zijn internationale financiële markten opgeschrikt door een verdere intensivering van de internationale kredietcrisis. De internationale handel en de vraag naar financiële producten deden beide een flinke stap terug. De crisis en alle gevolgen van dien zijn externe factoren die een sterke invloed hebben op de vooruitzichten van de internationale financieel-economische ontwikkeling.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Financiële marktenBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling: Een integer en stabiel financieel stelsel waarin de financiële markten goed functioneren, voldoende toegankelijk en transparant zijn en een gunstige internationale concurrentiepositie kennen. Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 172 278 85 195 128 237 4 248 377 44 538 843 64 937 44 473 906
waarvan garantieverpichtingen     15 000 2 745 000 44 363 369 0 44 363 369
Garantie verhoging plafond kredietfaciliteit AFM       5 000 0 0 0
Garantieregeling bancaire leningen       2 740 000 44 360 869 0 44 360 869
Garantie Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekering         2 500 0 2 500
               
waarvan verplichting uit hoofde van het Depositogarantiestelsel/icesave       1 425 074 10 174 0 10 174
               
Uitgaven 154 922 77 667 107 021 1 317 057 351 554 64 937 286 617
Programma-uitgaven 148 525 69 645 100 111 1 307 578 342 869 57 592 285 277
               
Doelstelling 1 Goed functionerende financiële markten              
Bijdrage toezicht AFM 16 874 22 966 24 889 27 986 28 931 22 313 6 618
Bijdrage toezicht DNB 52 081 15 950 15 900 35 013 18 950 17 205 1 745
Platform CentiQ 0 0 1 232 1 138 3 107 2 718 389
Rechtspraak Financiële Markten 44 2 1 1 550 1 000 – 450
Overige programmauitgaven 0 0 314 453 531 390 141
Uitkeringen Deposito Garantiestelsel (DGS)/icesave 0 0 0 1 236 195 199 054 0 199 054
               
Doelstelling 2 Integer financieel stelsel              
Caribbean Financial Action Taskforce 30 23 11 44 42 32 10
               
Doelstelling 3 Ongestoorde muntcirculatie              
Muntcirculatie 13 363 7 996 8 974 6 748 10 111 13 934 – 3 823
Retouren guldenmunten 3 911 8 840 12 985 0 0 0 0
Afname munt in circulatie 62 222 13 868 35 805 0 81 593 0 81 593
               
Apparaatsuitgaven 6 397 8 022 6 910 9 479 8 685 7 345 1 340
               
Ontvangsten 13 953 10 254 9 978 18 430 132 212 25 578 106 634
Programma-ontvangsten 13 953 10 254 9 978 18 430 132 212 25 578 106 634
               
Doelstelling 1 Goed functionerende financiële markten              
Premieontvangsten garantieregeling bancaire leningen 0 0 0 0 115 983 0 115 983
Overige programma-ontvangsten 4 569 4 914 8 495 13 009 6 789 382 6 407
               
Doelstelling 3 Ongestoorde muntcirculatie              
Ontvangsten muntwezen 9 384 5 340 1 483 61 9 440 5 184 4 256
Toename munten in circulatie 0 0 0 5 360 0 20 012 – 20 012

Toelichting bij tabel budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen

Garantieverplichting uit hoofde van € 200 mld. bancaire garantieregeling (€ 44,36 mld.)

Uit hoofde van de garantieregeling is in 2008 in totaal € 2,74 mld. aan garanties verstrekt (geëffectueerd) en in 2009 € 47,53 mld. Tevens liepen in 2009 € 3,17 mld. aan garantieleningen af. Het plafond van deze regeling is € 200 mld. Deze mutatie, het resterende deel van het plafond (€ 152,90 mld.) blijft in beginsel beschikbaar tot en met 30 juni 2010.

Garantieverplichting NBM (€ 2,5 mln.)

Het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars (NBM) is een deelnemer aan het schatkistbankieren. Zij maakt onder andere gebruik van een roodstandfaciliteit ad € 2,5 mln. Deze mutatie betreft het feit dat de minister van Financiën garant staat voor de mogelijkheid tot roodstand door het NBM.

Verplichting uit hoofde van het Depositogarantiestelsel/icesave (+ € 10,2 mln.)

De verplichting betreft een bedrag van € 10,2 mln. ten behoeve van het voorfinancieren van de uitkeringen uit hoofde van het IJslandse DGS.

Een verklaring op de overige verplichtingenmutaties wordt hieronder gegeven bij toelichtingen op de uitgavenmutaties.

Uitgaven

Bijdrage toezicht AFM (+ € 6,6 mln.)

Als gevolg van een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen de kosten van onder andere voorbereiding van wet- en regelgeving niet worden doorberekend aan de sector. Hierdoor dient de overheidsbijdrage aan AFM verhoogd te worden. Daarnaast wordt de hogere overheidsbijdrage aan de AFM verklaard door de dekking van de tekorten die zich hebben voorgedaan bij het toezicht op financiële dienstverleners en het toezicht op prospectussen.

Bijdrage toezicht DNB (+ € 1,7 mln.)

Als gevolg van een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven kunnen de kosten van onder andere voorbereiding van wet- en regelgeving niet worden doorberekend aan de sector. Hierdoor dient de overheidsbijdrage aan DNB verhoogd te worden.

Uitgaven DGS/Uitkeringen Icesave (+ € 199,1 mln.)

De mutatie (€ 199,1 mln.) betreft uitgaven die voortkomen uit het feit dat de Nederlandse Staat de uitkeringen die hebben plaatsgevonden uit hoofde van het depositogarantiestelsel (DGS) voorfinanciert. Depositohouders konden tot 16 maart 2009 een claim indienen ten laste van het DGS. Op 9 oktober 2008 is het maximumbedrag voor het DGS met terugwerkende kracht tot 7 oktober 2008 verhoogd van € 40 000 tot € 100 000 (topping up). De oude limiet van € 40 000 en de regel dat boven een bepaald bedrag 90% wordt vergoed kwamen hiermee te vervallen. Voor een bedrag van € 106,0 mln. heeft deze mutatie betrekking op de uitkeringen die vallen onder de Nederlandse topping up. Het bedrag van de Nederlandse topping up is voorgeschoten door De Nederlandsche Bank (DNB), maar is bij wijze van uitzondering voor rekening van de Nederlandse Staat1. De betalingsverplichting hiervoor was al in 2008 aangegaan.

Voor de rest (€ 93 mln.) heeft deze mutatie betrekking op de voorfinanciering van de uitkeringen uit hoofde van het IJslandse depositogarantiestelsel aan depositohouders bij Icesave en de kosten van uitvoering hiervan door DNB. De uitvoeringskosten bedragen € 7 mln.

Muntcirculatie (– € 3,8 mln.)

Doordat er minder munten ten behoeve van de circulatie zijn aangemaakt dan vooraf was geraamd, waren de grondstofkosten ook lager (– € 5,5 mln.).

In 2009 zijn door de Koninklijke Nederlandse Munt kosten gedeclareerd die betrekking hadden op het voorgaande jaar (+ € 1,7 mln.). Daarnaast is er in 2009 een nieuw muntcontract met een duur van 5 jaar afgesloten. Hiervoor is een verplichting opgenomen. Voorts is een verplichting opgenomen in verband met de kosten 2009, 2010 en 2011 voor het in 2001 ingestelde Nationaal Analyse Centrum voor Munten (NACM).

Afname munten in circulatie (+ € 81,4 mln.)

De muntverwerkers hebben bij de Nederlandsche Bank (DNB) meer munten afgestort dan oorspronkelijk verwacht. De nominale waarde van deze munten wordt door Financiën aan DNB vergoed of komt ten laste van Financiën (de uitgave hangt samen met de begrotingspost «toename munten in circulatie»).

Ontvangsten

Premieontvangsten bancaire leningen (+ € 116,0 mln.)

In 2009 is uit hoofde van de garantieregeling bancaire leningen geëffectueerde leningen € 116,0 mln. premies ontvangen.

Overige programmaontvangsten (+ € 6,4 mln.)

De mutatie bestaat uit de restitutie door DNB (€ 2,6 mln.) en AFM (€ 1,0 mln.) van de teveel betaalde overheidsbijdrage over 2008. Op basis van nacalculatie (jaarrekening 2008) bleek dat de werkelijke overheidsbijdrage lager is dan de in 2008 (als voorschot) betaalde overheidsbijdrage voor dat jaar.

Daarnaast is € 2 mln. aan premies ontvangen uit hoofde van de terrorismepool. Per januari 2006 biedt de Staat aan de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschade (NHT) ten hoogste € 50 mln. herverzekeringsdekking voor het geval de NHT in een kalenderjaar gehouden is uitkeringen te doen die tezamen een bedrag van € 950 mln. te boven gaan. Voor deze garantie ontvangt de Staat jaarlijks een premie.

Tevens is door de CentiQ-partners (het Verbond van Verzekeraars en de Nederlandse Vereniging van Banken) een bedrag van in totaal € 680 000 betaald als bijdrage voor de kosten van het platform CentiQ.

Ontvangsten Muntwezen (+ € 4,3 mln.)

In 2009 werd minder ontvangen betreffende de uitgifte van bijzondere munten, muntsetjes en royalty’s dukaten (– € 2,6 mln.). De verkoop van het schroot van de ontwaarde voormalige guldenmunten leidde tot een ontvangst (+ € 6,9 mln.).

Toename munten in circulatie (– € 20,0 mln.)

De muntverwerkers hebben bij de Nederlandsche Bank meer munten afgestort dan oorspronkelijk verwacht. De nominale waarde van deze munten wordt door Financiën aan DNB vergoed of komt ten laste van Financiën. Hierdoor zijn er per saldo geen ontvangsten geweest in 2009 (de ontvangst hangt samen met de begrotingspost afname munten in circulatie).

4.2.2 Operationele doelstellingen

4.2.2.1 Operationele doelstelling 1: Goed functionerende, stabiele financiële markten die voldoende toegankelijk en transparant voor de gebruikers en internationaal concurrerend zijn.

Doelbereiking

De kredietcrisis en haar gevolgen vertaalden zich in 2009 naar vele veranderingen in wet- en regelgeving op het gebied van financiële markten, zowel nationaal en internationaal. Zo wordt er gewerkt aan versterking van financieel toezicht. De versterking van Europees toezicht is hier een mijlpaal.

Na een intensief onderhandelingstraject in de Ecofin Raad is in december 2009 een politiek akkoord bereikt over een nieuw Europees toezichtraamwerk. Dit raamwerk bestaat uit een nieuw macro-prudentieel toezichtsorgaan European Systemic Risk Board (ESRB) en drie micro-prudentiële Europese Toezichtsautoriteiten, de European Banking Authority (EBA), de European Securities and Markets Authority (ESMA) en de European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA), die voortkomen uit de huidige Comités van Toezichthouders CEBS, CESR en CEIOPS. De ESRB krijgt als taak om mogelijke systeemrisico’s te identificeren en te prioriteren, en daaromtrent waar nodig waarschuwingen en aanbevelingen uit te brengen. EBA, ESMA en EIOPA worden belast met het stimuleren van samenwerking tussen toezichthouders, het creëren van een gezamenlijke Europese toezichtcultuur en het toezien op een consistente toepassing van EU wetgeving. Hiertoe krijgen ze alle bevoegdheden van de huidige Comités van Toezichthouders, zoals het opstellen van niet-bindende richtlijnen en het monitoren van de colleges van toezichthouders, aangevuld met aan aantal belangrijke, nieuwe, bindende bevoegdheden. Deze bindende bevoegdheden behelzen onder meer het bindend optreden bij geschillen tussen nationale toezichthouders, het opstellen van concepttechnische standaarden en het uitvaardigen van noodmaatregelen in tijden van crisis. Op basis van het politieke akkoord in de Ecofin Raad is de triloog (Europese Commissie, Europarlement en Ecofin) gestart. De ambitie is dat het nieuwe raamwerk eind 2010 volledig geïmplementeerd is.

Verder zijn de onderhandelingen over de wijziging van de richtlijn inzake instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE richtlijn ofwel de Alternative Investment Fund Managers Directive) in 2009 met succes afgerond. In juli 2009 is de herziene richtlijn aangenomen waarin op diverse punten aanzienlijke verbeteringen zijn aangebracht, deze zien enerzijds op verdieping van de interne markt in de EU en anderzijds op het verhogen van het niveau van beleggersbescherming. De Europese Commissie werkt in 2010 aan een nadere uitwerking van de diverse regels. Implementatie van de herziene richtlijn in nationale wetgeving moet uiterlijk medio 2011 plaatsvinden. In 2009 zijn de onderhandelingen gestart over een nieuwe Europese richtlijn die alle beleggingsinstellingen zal omvatten die niet onder de ICBE richtlijn vallen. Het Ministerie heeft in 2009 actief deelgenomen aan deze onderhandelingen. In 2010 is aanname van deze richtlijn voorzien. Deze richtlijn zal naar aanleiding van de financiële crisis veel beleggingsinstellingen die tot op heden niet onder toezicht staan alsnog onder toezicht brengen.

Een andere belangrijke stap ter bevordering van de financiële stabiliteit vormt het aanscherpen van de kapitaaleisen. Hiertoe heeft het Europees Parlement in 2009 richtlijnen aangenomen tot versterking van het kapitaalraamwerk, ondermeer door strengere eisen te stellen aan hybride kapitaalsinstrumenten, securitisaties en grote posities alsmede de oprichting van colleges van toezichthouders. Tevens is in Europees verband gewerkt aan voorstellen tot aanscherping van de kapitaaleisenrichtlijn op het vlak van beloningen, resecuritisaties en handelsboekposities. Naar verwachting zullen deze voorstellen begin 2010 worden aangenomen door het Europees Parlement. Op nationaal vlak is een begin gemaakt met de implementatie van deze voorstellen in wet- en regelgeving.

Ook op het gebied van het vestigingsklimaat heeft de crisis zijn weerslag gehad. Desondanks is het gelukt om ook op het gebied van het verbeteren van het vestigingsklimaat specifieke acties te ondernemen. Zo werden verdere stappen gezet in het verbeteren van de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse financiële sector. Hiertoe bezoekt een delegatie van het Ministerie van Financiën, onder leiding van de toenmalige Staatssecretaris, het Midden-Oosten. Nationaal was de behoefte aan begeleiding door middel van de Kraamkamer ondanks de kredietcrisis onverminderd groot. Ook in de wetgeving was er progressie – het wetsvoorstel voor premiepensioeninstellingen is na de zomer bij de Tweede Kamer ingediend.

De kredietcrisis heeft voor Holland Financial Centre (HFC) ook grote gevolgen gehad. De omgeving waar in dit publiek-private samenwerkingsmodel werkt, is dermate veranderd dat er onverminderd ambitieus maar minder langs gebaande paden gewerkt wordt om te kunnen komen tot een vitale en open financiële sector. Dit vergt een gezamenlijke inspanning en een permanente dialoog tussen marktpartijen en overheid. Het HFC wil daar als knooppunt van partijen en belangen haar steentje aan bijdragen.

De crisis heeft niet alleen de professionele kant van financiële markten geraakt, ook voor veel consumenten werden de gevolgen van de crisis in 2009 voelbaar. Dat maakte het onderwerp «omgaan met geld» actueler dan het al was. De deelnemers aan het platform CentiQ, wijzer in geldzaken waren ook in het afgelopen jaar zeer actief om het financieel bewustzijn en het financieel inzicht bij Nederlandse consumenten te vergroten. Daarbij wordt steeds meer samengewerkt. Het onderwerp was veelvuldig aanwezig in de media, met de slogan Wijzer in geldzaken als katalysator. Een groot aantal mensen wist de weg te vinden naar de portal www.wijzeringeldzaken.nl en daarmee naar laagdrempelige informatie en tools van partners. Op het gebied van digitale huishoudboekjes – waarmee mensen hun huishoudportemonnee op orde kunnen brengen – was een opleving te zien. Ook zijn er belangrijke stappen gezet om financiële educatie een structurele plaats te geven in bestaande vakken in het onderwijs. Het bezoek van H.K.H. Prinses Máxima aan één van de onderwijsprojecten gaf een extra impuls om dit onderwerp op de politieke en maatschappelijke agenda te zetten. Daarnaast werden verschillende initiatieven opgestart om het pensioenbewustzijn te vergroten.

Maar ook afgezien van de kredietcrisis heeft Financiën zich actief ingezet om lopende veranderingen in goede banen te leiden. Zo is conform de planning van de Europese Commissie per 1 november 2009 de Payment Services Directive (PSD), ook wel richtlijn betaaldiensten, in Nederland geïmplementeerd. De richtlijn betaaldiensten biedt het wettelijke kader dat aansluit bij Single Euro Payments Area (SEPA). De richtlijn betaaldiensten is in Nederland gedeeltelijk geïmplementeerd in de Wet op het financieel toezicht en bijbehorende lagere regelgeving en gedeeltelijk in het Burgerlijk Wetboek.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Een adequaat prudentieel toezichtregime in Nederland. In navolging op de onrust in de financiële sector zal 2009 in het teken staan van het verbeteren van het toezichtsraamwerk. De lessen getrokken uit de onrust op financiële markten moeten op internationaal niveau worden omgezet in concrete verbeteringen voor het toe- zichtsraamwerk voor banken. Zo wordt er verder invulling gegeven aan de zogenoemde colleges van toezichthouders, waarbij het uitwisselen van informatie tussen toezichtshouders van verschillende landen centraal zal komen te staan. Ook zal wederom actief worden deelgenomen aan de Europese discussie en onderhandelingen over op risico gebaseerde kapitaaleisen voor verzekeraars (Solvency II); Ja
• Goede crisismanagementprocedures. In 2009 zal er wederom een Europese crisisoefening plaatsvinden, waarbij de nieuwe afspraken van juni 2008 op het vlak van financieel crisismanagement in Europees verband worden getest; Nee
• Goed functionerend internationaal betalingsverkeer. Via de implementatie van de Europese richtlijn voor betalingsdiensten wordt bijgedragen aan een gemeenschappelijk Europees betaalsysteem (Single European Payment Area); Ja
• Verbetering van het vestigingsklimaat voor financiële instellingen in samenwerking met Holland Financial Centre door onder meer invoering van de Premie Pensioen Instelling (PPI, een instelling die enkel belast is met het beheer van pensioenregelingen met een vaste premie) en een uitbreiding van het aantal aangewezen landen met adequaat toezicht; Nee
• Verbetering van het Europese kader voor beleggingsinstellingen door actief deel te nemen aan de Europese onderhandelingen over wijziging van de richtlijn beleggingsinstellingen en aan discussies over de toekomstige inrichting van het bredere Europese kader voor beleggingsinstellingen; Ja
• Evaluatie naar de doeltreffendheid en effecten van de maatregelen die voortkomen uit de Wet financiële dienstverlening, die onder meer gericht zijn op de bescherming van de belangen van consumenten (Handelingen I 2005/06, nr. 1, p. 24). Dit in verband met het voornemen om de Staten-Generaal hierover vóór 1 januari 2010 verslag te doen; Nee
• Aanpassing van regelgeving op het gebied van consumptief krediet, meer in het bijzonder het voorkomen van overkreditering. Hiertoe zal de reclameregelgeving worden aangescherpt, zullen kredieten met een korte looptijd worden gereguleerd, zal het maximale kredietvergoedingspercentage onder de Wft worden gebracht waardoor AFM hier toezicht op gaat houden en zal bedrijfsmatige bemiddeling in leningen tussen particulier worden gereguleerd in de Wft. Daarnaast zal worden gewerkt aan implementatie van de richtlijn consumentenkrediet (Kamerstukken II 2007/08, 24 515, nr. 124); Nee
• Verdere versterking van het Nederlandse corporate governance raamwerk. Hiertoe is het volgende voorzien:  
  – Wetswijziging naar aanleiding van aanbevelingen van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Concreet behelst dit een verlaging van de drempel voor melding van zeggenschap en introductie van een verplichting tot melding van intenties in beursgenoteerde vennootschappen, introductie van een regeling voor identificatie van aandeelhouders en verhoging van de drempel voor gebruikmaking van het agenderingsrecht voor de AvA; Nee
  – Uitvoering van de uitkomsten van de discussie rondom de marktmeester bij overnames; Nee
  – AMvB-wijziging ter aanwijzing van de nieuwe Code Tabaksblat; Ja
  – Instelling van een nieuwe Monitoring Commissie Corporate Governance Code; Ja
• Het terugdringen van het aantal fysieke effecten zodat het effectenverkeer efficiënter wordt en betere bescherming van optiebeleggers door middel van wijziging van de Wet giraal effectenverkeer; Nee
• Ter vergroting van het financiële inzicht van de consument zullen binnen het Platform CentiQ de volgende activiteiten plaatsvinden:  
  – Basisvoorzieningen: Het opzetten van een body of knowledge ten behoeve van het verbeteren van financieel inzicht (organiseren van kennissessies, vertaling van onderzoeksresultaten in toegankelijke informatie, inrichten van een helpdesk voor financiële vragen). Het opzetten en uitrollen van een bewustwordingscampagne; Ja
  – Financiën op orde. Het uitvoeren van pilots voor een aantal thema-doelgroepcombinaties om consumenten te helpen hun financiën op orde te brengen. Het ontwikkelen van tools om het inzicht van consumenten in hun financiën te vergroten; Ja
  – Jong geleerd is oud gedaan. Het ontwikkelen van een strategie om financieel inzicht in te bedden in het onderwijs, inclusief het uitvoeren van een brede pilot. Het ontwikkelen en uitrollen van een strategie voor jongerencommunicatie en voor financiële opvoeding; Ja
  – Zorg voor de toekomst. In samenwerking met werkgevers- en werknemersorganisaties zorgen dat informatie en cursussen over pensioenopbouw en risicomanagement bij werknemers terechtkomt. Nee

Toelichting instrumenten

Goede crisismanagementprocedures

In 2009 heeft niet, zoals aanvankelijk gepland, een Europese crisisoefening plaatsgevonden. Dit hield verband met de recente financiële crisis. Het werd niet geëigend geacht dat een Europese crisisoefening zou worden gehouden ten tijden van een werkelijke financiële crisis.

Vestigingsklimaat

Het wetsvoorstel Premiepensioen Instelling (PPI) is in maart 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. Het aantal landen met adequaat toezicht is niet uitgebreid omdat de onderzoeken hiertoe nog lopen. De AFM heeft op verstuurde informatie verzoeken aan derde landen geen tijdige reactie ontvangen waardoor het aantal landen nog niet kon worden uitgebreid.

Evaluatie naar de doeltreffendheid Wfd

De evaluatie naar de doeltreffendheid en effecten van de maatregelen die voortkomen uit de Wet financiële dienstverlening, die onder meer gericht zijn op de bescherming van de belangen van consumenten (Handelingen I 2005/06, nr. 1, p. 24) heeft niet plaatsgevonden in 2009. Hiervoor kon het afgelopen jaar onvoldoende capaciteit worden vrijgemaakt. De Staten-Generaal zal in de loop van 2010 worden geïnformeerd over de status van deze evaluatie.

Consumptief krediet

De regelgeving op het gebied van kredietreclame is aangescherpt. Zo mag niet meer worden geadverteerd met het makkelijk kunnen verkrijgen van het krediet. Het wetsvoorstel en de lagere regelgeving ter implementatie van de richtlijn consumentenkrediet is geconsulteerd. Naar aanleiding van de consultatiereacties is het wetsvoorstel verduidelijkt en uitgebreider toegelicht. Na behandeling in de ministerraad is het wetsvoorstel voorgelegd aan de Raad van State. In 2010 vindt de parlementaire behandeling en inwerkingtreding plaats. Daardoor wordt ook bereikt dat de AFM toezicht gaat houden op de maximumkredietvergoeding en dat kredieten met een korte looptijd (zoals flitskredieten) onder financieel toezicht gaan vallen.

Corporate governance

Er zijn de afgelopen jaren verschillende situaties geweest, mede naar aanleiding van de crisis, waarbij discussie is ontstaan over de vormgeving van de governance structuur bij beursvennootschappen en financiële instellingen. Het gaat onder meer om onvoldoende inzicht en beheersing van risico’s, sluipovernames, beloningsstructuren die aanzetten tot risicovol gedrag van bestuurders en sommige aandeelhouders die vooral gericht waren op het behalen van winsten op de korte termijn. Dit maakt duidelijk dat het wenselijk is de ingezette trend tot verbetering de corporate governance bij beursvennootschappen onverminderd voort te zetten en te intensiveren ten aanzien van financiële ondernemingen. Verschillende instrumenten worden hiervoor ingezet. In de zomer van 2009 is het zogenoemd wetsvoorstel Frijns ingediend. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel voorjaar 2010 in de Tweede Kamer worden behandeld en in het najaar van 2010 in de Eerste Kamer. Verder zal naar verwachting in de eerste helft van 2010 een concept aanpassing biedingregels worden gepubliceerd.

«Marktmeesters» bij overnames

Mede naar aanleiding van een aantal overnames, waaronder ABN-AMRO was de vraag gerezen of Nederland gebaat zou zijn bij het introduceren van een zogenoemde «marktmeester» zoals die thans bestaat in het Verenigd Koninkrijk, namelijk het Britse Takeover Panel. Ter beantwoording van deze vraag heeft het ministerie van Financiën enige tijd geleden de betrokkenen in de markt middels een consultatiedocument openbaar geraadpleegd en de minister heeft de conclusies bij brief van 1 september 2009 met de kamer gedeeld. De voornaamste conclusie ten aanzien van de marktmeester naar aanleiding van de consultatie is dat het introduceren van een marktmeester in Nederland niet noodzakelijk is.

Het thans bestaande Nederlandse systeem met de AFM en de Ondernemingskamer volstaat. De AFM heeft de bevoegdheid om toezicht te houden op de financiële markten. Indien sprake is van een geschil dat heeft geleid tot een enquêteverzoek, kan de Ondernemingskamer in elke stand van het geding een onmiddellijke voorziening treffen indien het belang van het onderzoek of de toestand van de vennootschap dat vergt.

Een zekere verdere aanpassing van de biedingsregels is echter wel wenselijk. De aanpassing zal zijn toegespitst op het verbeteren van de ordelijkheid van biedingsproces teneinde het niet langer dan nodig laten voortduren van de onzekerheid van bij overnames betrokken partijen over de uitkomsten van het overnameproces en het waar nodig verduidelijken van de biedingsregels. Wij verwachten in de eerste helft van 2010 een concept besluit ter zake openbaar te kunnen maken.

Terugdringen van het aantal fysieke effecten

Het terugdringen van het aantal fysieke effecten zodat het effectenverkeer efficiënter wordt en betere bescherming van optiebeleggers door middel van wijziging van de Wet giraal effectenverkeer zijn in 2009 nog niet door een wetswijziging gerealiseerd. Het wetsvoorstel dat het terugdringen van het aantal fysieke effecten moet realiseren is nog in behandeling. Het wetsvoorstel heeft door andere prioritering als gevolg van de kredietcrisis op het Ministerie vertraging opgelopen. Overigens heeft er in de markt ook zonder wetswijziging een dematerialisatieslag plaatsgevonden in het kader van de uitbesteding van de bewaring van fysieke effecten door Euroclear Nederland aan Euroclear België. Naar een regeling voor bescherming van optiebeleggers is in 2009 onderzoek gedaan. De resultaten van een extern uitgevoerd onderzoek zijn begin 2010 ontvangen en worden bestudeerd.

CentiQ

Voor de programmalijn Zorg voor de toekomst is de focus verlegd naar pensioenbewustzijn. In 2009 is in samenwerking met TNS NIPO en Stichting Pensioenkijker dan ook een start gemaakt met het ontwikkelen van een pensioenbewustzijnmonitor.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicatoren (basiswaarde = 2008) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 20071 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Implementatie Europese richtlijnen2 75% 87% 44% 86% 100% 75%
Toepassing code Corporate Governance3 door beursgenoteerde vennootschappen 81% 92% 90% 89% 100% geen meting
Naleving code door beursgenoteerde vennootschappen4 88% 96% 95% 95% 100% geen meting
Toepassing code door institutionele beleggers5 geen meting 30% geen meting 75% 50% geen meting

Bron: Monitoring Commissie Frijns rapport

1 Gegevens over boekjaar 2006.

2 Gebaseerd op het halfjaarlijkse scorebord van de interne markt van de Europese Commissie. Het percentage geeft aan welk deel van de Europese richtlijnen uit het Actieplan Financiële Diensten (FSAP), die op dat moment van kracht zijn, zijn omgezet in nationale wetgeving.

3 Gebaseerd op de bevinding van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Onder toepassing van de code en codebepalingen wordt verstaan: het één op één naleven van een codebepaling of het geven van uitleg bij afwijking daarvan. Onder naleving wordt verstaan het in grote lijnen voldoen aan de code.

4 http://www.commissiecorporategovernance.nl.

5 http://www.commissiecorporategovernance.nl.

Toelichting

Implementatie Europese richtlijnen

De Directie Financiële Markten kent slechts één Europese richtlijn uit het Actieplan Financiële Diensten (FSAP), die op dit moment nog niet is omgezet in nationale wetgeving.

Het betreft hier Richtlijn 2007/44/EG van het EP en de Raad van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector.

Voor deze richtlijn is een nadere toelichting voor de vertraging reeds per brief, d.d. 20 januari 2009 aan de Tweede Kamer gestuurd. (Kamerstukken II 2008/09, 31 052, nr. 17, p. 5.). Hierin wordt ingegaan op de grote belasting die de crisis met zich mee heeft gebracht (dit is ook aan de Europese Commissie gecommuniceerd). Op 22 januari 2010 is het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in december 2010 inwerkingtreden.

Code Corporate Governance

Het laatste rapport van de monitoring commissie Corporate Governance rapporteert nog over de toepassing van de oude code corporate governance, terwijl er inmiddels een nieuwe, aangepaste code is. Daarom heeft de monitoring commissie niet op dezelfde wijze gerapporteerd als in het verleden maar in plaats daarvan enkele belangrijke thema’s onder de loep genomen.

Medio 2009 is de nieuwe Monitoring Commissie Corporate Governance Code ingesteld. Deze monitoring commissie heeft eind 2009 haar eerste rapport over de naleving van de Nederlandse corporate governance code gepubliceerd. De rapportage van de commissie heeft betrekking op boekjaar 2008 en ziet derhalve nog op de naleving door beursvennootschappen van de corporate governance code uit 2003. Inmiddels is er een geactualiseerde code die geldt vanaf boekjaar 2009. Om die reden heeft de monitoring commissie, anders dan in het verleden gebruikelijk was, afgezien van een monitoring rapportage over alle principes en best practice bepalingen en specifiek onderzoek gedaan naar bepaalde belangrijke thema’s (onder meer interne risicobeheersing, bezoldiging bestuurders en diversiteit in de raad van commissarissen). Voorts heeft de monitoring commissie in het rapport nationale en internationele ontwikkelingen met betrekking tot corporate governance beschreven en haar werkprogramma voor de komende periode aangekondigd. Hieruit volgt onder meer dat de monitoring commissie aandacht zal gaan besteden aan het bevorderen van de naleving, de samenstelling en het functioneren van de raden van commissarissen en het «burgerschap» van de aandeelhouder.

4.2.2.2 Operationele doelstelling 2: Een integer financieel stelsel dat integriteitinbreuken bij financiële instellingen voorkomt èn tegengaat dat cliënten financiële instellingen misbruiken om geld wit te wassen.

Doelbereiking

In het kielzog van de financiële crisis zijn er grote fraudezaken aan het licht gekomen. Internationaal heeft de Madoff-affaire stof doen opwaaien, in Nederland hebben Palminvest, Partrust en Easy Life aandacht getrokken. Nederland heeft als voorzitter van de Financial Action Task Force (FATF) de gevolgen van de crisis op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering op de agenda gezet. Hierover is door de FATF aan de G20 gerapporteerd.

De G20 heeft tevens aan de FATF gevraagd een lijst met landen en gebieden met een hoog risico samen te stellen en te publiceren. De publicatie van deze lijst moet landen ertoe aanzetten aan de FATF-standaarden te voldoen. In de FATF is verder afgesproken dat – wanneer wenselijk en noodzakelijk – bij nieuw FATF-beleid een paragraaf wordt opgenomen met de verwachte cost effectiveness van voorgestelde maatregelen.

Voor de bestuurlijke handhaving van financiële wetgeving hebben de financiële toezichthouders door de wijziging van het boetestelsel de beschikking gekregen over de mogelijkheid om aanzienlijk hogere bestuurlijke boetes dan voorheen op te leggen. Tegelijkertijd biedt het nieuwe boetestelsel de toezichthouder een grotere mate van flexibiliteit. Deze flexibiliteit houdt in dat de toezichthouder binnen een bepaalde bandbreedte de hoogte van de bestuurlijke boetes zelf kan bepalen aan de hand van individuele omstandigheden van de overtreding.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Nederland zal in 2009 het voorzitterschap van de Financial Action Task Force op zich nemen; Nederland zal tijdens het voorzitterschap het thema cost benefit en de herziening van de methodologie van landenexamens op de agenda zetten. Proliferatiefinanciering (i.c. onbedoeld financieren van de verspreiding van massavernietigingswapens) zal onverkort hoog op de agenda van de FATF blijven staan. Ja
• Er zal een wetsvoorstel voor een sectorale wet voor het gebruik van de Burgerservicenummer door de financiële sector worden opgesteld. Bezien zal worden hoe de informatie die op basis van de in 2007 ingevoerde EU-aangifteplicht van contant geld wordt verzameld, optimaal kan worden aangewend/benut. Ja
• Onderzocht zal worden of informatie-uitwisseling tussen toezichthouders en andere partners binnen de handhavingsketen kan worden verbeterd binnen de kaders die de Wft stelt. Ja
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
kengetal 2005 2006 2007 20081 2009
Aantal ingeschrevenen Wgt-instellingen 28 25 30 29 12
Meldingen op basis van de subjectieve indicatoren als % van het totale gemelde transacties 30% 28% 37% 76% 55%
Aantal opgelegde boetes door DNB en AFM 19 33 22 43 622
Aantal dwangsommen door DNB en AFM 131 159 205 445 265

Bron: jaarverslag DNB, AFM, FIU-Nederland

1 Betreft voorlopige cijfers, jaarverslag verschijnt in mei 2009.

2 Dit aantal is niet definitief omdat een aantal procedures nog in fase van bezwaar of beroep verkeren.

Toelichting

Het aantal ingeschreven Wtg-instellingen is in 2009 aanzienlijk gedaald door de implementatie van de betaaldienstenrichtlijn in de Wft per 1 november 2009. Moneytransfer activiteiten vallen hierdoor niet meer onder de Wft. Het Wgt-register heeft nu louter betrekking op instellingen die wisselacitiviteiten verrichten.

4.2.2.3 Operationele doelstelling 3: Ongestoorde muntcirculatie door middel van muntvoorziening met als randvoorwaarde kosteneffectiviteit alsmede het uitbrengen van bijzondere herdenkingsmunten.

Doelbereiking

Om een goede werking van het betalingsverkeer te bevorderen is voldaan aan de muntvraag van het publiek. Daartoe zijn in 2009 40 mln. munten van 5-eurocent geproduceerd; 30 mln. munten van 5-eurocent zijn van Finland betrokken die daartegenover munten van 2-euro hebben afgenomen. Van de overige denominaties waren de voorraden voldoende om in de muntvraag te voorzien.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Op grond van de muntwet 2002 worden uitsluitend in opdracht van de Staat munten vervaardigd en uitgegeven; Ja
• Opdrachten voor vervaardiging en uitgifte van munten aan KNM; Ja
• DNB mandateren voor de distributie en in circulatie brengen van de munten. Ja
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicatoren (basiswaarde = 2008) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Muntvoorziening ten opzichte van de marktvraag 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Uitgifte bijzondere munten 2 2 1 1 2 2

Bron: Eigen berekeningen

Productie euromunten 2005–2009 (aantallen x 1000)
  2005 2006 2007 2008 2009
2 euro 322 341 6 503 5 463 149
1 euro 332 393 224 166 149
50 eurocent 510 363 293 202 209
20 eurocent 510 393 293 202 209
10 eurocent 510 393 293 202 209
5 eurocent 80 605 60 318 75 764 74 304 40 299
2 eurocent 595 378 338 235 249
1 eurocent 545 378 332 235 254
Totaal 83 939 62 957 84 040 81 009 41 727

Bron: KNM

Voorraden euromunten Muntdepot 2004–2008 (jaarultimo; aantallen x 1000)
  2005 2006 2007 2008 2009
2 euro 76 526 84 226 101 920 104 081 124 278
1 euro 110 665 124 165 148 047 158 757 185 968
50 eurocent 117 635 108 635 106 280 112 520 128 697
20 eurocent 75 350 54 750 46 616 32 010 45 264
10 eurocent 109 562 82 282 51 128 25 528 25 562
5 eurocent 60 442 50 442 25 360 12 256 42 325
2 eurocent 143 226 182 226 185 410 179 290 169 723
1 eurocent 115 171 142 771 87 554 22 278 4 407
Totaal 808 577 829 497 752 315 646 720 726 224

Bron: DNB en KNM

4.2.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

  Onderzoekonderwerp AD of OD* Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting          
Effectenonderzoek ex post          
Overig evaluatieonderzoek Evaluatie effectiviteit financiële bijsluiter OD 1 2008 2009 http://www.minfin.nl/Actueel/Kamerstukken/2007/12/ Evaluatie_Financiële_Bijsluiter
  Evaluatie wet toezicht trustkantoren OD 1 2008 2010 nog in consultatiefase, zie minfin.nl
  Evaluatie Wet financiële dienstverlening OD 1 2008 n.v.t. n.v.t.
  Evaluatie platform CentiQ   2009 2009 http://www.minfin.nl/Actueel/Kamerstukken/20 09/07/Evaluatie_platform_CentiQ

Toelichting tabel

Evaluatie Wet financiële dienstverlening (Wfd)

De evaluatie naar de doeltreffendheid en effecten van de maatregelen die voortkomen uit de Wet financiële dienstverlening, die onder meer gericht zijn op de bescherming van de belangen van consumenten (Handelingen I 2005/06, nr. 1, p. 24) heeft niet plaatsgevonden in 2009. Hiervoor kon het afgelopen jaar onvoldoende capaciteit worden vrijgemaakt vanwege de herprioritering als gevolg van de financiële crisis.

Evaluatie platform CentiQ

In 2009 zijn de onderzoeken evaluatie financiële bijsluiter en evaluatie platform CentiQ afgerond. Belangrijkste uitkomst van de evaluatie financiële bijsluiter is dat de financiële bijsluiter 95% van de gebruikers duidelijk maakt wat voor een soort product zij aanschaffen en welke verplichtingen daarbij horen.

De belangrijkste conclusies van de evaluatie van het platform CentiQ, Wijzer in geldzaken zijn als volgt:

• De gekozen organisatievorm (netwerk) is de meest logische gezien de aard van het probleem;

• Het is nog te vroeg om het maatschappelijk effect van het platform te kunnen vaststellen;

• Er worden goede producten en diensten ontwikkeld, maar het netwerk functioneert nog niet optimaal. Er is een beperkt aantal partners actief;

• De strategie is onomstreden en de kennisfunctie van het platform heeft toegevoegde waarde.

4.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector

4.3.1 Algemene beleidsdoelstelling

Bedrijfseconomische doelmatigheid en optimaal financieel resultaat bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De minister van Financiën ziet in algemene zin toe op een verantwoorde en doelmatige besteding van overheidsmiddelen en is in die hoedanigheid betrokken bij veel van de financiële en materiële activa van de Staat. Bij de inzet van financiële en materiële activa om publieke doelen te bereiken, draagt het toepassen van bedrijfseconomische principes, al dan niet door een optimale inzet van marktpartijen, bij aan het verbeteren van de kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering van taken door de Rijksoverheid.

Zo is de minister van Financiën verantwoordelijk voor het aandeelhouderschap van de meeste staatsdeelnemingen. In 2009 is goede voortgang gemaakt met het implementeren van de Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid 20071 (hierna: «Nota»).

Alhoewel bij de ontwerpbegroting 2009 nog geen doelstelling is opgenomen voor de eind 2008 in het kader van de kredietcrisis verworven financiële deelnemingen, kunnen we deze hier niet onbesproken laten. Bij de in 2008 overgenomen participaties in financiële instellingen stonden de opbouw van een goede beheersrelatie met de overgenomen en gesteunde instellingen, (her)kapitalisatie, segregatie en separatie van de N-share van ABN AMRO, beloningsbeleid en het oplossen van de vraagstukken met de Europese Commissie centraal. In het beleidsverslag komen deze onderwerpen uitvoeriger aan de orde. Bij de budgettaire gevolgen van beleid zal er echter wel ingegaan worden op de financiële consequenties van de getroffen maatregelen.

De minister van Financiën richt zich ook op het op binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit realiseren van publieke investeringsprojecten die in samenwerking met de markt worden verwezenlijkt. De rol van waaruit Financiën deze doelstelling tracht te realiseren kan variëren. Zo heeft Financiën bij projecten als de JSF en Anders Betalen voor Mobiliteit naast de meer traditionele rol van bewaken van de uitgaven en ontvangsten van de Staat, ook een adviserende rol ten aanzien van de vraag hoe dergelijke projecten binnen de geldende publieke voorwaarden zo efficiënt mogelijk kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast is Financiën beleidsverantwoordelijk voor de contractvorm DBFM(O) en ziet zij erop toe dat het instrument daar wordt ingezet waar DBFM(O) het meest geëigende instrument is. Hierbij heeft Financiën een coördinerende en toetsende rol en in bepaalde sectoren tevens een aanjagende rol.

Externe factoren

De mogelijkheden om de algemene beleidsdoelstelling te behalen worden mede bepaald door andere partijen. Zo is de minister van Financiën bij de staatsdeelnemingen als aandeelhouder gebonden aan het burgerlijk wetboek en de statuten van de onderneming. Daarnaast lopen de publieke en financiële belangen van de Staat als aandeelhouder niet altijd parallel met de belangen van eventuele mede-aandeelhouders, de raad van bestuur en de raad van commissarissen van een staatsdeelneming die zich richten op het belang van de onderneming. Bij publieke investeringsprojecten zijn het de vakdepartementen die primair verantwoordelijk zijn voor de projecten binnen het Rijk en kan Financiën niet eenzijdig beslissingen afdwingen die in haar ogen zouden bijdragen aan het realiseren van het publieke doel op de meest efficiënte wijze. Nog verder op afstand staan decentrale overheden en semi-publieke partijen in de zorg en onderwijs. In deze sectoren faciliteert Financiën de partijen bij het toepassen van DBFM(O) bij publiek private investeringen.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sectorBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling: Bedrijfseconomische doelmatigheid en optimaal financieel resultaat bij investeren in en verwerven, afstoten en beheren van de financiële en materiële activa van de Staat Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 10 097 938 9 984 165 352 37 073 208 58 803 151 9 091 58 794 060
Waarvan betalingsverplichtingen:              
Verwerving vermogenstitels 10 067 312 0 50 000 23 340 000 429 667 0 429 667
Verplichting kapitaalconversie Fortis 0 0 0 0 1 350 000 0 1 350 000
Verplichting MCN 0 0 0 0 2 600 000 0 2 600 000
Verplichting Fonds Financiële Structuurversterking 0 0 0 13 750 000 0 0 0
Meerjarenverplichting aan ING         19 818 996 0 19 818 996
               
Waarvan garantieverplichting:              
Regeling BF 15 750 0 – 34 322 – 34 716 – 11 081 0 – 11 081
Voorwaardelijke verplichting Capital Relief Instrument         32 611 091 0 32 611 091
Garanties en vrijwaringen (FCI, NS, WST en Tennet) 0 0 139 861 0 1 060 447 0 1 060 447
               
Waarvan overige verplichtingen 14 876 9 984 9 813 17 924 944 031 9 091 934 940
               
Uitgaven 10 081 610 11 162 63 029 37 110 341 9 285 937 12 220 9 273 717
Programma-uitgaven 10 070 220 951 50 769 37 096 262 9 237 444 6 429 9 231 015
               
Doelstelling 2 Aangaan en afstoten staatsdeelnemingen              
Verwerving vermogenstitels 10 067 312 0 50 000 23 340 000 429 667 0 429 667
               
Doelstelling 3 PPS en activabeleid              
PPS 1 291 893 335 546 324 500 – 176
Onderhoud- en beheerkosten GOB 0 0 0 3 725 0 2 800 – 2 800
               
Back-up faciliteit ING              
Funding Fee 0 0 0 0 3 903 293 0 3 903 293
Management Fee 0 0 0 0 58 754 0 58 754
               
Overig              
Kapitaalverstrekkingen ING, Aegon en SNS REAAL 0 0 0 13 750 000 0 0 0
Kapitaalconversie Fortis 0 0 0 0 1 350 000 0 1 350 000
Mandatory Convertible Note 0 0 0 0 2 600 000 0 2 600 000
Regeling BF 1 387 0 428 1 959 13 918 3 129 10 789
Afkoop exploitatiebijdrage Westerscheldetunnel 0 0 0 0 881 464 0 881 464
Subsidie tijdelijke regeling tankstations 9 0 0 0 0 0 0
Uitvoeringskosten tijdelijke regeling tankstations 221 58 6 32 24 0 24
               
Apparaatsuitgaven 11 390 10 211 12 260 14 079 48 493 5 791 42 702
Personeel en materieel 2 948 2 700 2 712 2 882 3 686 3 575 111
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen 8 442 7 511 9 548 11 197 44 807 2 216 42 591
               
Ontvangsten 5 177 137 5 408 717 2 930 366 2 409 470 16 130 388 2 041 798 14 088 590
Programma-ontvangsten 5 177 137 5 408 717 2 930 366 2 409 470 16 130 388 2 041 798 14 088 590
               
Doelstelling 1 Beheer van staatsdeelnemingen              
Opbrengst onttrekking vermogenstitels 0 423 120 305 626 379 201 1 400 000 100 000 1 300 000
Dividend staatsdeelnemingen 508 591 809 302 659 264 602 677 537 238 569 255 – 32 017
Rente en aflossing div. leningen 104 132 100 280 79 029 75 021 71 014 71 014 0
Afdracht Holland Casino 122 700 92 786 79 238 45 815 – 11 952 45 000 – 56 952
Afdrachten Staatsloterij (ontv. t/m 2004 op art.6) 83 226 99 423 110 959 100 535 94 787 90 000 4 787
Winstuitkering DNB (ontv. t/m 2005 op art.2) 616 924 739 712 983 107 1 181 268 1 279 950 1 146 000 1 33 950
Terugstorting agio 38 160 12 402 24 804 19 080 0 20 000 – 20 000
               
Doelstelling 2 Aangaan en afstoten van deelnemingen              
Opbrengst verkoop vermogenstitels 3 696 678 3 127 395 684 509 0 1 320 924 0 1 320 924
               
Overig              
Regeling BF/PPM 6 725 3 957 3 830 3 835 548 529 19
Tijdelijke regeling subsidie tankstations 1 340 0 2 0 0 0
Aflossing securities ING, Aegon en SNS Reaal         6 185 000 0 6 185 000
Couponbetalingen Fonds fin. Structuurversterking         1 250 845 0 1 250 845
Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen 0 0 0 2 036 11 772 0 11 772
Premie-inkomsten Capital Relief Instrument         28 214 0 28 214
               
Back-up faciliteit ING              
Portefeuille ontvangsten 0 0 0 0 3 819 253 0 3 819 253
Garantie fee 0 0 0 0 129 260 0 129 260
Additionele garantie fee 0 0 0 0 0 0 0
Additionele fee 0 0 0 0 13 535 0 13 535

Toelichting bij tabel budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen (+ € 58,80 mld.)

Deze mutatie betreft voornamelijk een viertal componenten.

– De herkapitalisatie van Fortis Bank Nederland, waarbij een agiostorting op het aandelenkapitaal onder gelijktijdige aflossing van een deel van de langlopende schuld die Fortis Bank Nederland heeft bij de Staat, is conform de regeling niet-geldelijke transacties als verplichting verwerkt in de departementale begrotingsadministratie als ware het een geldelijke betaling.

– De MCN zijn verplicht converteerbare leningen aan ABN AMRO. Deze maken onderdeel uit van de herkapitalisatie van ABN AMRO en zullen bij separatie worden omgezet in gewoon aandelenkapitaal.

– Op 26 januari 2009 heeft de Staat een back-up faciliteit verleend aan ING. Bij aangaan van de transactie bedroeg de gegarandeerde waarde € 21,4 mld. De gegarandeerde waarde is een aangegane meerjaren betalingsverplichting van de Staat aan ING. Deze verplichting is in 2009 afgenomen met € 2,0 mld. door koersschommelingen. Daarnaast is er sprake van een verplichting tot betalen van een management fee en betalen van een rentevergoeding waardoor de verplichting in 2009 toeneemt met € 0,4 mld. Per saldo is daardoor in 2009 sprake van een toename van de meerjaren verplichting aan ING met € 19,8 mld.

– De voorwaardelijke verplichting die de Staat jegens ABN AMRO is aangegaan en waarmee op de balans van ABN AMRO een verlaging van de risico-gewogen activa (RWA’s) is bewerkstelligd. Hiermee heeft de Staat het kredietrisico overgenomen op een gelimiteerde Nederlandse hypotheekportefeuille (€ 32,6 mld.).

– Er zijn in 2009 vier garanties c.q. vrijwaringen afgegeven. Het betreft (i) een BTW-vrijwaring in verband met de verkoop van de Westerscheldetunnel, (ii) een vrijwaring voor een mogelijke claim inzake de tropische storm «Ike» verband houdende met de verkoop van FCI, (iii) een garantieverplichting voor leningen die de NS heeft uitstaan bij Eurofima en (iv) een garantie aan TenneT Orange B.V. ten behoeve van de Stichting Beheer Doelgelden.

Uitgaven

Verwerving vermogenstitels (+ € 429,7 mln.)

Met het oog op de voor de financiering van de Tweede Maasvlakte benodigde vermogenspositie, is de Staat mede-aandeelhouder geworden van het Havenbedrijf Rotterdam (HBR). Dit is de tweede tranche, waarmee de Staat in totaal 29,2% van het aandelenkapitaal in het HBR heeft verworven. Tevens heeft de Staat met het uitkopen van de minderheidsaandeelhouders een 100% belang in UCN verworven.

Onderhouds- en beheerskosten GOB (– € 2,8 mln.)

Er heeft een interne verschuiving binnen de begroting IXB plaatsgevonden in verband met het project vliegveld Twente. Dit project wordt ondergebracht bij het RVOB en dientengevolge overgeboekt van artikel 3 naar artikel 7 binnen begroting IXB.

Back-up faciliteit ING (+ € 3,96 mld.)

In januari 2009 heeft de Staat een back-up faciliteit verleend aan ING. De faciliteit heeft betrekking op 80% van de Amerikaanse gesecuritiseerde hypothekenportefeuille. De transactie bestaat uit verschillende kasstromen. ING betaalt aan de Staat 80% van de kasstromen uit de hypothekenportefeuille, een garantiefee en additionele betalingen die overeenkomen met een verlaging van de funding fee en een verhoging van de garantiefee. De Staat betaalt aan ING funding fee en een management fee. In 2009 is het totale bedrag dat de Staat aan ING heeft betaald € 3,96 mld. Daartegenover staat een even groot bedrag dat ING heeft betaald aan de Staat.1

Schuldomzetting Fortis (+ € 1,35 mld.)

De herkapitalisatie van Fortis Bank Nederland is beperkt gebleven tot een omzetting van vreemd naar eigen vermogen. Er was bij deze bank geen sprake van een liquiditeitstekort; De Nederlandsche Bank verlangde wel een verhoging van het zgn. tier-1-kapitaal. De omzetting heeft plaatsgevonden door een agiostorting op het aandelenkapitaal onder gelijktijdige aflossing van een deel van de langlopende schuld die FBN bij de Staat heeft.

Mandatory Convertible Notes (+ € 2,60 mld.)

De MCN zijn verplicht converteerbare leningen aan ABN AMRO. Deze maken onderdeel uit van de herkapitalisatie van ABN AMRO en zullen bij separatie worden omgezet in gewoon aandelenkapitaal.

Regeling Bijzondere Financiering (+ € 10,8 mln.)

Door de zwakke economische omstandigheden zijn er meer schades gevallen bij de onder de BF uitstaande kredieten.

Afkoop exploitatiebijdrage Westerscheldetunnel (+ € 881,5 mln.)

Dit betreft de afkoop van de exploitatiebijdrage van de Staat aan de N.V. Westerscheldetunnel in verband met de verkoop van de N.V. Westerscheldetunnel.

Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (+ € 42,6 mln.)

De hogere uitgaven voor de inhuur van extern advies wordt voornamelijk veroorzaakt door het beheer van de in 2008 verworven deelnemingen en het daarvoor benodigde advies op juridisch, strategisch en financieel gebied. Een deel van deze uitgaven is doorbelast aan de deelnemingen. Zie de toelichting bij de ontvangsten.

Ontvangsten

Opbrengst onttrekking vermogenstitels (+ € 1,30 mld.)

Het verwachte superdividend van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) is niet uitgekeerd. Daar staat tegenover dat de NS een superdividend heeft uitgekeerd van € 1,4 mld.2.

Dividend staatsdeelnemingen (– € 32,0 mln.)

Alhoewel de dividendontvangsten van een aantal deelnemingen (o.a. NS en de Gasunie) meevallen, is het totaal aan gerealiseerd dividend lager dan oorspronkelijk bij de begroting verwacht. Dit wordt veroorzaakt door de taakstelling dividenden. Door de huidige economische omstandigheden zal een gedeelte van de dividendtaakstelling niet worden gerealiseerd. Daarom is er voor een gedeelte van deze taakstelling – die voornamelijk verband houdt met de intensivering van infrastructurele projecten – dekking gevonden in het stimuleringspakket.

Afdrachten Holland Casino (– € 57,0 mln.)

De winstafdrachten van Holland Casino zijn tegengevallen. Dit is veroorzaakt door (i) teruglopende bezoekersaantallen en bestedingen vanwege de economische malaise en (ii) door reorganisatievoorzieningen. Per saldo heeft de Staat – wegens te hoge afdrachten in 2008 – een terugbetaling van € 11,5 mln. aan Holland Casino gedaan.

Afdrachten Staatsloterij (+ € 4,8 mln.)

De hogere afdracht komt voort uit meer inleggelden vanwege de hoge jackpotstanden gedurende het jaar.

Winstafdracht DNB (+ € 134,0 mln.)

Rente-effecten op de kapitaal- en geldmarkt hebben ervoor gezorgd dat de winstafdracht DNB hoger is dan geraamd.

Terugstorting Agio (– € 20,0 mln.)

Door de verkoop van de N.V. Westerscheldetunnel is de reeks aan nog te ontvangen agio komen te vervallen.

Opbrengst verkoop vermogenstitels (+ € 1,32 mld.)

De Staat heeft voor ongeveer € 970,7 mln. haar 95,4%-belang in de N.V. Westerscheldetunnel verkocht en voor € 350 mln. haar 100%-belang in Fortis Corporate Insurance.

Aflossing securities ING, Aegon en SNS Reaal (+ € 6,19 mld.)

Met ING, Aegon en SNS Reaal is overeengekomen dat zij een gedeelte van de in 2008 verstrekte securities vervroegd aflossen aan de Staat. Dit betreft de nominale waarde van de securities.

Couponbetalingen en repurchase fee fonds financiële structuurversterking (+ € 1,25 mld.)

De betalingen betreffen zowel de verschuldigde rente alsook een premie voor vervroegde terugbetaling (ING en Aegon) van de securities, de zogenaamde repurchase fee.

Terug te vorderen uitvoeringskosten staatsdeelnemingen (+ € 11,8 mln.)

Het betreft de door de Staat voorgeschoten kosten in verband met de inhuur van extern advies. Dit is verhaald op de financiële instellingen die kapitaal hebben ontvangen.

Premie-inkomsten Capital Relief Instrument (+ € 28,2 mln.)

Dit betreft de premiebetalingen van ABN AMRO aan de Staat als vergoeding voor het Capital Relief Instrument.

Back-up faciliteit ING (+ € 3,96 mld.)

In januari 2009 heeft de Staat een back-up faciliteit verleend aan ING. De faciliteit heeft betrekking op 80% van de Amerikaanse gesecuritiseerde hypothekenportefeuille. De transactie bestaat uit verschillende kasstromen. ING betaalt aan de Staat 80% van de kasstromen uit de hypothekenportefeuille, een garantiefee en additionele betalingen die overeenkomen met een verlaging van de funding fee en een verhoging van de garantiefee. In 2009 is het totale bedrag dat ING aan de Staat heeft betaald € 3,96 mld.1

4.3.2 Operationele doelstellingen

4.3.2.1 Operationele doelstelling 1: Marktconform beheer van staatsdeelnemingen met het oog op het verantwoord behartigen van publieke belangen

Doelbereiking

Om de doelstelling te kunnen bewerkstelligen is in 2009 verder gewerkt aan het implementeren van de verschillende pijlers uit de Nota2. In de eerste helft van 2009 is veel aandacht en tijd uitgegaan naar de nieuw verworven financiële instellingen. In de tweede helft van het jaar stabiliseerden de werkzaamheden die deze nieuwe deelnemingen met zich meebrachten en konden de werkzaamheden in de organisatie worden ingebed. De implementatie van de in de Nota genoemde doelen bij de reguliere staatsdeelnemingen heeft daardoor tijdelijk minder prioriteit gekregen. Wel is in april een brief naar de Kamer gestuurd waarin de Nota in meer detail is uitgewerkt1. Deze brief gaat nader in op de rol van publieke belangen binnen het aandeelhouderschap van de Staat.

In de tweede helft van 2009 is de implementatie van de Nota weer opgepakt. Daarbij is veel aandacht uitgegaan naar het goedkeuren van investeringen. Ten aanzien van het beloningsbeleid heeft de minister eind 2009 de Kamer opnieuw, in reactie op twee moties, schriftelijk geïnformeerd over zijn kader om de beloningen bij staatsdeelnemingen te matigen2. In deze brief gaf hij bovendien een nadere motivering en heroverweging van de indeling van vijf specifieke deelnemingen binnen dat kader. In december heeft hierover een algemeen overleg met de vaste kamercommissie Financiën plaatsgevonden, waarvan de uitkomst is dat de minister vooralsnog ook met deze vijf deelnemingen in gesprek zal gaan over een nieuw, gematigder beloningsbeleid conform de methodiek en gekozen indeling. Deze gesprekken moeten in 2010 leiden tot de vaststelling van een nieuw beloningsbeleid bij de genoemde deelnemingen. In de brief die in april 2009 naar de Kamer is verzonden over de nadere uitwerking van de Nota, wordt ook gesproken over de ambitie van de Staat als aandeelhouder op het gebied van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Verwezen is naar twee concrete instrumenten: de Transparantiebenchmark en het Global Reporting Initiative; de ambitie is dat alle staatsdeelnemingen beide instrumenten zullen toepassen. De staatsdeelnemingen zijn hierover in 2009 geïnformeerd. In 2010 zullen meer stappen gezet worden om de ambitie te verwezenlijken, waaronder het organiseren van een bijeenkomst over MVO voor alle staatsdeelnemingen.

In 2009 zijn ook bij enkele deelnemingen specifieke resultaten bereikt. Zo zijn de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen van de NS samen met de Staat als enig aandeelhouder tot de conclusie gekomen dat de vermogenspositie van de NS ruimte laat voor een extra dividenduitkering aan de aandeelhouder van € 1,4 mld. Deze uitkering is gerealiseerd en de Kamer is hier schriftelijk over geïnformeerd3. Verder is een grote investeringsbeslissing, de overname van het hoogspanningsnet van E.ON door TenneT, goedgekeurd4. Op basis van de beloningsmethodiek is in 2009 voor de Staatsloterij, NWB, BNG en FMO een nieuw beloningsbeleid vastgesteld en zijn de beloningen bij nieuw benoemde bestuurders bij NS, Connexxion en Holland Casino – vooruitlopend op een nieuw, in 2010 vast te stellen beleid – reeds gematigd.

Instrumenten
2009 Realisatie
• De bevoegdheden die de Staat heeft uit hoofde van het aandeelhouderschap op basis van statuten, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Code Tabaksblat; Ja
• Bedrijfseconomische en corporate governance expertise; Ja
• Overleg met betrokken vakdepartementen over de mate waarin en de wijze waarop de desbetreffende publieke belangen door een staatsdeelneming kunnen/moeten worden behartigd. Ja
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
kengetal 2005 2006 2007 2008 2009
% deelnemingen dat voldoet aan de Code Tabaksblat nb1 85 86 85 882

Bron: Jaarverslagen en statuten van de ondernemingen uit de huidige portefeuille staatsdeelnemingen (exclusief verworven financiële deelnemingen naar aanleiding van de kredietcrisis)

1 Dit kengetal is per Begroting 2006 ingesteld. Derhalve is het niet mogelijk om informatie op te nemen van voorgaande jaren.

2 De wijziging is veroorzaakt door de verandering in de portefeuille door verkoop WST en verkoop van de Luchthaven Texel. De in 2008 verworven financiële instellingen zijn buiten dit kengetal gelaten.

4.3.2.2. Operationele doelstelling 2: Deelnemingen worden door de Staat aangegaan indien dit een bedrijfseconomisch doelmatige manier is om publieke doelen te realiseren en deelnemingen worden afgestoten zodra een staatsdeelneming niet langer noodzakelijk is voor de realisatie van publieke doelstellingen.

Doelbereiking

Aangaan

In algemene zin geldt dat de Staat terughoudend is in het aangaan van nieuwe deelnemingen. Desalniettemin is in 2009 besloten om het belang van de Staat in Ultra-Centrifuge Nederland (UCN) uit te breiden van 98,9% naar 100%. De Staat heeft de belangen van de private minderheidsaandeelhouders overgenomen. De Kamer is hierover schriftelijk geïnformeerd en een voorhangprocedure heeft plaatsgevonden1. Daarnaast heeft een storting plaatsgevonden op de tweede tranche aandelenuitgifte van het Havenbedrijf Rotterdam (HbR)2. Het belang van de Staat in HbR is daarmee uitgekomen op 29,2%. Deze storting betrof een uitwerking van eerder gemaakte afspraken.

Afstoten

Op 1 juli 2009 is het belang van de Staat à 95,4% in N.V. Westerscheldetunnel (WST) verkocht aan de Provincie Zeeland voor een netto-bedrag van € 89,2 mln3. Eerder al was geconstateerd dat de relevante publieke belangen goed geborgd zijn in de Tunnelwet. De betrokken publieke belangen worden bovendien extra geborgd door de overdracht aan een decentrale overheid.

Op 22 juli 2009 is het belang van de Staat à 100% in Fortis Corporate Insurance N.V. (FCI), en de bedrijven waarin FCI op dat moment aandelen hield, verkocht aan Amlin (Overseas Holdings) Limited voor een bruto-bedrag van € 350 mln. Op 21 november 2008 is met de Tweede Kamer gedeeld dat de mogelijkheden tot privatisering worden onderzocht4. Op 2 juni 2009 is de Tweede Kamer geïnformeerd aangaande de intentie van de Minister om de hiervoor beschreven privatisering uit te voeren.

Instrumenten
2009 Realisatie
• De bevoegdheden van de Staat op basis van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Comptabiliteitswet; Ja
• Bedrijfseconomische- en corporate governance-expertise. Ja

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Hiervoor bestaan geen zinvolle indicatoren, omdat resultaten van de inspanningen moeilijk te meten zijn.

Kengetal (x € mln.) 2003–2006 2006 2007 2008 2009
verkoopopbrengsten (4 jaren) 2 534 3 127 684 0 1 321

Bron: Financieel Jaarverslag Rijk

4.3.2.3 Operationele doelstelling 3: Vakdepartementen realiseren publieke doelen met een bedrijfseconomisch meest doelmatige inzet van activa.

Doelbereiking

Het realiseren van publieke doelen bij investeringen en inzet van activa binnen budget, op tijd en met de gewenste kwaliteit is het doel. Om dit te bereiken is het noodzakelijk om de kosten, opbrengsten en risico’s inzichtelijk te maken in relatie tot de met de investering te leveren producten en diensten. De daaruit voortvloeiende kennis kan worden gebruikt bij het maken van weloverwogen, bedrijfseconomisch verantwoorde investeringsbeslissingen.

De minister van Financiën adviseert vanuit deze optiek bij complexe investeringsprojecten en financiële transacties waarvoor andere departementen primair verantwoordelijk zijn. In 2009 betekende dat bijvoorbeeld advisering hoe te komen tot een werkend systeem voor Anders Betalen voor Mobiliteit, binnen het daarvoor beschikbare budget. Ook heeft Financiën meegedacht hoe alsnog tot een levensvatbare business case voor de Amsterdam Zuidas te komen. Advisering over complexe financiële transacties betrof onder andere de veiling van schaarse vergunningen, zoals CO2-rechten en radiofrequenties.

In een Koninklijk besluit d.d. 29 juni 2009 is vastgelegd dat het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf en de dienst Domeinen Onroerende Zaken per 1 juli 2009 fuseren en tezamen het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) vormen. Per 1 januari 2010 is het RVOB op weg naar een definitieve fusie een tijdelijke baten-lasten dienst geworden. In aanloop hiernaar toe is Financiën in 2009 betrokken geweest bij het formuleren van een financieel kader en een sturingsmodel voor het RVOB. Beide dienen de slagvaardigheid van RVOB te vergroten. Per juli 2009 valt het RVOB onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën. Het streven naar een bedrijfseconomisch doelmatig handelen in vastgoed door het Rijk komt terug in de algemene doelstelling en operationele doelstelling 1 van artikel 7.

Naast het adviseren bij deze complexe projecten is ingezet op het verder implementeren van DBFM(O) bij wegen en gebouwen. DBFM(O) is een contractsvorm waarbij de fases over de hele levenscyclus, van ontwerp tot exploitatie, geïntegreerd worden aanbesteed, en waarmee goede resultaten worden behaald ten aanzien van het op tijd, zonder kostenoverschrijdingen en met de gewenste kwaliteit realiseren van publieke doelen. Twee onderdelen in het contract zijn van groot belang bij de potentiële meerwaarde van DBFM(O). Ten eerste wordt bij deze contractvorm de betaling direct gekoppeld aan de prestatie. Ten tweede worden risico’s tussen publieke en private partijen zodanig verdeeld dat ze komen te liggen bij de partij die ze het beste kan beheersen. Voor de rijkssectoren is geïnstitutionaliseerd dat zowel Rijksgebouwendienst (VROM) als Rijkswaterstaat (V&W) zelfstandig in staat zijn om DBFM(O)-projecten uit te voeren. Financiën is uiteraard nog wel betrokken vanuit haar coördinerende verantwoordelijkheid voor DBFM(O) en als hoeder van de rijksbegroting. Bij Rijkswaterstaat geldt het beleid «DBFM, tenzij». Ook Defensie valt onder het rijksbrede DBFM(O)-beleid. Defensie heeft twee DBFM(O) projecten: de Kromhoutkazerne en het nieuwe defensiemuseum in Soesterberg.

DBFM(O) is nog niet geïnstitutionaliseerd in de zogenoemde decentrale sectoren: zorg, scholen en infrastructuurprojecten van decentrale overheden. In de zorgsector zijn in 2009 vrijwel geen bouwprojecten aanbesteed als gevolg van de stelselwijziging (afschaffing bouwregime). In 2009 is het doel van een eerste DBFM(O) pilot in de zorgsector daardoor niet gerealiseerd. Voor scholen is medio 2008 het servicecentrum scholenbouw opgericht van én voor schoolbesturen en gemeenten. In 2009 heeft het servicecentrum met name gewerkt aan overdracht van kennis en expertise aan de scholen en gemeenten. Er zijn nog geen nieuwe DBFM(O) projecten tot stand gekomen. Tevens zijn naar aanleiding van de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Ruding Financiën en VenW in 2009 een traject gestart om decentrale overheden te faciliteren bij de toepassing van DBFM(O) bij hun eigen infrastructuurprojecten. Er is onderzoek gedaan bij decentrale overheden waarin zij aangeven dat zij animo hebben voor DBFM(O) en behoefte aan kennis en expertise hierover. Naar aanleiding van dit onderzoek is afgesproken om een aantal pilotprojecten te doen. Aan de hand van de uitkomsten daarvan zullen de decentrale overheden een beslissing kunnen nemen of en zo ja, hoe zij verder willen met DBFM(O).

Instrumenten
2009 Realisatie
• Kennis en kunde van PPS die wordt ingezet om de toepassing van PPS bij overheidsinvesteringen in gebouwen en infrastructuur te stimuleren; Ja
• Bedrijfseconomische kennis en kunde die wordt ingezet om beheer, verkoop en ontwikkeling van overtollige gronden efficiënter te maken; Ja
• Het inbrengen en bewaken van bedrijfseconomische principes bij de vormgeving en de uitvoering van grote projecten. Ja

Toelichting instrumenten

Voor wat betreft de toepassing bij uitvoering (de zogenoemde Design-Build-Finance-Maintain-Operate DBFMO-contracten) is het aantal goed toegepaste PPC’s een indicator. Een Public Private Comparator (PPC) bevat een kostenvergelijking, waarbij een project in een DBFM(O)-variant wordt vergeleken met hetzelfde project in een traditionele variant. Een PPC biedt basis voor de besluitvorming over de DBFM(O)-variant van een project.

Prestatie-indicator
Kengetal: aantal uitgevoerde PPC’s(basiswaarde = 2005) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
V&W – Infra 3 6 5 3 5
VROM – Rijksgebouwen 10 2 5 3 3
Scholen 1 1 1
Defensie 1 1
Zorg 1 1
Totaal 15 10 10 8 9

Bron: Vakdepartementen1

1 Vakdepartementen geven aan als ze een PPC hebben uitgevoerd. Op basis van deze informatie is de tabel tot stand gekomen.

Voor alle voorgenomen investeringen in Rijksgebouwen (nieuwbouw of renovatie) boven € 25 mln. en Rijksinfrastructuur boven de € 60 mln. (was € 112,5 mln. voor 2009), worden PPC’s uitgevoerd. Daarmee is het aantal uitgevoerde PPC’s afhankelijk van het aantal voorgenomen investeringen. Het aantal in 2005 was éénmalig hoog wegens het uitvoeren van een inhaalslag over de voorliggende jaren waarin de verplichting tot het uitvoeren van een PPC nog niet bestond.

Buiten de bovenstaande indicator zijn er geen goede prestatie-indicatoren voor pps te geven. De verantwoordelijkheid voor de beslissing om volgens pps (DBFM/O) aan te besteden, ligt bij de vakdepartementen en, bij gebouwgebonden pps, tevens bij de cliënten van de Rijksgebouwendienst. De vakdepartementen dragen ook de primaire verantwoordelijkheid voor het welslagen van de projecten en dus ook voor het behalen van doelstellingen van bedrijfseconomische efficiëntie en doelmatigheid.

4.3.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

Type Onderzoek Onderzoekonderwerp AD of OD Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting          
Effectenonderzoek ex post          
Overig evaluatieonderzoek Evaluatie deelnemingenbeleid OD1OD2 2007 2007 Kamerstukken II 2007/08, 28 165, nr. 69
  Pps voortgangsrapportage 2007/2008 OD3 2008 2008 Kamerstukken II 2007/08, 25 753, nr. 12
  Pps voortgangsrapportage 2008/2009 OD3 2010 2010  

Toelichting tabel

In 2009 zijn er geen onderzoeken afgerond. Periodiek worden de voortgang en prestaties van het Rijk op het gebied van pps door het ministerie van Financiën als coördinerend ministerie voor pps beschreven in de pps voortgangsrapportage voor de Tweede Kamer. De voortgangsrapportage wordt ongeveer elk anderhalf jaar uitgevoerd. In 2008 is de laatste uitgevoerd (Kamerstukken II 2007/08, 28 753 IXB, nr. 12). Uiteindelijk kon deze voortgangsrapportage pas in 2009 in de Kamer worden behandeld. Er is daarom voor gekozen om de volgende voortgangsrapportage niet in 2009 op te stellen, maar in 2010. De komende voortgangsrapportage zal zowel op 2008 als op 2009 terugblikken.

4.4 Internationale Financiële Betrekkingen

4.4.1 Algemene beleidsdoelstelling

Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De in 2008 begonnen financiële onrust zette zich begin 2009 in alle hevigheid voort. Naarmate het jaar vorderde, normaliseerden de omstandigheden op de financiële markten. Ook was er in een groot aantal landen weer groei van de reële economie waar te nemen. Dit begon met name in Azië en breidde zich uit naar een groot deel van de rest van de wereld. Dit is niet in de laatste plaats te danken aan het snelle en omvangrijke ingrijpen van overheden en centrale banken. De coördinatie die hier op Europees en mondiaal niveau aan vooraf ging heeft bijgedragen aan de effectiviteit van dit ingrijpen. De Nederlandse inbreng heeft bijgedragen aan deze coördinatie en aan de invulling die gegeven is aan dit ingrijpen op verschillende vlakken. Een voorbeeld is het internationaal krachtig verwerpen van alle vormen van protectionisme.

Inmiddels worden in verschillende fora lessen getrokken uit de crisis. Ook wordt door Internationale Financiële Instellingen (IFI’s) bezien hoe zij in de toekomst kunnen inspelen op dergelijke potentiële crises.

Externe factoren

Het beleid van de EU en internationale financiële instellingen wordt bepaald door een groot aantal landen (waaronder Nederland). De invloed van Nederland op dit beleid is beperkt, omdat het behalen van de Nederlandse doelstellingen sterk afhankelijk is van die andere landen en van onvoorziene omstandigheden. Een voorbeeld hiervan was in 2009 de financiële crisis en de mondiale recessie.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingenBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling: Een financieel-economisch gezond en welvarend Europa en een evenwichtige internationale financieel-economische ontwikkeling. Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 1 790 390 44 763 – 1 020 432 27 954 16 632 437 115 840 16 516 597
Waarvan betalingsverplichtingen 577 326 24 812 358 322 532 2 764 2 395 369
Waarvan garantieverplichtingen: 1 213 064 19 951 – 1 020 790 – 294 578 16 629 673 113 445 16 099 228
Mutilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen 569 760 19 951 – 404 914 – 572 203 2 779 025 0 2 779 025
EIB: overeenkomsten Lomé en Cotonou 4 521 0 0 – 20 247 – 39 650 0 – 39 650
DNB: IMF en kredietfaciliteiten BIS 638 783 0 – 615 876 297 872 13 473 298 113 445 13 359 853
EU betalingsbalanssteun 0 0 0 0 417 000 0 417 000
               
Uitgaven 325 906 51 709 141 874 118 634 98 151 161 552 – 63 401
Programma-uitgaven 323 246 49 085 139 350 115 662 95 370 159 157 – 63 787
               
Doelstelling 2 Bevorderen van een evenwichtige financieel-economische ontwikkeling              
Mutlilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen 323 246 49 085 139 350 115 662 95 370 159 157 – 63 787
               
Apparaatsuitgaven 2 660 2 624 2 524 2 972 2 781 2 395 386
               
Ontvangsten 1 361 844 59 488 18 630 12 338 11 699 639
Doelstelling 2 Bevorderen van een evenwichtige financieel-economische ontwikkeling              
Programma-ontvangsten 1 361 844 59 488 18 630 12 338 11 699 639

Toelichting bij tabel budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen

Garantieverplichting multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen (+ € 2,78 mld.)

De lidstaten van de Europese Investeringsbank Bank (EIB), waaronder Nederland, hebben besloten tot een vervroegde kapitaalverhoging. Daarmee heeft de EIB de financiële ruimte gekregen om, in reactie op de financiële crisis, het uitleenvolume in 2009 en 2010 met ca. € 15,0 mld. per jaar (ongeveer 30% van het huidige jaarlijkse uitleenvolume) te verhogen. Het kapitaal van de EIB is met € 67,6 mld. opgehoogd tot € 232,4 mld. De garantieverplichting van Nederland is hierdoor toegenomen met € 2,88 mld. Tot slot nam als gevolg van wisselkoersontwikkelingen de omvang van de garanties ten aanzien van het Wereldbank kapitaal af met € 98,8 mln.

Garantieverplichting EIB: overeenkomsten Lomé en Cotonou (– € 39,7 mln.)

De garanties aan de EIB uit hoofde van de Lomé en Cotonou overeenkomsten zijn naar beneden bijgesteld omdat de waarde van de onder deze overeenkomsten uitstaande leningen terugliep. Tevens heeft er een bijstelling van de omvang van de garantie plaatsgevonden, deze bijstelling is het gevolg van een nieuwe raming (– € 39,7 mln.).

Garantieverplichting DNB: IMF en kredietfaciliteiten BIS (+ € 13,36 mld.)

• Ten einde het Internationaal Monetair Fonds (IMF) in staat te stellen adequaat te reageren op de economische en financiële crisis is tijdens de London Summit (van 2 april 2009) en de voorjaarsvergadering van het IMF (25 april 2009) overeengekomen de bestaande New Arrangements to Borrow (NAB) uit te breiden met maximaal $ 500 mld. Vooruitlopend daarop hebben EU lidstaten € 75 mld. in de vorm van bilaterale leningen verstrekt. Voor Nederland betekent dit dat het maximaal uit te lenen bedrag aan het IMF is toegenomen met € 5,31 mld. Als de financieringsbehoefte bij het IMF zich inderdaad voordoet zal De Nederlandsche Bank deze leningen namens de staat verstrekken. Daarom is de garantie jegens De Nederlandsche Bank uit hoofde van IMF verhoogd met € 5,31 mld.

• Tevens is tijdens de London Summit afgesproken ter waarde van $ 250 mld. Special Drawing Rights (SDR) toe te wijzen aan de leden. Het SDR tegoed van Nederland is hierdoor toegenomen met € 4,471 mld. Aangezien Nederland verzocht kan worden om netto tot maximaal tweemaal het equivalent van deze SDR allocatie aan «harde valuta» (zoals euro of Amerikaanse dollar) te leveren heeft de allocatie eveneens geleid tot een hogere Nederlandse verplichting. De Nederlandsche Bank (DNB) voert deze transacties uit namens de staat. De garantie aan DNB uit hoofde van IMF is verhoogd met € 8,942 mld.

• Daarnaast zijn minder garantieverplichtingen aangegaan door het onbenut blijven van de stelpostraming voor de mogelijke deelneming door DNB in de door de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) te verstrekken kredietfaciliteiten, omdat DNB geen beroep heeft gedaan op de betreffende garantieovereenkomst (– € 113,4 mln.).

• Tot slot nam als gevolg van wisselkoersontwikkelingen de omvang van de garanties af met € 778,7 mln.

Garantieverplichting EU betalingsbalanssteun (+ € 417 mln.)

De vraag naar middellange termijn financiële assistentie middels de EU betalingsbalansfaciliteit is toegenomen. Ten einde aan deze behoefte te voldoen is een verhoging van deze betalingsbalansfaciliteit van € 12,0 mld. naar € 25,0 mld. overeengekomen in de Europese Raad. De garantie die is opgenomen uit hoofde van de EU-betalingsbalansfaciliteit is daarom verhoogd naar € 1,225 mld. Dit betekent een verhoging van de huidige openstaande garantieverplichting aan de EU met € 417,0 mln.

Uitgaven

Programma-uitgaven (– € 63,8 mln.)

De lagere uitgaven zijn het gevolg van aanpassingen in de verzilveringsschema’s van de Internationale Ontwikkelings Associatie (IDA). Oorspronkelijk voor 2009 geplande betalingen werden op verzoek van het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking reeds in 2008 gedaan (€ 64,3 mln.).

Daarnaast werd er € 0,5 mln. betaald aan de EIB uit hoofde van de Lomé en Cotonou garantieregelingen.

4.4.2 Operationele doelstellingen

4.4.2.1 Operationele doelstelling 1: Het bevorderen van een gezonde en stabiele monetaire en budgettaire ontwikkeling van de Europese Unie en haar lidstaten.

Doelbereiking

In het kader van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) is in 2009 de Nederlandse buitensporigtekortprocedure gestart. Hierbij is continue gepoogd de Nederlandse inzet en uitgangspunten gereflecteerd te zien in deze procedure. Daarnaast is actief sturing gegeven aan de discussies hoe in deze uitzonderlijke economische tijden om moet worden gegaan met het Stabiliteits- en Groeipact. Hierbij is uitgedragen dat er sprake is van exceptionele omstandigheden als gevolg van de crisis, behalve voor lidstaten die reeds in de buitensporig tekortprocedure zaten. Tevens is het uitgangspunt bij deze discussies steeds geweest dat flexibiliteit binnen de regels van het SGP gewenst is, opdat het SGP de crisis kan doorstaan.

Nederland was actief in deze discussies, wat ook naar voren kwam tijdens de bilaterale bezoeken en het meedenken met de Commissie over het handhaven van het Stabiliteits- en Groeipact.

Ten aanzien van de EU-begroting is veel aandacht besteed aan de wijze van financiering van het economisch herstelplan. Ondanks de urgentie van deze crisismaatregelen werd de efficiënte besteding hierbij niet uit het oog verloren.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Zowel rijksbrede als Financiën specifieke standpuntbepaling ten behoeve van internationaal overleg; Ja
• Standpuntinname van Nederland in onderhandelingen over de meerjarige EU-begroting (financiële Perspectieven 2007–2013) alsmede herziening van het Eigen Middelen Besluit; Ja
• Standpuntinname in de behandeling van mogelijke aanvragen Exchange Rate Mechanism (ERM-II) en begeleiding binnen ERM-II van nieuwe lidstaten. Tevens mogelijk aanvragen toetreding eurozone; Nee
• Een evenwichtig multilateraal toezicht ter bevordering van de begrotingsdiscipline van lidstaten en een stabiele macro-economische omgeving in de EMU. Ja

Toelichting instrumenten

Vanwege de economische crisis zijn aanvragen ERM-II vooral op ad hoc basis behandeld, een strategische standpuntbepaling moet nog gemaakt worden. Er zijn in 2009 geen aanvragen voor toetreding tot de eurozone geweest.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Kengetal (in %) 2005 2006 2007 2008 2009
Reële BBP Groei Eurogebied 1,7 2,9 2,7 0,7 – 4,2
Reële BBP Groei EU-27 2,2 3,4 3,1 1,0 – 4,2

Bron: IMF (World Economic Outlook, October 2009)

Toelichting meetbare gegevens

Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet direct door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet zinvol. De onderstaande BBP-groeicijfers voor de EU-27 en het eurogebied zijn desalniettemin opgenomen, omdat zij een beeld geven van de economische situatie in Europa.

4.4.2.2 Operationele doelstelling 2: Het bevorderen van effectiviteit en efficiency van internationale financiële instellingen (IFI’s) en het bijdragen aan een inhoudelijk debat over de wereldeconomie in internationale fora.

Doelbereiking

In internationale fora heeft Nederland gepleit voor een gecoördineerde aanpak van de crisis en van hervormingen van regelgeving en toezicht om de kans op een dergelijke crisis in de toekomst te verkleinen. Nederland heeft zichzelf onder andere verzekerd van deelname aan de belangrijke G20 vergaderingen gehouden in 2009. De hier afgesproken maatregelen om de crisis te bestrijden en de financiële sector te hervormen zijn van grote invloed geweest. Nederland heeft hier een actieve rol in gespeeld.

Teneinde de gevolgen van de in 2009 voortdurende financiële crisis tegen te gaan hebben de verschillende IFI’s actie ondernomen. Dit betrof enerzijds acties om uitbreiding van de crisis te voorkomen, anderzijds om instrumenten te hervormen en middelen aan te vullen teneinde ook in de toekomst adequaat te kunnen inspelen op eventuele financiële crises.

Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) heeft een belangrijke rol gespeeld in het antwoord op de financiële crisis. Allereerst heeft het IMF coördinerend opgetreden op het gebied van crisisbeleid en samen met de Financial Stability Board (FSB) een Early Warning Exercise geconstrueerd om tijdig risico’s te kunnen signaleren. Het Fonds heeft daarnaast ook landen financieel gesteund die door de crisis in de problemen zijn geraakt. Op 31 december 2009 had het IMF SDR 56 mld. aan leningen uitstaan, waar voor SDR 31 mld. op werd getrokken. Daarnaast is het IMF met drie landen een Flexible Credit Line (FCL) aangegaan. De FCL is in tegenstelling tot andere instrumenten niet bedoeld om op te trekken, maar om als voorzorg, om vertrouwen uit te stralen naar de markt. Tot slot heeft het IMF in 2009 ruim SDR 2 mld. aan concessionele leningen verstrekt aan de armste landen, in vergelijking tot SDR 800 mln. in heel 2008.

Om deze leningen en kredietlijnen te kunnen blijven verstrekken is de leencapaciteit van het IMF aanzienlijk uitgebreid. Een uitbreiding van de New Arrangements to Borrow (NAB), het noodfonds van het IMF, van USD 500 mld. is overeengekomen. Omdat deze uitbreiding niet gelijk gerealiseerd kon worden heeft een groot aantal landen, waaronder Nederland, tijdelijke bilaterale leningen toegezegd. Bovendien is geschat dat het Fonds de komende jaren USD 17 mld. aan additionele middelen nodig zal hebben voor de armste landen. Daarvoor is een breed verzoek uitgezet aan landen om zowel een additionele lening als een subsidie te verstrekken om deze concessionele leningen mogelijk te maken, waaraan ook Nederland gehoor heeft gegeven. Tot slot zijn USD 250 mld. aan extra SDRs gealloceerd aan de IMF-lidstaten.

Nadat vorig jaar al aanpassingen zijn gedaan op het reguliere leenraamwerk van het IMF, is in 2009 het concessionele-leningenloket aangepast. Daarbinnen zijn drie nieuwe faciliteiten geïntroduceerd die de huidige faciliteiten vervangen namelijk:

• Extended Credit Facility (ECF), opvolger van de Poverty Reduction and Growth Facility, een instrument voor langdurige betalingsbalansproblemen;

• Rapid Credit Facility (RCF), opvolger van een aantal snel beschikbare leenfaciliteiten, met ex-ante conditionaliteit, om snel tijdelijke extern veroorzaakte economische schokken te kunnen opvangen;

• Standby Credit Facility (SCF), een nieuw instrument met een korte looptijd welke net als de FCL uit voorzorg, dus zonder aanvankelijke trekking, kan worden gebruikt.

De Europese Investeringsbank (EIB) heeft vergaande maatregelen genomen om de krapte in de kredietmarkt op te vangen. Er is besloten om de financieringsactiviteiten de komende jaren op te schroeven, met name voor projecten die prioritaire EU-doelstellingen behartigen. Voor het jaar 2009 betekende dit een verhoging van getekende leningen van ongeveer 56% (€ 27 mld.) ten opzichte van het 2007 pre crisis niveau. Het crisisresponspakket van de EIB richt zich voornamelijk op additionele steun voor het MKB, Europese lidstaten en regio’s die het hardst door de crisis zijn getroffen en een uitgebreid pakket op het gebied van energie, klimaatverandering en infrastructuur, inclusief speciale aandacht voor de automobielindustrie en andere transportsectoren met als doel de door deze sectoren geproduceerde uitstoot te verlagen. De strategie van de EIB is om, op gecalculeerde wijze, meer risico te nemen teneinde de toegevoegde waarde voor Europese economische ontwikkeling te vergroten. Om dit te financieren heeft een vervroegde kapitaalverhoging plaatsgevonden, die heeft geleid tot een verhoging van de garantstelling door de lidstaten, maar niet tot het bijstorten van kapitaal.

De European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) heeft in het kader van de crisisrespons het uitleenvolume voor 2009 met € 2 mld. verhoogd tot € 8 mld. Hiermee heeft de Bank snel en adequaat gereageerd op de ontstane financieringsbehoefte in de regio. Het verhoogde volume wordt gefinancierd uit de reserves van de bank. Besloten is de helft van deze extra middelen te oormerken voor de landen in Midden- en Oost-Europa. De inspanningen met betrekking tot de kredietcrisis zijn tot nu toe vooral gericht op de bankensector in de operatielanden van de EBRD met als doel de kredietverlening naar vooral het MKB op gang te houden. De EBRD richt zich hierbij met name op systeemrelevante banken (vaak bestaande klanten van de EBRD). Verder blijft de bank actief in andere sectoren, bijv. energie, en is het handelsfinacieringsprogramma uitgebreid.

De Wereldbank Groep heeft in 2009 haar leningvolume in reactie op de crisis fors uitgebreid. De International Bank for Reconstruction and Development (IBRD), het loket voor middeninkomenslanden, heeft haar leningvolume in 2009 meer dan verdubbeld ten opzichte van eerdere jaren. De International Development Assistance (IDA), het loket voor lage inkomenslanden, heeft haar beperkte flexibiliteit gebruikt door financiële middelen vervroegd ter beschikking te stellen. De International Finance Corporation (IFC), het loket voor de private sector, heeft een aantal faciliteiten opgezet dat specifiek gericht was op het verminderen van het effect van de crisis, zoals een infrastructuurfonds, een herkapitalisatiefonds voor banken en een uitbreiding van de handelsfinanciering. Mede omdat haar eigen financiële positie was verslechterd als gevolg van de crisis, heeft IFC hierbij gebruik gemaakt van cofinanciering via fondsen van donoren en private partijen.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Deelname in IFI’s. Naar verwachting zal eind 2009 de Mid-Term Review van het IDA-15 beginnen. Dit geeft Nederland en andere aandeelhouders de kans om de voortgang van de implementatie van de 15e middelenaanvulling van internationaal ontwikkelingsfonds (IDA) te evalueren. Meer in het algemeen houdt Nederland toezicht op financiële soliditeit van IFI’s en op de rol van IFI’s bij de bevordering van economische ontwikkeling, armoedebestrijding en financieel-economisch evenwicht. Hierbij wordt veel aandacht geschonken aan de efficiency en effectiviteit van de IFI’s. Een adequate Nederlandse representatie is daarbij van groot belang; Ja
• Maken van internationale economische analyses die vereist zijn om de internationale beleidsdiscussie en respons te kunnen beïnvloe- den. Dit gebeurt via discussies in de Ecofin, Eurogroep, Working Party 3 (van de OESO) en discussies bij het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank. Ja
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Kengetal (in %) 2005 2006 2007 2008 2009
Reële groei van de wereldeconomie 4,5 5,1 5,2 3,4 – 1,1
Groei van het volume van de wereldhandel 7,6 9,3 7,2 4,1 – 11,9

Bron: IMF (World Economic Outlook, October 2009)

Toelichting meetbare gegevens

Omdat het behalen van de doelstelling zo sterk afhangt van zaken die niet direct door Nederland te beïnvloeden zijn, is het geven van prestatie-indicatoren niet zinvol. De onderstaande kengetallen geven desalniettemin een beeld van de internationale financieel-economische ontwikkeling. Nederland probeert deze door de inbreng in de eerdergenoemde IFI’s en het internationale debat over de wereldeconomie te stimuleren en zo evenwichtig mogelijk te maken.

4.4.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

Er zijn geen onderzoeken afgerond.

4.5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties

4.5.1 Algemene beleidsdoelstelling

Een completere markt voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en aan investeringen in het buitenland.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De missie van de exportkredietverzekering luidt: de exportkredietverzekering bevordert, in aanvulling op de markt, Nederlandse export naar en investeringen in het buitenland door middel van krediet- en investeringsverzekeringen. Het streven daarbij is om te bereiken dat de Nederlandse exporteurs internationaal gezien onder vergelijkbare voorwaarden kunnen concurreren. Dit heeft een gunstige invloed op de werkgelegenheid, innovatie en het concurrentievermogen.

Ten behoeve van de algemene doelstelling zijn in 2009 de exportkredietverzekering (EKV) en de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen (TRhi) als instrumenten ingezet. In 2009 zijn onder de EKV 62 polissen uitgereikt, onder de TRhi 1. Het gaat hierbij om polissen die gezien hun omvang en looptijd niet tegen redelijke voorwaarden op de private markt verkregen konden worden. De Staat biedt in beginsel dekking op meer risicovolle landen en voor exporttransacties van een grotere omvang met langere looptijden. Door de crisis heeft de Staat zich in 2009 echter ook begeven op het terrein van de kortlopende verzekeringen, omdat de mogelijkheden op de private markt in dit segment onvoldoende waren geworden.

Externe factoren

Het behalen van de doelstelling hangt af van de ontwikkelingen in de private verzekeringsmarkt, de afspraken gemaakt in verschillende internationale fora en de financiële resultaten.

De kredietcrisis heeft in 2009 de verzekeringsmogelijkheden op de private markt negatief beïnvloed. Hierdoor ontstond de situatie dat het deel van de risico’s dat door de Staat in dekking werd genomen niet meer aansloot op het deel dat nog door de private markt kon worden afgedekt. Voor bepaalde risico’s konden de exporteurs daardoor zowel niet meer terecht bij een private partij als bij de Staat. Eind 2008 is de Staat hierover in overleg getreden met betrokken marktpartijen en in 2009 is een aantal maatregelen geïmplementeerd. Binnen de exportkredietverzekering is gekozen om het landenbeleid te flexibiliseren en zoveel als mogelijk maatwerk te bieden. Daamaast is eind 2009 de exportkredietgarantiefaciliteit in werking getreden. Met deze regeling kan het verzekeringselement bij financieringspolissen in een garantie worden omgezet. Verder is eind juni de TASK-faciliteit aangekondigd. Deze faciliteit ziet toe op het in herverzekering nemen van een deel van de risico’s van private kredietverzekeraars. De TASK-faciliteit is in tegenstelling tot de andere maatregelen gericht op de omzetpolissen. Tot slot is in 2009 werkkapitaaldekking geïmplementeerd. Door het verlenen van werkkapitaaldekking aan banken, is de verwachting dat deze banken eerder voorfinanciering zullen verstrekken aan Nederlandse exporteurs om zodoende kapitaalgoederen te produceren.

Per 1 januari 2010 is het herverzekeringsstelsel voor de exportkredietverzekering en investeringsgaranties vervangen door een verzekeringsstelsel. Hierbij geeft de Staat door middel van een uitvoerder rechtstreeks verzekeringspolissen (zgn. «staatspolissen») af. Atradius Dutch State Business is niet langer verzekeraar, maar de rol blijft beperkt tot uitvoerder. Afgelopen jaar is daarom alle juridische documentatie aangepast naar de situatie waarin de Staat verzekeraar is.

De financiële resultaten van de faciliteit in 2009 zijn ernstig verslechterd ten opzichte van 2008. De schade-uitkeringen zijn fors hoger uitgekomen dan geraamd, met name door de problemen in de vastgoedsector van Dubai. Aan de ontvangstenzijde verliepen de premieontvangsten min of meer volgens de raming en kwamen de schaderestituties aanzienlijk hoger uit dan geraamd. De hogere schaderestituties konden echter de hogere schade-uitkeringen niet volledig opvangen.

Echter blijkt uit berekeningen dat de Staat heeft voldaan aan de internationale eis dat op basis van kostendekkendheid geopereerd dient te worden.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgarantiesBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling: Een completere markt voor verzekering van betalingsrisico’s die zijn verbonden aan export en aan investeringen in het buitenland. Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 4 529 126 3 141 351 2 293 936 5 108 936 – 4 970 709 11 950 319 – 16 921 028
waarvan betalingsverplichtingen: 12 126 17 351 20 545 33 886 15 367 14 263 1 104
waarvan kostenvergoeding Atradius DSB 11 200 13 740 12 898 12 688 11 512 12 856 – 1 344
               
waarvan garantieverplichtingen: 4 517 000 3 124 000 2 273 391 5 075 050 – 4 986 076 11 936 056 – 16 922 132
EKV 4 441 000 3 123 000 2 340 391 5 304 050 – 5 051 312 11 332 276 – 16 383 588
Rhi 76 000 1 000 – 67 000 – 229 000 50 000 453 780 – 403 780
MIGA 0 0 0 0 0 150 000 – 150 000
Omzetpolissen 0 0 0 0 15 236 0 15 236
               
Uitgaven 47 788 32 830 31 936 40 936 272 595 119 763 152 832
Programma-uitgaven 35 662 15 479 15 299 27 204 259 976 105 500 154 476
               
Doelstelling 1 Doelmatige inzet herverzekeringsfaciliteiten              
               
Schade-uitkering EKV 35 662 15 479 11 391 7 049 255 986 105 000 150 986
Schade-uitkering Rhi 0 0 0 0 0 500 – 500
Schade-uitkering MIGA 0 0 0 0 0 0 0
Schade-uitkering Omzetpolissen 0 0 0 0 0 0 0
Uitgaven Seno-Gom 0 0 0 0 3 990 0 3 990
Uitgaven risicobeheer 0 0 3 908 20 155 0 0 0
               
Apparaatsuitgaven 12 126 17 351 16 637 13 732 12 619 14 263 – 1 644
Personeel en materieel 926 911 1 139 1 044 1 107 1 407 – 300
Kostenvergoeding Atradius DSB 11 200 13 740 12 898 12 688 11 512 12 856 – 1 344
Uitvoeringskosten EXIM   2 700 2 600 0 0 0 0
               
Ontvangsten 570 688 976 985 225 853 209 904 223 489 101 250 122 239
Programma-ontvangsten 570 688 976 985 225 853 209 904 223 489 101 250 122 239
               
Doelstelling 1 Doelmatige inzet herverzekeringsfaciliteiten              
Premies EKV 21 182 69 246 53 973 78 442 36 190 40 000 – 3 810
Premies Rhi 1 614 1 182 1 113 997 791 1 250 – 459
Premies Omzetpolissen 0 0 0 0 44 0 44
Schaderestituties EKV 547 892 906 557 170 767 130 465 182 474 60 000 122 474
Ontvangsten Seno-Gom 0 0 0 0 3 990 0 3 990

Toelichting bij tabel budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen

In de begroting is een stelpost opgenomen voor de maximaal te verstrekken garanties (verplichtingenplafond).

Voor de garantieverplichtingen EKV is in 2008 uitgegaan van het nominaal obligo, in tegenstelling tot de jaren daarvoor, toen het aangepast obligo werd gepresenteerd. Als gevolg daarvan heeft dit jaar een correctieboeking plaatsgevonden om het obligo te corrigeren van nominaal naar aangepast. Het aangepast obligo sluit namelijk beter aan bij de economische realiteit. Onder aangepast obligo wordt verstaan het nominaal obligo verminderd met door de verzekerde op vorderingen ontvangen betalingen, schade-uitkeringen en met in acht name van overige mutaties. Deze correctieboeking bedraagt – € 5,45 mld. Als garantieverplichtingen voor de EKV is het saldo van de mutaties van het obligo opgenomen. Na verwerking van de correctieboeking, bedraagt de daadwerkelijk aangegane garantieverplichting – € 32 mln. in 2009.

Daarnaast zijn in 2009 de Seno-Gom regelingen geïntegreerd in de EKV. Eerder werden deze beheerd door het Ministerie van Economische Zaken. Deze portefeuille wordt afbeheerd. De overgenomen garantieverplichtingen ad € 430,5 mln. groot zijn volledig opgenomen in de garantieverplichtingen van de EKV.

De regeling voor de TASK-regeling (omzetpolissen) is in 2009 in werking getreden. De totale uitstaande garantieverplichting ultimo 2009 is € 15,2 mln. Het plafond van deze regeling is € 1,50 mld. Het resterende deel van het plafond (€ 1,48 mld.) zal in 2010 beschikbaar blijven.

Uitgaven

Schade-uitkering EKV (+ € 151,0 mln.)

De schade-uitkeringen zijn in 2009, door de gevolgen van de kredietcrisis in het algemeen en door de problemen in de vastgoedsector van Dubai in het bijzonder, fors hoger dan geraamd.

Uitgaven Seno-Gom (+ € 4,0 mln.)

Voor de Seno-Gom regeling is dit jaar voor € 1,2 mln. uitgekeerd aan schades. De afstorting in de begrotingsreserve bedraagt € 2,8 mln. De uitgaven worden volledig gedekt door de ontvangen premies en recuperaties in het kader van de Seno-Gom.

Ontvangsten

Premies EKV (– € 3,8 mln.)

Door de economische omstandigheden vallen de premieontvangsten in 2009 tegen.

Schaderestituties EKV (+ € 122,5 mln.)

Ondanks de financiële crisis is de provenuenstroom onverwacht goed op gang gebleven. Hierdoor zijn de schaderestituties hoger uitgekomen dan geraamd.

Ontvangsten Seno-Gom (+ € 4,0 mln.)

Deze mutatie betreft de ontvangsten uit premies en recuperaties van de oude Seno-Gom portefeuille. In 2009 is er voor € 1,2 mln. ontvangen aan premies en bedroegen de ontvangsten uit schaderestituties € 2,8 mln in het kader van de Seno-Gom.

4.5.2 Operationele doelstelling: Het creëren en handhaven van een gelijk speelveld voor bedrijven.

Doelbereiking

De mate waarin de operationele doelstelling is bereikt wordt aan de hand van onderstaande instrumenten toegelicht.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Verzekeringsfaciliteiten; Ja
• Risk Management Framework; Ja
• Actieve deelname aan internationale fora Ja
• Meetinstrumenten. Ja

Toelichting instrumenten

Verzekeringsfaciliteiten

Ten behoeve van de algemene doelstelling zijn in 2009 de exportkredietverzekering (EKV) en de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen (TRhi) als instrumenten ingezet. Er zijn 62 EKV polissen uitgereikt, waarvan twee onder de koersrisicoverzekering. Daarnaast zijn 70 dekkingstoezeggingen onder de EKV afgegeven en is er één investeringspolis uitgereikt en geen dekkingstoezeggingen voor investeringen. De Staat biedt tevens mogelijkheden voor bedrijven om gebruik te maken van MIGA. In 2009 zijn echter geen MIGA-garanties afgegeven.

Onderstaande figuur geeft het gebruik van de EKV en de TRhi door middel van het cumulatief uitstaand obligo weer. Het definitief uitstaande obligo is zo’n 9 miljard en het voorlopig uitstaande obligo 3,2 miljard.

kst-32360-IXB-1-4.gif

Risk Management Framework

De Staat vult de markt aan door herverzekeringsfaciliteiten en investeringsgaranties aan te bieden. Daarbij accepteert de Staat alleen aanvaardbare risico’s. Om risico’s te identificeren en zoveel mogelijk te beperken is risicomanagement één van de pijlers van het beleid. In 2009 is het portefeuille-model operationeel geworden waardoor de risico’s van de portefeuille in kaart worden gebracht en waarmee ook de portefeuille-effecten van nieuwe transacties inzichtelijk gemaakt kunnen worden.

Actieve deelname aan internationale fora

Niet alleen de meer traditionele Westerse landen, maar ook steeds meer opkomende economieën beschikken over een exportkredietverzekeringfaciliteit. Om te borgen dat Nederlandse exporteurs internationaal onder gelijke voorwaarden kunnen concurreren, en om een «race-to-the-bottom» te voorkomen, is het van belang om door middel van internationaal overleg binnen de geëigende kaders een gelijk speelveld te creëren en te handhaven. Dit overleg vindt voornamelijk plaats in het kader van de EU, de OESO en de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

Meetinstrumenten

De volgende drie meetinstrumenten kunnen worden onderscheiden:

Benchmark

Sinds 2003 wordt de Nederlandse EKV faciliteit op een aantal punten vergeleken met gelijksoortige faciliteiten voor de belangrijkste concurrenten van Nederlandse exporteurs. Bij deze benchmark wordt de concurrentiepositie van de Nederlandse exportkredietverzekeringfaciliteit inzichtelijk gemaakt. De set indicatoren die in de benchmark zijn opgenomen bestaat uit landenbeleid, dekkingsbeleid, premies en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Uit de benchmark-exercitie die in 2009 is uitgevoerd over het jaar 2008 blijkt dat de Nederlandse faciliteit over de gehele linie genomen bestand is tegen de concurrentiedruk van de meeste vergelijkbare faciliteiten in het buitenland.

Faciliteit kostendekkend

De totale exportkredietverzekeringsfaciliteit van de Staat dient kostendekkend te zijn. Dit is vastgelegd in het kader van de Wereldhandelorganisatie en de OESO. Kostendekkendheid houdt in dat gemeten over een langere periode de opbrengsten (premies en recuperaties) voldoende moeten zijn om de kosten van de faciliteit (schade-uitkeringen en uitvoeringskosten) te dekken. Het doel is om ongeoorloofde subsidiëring te voorkomen. De kostendekkendheid wordt in Nederland bepaald aan de hand van het model bedrijfseconomische resultaatsbepaling (BERB). De uitkomsten van dit model geven aan dat over de periode 1999–2009 de inkomsten uit polissen voldoende zijn geweest om de kosten te dekken. Cumulatief is in deze periode een positief resultaat behaald van € 92 mln. Dit betekent een afname van € 1 mln. ten opzichte van het cumulatieve resultaat in 2008.

Doorlooptijden

Doelmatige uitvoering van de inzet van de verzekeringsfaciliteiten wordt mede gemeten aan de hand van doorlooptijden1 van verzekeringsaanvragen. In 2009 is de gemiddelde doorlooptijd uitgekomen op 77 werkdagen. De oorzaak van deze overschrijding van de norm is gelegen in het feit dat zaken in toenemende mate complexer zijn geworden. De crisis heeft hier ook aan bijgedragen. De informatiebehoefte is daarmee groter geworden en niet altijd is de beschikbare informatie direct beschikbaar. Daarnaast worden aanvragen ook met oog op de effecten van de crisis nog zorgvuldiger beoordeeld dan al gebruikelijk was. Exporteurs worden tijdig geïnformeerd door Atradius over de langere looptijd van een aanvraag en de reden daarvan.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicatoren (basiswaarde = 2008) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Behandelduur     37 35 34 43
Informatienavraag     34 23 14 34
Doorlooptijden van verzekeringsaanvragen 55 57 71 58 48 77

Bron: doorlooptijden worden door Atradius DSB gemeten en op maandelijkse basis gerapporteerd aan de Staat.

4.5.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

  Onderzoekonderwerp AD of OD* Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting          
Effectenonderzoek ex post          
Overig evaluatieonderzoek BERB OD 2009 2009  
  Benchmark indicatoren OD 2009 2009  

Toelichting tabel

De in de tabel opgenomen evaluatieonderzoeken zijn beide jaarlijks terugkomende onderzoeken. De onderzoeken dienen als meetinstrument voor de doelmatigheid van de verzekeringsfaciliteiten. De resultaten uit de onderzoeken zijn toegelicht bij de meetinstrumenten.

4.7 Beheer materiële activa

4.7.1 Algemene doelstelling

De verwerving, het beheer en de vervreemding van onroerende en roerende zaken door het Rijk is doelmatig.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Sinds 1 juli 2009 opereren Domeinen Onroerende Zaken (DMN-OZ) en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) samen onder de naam Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB). Het RVOB valt onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën en kent twee directies. De directie Vastgoed (RVOB/DV) omvat de taken van DMN-OZ. De directie Ontwikkeling (RVOB/DO) omvat het werk van het GOB. Met de samenvoeging kunnen beide organisaties beter gebruik maken van elkaars expertise. Het ontwikkelpotentieel van het bestaand rijksvastgoed kan zo sneller worden benut.

Bij brief van 17 december 2009 heeft de toenmalige staatssecretaris van Financiën aan de Eerste en Tweede Kamer het voornemen voorgelegd om met ingang van 1 januari 2010 over te gaan tot het instellen van een tijdelijke baten-lastendienst onder de naam RVOB. Ter kennisname was bij deze brief ook het Financieel Kader Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf/Directie Ontwikkeling d.d. 6 november 2009 gevoegd1.

Met een baten-lastenadministratie is het beter mogelijk om de toegevoegde waarde van de producten en diensten van het RVOB zichtbaar te maken. Ook de samenwerking met de andere rijksvastgoeddiensten, allen baten-lastendiensten, is door het hanteren van hetzelfde bedrijfsvoeringssysteem eenvoudiger.

Het Financieel Kader voor het RVOB/DO is de invulling van het instrumentarium dat het kabinet in de brief van de ministers van Financiën en VROM van 14 november 20082 in het vooruitzicht stelde om de deelname van het Rijk aan gebiedsontwikkeling te versterken. In het Financieel Kader wordt ingegaan op de besluitvorming en sturing rond de verschillende categorieën projecten, de middelen (waardering van gronden, eigen en vreemd vermogen) en de verantwoording en rapportages. De mogelijkheid is opgenomen voor het RVOB/DO om, onder voorwaarden, een beroep te doen op de leenfaciliteit voor baten-lastendiensten. De bouwstenen om als Rijk zowel slagvaardiger als transparanter te kunnen opereren bij de planvorming van complexe ruimtelijke projecten zijn hiermee gelegd.

In 2009 heeft het RVOB/DO zijn inzet bij een tweetal projecten (Greenport Venlo en Logistiek Park Moerdijk e.o.) met succes afgerond. Hierdoor kan de uitvoering van deze projecten, die de nationale ruimtelijke hoofdstructuur versterken, op korte termijn van start gaan.

Het kabinet heeft in het licht van de financiële en economische crisis die Nederland op dit moment doormaakt en de sterk verslechterde overheidsfinanciën, werkgroepen ingesteld met de opdracht om ten behoeve van een fundamentele herijking van beleid (onder de titel «Brede Heroverwegingen»), diverse beleidsvelden te analyseren, concrete beleidsalternatieven te ontwikkelen en bezuinigingsmogelijkheden in beeld te brengen. Eén van de werkgroepen houdt zich bezig met het thema Bedrijfsvoering (inclusief ZBO’s). Dit thema betreft het brede terrein van de bedrijfsvoering, zoals communicatie en het complex vastgoed/grond/domeinen3.

De Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR) heeft aangegeven de werkgroep Bedrijfsvoering proactief van informatie te voorzien over mogelijke bezuinigingsvarianten en mogelijkheden om structureel hogere opbrengsten met het rijksvastgoed te realiseren. Besloten is om de voor 2010 geplande beoordeling van het gehele rijksvastgoedstelsel aan te houden en het eventueel later alsnog doorgaan van deze beoordeling afhankelijk te stellen van de resultaten van de «Brede Heroverwegingen».

Externe factoren

De financiële en economische crisis heeft vooralsnog geen negatieve invloed gehad op de doelmatigheid van de verwerving, beheer en vervreemding van onroerende en roerende zaken door het Rijk. Wel is de crisis mede aanleiding geweest het beleid kritisch te bezien: de weerslag hiervan zal mogelijk in 2010 tot uitdrukking komen in o.a. een herziening van het agrarisch verkoopbeleid.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 7 Beheer materiële activaBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling: De verwerving, het beheer en de vervreemding van onroerende en roerende zaken door het Rijk is doelmatig. Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 89 856 77 345 105 791 81 748 98 851 105 243 – 6 392
               
Uitgaven 89 764 77 249 105 515 82 102 95 854 105 243 – 9 389
Programma-uitgaven 55 829 55 362 82 953 58 325 73 034 83 483 – 10 449
               
Doelstelling 1 Optimaal handelen in vastgoed              
Anticiperende aankopen 0 0 3 450 392 0 25 000 – 25 000
               
Doelstelling 2 Beheer/verkoop Onroerend              
Onderhoud en beheerskosten 10 782 10 702 11 190 10 738 14 642 8 979 5 663
Zakelijke lasten 43 989 44 660 44 863 46 969 51 742 45 915 5 827
Overige programma-uitgaven 469 0 23 450 226 6 650 3 589 3 061
               
Doelstelling 3 Bewaring/vervreemding Roerend              
Beheerskosten 589 0 0 0 0 0 0
               
Apparaatsuitgaven 33 935 21 887 22 562 23 777 22 820 21 760 1 060
waarvan bijdrage agentschap RVOB/DV 0 0 0 23 022 20 415 20 415 0
               
Ontvangsten 498 504 331 769 317 424 270 337 237 597 167 133 70 464
Programma-ontvangsten 493 667 329 535 315 929 269 686 237 306 166 954 70 352
               
Doelstelling 1 Optimaal handelen in vastgoed              
Anticiperende aankopen 202 1 196 0 139 3 491 3 589 – 98
               
Doelstelling 2 Beheer/verkoop Onroerend              
Verkoop onroerende zaken 337 987 175 709 125 960 120 495 79 115 46 545 32 570
Beheersontvangsten 92 629 96 376 97 214 112 523 99 728 89 920 9 808
Overige programma-ontvangsten 61 530 46 443 83 140 34 823 55 130 25 400 29 730
               
Doelstelling 3 Bewaring/vervreemding Roerend              
Verkoop roerende zaken 1 319 9 811 9 615 1 706 – 158 1 500 – 1 658
               
Apparaatsontvangsten 4 837 2 234 1 495 651 291 179 112

Toelichting bij tabel budgettaire gevolgen van beleid

Uitgaven

Doelstelling 1 Sterke speler en efficiënte organisatie

Anticiperende aankopen en gebiedsontwikkeling (– € 25 mln.)

In 2009 is geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit voor anticiperend – en ontwikkelingsgericht handelen in vastgoed1.

Doelstelling 2 Beheer/verkoop onroerende zaken

Onderhoud en Beheerskosten (+ € 5,7 mln.)

De realisatie bedraagt € 14,6 mln. Het budget voor de beheerskosten voor het project vliegveld Twente is overgeheveld van artikel 3 van de IXB begroting (+ € 2,8 mln.). Daarnaast is op het gebied van pachtafkopen € 4,0 mln. meer uitgegeven.

Zakelijke lasten (+ € 5,8 mln.)

De realisatie bedraagt € 51,7 mln. Het RVOB fungeert nadrukkelijker dan voorheen als één loket binnen de rijksoverheid voor de betaling van de zakelijke lasten op rijksbezit (+ € 4,3 mln.). Als gevolg van een wijziging in de Waterschapswet zijn meer uitgaven gedaan (+ € 1,5 mln.). Tevens is er sprake van uitbreiding van het (rijks)gebouwenbestand (+ € 1,0 mln.). Daartegenover staat dat een aantal aanslagen met betrekking tot 2009 nog niet ontvangen is (– € 1,0 mln.).

Overige programma-uitgaven (+ € 3,1 mln.)

De realisatie is € 6,7 mln. De overschrijding wordt geheel veroorzaakt door de samenvoeging tussen DMN-OZ en het GOB tot het RVOB. De plankosten van het GOB zijn met de samenvoeging onder dit artikel verantwoord.

Apparaatsuitgaven (+ € 1,1 mln.)

De realisatie is € 22,8 mln. Met de samenvoeging van het GOB en DMN-OZ is het apparaatsbudget van het GOB overgeheveld van de begroting XIV naar begroting IXB (+ € 1,7 mln.).

Ontvangsten

Doelstelling 2 Beheer/verkoop onroerende zaken

Verkoop onroerende zaken (+ € 32,6 mln.)

De realisatie bedraagt € 79,1 mln. De overschrijding wordt deels veroorzaakt door verkopen van agrarische gronden die eerder dan gepland gerealiseerd zijn (+ € 25,0 mln.). Daarnaast is de Papagaaienbek te Rotterdam tezamen met een aantal kleinere niet-agrarische objecten verkocht (+ € 14,2 mln.). Tenslotte is een aantal verkoopzaken doorgeschoven naar 2010 (– € 6,6 mln.).

Beheersontvangsten (+ € 9,8 mln.)

De realisatie is € 99,7 mln. De afwijking heeft betrekking op hogere opbrengsten uit erfpachten niet-agrarisch (€ 8,6 mln.) en bodemmaterialen (+ € 3,2 mln.) en een lagere opbrengst uit ingebruikgevingen van locaties benzinestations (– € 2,3 mln.).

Overige programma-ontvangsten (+ € 29,7 mln.)

De realisatie bedraagt € 55,1 mln. De overschrijding bestaat grotendeels uit opbrengsten benzineveilingen (+ € 18,0 mln.) en een achterstallige betaling 2008 van de RGD (+ € 8,0 mln.).

Doelstelling 3 Bewaring/vervreemding roerende zaken

Verkoop roerende zaken (– € 1,7 mln.)

In 2006 en 2007 zijn door Domeinen Roerende Zaken nieuwe, in beslaggenomen mobiele telefoons verkocht. Deze goederen komen voort uit een vermeende BTW carrousel en zijn verkocht om waardevermindering te voorkomen. In 2009 heeft het Functioneel Parket te Amsterdam teruggaaf gelast van deze verkochte goederen. In 2009 is € 2.2 mln. terugbetaald.

4.7.2 Operationele doelstellingen

4.7.2.1 Operationele doelstelling 1: De samenwerkende departementen zijn een sterke speler op de vastgoedmarkt en hebben het verwerven, beheren en vervreemden van vastgoed efficiënt georganiseerd.

Doelbereiking

Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR)

De RVR heeft in 2008 advies uitgebracht met het oog op de implementatie van het kabinetstandpunt naar aanleiding van het IBO-rapport «organisatie beheersfuncties vastgoed rijk». Aansluitend startte zij met een nader onderzoek naar/met het oog op onder andere:

• de mogelijkheden tot samenwerking tussen de RGD en de DVD op het gebied van huisvesting:

• de verdere uitwerking van de samenwerking tussen het RVOB en RWS bij grondverwerving;

• de implementatie van het kabinetsbesluit over overtollige COA-gronden en

• de implementatie van het kabinetsbesluit over overtollige ProRail-gronden.

Voor wat betreft de samenwerking tussen de RGD en de DVD zijn 9 onderwerpen geïdentificeerd en zijn de eerste stappen op het gebied van samenwerking gezet. Ook andere RVR-diensten hebben zich daarbij aangesloten. Het onderzoek met betrekking tot de samenwerking tussen het RVOB en RWS is afgerond: begin 2010 zal een «Afsprakenkader Rijkswaterstaat en Rijksvastgoed en ontwikkelingsbedrijf Directie Vastgoed inzake het verrichten van taxaties en aankooponderhandelingen» worden ondertekend. De RVR laat onderzoeken of er juridische belemmeringen zijn voor de bij haar aangesloten diensten om desgewenst vastgoedgerelateerde producten en -diensten aan elkaar te kunnen leveren. Ook de implementatie van het kabinetsbesluit over overtollige COA-gronden wordt hierin meegenomen. De bevindingen van dit onderzoek worden begin 2010 verwacht. Overleg met NS over de implementatie van het kabinetsbesluit over overtollige ProRail-gronden heeft nog geen resultaat opgeleverd. Naar verwachting zal in 2010 advies over deze zaak worden uitgebracht aan de bewindslieden.

De herijking van het verkoopbeleid voor de agrarische domeinengronden (met name de agrarische rijksgronden in de IJsselmeerpolders en de Wieringermeer) is afgerond. Begin 2010 zal het herziene kader aan de Tweede Kamer aangeboden worden. Het kader houdt rekening met de mogelijkheid om gronden als deze meer dan tot nu toe in te zetten als ruil- of compensatiegrond voor het realiseren van ruimtelijke doelstellingen van andere departementen.

Om ook bij het omgaan met vastgoed een bijdrage te leveren aan de realisatie van de kabinetsdoelstellingen met betrekking tot duurzaamheid is een RVR-platform in het leven geroepen. Vertegenwoordigers van de RVR-diensten wisselen kennis en informatie uit en zoeken waar mogelijk naar een gezamenlijke (RVR-)aanpak. Hierbij wordt nauw samengewerkt met het DGOBR dat belast is met de coördinatie op de totstandkoming van een duurzame bedrijfsvoering binnen het rijk. Begin 2010 zal het werkprogramma voor het RVR-platform duurzaamheid gepresenteerd worden.

De Minister van OCW heeft het belang van het Rijk als eigenaar van meer dan 1200 rijksmonumenten onderkend en de RVR gevraagd om samen met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en het College van Rijksadviseurs te adviseren over de wijze waarop de gezamenlijke RVR-diensten de voorbeeldrol op zich kunnen nemen die past bij de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg, en vanuit die voorbeeldrol de verdere ontwikkeling en uitvoering van dat beleid kunnen ondersteunen. De RVR zal dit advies in de loop van 2010 uitbrengen.

Op verzoek van het ministerie van VROM is onderzocht hoe de uitvoerende diensten in de RVR een effectieve bijdrage kunnen leveren aan de uitvoering van het ruimtelijk beleid dat is verwoord in de Structuurvisie Randstad 2040. Het RVR-advies zal begin 2010 worden uitgebracht.

Tenslotte heeft de RVR groen licht gegeven voor het project Rijksvastgoed Online. Hierin zullen de verschillende vastgoedinformatiesystemen van de RVR-diensten worden gekoppeld via online webservices, zodat actuele vastgoed- en ruimtelijke informatie beschikbaar kan komen. Naar verwachting zal dit project binnen 2 à 3 jaar afgerond kunnen worden.

De RVR heeft een uitgebreid jaarverslag over 2009 uitgebracht aan de betrokken bewindslieden. Op www.minfin.nl kan men dit terugvinden.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Ondersteuning van en deelname aan de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR1), Ambtelijk en Ministerieel Opdrachtgevers Beraad (AOB en MOB) en het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB); Ja
• Uitvoering RVR werkprogramma 2007–2010. Dit werkprogramma is eind 2007 aan de Tweede Kamer worden aangeboden (Kamerstukken II 2007/08, 31 200 IXB, nr. 11); Ja
• Beschikbaar stellen van een actueel kader voor een modern en (bedrijfseconomisch) doelmatig activabeleid; Ja
• Beschikbaar stellen leenfaciliteit voor anticiperend- en ontwikkelingsgericht handelen in vastgoed aan departementen. Hiervoor is meerjarig jaarlijks een bedrag van 25 mln. beschikbaar. Ja

1 De RVR is een samenwerkingsverband van de vastgoeddiensten van de ministeries van VROM, LNV, Defensie, V&W en Financiën, ProRail, Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf, Staatsbosbeheer en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Het AOB c.q. MOB vormt het interdepartementale opdrachtgeversberaad voor het RVOB/DO. (Zie Regeling taken en werkwijze Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (Stcrt. 23 juni 2005, nr. 119), brief d.d. 12 september 2006 van minister van Financiën aan Tweede Kamer n.a.v. IBO Beheerfuncties Vastgoed Rijk (Kamerstukken II 2005/06, 30 253 IXB, nr. 3) en brief d.d. 27 juni 2006 van de ministers van VROM en Financiën aan de Tweede Kamer betreffende het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) voor het Rijk (Kamerstukken II 2005/06, 27 581 IXB, nr. 27).

4.7.2.2 Operationele doelstelling 2: Op een financieel en maatschappelijk verantwoorde manier verwerven, beheren en vervreemden van onroerende zaken van de Staat.

Doelbereiking

Het ministerie van Financiën zorgt als privaatrechtelijk eigenaar voor het aankopen, beheren, realloceren en verkopen van onroerende zaken voor/van het rijk. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale prijs, zonder de maatschappelijke belangen uit het oog te verliezen.

Daarnaast levert het ministerie van Financiën een bijdrage aan complexe gebiedsontwikkelings-projecten waarin meerdere rijksbelangen spelen.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Het RVOB Ja

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Omdat operationele doelstelling 2 geen effecten op outcomeniveau heeft, worden hier geen prestatie-indicatoren genoemd. Indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid van de uitvoering komen aan de orde in de paragraaf betreffende de baten-lastendiensten.

4.7.2.3 Operationele doelstelling 3: Op een financieel en maatschappelijk verantwoorde manier bewaren, vernietigen en vervreemden van roerende zaken van de Staat.

Doelbereiking

Het ministerie van Financiën vertegenwoordigt de Staat in eigendomsrechtelijke verhoudingen. Dit vertaalt zich in de zorg voor de bewaring, de verkoop en eventuele vernietiging van overtollige en/of in beslag genomen roerende zaken. De uitvoering door de baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken wordt op een integere en efficiënte manier gedaan.

In 2009 is uitvoering gegeven aan het kabinetsbeleid om minder regels, minder instrumenten en minder loketten te realiseren. DRZ is gestart met de ontwikkeling van een één loketfunctie en rijksbrede samenwerking binnen de beslagketen voor strafvordering en fiscaal beslag met als doel de dienstverlening naadloos aan te laten sluiten bij de processen binnen deze ketens. Binnen strafvordering zijn lange termijn bekostigingsmodellen afgesproken en werkafspraken gemaakt. Binnen de fiscaal beslag keten doen DRZ en de Belastingdienst onderzoek naar een vergaande vorm van samenwerking. De uitkomsten hiervan worden in het 1e kwartaal van 2010 verwacht.

Categoriemanagement is een rijksbrede ontwikkeling waarbinnen onderzoek naar hergebruik van goederen mogelijk kan worden gestimuleerd door de ontwikkeling van een digitale marktplaats voor de Rijksoverheid onder beheer van DRZ. Dit onderzoek is gestart in 2009 en loopt door tot in 2010.

Instrumenten
2009 Realisatie
De baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken: Om de integriteit en efficiëntie van de bewaring, vervreemding en vernietiging van overtol- lig en/of in beslag genomen roerende zaken te waarborgen, wordt de uitvoering van de doelstelling belegd bij de baten-lastendienst Domei- nen Roerende zaken. Ja

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Omdat operationele doelstelling 3 geen effecten op outcomeniveau heeft, worden hier geen prestatie-indicatoren opgenomen. Indicatoren met betrekking tot de doelmatigheid van de uitvoering komen aan de orde in de paragraaf betreffende de baten- en lastendienst.

4.7.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

In 2009 zijn, conform de begroting 2009, geen onderzoeken gestart of afgerond.

4.8 Begrotingsbeleid en regeldruk

4.8.1 Algemene doelstelling

Het budgettaire beleid creëert de randvoorwaarden om maatschappelijke ambities, nu en in de toekomst, te verwezenlijken. De overheid is betrouwbaar en consistent in de aanwending van de middelen en zorgt voor een doelmatige, doeltreffende en rechtmatige besteding.

Kabinetsdoelstelling 16 uit het beleidsprogramma heeft betrekking op minder regels, minder instrumenten en minder loketten. Binnen deze kabinetsdoelstelling wordt de regeldruk voor bedrijven merkbaar verminderd.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

• Het totale uitgavenkader laat een overschrijding zien van 0,4 mld.

• Het feitelijk EMU-saldo is uitgekomen op een tekort van 5,3% bbp.

• Het structurele EMU-saldo is uitgekomen op een tekort van 3,6% bbp1.

• Het foutpercentage in de rechtmatigheid van de gerealiseerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten op de rijksbegroting is minder dan één procent.

Kabinetsdoelstelling 16: Het programma ligt vrijwel volledig op schema. De doelstellingen voor 2009 voor onder andere administratieve lasten en het ontsluiten van branchewijzers voor specifieke branches zijn ruimschoots gehaald. Lex Silencio Positivo wordt na een heroverweging nog ruimer toegepast. Eind 2011 zal Lex Silencio Positivo bij nog eens 89 vergunningsstelsels toegepast worden.

De toepassing van het Bewijs van Goede Dienst door gemeenten komt langzamer op gang dan verwacht, o.a. doordat de voucherregeling later is opengesteld dan gepland. Voor de reductie van toezichtslasten is onlangs besloten dat extra maatregelen nodig zijn. Inzet is dat inspecties en vakdepartementen samen zo spoedig mogelijk met aanvullende maatregelen komen om tot een substantiële reductie te komen.

Externe factoren

Factoren die hebben bijgedragen aan het behalen van deze doelstellingen zijn:

• De effectiviteit van de begrotingsregels en de politieke wil om de in het Coalitieakkoord gestelde prioriteiten te realiseren.

• Voor het terugdringen van de regeldruk voor bedrijven zijn de afgesproken (AL-)spelregels, de politieke wil (ook supranationaal en decentraal), de waakhond (Actal) en de constructieve samenwerking met het bedrijfsleven (onder andere Commissie Wientjes) essentieel gebleken.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 8 Financieel-economisch beleid van de overheidBedragen x € 1000
Algemene beleidsdoelstelling: Het budgettaire beleid creëert de randvoorwaarden om maatschappelijke ambities, nu en in de toekomst, te verwezenlijken. De overheid is betrouwbaar en consistent in de aanwending van de middelen en zorgt voor een doelmatige, doeltreffende en rechtmatige besteding. Kabinetsdoelstelling 16 uit het beleidsprogramma heeft betrekking op minder regels, minder instrumenten en minder loketten. Binnen deze kabinetsdoelstelling wordt de regeldruk voor bedrijven merkbaar verminderd. Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 28 286 29 673 31 971 40 551 38 557 37 388 1 169
Apparaatsuitgaven 28 286 29 673 31 971 30 657 26 109 27 988 – 1 879
Programma uitgaven       9 894 12 448 9 400 3 048
               
Uitgaven 28 091 29 680 31 984 39 993 37 421 37 388 33
Apparaatsuitgaven 28 091 29 680 31 984 30 542 25 868 27 988 – 2 120
Programma uitgaven 0 0 0 9 451 11 553 9 400 2 153
               
Ontvangsten 4 717 6 376 7 344 6 338 6 671 5 718 953
Apparaatsontvangsten 4 717 6 376 7 344 6 338 6 671 5 718 953

Toelichting bij tabel budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen

Regiegroep Regeldruk (+ € 3 mln.), Apparaat (– € 1,9 mln.)

Het verschil bij de verplichtingen hangt samen met de uitgaven. Zie daarvoor de onderstaande toelichting.

Uitgaven

Regiegroep regeldruk (+ € 2,2 mln.)

De overschrijding van uitgaven op programma is te wijten aan een overloop van verplichtingen en uitgaven uit het vorig jaar. Deze uitgaven hadden betrekking op de Voucherregeling Bedrijven, een communicatiecampagne en de kosten voor de meting en onderzoek inzake nalevingskosten. De verwachting was dat deze overloop van verplichtingen en uitgaven binnen de oorspronkelijke kaders voor 2009 zou kunnen worden opgevangen. Dit is niet geheel gelukt.

Apparaat (– € 2,1 mln.)

Er heeft een onderuitputting op het apparaatsbudget plaatsgevonden vanwege o.a. lagere salariskosten voor het personeel en lagere uitgaven met betrekking tot opleidingen.

4.8.2 Operationele doelstellingen

4.8.2.1 Operationele doelstelling 1: Het handhaven van de uitgaven- en inkomstenkaders en daarmee het streven naar de doelstellingen voor het structurele EMU-saldo.

Doelbereiking

De economische recessie noopte het kabinet aan het begin van 2009 tot additionele stimulering en maatregelen, ten einde een verdere verdieping van de economische crisis te voorkomen. In maart 2009 werden deze maatregelen in het Aanvullend Beleidsakkoord gepresenteerd. Het kabinet besloot op korte termijn de Nederlandse economie te stimuleren met aanvullende maatregelen die in 2009 en 2010 tot uitvoer komen. Met het Aanvullend Beleidsakkoord beoogt het kabinet eveneens consolidatie van de overheidsfinanciën: het kabinet streeft naar gezonde overheidsfinanciën op middellange termijn en houdbare overheidsfinanciën op lange termijn.

Als gevolg van het Aanvullend Beleidsakkoord zijn de begrotingsregels gewijzigd: de signaalwaarde werd losgelaten en de automatische stabilisatie aan de uitgavenzijde van de begroting werd versterkt door het uitgavenkader te corrigeren voor de mutaties in de werkloosheid en de ruilvoet ten opzichte van de stand Miljoenennota 2009. Daarnaast besloot het kabinet de Nederlandse economie extra te stimuleren door middel van een aanvullend pakket aan maatregelen, dat in 2009 en 2010 tot uitvoer komt. Dit pakket werd buiten de reguliere kaders geplaatst. Aan de inkomstenzijde is besloten de automatische stabilisatie volledig te laten werken. In 2009 heeft de overheid de Nederlandse economie voor 1,4 mld extra gestimuleerd aan de uitgavenzijde; aan de inkomstenzijde is voor 0,7 mld extra gestimuleerd.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Bijhouden van de uitgavenontwikkeling en ervoor zorgen dat het uitgavenkader niet wordt overschreden; Aangepast
• Het bijhouden van de lastenontwikkeling onder andere door het opstellen van belasting-/premieramingen en het toetsen van het inkomstenkader; Ja
• Aanvullende maatregelen nemen (bezuinigingen doorvoeren en/of lasten verzwaren) als het tekort de signaalwaarde van 2% overschrijdt; Nee
• Het behalen van een structureel overschot in 2011 van 1,0% BBP en een feitelijk overschot van 1,1% BBP, waarbij gestreefd wordt het EMU-saldo te verbeteren ten opzichte van het voorgaande jaar. Onwaarschijnlijk

Toelichting instrumenten

Als gevolg van de economische crisis heeft het kabinet de signaalwaarde losgelaten en gekozen voor additionele stimulering in plaats van het terugdringen van het tekort. Voorts mag worden geconcludeerd dat de doelstellingen voor het jaar 2011 met betrekking tot het feitelijke en structurele EMU-saldo naar alle waarschijnlijkheid niet worden gerealiseerd.

Tot slot zijn tussen de Voorlopige Rekening en het Financieel Jaarverslag van het Rijk afrekencijfers voor de zorg bekend geworden. Dit heeft ertoe geleid dat het uitgavenkader in 2009 met 0,4 mld. is overschreden.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicatoren (basiswaarde = 2008) Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
EMU-saldo (% BBP) – 0,3 0,6 0,3 1 1,2 – 5,3
Structureel EMU-saldo (% BBP) 0,4 0,3 – 0,9 – 0,4 1,1 – 3,6

Bron: CBS

4.8.2.2 Operationele doelstelling 2: Gestelde overheidsdoelen worden zo doelmatig mogelijk bereikt, waarbij de overheidsmiddelen rechtmatig worden besteed.

Doelbereiking

Het oplossen van maatschappelijke problemen en het vervullen van wensen van burgers leidt bijna altijd tot kosten. Hiervoor moeten belastingen en premies worden geheven. Het parlement en de belastingbetaler moeten erop kunnen rekenen dat er zuinig wordt omgegaan met dit belastinggeld. Daarbij moeten zij de zekerheid kunnen hebben dat het geld aan de afgesproken doelen en op de afgesproken wijze wordt uitgegeven, dus dat de uitgaven rechtmatig zijn. Dit is mogelijk door een efficiënte en effectieve inrichting van het beleids-, uitvoerings- en bedrijfsvoeringsproces.

In het afgelopen jaar is verdere invulling gegeven aan een tweesporenbeleid dat moet leiden tot verbeterde informatievoorziening aan de burger en het parlement. Het eerste spoor betreft een heldere en toegankelijke begroting, het tweede spoor richt zich op een goede onderbouwing van beleid. Deze sporen versterken elkaar. Betere beleidsinformatie leidt tot beter leesbare begrotingen.

Het experiment Verbetering verantwoording en begroting vormt een belangrijke activiteit in het kader van het eerste spoor. Belangrijkste doelstelling van het experiment betreft meer focus en politieke relevantie in de begroting en het jaarverslag met inachtneming van het verminderen van verantwoordingslasten en bureaucratie. In het experiment wordt ervoor gezorgd dat een koppeling tussen de doelstellingen uit het kabinetsprogramma en de beleidsartikelen wordt gelegd. Verder wordt met het experiment meer focus aangebracht op de beleidsprioriteiten van een departement en is er meer aandacht voor beleidsconclusies. Aan het experiment wordt deelgenomen door de departementen VWS, J&G, Buitenlandse Zaken, VROM, WWI en LNV. In samenwerking met deze departementen, de Algemene Rekenkamer en de Tweede Kamer wordt na afloop van de verantwoording over 2009 de resultaten van het experiment geëvalueerd.

Door het uitvoeren van ex ante evaluaties, interdepartementale beleidsonderzoeken en overig evaluatieonderzoek wordt gewerkt aan een betere onderbouwing van het beleid en beleidsinformatie.

In oktober 2009 is een start gemaakt met de brede heroverwegingen. Doel van de brede heroverwegingen is om onderbouwde keuzes mogelijk te maken door inzicht te verschaffen in besparingsopties en mogelijke gevolgen, zonder oordeel over de wenselijkheid. Daarbij komt een breed palet van beleidsthema’s aan de orde. De onderzoeken worden in het tweede kwartaal van 2010 afgerond.

Instrumenten
2009 Realisatie
Bevorderen doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid:  
• Het beoordelen van beleidsvoorstellen op doelmatigheid en doeltreffendheid door toetsing van de Inspectie der Rijksfinanciën; Ja
• Departementen aanzetten om ex ante beleidsevaluaties (waaronder kosten-batenanalyses) te laten uitvoeren; Ja
• Initiëren en uitvoeren van interdepartementale beleidsonderzoeken (IBOs); Ja
• Handhaven van de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 (RPE). Ja
   
Bevorderen doelmatigheid van de bedrijfsvoering:  
• Uitwerking van een Rijksbreed bindend kader voor uniformering en vereenvoudiging van de uitvoering en verantwoording van subsidies. Eenvoudige en uniforme subsidievoorwaarden leiden tot doelmatiger subsidiebeheer en minder administratieve lasten (aangekondigd in brief aan Kamerstukken II 2007/08, 31 031, nr. 19); Ja
• Aanpassing van comptabele wet- en regelgeving zodat deze de doelmatigheid beter ondersteunt en aansluit bij de flexibilisering van de Rijksdienst. Bij interdepartementale samenwerkingsvormen en bij interdepartementale uitbesteding de verantwoording zo efficiënt mogelijk regelen; Nee
• Stimuleren van toepassing van single information (één keer hoogst noodzakelijke informatie verstrekken) en single audit (één keer accountantscontrole) bij specifieke uitkeringen van het Rijk aan provincies en gemeenten; Ja
• Vereenvoudiging van de rechtmatigheidsnormen. Evaluatie van het experiment tolerantiegrenzen en vastleggen van deze normen in de Comptabiliteitswet met het oog op eenduidigheid en uniformaliteit in de oordeelsvorming en rapportering door de departementen en de Algemene Rekenkamer over rechtmatigheid aan de Tweede Kamer; Nee
• Experiment doelmatiger verantwoordingsproces met minder verantwoordingslasten, waarbij het jaarverslag en de begroting zo worden ingericht dat meer focus en politieke relevantie ontstaat; Ja
• Monitoring van het project Rijksaudit. De Rijksauditdienst bundelt voor alle departementen specifieke expertise en/of functies. Daarnaast zal de dienst voor vier departementen (BZK, VROM, Financiën en VWS) de audit gaan uitvoeren. De kwaliteit van de controle en de hoge rechtmatigheidsprestaties blijven daarbij in stand; Ja
• In 2008 is de tweede nationale verklaring afgegeven betreffende de verantwoording over de Landbouwfondsen in 2007. Vanaf 2009 zal een verklaring worden afgegeven over de structuurfondsen in Nederland. Onderzocht wordt hoe en wanneer de nationale verklaring kan worden uitgebreid met de Eigen Middelen en de Migratiefondsen. Het streven is in 2008 besluitvorming te hebben over de opzet van het afgiftemoment voor deze fondsen; Ja
• Baten-lastendiensten: Ja
  – Begeleiden van acht kandidaat-diensten  
  – Stimuleren van ontwikkeling en gebruik van doelmatigheidsindicatoren bij bestaande baten-lastendiensten zodat meer inzicht ontstaat in doelmatigheid. Stimulering van gebruik van doelmatige bekostiging- en besturingsmethodieken.  

Toelichting instrumenten

De herziening van de Comptabiliteitswet 2001 heeft vertraging opgelopen.

Hiervoor zijn twee oorzaken aan te wijzen. Allereerst is gedurende het wetstraject besloten tot een meer ingrijpende herziening. In 2007 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met voorstellen om de Comptabiliteitswet aan te passen. Deze aanpassing zou binnen een afzienbare tijd kunnen worden uitgevoerd. Tijdens de aanpassing is gebleken dat er een fundamenteler herziening wenselijk is op onder andere de volgende punten:

• de regels die het budgetrecht ondersteunen worden duidelijker onderscheiden van overige regels voor het financiële beheer;

• er wordt meer samenhang aangebracht tussen voorschriften die te maken hebben met toezicht op Europees geld;

• er wordt meer samenhang aangebracht tussen voorschriften die te maken hebben met rechtspersonen buiten het Rijk;

• er is meer aandacht voor beperking van de bestuurlijke lasten.

Een tweede reden is de inzet van beschikbare capaciteit; door de kredietcrisis moesten andere prioriteiten worden gesteld.

Het experiment tolerantiegrenzen is in 2009 in samenspraak met de Algemene Rekenkamer geëvalueerd. Dit heeft in oktober 2009 geleid tot een voorstel aan de Algemene Rekenkamer over permanente afspraken over tolerantiegrenzen. Over de daarmee door te voeren vereenvoudigingsslag vindt thans nog overleg plaats met de Algemene Rekenkamer.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicatoren Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Rechtmatigheidsfouten in het totaal van de uitgaven, ontvangsten en verplichtingen <1% <1% <1% <1% <1% < 1%

Bron: departementale jaarverslagen en de daarmee samenhangende auditrapporten

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Kengetallen Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Aantal beleidsdoorlichtingen* nvt 14 15 12 30 9

Bron: ministerie van Financiën

* Op basis van de RPE 2006. Departementen hebben de verplichting tot periodieke beleidsdoorlichtingen van algemene of operationele doelstellingen, aansluitend bij de beleidscyclus. Bij het vaststellen van dit kengetal is rekening gehouden met eventuele overloop tussen jaren en het combineren van beleidsdoorlichtingen.

Toelichting

In verband met de uitvoering van de brede heroverwegingen zijn een groot aantal beleidsdoorlichtingen doorgeschoven naar 2010.

4.8.2.3 Operationele doelstelling 3: Het stimuleren van ondernemerschap door het merkbaar en substantieel verminderen van regeldruk voor bedrijven. Daarbij staat de beleving van de ondernemer centraal en worden bedrijven actief betrokken bij het identificeren van problemen en het formuleren van oplossingen.

Doelbereiking

Over de realisatie van de verschillende maatregelen voor bedrijven wordt halfjaarlijks (mei en november) integraal gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In deze rapportages wordt uitgebreid in gegaan op de realisatie van het terugdringen van regeldruk en de verbetering van de dienstverlening. Voorbeelden van maatregelen die in 2009 genomen zijn:

• Invoering nieuwe Dienstenwet; Deze wet maakt het voor ondernemers aanmerkelijk simpeler om vergunningen aan te vragen, bijvoorbeeld elektronisch. Ook worden meer vergunningen voor onbepaalde tijd verstrekt en hoeven ze niet meer elk jaar opnieuw aangevraagd te worden;

• Mogelijkheid tot digitale polisverstrekking (via wijziging van het Burgerlijk Wetboek);

• Bundeling van zes oude vergunningstelsels in één watervergunning (via de nieuwe Waterwet);

• BTW-aangifte. Het is voor ondernemers mogelijk gemaakt te kiezen voor BTW-aangifte per kwartaal en dus niet langer per maand. Daarmee kunnen ze deze aangiften beter aan het eigen bedrijfsproces aanpassen.

Voor een volledig overzicht van gerealiseerde maatregelen wordt verwezen naar de voortgangsrapportages. In deze rapportages wordt daarnaast op basis van een vaste reeks indicatoren «Minder, Merkbaar en Makkelijker voor ondernemers» over de voortgang van het programma gerapporteerd. Deze worden aangevuld met beknopte AL-voortgangsrapportages op kwartaalbasis1. Hieronder worden de indicatoren voor het onderdeel «Minder» weergegeven.

Instrumenten
2009 Realisatie
• Antwoord voor bedrijven (www.antwoordvoorbedrijven.nl) wordt dè ingang voor alle ondernemersvragen aan de overheid. Met antwoord voor bedrijven worden alle bestaande meldpunten voor klachten van ondernemers samengevoegd en wordt het centrale meldpunt een structureel onderdeel van de dienstverlening aan ondernemers; Ja
• Het kabinet heeft geïnvesteerd in een aantal meetmethodieken die de hoogte van de regeldruk voor ondernemers inzichtelijk maken. Deze bieden een uitstekende basis voor het vinden van meetbare vereenvoudingsvoorstellen. Voorbeelden zijn het (verbeterde) Standaardkostenmodel voor de administratieve lasten, het meetmodel voor toezichtlasten en de meetmethode voor nalevingskosten; Ja
• Om na te gaan of en in welke mate de beleving van regeldruk bij ondernemers aan veranderingen onderhevig is, heeft het kabinet een belevingsmonitor ontwikkeld; Ja
• In 2010 moeten alle rijkssubsidies lastenarm zijn. Een Rijksbreed bindend kader voor uniformering en vereenvoudiging van de uitvoering en verantwoording van subsidies draagt bij aan deze kabinetsdoelstelling; Ja
• Voor verschillende bedrijfssectoren worden kompassen en branchewijzers opgesteld; Ja
• Er wordt een normenkader ontwikkeld waarmee het kabinet wil stimuleren dat overheden hun dienstverlening aan ondernemers verbeteren; Ja
• Samenwerking met en facilitering van decentrale overheden om regeldruk bij gemeenten, provincies en waterschappen te verminderen. Hiervoor is onder meer een gemeentefaciliteit (voucher-regeling) en een toolkit voor gemeenten ontwikkeld. Met Economische Zaken, Justitie, BZK en VNG worden het gezamenlijk Uitvoeringsprogramma en de Interbestuurlijke Taskforce «Regeldruk Gemeenten» voortgezet; Ja
• Internationale kennisuitwisseling (netwerk EU-landen, OESO, Wereldbank) en monitoring van het Actieprogramma van de Europese Commissie (25% reductie op administratieve lasten voor 2012); Ja
• De Commissie Regeldruk Bedrijven is een denktank die het kabinetsprogramma voor regeldrukvermindering kritisch volgt en met voorstellen komt om de regeldruk in het bedrijfsleven verder structureel te verminderen; Ja
• Eén programmadirectie die (ten behoeve van de staatssecretarissen van Financiën en Economische Zaken) het integrale programma regeldruk voor ondernemers zal uitvoeren; Ja
• Het onafhankelijke adviescollege ACTAL (externe waakhond). Ja
Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicatoren Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
– Een netto verlaging van 25% administratieve lasten (cumulatief in procenten). n.v.t. n.v.t. 5% (1 mrt–31 dec) in 2008 met 4,2%; cumulatief vanaf 1 maart 2007 9,2% 11% 12%
– De nalevingskosten van regels zijn teruggebracht in die gevallen waar het bedrijfsleven heeft aangegeven dat de kosten onevenredig hoog zijn 235 mln.
– De lasten van rijkstoezicht met gemiddeld een kwart omlaag in 19 domeinen per 2011; n.v.t. n.v.t. n.v.t.1 n.v.t. n.v.t. 3%
– Alle bestaande nationale subsidie regelingen zijn per 2011 lastenarm ingericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van een meetlat als referentiekader. n.v.t. n.v.t. n.v.t.2 n.v.t. n.v.t. 35 van de 143 regelingen voor bedrij-ven voldoen aan het kader

Bron: Kabinetsplan aanpak administratieve lasten, Kamerstukken II 2008/09, 29 515, nr. 284.

1 Doelstelling is 25% reductie op deze domeinen per 2011. Geen tussenliggende doelen; derhalve ook geen tussenliggende metingen daarvan.

2 Doelstelling is alle subsidies lastenarm in 2011. Geen tussenliggende doelen; derhalve ook geen tussenliggende metingen daarvan.

Toelichting

Administratieve lasten

De voortgang van de maatregelen voor reductie administratieve lasten ligt goed op schema. Verwacht wordt dat in 2011 een reductie van 25% gerealiseerd is. Voor een overzicht van genomen maatregelen zie voortgangsrapportage Regeldruk Bedrijven, november 2009, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 310.

Tabel Ontwikkeling Administratieve Lasten sinds 1/3/2007
  nulmeting Gerealiseerde reductie (netto)  
Ministerie 1-3-2007* 2007 2008 2009 Cumulatief %
Financiën 4 116 – 179 – 86 – 147 – 10%
Justitie 1 298 – 207 0 – 24 – 18%
VROM 1 215 11 – 261 – 13 – 22%
SZW 1 054 – 18 – 1 – 2 – 2%
VWS 481   1 – 12 – 2%
VenW 467 – 63 – 3 – 37 – 22%
EZ 290 – 3 – 15 – 40 – 20%
LNV 205 – 1 – 2 – 1 – 2%
JenG 11,2       0%
BZK 10,7 – 0,1 – 0,1   – 2%
OCW 10,5   – 0,6 – 0,2 – 8%
totaal 9 158 – 461 – 372,6 – 276 – 12%

* In de nulmeting zijn een aantal technische correcties verwerkt (project nazorg nulmeting), evenals in sommige realisaties (vanwege nieuwe berekeningen met het verbeterde meetmodel)

Deze tabel bevat de netto gerealiseerde vermindering van administratieve lasten van 1 maart 2007 tot en met 31 december 2009 in € mln. Toenames zijn daarbij in mindering gebracht op de reducties.

Toezichtslasten

Doelstelling is om de toezichtslasten te verminderen met 25%. De maatregelen die tot nu toe in kaart zijn gebracht, verminderen de toezichtslasten met bijna 10% in 2011 en de gerealiseerde reductie is 3%. Het Kabinet heeft onlangs besloten dat extra maatregelen nodig zijn. Inzet is dat inspecties en vakdepartementen samen zo spoedig mogelijk met aanvullende maatregelen komen.

Subsidieregelingen

Eind 2010 zullen alle rijkssubsidieregelingen voor bedrijven aan het subsidiekader voldoen. Eind 2011 voldoen alle nationale regelingen aan het subsidiekader.

Naast invoering op Rijksniveau is het ook de bedoeling dat het kader ook zoveel mogelijk zal gaan gelden voor subsidies van gemeenten en provincies. Indien zij het kader ook gaan gebruiken levert dit een aanzienlijke reductie op.

4.8.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

  Onderzoekonderwerp AD of OD* Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting          
Effectenonderzoek ex post          
Overig evaluatieonderzoek Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC/Ecofin OD 1 OD 2 2009 2009 http://ec.europa.eu/economyfinance/sgp/convergence /programmes/index_en.htm
  Jaarlijkse IMF-artikel IV consultatie OD 1 OD 2 2009 2009 http://www.imf.org/external/np/ms/2009/110 209.htm
  Review van Wereldaanpak regeldruk bedrijven OD 3 2008 2009 http://www.imf.org/external/pubs/cat/longres.cfm?s k=22005.0

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

5.1 Algemeen

5.1.1 Budgettaire gevolgen

Artikel 9 AlgemeenTabel budgettaire gevolgenBedragen x € 1000
  Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 114 376 108 918 109 208 121 508 139 337 137 786 1 551
               
Uitgaven 112 913 109 909 107 226 118 853 143 673 137 786 5 887
Totaal apparaatsuitgaven 110 776 109 601 106 992 118 761 143 661 137 736 5 925
Apparaatsuitgaven (excl. omslagstel Rijkswagenpark) 105 077 103 097 101 257 112 098 136 540 130 136 6 404
Omslagstelsel Rijkswagenpark (Uitgaven BSA) 5 699 6 504 5 735 6 663 7 121 7 600 – 479
               
Departementsbrede programma-uitgaven, tegoeden WOII 2 137 308 234 92 12 50 – 38
               
Ontvangsten 11 115 17 298 16 048 17 888 14 013 13 136 877
Apparaatsontvangsten (excl. omslagstelsel Rijkswagenpark) 4 958 10 799 9 629 11 220 7 564 5 536 2 028
Omslagstelsel Rijkswagenpark 6 157 6 499 6 419 6 668 6 449 7 600 – 1 151

Toelichting

Apparaatsuitgaven (+ € 5,9 mln.)

Het verschil wordt verklaard door:

• Hogere uitgaven omdat de P-direkt organisatie hogere tarieven in rekening brengt. Dit wordt onder andere veroorzaakt door uitbreiding van functionaliteit;

• Onvoorziene uitgaven als gevolg van aanpassingen aan het nieuwe pand (+ € 3,4 mln.);

• Lagere personeelsuitgaven vanwege onderbezetting (– € 3,4 mln.);

• Een optelling van enkele andere bedragen op het gebied van bedrijfsvoering (+ 0,7 mln.).

Per saldo zijn de apparaatsuitgaven € 5,9 mln. hoger dan de begroting voor 2009.

5.2 Nominaal en onvoorzien

5.2.1 Budgettaire gevolgen

Artikel 10 Nominaal en onvoorzien

Tabel budgettaire gevolgenBedragen x € 1000
  Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 0 0 0 13 200 – 5 900 4 834 – 10 734
               
Uitgaven 0 0 0 0 0 4 834 – 4 834
Onvoorzien 0 0 0 0 0 4 531 – 4 531
Loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 303 – 303

Toelichting

Verplichtingen en uitgaven (– € 10,7 mln.)

Onvoorzien

De post onvoorzien in de ontwerpbegroting was bedoeld om onzekere ontwikkelingen op te vangen. In 2009 is voor de IXB begroting geen gebruik gemaakt van de post onvoorzien.

Tevens is er vanuit begroting IXB bij de tweede suppletoire begroting van 2008 een bedrag van (€ 35,3 mln.) opgenomen en meteen overgeheveld naar andere departementen, dit betreft het bedrag van de garantstelling van Financiën voor verrekenbare btw die onterecht gedeclareerd is bij Brussel. Na de introductie van het BTW-compensatiefonds heeft de Europese Commissie (EC) geoordeeld dat btw voor lagere overheden geen kostenpost betreft. De EC beoordeelt deze kosten derhalve als niet subsidiabel. In de begroting voor 2009 was aangekondigd dat het afhandelen van de garantstelling van het Rijk voor Europese subsidies en btw één van de beleidsprioriteiten voor 2009 zou zijn1. In de praktijk heeft zich in 2009 echter weinig activiteit voorgedaan uit hoofde van bovengenoemde garantstelling. Het totale garantieplafond bedraagt ca. € 48,5 mln, waarvan in 2008 (bij Najaarsnota 2008) ca. € 35,3 mln. is verwerkt. De uitkering van de garantie is, zoals eerder vermeld, verlopen via begroting IXB en is terug te vinden in de Verticale Toelichting van de Najaarsnota 20082 en het Jaarverslag van het BTW-Compensatiefonds over 2008. In 2009 is (slechts) een bedrag van€ 5,9 mln. uitgekeerd uit hoofde van de garantie. Dit bedrag hangt samen met de projecten ESF en EQUAL en is uit de algemene middelen toegevoegd aan de begroting van SZW.

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

Financiën besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de periodieke informatie over de beleids- en bedrijfsvoeringsprocessen en de risico’s die daarbij aan het licht treden, wordt systematisch bewaakt of het ministerie zijn doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze realiseert. Waar nodig wordt bijgestuurd.

Over het bereiken van de doelstellingen van Financiën over 2009 wordt in het jaarverslag bij de beleidsartikelen verantwoording afgelegd. In deze bedrijfsvoeringsparagraaf (die betrekking heeft op IXA, IXB en het BTW compensatiefonds) wordt ingegaan op de bedrijfsvoeringsvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan en waarvan informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Staten Generaal van belang is.

Kredietcrisis

Beheersaspecten Illiquid Assets Back-up Facility

Sinds mei 2009 ligt het beheer van de Illiquid Assets Back-up Facility (IABF) bij het Agentschap. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn beschreven en met ING zijn afspraken gemaakt om het contract te borgen. Hiermee is de organisatorische inbedding van de IABF afgerond, rekening houdend met de geïnventariseerde risico’s.

Dit betekent niet dat alle activiteiten rond de IABF zijn afgerond. In de risicoanalyse zijn risico’s geïdentificeerd die nader onderzoek of uitwerking vergen. De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek. Ook wordt de komende tijd invulling gegeven aan het verder ontwikkelen van beleidskaders, o.a. voor het portefeuillebeheer. Periodiek wordt met ING bezien in hoeverre terug- of verkoop van (een deel van) de portefeuille opportuun is. Ook zal aandacht worden besteed aan de mogelijke consequenties voor de IABF in het kader van de herstructurering van ING.

Beoordeling Europese Commissie

De genomen kredietcrisismaatregelen worden door de Europese Commissie beoordeeld op ongeoorloofde staatssteun. Omdat de Europese Commissie in een aantal zaken nog uitspraken moet doen, geeft dat onzekerheid in de bedrijfsvoering.

– Fortis/RFS Holdings

De hele verwerving van Fortis Insurance Nederland (Fortis Corporate Insurance en ASR) is door de Commissie als vrij van staatssteun aangemerkt. De overname van Fortis Bank Nederland is nog onderwerp van onderzoek door de Commissie. Daarnaast is de overname van de kortlopende (inmiddels afgeloste) en de langlopende leningen aan Fortis Bank Nederland onderwerp van onderzoek. Ten aanzien van die mogelijke steun heeft de Commissie in de beschikking van 8 april 2009 de procedure van artikel 108(2) VWEU geopend. Deze procedure is nog niet afgerond.

Ten aanzien van de verwerving van het belang in RFS Holdings voor € 6,5 mld. heeft de Commissie in de beschikking van 8 april 2009 eveneens de procedure van artikel 108(2) VWEU geopend. Volgens de Commissie houdt deze maatregel mogelijk steun in aan Fortis Bank Nederland, als teveel zou zijn betaald voor het belang in RFS Holdings. Ook dat onderzoek loopt nog.

De Commissie heeft op 8 februari 2010 de herkapitalisatiemaatregelen van juli 2009 (Mandatory Convertible Note en Capital Relief Instrument) en december 2009 tijdelijk goedgekeurd en tegelijkertijd de al geopende formele onderzoeksprocedure uitgebreid met deze maatregelen.

– Aegon

Aegon heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tegen relatief gunstige voorwaarden (maar met een voor de Staat heel redelijk rendement) € 1 mld. in het eerste jaar af te lossen. Hierdoor resteert van de oorspronkelijke hoofdsom van € 3 mld. nog € 2 mld. Financiën heeft over deze vervroegde aflossing een rentevergoeding en een vervroegde aflossingspremie ontvangen.

In de beschikking die is afgegeven door de Commissie bij de kapitaalinjectie is de voorwaarde opgenomen dat de Staat en Aegon een levensvatbaarheidplan moeten indienen. Dit plan is medio november 2009 naar de Commissie gestuurd. De Commissie is thans bezig met de beoordeling van dit plan.

– ING

De Staat wenst een spoedige exit als investeerder in de financiële sector tegen een gepast rendement. ING loste in december 2009 de helft van de kapitaalinjectie van € 10 mld. af. De Staat heeft een beroep ingediend bij het Gerecht van Eerste Aanleg met het verzoek tot vernietiging van de beschikking van de EC voor zover betreft de kwalificatie van de terugkoop van CT1 securities als additionele staatssteun. De Staat wil hiermee bereiken dat de wijziging niet wordt aangemerkt als € 2 mld. additionele staatssteun. Zo kan met ING een eventuele terugkoop van de resterende kapitaalinjectie worden verkend zonder dat dit gepaard zou gaan met additionele herstructureringsmaatregelen. Om deze verkenning binnen afzienbare tijd mogelijk te maken, is tevens een verzoek tot versnelde behandeling van het beroep ingediend bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. Indien versnelde behandeling wordt toegewezen zou op zijn vroegst eind 2010 duidelijkheid kunnen ontstaan over de mogelijkheden voor terugkoop van de resterende kapitaalinjectie.

Claims

Naar aanleiding van de overname van de Nederlandse Fortis onderdelen, inclusief ABN AMRO, zijn door een aantal aandeelhouders claims ingediend tegen de Nederlandse Staat. Het ministerie van Financiën is van mening dat de Staat een sterke positie heeft en ik acht de kans op toewijzing van de claim klein. Zekerheid hierover is echter pas op langere termijn te krijgen.

Icesave

Op 11 oktober 2008 is met de IJslandse regering een Memorandum of Understanding (MoU) afgesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de voorfinanciering van de verplichtingen van het IJslandse depositogarantiestelsel en IJsland jegens Nederlandse depositohouders.

Sindsdien wordt er, gezamenlijk met het Verenigd Koninkrijk, met de IJslandse regering onderhandeld over een definitieve leenovereenkomst. De hoogte van de hoofdsom wordt niet betwist. De onderhandelingen gaan over de terugbetalingsvoorwaarden.

Geschillen Fortis SA

Tussen Fortis Bank Nederland, Fortis NV/SA en de Staat loopt een rechtszaak, namelijk met betrekking tot Fortis Capital Company. Na een eerste uitspraak heeft Fortis NV/SA een bodemprocedure ingeleid. De behandeling hiervan is vooralsnog opgeschort. De partijen willen eerst een poging doen FCC, MCS en andere openstaande punten op minnelijke wijze af te wikkelen. Alleen al vanwege de juridische complexiteit neemt deze dialoog geruime tijd in beslag. Concrete uitkomsten zijn nog niet te melden.

Beheer- en exit-strategieën

Het document beheer- en exit-strategieën voor het nieuwe ABN AMRO is niet in 2009 afgerond zoals dit in het begin van 2009 beoogd was. Alle benodigdheden hiervoor, zoals een goedkeuring EC Remedy en afronding van de processen segregatie/separatie, hebben vertraging opgelopen. Hierdoor was het niet mogelijk dit proces voor eind 2009 af te ronden. Nu de segregatie per 8 februari 2010 is voltooid kan BFI het plan beheer- en exit-strategieën voltooien. Dit document dient nog bij de Europese Commissie te worden ingediend ter goedkeuring.

Te late implementatie van de Antonveneta richtlijn.

Per 21 maart 2009 behoorde de richtlijn 2007/44/EC (de Antonveneta richtlijn) in Nederlandse wetgeving te zijn geïmplementeerd. Deze richtlijn schrijft een nieuwe procedure en nieuwe toetsingscriteria voor een deelneming of overname in de financiële sector voor. De Wet op het financieel toezicht moet dienovereenkomstig worden aangepast. De implementatie van de richtlijn is enkele malen vertraagd doordat prioriteit moest worden gegeven aan de bestrijding van de gevolgen van de financiële crisis.

Inmiddels heeft de Europese Commissie Nederland twee keer formeel aangemaand. Hoewel daarover nog geen uitsluitsel bestaat, bestaat de kans dat de Commissie het Hof van Justitie zal verzoeken om Nederland te veroordelen tot een dwangsom en/of boete. Het ministerie van Financiën heeft de implementatiewet afgerond en aan de Tweede Kamer voorgelegd, waarna het gebruikelijke wetgevingstraject zal moeten worden doorlopen.

Belastingdienst

Algemene Rekenkamer over Jaarverslag IXB 2008

In 2009 is veel aandacht besteed aan de onvolkomenheden in de bedrijfsvoering die door de Algemene Rekenkamer zijn geconstateerd in het Rapport bij het Jaarverslag IXB 2008.

In 2008 was, op begrotingshoofdstukniveau XVIII WWI, nog sprake van overschrijding van de rapporteringgrenzen inzake de naleving van wet- en regelgeving voor zowel de voorschotten als definitieve toekenningen huurtoeslag. Over 2009 bevinden de fout- en onzekerheidspercentages voor alle toeslagen, dus ook de huurtoeslag, zich binnen de tolerantiegrenzen. De aansluitingen tussen beschikkingssystemen toeslagen en betaalsystemen en de financiële aansluitingen tussen de heffingssystemen en de invorderingsadministratie zijn met ingang van het tweede halfjaar 2009 periodiek gemaakt.

Het toezicht op de dividendbelasting is in 2009 op het vereiste niveau gebracht.

Ten aanzien van de inkoopfunctie geldt dat de contractenadministratie op orde is gebracht. Daarmee kunnen ook de Europese aanbestedingsregels beter worden nageleefd.

Op het punt van de dossiervorming geldt dat over 2009 de kwaliteit van de verslaglegging bij Inkomstenheffing is verbeterd. De verslaglegging bij Inkomstenheffing niet winst was eind 2009 bij enkele belastingregio’s nog onder het gewenste niveau. Dit punt zal in 2010 opnieuw managementaandacht krijgen.

Wat betreft de logische toegangsbeveiliging bij de belastingregio’s is het aantal conflicterende mutatierechten over 2009 zoveel mogelijk verminderd. Waar dit om technische dan wel organisatorische redenen niet kan, zijn aanvullende beheersmaatregelen getroffen.

Hierna wordt verder ingegaan op enkele andere specifieke bedrijfsvoeringsvraagstukken, die zich gedurende het begrotingsjaar 2009 hebben voorgedaan.

Awb-conform werken

De Belastingdienst hanteert voor de tijdige afdoening van bezwaarschriften en klachten een bandbreedte van 95–98% respectievelijk 98–100%. Over 2009 is het resultaat verbeterd naar 87% van de bezwaarschriften en 94% van de klachten dat tijdig is behandeld. Met name de score bij de bezwaarschriften van de Inkomstenheffing blijft achter bij de doelstelling. Verstoringen in het administratieve proces en de tijd die daarna nog nodig is voor de centrale verwerking en verzending van de beschikkingen zijn hieraan debet. Eind 2009 heeft het management van de Belastingdienst een onderzoek gestart naar het bezwaarproces. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek worden in 2010 maatregelen getroffen om tot een verbeterde procesinrichting en bestuurlijke informatievoorziening te komen. De tijdige afhandeling van klachten zal in 2010 opnieuw extra managementaandacht krijgen.

Telefonische bereikbaarheid

De Belastingdienst hanteert voor telefonische bereikbaarheid een bereikbaarheidspercentage van 80–85%. Het bereikbaarheidspercentage zoals dit over 2009 uit de bestuurlijke informatievoorziening naar voren komt is 74%. De toename van het aantal gesprekken bij toeslagen en de – vertraagde – ingebruikname van een nieuw telefonieplatform hebben een lagere bereikbaarheid tot gevolg gehad.

Het management van de Belastingdienst laat onderzoeken wat de verdere oorzaken zijn van het tegenvallende bereikbaarheidspercentage. Daarbij wordt ook gekeken naar de wijze waarop de gesprekken worden gemeten en verantwoord.

Informatievoorziening (IV)-voortbrengingsorganisatie

Begin 2009 heeft een externe doorlichting van de IV-keten plaatsgevonden. De conclusies bevestigen het beeld dat de prestaties van de IV-keten achterblijven en dat de IV-keten nog niet alle waarborgen biedt om met voldoende zekerheid de doelstellingen van grote projecten als Toeslagen en ETM (invordering) en aanpassingen in het AangifteBelastingenSysteem te kunnen realiseren. Bij het op orde brengen van de IV-keten zal extra aandacht zijn voor deze projecten en systemen.

In de aanbiedingsbrief van de staatssecretaris van 14 mei jl. bij de vierde halfjaarsrapportage (Kamerstukken II 2008/09, 31 066, nr. 71) is de besluitvorming door de Belastingdienst naar aanleiding van de uitkomsten van de externe doorlichting van de Informatievoorzieningsketen (IV-keten) gemeld. De maatregelen hebben betrekking op de herinrichting van de IV-organisatie (die per 1 januari 2010 is gerealiseerd), op de professionaliteit van management en medewerkers, en op de wijze waarop de Belastingdienst omgaat met architecturen en met applicatieontwikkeling. De prioriteiten zijn ten eerste waarborgen van de continuïteit, daarna implementeren van wetgeving, en ten slotte innoveren. Het programma Complexiteitsreductie is over 2009 voor een beperkt deel voortgezet. Waar het programma technologische vernieuwing omvatte is dit voor drie jaar bevroren.

In de vierde (mei 2009) en de vijfde halfjaarsrapportage (Kamerstukken II 2009/10, 31 066, nr. 82) is nader gerapporteerd over de stand van zaken ten aanzien van een aantal korte termijn maatregelen alsmede een aantal structurele maatregelen.

Rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering IX-B

Op basis van de mij beschikbare informatie bevatten:

– de departementale verantwoordingsstaat over 2009 met de financiële toelichtingen daarbij;

– de samenvattende verantwoordingsstaat over 2009 betreffende de diensten die een baten-lastenstelsel voeren met de toelichting daarbij;

– de departementale saldibalans per 31 december 2009 met de toelichting daarbij;

– het overzicht van personele topinkomens over 2009 geen zodanige onrechtmatigheden en/of onzekerheden, dat deze op grond van de rapporteringstoleranties of vanwege in het bijzonder te signaleren risico’s vermeld dienen te worden.

Financieel- en materieel beheer IX-B, IX-A en het BTW-Compensatiefonds

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen vermeldenswaardige bevindingen.

Totstandkoming van niet-financiële beleidsinformatie IX-B

Op basis van de mij beschikbare informatie zijn er geen belangrijke tekortkomingen geconstateerd die vermelding behoeven in de bedrijfsvoeringparagraaf met betrekking tot de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie.

Conclusie

Bij het Ministerie van Financiën is, afgezien van de hiervoor genoemde punten (Awb-conform werken, telefonische bereikbaarheid en Informatievoorziening (IV)-voortbrengingsorganisatie), sprake geweest van ordelijk en beheerst verlopen bedrijfsprocessen, welke tevens voorzien in waarborgen voor een rechtmatige begrotingsuitvoering, inclusief een toereikend beleid ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik. Hierin zijn begrepen de bedrijfsprocessen die samenhangen met de kredietcrisis die, binnen de context van de omstandigheden, ook ordelijk en beheerst zijn verlopen. Wat betreft de genoemde uitzonderingen zijn maatregelen getroffen om de bedrijfsvoering te verbeteren.

C. JAARREKENING

7. VERANTWOORDINGSSTAAT

Verantwoordingsstaat 2009 van het Ministerie van Financiën (IXB)(x € 1000)
    (1) (2) (3)=(2)-(1)
Art. Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie1 Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
    Verplich-tingen Uitgaven Ontvang-sten Verplich-tingen Uitgaven Ontvang-sten Verplich-tingen Uitgaven Ontvang-sten
  TOTAAL   4 256 629 134 253 781   14 044 881 121 321 659   9 788 252 12 932 122
                     
  Beleidsartikelen   4 114 009 134 240 645   13 901 208 121 307 646   9 787 199 – 12 932 999
01 Belastingen 3 612 906 3 612 906 131 887 469 3 868 142 3 759 696 104 564 951 255 236 146 790 – 27 322 518
02 Financiële markten 64 937 64 937 25 578 44 538 843 351 554 132 212 44 473 906 286 617 106 634
03 Financieringsactiviteiten publiek-private sector 9 091 12 220 2 041 798 58 803 151 9 285 937 16 130 388 58 794 060 9 273 717 14 088 590
04 Internationale financiële betrekkingen 115 840 161 552 11 699 16 632 437 98 151 12 338 16 516 597 – 63 401 639
05 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties 11 950 319 119 763 101 250 – 4 970 709 272 595 223 489 – 16 921 028 152 832 122 239
07 Beheer materiële activa 105 243 105 243 167 133 98 851 95 854 237 597 – 6 392 – 9 389 70 464
08 Begrotingsbeleid en regeldruk 37 388 37 388 5 718 38 557 37 421 6 671 1 169 33 953
                     
  Niet-beleidsartikelen   142 620 13 136   143 673 14 013   1 053 877
09 Algemeen 137 786 137 786 13 136 139 337 143 673 14 013 1 551 5 887 877
10 Nominaal en onvoorzien 4 834 4 834 0 – 5 900 0 0 – 10 734 – 4 834 0

1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds naar boven afgerond.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2009 inzake baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken van het Ministerie van Financiën(x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Domeinen Roerende Zaken      
       
Totale baten 13 659 15 850 2 191
Totale lasten 13 713 12 818 – 895
Saldo van baten en lasten – 54 3 032 3 086
       
Totale kapitaalontvangsten 2 000 4 – 1 996
Totale kapitaaluitgaven 2 297 1 426 – 871
Samenvattende verantwoordingsstaat 2009 inzake baten-lastendienst RVOB van het Ministerie van Financiën(x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Domeinen Onroerende Zaken      
       
Totale baten 21 335 21 829 494
Totale lasten 21 212 19 698 – 1 514
Saldo van baten en lasten 123 2 131 2 008
       
Totale kapitaalontvangsten 1 020 50 – 970
Totale kapitaaluitgaven 1 451 933 – 518

8. SALDIBALANS

Ministerie van Financiën (IXB)

Saldibalans per 31 december 2009 (bedragen x € 1000)
DEBET CREDIT
  OMSCHRIJVING 31-12-2009 31-12-2008     OMSCHRIJVING 31-12-2009 31-12-2008
1. Uitgaven t.l.v. de begroting 2008   42 400 339   2. Ontvangsten t.g.v. de begroting 2008   122 511 908
  Uitgaven t.l.v. de begroting 2009 14 044 877       Ontvangsten t.g.v. de begroting 2009 121 321 654  
                 
3. Liquide middelen 7 766 7 938   4a. Interne begrotingsreserve Seno – Gom 341 759 0
                 
4. Rekening-courant RHB 107 874 434 80 544 053   6. Ontvangsten buiten begrotingsverband 263 612 440 736
                 
5. Uitgaven buiten begrotingsverband (52) 314          
  Sub-totaal 121 927 025 122 952 644     Sub-totaal 121 927 025 122 952 644
                 
7. Openstaande rechten 21 263 641 22 927 553   7a. Tegenrekening openstaande rechten 21 263 641 22 927 553
                 
8. Extra-comptabele vorderingen 33 416 721 16 945 157   8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen 33 416 721 16 945 157
                 
9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden 685 793 837 722   9. Extra-comptabele schulden 685 793 837 722
                 
10. Voorschotten 15 877 078 13 256 671   10a. Tegenrekening voorschotten 15 877 078 13 256 671
                 
11a. Tegenrek. openst. garantieverplichtingen 145 405 855 56 001 999   11. Openstaande garantieverplichtingen 145 405 855 56 001 999
                 
12a. Tegenrek. openst. betalingsverplichtingen 16 903 605 1 209 631   12. Openstaande betalingsverplichtingen 16 903 605 1 209 631
                 
13. Deelnemingen 37 541 671 36 719 756   13a. Tegenrekening deelnemingen 37 541 671 36 719 756
  Totaal-generaal 393 021 389 270 851 133     Totaal-generaal 393 021 389 270 851 133

8.1 Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2009

Algemene toelichting

Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden euro’s tenzij anders vermeld. Door afronding van bedragen op duizenden euro’s, kunnen totaaltellingen niet aansluiten bij de som der delen. In de tabellen zijn specificaties cursief weergegeven. Belangrijke posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden.

Specifieke toelichting per saldibalanspost

1. Uitgaven ten laste van de begroting

Deze post bevat de nog niet met het ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding) verrekende begrotingsuitgaven 2009. Verrekening van de begrotingsuitgaven zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

2. Ontvangsten ten gunste van de begroting

Deze post betreft de nog niet met het ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding) verrekende begrotingsontvangsten 2009. Verrekening van de begrotingsontvangsten zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

3. Liquide middelen

De liquide middelen bestaan uit de saldi op bank- en girorekeningen en de bij kasbeheerders aanwezige kasgelden.

4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Deze post geeft de financiële verhouding met de Rijkshoofdboekhouding weer. Het bedrag is per 31 december 2009 in overeenstemming met de opgave van de Rijkshoofdboekhouding.

4a. Interne begrotingsreserve Seno-Gom

Per 1 januari 2009 is de interne begrotingsreserve Seno-Gom overgedragen van het ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van Financiën. Deze reserve is bestemd om eventuele toekomstige betalingen uit hoofde van verstrekte garanties in het kader van de Seno-Gom faciliteit mogelijk te maken.

5. Uitgaven buiten begrotingsverband

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend.

6. Ontvangsten buiten begrotingsverband

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de posten opgenomen, die aan derden moeten worden betaald. De stand ultimo 2009 heeft grotendeels betrekking op in het verleden ontvangen bedragen die nog verrekend moeten worden uit hoofde van provinciale opcenten, eurovignetten, afdrachten ABP en afdrachten loonheffing. Ultimo 2009 bevatte de consignatiekas ongeveer € 30 mln.

7. Openstaande rechten

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

  Ultimo 2009 Ultimo 2008
Belastingvorderingen 20 562 962 22 099 172
     
Vorderingen Domeinen: 694 196 828 181
• Defensiegoederen 686 159 819 693
• Overige 8 037 8 488
     
Overige 6 483 200
Totaal 21 263 641 22 927 553

Toelichting openstaande rechten

Belastingvorderingen

De belangrijkste posten van de ultimo 2009 openstaande belastingvorderingen zijn vorderingen inzake:

(€ x 1 mld.)
  Ultimo 2009 Ultimo 2008
Vennootschapsbelasting 5,9 6,2
Inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 5,2 6,1
Omzetbelasting 2,5 2,2
Belastingen van rechtsverkeer 0,0 0,3
Tabaksaccijns 0,5 0,6
Successierechten 1,2 1,0
Loonbelasting/premies volksverzekeringen 2,0 2,3
Totaal 17,3 18,7

Het volgende overzicht geeft aan in welk jaar de belastingvorderingen zijn ontstaan.

Belastingvorderingen in procenten

kst-32360-IXB-1-5.gif

Van het totale te vorderen bedrag zal uiteindelijk een aanzienlijk gedeelte niet inbaar zijn. Bij 40,2% van de openstaande vorderingen is de betalingstermijn verstreken. Van deze achterstandsposten is 42,7% aan te merken als betwist, bijvoorbeeld omdat een bezwaarschrift is ingediend. Ook van de niet-betwiste rechten met een betalingsachterstand zal een gedeelte niet of moeilijk inbaar zijn, bijvoorbeeld als gevolg van faillissementen.

Verloop van de belastingvorderingen
  Ultimo 2009 Ultimo 2008
Ultimo vorig jaar 22 099 172 25 949 603
Conserverende aanslagen uit voorgaande jaren – 2 669 177 – 1 975 434
Ontstane rechten 95 452 646 111 466 867
     
Vervallen rechten:    
– ontvangsten en overloop – 7 269 904 – 13 608 047
– verleende verminderingen en negatieve aanslagen – 86 834 770 – 97 112 754
– oninbaarlijdingen en kwijtscheldingen – 1 829 522 – 2 887 783
– overloop – 1 067 439 – 2 402 457
– conserverende aanslagen lopend jaar 2 681 956 2 669 177
Totaal 20 562 962 22 099 172

Naast de niet direct invorderbare conserverende aanslagen (€ 2,7 mld.) zijn als rechten de openstaande belastingvorderingen (€ 17,9 mld.) opgenomen. Dit betreft het nominale bedrag van de in de debiteurenadministraties van de Belastingdienst geregistreerde openstaande invorderingsopdrachten. Deze zijn gecorrigeerd voor de betalingen die ultimo 2009 waren ontvangen maar nog niet waren verwerkt in de debiteurenadministraties (overloop € 1,1 mld.).

Vorderingen Domeinen

De vorderingen van Domeinen bestaan voor 98,8% uit strategische verkopen roerende zaken.

Van het totale openstaande bedrag aan strategische debiteuren vervalt € 392,1 mln. tot en met 2011 en vanaf 2012 vervalt er € 293,7 mln.

De ouderdom van de vorderingen Domeinen is als volgt:

Ontstaan in 2009 117 456
Ontstaan in 2008 47 767
Ontstaan in 2007 18 824
Ontstaan in 2006 233 327
Ontstaan vóór 2006 276 822
Totaal 694 196

Niet uit de saldibalans blijkende vordering

Tot de voorwaardelijke vorderingen kan het saldo van de Maintenance Of Value (MOV) posities worden gerekend (betreft internationale instellingen). De stand van de MOV-posities bedroeg ultimo 2009 € 98,3 mln. Het saldo van de MOV-posities kan afhankelijk van wisselkoersfluctuaties een vordering dan wel een verplichting voorstellen. Door de aandeelhouders van de internationale instellingen is echter besloten dat er geen uitkering van de MOV-verplichtingen zal plaatsvinden. Zodoende zullen er geen financiële transacties op basis van de MOV plaatsvinden, tenzij de aandeelhouders besluiten deze bevriezing op te heffen.

8. Extra-comptabele vorderingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

  Ultimo 2009 Ultimo 2008
Geconsolideerde vorderingen exportkredietverzekering (Atradius) 788 731 848 860
Overige vorderingen exportkredietverzekering (Atradius) 319 371 174 765
Leningen 117 983 176 974
Diverse toeslagen Belastingdienst 823 765 599 918
Overige 63 877 64 750
Subtotaal 2 113 727 1 865 267
Ontstaan als gevolg van de kredietcrisis    
Security AEGON 2 000 000 3 000 000
Security ING 5 000 000 10 000 000
Security SNS REAAL 565 000 750 000
Mandatory Convertible Notes(MCN) ABN AMRO 2 600 000 0
Vordering IJslandse DGS 1 403 016 1 300 000
Vordering NIBC Bank NV 0 15 609
Vordering Leaseplan Corp. NV 0 14 281
Vordering AEGON 290 0
Vordering premie ontvangsten Garantie Interbancaire 1 379 313 0
Leningen    
Vordering ABN AMRO 3 253 0
Alt-A portefeuille 18 352 122 0
Subtotaal 31 302 994 15 079 890
Totaal 33 416 721 16 945 157

Toelichting extra-comptabele vorderingen

Geconsolideerde vorderingen exportkredietverzekering (Atradius)

Verreweg het grootste deel van de geconsolideerde vorderingen (excl. consolidatierente) op Atradius ad € 0,79 mld. is opgenomen in consolidatie-overeenkomsten in het kader van de Club van Parijs. Vorderingen begrepen in consolidatie-overeenkomsten zijn door landen erkende schulden waar een betalingsregeling voor geldt en kunnen derhalve worden beschouwd als recuperabel. Landen zijn echter niet altijd in staat de betalingsverplichtingen uit hoofde van zo’n regeling na te komen. In die gevallen worden doorgaans herconsolidaties afgesloten. Hierdoor verschuift de geplande ontvangst van provenu’s door Atradius naar de toekomst. Dit betekent dat de afdracht aan de Staat van ontvangen provenu’s overeenkomstig verschuift. In de Club van Parijs is gesproken over verdergaande kwijtschelding van schulden van de allerarmste landen (Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)). Als gevolg hiervan zullen deze landen in aanmerking komen voor verdergaande kwijtschelding van hun schulden uit hoofde van de exportkredietverzekering.

Leningen

Het bedrag van de leningen heeft betrekking op de voormalige Postbank N.V.

Diverse toeslagen Belastingdienst

Deze toeslagen hebben betrekking op vorderingen inzake verstrekte toelagen zoals kindgebonden budget, kinderopvang-, kinder-, huur- en zorgtoeslag.

Ouderdomsoverzicht van de vorderingen

De ouderdom van de vorderingen exclusief de geconsolideerde vorderingen exportkredietverzekeringen (Atradius), is als volgt:

Ontstaan in 2009 22 515 533
Ontstaan in 2008 9 230 616
Ontstaan in 2007 319 191
Ontstaan in 2006 0
Ontstaan vóór 2006 562 650
Totaal 32 627 990

Toelichting kapitaalverstrekkingen

Met betrekking tot de kredietcrisis zijn vorderingen ontstaan op AEGON, ING en SNS REAAL. Deze vorderingen zijn ontstaan door het verstrekken van in aandelen converteerbare securities in het kader van kapitaalinjecties door de Staat met betrekking tot de kredietcrisis. Dit betreffen geconditioneerde vorderingen. De securities zijn op aanschafwaarde gewaardeerd.

Mandatory Convertible Notes

De MCN’s zijn verplicht converteerbare leningen aan ABN AMRO. Deze maken onderdeel uit van de herkapitalisatie van ABN AMRO en zullen bij separatie worden omgezet in gewoon aandelenkapitaal.

Vordering IJslandse DGS

De Nederlandse Staat heeft de uitkeringen uit hoofde van het IJslandse Deposito Garantie Stelsel (DGS) aan depositohouders bij het Nederlandse bijkantoor van de IJslandse bank Landsbanki (Icesave) voorgefinancierd. Als gevolg hiervan is er een vordering ontstaan op het IJslandse DGS. De hoofdsom bedraagt € 1 329 mln. en de rente € 74 mln. De onderhandelingen met IJsland zijn nog niet afgerond.

Vordering premie ontvangsten Garantie Interbancaire Leningen

Deze vordering betreft de fee-opbrengsten uit hoofde van de in 2008 en 2009 door het Ministerie van Financiën verstrekte garanties met betrekking tot de garantieregeling interbancaire regelingen. De vordering betreft de nog te ontvangen fees over 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014.

Vorderingen

De vorderingen op AEGON en ABN AMRO hebben betrekking op gemaakte kosten voor de inhuur van expertise.

Alt-A portefeuille

Tegenover de meerjaren verplichting aan ING staat de Alt-A portefeuille (€ 18,4 mld.). ING blijft juridisch eigenaar van de Alt-A portefeuille. Door de Illiquid Assets Back-up Facility heeft de Nederlandse Staat 80% van de risico’s op deze portefeuille overgenomen. De Staat ontvangt ook 80% van de kasstromen op de portefeuille. De omvang van de Alt-A portefeuille luidt in US dollar en wordt omgerekend naar euro met de ECB referentiekoers per 31 december 2009. De nominale omvang van ons deel van de Alt-A portefeuille per ultimo 2009 bedroeg € 18,1 mld. Het op de saldibalans vermelde bedrag omvat daarnaast een deel van de portefeuille-ontvangsten die reeds in december 2009 door ING zijn ontvangen, maar pas in januari 2010 worden betaald aan de Staat (€ 0,3 mld.).

9. Schulden

De schuld vloeit vrijwel geheel voort uit verkopen van strategische goederen door Domeinen. Immers, de opbrengst moet worden doorbetaald aan het ministerie van Defensie.

De ouderdom van de schulden is als volgt:

Ontstaan in 2009 111 009
Ontstaan in 2008 47 340
Ontstaan in 2007 18 100
Ontstaan in 2006 233 000
Ontstaan vóór 2006 276 344
Totaal 685 793

10. Voorschotten

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

  Ultimo 2009 Ultimo 2008
Toeslagen 15 711 469 13 069 236
Personeel en Materieel 16 099 27 600
WOZ 4 160 6 890
Overige 145 350 152 945
Totaal 15 877 078 13 256 671

Toeslagen

Deze post bestaat uit kindertoeslag (€ 282 mln.), kinderopvang (€ 5 713 mln.), huurtoeslag (€ 3 503 mln.), zorgtoeslag (€ 5 171 mln.) en kindgebonden budget (€ 1 042 mln.).

De voorschotten toeslagen zijn als volgt opgebouwd.

(€ x 1 mln.)
Voorschotten Kindertoeslag Huurtoeslag Kinderopvang Zorgtoeslag Kindgebonden budget
Toeslagjaar 2006 0 16 13 16 0
Toeslagjaar 2007 0 79 234 61 0
Toeslagjaar 2008 282 920 2 350 950 0
Toeslagjaar 2009 0 2 488 3 116 4 144 1 042
Totaal 282 3 503 5 713 5 171 1 042

De uitkering van toeslagen is gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), omdat de hoogte van de toeslag afhankelijk is van gegevens die toeslaggerechtigden zelf verstrekken. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van de wet- en regelgeving vormt een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid. In het Beheersverslag van de Belastingdienst wordt dit meer uitgebreid toegelicht.

Kinderopvangtoeslag

De kinderopvangtoeslag bestaat voor circa 25% uit toeslagen, verleend voor kinderopvang bij gastouders. De juistheid van de opgegeven uren kan door de Belastingdienst niet objectief worden vastgesteld. Over dit deel van de uitbetalingen, circa € 750 mln., bestaat derhalve een inherente onzekerheid voor de rechtmatigheid.

Personeel en Materieel

Deze post betreft diverse voorschotten aan personeel. Daarnaast hebben deze voorschotten betrekking op betalingen aan diverse crediteuren waarvan de goederen/diensten nog geleverd dienen te worden.

WOZ

De voorschotten WOZ betreffen het restant van de aan de gemeenten in 2003 en 2004 verstrekte voorschotten in het kader van de vangnetregeling 1999 t/m 2002.

Overige voorschotten

Voor € 145,4 mln. betreft het ambtshalve voorschotten uitbetaald op de evenredige bijdrage verdeling (EBV). Deze voorschotten zijn uitbetaald aan burgers bij wie meer dan het maximum aan inkomensafhankelijke bijdrage in het kader van de zorgverzekeringswet is ingehouden. Hiervan is € 108,3 mln. ontstaan in 2009, € 36,9 mln. ontstaan in 2008 en € 0,2 mln. ontstaan in 2007.

11. Openstaande garantieverplichtingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

  Ultimo 2009 Ultimo 2008
Deelnemingen 36 451 205 20 198 882
IMF 23 376 263 9 902 965
Ontwikkelingsbanken/NWB 13 074 942 10 295 917
     
Kernongevallen (WAKO) 14 023 000 14 023 000
     
Herverzekeringen 12 579 461 17 838 000
Exportkredietverzekering 12 316 4611 17 625 000
Herverzekering investeringen 263 000 213 000
     
Garanties bancaire leningen 47 100 869 2 740 000
     
Credit Relief Instrument (CRI) ABN AMRO 32 611 091 0
     
Overige 2 640 229 1 202 117
Totaal 145 405 855 56 001 999

1 In dit bedrag is circa € 850 mln. aan garanties begrepen, die vanwege de aard van een bepaalde garantie niet tot uitbetaling kunnen komen.

Toelichting openstaande garantieverplichtingen

Deelnemingen

• IMF: DNB neemt namens de Staat, onder Staatsgarantie, deel in het kapitaal van het Internationale Monetaire Fonds (IMF).

• Ontwikkelingsbanken (Wereldbank, EIB, EBRD, MIGA) en NWB: dit betreft het garantiekapitaal (de niet volgestorte aandelen) inzake de deelneming van de Staat in het kapitaal van de betreffende banken. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

Kernongevallen (WAKO)

De Staat dient, voor zover de vergoedingen uit anderen hoofde niet toereikend zijn om schade ten gevolge van een kernongeval te vergoeden, aanvullend openbare middelen beschikbaar te stellen. Momenteel zijn er in Nederland zeven kerninstallaties in de zin van de WAKO. Afhankelijk van het bedrag waarvoor de onderscheiden kerninstallaties aansprakelijk zijn, verschilt het door de Staat maximaal beschikbaar te stellen bedrag tussen € 1 785 mln. en € 2 100 mln. per kernongeval.

Herverzekeringen

De openstaande garantieverplichting betreft voornamelijk het risico (obligo) van de Staat als herverzekeraar uit hoofde van de door Atradius verzekerde kredieten en koersrisico’s. Daarnaast betreft de openstaande verplichting het risico uit hoofde van de door Atradius verzekerde investeringen in het kader van de regeling Herverzekering Investeringen (RHI incl. WHI, € 263 mln.) en de garantiefaciliteit Seno-Gom (€ 430 mln.). Eind 2008 is ten onrechte de stand van de oorspronkelijke garantieverplichting opgenomen. Hierbij was er geen rekening gehouden met de negatieve bijstelling b.v. als gevolg van betalingen. Dit jaar is de garantie weer opgenomen tegen de actuele stand.

Credit Relief Instrument (CRI) ABN AMRO

De CRI betreft een voorwaardelijke verplichting die de Staat jegens ABN AMRO is aangegaan en waarmee op de balans van ABN AMRO een verlaging van de risico-gewogen activa (RWA’s) is bewerkstelligd. Hiermee heeft de Staat het kredietrisico overgenomen op een gelimiteerde Nederlandse hypotheekportefeuille.

Niet in de balans opgenomen garantieverplichting

De Staat heeft op grond van haar overeenkomst met de FMO (overeenkomst Staat-FMO van 16 november 1998) instandhoudingsverplichtingen ten opzichte van de FMO na eventuele uitputting van haar Reserverekening Algemene Risico’s (RAR Fonds) en bij onvoldoende dekking van bijzondere bedrijfsrisico’s. Deze verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 7 van de overeenkomst Staat-FMO. Daarnaast heeft de Staat op grond van artikel 8 van haar overeenkomst met FMO nog andere financiële zekerheidsverplichtingen ten opzichte van FMO.

De Staat heeft bij het verkopen van deelnemingen een aantal garanties en vrijwaringen afgegeven met betrekking tot de deelneming die verkocht zijn. Het betreft hier meer algemene garanties en vrijwaringen die niet kwantificeerbaar zijn.

12. Openstaande betalingsverplichtingen

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.

  Ultimo 2009 Ultimo 2008
Meerjaren verplichting aan ING 15 856 949 0
Deelnemingen ontwikkelingsbanken 674 090 768 967
Overige 372 566 440 664
Totaal 16 903 605 1 209 631

Meerjaren verplichting aan ING

Op 26 januari 2009 heeft de Staat een back-up faciliteit verleend aan ING. Bij aangaan van de transactie bedroeg de gegarandeerde waarde € 21,4 mld. De gegarandeerde waarde is een aangegane meerjaren betalingsverplichting aan ING.

De saldibalans vermeldt de resterende meerjaren betalingsverplichting ultimo 2009 (€ 15,9 mld.). De meerjaren verplichting is opgebouwd uit de gegarandeerde waarde ultimo 2009 (€ 15,5 mld.) plus een verplichting van de Staat aan ING die begin 2010 is voldaan, maar betrekking heeft op december 2009 (€ 0,3 mld.). De meerjaren verplichting aan ING luidt in US dollars en is omgerekend naar euro met de ECB referentie koers per 31-12-2009.

13. Deelnemingen

De post deelnemingen bestaat uit de aandelen in Nederlandse ondernemingen en de aandelen in internationale instellingen. De deelnemingen zijn als volgt gewaardeerd:

• Nederlandse ondernemingen: op basis van de historische aanschafwaarde. Voor Tennet, DNB en NV Luchthaven Schiphol zijn de historische aanschafwaarden onbekend. Deze zijn dan ook opgenomen tegen de nominale waarde.

• Internationale instellingen: op basis van het gestorte kapitaal (oorspronkelijke aankoopprijs) en nog te storten kapitaal uit hoofde van een betalingsverplichting (paid-in capital). Voor het restant dat niet als deelneming is opgenomen, is een garantieverplichting verstrekt (callable capital), die onder saldibalanspost 11 is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. In de laatste kolom van het overzicht is het deelnemingspercentage ultimo 2009 vermeld.

  Ultimo 2009 Ultimo 2008 Aandeel in %
Nederlandse ondernemingen      
Nederlandse Gasunie N.V. 10 067 312 10 067 312 100
NS N.V. 1 012 265 1 012 265 100
Tennet B.V. 100 000 100 000 100
Westerscheldetunnel 0 599 666 0
De Nederlandsche Bank (DNB) 500 000 500 000 100
VSN N.V. (Connexxion) 26 517 26 517 33,3
Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) 69 613 69 613 50
NV Luchthaven Schiphol 58 937 58 937 69,7
Havenbedrijf Rotterdam 462 500 50 000 29,17
       
Overige 176 650 159 650 div.
Subtotaal 12 473 794 12 643 960  
Ontstaan tijdens de kredietcrisis      
Fortis Bank (Nederland) NV* (incl. schuldomzetting december 2009)     97,81
Fortis FBN(H) Preferred Investments BV*     70
ASR Nederland NV*     100
Fortis Corporate Insurance NV* is in     0
juni 2009 verkocht.      
* Onderlinge verdeling is niet bekend 17 800 000 16 800 000  
       
RFS Holdings BV 6 540 000 6 540 000 33,8
ABN AMRO Group NV 100 0 100
Cumulatief totaal 36 813 894 35 983 960  
Internationale instellingen      
Wereldbank (IBRD) 183 811 190 269 6,18
Europese Investeringsbank (EIB) 369 353 369 353 3,60
Europese Bank voor Wederopbouw en      
Ontwikkeling (EBRD) 130 200 130 200 26,25
Internationale Financieringsmij. (IFC) 38 964 40 333 100
Multilateraal Agentschap van      
Investeringsgaranties (MIGA) 5 449 5 641 18,98
Subtotaal 727 777 735 796  
Totaal 37 541 671 36 719 756  

1 92,6% rechtstreeks en 5,2% via Fortis FBN(H) Preferred Investments BV

Toelichting deelnemingen

Naar aanleiding van de nota «Deelnemingenbeleid Rijksoverheid» is voorgesteld om het beheer van deelnemingen zoveel mogelijk samen te brengen op één plaats binnen de Rijksoverheid. Gekozen daarbij is voor het ministerie van Financiën, dat reeds een coördinerende functie rond de staatsdeelnemingen heeft.

N.V. Westerscheldetunnel

Op 1 juli 2009 is het belang van de Staat à 95,4% in N.V. Westerscheldetunnel verkocht aan de Provincie Zeeland voor een netto bedrag van € 89,2 mln. Eerder al was geconstateerd dat de relevante publieke belangen goed geborgd zijn in de Tunnelwet. De betrokken publieke belangen worden bovendien extra geborgd door de overdracht aan een decentrale overheid.

Havenbedrijf Rotterdam (HBR)

Met het oog op de voor de financiering van de Tweede Maasvlakte benodigde vermogenspositie, is de Staat mede-aandeelhouder geworden van het Havenbedrijf Rotterdam (HBR). Dit is de tweede tranche, waarmee de Staat in totaal 29,2% van het aandelenkapitaal in het HBR heeft verworven.

Ontstaan tijdens de kredietcrisis

In oktober 2008 is de Staat aandeelhouder geworden van Fortis Bank Nederland Holding NV, Fortis Corporate Insurance NV en Fortis Verzekeringen Nederland NV (nu ASR verzekeringen).

Door de financiële crisis kwam de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector in het geding waardoor de Staat zich genoodzaakt zag deze deelnemingen aan te gaan.

In december 2008 heeft de Staat het Fortis-deel van de aandelen RFS Holding BV (houdstermaatschappij van aandelen ABN AMRO) overgenomen van Fortis. Op grond van de akte van overdracht van 24 december 2008 heeft de Staat dezelfde verplichtingen als Fortis tegenover de overige aandeelhouders in RFS Holdings BV op grond van de Consortium Shareholders Agreement (CSA). In juni 2009 heeft de Staat haar 100% belang in Fortis Corporate Insurance NV verkocht voor 350 mln.

Oprichting ABN AMRO Group NV

Op 18 december heeft de Staat ABN AMRO Group N.V. opgericht. Dit is de nieuwe moedermaatschappij, waar in het voorjaar van 2010 het aan de Staat toekomende deel van ABN AMRO (de zogenaamde N-share) en Fortis Bank Nederland zullen worden ondergebracht. Onder deze gezamenlijke moedermaatschappij zullen beide banken worden geïntegreerd tot één nieuwe bank. Met betrekking tot de voorgenomen oprichting van ABN AMRO Group is de goedkeuringsprocedure van artikel 34 van de Comptabiliteitswet bij de Staten-Generaal doorlopen.

Fortis Bank (Nederland) NV

In december 2009 zijn twee vorderingen van de Staat van € 1,35 mld. op Fortis Bank (Nederland) NV omgezet in kapitaal middels een agiostorting.

Niet in de saldibalans opgenomen «deelnemingen»

Zowel de Staatsloterij (SENS) als Holland Casino hebben de juridische status van stichting. Het kansspelbeleid met de daaraan gekoppelde vergunningen behoren toe aan het ministerie van Justitie. Het ministerie van Financiën onderhoudt de financiële betrekkingen. Financiën ontvangt de opbrengsten en houdt toezicht conform de statuten.

9. BATEN-LASTENDIENSTEN

9.1 Domeinen Roerende Zaken

Algemeen

Domeinen Roerende Zaken (DRZ) heeft in het boekjaar 2009 een netto-resultaat van € 3 032 000 geboekt. Het verschil tussen het toegestaan Eigen Vermogen (5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar: € 752 000), en het aanwezige Eigen Vermogen (€ 4 049 000) wordt uitgekeerd aan het moederdepartement. De afroming bedraagt € 3 297 000.

1. Staat van baten en lasten

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009(x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten      
Opbrengst moederdepartement 200 406 206
Opbrengst overige departementen 10 794 10 935 141
Opbrengsten derden 2 615 3 663 1 048
Rentebaten 50 89 39
Bijzondere baten 0 757 757
Totaal baten 13 659 15 850 2 191
       
Lasten      
Apparaatskosten      
– Personele kosten 4 195 4 750 555
– Materiele kosten 8 945 8 290 – 655
Rentelasten 78 17 – 61
Afschrijvingskosten      
– Materieel 330 440 110
– Immaterieel 165 18 – 147
Overige lasten      
– Dotaties voorzieningen 0 – 701 – 701
– Bijzondere lasten 0 4 4
Totaal lasten 13 713 12 818 – 895
       
Saldo van baten en lasten – 54 3 032 3 086

Toelichting saldo van baten en lasten ten opzichte van ontwerpbegroting 2009

Toelichting baten

Opbrengsten derden

• Verkopen van 2 KLPD vaartuigen en 4 kabelveerponten van Rijkswaterstaat dragen € 0.2 mln. extra bij aan de gerealiseerde opgelden. Verkopen van Defensievoertuigen en hogere omzet bij reguliere openbare verkopen (+ € 0.3 mln.) dragen verder bij aan de meeropbrengst bij opgelden.

• Opbrengsten uit de verkoop van abonnementen op kavellijsten, boete oplegging bij het ontbinden van een gunning bij verkoop en schrootopbrengsten dragen samen bij aan een bijstelling naar boven van € 0.3 mln.

• De ketenpartijen schakelen meer en meer Domeinen in voor de afhandeling van logistieke handelingen. In 2009 zijn hierdoor de aan transport gerelateerde opbrengsten € 0.2 mln. positiever uitgevallen.

Buitengewone baten

De buitengewone bate betreft de bijdrage vanuit het Sociaal Flankerend Beleid om verloop en herplaatsing te stimuleren in het kader van de fte-taakstelling.

Toelichting lasten

Personele lasten

In de ontwerpbegroting is geen rekening gehouden met het in eigen beheer nemen van de ICT en personeelsfunctie. Deze werd tot augustus 2008 voor € 0.2 mln. (2.2 fte.) per jaar ingekocht bij Rijksvastgoed en ontwikkelingsbedrijf (RVOB). Deze extra salariskosten worden bespaard in de materiële lasten (ontbinding Service Level Agreement). De berekende sociale lasten zijn in 2009 € 0.2 mln. hoger. DRZ heeft in 2009 niet alle formatie plaatsen ingevuld, waardoor € 0.2 mln. bespaard is op de totale salariskosten. Daarentegen is er sprake van extra salarislasten van herplaatsingkandidaten die niet op een functie werkzaam zijn. De kosten hiervan worden geraamd op € 0.4 mln.

Materiële kosten

De afname van de materiële kosten wordt verklaard door de volgende mutaties:

OM vervoerskosten van vuurwerk en voertuigen + € 0.5 mln.

Voorgeschoten kosten en advieskosten + € 0.3 mln.

Huur Soesterberg – € 0.2 mln.

Stopzetting Landelijk Beslagregister – € 0.6 mln.

Service Level Agreement ICT en Personeel – € 0.5 mln.

Overige lasten – € 0.2 mln.

Dotaties voorzieningen

De volgende mutaties hebben plaatsgevonden in het afgelopen jaar:

• Bijstelling van de voorziening jubilea met € -0.1 mln.

• Vervallen van de voorzieningen voor de sprinklerinstallatie en brandveiligheid in Veldhoven ter hoogte van – € 0.3 mln. in verband met voorgenomen sluiting per 31 december 2011.

• Aanpassing van de voorziening schadeclaims met – € 0.1 mln.

• Bijstelling van reorganisatievoorziening met – € 0.5 mln.

• Ultimo 2009 blijkt dat in 2010 € 0.3 mln. boven de contractuele afspraak voor vernietiging van vuurwerk met het OM zal worden betaald. Deze kosten worden in het kader van verliezen uit lopend contract reeds voorzien.

2. Balans per 31 december 2009

(x € 1000)
Omschrijving Balans per 31-12-2009 Balans per 31-12-2008
Activa    
Immateriële activa 39 45
Materiële activa    
– grond en gebouwen 822 12
– installaties en inventaris 831 833
– overige materiële vaste activa 797 745
Voorraden 0 0
Debiteuren 746 802
Nog te ontvangen 749 308
Liquide middelen 4 867 3 173
Totaal activa 8 851 5 918
     
Passiva    
Eigen vermogen    
– exploitatie reserve 987 972
– verplichte reserve 30 45
– onverdeeld resultaat 3 032 36
Leningen bij MinFin 409 541
Voorzieningen 2 008 2 749
Crediteuren 1 073 272
Nog te betalen 1 312 1 303
Totaal Passiva 8 851 5 918

Toelichting activa

Materiële activa

De aanpassing van het kantoorpand te Soesterberg naar huidige arbo-normen is afgerond en geactiveerd.

Toelichting passiva

Ontwikkeling Eigen Vermogen

De gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar is € 15 031 836. Het eigen vermogen mag totaal 5% van de gemiddelde omzet (= € 752 000) bedragen. Het eigen vermogen per 31 december 2009 is € 4 049 000. Dat is € 3 297 000 hoger dan toegestaan. Het overschot wordt in 2010 afgedragen aan het moederdepartement.

Eigen vermogen (* € 1 000) 2006 2007 2008 2009
Eigen vermogen per 1 januari 0 2 328 4 087 1 008
Toegepaste correctie op het eigen vermogen 2008       9
Saldo van baten en lasten 2 328 3 453 36 3 032
Uitkering van het moederdepartement 0 – 1 526 – 3 238 0
Vorming wettelijke reserve 0 – 168 123 – 15
Toename t.g.v. vrijvallen wettelijke reserve       15
Eigen vermogen per 31 december 2 328 4 087 1 008 4 049

Voorzieningen

De mutaties zijn gespecificeerd in de toelichting op de dotaties voorzieningen bij de staat van baten en lasten.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Voor de huisvesting is Domeinen Roerende Zaken langdurige gebruiksovereenkomsten aangegaan met de Rijksgebouwendienst. De waarde van deze verplichting bedraagt per 31 december 2009 € 22,3 mln.

3. Kasstroomoverzicht

(x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2009 2 080 3 173 1 093
2. Totaal kasstroom uit operationele activiteiten 441 3 116 2 675
       
3a Totaal investeringen -/- – 2 000 – 1 294 706
3b Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 4 4
3. Totaal investeringskasstroom – 2 000 – 1 290 710
4a Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
4b Eenmalige storting door moederdepartement (+) 0 0 0
4c Aflossingen op leningen (-/-) – 297 – 132 165
4d Beroep op leenfaciliteit (+) 2 000 0 – 2 000
4 Totaal financieringskasstroom 1 703 – 132 – 1 835
       
5. Rekening-courant RHB 31 december 2009 (1+2+3+4) 2 224 4 867 2 643

Toelichting

Beroep op leenfaciliteit

Van de aangevraagde lening (4d.) die onder andere diende ter financiering van het project «Verkopen via internet» (waarde € 1,6 mln.) is in 2009 geen gebruik gemaakt omdat dit project is uitgesteld. De investeringen waaronder voertuigen, hekwerk, pc’s, een beveiligingssysteem en apparatuur ten behoeve van barcodering, zijn gefinancierd uit eigen middelen.

4. Doelmatigheidsindicatoren

Doelmatigheidsindicatoren DRZ
Kwantitatieve indicatoren norm 2006 2007 2008 2009
Kostendekkendheid bewaartaak 100% 88% 100% 95% 113%
Kostendekkendheid verkooptaak 100% 146% 153% 126% 134%
Kostendekkendheid pc schonen 100% 0% 128% 83% 152%
Kostendekkendheid vernietiging vuurwerk 100% 0% 95% 79% 67%
           
Bezettingsgraad Totaal 80% 62% 65% 79% 78%
Bezettingsgraad Binnen 80% 70% 73% 69% 67%
Bezettingsgraad Buiten 80% 52% 56% 95% 94%
           
Kostprijs per m3   109 96 97 92
Kostprijs per m3 binnen 139 143 128 143 136
Kostprijs per m3 buiten   57 52 46 45
           
Uurtarief DRZ totaal 103 98 89 83 79
Uurtarief verkooptaak (incl. huisvesting)   140 137 115 101
Uurtarief bewaartaak   84 75 72 73
           
Omzet per productgroep          
Bewaren 8 960 9 278 9 632 9 083 9 324
Verkopen 2 615 4 518 4 118 3 240 3 663
PC schonen 500 1 048 817 574 804
Verwerking vuurwerk 1 534 1 198 1 838 836 1 213
Totaal omzet per productgroep 13 609 16 042 16 405 13 733 15 004
           
FTE-totaal (excl. externe inhuur) 88 84 79 82 88
           
Saldo van baten en lasten (%) 0 % 15 % 20 % 0 % 19 %
           
Klanttevredenheid 7,0   7,3  

Kostendekkendheid bewaartaak – realisatie 113%/norm 100%

In 2009 valt de kostendekkendheid hoger uit dan verwacht. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het vrijvallen van de voorziening voor de sprinklerinstallatie in Veldhoven.

Kostendekkendheid verkooptaak – realisatie 134%/norm 100%

Hogere reguliere omzet, verkopen van 2 vaartuigen en 4 kabelveerponten en een vast kostenpatroon dragen bij aan een positieve kostendekking.

Kostendekkendheid pc schonen – realisatie 152%/norm 100%

Analyse van deze taak heeft geresulteerd in het treffen van maatregelen in de kostenstructuur (geen gebruik meer van uitzendkrachten). Dit heeft geleid tot een positieve bijdrage aan de kostendekkendheid. Daarnaast vinden er meer schoningen plaats dan oorspronkelijk begroot.

Kostendekkendheid vernietiging vuurwerk – realisatie 67%/norm 100%

In het bekostigingsmodel OM – DRZ zijn geen afspraken gemaakt met betrekking tot de voorraad nog te vernietigen kg’s vuurwerk per jaareinde 2008. Hierdoor is incidenteel voor 2009 geen dekking beschikbaar voor het vernietigen van deze vuurwerkvoorraad (€ 0.3 mln.). Daarnaast is een voorziening getroffen voor te vernietigen vuurwerk waarvoor geen dekking in 2010 beschikbaar is (0.2 mln.).

Bezettingsgraad

De totale bezettingsgraad ligt dicht bij de streefwaarde (78% vs. norm 80%). Dit komt met name door de hoge bezettingsgraad op de buitenterreinen. De binnencapaciteit blijft achter (67% vs. norm 80%). Dit heeft met name te maken met de schoning van de opslaglocatie te Veldhoven en een licht teruglopend aanbod van goederen. De kostprijs reageert hier tegengesteld op.

Ontwikkeling kostprijs per m3

Deze indicator wordt mede bepaald door de bezettingsgraad.

Omzet per productgroep

Zie de toelichting staat van baten – en lasten.

FTE-totaal

Het totaal aantal FTE werkzaam bij Domeinen Roerende Zaken ultimo 2009, exclusief externe inhuur.

Saldo van baten en lasten (%)

Het percentage is als volgt berekend: het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Ontwikkeling kostprijs per direct/declarabel uur

De kostprijs per declarabel uur worden in 2009 sterk beïnvloed door een andere registratie van uren. De opzet van de centrale front office, planning en financiële afdeling draagt bij aan een verhoging en verschuiving van indirecte naar directe uren. Zonder deze uren zou de kostprijs € 95 bedragen.

Klanttevredenheid

Het klanttevredenheidsonderzoek stond gepland voor het laatste kwartaal, maar is mede vanwege de vele veranderingen ten gevolge van de reorganisatie niet uitgevoerd. Uitvoering van een klanttevredenheidsonderzoek staat nu in de planning voor het laatste kwartaal van 2010.

9.2 Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB)

Algemeen

Domeinen Onroerende Zaken/RVOB-DV heeft in het boekjaar 2009 een netto-resultaat van € 2 131 000 geboekt. Het verschil tussen het toegestaan Eigen Vermogen (5% van de gemiddelde omzet van de afgelopen 3 jaar: € 1 120 000), en het aanwezige Eigen Vermogen (€ 3 083 000) wordt uitgekeerd aan het moederdepartement. De afroming bedraagt € 1 963 000.

1. Staat van baten en lasten

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009(x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten      
Opbrengst moederdepartement 20 415 20 766 351
Opbrengst overige departementen   420 420
Opbrengsten derden 920 632 – 288
Rentebaten   11 11
Bijzondere baten      
Totaal baten 21 335 21 829 494
       
Lasten      
Apparaatskosten      
– Personele kosten 14 156 13 875 – 281
– Materiele kosten 6 620 5 786 – 834
Rentelasten 35 27 – 8
Afschrijvingskosten      
– Materieel 394 386 – 8
– Immaterieel 7 12 5
Overige lasten      
Dotaties voorzieningen   – 388 – 388
Bijzondere lasten      
Totaal lasten 21 212 19 698 – 1 514
       
Saldo van baten en lasten 123 2 131 2 008

Toelichting saldo van baten en lasten ten opzichte van ontwerpbegroting 2009

Toelichting baten (+ € 494)

Opbrengst moederdepartement (+ € 351)

De opbrengst moederdepartement bestaat uit 2 componenten, namelijk de vergoeding vanuit het moederdepartement voor de geleverde CW-taken van de baten-lastendienst en een vergoeding voor geleverde diensten aan RVOB/DO (voorheen GOB). De vergoeding voor geleverde CW-taken is door middel van een offertetraject tot stand gekomen, waarbij het offertebedrag in overeenstemming is met de oorspronkelijk vastgestelde begroting ad € 20 415. Hieronder in tabelvorm de verdeling hiervan over de diverse producten.

Producten Omzetbedrag (* € 1000)
Erfpacht 1 290
Huur 2 950
Pacht 2 863
Medegebruik 2 629
Behandelen zakelijke lasten 1 864
Onbeheerde nalatenschappen 707
Bodemmaterialen 325
Beheerstaken in eigen beheer 680
Verkopen 5 331
Aankopen 312
Advies en taxatie 1 464
Totaal 20 415

Naast bovenstaande opbrengst was er in 2009 ook sprake van een vergoeding voor geleverde diensten aan het RVOB/DO (voorheen GOB). Omdat deze dienst per 1 juli 2009 is ondergebracht bij het Ministerie van Financiën is deze omzet verantwoord onder Opbrengst moederdepartement (€ 351). Het betreft diensten ten behoeve van tijdelijk beheeractiviteiten.

Opbrengst overige departementen (+ € 420)

De opbrengst betreft vergoedingen voor beheeractiviteiten en taxaties ten behoeve van Rijkswaterstaat, Rijksgebouwendienst en Defensie.

Opbrengsten derden (– € 288)

De onderuitputting wordt veroorzaakt door minder opbrengsten in verband met dienstverlening aan Domeinen Roerende Zaken.

Toelichting lasten (– € 1 514)

Personele kosten (– € 281)

Er is sprake van een kleine onderuitputting bij ambtelijk personeel. Dit als gevolg van een terughoudend personeelsbeleid (niet opvullen van een aantal opengevallen plaatsen).

Materiele kosten (– € 834)

Materiële kosten – categorieën Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009 Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Automatisering 2 016 1 347 – 669
Huren RGD 1 472 1 443 – 29
Huisvesting 698 594 – 104
Opleiding en wervingskosten 608 380 – 228
Reis- en verblijfkosten 507 639 132
Communicatie 304 203 – 101
Overig 1 015 1 180 165
Totaal 6 620 5 786 – 834

Grotendeels wordt de onderschrijding veroorzaakt door de post Automatisering. Naast het afsluiten van goedkopere (onderhoud)contracten is er sprake van te hoog ingeschatte exploitatiekosten.

De opleiding en wervingskosten hebben een onderuitputting van € 228. Deels door het doorschuiven van opleidingen naar 2010, deels door een te hoge begroting ten opzichte van de opleidingsnoodzaak en opleidingsbehoefte.

De overschrijding van de post Overig wordt bijna geheel veroorzaakt door de kosten voor de landsadvocaat.

Dotaties voorzieningen (– € 388)

In 2008 zijn er voorzieningen gevormd voor de samenvoeging van twee regionale directies en de fusie met het toenmalige Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf. Op basis van de huidige inschattingen en daadwerkelijke kosten is een deel vanuit de betreffende voorzieningen vrijgevallen. De vrijval heeft betrekking op lagere inrichtingskosten, goedkopere ICT aanpassingen en vrijval van de huurafkoop omdat bij de samenvoeging van de regionale directies niet voor een vervangend pand is gekozen.

Saldo van baten en lasten

Het positief saldo van baten en lasten is € 2 131. Op grond van de regelgeving waarbij het eigen vermogen 5% van de gemiddelde omzet mag bedragen, kan € 168 aan het eigen vermogen worden toegevoegd.

2. Balans per 31 december 2009

(x € 1000)
Omschrijving Balans per 31-12-2009 Balans per 31-12-2008
Activa    
Immateriële activa 47 3
Materiële activa    
– grond en gebouwen 107 175
– installaties en inventaris 766 613
– overige materiële vaste activa 40 47
Voorraden    
Debiteuren 447 672
Nog te ontvangen 387 322
Liquide middelen 4 234 3 270
Totaal activa 6 028 5 102
     
Passiva    
Eigen vermogen    
– exploitatie reserve 952 952
– verplichte reserve    
– onverdeeld resultaat 2 131  
Leningen bij MinFin 296 659
Voorzieningen 2 140 3 180
Crediteuren 11 143
Nog te betalen 498 168
Totaal Passiva 6 028 5 102

Toelichting op de Balans

Voorzieningen

  Stand 1 januari 2009 Onttrekkingen Toevoegingen Stand 31 december 2009
Personeel 1 685 478 415 1 622
Overige voorzieningen 1 495 977   518
  3 180 1 455 415 2 140

Ontwikkeling eigen vermogen

Rekening houdend met het eigen vermogen per 31 december 2008 kan slechts een klein deel van het resultaat 2009 worden toegevoegd aan het eigen vermogen. Uitgaande van de 5% norm over de gemiddelde jaaromzet (5% van € 22 390 = € 1 120) kan nog € 168 worden toegevoegd.

3. Kasstroomoverzicht

(x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2009 206 3 270 3 064
2. Totaal kasstroom uit operationele activiteiten 524 1 847 1 323
       
3a Totaal investeringen (-/-) – 1 020 – 570 450
3b Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 50 50
3. Totaal investeringskasstroom – 1 020 – 520 500
4a Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
4b Eenmalige storting door moederdepartement (+) 0 0 0
4c Aflossingen op leningen (-/-) – 431 – 363 68
4d Beroep op leenfaciliteit (+) 1 020 0 – 1 020
4. Totaal financieringskasstroom 589 – 363 – 952
       
5. Rekening-courant RHB 31 december 2009 (1+2+3+4) 299 4 234 3 935

Toelichting op het Kasstroomoverzicht

Rekening-courant RHB 1 januari 2009 (+ € 3 064)

Ten tijde van de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009 was het uiteindelijk resultaat 2008 nog niet bekend. De afwijking is veroorzaakt door het positief resultaat 2008 en de vorming van een 2-tal voorzieningen.

Totaal operationele kasstroom (€ 1 323)

Het totaalbedrag is berekend op basis van het netto resultaat, gecorrigeerd voor afschrijvingen, mutatie debiteuren en crediteuren, dotatie en onttrekking van voorzieningen. Het verschil ten opzichte van de ontwerpbegroting wordt grotendeels veroorzaakt door een hogere omzet en onderuitputting van personele en materiele kosten. (zie ook de gespecificeerde Staat van baten en lasten).

Totaal investeringen (€ 450)

De gerealiseerde investeringen zijn € 450 lager dan begroot in verband met de vertraging van een ICT project. daarnaast zijn een aantal hardwareaanschaffingen in 2009 nog niet uitgevoerd.

Beroep op leenfaciliteit

Er is in 2009 geen beroep gedaan op de leenfaciliteit. Er was voldoende ruimte aanwezig om de investeringen met eigen middelen te financieren.

4. Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidskengetallen per 31 december 2009

indicatoren 2008 Realisatie 2009 Streefwaarde 2009
Kostprijzen per product      
• Pacht € 888 € 813 € 784
• Huur € 762 € 739 € 672
• Erfpacht € 794 € 662 € 672
• Medegebruik/overig € 345 € 383 € 448
• Zakelijke lasten € 362 € 317 € 448
       
Omzet per productgroep (*1000)      
• Homogene producten € 11 742 € 12 628 € 12 628
• Heterogene producten € 11 207 € 9 201 € 8 707
• Totaal € 22 949 € 21 829 € 21 335
       
Aandeel directe uren 52% 56% 52%
Aantal directe uren voor medewerker in primair proces 1 148 1 246 1 160
       
FTE-totaal (excl. externe inhuur) 227 238 252
       
Saldo van baten en lasten (%) 4% 10% 1%
       
Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ) 92% 85% 70%
Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld 92% 100% 100%

Toelichting doelmatigheidskengetallen

Kostprijzen per product

De norm is door de eigenaar van de baten-lastendienst vastgesteld aan de hand van een door het RVOB ingediende tarievennotitie. De hierboven vermelde gerealiseerde kostprijzen zijn berekend op basis van daadwerkelijk besteedde uren vermenigvuldigd met het betreffende jaar geldende uurtarief. Het betreft alleen homogene producten. Voor de heterogene producten zijn geen normtijden vastgesteld.

Omzet naar productgroep

Binnen het RVOB is sprake van homogene – en heterogene producten.

Aandeel directe uren voor totaal RVOB/DV

Dit kengetal geeft aan hoe het totale aantal netto te werken uren (aanwezige uren) aan directe en indirecte uren besteed wordt. Het geeft daarmee inzicht in het aandeel van de overhead (bedrijfsvoering, management en beleid). Voor 2009 is de doelstelling 52%/48%, de realisatie is op 56%/44% uitgekomen.

Aantal directe uren voor medewerker in primair proces

Dit kengetal laat de ontwikkeling zien van het aantal directe uren dat een medewerker (in fte) in het primaire proces op jaarbasis levert. De streefwaarde voor 2009 bedraagt 1 160, gerealiseerd werd 1 246. De organisatie heeft zichzelf hogere streefwaarden opgelegd dan de in de begroting 2009 opgenomen reeks, zodat eerder het gewenste niveau wordt bereikt.

FTE-totaal

De toename in fte ten opzichte van 2008 heeft betrekking op de fusie met het voormalige GOB.

Saldo van baten en lasten (%)

Het percentage is als volgt berekend: het saldo van baten en lasten gedeeld door de totale baten.

Percentage in het gelijkgestelde procedures (WOZ)

Het RVOB/DV betaalt namens het Rijk de onroerendezaakbelasting. Zij beoordeelt hiertoe de aanslagen en maakt waar nodig bezwaar. Door het aantal gehonoreerde bezwaarschriften te vergelijken met het aantal ingediende bezwaarschriften ontstaat een beeld van de effectiviteit van het maken van bezwaar door het RVOB/DV. De in de tabel vermelde norm stelt dat minimaal 70% van alle ingediende bezwaarschriften door de gemeente toegekend moet worden. Door de norm op 70% te stellen (in plaats van bijvoorbeeld 90%) wordt voorkomen dat alleen bezwaarschriften worden ingediend waarbij het vrijwel zeker is dat het RVOB in het gelijk wordt gesteld.

Klachten binnen termijn van 6 weken afgehandeld

Doelstelling is dat alle ontvangen klachten binnen de gestelde termijn van de klachtenprocedure, binnen 6 weken, inhoudelijk worden beantwoord (100%-score).

10. Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) moet een overzicht worden opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2009 vastgesteld op € 188 000.

functie Belastbaar jaarloon 2008 Pensioenafdrachten en overige voorzieningen op termijn 2008 Totaal 2008 Belastbaar jaarloon 2009 Pesioenafdrachten en overige voorzieningen op termijn 2009 Ontslagvergoeding 2009 Totaal 2009 Motivering Opmerkingen
Medewerker Belastingdienst € 0 € 0 € 0 € 284 013 € 25 405 € 309 418   Nabetaling in verband met onterecht verleend ontslag.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: TOEZICHTRELATIES ZBO’s/RWT’s

Instelling ZBO RWT Begr. Artikel Rijksbijdrage 2009 (x € 1 000)
Waarderingskamer Ja Ja Art. 1 577
AFM Ja Ja Art. 2 28 931
DNB Ja Ja Art. 2 en 5 18 950
Stichting Waarborgfonds motorverkeer Nee Ja Art. 2 0
Bureau der motorrijtuigverzekeraars Nee Ja Art. 2 0
Commissie Eindtermen Accountantsopleiding Ja Nee Art. 2 0
Stichting Afwikkeling Maror-gelden Overheid (SAMO) Ja Nee Art. 9 0
Stichting Joods Humanitair Fonds (SJHF) Ja Nee Art. 9 0

Moties van de leden De Nerée tot Babberich c.s. (Kamerstukken II 2005/06, 30 300, nr. 39) en Bibi de Vries c.s. (Kamerstukken II 2006/07, 30 413, nr. 79).

Via bovenstaande moties is de regering ten aanzien van onder meer de toezichthouders op de financiële markten, te weten De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), verzocht in het departementale jaarverslag een overzicht op te nemen van:

a. de toezichtstaak, de beleidsdoelen en de geleverde prestaties door de toezichthouders;

b. de kosten van de toezichthouders;

c. het aantal formatieplaatsen, zo mogelijk per beleidsdoel en toezichtstaak;

d. de kosten en bedragen die worden doorberekend aan de onder toezicht gestelden.

DNB1

Toezichttaak

Als prudentieel toezichthouder ziet DNB toe op de soliditeit van financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector.

Beleidsdoelen

Hoofddoel van het toezicht is een stabiele en integere financiële sector die op een groot vertrouwen van het publiek mag èn kan rekenen. Daartoe zijn drie doelstellingen geformuleerd:

1. Goede uitvoering van het toezicht

Het verslagjaar stond voor DNB in het teken van de kredietcrisis. Inzet was het beperken van de negatieve effecten van de crisis en het herwinnen van stabiliteit en vertrouwen in de financiële sector. In dat verband heeft de toezichthouder onder meer de krediet- en marktrisicomodellen van banken beoordeeld. Daarbij is gelet op het proces van periodieke interne validatie, het gebruik van de juiste risicofactoren en de adequate inbedding/het gebruik van de modellen binnen de organisatie. Speciale aandacht heeft DNB geschonken aan de inschatting van risico’s die door de crisis aan verandering onderhevig zijn. Ook is buitenlandse toezichthouders gevraagd om de portefeuille van de betreffende bank te beoordelen; deze oordelen heeft DNB mee laten wegen in haar eindoordeel.

Ook de kapitaaltoereikendheid van banken is in 2009 beoordeeld en wel aan de hand van zogenoemde supervisory reviews, die inmiddels geïntegreerd zijn in de bestaande risicoanalyse. Stresstesting is een belangrijk element in deze beoordeling. Voor alle relevante banken is een stresstest uitgevoerd op basis van een macro-stressscenario, dat door DNB is opgesteld. DNB stelt de eis dat iedere instelling voldoende buffers heeft om de impact van een stressscenario op te vangen. Uit de stresstesten blijkt dat de sector in beginsel voldoende is gekapitaliseerd om het stressscenario te doorstaan.

Governance en integriteit stonden eveneens hoog op de agenda van 2009. Zo hebben in dat jaar 190 verzekeraars op verzoek van DNB de self-assessments integere bedrijfsvoering gedaan; de resultaten zijn beoordeeld door DNB en besproken met de verzekeraars.

2. Pro actief inspelen op externe ontwikkelingen

Voor het toezicht is het belangrijk te beschikken over een actueel beeld van de financiële soliditeit en de bedrijfsvoering van instellingen en de wijze waarop externe ontwikkelingen daarop van invloed zijn. Actuele ontwikkelingen die de gehele financiële sector raken, worden permanent gevolgd, onder meer in de verschillende internationale overlegstructuren waarin DNB deelneemt. Vrijwel alle wet- en regelgeving voor het financiële toezicht wordt ontwikkeld op mondiaal niveau (Bazels Comité voor Bankentoezichthouders (BCBS)) of Europees niveau (CEBS en CEIOPS).

Nieuwe initiatieven en maatregelen zijn door DNB genomen in nauwe samenwerking met andere centrale banken en toezichthouders. Samen met de AFM zijn nieuwe beloningsprincipes voor de financiële sector opgesteld. In internationaal verband is gewerkt aan de aanscherping van de eisen van Bazel II, de verbetering van het liquiditeitstoezicht onder coördinatie van het CEBS en het Bazels Comité en de ontwikkeling van het toezichtraamwerk Solvency II voor verzekeraars. Ter versterking van het macro-prudentiële toezicht wordt op mondiaal niveau samengewerkt in de Financial Stability Board (FSB) en op regionaal niveau is initiatief genomen tot de oprichting van de European Systemic Risk Board (ESRB). Teneinde de Europese samenwerking in het micro-prudentiële toezicht te verbeteren, is voorzien in de oprichting van de European System of Financial Supervisors (ESFS), een systeem van de Europese financiële toezichthouders.

De kredietcrisis heeft grote gevolgen voor het financiële landschap waarin instellingen opereren. Om het financiële landschap van vandaag, morgen en overmorgen goed in kaart te brengen, heeft DNB onderzoek gedaan naar de huidige en toekomstige trends. De onderzoeksresultaten heeft DNB zomer 2009 gepubliceerd in het rapport «The Dutch Financial System; An Investigation of Current and Future Trends».

3. Continue verbetering van toezicht

Om richting te geven aan het toezicht in de komende jaren is DNB in 2009 gestart met de nieuwe Visie DNB Toezicht 2010–2014. Deze is op 9 maart 2010 gepubliceerd. Deze toezichtvisie reflecteert de lessen die DNB uit haar ervaringen met de kredietcrisis trekt voor het prudentiële toezicht. Naast benodigde aanpassingen op het gebied van het toezichtinstrumentarium, crisisinterventie, het depositogarantiestelsel en de aansprakelijkheid van financiële toezichthouders, schetst DNB daarin de noodzaak van twee belangrijke wijzigingen in haar eigen toezichtaanpak. Ten eerste zal het toezicht vaker een instellingsoverstijgend perspectief hanteren. In de kredietcrisis bleek de verwevenheid van financiële instellingen onderling en met de reële economie groter dan voorzien. Ten tweede zal het toezicht meer aandacht geven aan enerzijds bedrijfsmodel en strategie, en anderzijds gedrag en de cultuur van financiële instellingen. Van oudsher is het toezicht vooral geconcentreerd op het controleren of de instellingen voldoen aan de wettelijke vereisten van solvabiliteit, liquiditeit en beheerste bedrijfsvoering. Deze invalshoek blijft belangrijk, maar er is meer nodig om de toezichtdoelen te bereiken. De snelheid waarmee ontwikkelingen in de financiële sector zich voordoen en tot een crisis kunnen escaleren is toegenomen. Daarom zal het toezicht een slag dieper gaan om mogelijke bronnen van latere problemen op te sporen en aan te pakken voordat deze zich vertalen in verslechterende solvabiliteits- en liquiditeitsratio’s.

Geleverde prestaties

Doelstelling Belangrijkste resultaten
Goede uitvoering van het toezicht 1. Risicogebaseerd toezicht gericht op herstel: het preventieve toezicht onder druk door inzet van capaciteit voor crisisgerelateerde werkzaamheden.a. 340 herstelplannen van pensioenfondsen zijn beoordeeld.b. Banken, verzekeraars en beleggingsondernemingen en -instellingen zijn ook in 2009 intensief gemonitord, en waar nodig zijn (correctieve) acties ondernomen.c. Intensivering van het toezicht op verzekeraars door middel van stresstesten, de invoering van kwartaalrapportages en kwantitatieve impact studies (RiSK) in het kader van Solvency II.2. Conform Bazel II zijn krediet- en risicomodellen beoordeeld en supervisory reviews en stresstesten uitgevoerd.3. Self-assessments integere bedrijfsvoering verzekeraars (en toezicht op Pension Fund Governance) zijn volgens plan gerealiseerd.
   
Pro actief inspelen op externe ontwikkelingen 1. DNB was intensief betrokken bij het trekken van lessen uit de kredietcrisis en het implementeren van maatregelen.2. Voorbereiding op Solvency II op schema; eerste RiSK-oefening georganiseerd en kwartaalrapportages voor verzekeraars ingevoerd.3. Invoering toezicht op herverzekeraars: vergunningstraject voor 15 herverzekeraars zo goed als afgerond.4. Voortgang plan van aanpak principle-based toezicht vooral zichtbaar in geleverde opleidingsinspanning.
   
Continue verbetering van toezicht 1. Herijking toezichtvisie in verband met de crisis een jaar eerder dan gepland.2. Externe beoordeling risicogebaseerd toezicht verzekeraars afgerond; implementatie aanbevelingen gestart.3. Door verhoogde aandacht voor crisisgerelateerde maatregelen vertraging ontstaan bij de verdere ontwikkeling van Quality assurance en Open boek.

Toezichtkosten etc.

  2008 2009
Kosten DNB:    
Banken1 € 35,04 mln. € 38,16 mln.
Pensioenfondsen € 17,15 mln. € 23,71 mln.
Verzekeraars € 20,97 mln. € 23,70 mln.
Overige instellingen en sanctiewet € 7,95 mln. € 9,07 mln.
FEC-eenheid € 0,14 mln. € 0,84 mln.
Som der lasten € 81,24 mln. € 95,47 mln.
Aan onder toezichtsgestelden toe te rekenen kosten € 58,74 mln. € 74,65 mln.
Gemiddeld aantal fte’s2 642 641

1 Banken inclusief elektronische geldinstellingen en overige kredietinstellingen (niet-banken).

2 Direct personeel plus toegerekende ondersteuning.

AFM1

Toezichttaak

Als gedragstoezichthouder ziet de AFM toe op ordelijke en transparante financiële marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van cliënten.

Beleidsdoelen

Hoofddoel van het toezicht is het bevorderen van eerlijke en transparante financiële markten. Daartoe is de AFM actief op twee terreinen, te weten financiële dienstverlening en kapitaalmarkten.

1. Financiële dienstverlening

De AFM bevordert de zorgvuldige financiële dienstverlening aan consumenten. Bedrijven en personen die financiële diensten verlenen, moeten deskundig, betrouwbaar en integer zijn. De informatie van financiële ondernemingen en pensioenuitvoerders dient feitelijk juist, begrijpelijk en niet misleidend te zijn. De ondernemingen moeten handelen in het belang van hun klanten (zorgplicht).

2. Kapitaalmarkten

De AFM bevordert de eerlijke en efficiënte werking van kapitaalmarkten, waarop beleggers kunnen vertrouwen. De toezichthouder handhaaft de spelregels voor degenen die actief zijn op de markt van aandelen en andere effecten. Marktmisbruik – gebruik van voorwetenschap, manipulatie of misleiding – is verboden. Beursgenoteerde bedrijven moeten koersgevoelige informatie tijdig en correct naar buiten brengen. De AFM handhaaft de regels voor de uitgifte van effecten en openbare biedingen, voor financiële verslaggeving en voor accountants die de verslaggeving controleren.

Geleverde prestaties

Enige kerncijfers:

Onderdeel   Omschrijving 2008 2009
Financiële dienst- verlening Adviseurs en bemiddelaars Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 82 116
Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven 21 141  
    Aantal formele toezichtmaatregelen 921 273
  Aanbieders Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 62 45
    Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven 11 19
    Aantal formele toezichtmaatregelen 15 47
  Integriteitstoezicht Wet handhaving consumentenbescherming Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 0 13
Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven 3 0  
Aantal formele toezichtmaatregelen 0 17  
  Integriteitstoezicht vergunninghouders Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken* 53 85
Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven* 15 31  
    Aantal formele toezichtmaatregelen* 14 19
  Integriteitstoezicht niet vergunninghouders Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 546 422
Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven 112 77  
    Aantal formele toezichtmaatregelen 83 54
  Informatieverstrekking Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 1 519 293
    Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven 173 1 532
    Aantal formele toezichtmaatregelen 4 4
Kapitaalmarkten Emissies en openbare biedingen Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 15 7
Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven 13 3  
    Aantal formele toezichtmaatregelen 2 0
  Marktmisbruik Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 42 61
    Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven 0 8
    Aantal formele toezichtmaatregelen 20 13
  Melding zeggenschap Aantal formele toezichtmaatregelen 2 2
    Aantal meldingen zeggenschap en insider meldingsregeling 2 448 2 041
    Aantal te late meldingen 161 98
  Infrastructuur Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 8 4
    Aantal adviezen/vvgb’s/notificaties/toetsingen 17 72
    Aantal beoordelingen reglementswijzigingen 25 15
    Aantal beoordelingen organisatie/systeemwijzigingen 31 43
  Financiële verslaggeving Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 63 98
Aantal formele toezichtmaatregelen 36 42  
    Aantal deponeringen jaarverslagen 312 748
  Accountantsorganisaties Aantal afgeronde instellingsspecifieke onderzoeken 1 122
Aantal doelstelling- of normoverdragende gesprekken/brieven 5 5  
    Aantal formele toezichtsmaatregelen 0 0

* Deze prestatie-indicatoren zijn eveneens verwerkt bij de desbetreffende toezichtcategorieën.

1 Het vorig jaar gepresenteerde cijfer van 132 was incl. het aantal ingetrokken vergunningen als gevolg van een faillissement van de onderneming. Thans worden deze intrekkingen niet meer geteld als «toezichtmaatregel».

Toezichtkosten etc.

  20081 2009
Aanbieders € 22,4 mln. € 24,4 mln.
Accountantsorganisaties € 6,9 mln. € 5,7 mln.
Adviseurs en bemiddelaars in financiële producten € 23,4 mln. € 18,5 mln.
Effecten uitgevende instellingen € 16,7 mln. € 14,9 mln.
Infrastructuur € 1,7 mln. € 1,1 mln.
Integriteit € 1,3 mln. € 0,1 mln.
Overig € 2,4 mln. € 4,0 mln.
Kosten van werkzaamheden die niet direct herleidbaar zijn tot een wettelijke taak € 3,3 mln. € 2,5 mln.
Afschrijving eerder geactiveerde kosten € 8,0 mln. € 5,4 mln.
Geactiveerde lasten ontwikkelde software € 0,3 mln. € 0,5 mln.
Som der lasten € 86,4 mln. € 77,1 mln.
Aan onder toezichtgestelden toe te rekenen kosten2 € 49,2 mln. € 43,8 mln.
Gemiddeld aantal fte’s 434 456

1 Als gevolg van een stelselwijziging in de verantwoording van de pensioenlasten 2009 zijn omwille van de vergelijkbaarheid de cijfers voor 2008 aangepast.

2 Inclusief de in het betreffende jaar gemaakte voorbereidingskosten die later aan onder toezichtgestelden worden doorberekend.

BIJLAGE 2: OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL (INHUUR EXTERNEN)

Programma- en apparaatskosten (x € 1 000)
1. Interim management 303
2. Organisatie- en formatieadvies 238
3. Beleidsadvies 18 006
4. Communicatieadvisering 406
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 18 953
   
5. Juridisch advies/ondersteuning 7 689
6. Advisering/ondersteuning opdrachtgevers automatisering 18 194
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 27 867
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 53 750
   
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 121 830
Ondersteuning Bedrijfsvoering 121 830
   
Totaal uitgaven inhuur externen 194 533

Toelichting

De uitgaven met betrekking tot de advieskosten inzake de kredietcrisis hebben in 2009 het inhuurbeeld verzwaard met circa € 44 mln. Hiervan is circa € 12 mln. doorbelast. Het nettoresultaat van deze advieskosten is meegenomen in het bovenstaand overzicht. Indien de uitgaven inzake advieskosten kredietcrisis buiten beschouwing worden gelaten, is er een feitelijke daling van de uitgaven inhuur externen ten opzichte van 2008 waar te nemen.

De totale uitgaven inhuur externen van het Ministerie van Financiën bedraagt afgerond 10% van de totale personele uitgaven en bevindt zich daarmee ruim onder de rijksbrede norm van 13%.

Licence