Base description which applies to whole site

nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Aangeboden 19 mei 2010

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein (in mln. €)

kst-32360-VII-1-1.gif

Gerealiseerde ontvangsten per beleidsterrein (in mln. €)

kst-32360-VII-1-2.gif

INHOUDSOPGAVE blz.

A. Algemeen 6
  Aanbieding en verzoek tot déchargeverlening 6
  Leeswijzer 9
     
B. Beleidsverslag 11
  1. Beleidsprioriteiten 11
  2. Beleidsartikelen 26
  3. Niet-beleidsartikelen 123
  4. Bedrijfsvoeringparagraaf 127
     
C. Jaarrekening 131
  1. De departementale verantwoordingsstaat 131
  2. De saldibalans 133
  3. Topinkomens 141
  4. Baten-lastendiensten 144
     
D. Bijlagen 189
  1. Burgemeestersbenoemingen 189
  2. Toezichtrelaties en ZBO’s/RTW’s 190
  3. Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel 192
  4. Afkortingenlijst 194
  5. Trefwoordenregister 197

A. ALGEMEEN

AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) over het jaar 2009 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2009 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de betrokken saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009;

b. het voorstel van de slotwet over het jaar 2009 die met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2009, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2009 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

E. M. H. Hirsch Ballin

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van {a]}De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Opbouw Jaarverslag 2009

De begroting van het Ministerie van Binnenlandse en Koninkrijksrelaties kent een vertrouwde opbouw en het jaarverslag volgt dan ook de opbouw van de begroting 2009.

Het jaarverslag 2009 bestaat uit vier delen:

A. Een algemeen deel met de dechargeverlening;

B. Het beleidsverslag 2009 over de prioriteiten en de beleidsartikelen;

C. De jaarrekening 2009

D. De bijlagen

Het beleidsverslag 2009

In het beleidsverslag 2009 wordt teruggekeken op de resultaten uit 2009. Het beleidsverslag bestaat uit vier onderdelen: het verslag over de beleidsprioriteiten 2009, de beleidsartikelen, de niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringparagraaf.

De paragraaf beleidsprioriteiten 2009 heeft een iets andere opzet in vergelijking met 2008. In deze paragraaf wordt teruggekeken op de resultaten uit 2009 aan de hand van de beleidsdoelstellingen van BZK uit het beleidsprogramma.

Het beleidsverslag bevat financiële en niet-financiële gegevens. Deze zijn aan verschillende kwaliteitsnormen onderhevig.

Bij de beleidsartikelen wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. De paragraaf kent per beleidsartikel de volgende opzet:

1. Algemene beleidsdoelstelling, doelbereiking en maatschappelijke effecten;

2. Succesfactoren;

3. Meetbare gegevens;

4. Budgettaire gevolgen van beleid;

5. Operationele doelstellingen;

6. Overzicht afgeronde onderzoeken.

In 4 Budgettaire gevolgen van beleid wordt de realisatie 2009 afgezet tegen de oorspronkelijke raming 2009 en worden opmerkelijke verschillen toegelicht.

In 5 operationele doelstellingen wordt per operationele doelstelling nader ingegaan op behaalde resultaten in 2009. Hierbij wordt aandacht besteed aan de gerealiseerde instrumenten en de prestatie-indicatoren.

In 6 Overzicht afgeronde onderzoeken wordt per artikel de in 2009 afgeronde onderzoeken weergegeven.

Het jaarverslag van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2009 bevat ook een bedrijfsvoeringparagraaf. Hierin wordt verslag gedaan over de bedrijfsvoering van hoofdstuk VII (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) van de Rijksbegroting.

De jaarrekening 2009

In de jaarrekening treft u de (samenvattende) verantwoordingsstaten voor de begroting van BZK, de saldibalans met toelichting, de topinkomens en de zes baten-lastendiensten. De Slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd.

In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de zes baten-lastendiensten opgenomen. Beleidsmatig vallen deze baten-lastendiensten onder de operationele doelstellingen van de verschillende begrotingsartikelen (KLPD op artikel 2.3, CAS op artikel 11.9, BPR op artikel 7.2 en 7.4, P-direkt op artikel 12.1, LFR op de artikelen 2.2, 4.2, 15.3 en 16.4 en de werkmaatschappij op artikel 11.9 en 12.1). In de jaarrekening wordt voor deze diensten middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht financieel verantwoording afgelegd over 2009. Tevens worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie kort toegelicht.

Groeiparagraaf

De begroting 2009 is verbeterd ten opzichte van vorige jaar; er zijn meer indicatoren en prestaties en kengetallen opgenomen die beter aansluiten bij de kabinetsdoelstellingen.

De paragraaf Beleidsprioriteiten is aangevuld met informatie over de financiële en budgettaire consequenties van de beleidsmaatregelen die genomen zijn teneinde de beleidsprioriteiten te realiseren. De bedragen in deze tabellen illustreren het financiëel belang van het corresponderende kabinetsdoel. Omdat de begroting is ingericht naar bestaande beleidsartikelen, is er niet altijd een directe relatie te leggen met de kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1 op 1 uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd. Om meer inzicht te geven in de opbouw en samenstelling van diverse beleidsartikelen, in voor de begroting 2010 een fundamentele wijziging in de artikelstructuur doorgevoerd.

De bijlagen

De volgende bijlagen treft u aan in het jaarverslag:

1. Overzicht van de burgemeestersbenoemingen in 2009

2. Overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

3. Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

4. Afkortingenlijst

5. Trefwoordenregister

Daarnaast is voor de toegankelijkheid van het jaarverslag ook een overzicht van gebruikte afkortingen en een trefwoordenregister opgenomen.

B. BELEIDSVERSLAG

B.1. BELEIDSPRIORITEITEN 2009

Inleiding

BZK staat voor een goed functionerend openbaar bestuur, een veilige samenleving en een overheid waar burgers op kunnen vertrouwen. Daarmee borgen wij de kernwaarden van onze democratie. Dit is de missie waar BZK aan werkt.

Cruciaal voor het bereiken van onze doelen is de samenwerking met onze partners zoals gemeenten, provincies en politiekorpsen. Zij worden vaak als eerste geconfronteerd met opgaven uit de samenleving. BZK schept daarom de randvoorwaarden zodat partners hun slagkracht kunnen vergroten.

In de begroting van BZK voor 2010 stellen wij dat 2010 het jaar wordt van het waarmaken. In 2009 heeft BZK op veel terreinen de voorbereidingen getroffen die in 2010 resultaten opleveren. Wij zien overigens dat ons werk nu al tot goede resultaten heeft geleid. Onze prioriteit om criminaliteit met 25% te verminderen loopt op onderdelen zeer goed. Het aantal fietsendiefstallen is met 110 000 verminderd en ook het aantal vermogensdelicten nam af met 20%. De AIVD onderzocht dreigingen en hielp bij het nemen van maatregelen. Maar ook het terugdringen van administratieve lasten voor de burger leverde meteen in 2009 al resultaat op. De administratieve lasten die door het Rijk worden veroorzaakt zijn nu 28% afgenomen.

Burgers moeten de overheid kunnen vertrouwen. Wij streven naar een betrouwbaar en transparant verkiezingsproces. Daarom is in 2009 besloten dat wij blijven stemmen met papieren stembiljetten en dat het tellen van de stemmen handmatig plaatsvindt. Sinds 2009 kan bij verkiezingen overal in Nederland (binnen de eigen gemeenten) gestemd worden in een willekeurig stemlokaal. Vertrouwen is vooral in tijden van crisis belangrijk. De overheid moet optreden en daarbij maakt de burger geen onderscheid tussen het Rijk, provincies of gemeenten. Daarom waarderen wij de bijdrage aan het bestrijden van de economische crisis van onze partners die is afgesproken in de aanvullende bestuursakkoorden.

Mooie resultaten dus. Daarnaast hebben wij een aantal maatregelen genomen die hun resultaten nog moeten laten zien. De door burgers ervaren sociale overlast en fysieke verloedering nam onvoldoende af in 2009. Daarom hebben wij maatregelen genomen die dat moeten verbeteren. Veertig gemeenten krijgen bijvoorbeeld meer geld en voeren daarvoor allemaal vijf extra maatregelen uit die overlast en verloedering tegen gaan.

De vliegtuigramp in februari 2009 laat zien hoe belangrijk het is om de rampenbestrijding op orde te hebben. BZK streeft naar goed georganiseerde veiligheidsregio’s die doeltreffend rampen bestrijden. In 2009 legden wij hiervoor een belangrijke basis met de reeds aangenomen Wet Veiligheidsregio’s.

Tot slot, de overheid moet ook een goede werkgever zijn. Daarom werken wij aan diversiteit en veiligheid. In het kader van de diversiteit zijn wij tevreden over het aandeel vrouwen. De doelstelling voor het aandeel biculturele medewerkers is niet gehaald, onder meer door de hoge uitstroom. Er volgen daarom extra maatregelen om dit ambitieuze doel te benaderen.

Wij streven ook naar veilige werkomstandigheden voor personeel met een publieke taak. Onze maatregelen zorgen ervoor dat meer medewerkers aangifte deden, maar de hoeveelheid agressie en geweld nam in 2009 met 1%-punt onvoldoende af. Er waren al spotjes met als slogan: «Handen af van onze helpers!» en BZK en V&W initieerden de taskforce openbaar vervoer, maar er zijn meer maatregelen nodig. Agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak mag nooit normaal gevonden worden.

Een veiliger samenleving

BZK streeft naar een samenleving met minder criminaliteit, minder sociale overlast en minder verloedering van de woonomgeving. Een samenleving waarin respect de norm is en waarin mensen zich veilig voelen.

Een reductie van de criminaliteit met 25% in 2010 ten opzichte van 2006 (kabinetsdoelstelling 50)

Nederland wordt veiliger. Ook onafhankelijke media hebben de cijfers inmiddels gepubliceerd. Helaas beleven veel mensen dit vooralsnog niet als zodanig. Dat is voor ons een zaak met veel essentie. Burgers moeten zich veilig voelen in Nederland. Het is nodig, ook als de beoogde resultaten al zijn behaald, om te blijven werken aan een merkbare veilige samenleving en het voorkomen van maatschappelijke instabiliteit.

Jaarlijks wordt de veiligheid van Nederland in kaart gebracht met de Integrale Veiligheidsmonitor. Wij constateren dat de getroffen maatregelen tot resultaten leiden, maar dat de afname van overlast en verloedering minder is dan beoogd. Bij het ter perse gaan van dit jaarverslag waren de resultaten van de Integrale Veiligheidsmonitor nog niet bekend. In april 2010 zijn de resultaten over 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Soort delict Overall doel 2010 t.o.v. 2002 Doelstelling vanaf 2006 Resultaat eind 2008 Nog te realiseren t/m 2010
Geweld 25% 20% 14,5 % 5,5 %
Vermogen 25% 6% 20 % Behaald
Overlast 25% 17,5% 0 % 17,5 %
Verloedering 25% 18,5% 3 % 15,5 %
fietsendiefstal 100 000 100 000 110 000 Behaald
t.o.v. 2006        

Bron: Brief Veiligheidsmonitor 2008, Tweede Kamer 28 684, nr. 209

Beleidsmatige conclusie

De afname van vermogensdelicten en het aantal fietsendiefstallen is reeds in 2008 behaald. De afname van het aantal geweldsdelicten ligt op koers. Bij fysieke verloedering en sociale overlast blijft het resultaat achter op de doelstelling. Burgers ervaren niet meer overlast en verloedering, maar de afname is minder dan beoogd. In 2009 tekenden BZK, WWI en 40 gemeenten daarom het manifest «Bestrijding Overlast en Verloedering» om de aanpak te intensiveren in 2010 en 2011. Verder wordt de huidige aanpak gecontinueerd, mede omdat ook het SCP in 2009 concludeerde dat de maatregelen uit het actieplan Overlast en Verloedering een positieve bijdrage leveren aan de doelstelling.

Veiligheid begint bij Voorkomen (project 10)

De gezamenlijke aanpak op het gebied van veiligheid komt onder meer tot uitdrukking in het project Veiligheid begint bij Voorkomen. Daarin werken de ministers samen van Justitie (projectminister), BZK, OC&W, Jeugd en Gezin voor WWI samen. Immers; opvoeding, scholing, werk, een gezonde economie en leefbare wijken dragen bij aan een veiligere samenleving.

100 000 minder gestolen fietsen in 2010 ten opzichte van 2006 (kabinetsdoelstelling 51)

BZK heeft de doelstelling om het aantal fietsendiefstallen in 2010 met 100 000 terug te dringen ten opzichte van 2006. In dat jaar werden ruim 750 000 fietsen gestolen. Het aantal fietsendiefstallen is in de periode 2007–2008 reeds met 110 000 afgenomen. Deze doelstelling is gerealiseerd. Wij gaan overigens onverminderd verder met de inspanningen om het aantal fietsendiefstallen verder terug te dringen.

Beleidsmatige conclusie

Deze kabinetsdoelstelling is gehaald. Het resultaat over 2009 is in april 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden. De inzet om het aantal fietsendiefstallen verder terug te dringen zal onverminderd worden voortgezet.

500 extra forensisch medewerkers (kabinetsdoelstelling 50)

BZK streeft naar een verbetering van het ophelderingspercentage met 15% in 2010 ten opzichte van 2006. Om deze doelstelling te halen stellen wij vanaf 2008 tot en met 2011 jaarlijks 125 extra forensisch medewerkers aan. In totaal 500. In mei 2009 bleek bij een tussentijdse meting dat er ruim 194 extra forensisch medewerkers waren aangenomen. Eind 2009 zijn dat er 233.

Beleidsmatige conclusie

De mate waarin de extra forensische medewerkers bijdragen aan de verhoging van het ophelderingspercentage is nog niet bekend. Wel weten wij dat het aantal forensisch medewerkers conform de afspraken is gestegen.

25% minder criminaliteit tegen ondernemingen (kabinetsdoelstelling 50)

Een belangrijk instrument voor het terugdringen van criminaliteit tegen ondernemingen is het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO). Het is een succesvol instrument. Binnen KVO-gebieden wordt een groot aantal veiligheidsmaatregelen ingezet, waarbij fysieke en sociale maatregelen worden gecombineerd. In 2008 hadden al 163 bedrijfsterreinen en 170 winkelcentra een KVO-certificaat. In deze gebieden is er aantoonbaar minder criminaliteit. In 2009 lag onze focus naast het uitbreiden van het aantal gebieden met een KVO-certificaat op het hercertificeren van de reeds gecertificeerde gebieden. Zo houden wij de getroffen veiligheidsmaatregelen op peil. De resultaten over 2009 zijn in april 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Beleidsmatige conclusie

Het certificeren van bedrijfsterreinen en winkelcentra blijkt succesvol. Gebieden die zijn gecertificeerd zijn schoner en veiliger. BZK zet de inspanningen voort om bedrijfsterreinen en winkelcentra te certificeren en hercertificeren.

Een kwart minder fysieke verloedering en ernstige sociale overlast in 2010 ten opzichte van 2006 (kabinetsdoelstelling 52)

De ontwikkelingen op het gebied van veiligheid zijn in het algemeen positief. Er blijft echter werk aan de winkel. Met name de resultaten op het gebied van overlast en verloedering blijven achter. De fysieke verloedering moest begin 2009 nog met 15,5% worden teruggedrongen. De door burgers ervaren sociale overlast nog met 17,5%. Vanwege het achterwege blijven van de gewenste daling is het Sociaal Cultureel Planbureau verzocht onderzoek te doen naar de effectiviteit van de maatregelen uit het actieplan Overlast en verloedering. Het SCP concludeert dat de maatregelen een positief effect hebben op de vermindering van overlast en verloedering. BZK gaat daarom intensief verder op de ingeslagen weg.

Om het tegengaan van overlast en verloedering te stimuleren hebben de Ministers van BZK en voor WWI in 2009 samen met 40 gemeenten het manifest «Bestrijding overlast en verloedering» getekend. De gemeenten zetten ieder tenminste vijf eigen maatregelen in tegen overlast en verloedering. De effectieve maatregelen worden onderling gedeeld. Om de gemeenten hierbij te helpen hebben BZK en WWI hiervoor € 153 mln. beschikbaar gesteld via het Gemeentefonds. Het manifest regelt ook de deelname van gemeenten aan de Landelijke Opschoondag. De opschoondag is nodig, omdat burgers zich ergeren aan rommel op straat en een schonere buurt ook veiliger is. Voor het verder tegengaan van fysieke verloedering ontwikkelde BZK de toolkit graffiti.

Wij werken hard aan de juiste instrumenten voor gemeenten. Vanuit dit perspectief werken wij bijvoorbeeld aan het gebieds- en groepsverbod, de meldplicht en aanpak van 12-minners met de wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast die in 2009 is aangenomen door uw Kamer. Daarnaast maken enkele gemeenten gebruik van het weekendarrangement. Meerderjarige personen kunnen gedurende het weekend in verzekering worden gesteld als er geweld wordt geconstateerd.

Gemeenten hebben verschillende instrumenten voor het tegengaan van woonoverlast. Met de handreiking woonoverlast maken BZK, WWI en Justitie de instrumenten voor gemeenten overzichtelijk. De handreiking geeft ook goede voorbeelden. Het gebruik van de wetten Victor en Victoria bij ernstige woonoverlast wordt bijvoorbeeld toegelicht.

Overlast door jeugdgroepen wordt in de samenleving ervaren als een van de belangrijkste bronnen van overlast. Daarom hebben wij in 2009 stevig ingezet op de aanpak van jeugdgroepen. Er is voor het eerst een landelijk beeld van alle problematische jeugdgroepen in Nederland. De informatie over de jeugdgroepen is hierdoor sterk verbeterd. Goede informatie maakt het mogelijk voor de driehoek om betere prioriteiten te stellen. Ook hebben wij intensiever aandacht besteed aan Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren. Gemeenten zetten straatcoaches en gezinsmanagers in. Vanuit BZK zijn zes praktijkteams actief, voornamelijk bij samenwerkende gemeenten, op het gebied van jeugd en veiligheid en jeugd en alcohol. Het praktijkteam Marokkaans-Nederlandse jongeren dat bedoeld is voor hulp bij acute problemen, is op verzoek van gemeenten een aantal keren betrokken bij het oplossen daarvan.

Beleidsmatige conclusie

Op de door de burger ervaren fysieke verloedering en sociale overlast blijft het resultaat achter op de doelstelling, de afname is minder dan beoogd. In 2009 tekenden BZK, WWI en 40 gemeenten daarom als aanvullende maatregel het manifest «Bestrijding Overlast en Verloedering». Verder zijn er geen aanvullende maatregelen op de reeds bestaande aanpak, mede omdat ook het SCP concludeerde dat de maatregelen uit het Actieplan Overlast en Verloedering een positieve bijdrage leveren aan de doelstelling.

Aanpak overmatig alcoholgebruik jongeren (kabinetsdoelstelling 55)

De aanpak van overmatig alcoholgebruik onder jongeren is een belangrijke prioriteit. Naast dat het tegengaan van alcoholgebruik onder jongeren bijdraagt aan het tegengaan van overlast en verloedering, moeten jongeren voor hun eigen ontwikkeling voorzichtig zijn met alcohol. Er zijn verscheidene maatregelen getroffen.

Zo worden overlast en geweld tijdens het uitgaan aangepakt. Er worden bijvoorbeeld horecapreventieteams ingezet. Ook is in 2009 gewerkt aan het opzetten van «Bar veilig», waarbij horecamedewerkers leren agressie te voorkomen en beperken. In juli 2009 is de aanscherping van de Drank- en Horecawet aangeboden aan uw Kamer. De wet regelt dat het toezicht op de Drank- en Horecawet overgaat naar gemeenten. Denkt u hierbij aan mogelijkheden om speciale aanbiedingen en sluitingstijden in relatie tot leeftijd te reguleren. Ook krijgen gemeenten de mogelijkheid om te experimenteren met het verhogen van de leeftijdsgrens voor de verkoop van alcohol naar 18 jaar. De pilots die succesvol zijn verlopen in 2009 zijn verlengd naar 2010.

Wij doen overigens meer om ordeverstoring door alcoholgebruik tegen te gaan. Samen met Justitie hebben wij onderzoek gedaan naar blaastesten in de openbare ruimte. Tot slot pakken wij ook het fenomeen hokken en keten aan. Vanuit meerdere invalshoeken is het onwenselijk dat jongeren in hun eigen hok of keet alcohol gebruiken zonder dat daar toezicht op is. Daarom zijn er twee handreikingen. Eén voor de ouders en één voor de gemeenten. De handreiking voor ouders geeft een landelijke gedragscode over huisregels voor veilig alcoholgebruik in buurt- en huiskamerketen. De handreiking voor gemeenten geeft praktijkvoorbeelden, een juridisch kader en handvatten voor lokaal keetbeleid.

Beleidsmatige conclusie

De maatregelen voor de aanpak van overmatig alcoholgebruik door jongeren hebben als doel het toezicht op de alcoholverstrekking te verscherpen en de ordeverstoring te verminderen. De uitvoering van de voor deze kabinetsdoelstelling geformuleerde maatregelen ligt op koers. In 2011 gaat de nieuwe Drank- en Horecawet in, gemeenten zijn ondersteund bij het aanpakken van het drinken door jongeren in hokken en keten en horeca-personeel is getraind.

500 extra wijkagenten (kabinetsdoelstelling 53)

Met de toename van 500 extra wijkagenten in de periode 2008 tot en met 2011 geeft BZK een belangrijke impuls aan de veiligheid en de aanpak van overlast en verloedering in wijken. Ons streven is om ieder jaar 125 extra wijkagenten te leveren. De extra wijkagenten worden ingezet in de wijken met de grootste problemen. Eind 2009 zijn er 201 extra wijkagenten bijgekomen.

Beleidsmatige conclusie

Voor meer veiligheid en de aanpak van overlast en verloedering krijgt de politie geld voor extra agenten in de wijken. Per jaar wordt bijgehouden hoeveel er bij komen. Eind 2009 zijn er 201 extra wijkagenten bijgekomen.

Samenwerken met burgers en tussen de politiekorpsen (kabinetsdoelstelling 61)

Burgernet is een uniek samenwerkingsverband tussen burgers, gemeenten en de politie om de veiligheid in de woon- en werkomgeving te bevorderen. Burgernet maakt gebruik van een telefonisch netwerk. Onder de deelnemers wordt een duidelijk signalement verspreid. Zo kunnen veel mensen helpen bij de opsporing van verdachten. In 2009 is de pilot met Burgernet geëvalueerd. In de pilot is Burgernet uitgeprobeerd in negen gemeenten. Dankzij de inzet van zo’n 25 000 deelnemers zijn verdachten op heterdaad aangehouden en is nuttige informatie verstrekt aan de politie. Daarom is eind 2009 besloten burgernet landelijk uit te rollen.

Beleidsmatige conclusie

Door een breed opsporingsnetwerk moeten delicten sneller en beter worden opgelost. Burgers, gemeenten en politie hebben daarvoor samengewerkt in de pilot burgernet. Deze pilot is conform de planning uitgevoerd en de bevindingen zijn positief. Daarom wordt er vervolg gegeven door burgernet landelijk uit te rollen.

Steviger aanpak georganiseerde misdaad, fraude, cybercrime (kabinetsdoelstelling 57)

In 2009 zijn wij begonnen met de oprichting van een landelijk dekkend netwerk van elf Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC). De RIEC’s bieden lokaal bestuur een betere aansluiting op de aanpak van de thema’s vastgoed, witwassen en andere vormen van financieel-economische criminaliteit.

Voor de politie en het Openbaar Minister zijn in 2009 de proeftuinen opgestart voor het tegengaan van financieel-economische criminaliteit. Een aantal proeftuinen van politie en het Openbaar Ministerie richt zich (mede) op de aanpak van financieel-economische criminaliteit. Daarnaast heeft de Nationale Recherche een Finec-team (financieel-economische criminaliteit) en zijn politieopleidingen finec-proof gemaakt. Ook is er meer aandacht en capaciteit voor finec bij de bovenregionale recherche en het OM.

In 2009 heeft de overheid, samen met private partijen, veel aandacht geschonken aan cybercriminaliteit. Denkt u daarbij aan de radio- en tvcampagne «veilig internetten». Zowel de TV-spot als het hyvesfilmpje «Stanislav» hadden een hoge impact en waardering. «Stanislav» is binnen een week tijd 7,4 miljoen keer doorgestuurd door hyvesgebruikers en meer dan 3 miljoen keer bekeken.

Beleidsmatige conclusie

De genomen maatregelen dragen bij aan een stevigere aanpak van de georganiseerde misdaad, fraude en cybercrime. En er wordt steeds meer bekend over deze vorm van misdaad.

Prostitutie onderwerpen aan scherper vergunningenbeleid (kabinetsdoelstelling 58)

In oktober 2009 is een wetsvoorstel aangeboden aan uw Kamer dat scherpere regels stelt aan het gemeentelijke vergunningbeleid. In het wetsvoorstel staat onder meer dat alle seksbedrijven over een vergunning moeten gaan beschikken. Daarbij stellen wij zware eisen aan het gedrag van de exploitant. Prostituees moeten bijvoorbeeld veilig in het bedrijf kunnen werken. De vergunningen worden landelijk geregistreerd. Ook geldt er een registratieplicht voor prostituees.

Beleidsmatige conclusie

De invoering van de wet is enigszins vertraagd. Het wetsvoorstel draagt bij aan de doelstelling, namelijk een strikter en uniformer vergunningenbeleid voor de prostitutie.

Veiligheidsregio’s zijn georganiseerd en de rampenbestrijding voldoet eind 2009 aan de basisvereisten (kabinetsdoelstelling 63)

Alhoewel de organisatie van de veiligheidsregio’s en de crisisbeheersing een behoorlijk eind op streek is, constateren wij dat de doelstelling van eind 2009 niet is gehaald. De veiligheidsregio’s voldoen met name op het vlak van informatiemanagement nog niet aan de basisvereisten van crisismanagement. Dat blijkt uit de convenantgesprekken en uit de praktijktoetsen van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV). De wetgevingstrajecten (wetsvoorstel Veiligheidsregio’s en ontwerpbesluiten veiligheidsregio’s, personeel veiligheidsregio’s en de Aanpassingswet) zijn wel afgerond.

Beleidsmatige conclusie

Alhoewel de organisatie van de veiligheidsregio’s en de crisisbeheersing een behoorlijk eind op streek is, constateren wij dat de doelstelling van eind 2009 niet is gehaald. De veiligheidsregio’s voldoen met name op het vlak van informatiemanagement nog niet aan de basisvereisten van crisismanagement. Dat blijkt uit de convenantgesprekken en uit de praktijktoetsen van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV). De wetgevingstrajecten (wetsvoorstel Veiligheidsregio’s en ontwerpbesluiten veiligheidsregio’s, personeel veiligheidsregio’s en de Aanpassingswet) zijn wel afgerond. De maatregelen van BZK zijn afgerond en er volgen geen aanvullende maatregelen. De Veiligheidsregio’s zijn nu aan zet om de maatregelen verder te implementeren en daardoor te voldoen aan de basisvereisten. Wel is in de Eerste Kamer toegezegd om in 2012/2013 de Wet Veiligheidsregio’s te evalueren. Het toezicht van IOOV op de Veiligheidsregio’s staat in het teken van deze evaluatie.

Het tegengaan van radicalisering (kabinetsdoelstelling 59)

BZK werkt aan het tegengaan van radicalisering langs twee lijnen, namelijk de lokale en de nationale. Het aantal gemeenten dat werkte aan het tegengaan van radicalisering en dat daarvoor een (decentralisatie)uitkering ontving is verdubbeld. Nuansa (Kennis- en Adviescentrum Polarisatie en Radicalisering) heeft een stevige positie verworven, beantwoordde 750 vragen en gaf workshops aan professionals. Leraren werden gestimuleerd en ondersteund om radicalisering te bespreken.

Publicaties van de AIVD over de risico’s van het salafisme en daaropvolgende maatregelen van de overheid en het lokale bestuur hebben ertoe geleid dat de weerstand binnen de Nederlandse moslimgemeenschap tegen radicalisering is toegenomen. Een belangrijke voedingsbodem voor jihadistisch terrorisme is daarmee afgenomen. Daarnaast heeft de inzet van de AIVD in 2009 geleid tot het reduceren van andere risico’s voor de nationale veiligheid, bijvoorbeeld op het gebied van terrorisme, extremisme en spionage. De AIVD heeft in 2009 de regering, veiligheidspartners en andere belanghebbenden veelvuldig van informatie voorzien, waarmee deze konden optreden tegen verschillende dreigingen en opvolging konden geven aan adviezen van de AIVD. Daarmee heeft de AIVD een substantiële bijdrage geleverd aan de (inter)nationale veiligheid.

Beleidsmatige conclusie

De aanpak van BZK die vooral gericht is op informeren en communiceren lijkt zijn vruchten af te werpen. De weerstand tegen radicalisering binnen de moslimgemeenschap neemt toe.

Bestuurlijke verhoudingen en democratie

Verbeteren van de bestuurlijke verhoudingen, met meer beleidsvrijheid voor medeoverheden.

BZK wil dat medeoverheden meer beleids- en uitvoeringsvrijheid krijgen. Het is druk in bestuurlijk Nederland. Provincies en gemeenten geven aan dat de regie en regels belemmerend werken voor een goede taakuitvoering. In de bestuursakkoorden heeft dit onderwerp daarom de aandacht. De in 2009 geïntroduceerde decentralisatie- en verzameluitkering is een voorbeeld van hoe BZK vrijheid wil vergroten. Ook in 2009 is hard gewerkt om het aantal specifieke uitkeringen terug te dringen. Dit alles heeft geleid tot een structurele vermindering van de verantwoording- en controlelasten voor medeoverheden. Zo werken wij, provincies en gemeenten aan meer maatwerk in de uitvoering.

Het realiseren van meer beleidsvrijheid voor medeoverheden (kabinetsdoelstelling 68)

Om medeoverheden meer beleidsvrijheid te geven is de decentralisatieagenda opgesteld en in 2009 aan uw Kamer aangeboden. BZK bewaakt het decentralisatiegehalte op verschillende beleidsterreinen. Zo werd de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie, Veiligheid binnen het Gemeentefonds geplaatst. Dit zorgt voor meer beleidsvrijheid voor gemeenten.

Het aantal specifieke uitkeringen is wederom verlaagd. De teller stond eind 2009 op 82. In 2008 waren dit er 101. De doelstelling is om in 2011 uit te komen op 45 resterende specifieke uitkeringen blijft erg ambitieus. Samen met de koepelorganisaties IPO en VNG werkt BZK aan de vereenvoudiging van het interbestuurlijke toezicht. Hiervoor is gezamenlijk een uitvoeringsplan opgesteld.

Decentralisatie betekent een verzwaring van de maatschappelijke opgave van gemeenten en provincies. Met het programma Krachtig Bestuur streeft BZK naar daadkrachtige decentrale partners. Vanuit het programma Krachtig Bestuur is afgelopen jaar bijvoorbeeld het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling opgericht. Dit Netwerk moet medeoverheden helpen het hoofd te bieden aan bevolkingsdaling. Daarnaast draagt het programma Krachtig Bestuur bij aan een betere samenwerking tussen de verschillende overheidslagen. Het Friese Waddengebied is hier een voorbeeld van. Rijk, provincie en gemeenten tekenden in 2009 een convenant voor betere samenwerking. Om de samenwerking tussen gemeenten verder te bevorderen ontwikkelden wij in 2009 het Kennisplatform Intergemeentelijke Samenwerking om te leren van de samenwerkingsvoorbeelden.

Beleidsmatige conclusie

Deze realisatie van meer beleidsvrijheid voor medeoverheden ligt op koers. Daarom werkt BZK verder aan de uitvoering van de decentralisatieagenda, de vermindering van specifieke uitkeringen en de vermindering van het interbestuurlijke informatie en versobering van interbestuurlijk toezicht.

Het versterken van burgerschapvorming en de Grondwet (kabinetsdoelstelling 67)

De Staatscommissie Grondwet is op 9 juli 2009 geïnstalleerd. De Staatscommissie adviseert over de noodzaak om de Grondwet te wijzigen. BZK heeft de leden van de Commissie ook opgeroepen om de betekenis van de Grondwet voor onze burgers te vergroten.

De opbrengsten van het traject naar een Handvest verantwoordelijk burgerschap zijn verwerkt in de burgerschapskalender 2010. Op 16 december 2009 heeft de slotconferentie van «In actie met burgers!» (de Lokale proeftuinen burgerparticipatie) plaatsgevonden. Op 23 november 2009 is het Werkprogramma Burgerparticipatie naar uw Kamer gestuurd.

Beleidsmatige conclusie

Volgens de oorspronkelijke planning moest de Staatscommissie Grondwet in 2008 worden ingesteld. De Staatscommissie is in 2009 geïnstalleerd. De resultaten van de werkzaamheden voor het handvest Verantwoordelijk Burgerschap zijn verwerkt in de burgerschapskalender. De selectie voor de locatiekeuze van het Huis voor de Democratie is gestart. Ook lopen de proeftuinen waarmee meer bekendheid wordt gegenereerd voor burgerschap en democratie.

Een nieuwe inrichting van het verkiezingsproces

Het kabinet heeft zijn standpunt bepaald op basis van het adviesrapport van de Commissie Korthals Altes. Het standpunt houdt onder meer in dat wij blijven stemmen met papieren stembiljetten en dat er geen gebruik wordt gemaakt van programmatuur en apparatuur. Ook het tellen van de stemmen gebeurt handmatig. Betrouwbaarheid en transparantie staan voorop bij verkiezingen.

Het wetsvoorstel Stemmen in een Willekeurig Stemlokaal is in 2009 aangenomen. Dit betekent een belangrijke vooruitgang voor de inrichting van het verkiezingsproces. Voortaan kan bij verkiezingen overal in Nederland (binnen de eigen gemeente) gestemd worden in een willekeurig stemlokaal. Burgers moeten zich dan identificeren.

In 2009 vond de verkiezing plaats voor het Europees parlement. De evaluatie hiervan is in 2009 naar uw Kamer verzonden. Op basis van de ervaringen van deze verkiezing is een werkmap voor stembureauleden ontwikkeld. Voor de gemeenteraadsverkiezing is het instructiemateriaal voor de leden van de stembureaus verder ontwikkeld in een digitale vorm (e-learing). Verder is het model voor het proces-verbaal vereenvoudigd en verbeterd zodat het beter bruikbaar is voor het stembureau.

In samenwerking met organisaties van visueel gehandicapten wordt gewerkt aan de ontwikkeling van hulpmiddelen waarmee blinden en slechtzienden zelfstandig kunnen stemmen met het papieren stembiljet. Het voornemen is om bij de komende verkiezing van de gemeenteraden in een aantal gemeenten te starten met het gebruik van deze hulpmiddelen.

Beleidsmatige conclusie

Het standpunt op het adviesrapport van de Commissie Korthals Altes is bepaald. Nederland blijft stemmen met papieren stembiljetten. Met het aannemen van het wetsvoorstel Stemmen in een Willekeurig Stemlokaal, de evaluatie van de Europese verkiezingen en andere beleidsinspanningen ligt deze prioriteit goed op koers.

Een dienstbare publieke sector

Het oplossen van de 10 meest gevoelde knelpunten bij administratieve lasten voor burgers (kabinetsdoelstelling 69)

BZK wil de regeldruk en de administratieve lasten voor burgers verminderen. Bij deze doelstelling staan twee elementen centraal: een afname van administratieve lasten met 25% in 2011 en het bestrijden van de tien grootste knelpunten die burgers ervaren. Voorbeelden van die knelpunten zijn elektronische dienstverlening, de hoeveelheid en begrijpelijkheid van formulieren, maar ook openings- en wachttijden.

De inzet en de maatregelen vertalen zich in goede resultaten. De administratieve lasten zijn in 2009 afgenomen met 28% (rijksbreed). Het verwachte eindresultaat voor 2011 is een afname van 31%. Er is merkbaar verbetering op het gebied van e-overheidsdienstverlening. Het aantal meldingen over slechte overheidsdienstverlening en onbegrijpelijke formulieren daalde in 2009. De wachttijden voor burgers daalden eveneens. De burger geeft de overheid voor de dienstverlening een 6,6.

Het bestrijden van de 10 knelpunten is versneld. De uitvoering hiervan ligt op koers. Er zijn veel maatregelen getroffen die tot mooie resultaten leiden. Wij willen enkele voorbeelden noemen. Resultaten van het werken aan snelle en zekere dienstverlening (knelpunt1) zijn dat in 64% van de gemeenten de WOZ-waarden digitaal kunnen worden ingezien burgers en dat met hun DigiD-code het kenteken van hun auto kunnen schorsen via de website van de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Voor het vereenvoudigen van de bijstand (knelpunt 2) heeft de helft van de gemeenten de rechtmatigheidsformulieren afgeschaft. In het kader van het verminderen van vergunningen (knelpunt 5) heeft het verminderen en vereenvoudigen van vergunningen geleid tot een afname van één miljoen uittreksels. Ten slotte blijkt uit onderzoek dat burgers 14% minder tijd kwijt zijn aan het invullen van formulieren (knelpunt 6) en dat er 35% minder fouten worden gemaakt. In 80% van de gemeenten is de onnodige herkeuring bij het aanvragen van de gehandicaptenparkeerkaart afgeschaft (knelpunt 7).

Beleidsmatige conclusie

De inzet en de maatregelen vertalen zich in goede resultaten. De realisatie van de doelstelling ligt daarmee op koers. Het bestrijden van de 10 knelpunten is versneld en de resultaten laten zien dat wij op effectieve wijze de problematiek aanpakken. Ook zijn de administratieve lasten voor burgers in 2009 afgenomen met 28% (rijksbreed).

Een divers samengesteld personeelsbestand bij de overheid

Wij vinden het belangrijk dat de overheid goed functioneert en dat de burger de overheid vertrouwt. Daarom willen wij dat de overheid een goede afspiegeling is van de maatschappij. Dat betekent dat de overheid moet zoeken naar hardwerkende en kwalitatief goede ambtenaren waar Nederlanders zich in herkennen. Daarom hebben wij doelen gesteld voor meer vrouwen, bi-culturelen en ouderen bij de overheid.

De Rijksoverheid heeft in 2011 een divers samengesteld personeelsbestand (kabinetsdoelstelling 65)

Het streefpercentage voor biculturele medewerkers van 8,4% in 2011 voor de gehele publieke sector lijkt niet gehaald te worden door onder andere de hoge uitstroom van deze groepen binnen verschillende sectoren. De resultaten voor de gehele publieke sector over 2009 worden in de Trendnota Arbeidszaken en in de begroting 2011 gepresenteerd. Het aandeel niet-westerse allochtonen in dienst van de rijksoverheid is in 2009 gestegen tot 8,4%. Het streefcijfer voor 2009 (9,9%) is echter niet gehaald. De verklaring hiervoor ligt in de relatief hoge uitstroom van allochtone medewerkers, die de goede resultaten bij de instroom grotendeels teniet doen. In deze lijn blijft het aanstellen van biculturele managers achter bij de planning. In 2009 telde de ABD 14 biculturele managers op sub-ABD-niveau. Dit zijn er 11 meer dan in 2008, toen het aantal biculturele managers bleef steken op 3. De doelstelling voor ultimo 2009 (+20) is hiermee voor 55% gerealiseerd.

Bij de politie zijn de resultaten wat betreft de kroonbenoemingen op niveau korpsleiding (streven 50%) positief. Ook hier blijft het aantal biculturelen achter. Momenteel is 55% van de vacatures benoemingen vrouw en/of allochtoon (10 vrouwen, 10 mannen – waarvan 1 allochtoon). Op niveau district-divisiechefs is 25% van de vacatures en kroonbenoemingen vrouw en/of allochtoon (streven 30%) (5 vrouwen, 15 mannen). Ook de sectoren gemeenten, provincies en waterschappen zijn hard bezig om diversiteit in hun sectoren te bevorderen.

Beleidsmatige conclusie

De doelstelling voor biculturele medewerkers lijkt niet gehaald te worden door onder andere de hoge uitstroom van deze groep binnen verschillende sectoren. Het behoud van deze groep voor de publieke sector zal extra aandacht moeten krijgen.

Aandeel vrouwen in Algemene Bestuursdienst minimaal 25% (kabinetsdoelstelling 65)

Het aandeel vrouwen in integrale management- en strategische concernfuncties op ABD-niveau binnen het Rijk laat een stijgende lijn zien en ligt royaal op koers.1 Eind 2009 was het aandeel vrouwen 24,9%. Het einddoel voor 2011 van 25% is dus bijna behaald. Het aantal vrouwen in de Top Management Groep van het Rijk is licht gedaald naar 21,4%.

Beleidsmatige conclusie

De inzet op deze doelstelling zal onverminderd worden voortgezet. De resultaten eind 2009 laten zien dat realisatie van deze doelstelling niet lang meer op zich zal laten wachten.

Respect voor medewerkers met een publieke taak; aanpakken van agressie tegen medewerkers met een publieke taak (kabinetsdoelstelling 49)

Het doel is om in 2011 15%-punt minder geweld te hebben tegen medewerkers met een publieke taak. In 2009 is 1%-punt gerealiseerd terwijl 10%-punt als doel was gesteld voor 2009.

Wij zien dat campagnes helpen bij het vergroten van de aangiftebereidheid. Er zijn dus meer meldingen binnengekomen doordat mensen meer bereid zijn aangifte te doen. Wij constateren ook dat meer en betere maatregelen getroffen moeten worden ter preventie van agressie. BZK trekt hierin samen op met werkgevers.

De maatregelen die in 2009 zijn getroffen lopen langs drie pijlers. Er is landelijk succesvol aandacht gevraagd voor dit thema (eerste pijler). Ook richten wij ons op de aanpak van daders (tweede pijler). In de regio’s Haaglanden en Hollands-Midden wordt bijvoorbeeld een pilot gehouden waarin verzekeraars schade verhalen op de daders. Daarnaast wordt er gewerkt door politie en het OM aan landelijke afspraken over opsporing en vervolging van daders. Als pilot zijn op ambulances en brandweerwagens camera’s geplaatst voor de daderherkenning. Ook helpen wij werkgevers (derde pijler) door bekendheid te geven aan preventiemogelijkheden (handboek met maatregelen, Veilige Publieke Taak-beurs, Veilige Publieke Taak-award) en werkgevers te stimuleren meer te doen aan preventie.

Beleidsmatige conclusie

De uitvoering van de maatregelen om de aanpak van agressie tegen medewerkers met een publieke taak loopt volgens plan. De daadwerkelijke daling van het aantal medewerkers dat daarmee te maken krijgt blijft achter bij de voor 2009 gestelde doelstelling. De inzet op dit terrein zal daarom onverminderd voort worden gezet.

Het realiseren van een overheid die beter werk levert met minder mensen (kabinetsdoelstelling 64)

Het kabinet streeft naar een overheid die beter werk levert met minder mensen. Uiterlijk eind 2011 moet het aantal ambtenaren bij de rijksoverheid met 12 800 fte zijn verminderd ten opzichte van 2006 (exclusief de door het vorige en huidige kabinet goedgekeurde intensiveringen). De taakstelling op het apparaat van de rijksdienst bedraagt in totaal € 630 miljoen, verdeeld over de departementen en de ZBO’s. Daarnaast worden er meerdere projecten uitgevoerd om de kwaliteit van de rijksoverheid te verbeteren. Medio 2010 ontvangt u een kwantitatieve voortgangsrapportage Vernieuwing Rijksdienst met daarin informatie over de omvang van de rijksoverheid ultimo 2009. U ontvangt dan ook een kwalitatieve voortgangsrapportage over de voortgang van de verbeterprojecten van Vernieuwing Rijksdienst.

BZK heeft een belangrijke rijksbrede rol bij het bevorderen van de kwaliteit van het personeel, het management en de organisatie van het Rijk, het inkoopmanagement, de informatievoorziening, facilitaire dienstverlening en huisvestingsbeleid. In 2009 zijn belangrijke besluiten genomen en is voor veel projecten de uitvoering begonnen.

Op het gebied van huisvesting heeft uw Kamer in april 2009 ingestemd met het voorstel om de huisvesting van de ministeries in het centrum van Den Haag verder te concentreren. Dit betekent dat in totaal acht van de dertien beleidskernen van ministeries gezamenlijk worden gehuisvest.

In juli 2009 is de Ministerraad akkoord gegaan met de oprichting van één archieforganisatie voor het Rijk (Doc-Direkt) en een intensivering om, in de komende tien jaar, de archiefachterstanden over de periode ná 1976 te selecteren en te bewerken. Met de instelling van 4FM wordt de samenwerking op facilitair gebied tussen de ministeries van BuiZa, SZW, VROM en V&W vormgegeven. Dit gaat gepaard met een besparing van 25% op de personeelskosten.

In november 2009 heeft de Ministerraad besloten over de implementatie van het functiegebouw Rijk bij alle departementen binnen de rijksdienst. Het is de bedoeling de duizenden traditionele functiebeschrijvingen terug te brengen tot circa 50 functieprofielen.

Ook op het terrein van ICT heeft het Rijk ambities. Het kabinet streeft naar een digitale werkomgeving voor de rijksoverheid die het voor rijksambtenaren mogelijk moet maken om tijd- en plaatsonafhankelijk te werken. In 2009 zijn de concrete bouwstenen opgeleverd die bij de departementen als onderdeel van een uniforme rijkswerkplek worden geïmplementeerd. Wij streven ook naar een betere beheersing van ICT-projecten binnen het Rijk. Alle ministeries beschikken over een Chief Information Officer (CIO). Een CIO formuleert strategische doelen vanuit een ICT-perspectief.

Wij werken ook aan de professionalisering van projecten. Als projecten een nieuwe fase ingaan dan doen wij een controle. Dat wordt een Gateway genoemd. Er zijn in 2009 84 personen opgeleid tot Gateway-reviewer en zijn zeven Gateways uitgevoerd.

In november 2009 ging uw Kamer akkoord met sturingsinstrument voor externe inhuur (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 701, nr. 21). De in het kabinet vastgestelde norm is dat externe inhuur niet meer mag bedragen dan 13% van de totale personeelskosten. BZK heeft in 2009 een inhuurpercentage van 12,1%.

Beleidsmatige conclusie

Op verschillende manieren wordt ingezet op de realisatie van een kleinere en efficiëntere overheid. Zo wordt in het project Vernieuwing Rijksdienst onder meer ingezet op een kleinere overheid en andere verbeterprojecten. De uitvoering hiervan ligt op koers. Medio 2010 ontvangt u hierover een voortgangsrapportage. Daarnaast is BZK in 2009 binnen de norm voor externe inhuur gebleven. Deze doelstelling ligt dan ook op koers.

Overzicht budgetrealisatie van de beleidsprioriteiten
Nummer en omschrijving kabinetsdoelstelling/ project Nummer relevant beleidsartikel Financieel belang 2009(x €1 000) Behaalde tussenresultaten in 2009 volgens delivery overzicht
49) Veilige publieke taak 10 € 9 400 Het aantal voorvallen van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak is in 2009 met 1% afgenomen. Doel is daling van 15% in 2011
50) -25% criminaliteit51) 100 000 minder fietsendiefstallen52) -25% overlast en verloedering55) Aanpak overmatig alcoholgebruik jongerenProject Veiligheid begint bij Voorkomen 2 en 4 € 45 000 De resultaten uit de Integrale Veiligheidsmonitor 2009 zijn in april 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden.Overlast door alcoholgebruik is in 2009 aangepakt door de pilots toezicht door gemeenten, inzet van drie praktijkteams en het project Bar-veilig.
53) 500 extra wijkagenten 2 € 17 200 Eind 2009 zijn er totaal 319 wijkagenten bijgekomen.
59) Tegengaan radicalisering 4 € 4 800 In 2009 is het tweede Operationeel Actieplan Polarisatie en Radicalisering uitgevoerd.59 gemeentenontvingen in 2009 een decentralisatie-uitkering voor het tegengaan van radicalisering.
61) Samenwerkingsverbanden binnen veiligheidsorganisatie versterken met betrokkenheid van de burger 2 € 2 200 Het kabinet heeft besloten tot de landelijke uitrol van burgernet.
63) Veiligheidsregio’s en rampenbestrijding 16 € 6 200 Het wetsvoorstel Veiligheidsregio’s is door de Eerste Kamer aangenomen.Met 19 van de 25 veiligheidsregio’s zijn in convenanten afspraken gemaakt met betrekking tot de regionalisering van de brandweer en het voldoen aan de basisvereisten crisismanagement. Inmiddels hebben in 11 regio’s de gemeenten besloten hun brandweer te regionaliseren.
64) Betere overheid met minder mensen 11 Zie toelichting De voortgangsrapportage met de resultaten over 2009 wordt tegelijk met dit jaarverslag aan de Tweede Kamer gezoden.
65) divers personeelsbestand 11 €2 900 Medio 2009 was 8,3% van de medewerkers van allochtone afkomst. Het eindresultaat over 2009 verschijnt in het sociaal jaarverslag. Het streefcijfer voor 2009 was 12,1%. Punt van aandacht is het behouden van medewerkers met een allochtone afkomst.Eind 2009 was het percentage vrouwen in ABD-functies 24,9%, streefcijfer voor 2009 was 22,4%.
67) Burgerschapsvorming en Grondwet 1 € 3 900 De staatscommissie Grondwet is op 9 juli 2009 geïnstalleerd.Voor het Huis voor Democratie en Rechtsstaat heeft een locatieverkenning en haalbaarheidsstudie plaatsgevonden. Hieruit is een top 3 samengesteld.In 2009 heeft het parlement besloten over de statuten van de stichting en zijn de projectbeschrijving en het programma van eisen vastgesteld.De proeftuinen zijn inmiddels gestart en uitgebouwd. Proeftuinen lopen op het gebied van educatie over de mensenrechten en «in actie met burgers».De opbrengsten van het consultatietraject voor het Handvest verantwoordelijk burgerschap zijn verwerkt in de burgerschapskalender 2010 en in het rapport «Bouwstenen van burgerschap».
68) Uitvoeren bestuursakkoorden 6 € 2 900 De decentralisatieagenda is verder uitgevoerd. Het aantal specifieke uitkeringen is verminderd van 101 naar 82 in 2009 (doel was 20 minder).Het Uitvoeringsplan Herziening Interbestuurlijk Toezicht is vastgesteld en in uitvoering genomen in 2009. De aanpassingen voor de Provincie- en Gemeentewet, in het kader van de revitalisering van het generiek toezicht, zijn voor advies voorgelegd aan de Raad van State.
69) vermindering administratieve lasten 7 € 6 300 De administratieve lasten op rijksniveau voor burgers zijn 28% netto minder. De maatregelen voor professionals (onderwijs, zorg, veiligheiden sociale zekerheid) worden voor 60–70% van de professionals herkend als verbetering.De dienstverlening kreeg in 2009 een 6,6 (doel was een 7). In de bestrijding van de top 10 knelpunten is het aantal meldingen over slechte dienstverlening en onbegrijpelijke formulieren gedaald.

Algemene Toelichting

De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang van een kabinetsdoel. De begroting van BZK is ingericht op beleidsartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1-op 1 uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.

Toelichting doelstelling 50, 51, 52, 55:

Binnen de BZK wordt op het gebied van Veiligheid gewerkt met programma’s. Voor bijvoorbeeld de doelstellingen «25% criminaliteitsreductie», «aanpak overmatig alcoholgebruik jongeren» en «afname overlast en verloedering met 25%» geldt dat deze doelstelling vanuit verschillende programmabudgetten en bronnen (departementen) wordt gefinancierd. De financiële omvang van de kabinetsdoelstellingen op het gebied van criminaliteit en overlast en verloedering is om die reden geclusterd.

Toelichting doelstelling 64:

Voor de doelstelling «betere overheid met minder mensen» is voor de periode 2008–2011 een taakstellingbedrag vastgesteld ad 538 mln. in totaal voor alle departementen. Er is 120 mln. is gereserveerd voor het sociaal flankerend beleid en 418 mln. voor innovatieprojecten die moeten leiden tot verbetering en afslanking van de rijksdienst. De budgetten voor de projectvoorstellen van de zogenaamde 1e tranche projecten Vernieuwing Rijksdienst zijn, voor zover zij betrekking hebben op het jaar 2008 bij Najaarsnota 2008 overgeheveld naar de desbetreffende departementale begrotingen. De resterende meerjarig toegekende budgetten zijn bij Voorjaarsnota 2009 overgeheveld.

B2. BELEIDSARTIKELEN

VEILIGHEID

Politie (artikel 2)

Algemene beleidsdoelstelling

Een veiliger samenleving met behulp van een goed functionerende politieorganisatie.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten:

Veiligheid is een basisvoorwaarde voor een samenleving waarin mensen zich vertrouwd, vrij en verbonden voelen. De politie levert een belangrijke bijdrage aan de veiligheid. Er kan in zijn algemeenheid geconcludeerd worden dat het beleid erop gericht is dat de trend van afnemende criminaliteit wordt doorgezet zijn vruchten afwerpt. De cijfers laten een dalende trend zien. Met betrekking tot een goed functionerende politieorganisatie is verder ingezet op de gezamenlijke landelijke prioriteiten, de samenwerkingsafspraken en de samenwerking met andere partners in de veiligheidsketen.

Er zijn voor de periode 2008–2011 vier landelijke prioriteiten voor de korpsen vastgesteld voor geweld, wijkveiligheid, jeugd en opsporing. Met deze prioriteiten is aangesloten bij de prioriteiten uit het beleidsprogramma van het kabinet. Met de korpsen worden gedurende de periode 2008–2011 ieder jaar gesprekken gevoerd waarin de resultaten op de prioriteiten worden besproken. Geconcludeerd mag worden dat over het algemeen de resultaten op de prioriteiten positief zijn. Wat betreft Verdachten OM komt uit dat door de toenemende veiligheid (daling van het aantal aangiften) het steeds moeilijker wordt om het geschatte aantal verdachten te realiseren.

Er wordt op basis van het volledige beeld over 2009 nog een tussenstand opgemaakt van de realisatie van de landelijke doelstellingen. Dan zal ook worden bezien of de kwantitatieve aanpak van verdachten OM moet worden aangepast dan wel kan komen te vervallen. Reeds sinds het opnemen van de indicator Verdachten OM in de convenanten met de politieregio’s in 2003, bedoeld om de opsporing bij de politie te intensiveren, is er discussie geweest over de hoogte van de streefwaarde, de kwaliteit en betrouwbaarheid van de informatie, de zeggingskracht van de indicator en de samenwerking met het OM. Uit evaluaties over de werking van de Landelijke Kaders komt naar voren dat de afspraak over het aantal verdachten OM heeft bijgedragen aan het versterken van de opsporing. Onderzoek toont ook aan dat prestatieconvenanten als katalysator hebben gewerkt voor resultaatgericht werken. De al langer aanwezige tendens tot resultaatgericht werken is er aanzienlijk door versterkt. Daarnaast wordt er geconstateerd dat er een grotere operationele betrokkenheid is ontstaan bij de leidinggevenden.

Wat betreft de samenwerkingsafspraken op de terreinen ICT, personeel, materieel en bovenregionale samenwerking die zijn gemaakt tussen de korpsbeheerders en de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en van Justitie geldt dat de uitvoering van de afspraken voortvarend ter hand is genomen en dat zowel inhoudelijk als procesmatig vooruitgang wordt geboekt. De samenwerking van de politie met de andere partners in veiligheid is verder verbeterd. Er is gewerkt aan de verbetering van de informatiehuishouding die het presterend vermogen van de partners in veiligheid heeft vergroot. Een betere en snellere informatie-uitwisseling tussen de partners in veiligheid moet uiteindelijk leiden tot minder slachtoffers en schade en meer veiligheid voor de hulpverleners zelf.

Op 19 december 2008 heeft het kabinet een kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer gezonden waarin zij haar conclusie geeft over de resultaten van de samenwerkingsafspraken met de korpsbeheerders en een schets geeft van de voorgenomen wijziging van de Politiewet 19931. Op basis van de behaalde resultaten is het kabinet tot de conclusie gekomen dat de politie betekenisvolle voortgang heeft geboekt met de realisatie van de samenwerkingsafspraken. Het kabinet heeft daarom besloten dat binnen het regionale bestel voldoende tot verdere verbetering kan worden gekomen op het vergroten van de eenheid en het verbeteren van het gemeenschappelijk functioneren van de politie. De Ministerraad heeft op 30 oktober 2009 ingestemd met het wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 1993. Het wetsvoorstel ligt voor advies bij de Raad van State. Het voorstel voorziet onder meer in de instelling van een landelijke shared-services organisatie voor de politie belast met de bedrijfsvoering, een tweetal algemene maatregelen van bestuur waarin regels zullen worden gegeven ter bevordering van de kwaliteit van de taakuitvoering door de politie en de besluitvormings- en afstemmingsstructuur binnen het bestel wordt versterkt door het wettelijk vastleggen van een Korpsbeheerdersberaad en een Raad van korpschefs. Voor de inrichting van de landelijke shared services organisatie heeft er een feasibility studie plaatsgevonden. Business cases worden nu uitgewerkt.

Externe factoren:

De externe factoren zoals complexiteit van de uitvoeringsketen en de maatschappelijke complexiteit maken het voor de politie een zware taak om de veiligheid in Nederland te verbeteren. De politie blijft in het behalen van de prestaties mede afhankelijk van veel partners in de veiligheidsketen. De inspanning van deze partners en de actieve medewerking van burgers is essentieel voor het verbeteren van de veiligheid en verbeteren van het veiligheidsgevoel.

Realisatie meetbare gegevens:

Indicatoren Basiswaarde 2002 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Streefwaarde 2009–2011 Realisatie 2009
Jeugdcriminaliteit(Kalsbeeknorm) n.v.t. 75,8% 77,7% 80% *
Verdachten van politie naar OM 218 463 251 591 250 130 250 909 *
Normering verdachtenratio geweld n.v.t. n.v.t. n.v.t. 60% *

Bron: Jaarverslag Nederlandse Politie 2009 * Door invoering van een nieuw registratiesysteem, geen betrouwbare cijfers beschikbaar.

Toelichting:

• Jeugdcriminaliteit (Kalsbeeknorm): Het percentage processen-verbaal veelplegers en harde-kernjongeren dat binnen 30 dagen na het eerste verhoor wordt aangeboden bij het Openbaar Ministerie.

• Verdachten OM: Het aantal aan het Openbaar Ministerie aangeboden verdachten.

• Normering verdachtenratio geweld: De definitie geweld in de verdachtenratio heeft betrekking op de geweldscategorieën openlijke geweldpleging, bedreiging en mishandeling. Deze verdachtenratio geeft een maat voor de pakkans.

• In het jaarverslag Nederlandse Politie en de Veiligheidsmonitor Rijk, die ieder jaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden, wordt uitgebreider verslag gedaan van de resultaten die de politie heeft gerealiseerd (www.jaarverslagpolitie.nl).

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
2. Politie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 4 677 873 4 778 739 4 725 254 5 276 480 5 573 677 5 060 442 513 235
waarvan garantieverplichtingen         489 050    
               
Uitgaven 4 128 735 4 292 557 4 432 922 4 802 366 4 940 599 4 744 062 196 537
2.1 Apparaat 11 520 11 293 11 879 12 056 14 885 11 553 3 332
2.2 Politieop regionaal niveau 3 208 852 3 389 191 3 554 551 3 837 901 3 948 966 3 788 318 160 648
  * Bijdrage baten-lastendienst LFR     2 600 2 600 5 256 2 700 2 556
2.3 Politieop bovenregionale en landelijke niveau 477 604 534 111 567 430 627 371 651 044 618 834 32 210
  * Bijdrage baten-lastendienst KLPD 415 018 463 022 504 559 534 575 564 352 513 800 50 552
2.4 Prestatievermogenvan de politie 64 176 63 143 55 853 61 127 49 141 64 523 – 15 382
2.5 Adequaat niveau van politiepersoneel 176 606 202 313 238 582 248 312 276 563 260 834 15 729
2.6 Dienst geneeskundige verzorging politie 189 977 92 506 4 627 15 599 0 0 0
               
Ontvangsten 227 468 26 974 5 759 1 911 3 694 3 215 479

Financiële toelichting

De nieuwe afgegeven garantiebedrag komt hoofdzakelijk doordat de Voorziening tot samenwerking politie nederland (VTSPN) rechtstreeks is gaan lenen bij de schatkist. Voor verdere toelichting zie post 11 van de saldibalans.

Op beleidsartikel 2 (politie) vallen de totale uitgaven over 2009 circa € 196 mln. hoger uit dan in de oorspronkelijke begroting was geraamd. De belangrijkste verschillen voor verplichtingen en uitgaven worden hieronder toegelicht:

• Op artikelonderdeel 2.2 (regiokorpsen) wordt het verschil van € 160,6 mln. hoofdzakelijk verklaard door het toevoegen van de loonbijstelling en het verwerken van de incidentele dekking voor CAO Politie en het toevoegen van de werkgeverslasten, is vanuit artikelonderdeel 2.2 € 9,9 mln. overgeheveld naar artikelonderdeel 4.3 voor de bijdrage C2000 en is € 1,6 mln. overgeheveld naar artikelonderdeel 2.5 voor de 1 loket functie werving en selectie en task force diversiteit.

• Op artikelonderdeel 2.3 (politie op bovenregionaal en landelijk niveau) is € 31,7 mln. meer uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het toevoegen van de loonbijstelling voor de CAO Politie, vanuit artikelonderdeel 12.1 een overheveling van budget ten behoeve van landenprogramma’s en vredesmissies (€ 3,1 mln.) en het overhevelen van prestatiebudget (€ -4,4 mln.) naar artikelonderdeel 2.4);

• Op artikelonderdeel 2.4 (prestatievermogen van de politie) is € 15,4 mln. minder uitgegeven dan geraamd in de begroting 2009. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het toevoegen van de loonbijstelling voor de CAO Politie en het overhevelen van artikel 3 bijdragen BFRP (€ -10,5 mln.) naar artikelonderdeel 2.2 en het overhevelen van een nabetaling TOR (€ -2,7 mln.) naar artikelonderdeel 2.4;

• Op artikelonderdeel 2.5 (personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en onderwijs politie) is € 15,7 mln. meer uitgegeven dan geraamd in de begroting 2009. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het toevoegen van de loonbijstelling voor de CAO Politie, een nabetaling TOR (€ 2,7 mln.) en een bijdrage vanuit artikelonderdeel 2.2 voor een bijdrage 1 loket functie werving en selectie en task force diversiteit (€ 1,6 mln.);

• Het verschil tussen de realisatie van garantieverplichtingen en raming wordt veroorzaakt door een toename van de leenbehoefte bij de politieregio’s en de Voorziening tot samenwerking politie Nederland.

Operationele doelstelling 2.2: Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg door de regionale politiekorpsen.

Doelbereiking

Budget verdeelsysteem

De Minister van BZK stelt per regionaal korps een algemene bijdrage en een aantal bijzondere bijdragen beschikbaar. Voor de verdeling van de algemene bijdrage wordt gebruik gemaakt van een budgetverdeelsysteem (BVS), dat op basis van objectieve omgevingskenmerken en verdeelformules de werklast voor een politiekorps voorspelt. De omvang van het totaal te verdelen budget geldt daarbij als een gegeven. Het budgetverdeelsysteem doet geen uitspraak over het totaal benodigde politiebudget.

Bij de invoering van het huidige BVS in 2007 is afgesproken dat het BVS periodiek wordt herijkt. In 2009 is daartoe een rapportage opgesteld met een advies over de eerste herijking van het huidige budgetverdeelsysteem voor de regionale politiekorpsen. De besluitvorming over en de invoering van het herijkte BVS zullen in 2010 hun beslag krijgen. De beoogde ingang van de herijkte budgetverdeling is per 2011.

Naast het reguliere proces van budgetverdeling kan de Minister van BZK in bijzondere gevallen aanleiding zien om te besluiten tot een bijdrage op grond van artikel 3 of 4 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (Bfrp). Zo stond het regionale politiekorps Drenthe in 2009 onder preventief toezicht. Als onderdeel van de invulling van het preventieve toezicht is een onderzoek gedaan naar de relatie tussen de bekostiging en de financiële positie van het regiokorps. Dit onderzoek gaf aanleiding om het korps een bijdrage te verstrekken op basis van artikel 4 van het Bfrp. Verder heeft de Minister van BZK tijdens het wetgevingsoverleg Politie op 16 november 2009 toegezegd een bedrag van € 25 miljoen vrij te zullen maken ten behoeve van korpsen die in een moeilijke situatie verkeren. Op basis van artikel 3 Bfrp zijn vervolgens in 2009 een aantal bijzondere bijdragen verstrekt aan de regiokorpsen Brabant-Noord, Fryslân, Groningen, Gelderland-Zuid, Haaglanden en Flevoland.

Voor de korpsen Brabant Noord en Fryslân geldt dat deze in 2009 onder preventief toezicht zijn gesteld. Aan het korps Brabant Noord is een bijdrage verstrekt van € 7,88 miljoen met als doel de bufferfunctie van het eigen vermogen te versterken en een verkenning uit te voeren naar kostenbesparing door samenwerking. Het korps Fryslân heeft om reden van versterking van de bufferfunctie van het eigen vermogen eveneens een artikel 3 bijdrage ontvangen, ter grootte van € 8,43 miljoen.

Regiokorps Groningen heeft in 2009 een artikel 3 bijdrage van € 2 miljoen ontvangen om de ontwikkeling van bovenregionale samenwerking in het shared servicecentrum Noord verder te bevorderen. Deze ontwikkeling past in de lijn zoals ingezet met het Kabinetsstandpunt over de doorontwikkeling van de politieorganisatie.

Het korps Gelderland-Zuid heeft de afgelopen jaren te maken gehad met een forse teruggang van haar budget. Dit heeft ertoe geleid dat een noodzakelijk evenwicht tussen haar structurele baten en lasten in meerjarig perspectief ontbrak. Om die reden is het korps in 2009 onder preventief toezicht gesteld. Teneinde het project «Veilige wijk voorop» verder te kunnen doorontwikkelen en de daaraan gekoppelde voorbeeldfunctie voor de overige korpsen te borgen in het licht van haar teruggang in budget, is aan Gelderland-Zuid een artikel 3 bijdrage van € 2 miljoen verstrekt.

Op 31 maart 2009 heeft in Den Haag de internationale Afghanistan-conferentie plaatsgevonden. Op verzoek van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft het korps Haaglanden hiervoor extra executief en ondersteunend personeel ingezet. Kosten € 1 434 000,- waarvoor een artikel 3 bijdrage aan het korps is verstrekt. Hierdoor kan Haaglanden tevens de geleverde bijstand van andere regiokorpsen, zoals afgesproken, vergoeden.

Aan het politiekorps Flevoland is in 2009 € 2 miljoen ter beschikking gesteld als bijdrage in de projectkosten van de samenvoeging met de politieregio Gooi en Vechtstreek. Daarnaast is € 3 miljoen beschikbaar gesteld ten behoeve van de aanloop- en projectkosten voor het gezamenlijke project Operationeel Centrum Stichtse Brug. Deze bijdragen passen in de ambitie van het Kabinet om te komen tot schaalvergroting van de politieregio’s.

Realisatie meetbare gegevens:

Kengetal   2007 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Algemene bijdrage aan regionale politiekorpsen   3 349 3 605 3 596 3 687
Bijzondere bijdragen   94 101 278 359
Bron: decembercirculaires   DC2006 DC2008 DC2008 DC2009

In totaal is voor de regionale politiekorpsen in 2009 € 4,0 mld. ter beschikking gesteld aan algemene, bijzondere en aanvullende bijdragen. De verdeling van de som van deze bijdragen over de korpsen is weergegeven in onderstaande tabel. De gegevens zijn gebaseerd op de decembercirculaire van 2009, waarin de omvang van de bijdragen aan de regionale politiekorpsen voor de laatste maal voor dat jaar is berekend.

kst-32360-VII-1-3.gif

Instrumenten

2009 Realisatie
Repressief toezicht ja
Preventief toezicht ja
Cyclus rondom landelijke prioriteiten nee

Toelichting instrumenten

Repressief en preventief toezicht

Op basis van de november 2008 ingediende begrotingen zijn vijf regiokorpsen onder preventief toezicht gesteld in 2009. Voor de regiokorpsen Friesland en Drenthe is het preventieve toezicht gedurende het jaar 2009 toegepast. De beide korpsen hebben de gebruikelijke 4- en 8-maandsrapportages aangeleverd. Deze zijn op het niveau van de Korpschef en Directeur Politie en Veiligheidsregio’s besproken. Op ambtelijk niveau is intensief contact geweest om de korpsen binnen het kader van het preventieve toezicht te begeleiden. Voor de korpsen Gelderland Zuid, Brabant Noord en Limburg Noord is na gesprekken over de financiële situatie alsnog besloten deze korpsen gebruik te laten maken van de faciliteit eigen vermogen zodat daarmee de preventieve toezichtsituatie kon worden beëindigd. Voor zo ver nodig hebben de korpsen plannen voorgelegd waaruit bleek dat deze beslissing was te rechtvaardigen.

Cyclus rondom landelijke prioriteiten

Met de korpsen worden gedurende de periode 2008–2011 elke jaar gesprekken gevoerd waarin de resultaten op de prioriteiten worden besproken.

Operationele doelstelling 2.3: Voorzien in middelen die nodig zijn voor adequate politiezorg op het bovenregionaal en landelijk niveau.

Doelbereiking

Instrumenten

2009 Realisatie
Verdere (bestuurlijke) aanpak georganiseerde misdaad nee
Intensiveren aanpak van Cybercrime ja
Intensiveren van aanpak Financieel-economische criminaliteit ja
Aanbesteden en opleveren Havank (vingerafdrukkensysteem) ja

Toelichting instrumenten

Verdere (bestuurlijke) aanpak georganiseerde misdaad

Inmiddels zijn ter ondersteuning van gemeenten bij de uitvoering van de wet BIBOB (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur) alle 11 Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC) van de grond gekomen en opgestart. Voor een meer uitgebreide rapportage op dit punt wordt verwezen naar de tweede rapportage «Veiligheid begint bij Voorkomen» (Tweede Kamer, 2009–2010, 28 684, nr. 253). De oprichting van een overkoepelend Landelijk Informatie- en Expertisecentrum (LIEC) is uitgesteld, vanwege de uitkomsten van het onderzoek naar de informatie-uitwisselingen dat door Deloitte is verricht in opdracht van de parlementaire onderzoekscommissie Joldersma. Dit onderzoek wordt naar verwachting in de eerste helft van 2010 in de Tweede Kamer behandeld. De inspanningen op Europees terrein hebben ertoe geleid dat de bestuurlijke aanpak als onderdeel van het meerjarenprogramma van de EU, het zogenaamde Stockholmprogramma, is opgenomen.

Cybercrime

In 2009 is in het kader van het versterkingsprogramma’s bij verschillende korpsen gewerkt aan het verbeteren van de intake en eerste opvolging van cybercrime. Er is begonnen met het opleiden van 2000 tactisch rechercheurs. Ook is geïnvesteerd in vernieuwingen en aanpassingen van de methoden en technieken waarmee de politie werkt. In 2009 zijn door politie en OM onder andere proeftuinen gestart op fraude/heling op het internet, kinderporno en ICT als doelwit van cybercrime.

Intensiveren aanpak financieel-economische criminaliteit

In 2009 is de aanpak van financieel-economische criminaliteit geïntensiveerd en is de nationale- en bovenregionale recherche versterkt. Eind 2009 is bij de regionale korpsen de expertise op financieel-economisch gebied uitgebreid met 53 fte. Hiernaast heeft de Nationale Recherche een Finec team opgericht. De bovenregionale recherche heeft extra capaciteit toegewezen aan het aanpakken van financiële en economische criminaliteit. Deze maatregelen hebben mede bijgedragen aan een toename in het oppakken van fraudezaken door de politie. In 2009 is het lectoraat Finec van start gegaan.

Havank

Het nieuwe Havank is in 2009 opgeleverd en in november in gebruik genomen. Alle korpsen zijn hierop aangesloten. Het systeem wordt maart 2010 officieel geopend.

Meetbare gegevens

Deze operationele doelstelling betreft met name de bekostiging van KLPD en recherche. Deze organisaties hebben een grote mate van vrijheid om beleid vorm te geven en uit te voeren. Dit maakt het niet zinvol om bij de operationele doelstelling aparte meetbare gegevens op te nemen. Bij de algemene doelstelling zijn meetbare gegevens opgenomen over het functioneren van de politie; het beleid onder deze operationele doelstelling draagt hieraan bij.

Operationele doelstelling 2.4: Verhogen van het prestatievermogen van de politie.

Doelbereiking

Instrumenten

2009 Realisatie
Sturen prestaties via landelijke prioriteiten gedeeltelijk
Veiligheid Bonaire, St. Eustatius en Saba (BES-eilanden) ja
Personele capaciteit van de politie ja
Bewapening en uitrusting van de politie ja
Stimuleren kwaliteitsontwikkeling van de Nederlandse politie ja
Bevorderen kwaliteit van de informatievoorziening binnen de politie ja
Versterking opsporing ja

Toelichting instrumenten

Sturen prestaties via landelijke prioriteiten

Als korpsen de vastgestelde landelijke prioriteiten behalen ontvangen zij hiervoor een extra bijdrage, in casu prestatiebekostiging. Dit stelsel van prestatiebekostiging is in 2009 met het oog op de toekomst geëvalueerd. De resultaten die zijn behaald met de landelijke doelstellingen zijn opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse Politie 2009.

BES eilanden

In 2009 is het voorstel voor het wettelijk kader voor de veiligheidsorganisatie voor de toekomstige openbare lichamen Bonaire, St. Eustatius en Saba afgerond en aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarnaast is in 2009 gewerkt aan het opstellen van de kaders van de nieuwe organisaties voor politie en brandweer en rampenbestrijding.

Ook is gewerkt aan verbetering van de bestaande brandweerorganisatie. Zo is voor een basisfunctie een opleidingspakket vastgesteld. Aan de hand van praktijktests is vastgesteld of deze opleiding aan de lokale eisen voldoet en of de daarop gebaseerde examinering/certificering als norm kan gaan gelden. Dit gebeurt door het Nederlandse NBBe. Eind 2009 zijn tenslotte op de Bovenwindse BES-eilanden kwartiermakers aan de slag gegaan om ondersteuning te bieden aan de verbetering van de politieorganisatie op deze eilanden.

In 2009 zijn overeenkomsten afgesloten ten behoeve van investeringen in de beveiligde communicatie bij de BES eilanden.

Personele capaciteit politie

De politiesterkte is in 2008 verder gestegen met 319 fte’s ten opzichte van 2007 tot 52 322 fte’s. In 2009 is deze verder gestegen tot 53 348 fte’s. Met de huidige aantallen is het met de Kamer afgesproken niveau van politiesterkte, 52 200 fte’s voor 2010, nu al gerealiseerd.

In 2009 is een nieuwe definitie van operationele sterkte opgesteld in overeenstemming met de minister van Justitie en de korpsbeheerders. «Operationele sterkte is het totaal aantal fte (bezetting) bij de Nederlandse Politie dat op enig moment is gekoppeld aan de operationele functies in het huidige landelijke functieoverzicht, waarbij onder operationele functies die functies vallen die een direct contact hebben met de burger en/of een directe inhoudelijke bijdrage leveren aan de primaire politietaak.» Met deze definitie is gekozen voor een overzicht waarin al het personeel, dat in dienst is dan wel ten dienste van de Nederlandse Politie opereert, weergegeven. Achtergrond van deze keuze is om een betere koppeling te kunnen maken tussen sterkte en budget.

Bewapening en uitrusting politie

In maart 2009 is de Europese aanbesteding gestart voor de vervanging van het huidige dienstpistool bij de Nederlandse Politie. De afsluiting van de aanbesteding is 9 maanden uitgesteld tot december 2010 omdat in een test is gebleken dat géén van de aangeboden pistolen voldoet aan de gestelde eisen. Een hertest is noodzakelijk. De Tweede Kamer is hierover op 17 december 2009 geïnformeerd. (Tweede Kamer, 2009–2010, 29 628, nr. 176).

In mei 2009 is een pilot gestart met het gebruik van een stroomstootwapen van het merk Taser, waarbij de bruikbaarheid van een dergelijk «less-lethal» wapen voor de aanhoudings- en ondersteuningseenheden van de politie wordt uitgetest. De pilot wordt naar verwachting in mei 2010 afgerond.

Kwaliteitsontwikkeling

Het Netwerk van Innovatie en Kwaliteit (NIK) heeft als doelstelling ervoor te zorgen dat er een maximaal rendement wordt behaald uit innovatieve projecten ter verbetering van de kwaliteit van het politiewerk. Er zijn in 2009 verschillende themadagen georganiseerd, onder meer over Informatiegestuurde Politie en Opsporing. Hiernaast wordt de Politie innovatie Prijs (PiP) jaarlijks toegekend aan politiemensen die een vernieuwend idee hebben uitgevoerd dat daadwerkelijk een effectieve bijdrage heeft geleverd aan de taakuitvoering door de politie. April 2009 is de PiP uitgereikt aan het korps Kennemerland voor het project «Omgekeerde bewijslast». De Aanmoedigingsprijs (AMP) is bedoeld om de verdere uitwerking van een onorthodoxe oplossing voor een hardnekkig probleem te stimuleren. Het korps Rotterdam-Rijnmond kreeg deze prijs voor het idee «BlueTube: een blauw geverfde YouTube voorziening». Dit jaar is ook de Implementatieprijs (IMP) uitgereikt onder de genomineerden van de PiP van de afgelopen vijf jaar. Deze prijs is toegekend aan korps Noord-Holland-Noord voor hun aangiftevolgsysteem. Dit project is succesvol geïmplementeerd en geborgd.

Bevorderen kwaliteit informatievoorziening

Het landelijke project Implementatie Wet Politiegegevens (Wpg) heeft in 2009 producten opgeleverd die de korpsen faciliteren bij de implementatie van de Wet Politiegegevens in het proces van informatievoorziening. Er is onder meer een handreiking protocolplicht ontwikkeld die de korpsen in staat stelt verwerkingen conform de wet vast te leggen. Daarnaast hebben politieambtenaren veelvuldig gebruik gemaakt van het beschikbare trainingsprogramma, variërend van E-learning zelfstudiemodules tot specifieke opleidingen voor privacyfunctionarissen.

De aanpassing van de (landelijke) ICT systemen aan de eisen van de Wpg zal naar verwachting in 2010 worden voltooid.

Versterking opsporing

In 2009 zijn goede vorderingen gemaakt bij de uitvoering van het programma versterking opsporing en vervolging (PVOV). De implementatie van de verschillende maatregelen en producten – waarvan het tempo per korps verschillend is- ligt grotendeels op schema. Onder andere door de introductie van tegenspraak en review, de komst van hoger (en specifieker) opgeleide medewerkers en de versterking van forensische opsporing is de kwaliteit van de opsporing verbeterd. Het programma PVOV zal naar verwachting medio 2010 eindigen, nadat de systematiek voor borging van de maatregelen en producten is geïmplementeerd.

Realisatie meetbare gegevens

Kengetal 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2014
Gerealiseerde sterkte korpsen 51 233 52002 52 322 53 348      
Streefsterkte korpsen         n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Streefsterkte korpsen (-2,5% bandbreedte)         n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Personeel CIP/ISC         n.v.t.    

Bron: Polbis en Jaarverslag Nederlandse Politie 2009

De prognosecijfers 2010 en verdere jaren zijn vervallen. Deze cijfers van de sterkte zijn door de minister, in overleg met de Tweede Kamer, losgelaten.

Operationele doelstelling 2.5: Verhogen van de professionaliteit van de politie door het ontwikkelen van personeelsbeleid, arbeidsvoorwaardenbeleid en het faciliteren van politieonderwijs.

Doelbereiking

Instrumenten

2009 Realisatie
Politieacademie ja
Verhogen kwaliteit van het politiepersoneel ja
Doorontwikkelen fitheidstest voor de politie en het capaciteitsmanagement ja
Uitvoering geven aan afspraken uit het arbeidsvoorwaardenakkoord 2008–2010 ja
Stimuleren van korpsen om integriteitbeleid te voeren ja
Politiekorpsen stimuleren de diversiteit van het personeel te vergroten ja
Ontwikkelen van een talentenprogramma voor startende leidinggevenden ja
Evalueren Landelijk Expertisecentrum Diversiteit ja
Verbeteren positie van klokkenluiders ja

Toelichting instrumenten

Politieacademie

In 2009 is de Politieacademie budgettair in staat gesteld om een aantal van 2300 aspiranten op te leiden. Dit was het benodigde aantal in te stromen aspiranten, gebaseerd op de toenmalige streefsterkte voor 2014. De aanmeldingen door de korpsen voor het jaar 2009 bedroeg 1944 aspiranten. Dit is ook het vastgestelde instroomaantal. In 2009 is onder invloed van de kredietcrisis de streefsterkte voor 2014 verlaten en is de strategische sterkte voor de politie op langere termijn gesteld op 52 200. Op basis hiervan is de voor 2009 aangehouden instroom ruim voldoende.

Verhogen kwaliteit van het politiepersoneel

Conform het advies van de «evaluatie bekostigingsstelsel Politieacademie» is in 2008 de bekostiging voor de initiële opleidingen voor de niveaus 2–6 vervangen door de gevonden benchprijzen. Dit heeft de Politieacademie in 2009 in staat gesteld om de opleidingen van de samenhangende kwalificatiestructuur uit te voeren.

Het ter beschikking gestelde loopbaanbudget voor 2009 is door de aanvraag van de korpsen nagenoeg geheel uitgeput. Dit heeft de korpsen in staat gesteld hun personeel op te leiden en bij te scholen conform de professionele standaarden uit de genoemde kwalificatiestructuur. Geconstateerd kan worden dat aan de doelstelling is voldaan.

Fitheidstest en capaciteitsmanagement

De fitheidstest voor politiepersoneel wordt vanaf 1 januari 2012 afgenomen, vooralsnog zonder personele consequenties.

Per 2010 beschikken alle korpsen over het systeem Basisvoorziening Capaciteitsmanagement (BVCM). Dit systeem is ondersteunend aan de bedrijfsvoering. Het biedt de organisatie – naast een registratiefunctie van arbeid- en rusttijden, de mogelijkheid van een optimale verdeling van het inzetbare personeel en te verrichten werkzaamheden. Voor dit laatste is een cultuuromslag noodzakelijk, waarin de korpsen nog de nodige stappen moeten zetten.

Uitvoering arbeidsvoorwaardenakkoord 2008–2010

In 2009 is vorm gegeven aan het verder uitwerken en implementeren van een aantal afspraken uit het akkoord 2008–2010. Zo is het beloningsonderzoek, dat binnen dit akkoord is afgesproken en dat de inkomenspositie van de politie in beeld heeft gebracht, in gezamenlijkheid met bonden tot stand gekomen. De Tweede Kamer is hierover op 10 november 2009 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2009–2010, 29 628, nr. 158).

De maanden november en december hebben in het teken gestaan van arbeidsvoorwaardelijke onderhandelingen over een packagedeal.

Onderdeel van de packagedeal zijn ondermeer een landelijk sociaal statuut bij reorganisaties alsmede een verlenging van de huidige CAO met een jaar tot 2012.

Dit heeft geresulteerd in een onderhandelaarsakkoord op 18 december 2009 met de politievakorganisaties.1

Integriteitbeleid

Het Landelijk Programma HRM Politie heeft zich als doel gesteld de competentie integriteit binnen de gehele politie op een eenduidige manier te ontwikkelen. Hiertoe is een implementatieplan uitgevoerd. Alle korpsen zijn door het projectteam bezocht. Er zijn workshops en presentaties geweest en er is een Toolkit beschikbaar waar korpsen gebruik van kunnen maken.

Er is een beleidskader integriteit ontwikkeld en besproken met alle regiokorpsen.

Diversiteit

Voor de stimulering van diversiteit zijn voor 2007 t/m 2010 de samenwerkingsverbanden Taskforce Diversiteit en Politietop Divers opgericht. Beide hebben door verschillende maatregelen op kwantitatieve en kwalitatieve manier de diversiteit gestimuleerd (leerlijnen multicultureel vakmanschap ontwikkeld, extern divers talent in de politie gebracht, doelgroepenonderzoek enz.),

Talentenprogramma startende leidinggevenden

Om doorstroommogelijkheden voor vrouwen en/of allochtonen een extra impuls te geven, is met de korpsbeheerders en de Politieacademie afgesproken een talentenprogramma voor medewerkers in de schalen 9 t/m12 te ontwikkelen. In september 2009 is de eerste ronde van het «Kandidatenprogramma» gestart waarvoor 28 kandidaten zijn geselecteerd: 15 mannen (waarvan 8 allochtonen) en 13 vrouwen (1 allochtoon). Medio 2010 zal een tweede groep starten.

Evaluatie Landelijk Expertisecentrum Diversiteit

De evaluatie Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD) is uitgevoerd. Op basis daarvan heeft de minister, in afstemming met de korpsbeheerders, besloten het LECD met vijf jaar te verlengen.

Positie van klokkenluiders

Er is in 2009 georganiseerd intersectoraal overleg geweest waarbij de sectoren Defensie, Rijk en Politie zich hebben ingezet om voor deze sectoren een gezamenlijk besluit «melden vermoeden misstand» te concipiëren. Met ingang van 1 januari 2010 is het besluit «melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie in werking getreden en gepubliceerd in Staatsblad 2009, nr. 572. Binnen de sector Politie zijn middelen gereserveerd voor vergoeding van juridische procedures als gevolg van een melding die niet anderszins wordt vergoed.

Realisatie meetbare gegevens

Kengetal Waarde 2008 Waarde 2009 Streven 2008–2011
1. Kroonbenoemingen van vrouwen en/of allochtonen in de korpsleiding, periode 2008–2011   55% 50%
2. Kroonbenoemingen vrouwen en/of allochtonen in schalen 15 en 16, niet zijnde korpsleiding, periode 2008–2011   25% 30%
3. % allochtonen in personeelsbestand bij korpsen en politieondersteunende organisaties, peildatum 31 december 2010 6,7% 6,8% 8,5%

Bron: Indicator 1 en 2: eigen administratie Kroonbenoemingen

Bron: Indicator 3: Polbis

Partners in Veiligheid (artikel 4)

Algemene doelstelling

Goed samenwerkende partners in veiligheid

De zeer ambitieuze doelstelling om de criminaliteit en overlast in Nederland in 2010 met 25% te hebben verminderd ten opzichte van 2002 kan enkel bereikt worden in nauwe samenwerking met alle veiligheidspartners. De aanpak die het kabinet heeft gekozen om te komen tot een veiliger samenleving kenmerkt zich door resultaatgerichtheid, de combinatie van preventie en repressie, een persoonsgerichte aanpak en een intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen, waaronder departementen, politie, Openbaar Ministerie, opsporingsdiensten, lokaal bestuur en de private sector. Alhoewel de veiligheid in objectieve zin toeneemt, wordt dit nog niet zo ervaren als het om overlast en verloedering gaat. Het gaat om een weerbarstige problematiek, waarbij álle betrokkenen zich hebben ingespannen om deze op te lossen.

Rijk en gemeenten hebben gezamenlijk ingezet op het terugdringen van de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse jongeren in onder meer overlast en criminaliteit. Hiervoor is een samenwerkingsverband ingesteld van 22 gemeenten, de VNG en de ministeries van BZK, Justitie, voor WWI en voor Jeugd en Gezin. Voor de ondersteuning van gemeenten bij de aanpak van deze problemen is een praktijkteam ingesteld. De leden van het praktijkteam zijn gespecialiseerd in onder andere de inzet van het bestuurlijk-juridisch instrumentarium, crisismanagement, interetnische spanningen, het betrekken van de Marokkaanse gemeenschap en openbare orde vraagstukken met een multi-etnische dimensie.

De vorming van de Bestuurscommissie Informatievoorziening van het Veiligheidsberaad heeft ertoe bijgedragen dat de samenwerking op het terrein van multidisciplinaire informatie-uitwisseling is versterkt.

In samenwerking met verschillende departementen, het lokale bestuur, maatschappelijke instellingen en andere intermediairen is in 2009 het tweede Operationeel Actieplan Polarisatie en Radicalisering uitgevoerd (Tweede Kamer, 2008–2009, 29 754, nr.175). De samenwerking tussen de partners verloopt goed. Dit blijkt onder andere uit het feit dat het aantal gemeenten dat een decentralisatie-uitkering met betrekking tot polarisatie en radicalisering ontving in 2009 is verdubbeld ten opzichte van 2008. Bij de aanpak van dierenrechtenextremisme is de samenwerking tussen de relevante partijen in 2009 versterkt.

Alle projecten waaraan een decentralisatie-uitkering of een subsidie wordt verstrekt in het kader van het actieplan polarisatie en radicalisering worden onafhankelijk geëvalueerd. Doel van de evaluatie is om het effect en bereik van de projecten zichtbaar te maken en om lessen/best practices toegankelijk te maken voor andere gemeenten. In 2009 zijn de eerste afgeronde projecten geëvalueerd.

Externe factoren

Incidenten op het terrein van dierenrechtenextremisme en asielgerelateerd linksextremisme en de daaruit voortvloeiende politieke aandacht vroegen om een geïntensiveerde inzet op deze terreinen.

De actualiteit van de diverse maatschappelijke veiligheidsvraagstukken heeft aanleiding gegeven tot een toename in de behoefte van de veiligheidspartners om de communicatie en de informatievoorziening op orde te brengen.

Meetbare gegevens

De goede samenwerking tussen de partners in veiligheid op zowel lokaal, regionaal en landelijk niveau is moeilijk in meetbare gegevens uit te drukken.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
4. Partners in veiligheid Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 170 343 154 818 218 993 128 721 100 839 105 031 – 4 192
               
Uitgaven 168 107 142 548 155 175 145 296 139 390 137 021 2 369
4.1 Apparaat 8 887 9 306 9 582 10 746 10 643 8 629 2 014
4.2 Veiligheidsbeleid op nationaal niveau 2 054 4 290 37 338 38 055 37 014 48 877 – 11 863
  * Bijdrage baten-lastendienst LFR     1 000 1 000 126 900 – 774
4.3 ICT-infrastructuur 151 661 124 365 103 850 94 800 91 721 73 882 17 839
4.4 Netwerk C2000 0 0 0 0 0 0 0
4.5 Projecten 0 0 0 0 0 0 0
4.6 Veiligheidsbeleid op internationaal niveau 5 505 4 587 4 405 1 695 12 5 633 – 5 621
               
Ontvangsten 3 750 8 377 8 011 2 830 3 278 413 2 865

Financiële toelichting

Verplichtingen

De belangrijkste oorzaak voor het verschil in verplichtingen is grotendeels de overheveling van het budget van artikel 4.6 naar bureau Internationale Zaken.

Toelichting apparaat: Door reorganisatie in verband met vernieuwing rijksdienst heeft herverdeling van apparaatbudgetten binnen de artikelen 2, 4, 15 en 16 plaats moeten vinden.

Operationele doelstelling 4.2: De bestuurlijke veiligheidspartners ondersteunen met kennis, instrumenten en expertise

Doelbereiking

• Het programma «aanpak huiselijk geweld» heeft een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het aantal geweldsdelicten. In de eerste zeven maanden van 2009 zijn landelijk ruim 1 000 huisverboden opgelegd. In 2009 is gestart met de intensivering van de aanpak van jeugdgroepen. Specifiek gaat het hierbij om het in kaart brengen van de jeugdgroepen. Deze intensivering heeft plaats gevonden door middel van verbetering binnen de politieorganisatie van (het gebruik van) de shortlistmethodiek. De shortlist is een op basis van wetenschappelijk onderzoek samengestelde vragenlijst waarmee politiefunctionarissen op systematische wijze periodiek de aard en omvang van problematische jeugdgroepen in hun wijk of verzorgingsgebied in beeld kunnen brengen. In 2009 heeft het SCP het rapport Overlast en verloedering ontsleuteld (Tweede Kamer, 2009–2010, 28 648, nr. 239) uitgebracht dat duidelijk maakt welke maatregelen wel en niet werken bij de aanpak van overlast en verloedering. In 2009 is tevens een Postbus 51-Campagne geweest gericht op het voorkomen van vandalisme en agressie en geweld jegens mensen met een publieke taak, met specifieke aandacht voor de jaarwisseling;

• Plan van aanpak fietsendiefstal is in uitvoering en in convenant vastgelegd. De publiekscampagne is afgerond en geëvalueerd. Hieruit kwam naar voren dat de informatievoorziening het beste kleinschaliger en gerichter kan worden voortgezet. Daarom verzamelt het Centrum Fietsendiefstal informatie en draagt expertise uit naar de lokaal bij de aanpak betrokken partijen. De geformuleerde doelstelling op het terugdringen van het aantal gestolen fietsen (100 000) is mede daardoor al in 2008 bereikt. Het fietsendiefstalregister is in gebruik genomen en wordt door politie en burgers veelvuldig gebruikt;

• Het project «Versterking lokale en bovenlokale veiligheid» heeft vertraging opgelopen. De vertraging is mede veroorzaakt doordat betrokken partijen langer nodig hebben gehad voor de vraag of de opdracht goed aansluit bij hetgeen nodig en werkzaam wordt geacht. Voor de borging van KVO is gekozen voor een proces van hercertificering dat plaats vindt op het moment dat een samenwerkingsverband twee jaar actief is. De grootste knelpunten zijn in kaart gebracht en de maatregelen om deze aan te pakken uitgevoerd. Ook als er geen grote problemen meer zijn, is het van groot belang dat de structuur van het samenwerkingsverband blijft bestaan. Voordeel hiervan is dat de KVO-samenwerking, naast het effectief aanpakken van de veiligheidsproblematiek, een grote meerwaarde heeft in het vroegtijdig signaleren van nieuwe knelpunten. In deze fase van hercertificering kan ook goed gekeken worden naar andere veiligheidsproblemen. Verdieping en uitbreiding kan zorgen dat een KVO verder versterkt wordt;

• Op het gebied van polarisatie en radicalisering zijn de volgende resultaten bereikt:

Lokaal In 2009 lag de nadruk op ondersteuning en uitbreiding van de lokale aanpak van polarisatie en radicalisering. Het aantal gemeenten dat een decentralisatieuitkering aanvroeg is in 2009 verdubbeld ten opzichte van 2008 (van 30 naar 60). Het kennis- en adviescentrum Nuansa heeft een stevige positie verworven; er zijn circa 750 vragen van bijvoorbeeld gemeenten en professionals beantwoord, diverse workshops gegeven en via de website en nieuwsbrief zijn best practices verspreid. Om gemeenten en professionals te ondersteunen werden enkele handreikingen ontwikkeld, zoals het Tweeluik Religie in het Publieke Domein. Ook werd een expertmeeting georganiseerd op het gebied van dierenrechtenextremisme;

Nationaal Ten behoeve van de ondersteuning van specifieke beroepsgroepen zijn diverse producten ontwikkeld zoals een instrument voor docenten om het gesprek over radicalisering te voeren. Ook is een belevingsonderzoek onder professionals uitgevoerd De eerder genoemde intensivering van de landelijke aanpak van dierenrechtenextremisme betreft zowel de strafrechtelijke vervolging als de bestuurlijke aanpak. De samenwerking tussen relevante partijen is versterkt en er zijn brochures gepubliceerd met informatie voor gemeenten, bedrijven en instellingen;

Internationaal Om de internationale ervaringen met polarisatie en radicalisering uit te wisselen, werd in 2009 met succes een Cities Conference 2009 in Amsterdam georganiseerd, waar circa 200 Europese professionals uit het veld van lokaal bestuur, onderwijs, welzijn en politie in een reeks van kleinschalige workshops ervaringen uitwisselden.

Instrumenten 2009 Realisatie
Uitvoeren actieplan overlast en verloedering Ja
Aanpak fietsendiefstal Ja
Inwerkingtreding wetgeving Prostitutie Nee
Uitvoeren actieplan veilig ondernemen III Ja
Uitvoeren actieplan polarisatie en radicalisering Ja

Inwerkingtreding wetgeving prostitutie

Het wetsvoorstel is ultimo 2009 naar de Kamer verzonden; planning is in werking treden ultimo 2010 (Tweede Kamer, 2009–2010, 32 211, nr. 3).

Realisatie meetbare gegevens:

Indicatoren Overall doelstelling 2010 t.o.v. 2002 Doelstelling vanaf 2006 Resultaat begin 2010 veiligheidsmonitor 2008 Nog te realiseren 2010–2011
Geweld 25% 20% 14,5% 5,5%
Vermogen 25% 6% 20% Behaald
Overlast 25% 17,5% 0% 17,5%
Verloedering 25% 18,5% 3% 15,5%
Fietsendiefstal 100 000 t.o.v. 2006 100 000 110 000 behaald

Operationele doelstelling 4.3: Een samenhangende informatiehuishouding van de partners in veiligheid

Doelbereiking

• Het meerjarige onderzoeksprogramma Veiligheid door innovatie heeft in 2009 diverse producten opgeleverd. Onder het thema maatschappelijke veiligheid is door Defensie, BZK en Justitie op basis van een gedeelde analyse de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid uitgewerkt. Er wordt in deze agenda gewerkt vanuit drie gemeenschappelijke thema’s. Deze thema’s zijn: Optreden in ketens en netwerken, Opleiden en Trainen met behulp van geavanceerde simulatie en Fysieke bescherming. Voor deze thema’s zijn in 2009 zogenaamde roadmaps gemaakt;

• In 2009 zijn de principes van het IBV opgesteld. Deze principes zijn richtinggevend voor de veiligheidspartners. De principes dienen om structuur, organisatie en financiering van informatievoorziening en uitwisseling langs vaste lijnen te laten verlopen. In 2009 is een project in de Rotterdamse Haven uitgevoerd. Kort gezegd draait dit project om wat er moet gebeuren als een schip met lading in de Rotterdamse haven in de problemen komt. Daarnaast zijn in overleg met de veiligheidspartners de prioriteiten voor de informatievoorziening in het veiligheidsdomein vastgesteld. Dit zijn netcentrisch werken, de doorontwikkeling van C2000, basisregistraties en meldkamer ontwikkelingen (Brief Minister BZK aan de Tweede Kamer (kenmerk 2009–0000667470);

• Versnelling en verbetering is een continu proces. Stimulatie van bestuurlijke bewustwording om te komen tot netwerkdiensten was een speerpunt. Als belangrijke mijlpaal geldt dat aanbesteding heeft plaats gevonden voor de Noodcommunicatievoorziening (NCV). Deze dienst geldt als de opvolger van het Nationaal Noodnet. Alle bestaande Nationaal Noodnet-aansluitingen zijn gemigreerd naar deze nieuwe dienst. In 2009 is het convenant, waarin de veiligheidsregio’s afspreken deel te nemen aan het project Netcentrisch Werken, uitgewerkt;

• De korpsen hebben in 2009 conform de Samenwerkingsafspraken de basisvoorzieningen Handhaving, Opsporing en Capaciteitsmanagement in gebruik genomen. De gebruikers hebben veel klachten geuit over de basisvoorzieningen, vooral over de Basisvoorziening Handhaving;

• Het Informatiebeleidsplan van de brandweer is vastgesteld door het Veiligheidsberaad in 2009. De landelijke vraagorganisatie van de brandweer is opgezet. De vraagorganisatie bundelt de behoefte aan informatievoorziening en stelt per thema programma’s van eisen en wensen op richting ICT-leveranciers. De proof of concept van de digitale bereikbaarheidskaart is uitgevoerd. Hierin laten de leveranciers zien hoe hun produkt invulling geeft aan het digitale bereikbaarheidsconcept;

• GHOR Nederland is gestart met het opstellen van een landelijk beleidsplan Informatievoorziening. GHOR Nederland heeft samen met de GHOR bureaus en andere betrokken partijen invulling gegeven aan de structuur en de werkzaamheden van de GHOR vraagorganisatie. De pilot in de veiligheidsregio Utrecht op het Slachtoffer volgsysteem is opgeleverd. Het project heeft een aantal leerpunten opgeleverd met oog op nationale uitrol, zoals het beleggen van een berichtenstandaard, het inrichten van een beheerorganisatie en het koppelen van netwerken met ketenpartners;

• De voorlopige werkwijze voor het behandelen van internationale rechtshulpverzoeken die voortvloeien uit «treffers» op het bestand van DNA-profielen van het NFI is ingevoerd. De ontwikkeling van de werkwijze voor de vergelijking van vingerafdrukken is gestart. Het nieuwe bestand van vingerafdrukken en het bijbehorende ICT-systeem (HAVANK) van het KLPD zijn operationeel. Nederland kan informatie uitwisselen met lidstaten conform het Zweeds Kaderbesluit. De lidstaten maken echter nog weinig gebruik van deze nieuwe mogelijkheid. De informatie-uitwisseling vindt niet plaats door middel van het verlangde formulier, omdat de lidstaten nog geen afspraken hebben kunnen maken over de implementatie van het formulier en de benodigde technische voorzieningen;

• De operationeel beheerder van het C2000 netwerk is in samenwerking met het veld gestart met de implementatie van de nieuwe softwareversie van C2000 (project Renatus). Naar aanleiding van een drietal incidenten in 2009 is een expertgroep ingesteld. Deze expertgroep adviseert over noodzakelijke geachte verbeteringen in C2000. Het eindrapport is eind december opgeleverd en zal in 2010 leiden tot een aantal verbetermaatregelen.

Instrumenten 2009 Realisatie
Veiligheid en technologie Ja
Informatie Beleid veiligheid(IBV) Ja
Versnelling verbetering informatievoorzieningcrisisbeheersing en rampenbestrijding Ja
Stimuleren van uniforme ICT-infrastructuur en informatiehuishouding voor de politie Ja
Samenhangende informatievoorziening voor de brandweer Ja
Versterken van de samenhang en standaardisatie binnen de informatievoorziening van de GHOR Ja
Informatie-uitwisseling tussen Europese rechtshandhavingautoriteiten Ja
C2000 en Geïntegreerd Meldkamersysteem (GMS) Ja
Kengetal Norm Waarde 2007 Waarde 2009
C2000 (uniform communicatiesysteem voor hulpverleningsdiensten)*      
1) Tijdige afhandeling incidenten binnen C2000infrastructuur 95–98% ≥ 95% ≥ 97,7%
2) Beschikbaarheid systeem 98% ≥ 99,8% ≥ 99,8%
3) Radiodekking 95% ≥ 97,4% ≥ 97,4%
Bron: Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (Vts-PN)
1-1-2 Netwerk      
Beschikbaarheid 1-1-2 netwerk 99,8% ≥ 99,9% ≥ 99.9%
Bron: cijfers Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)
Misbruik 112 terugbrengen      
Mobiel   70% 60%*
Bron: cijfers Korps Landelijke Politiediensten (KLPD)

* Gewogen gemiddelde mobiel en vast

Operationele doelstelling 4.6: Onderhouden en uitbreiden van internationale relaties op het gebied van bestuur en veiligheid

• Nadere uitvoering is gegeven aan de landenprogramma’s met Suriname, Indonesië, Zuid-Afrika, Roemenië, Bulgarije en België. De verdragen met de Benelux en met Duitsland zijn in 2009 geëvalueerd. Met Montenegro zijn een aantal samenwerkingsprojecten afgesproken en voor Servië is de mogelijkheid voor een Memorandum of Understanding (MoU) onderzocht. Met Turkije en Marokko zijn inspanningen verricht om de onderhandelingen over een MoU te continueren. Met Macedonië is in 2009 een MoU ondertekend. Met Kroatië was eerder al een MoU afgesloten en zijn in 2009 de onderhandelingen begonnen over het werkprogramma;

• Nederland nam actief deel aan de ad hoc groep informatie uitwisseling. Hierin is verder gewerkt aan de implementatie van het Prüm-Raadsbesluit alsmede het Zweeds Kaderbesluit. Daarnaast is een strategie voor informatiemanagement opgesteld. Over het beschikbaarheidbeginsel heeft begin 2009 een nationaal seminar plaatsgevonden. In 2009 is een joint paper opgesteld met de Benelux over het Stockholm programma (een meerjaren beleidskader voor de JBZ en opvolger van het Haags Programma). Nederland heeft actief geparticipeerd in de discussie over het programma wat heeft geresulteerd in de overname van een aantal Nederlandse prioriteiten. Het Stockholm programma is tijdens de Europese Raad ultimo 2009 vastgesteld. Nederland heeft actief deelgenomen aan de JBZ-Raad evenals aan de gremia die onder deze Raad vallen. De realisatie van het nationale Schengen Informatie Systeem is ook in 2009 vertraagd ten gevolge van de vertraging van het door de Europese Commissie te ontwikkelen Centrale Systeem. In het kader van de nationale implementatie van Europol is in 2009 een voorlichting- en opleidingsprogramma gerealiseerd. Ten aanzien van de civiele bescherming heeft BZK zich in de EU in het bijzonder ingezet voor de vergroting van zelfredzaamheid van burgers bij rampen, de veiligheid van hulpverleners en het opstellen van risicoanalyses. Deze aspecten hebben hun weerslag gevonden in diverse nieuwe EU-afspraken. Een grote Europese overstromingsoefening («Floodex») vond plaats in Nederland in september 2009. Daarnaast is actief geparticipeerd in brede discussies binnen de NAVO zoals die over een nieuw strategisch concept en is gewerkt aan een versterking van de civiel-militaire samenwerking;

• Op basis van de regeling vredesmissies politie zijn in 2009 60 politiefunctionarissen uitgezonden naar vredesmissies in Afghanistan, Sudan, Kosovo, Bosnië, Servië en Cyprus. Eind 2009 zijn door de Minister van BZK de herinneringsmedailles uitgereikt.

2009 Realisatie
Internationale en Europese processen Ja
Bilaterale samenwerking en projecten Ja
Internationale vredesmissies Ja
  Onderzoek onderwerp AD of OD A. StartB. Afgerond Vindplaats
(1) Beleidsdoorlichting De bestuurlijke veiligheidspartners ondersteunen met kennis, instrumenten en expertise 4.2 A: 2009B: 2009 Begin 2010
(2) Overig evaluatieonderzoek Evaluatie cameratoezicht openbare plaats driemeting 4.2 A: 2009B: 2009 Evaluatie uitgevoerd door Regioplan(TK, vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 258)

De beleidsdoorlichting is niet over de volle breedte ingezet, omdat op de verschillende gebieden al evaluaties lopen of omdat projecten nog niet zijn afgerond (bijvoorbeeld de uitvoering van het actieplan polarisatie en radicalisering loopt t/m 2011). Dat maakt deze thema’s minder geschikt voor een beleidsdoorlichting. Daarom zal de beleidsdoorlichting toegespitst worden op het Project Veilige Gemeenten in relatie tot overlast en verloedering. In het eerste kwartaal van 2010 zal de beleidsdoorlichting afgerond zijn.

Nationale Veiligheid (art 5)

Algemene beleidsdoelstelling

Een veiliger samenleving door tijdig dreigingen en risico’s te onderkennen voor de nationale veiligheid en de daaraan rakende internationale invloeden die niet direct waarneembaar zijn. De AIVD voorziet belangendragers en samenwerkingspartners van informatie om hen in staat te stellen gepaste maatregelen te nemen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De AIVD heeft in 2009 de inzet op het onderzoek naar lokale jihadistische netwerken verminderd en het onderzoek naar jihadistische netwerken gerelateerd aan Somalië en Jemen geïntensiveerd. De jihadistische dreiging vanuit lokale netwerken is in 2009 verder afgenomen. Het staat echter allerminst vast dat de dreiging vanuit lokale jihadistische netwerken en individuen tegen overheidsdoelwitten, politici en opiniemakers permanent verminderd is. De jihadistische dreiging tegen Nederland heeft een sterke internationale dimensie gekregen (onder andere door reisbewegingen) en manifesteert zich vanuit nieuwe regio’s als Somalië en Jemen. Het onderzoek naar Somalisch jihadisme heeft geleid tot ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie en aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Publicaties van de AIVD over de risico’s van het salafisme en daaropvolgende maatregelen van de overheid en het lokaal bestuur hebben mede ertoe geleid dat de weerstand binnen de Nederlandse moslimgemeenschap tegen radicalisering is toegenomen. Een belangrijke voedingsbodem voor jihadistisch terrorisme is daarmee afgenomen. De groei van de salafitische beweging stagneert, wel blijft vanuit deze beweging een anti-integratieve en onverdraagzame boodschap richting de Nederlandse samenleving uitgaan.

De AIVD heeft in 2009 het onderzoek naar dierenrechtenextremisme geïntensiveerd. De onderzoeken naar links-, rechts- en dierenrechtenextremisme hebben geleid tot meerdere ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie, voorlichting aan lokale overheden, bedrijven en personen die doelwit kunnen worden van extremisten, en veelvuldig en vroegtijdig contact met politie en lokaal bestuur over geplande acties van extremisten.

In 2009 heeft de AIVD zijn onderzoek naar spionageactiviteiten van andere landen versterkt. Een aantal concrete spionageactiviteiten van andere landen is mede hierdoor beëindigd. Door het uitwisselen van gegevens met buitenlandse collegadiensten is voorkomen dat enkele inlichtingenofficieren hun activiteiten elders konden voortzetten. Verder heeft de AIVD instanties geïnformeerd die een (potentieel) doelwit zijn van inlichtingenactiviteiten, zoals departementen, gemeenten, internationale organisaties, bedrijven en wetenschappelijke instellingen.

De AIVD heeft in 2009 zijn belangendragers en samenwerkingspartners veelvuldig van informatie voorzien. Daarnaast heeft de AIVD negen openbare publicaties uitgegeven, ondermeer over de trends en ontwikkelingen van het salafisme in Nederland, dierenrechtenextremisme, de groeiende weerstand tegen het Nederlandse asiel- en vreemdelingenbeleid, en de risico’s voor bedrijven en kennisinstellingen onbedoeld betrokken te raken bij de proliferatie van massavernietigingswapens (zie websitewww.aivd.nl).

Kengetallen Waarde 2007 Waarde 2008 Waarde 2009
Aantal openbare publicaties 3 2 9
Aantal ambtsberichten n.v.t. 44 55
Aantal ambtsberichten aan EZ1 n.v.t. n.v.t. 74
Aantal dreigingsinformatie-producten t.b.v. stelsel bewaken en beveiligen (art 6.2.e WiV 2002) 248 184 189
Aantal dreigingsinformatieproducten t.b.v. beveiligings-bevorderende taak (art 6.2.c Wiv 2002) 28 29 24

Bron: AIVD

1. Dit zijn berichten aan het Ministerie van Economische Zaken, in het kader van exportcontrole op strategische goederen (o.a. dual use).

Externe factoren

Het realiseren van de algemene beleidsdoelstelling wordt mede bepaald door een aantal externe factoren.

• Omvang en diepgang productvraag

De vraag van belangendragers en samenwerkingspartners naar informatie en concrete handelingsperspectieven neemt verder toe. De AIVD ziet dit als een positieve ontwikkeling, zeker als dit een teken is van een groter veiligheidsbewustzijn. De behoefte aan voorlichting en advies op maat op tal van terreinen (spionage en proliferatie van massavernietigingswapens, dierenrechtenextremisme, radicalisering) neemt sneller toe dan verwacht ondanks de investeringen in strategisch relatiemanagement en accountmanagement.

• Internationale ontwikkelingen

Jihadistische terroristen opereren steeds meer internationaal en worden vanuit het buitenland geïnspireerd, aangestuurd, geïnstrueerd, getraind en gefinancierd. Gebeurtenissen in of met betrekking tot Nederland kunnen leiden tot een internationale dreiging – en vice versa: gebeurtenissen in het buitenland kunnen direct verstrekkende politieke en economische gevolgen hebben voor Nederland. Gelet op het feit dat de lokale dreiging een sterke internationale dimensie heeft gekregen, is samenwerking met andere inlichtingen- en veiligheidsdiensten essentieel. Een belangrijk deel van de informatie van de AIVD is afkomstig van collegadiensten of wordt in samenwerking met collegadiensten vergaard. De AIVD levert op zijn beurt een belangrijke bijdrage aan de Europese en internationale veiligheid.

Intensieve beleidsmatige samenwerking is ook nodig om te kunnen anticiperen op nieuwe Europese wet- en regelgeving. Op de voor de dienst relevante terreinen wordt immers meer en meer Europees geregeld, zoals telecommunicatie, privacybescherming en het bewaren van telefonieverkeersgegevens.

• Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen

Technologische ontwikkelingen hebben de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen en volgen elkaar steeds sneller op. Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn het toenemende gebruik van biometrische gegevens, encryptie, en cyberattacks. Het zal de komende jaren voor de AIVD een grote uitdaging zijn om deze ontwikkelingen in operationele zin bij te houden en hierop te anticiperen. Deze technologische wedloop zal de komende jaren de nodige investeringen vergen om de operationele slagkracht op peil te houden.

Veiligheidsonderzoeken

De veiligheidsonderzoeken van de AIVD dienen binnen de wettelijke termijn van 8 weken afgehandeld te zijn. In 2009 was de afspraak om 90% van de A/AP-onderzoeken binnen de termijn van 8 weken af te ronden (Tweede Kamer, 2008–2009, 30 805, nr. 13). Het percentage van de A/AP-veiligheidsonderzoeken dat binnen de wettelijke termijn is afgesloten, bedroeg in 2009 91.2 procent.

De Koninklijke Marechaussee (KMar) voert onder mandaat van de AIVD de veiligheidsonderzoeken uit voor de sector burgerluchtvaart (BL-onderzoeken). In 2009 zijn 29 061 aanvragen door de Kmar in behandeling genomen (2008 ; 40 199). Complexe onderzoeken worden doorgestuurd naar de AIVD voor verdere behandeling. Gemiddeld genomen stuurt de KMar jaarlijks zo’n 10 tot 15 procent van de in behandeling genomen onderzoeken door naar de AIVD. In 2009 heeft de AIVD in totaal 3 481 BL-onderzoeken uitgevoerd, in 2008 waren dat er 5 589. De oorzaak van deze daling is direct te relateren aan de economische crisis, die in 2009 de luchtvaartsector sterk heeft geraakt, waardoor minder (tijdelijk) personeel binnen de luchtvaartbedrijven nodig was. De ervaring leert dat het aantal aanmeldingen voor veiligheidsonderzoeken voor deze sector sterk fluctueert als gevolg van economische conjunctuur, en naar verwachting in 2010 weer zal toenemen.

Gezien de behoefte aan inzicht in het toetsingskader dat door de AIVD (en de MIVD) wordt gebruikt bij de beoordeling van de persoonlijke gedragingen en omstandigheden van een (kandidaat) vertrouwensfunctionaris, heeft de AIVD in 2009 de «Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden» (Tweede Kamer, 2009–2010, 29 924, nr. 40) uitgebracht. Met deze Leidraad willen de AIVD en MIVD inzicht bieden in het toetsingskader dat bij een veiligheidsonderzoek wordt gehanteerd. Dit om te voorzien in een behoefte bij werkgevers van vertrouwensfunctionarissen om meer inzicht te hebben in het aspect van de kwetsbaarheden die in het veiligheidsonderzoek aan de orde komen. Voorts heeft de AIVD voor de sectoren Rijksoverheid, Dienst Koninklijk Huis en de Politie voorlichtingsdagen georganiseerd. Naast een inhoudelijke toelichting op de Leidraad Persoonlijke Gedragingen en Omstandigheden is ook voorlichting gegeven over plichten van de werkgevers.

De AIVD heeft in 2009 functieclustering vastgelegd voor vertrouwensfunctionarissen bij de politie. Dat betekent dat medewerkers die van vertrouwensfunctie wisselen, bij gelijke of minder zware kwetsbaarheden in de nieuwe functie, geen nieuw veiligheidsonderzoek hoeven te ondergaan. Hiermee sluit de AIVD aan bij de ontwikkeling van meer flexibilisering van arbeid. Uiteraard blijft wel de mogelijkheid bestaan het veiligheidsonderzoek periodiek te herhalen. In 2009 zijn voorbereidingen getroffen voor de invoering van functieclustering binnen de rijksoverheid.

De AIVD werkt in het kader van de veiligheidsonderzoeken samen met collegadiensten, in het geval de kandidaat vertrouwensfunctionaris enige tijd in het buitenland heeft gewoond. Zo is eind december een convenant getekend met de Surinaamse collegadienst, waardoor het mogelijk wordt om vanaf 2010 met deze dienst informatie uit te wisselen ten behoeve van veiligheidsonderzoeken.

Kengetallen Waarde 2008 Waarde 2009
Aantal vertrouwensfuncties    
 Rijksoverheid 5 492 5 193
 Defensieorderbedrijven 20 800 20 800
 Politie(P-functies) 17 905 16 479
 Koninklijk Huis 342 345
 Vitale bedrijven 1 547 1 547
Totaal 46 086 44 364
     
Aantal in behandeling genomen veiligheidsonderzoeken 11 545 9 796
Aantal geweigerde VGB’s 1413 6452
Percentage door AIVD uitgevoerde A/AP veiligheids-onderzoeken binnen wettelijke termijn van 8 weken nvt 91.2%

Bron: AIVD

2 Het aantal geweigerde VGB’s is opgebouwd uit 612 geweigerde VGB’s en 33 ingetrokken VGB’s.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
5. Nationale veiligheid Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 121 090 128 746 180 355 168 412 199 439 169 026 30 413
               
Uitgaven 107 993 133 580 174 617 175 172 189 714 169 026 20 688
5.1 Apparaat 102 392 127 966 170 494 169 170 181 475 164 852 16 623
5.2 Geheime uitgaven 5 601 5 614 4 123 6 002 8 239 4 174 4 065
               
Ontvangsten 569 396 863 2 606 1 610 391 1 219

Financiële toelichting

Bij Voorjaarsnota heeft de AIVD extra middelen toegevoegd gekregen ten behoeve van de structurele huisvestingsproblematiek en de FLO-regeling. Daarnaast is de reguliere loon- en prijsbijstelling aan het budget toegevoegd. De overschrijding in 2009 werd veroorzaakt door een te lage realisatie van de ontvangstenbegroting als gevolg van reeds gesaldeerde P-ontvangsten.

Operationele doelstellingen

In dit beleidsartikel wordt ingegaan op de inspanningen ten aanzien van de voor 2009 geformuleerde beleidsprioriteiten: versterking informatievoorziening, versterken internationale samenwerking en de kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de AIVD.

a. Versterking informatievoorziening

De modernisering van de informatiehuishouding is gericht op het verbeteren van de dossiervorming en het verbeteren van de doorzoekbaarheid en terugvindbaarheid, en loopt door tot eind 2010 (Tweede Kamer, 2007–2008, 30 977, nr. 10)

In 2009 zijn de volgende moderniseringsstappen gezet:

• Voor het documentmanagementsysteem is een nieuwe technische basis ontwikkeld waarmee de continuïteit van de gegevensverwerking ook in de toekomst gewaarborgd kan worden (dossiervorming);

• Ten behoeve van de ondersteuning van veiligheidsonderzoeken is een nieuw systeem in gebruik genomen (dossiervorming);

• Het systeem van de ContraTerrorisme Infobox voor het doorzoeken van informatie van de aangesloten partners, is doorontwikkeld om het werkproces beter te ondersteunen;

• Er zijn nieuwe zoekfuncties ontwikkeld om databestanden te doorzoeken en te relateren (doorzoekbaarheid en terugvindbaarheid);

• De reorganisatie van de AIVD vergde de nodige aanpassingen van de informatiehuishouding: de aanpassing van systemen voor het ondersteunen van (vernieuwde) werkprocessen, autorisaties en managementinformatie;

• Tot slot is een aantal systemen vernieuwd en centraal in beheer genomen. Dit zijn de systemen die de verwerving en verwerking van informatie ten behoeve van bijzondere inlichtingenmiddelen ondersteunen, waaronder SIGINT en telefoon- en internettaps.

Conform de aanbevelingen vanuit de Algemene Rekenkamer ten aanzien van het beheersen van risico’s bij de uitvoering van grote ICT-projecten, is de modernisering van de informatiehuishouding aan een externe review onderworpen. Het Expertise Centrum (HEC) constateerde dat in 2008 en 2009 substantiële verbeteringen in de ICT-beheerprocessen zijn gerealiseerd en dat de AIVD ICT-projectmanagement goed hanteert.

b. Versterking internationale positie

De AIVD heeft contacten met circa 180 collegadiensten, variërend van protocollaire contacten tot (intensieve) operationele samenwerking. Bij ruim dertig collegadiensten is sprake van intensieve, operationele samenwerking. Het behoud en verder verbeteren van de positie van de AIVD in internationaal verband is van cruciaal belang voor de informatiepositie van de AIVD en voor de Nederlandse veiligheidsbelangen. In 2009 heeft de AIVD de operationele samenwerking met een aantal prioritaire diensten verder versterkt. In Europees verband heeft de AIVD het voortouw genomen voor gezamenlijke analyses op het gebied van contraterrorisme en contra-inmenging.

c. Kwantitatieve en kwalitatieve versterking van de AIVD

De AIVD is in 2009 gegroeid en verwacht deze groei in 2010 en 2011 voort te zetten.

Om de algemene beleidsdoelstelling te realiseren heeft de AIVD per 15 juni 2009 een nieuwe organisatiestructuur geïmplementeerd. Na de groei van de afgelopen jaren was een organisatieverandering nodig om de dienst beter te kunnen besturen, efficiënter te kunnen werken en slagvaardiger en flexibeler te kunnen opereren. Voorbeelden van de organisatorische veranderingen zijn de in 2009 ingezette ontwikkelingen op het strategisch personeelsbeleid (zoals samenstelling van het personeelsbestand en competentiemanagement) en het centraal positioneren van het inlichtingenproces. Hierdoor is er een heldere samenhang ontstaan tussen alle activiteiten van de AIVD. Deze organisatieverandering stelt de AIVD in staat sneller en beter te kunnen acteren op (inter-)nationale ontwikkelingen en gebeurtenissen.

Ten slotte

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is eindverantwoordelijk voor de adequate taakuitvoering van de AIVD, waaronder de doeltreffendheid en de doelmatigheid daarvan. De AIVD rapporteert geregeld over deze aspecten aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze legt hierover verantwoording af aan de Tweede Kamer, zo veel mogelijk in het openbaar, en waar dat niet kan via de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD) van de Tweede Kamer.

De Algemene Rekenkamer onderzoekt onder andere (de rechtmatigheid van) de bestedingen, de bedrijfsvoering en de jaarverslagen van de ministeries en de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het gevoerde beleid.

De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) doet onderzoek naar de rechtmatigheid van de taakuitvoering van de AIVD. Als de CTIVD in zijn rechtmatigheidonderzoek bemerkingen heeft ten aanzien van het doelmatig functioneren, dan kan de CTIVD de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarover informeren en verzoeken deze informatie ter kennis van het parlement te brengen.

Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid (artikel 14)

Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving en het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten door onafhankelijk toezicht en onafhankelijk onderzoek en het doen van aanbevelingen die verantwoordelijken in staat stellen de veiligheid te verbeteren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (Inspectie OOV) heeft, op basis van haar werkplan 2009, onderzoek verricht naar (aspecten van) de kwaliteit waarmee brandweer- , Geneeskundige Hulverlening bij Ongevallen en Rampen- (GHOR), politie-, rampenbestrijding- en crisisbeheersingstaken worden uitgevoerd. De rapportages bevatten conclusies en aanbevelingen die verantwoordelijken in staat hebben gesteld de kwaliteit van de uitvoering van hun veiligheidstaken te verbeteren. Daarnaast heeft de Inspectie OOV op verzoek van besturen een incidentonderzoek uitgevoerd naar aanleiding van de poldercrash van Turkish Airlines en Koninginnedag in Apeldoorn.

Externe factoren IOOV

Door middel van een jaarlijkse risicoanalyse kijkt de Inspectie OOV waar zij optimaal toegevoegde waarde kan realiseren en op welke wijze de beoogde effecten van wet- en regelgeving en gevoerd beleid vergroot kan worden. In het kader van de risicoanalyse hebben wij onze stakeholders en klanten bevraagd over risico’s en knelpunten. Op basis van deze risicoanalyse stelt de Inspectie OOV haar werkplan op. Dit werkplan wordt mede namens de Minister van Justitie door de Minister van BZK aan de Tweede Kamer aangeboden.

De rapportages van de Inspectie OOV zijn, voorzien van een beleidsmatige reactie van de Minister(s) van BZK (en van Justitie), aangeboden aan de Tweede Kamer en de verantwoordelijke besturen op provinciaal, regionaal en lokaal niveau. De rapportages zijn eveneens aangeboden aan de bijbehorende democratische controleorganen (bv. College van B&W, gemeenteraden, Provinciale Staten (PS) en Gedeputeerde Staten (GS). De Inspectie OOV heeft daarmee beoogd het politiek-bestuurlijke debat over de kwaliteit van de taakuitvoering te voeden.

Willen de door de Inspectie OOV voorgestelde verbeteringen effect hebben, dan moeten de verantwoordelijke besturen en organisatie op het terrein van de openbare orde en veiligheid ook daadwerkelijk aandacht en bestuurlijke kracht opvatten om met deze verbeteringen aan de slag te gaan. Uit bestuurlijke en ambtelijke reacties en uit effectonderzoek blijkt dat de aanbevelingen van de Inspectie OOV opvolging ondervinden (bv. toetsing Rampenbestrijding op Orde). Dit geeft invulling aan het doelbereik en het maatschappelijk effect van het toezicht op het OOV-domein.

Realisatie meetbare gegevens

Meetgegevens ten aanzien van de resultaten van het toezicht door de Inspectie OOV zijn vooraf moeilijk te formuleren. Het daadwerkelijke effect van toezicht is niet gelegen in het aantal rapporten, maar in kwaliteitsverbetering van de taakuitvoering in de praktijk. De Inspectie OOV investeert daar waar mogelijk in effectmeting van haar toezichtactiviteiten door middel van follow-up onderzoek (naar opvolging van aanbevelingen) en evaluaties van toezichtmethoden. Over de uitkomsten van deze onderzoeken wordt aan de Tweede Kamer gerapporteerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 11 320 15 105 15 836 16 590 17 008 15 097 1 911
               
Uitgaven 11 037 15 159 15 387 15 882 17 490 15 097 2 393
14.1 Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 4 045 4 316 5 224 5 719 5 674 4 716 958
14.2 Onderzoeksraad voor veiligheid 6 992 10 843 10 163 10 163 11 816 10 381 1 435
               
Ontvangsten 38 51 131 1 2 0 2

Financiële toelichting

De overschrijding op artikel 14 (bij de uitgaven en verplichtingen) wordt grotendeels veroorzaakt door hogere uitgaven op artikelonderdeel 14.2. die het gevolg zijn van de kosten voor het onderzoek naar de crash Turkish Airlines dd 25 februari 2009 door de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) ( € 1,1 mln.). OvV heeft een hiervoor een beroep gedaan op additionele middelen conform artikel 19 lid 2 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid.

Operationele doelstelling 14.1: Het vergroten van de kwaliteit van de organisatie van politie, brandweer, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisaties en de wijze waarop zij hun taken uitvoeren

Doelbereiking

Het bevorderen van veiligheid is een verantwoordelijkheid van de overheid. Één van de doelstellingen van het kabinet is daarom het verder verbeteren van de organisatie van politie, brandweer, Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR), rampenbestrijding en crisisbeheersing (veiligheidsregio’s). De activiteiten in het Werkplan 2009 van de Inspectie OOV zijn afgeleid van deze beleidsdoelstelling van het kabinet.

Een belangrijk aandachtspunt bij het toezicht van de Inspectie OOV is selectief en slagvaardig toezicht, intensief waar nodig en op afstand waar mogelijk. De Inspectie OOV houdt toezicht door systematische en thematische onderzoeken. Tevens kan de Inspectie OOV besluiten onderzoek te doen naar aanleiding van een incident, ongeval of ramp.

Systematisch onderzoek

Één van de beleidsdoelstelling van de Minister van BZK is dat de veiligheidsregio’s eind 2009 de rampenbestrijding kwalitatief op orde hebben. De Inspectie OOV toetst in hoeverre de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing de veiligheidsregio’s voldoet aan de basisvereisten, het hebben van een risicoprofiel en de invulling van het multidisciplinair opleiden en oefenen.

De Inspectie OOV heeft in 2009 met het project RADAR de toetsing van de voorbereiding op de rampenbestrijding afgerond. Door monitoring en praktijktoetsen wordt hiermee een beeld verkregen van de staat van de voorbereiding op de rampenbestrijding in alle veiligheidsregio’s. Dit beeld is aangevuld met onderzoek naar de volgende onderwerpen:

• De kwaliteit van het multidisciplinair opleiden en oefenen;

• Het invulling geven aan een regionaal risicoprofiel en bovenregionale samenwerking;

• Grootschalig politieoptreden;

• De organisatie van de geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (Tweede Kamer, 2008–2009, 29 517, nr. 36).

De onderzoeksresultaten bieden de veiligheidsregio (bestuurders en operationele diensten) een handvat om binnen de eigen organisatie de nodige verbeteringen door te voeren. Begin 2010 rapporteert de Inspectie OOV haar bevindingen naar de Minister van BZK.

Thematisch onderzoek

In 2009 heeft de Inspectie OOV een aantal onderzoeken uitgevoerd die inzicht verschaffen in de kwaliteit van (deelaspecten van) de brandweerzorg, GHOR, politiezorg en -onderwijs. De Minister van BZK heeft in 2009 de volgende rapportages aan de Tweede Kamer aangeboden:

• Informatiegestuurde politie (Tweede Kamer 2008–2009, 29 617, nr. 125)

• Voorbereiding op de rampenbestrijding door de provincie (Tweede Kamer 2008–2009, 29 517, nr. 34)

• Tussenrapportage Rampenbestrijding op orde (Tweede Kamer 2008–2009, 29 517, nr. 33)

• Diversiteit bij de politie (Tweede Kamer 2008–2009, 29 628, nr. 121)

• Evenwichtige opsporing (Tweede Kamer 2009–2010, 29 628, nr. 157)

• Vuurwapens weg, samenwerking met de Rijksauditdienst (Tweede Kamer 2009–2010, 28 684, nr. 240)

• Kwaliteit van politietoezicht in het kader van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Tweede Kamer 2009–2010, 29 279, nr. 93)

Incidenteel onderzoek en advisering

De Inspectie OOV heeft in 2009 onderzoek gedaan naar:

• Koninginnedag 2009 Apeldoorn (Tweede Kamer 2009–2010, 32 054, nr. 1)

• Eindrapportage Poldercrash, samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (Tweede Kamer 2008–2009, 29 517, nr. 37)

• USAR.nl asbestincident in Tsjechië mei 2008 (Tweede Kamer 2008–2009, 31 700, nr. 70)

Daarnaast heeft de Inspectie OOV rechtstreeks naar betrokkenen gerapporteerd over «Prestatie-indicatoren brandweer» (brochure) en «Afhandeling van inbeslaggenomen drugs deel 1» (samenwerking met de Rijksauditdienst, deel 2 volgt in 2010).

Een aantal onderzoeken is in 2009 gestart. Deze worden begin 2010 afgerond en aan de Tweede Kamer aangeboden. Het gaat om de onderzoeken:

• Civiel-militaire samenwerking;

• Brand Schipholtunnel 2009;

• Kwaliteitsonderzoek politieonderwijs domein Verkeer en Milieu;

• Noodhulp.

Verder is een aantal onderzoeken in 2009 uitgesteld of vervallen. Het gaat om de volgende onderzoeken:

• Presterend vermogen van de GHOR. Om de regio’s de gelegenheid te geven op dit terrein actieplannen op te stellen en uit te voeren, is de uitvoering van het onderzoek uitgesteld tot eind 2010;

• Politie en veilige publieke taak. Door de sterk in beweging zijnde omgeving van onderzoek, beleid en uitvoering is de uitvoering van dit onderzoek uitgesteld tot medio 2010.

Instrumenten

2009 Realisatie
Systematisch toezicht op de veiligheidsrisico’s op de voorbereiding van de rampenbestrijding Ja
Thematisch onderzoek binnen de verschillende domeinen van openbare orde en veiligheid Ja
Incidenteel onderzoek naar aanleiding van politieke of maatschappelijke actualiteiten of incidenten Ja

Operationele doelstelling 14.2: Onderzoeksraad voor de veiligheid

Doelbereiking

Doelbereiking en maatschappelijke effecten:

De Onderzoeksraad voor veiligheid fungeert als onafhankelijk onderzoeksorgaan, dat op eigen gezag kan besluiten tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. De aanbevelingen van de Ovv zijn gericht aan overheden en bedrijfsleven om een bijdrage te leveren aan het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk.

Externe factoren OVV:

Zoals gezegd besluit de Ovv op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Externe factoren hiervoor zijn voorvallen binnen het Koninkrijk. Een uitzondering hierop zijn de bij wet of internationaal voorgeschreven onderzoeken die door de Ovv worden verricht (waar onder luchtvaart en scheepvaart). Indien bijzondere omstandigheden (zoals de Vuurwerkramp Enschede) dit noodzakelijk maken, kunnen aan de Ovv additionele middelen ter beschikking worden gesteld.

Realisatie meetbare gegevens

De Onderzoeksraad voor veiligheid is een ZBO-orgaan met rechtspersoonlijkheid en is gelet op de onafhankelijke positie op afstand geplaatst van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De werkzaamheden van de raad zijn gekoppeld aan het zich voordoen van een voorval of een reeks van voorvallen.

De Minister van BZK draagt geen verantwoordelijkheid voor individuele onderzoeken en aanbevelingen die de onderzoeken mogelijk vergezellen. De Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid bevat op dit punt ook geen bevoegdheden. De minister heeft wel een toezichthoudende rol als het gaat om de bij algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur aangewezen voorvallen verplicht te onderzoeken. De Minister van BZK vult de ministeriële verantwoordelijkheid in door het afleggen van verantwoording aan de Staten-Generaal. In de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid is een aantal bevoegdheden opgenomen die het mogelijk maken invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid voor de raad. De wet bevat met het oog op het toezicht op de raad nagenoeg gelijke bepalingen als het ingediende voorstel voor de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.

Succesfactoren

De aanbevelingen, als gevolg van een concreet voorval, moeten suggesties in zich hebben tot het aanbrengen van verbeteringen met het oog op het voorkomen van een dergelijk voorval in de toekomst of de beperking van de omvang van de gevolgen.

De Ovv brengt de leerpunten uit het onderzoek naar voorvallen in kaart, doet aanbevelingen voor verbetering van de veiligheid aan verantwoordelijke partijen zoals overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en houdt de opvolging van aanbevelingen bij. In de praktijk is de Ovv actief binnen de sectoren: luchtvaart, scheepvaart, railverkeer, wegverkeer, defensie, gezondheid van mens en dier, industrie, buisleidingen en netwerken, bouw en dienstverlening, water en crisisbeheersing & hulpverlening. De onderzoeken die zijn gedaan in 2009 zijn te vinden op www.onderzoeksraad.nl.

Crisisbeheersing (artikel 15)

Algemene beleidsdoelstelling

Het voorkomen van en prepareren op dreigingen tegen de nationale veiligheid en het goed voorbereid zijn op mogelijke crises.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Op 5 juni 2009 is de Tweede Kamer door middel van de tweede voortgangsbrief Nationale Veiligheid (Tweede Kamer 2008–2009, 30 821, nr. 8) geïnformeerd over de voortgang op het terrein van het in kaart brengen van dreigingen en de daarbij behorende capaciteiten, maar ook op de voortgang bij de inrichting van de nationale crisisstructuur en de bescherming van de vitale infrastructuur. In de brief wordt geconcludeerd dat de aanpak van de strategie en bijbehorende werkwijze hebben aangetoond een wezenlijke bijdrage te kunnen leveren aan een effectief nationaal veiligheidsbeleid.

Externe factoren

• Goed functionerende (inter-)nationale organisaties die bereid zijn tot samenwerking (veiligheidsstructuur);

• Structurele en actieve betrokkenheid van de bestuurlijke partners, die verantwoordelijkheid dragen bij crises;

• De bereidheid tot veiligheidsbewust gedrag door en het vermogen tot zelfredzaamheid van de bevolking, aangezien de overheid niet alle rampen en crises kan voorkomen en beheersen;

• Het treffen van adequate veiligheidsmaatregelen door het bedrijfsleven, vanuit het oogpunt van publiek private samenwerking om rampen en crises te voorkomen en te beheersen én vanuit het oogpunt van continuïteit van dienstverlening van vitale infrastructuur;

• De ontwikkeling van technologie die van invloed is op de beheersing van crises, zoals informatietechnologie;

• De feitelijke totstandkoming van de Veiligheidsregio’s (mede afhankelijk van behandeling van de wet- en regelgeving die in 2007 is ingediend bij de Tweede Kamer en van de specifieke bestuurlijke processen in de regio’s).

Realisatie meetbare gegevens

Om te komen tot een samenleving die goed is voorbereid op een crisis is van deze algemene doelstelling een doorvertaling gemaakt naar operationele doelstellingen. Om deze reden zijn bij de algemene doelstelling geen en bij de operationele doelstelling wel prestatie-indicatoren opgenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
15. Crisisbeheersing Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 39 456 52 745 45 831 30 973 33 202 31 059 2 143
               
Uitgaven 34 773 42 199 40 112 26 230 31 067 32 423 – 1 356
15.1 Apparaat 7 514 8 029 8 461 7 720 6 647 8 026 – 1 379
15.2 Proactie/preventie 4 058 1 141 1 468 3 299 3 902 4 209 – 307
15.3 Functioneren crisisbeheersingsorganisatie 14 542 13 730 17 226 9 465 13 699 11 998 1 701
  * Bijdrage baten-lastendienst LFR     600 600 0 700 – 700
15.4 Aansturen crisisbeheersing 8 659 19 299 9 966 3 006 2 598 6 372 – 3 774
15.5 Crisiscommunicatie 0 0 2 991 2 740 4 221 1 818 2 403
               
Ontvangsten 81 998 400 2 422 4 536 700 3 836

Financiële toelichting

Verplichtingen

De verschillen op de zogenaamde programma artikelonderdelen kan worden verklaard door de feiten dat:

• Nationaal Crisiscentrum (NCC) heeft een oefening in het kader van de grieppandemie geannuleerd. Deze stond gepland voor het najaar, terwijl de pandemie toen al geëindigd was;

• De exploitatiekosten van het NCC lager zijn dan de oorspronkelijke raming en de oplevering van updates van systemen later wordt opgeleverd dan gepland;

• De implementatie van het programma Cell Broadcast is uitgesteld naar 2010 (ca. 416 000). De facturen voor de Campagne Denk Vooruit zijn niet tijdig ontvangen (ca. 505 000);

• Een geplande oefening in het kader van de grieppandemie is geannuleerd, waardoor de kosten voor communicatie omtrent deze oefening geen doorgang hebben gevonden.

Uitgaven

De totale uitgaven over 2009 vallen circa € 1,4 mln lager uit dan in de oorspronkelijke begroting was geraamd. De belangrijkste verschillen worden hieronder toegelicht:

• Op artikelonderdeel 15.1 Apparaat kan het verschil verklaard worden door de reorganisatie in verband met vernieuwing rijksdienst. Er heeft herverdeling van apparaatsbudgetten binnen de artikelen 2, 4, 15 en 16 plaats moeten vinden;

• Het verschil van € 1,7 mln op artikelonderdeel 15.3 Functioneren crisisbeheersingsorganisatie wordt hoofdzakelijk verklaard door de budgetoverheveling vanwege hogere uitgaven voor Netcentrisch werken;

• Op artikel 15.4 Aansturen crisisbeheersing is € 3,8 mln minder uitgegeven met name als gevolg van het overhevelen van budget (circa – € 3,3 mln) naar artikelonderdeel 15.5 vanwege de Denk Vooruit Campagne;

• Op artikel 15.5 Crisiscommunicatie is € 2,4 mln meer uitgegeven hoofdzakelijk als gevolg van de budgetoverheveling vanwege de Denk Vooruit Campagne (€ 3,3 mln). De aanbesteding voor het project Cell Broadcast is daarentegen vertraagd.

Operationele doelstelling 15.2: Het systematisch identificeren en beoordelen van mogelijke dreigingen voor de nationale veiligheid waarmee de bescherming van de vitale infrastructuur wordt versterkt.

Doelbereiking

Rijksbrede analyse en Nationale Risicobeoordeling (NRB)

De strategie nationale veiligheid bestaat grofweg uit drie onderdelen: scenario-ontwikkeling, scenariobeoordeling en capaciteitenanalyse. Deze drie onderdelen zijn opgenomen in de jaarlijkse NRB-bevindingenrapportage die aan de Tweede Kamer is aangeboden. De strategie en de bevindingenrapportage zijn interdepartementale producten. BZK heeft hierin vooral een regisserende en faciliterende rol. De vakdepartementen blijven primair verantwoordelijk voor thema’s die hun beleid raken (bijvoorbeeld EZ voor ICT). De rapportages naar kabinet en Tweede Kamer zijn altijd gedragen door de departementen. Hiervoor zijn verschillende interdepartementale gremia ingericht zoals een werkgroep en een stuurgroep op DG-niveau.

Ontwikkelen scenario’s

Doel van de strategie nationale veiligheid is om «all hazard» dreigingen in kaart te brengen. In de NRB-bevindingen rapportage van 2009 zijn 20 nieuwe scenario’s uitgewerkt, verdeeld over zes verschillende thema’s: klimaatverandering, energievoorzieningszekerheid, polarisatie & radicalisering, verwevenheid onder- en bovenwereld, ICT-uitval en ernstige ongevallen. In totaal zijn er nu 33 scenario’s. In het najaar van 2009 is besloten om ten behoeve van de bevindingenrapportage 2010 nog 10 nieuwe scenario’s (onder andere op de thema’s schaarste, kredietcrisis en terrorisme) uit te werken.

Tweejaarlijkse risicosignalering

De tweejaarlijkse risicosignalering (ook wel de strategische verkenning genoemd) is een onderzoek naar lange termijn (vanaf 5 jaar) trends, ontwikkelingen en thema’s die voor de Nederlandse veiligheid van belang zijn. Voorjaar 2009 is de eerste strategische verkenning afgerond. Een aantal thema’s zoals «schaarste van grondstoffen en mineralen» en «verschuivende machtsverhoudingen» is in het werkprogramma en de nieuwe NRB opgenomen. Afgesproken is dat een nieuwe strategische verkenning in 2011 gaat plaatsvinden.

Implementeren programma bescherming vitale infrastructuur

Na acht jaar intensieve interdepartementale samenwerking is het primaire doel van het programma bescherming vitale infrastructuur (BVI) gehaald, namelijk dat de vitale infrastructuur beter wordt beschermd. Er is beter inzicht in de dreigingen voor en de continuïteit van de vitale infrastructuur, er is bewustzijn dat het beschermen van de vitale infrastructuur van groot belang is om maatschappelijke ontwrichting te voorkomen of te beperken en partijen werken met elkaar samen, ook in de voorbereiding op mogelijke uitval en crisis. Dit komt ook tot uiting in de sectorale analyses die in 2009 zijn opgeleverd.

Specifieke thema’s en dreigingen zijn mede opgepakt door het Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur (SOVI), waarin alle vitale sectoren zijn vertegenwoordigd. Daarnaast wordt de continuïteit van de vitale infrastructuur ook meegenomen bij de dreigingen, die zijn onderzocht in de NRB. Ten slotte zijn er specifiek op griep gerichte continuïteitsplannen opgesteld door de vitale sectoren. In 2009 is voor het derde jaar intensief ingezet op het versterken van de relatie tussen de regionale crisisorganisaties en de vitale bedrijven. De vorming van veiligheidsregio’s in oprichting heeft hier een positieve werking op gehad: het is nu eenduidiger voor bedrijven wie als veiligheidspartner kan worden benaderd.

Begin 2009 is het implementatieplan voor de Europese richtlijn voor de bescherming van vitale infrastructuur aan de Tweede Kamer verzonden (Tweede Kamer 2008–2009, 22 112). Verder is het interdepartementale samenwerkingsverband CIP contactpunt Nederland opgericht.

Eind 2009 is de tweede integrale rapportage Vitale infrastructuur afgerond.

Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI)

Het NAVI heeft als doel kennis en kunde over dreigingen, risico’s en maatregelen in de vitale infrastructuur te vergroten en daarmee het beschermingsniveau te verhogen. Uitgangspunt daarbij is dat zowel het bedrijfsleven als overheidsorganen informatie delen. Uit de evaluatie en een marktverkenning is gebleken dat de adviesfunctie van het NAVI in de toekomst geen houdbare optie is, aangezien de markt hierin voorziet. De platformfunctie en het delen van kennis blijken wel toegevoegde waarde te hebben voor de betrokken partijen.

Naast NAVI brengen ook GOVCERT.NL, het Computer Emergency Response Team van de Nederlandse overheid, en het programma Nationale Infrastructuur ter bestrijding van Cybercrime (NICC) partijen in de vitale infrastructuur bijeen voor kennisdeling. De mogelijkheden tot samenwerking tussen deze instanties, alsmede het oprichten van een nieuwe organisatie onder gelijktijdige opheffing van de bestaande organisaties zijn onderzocht.

Instrumenten

2009 Realisatie
Werken aan een rijksbrede analyse en nationale risicobeoordeling op alle dreigingen voor de nationale veiligheid zoals vastgesteld in de Strategie Nationale Veiligheid Ja
Ontwikkelen scenario’s van de verschillende dreigingen op de nationale veiligheid, die tevens als input dienen voor de ontwikkeling van het beleid op aan de nationale veiligheid gerelateerde beleidsterreinen Ja
Tweejaarlijkse risicosignalering korte termijn op dreigingen van de nationale veiligheid Ja
Bij het analyseren en beoordelen van de dreigingen systematisch samenwerken met bedrijfsleven, lokale overheden, kennisinstituten en internationale partners Ja
Verder implementeren BVI Ja
Continuiteit van de vitale infrastructuur bij bepaalde dreigingstypes wordt bepaald in nauw overleg met de onderdelen van het bedrijfsleven die van vitaal belang zijn Ja
Versterken van de relatie en samenwerking tussen vitale bedrijven en veiligheids-en politieregio’s Ja
Verder vormgeven aan het securitybeleid rond vitale infrastructuur Ja
Implementeren van het EU programma Vitale Infrastructuur (EPCIP) in Nederland Ja
Opstellen tweede integrale rapportage over de kwaliteit van de bescherming van de vitale infrastructuur en aanbieden aan Tweede Kamer Ja
Opbouw van een centrale kennispositie op terrein van securitiy (NAVI) Ja
Ontwikkeling van producten, diensten en activiteiten op basis van de noden en behoeften van publieke en private partijen in de vitale infrastructuur (NAVI) Ja
Uitoefenen van een vraagbaakfunctie (NAVI) Ja
Het inrichten van kennis- en informatieknooppunten (NAVI) Ja

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Basiswaarde 2007 2006 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Door partijen in de 12 vitale sectoren zijn afspraken gemaakt over de consequenties van hun afhankelijkheden van andere sectoren 1 sector nvt 6 sectoren 12 sectoren 12 sectoren

Bron: Bijlage Voortgangsbrief NV maart 2010

Toelichting

Uit 12 analyses van de vitale sectoren is eind 2009 gebleken dat alle sectoren en daarbij horende partijen zich bewust zijn van de problematiek. Met alle vitale sectoren is afgesproken dat zij verder schriftelijk vastleggen wat de consequenties van hun afhankelijkheden van andere sectoren zijn. Er wordt structureel gewerkt aan het inzicht in dreigingen, afhankelijkheden en het maken van afspraken hierover. Het meest duidelijk komt dit naar voren in de thema’s die sectoroverstijgend worden opgepakt in het SOVI. In 2009 was ICT het thema.

Operationele doelstelling 15.3: Het in kaart brengen van benodigde strategische capaciteiten om dreigingen te voorkomen dan wel om er mee om te gaan ten behoeve van een goed functionerende crisisbeheersingsorganisatie.

Doelbereiking

Afspraken bedrijfsleven

De sectorministeries hebben met hun eigen vitale sector afspraken gemaakt over continuïteit. Elk ministerie heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid en vult deze zelf in. Zo heeft bij voorbeeld de sector Telecom met het ministerie van Economische Zaken duidelijke en zelfs wettelijke afspraken over de levering van energie en heeft het ministerie van VROM een convenant gesloten met de chemie-sector.

Informeren burger

In 2009 is een project gestart om de (zelf)redzaamheid van burgers bij rampen en crises te versterken. In dit project worden burgers via de Denk Vooruit-campagne actief geïnformeerd over risico’s, de voorbereiding op noodsituaties en handelingsperspectieven. Ook zijn vier pilots gestart waarin onderzocht wordt welke instrumenten de (zelf)redzaamheid effectief kunnen versterken. Informatievoorziening voorafgaand aan en tijdens een noodsituatie zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. De Tweede Kamer is hier in juni 2009 over geïnformeerd (Tweede Kamer 2008–2009, 30 821, nr. 9).

Opstellen continuïteitsplanning bij grieppandemie

Inzet van het kabinet is dat eind 2009 tachtig procent van de vitale organisaties in Nederland het scenario van een grieppandemie in hun continuïteitsplannen heeft verwerkt. Uitgangspunt vormde een tweetal in de NRB gehanteerde scenario’s, namelijk één met een mild verloop en één met een ernstig verloop. Door gezamenlijke inspanningen van overheid en bedrijfsleven is deze doelstelling ruimschoots gehaald: 86 procent van de vitale organisaties beschikt over een actueel continuïteitsplan of zal dat op afzienbare termijn hebben.

Ontwikkeling landelijke strategieën

In een crisissituatie kan een tekort ontstaan aan drinkwater, energie, bewakingscapaciteit etc. Een verkenning is uitgevoerd of dit leidt tot zodanige situaties dat op bestuurlijk niveau moet worden besloten hoe de (nog) beschikbare middelen worden verdeeld. Uit de gesprekken met de inhoudelijk verantwoordelijken komt vooral het beeld naar voren dat er niet of nauwelijks voorstelbare situaties zijn waarbij (onoverkomelijke) schaarsteproblemen ontstaan.

Opstellen nationale crisisplannen

Een generiek Nationaal Crisisplan, dat moet aansluiten op de regionale planvorming zoals voorzien in het wetsvoorstel veiligheidsregio’s, is in concept gereed. Verder is er een nationaal crisisplan pandemie opgesteld. Het format van dit plan zal worden gebruikt als basis voor de opzet en inrichting van de overige specifieke nationale crisisplannen ter voorbereiding op voorzienbare risico’s en dreigingen. Deze worden als deelplannen aan het Nationaal Crisisplan toegevoegd.

Invoeren van een netcentrische wijze van informatie-uitwisseling

In 2009 is het project netcentrisch werken belegd bij het Veiligheidsberaad als opdrachtgever. Het Veiligheidsberaad heeft aan alle veiligheidsregio’s een convenant voorgelegd met betrekking tot de uitvoering. Inmiddels hebben 17 veiligheidsregio’s het convenant ondertekend. In 2009 zijn ook het Nationaal CrisisCentrum en het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum gestart met de implementatie.

Verder implementeren rol Defensie

De uitrol van de afspraken die zijn vastgelegd in het convenant ICMS verloopt volgens plan. Op het gebied van CBRN vindt afstemming plaats tussen de ministeries van BZK, Defensie en de zes steunpuntregio’s. Verder is een werkgroep «radardekking in de lagere luchtlagen» opgericht en is een studie afgerond naar de rol van de krijgsmacht bij de handhaving van openbare orde en veiligheid.

Uitwerken private verzekerbaarheid

In overleg met private partijen is bezien of gekomen kan worden tot het vergroten van de mogelijkheid tot private verzekerbaarheid. De samenwerking heeft globale lijnen van een publiek-private constructie opgeleverd met als belangrijke elementen een verplichte clausule in de brandverzekering voor woningeigenaren en een belangrijke financiële rol voor de overheid. Gebleken is dat, ondanks de constructieve bijdrage van de sector aan het verkennen van de mogelijkheden, het draagvlak bij de overige partijen gering is. Hierdoor is het thans niet opportuun om een dergelijke verzekering op te zetten.

Verbeteren aansturing en regie bij nationale crises

Om de aansturing en regie bij nationale crises te verbeteren is per 26 juli 2009 de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing ingesteld (Staatscourant, 24 juli 2009). Dit is een belangrijke stap in het vergroten van de slagvaardigheid van besluitvorming bij crises. Een en ander is verwerkt in een nieuwe, actuele versie van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming die op 23 november 2009 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Tweede Kamer, 2008–2009, 29 668, nr. 28).

Professionaliseren crisisbesluitvormingsstructuur

Het gestarte professionaliseringstraject komt tegemoet aan de behoefte aan adequate crisisinformatievoorziening, analyse en advies richting de diverse ministeries en het kabinet. Het verder professionaliseren van de crisisbesluitvormingsstructuur heeft in 2009 een aanzienlijke stap vooruit gemaakt van planvorming naar uitvoering. Hierover zijn afspraken gemaakt en formats voor informatie-uitwisseling uitgewerkt.

Instrumenten

2009 Realisatie
Afspraken maken met bedrijfsleven over de continuïteit van de levering van producten en diensten en waar nodig afsluiten van waakvlamovereenkomsten met het bedrijfsleven Ja
Burger informeren over de handelingsperspectieven bij de verschillende typen van dreigingen van de nationale veiligheid Ja
Opstellen van een continuïteitsplanning voor de situatie waarbij sprake is van een grieppandemie Ja
Ontwikkelen van landelijke strategieën voor de verdeling van schaarste op het terrein van bewaken en beveiligen, (drink)water en energie Ja
Opstellen nationale crisisplannen op basis van dreigingen die zijn geïdentificeerd met de Nationale Risicobeoordeling Ja
Invoeren van een netcentrische wijze van informatie-uitwisseling tussen crisispartners op nationaal en regionaal niveau Ja
Het verder implementeren van de rol van Defensie als structurele veiligheidspartner Ja
Herzien van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en ongevallen Nee
Samen met de verzekeringsbranche uitwerken van mogelijkheden om de private verzekerbaarheid van rampen en crises te vergroten Ja
Actualiseren van de wetgeving inzake rampen en crises op nationaal niveau Nee
Verder implementeren van basisvereisten inzake nationale crisisbeheersing en het ontwerpen van een toetsingskader dienaangaande Ja
Verbeteren van de aansturing en regie bij nationale crises Ja
Verder professionaliseren van de crisisbesluitvormingsstructuur Ja

Toelichting instrumenten

Herzien Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (Wts)

Na het eindrapport van de Commissie tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten en de kabinetsreactie heeft de landsadvocaat onderzoek gedaan naar de (on)mogelijkheden van het opnemen van personenschade in de Wts. Uitkomst is dat onder aangegeven voorwaarden het opnemen van letselschade mogelijk is. Het traject om de wet te wijzigen is inmiddels gestart.

Actualisering wetgeving

Het actualiseren van de wetgeving inzake rampen en crises op nationaal niveau is in 2009 nog niet gerealiseerd vanwege het complexe karakter van de sectorale wetgeving die een gezamenlijke visie vereist van alle betrokken ministeries.

Implementeren basisvereisten nationale crisisbeheersing

Er is een concept-toetsingskader ontwikkeld, dat voldoet aan de uitgangspunten van het kabinet. Hierin zijn de te leveren prestaties en de noodzakelijke voorbereidingsmaatregelen en voorzieningen geëxpliciteerd. Het toetsingskader is niet alleen bedoeld voor het rijkstoezicht, maar ook voor de toetsing door de organisaties zelf, eventuele monitoring en andere vormen van toetsing. De basisvereisten voor de nationale crisisbeheersing, die in 2006 interdepartementaal tot stand zijn gekomen, zijn volledig in het toetsingskader verwerkt en zijn outputgericht gemaakt. Verder zijn de basisvereisten voor de decentrale rampenbestrijding en de relevante eisen van het concept Besluit Veiligheidsregio’s verwerkt. Het toetsingskader is namelijk voor de integrale (rampen- en) crisisorganisatie opgesteld.

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Basiswaarde peildatum 2007 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Regionaal beleidsplan De veiligheidsregio heeft het beheersplan rampenbestrijding omgevormd naar een meerjarig beleidsplan veiligheid. (% regio’s) 20 0 0 100 0
Regionaal crisisplan. De regio beschikt over een actueel operationeel crisisplan ter vervanging van de gemeentelijke rampenplannen (% regio’s) 20 0 0 100 0
Basisvereisten crisismanagement. De regio heeft de basisvereisten crisismanagement geïmplementeerd (% regio’s) 40 0 0 100 0
Bron: Jaarverslag regio’s, CBS verzamelt en levert informatie
Civiel militaire samenwerking. Aantal militairen dat inzetbaar is bij civiele crisissituaties (aantal manschappen) 3 000 3 000 4 600 4 600 4 600

Bron Ministerie van Defensie/Catalogus Civiel-Militaire Samenwerking

Toelichting

Beheers-, crisisplannen en basisvereisten crisismanagement

Geen van de streefwaarden is behaald omdat met name de regio’s specifieke informatie nodig hebben uit de wet- en regelgeving. De verwachting is dat, na het aannemen van het wetsvoorstel Veiligheidsregio’s, de streefwaarden realiseerbaar zijn.

Civiel militaire samenwerking

De streefwaarde met betrekking tot de civiel militaire samenwerking is gerealiseerd.

Operationele doelstelling 15.4: Een effectieve nationale crisisresponsorganisatie voor de aansturing van de crisisbeheersing.

Doelbereiking

Aanbieden crisisinformatiestructuur

Het faciliteren van de interdepartementale crisisbesluitvorming bestaat hoofdzakelijk uit het zorgdragen voor inhoudelijk en bestuurlijk afgestemde adviezen aan de overleggremia op (hoog) ambtelijk en politiek niveau. In 2009 heeft veelvudig crisisoverleg en -besluitvorming plaatsgevonden, onder meer in het kader van de crash van Turkish Airlines, aanslag Koninginnedag, Nieuwe Influenza A H1N1 en de Q-koorts. Het Nationaal Crisiscentrum verzorgt interdepartementaal, bestuurlijk en operationeel afgestemde situatierapporten, inhoudelijke analyses en scenario’s en communicatiestrategieën. Goede ICT-voorzieningen en logistieke diensverlening op het NCC zijn hierbij essentiële randvoorwaarden.

Organiseren interdepartementale opleidingen, trainingen en oefeningen

In 2009 heeft oefening EU-Floodex plaatsgevonden, die inspeelde op de meeste ernstige overstroming en de noodzaak van inkomende internationale bijstand en evacuatie. Een andere geplande grootschalige nationale oefening met als thema Grieppandemie is ingehaald door de werkelijkheid, i.c. de uitbraak van de Nieuwe Influenza A (H1N1). Daarnaast zijn er vele oefeningen op kleinere schaal gehouden voor het testen van procedures, zowel nationaal als internationaal, bij voorbeeld binnen de EU.

Operationele afstemming inzet hulpdiensten

Het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) heeft in 2009 ondersteuning verleend bij onder andere de crash van Turkish Airlines en de aanslag op Koninginnedag. Tevens heeft het LOCC met succes in het kader van het EU-project Floodex de internationale oefening gecoördineerd.

Instrumenten

2009 Realisatie
Faciliteren van de interdepartementale crisisbesluitvorming door middel van het aanbieden van een crisisinformatiestructuur Ja
Organiseren van interdepartementale opleidingen, trainingen en oefeningen ten behoeve van de rijksoverheid Ja
Operationele afstemming over de inzet van de hulpdiensten, capaciteiten van Defensie en het beschikbaar stellen van rijksmiddelen en expertise Ja

Operationele doelstelling 15.5: Het bieden van open en realistische informatie voor, tijdens en ná crises.

Doelbereiking

Verzamelen kennis en expertise crisis- en risicocommunicatie

In 2009 zijn onderzoeken verricht naar de effecten van de fenomenen «Copy Cat» en «Cry Wolf» en is een aanvang gemaakt met een onderzoek naar de vraag in hoeverre de overheid tijdens crises actief gebruik kan maken van een medium als Twitter. Verder worden op basis van ervaringen en evaluaties voortdurend nieuwe inzichten verkregen en gedeeld met andere overheden en het bedrijfsleven via de websitewww.risicoencrisis.nl, accountmanagement, de regiocontactpersonendag en door middel van een tweewekelijkse nieuwsbrief.

«Denk Vooruit» campagne

In 2009 is van 26 oktober tot en met 6 december de landelijke Denk Vooruitcampagne gevoerd. Ieder jaar wordt voor de campagne een voor-, tussen- en eindmeting uitgevoerd. In die metingen worden 400 Nederlanders bevraagd over een aantal onderwerpen. De campagne bestond voor een groot deel uit een herhaling van de campagne van 2008. Belangrijk verschil in de boodschap is dat de nadruk nu niet lag op het kopen van een kant-en-klaar noodpakket, maar op het samenstellen van een noodpakket met losse onderdelen waarvan je een deel al in huis hebt. Op de langere termijn heeft de meerjaren campagne als doel dat Nederlanders zich in geval van nood enkele uren tot een aantal dagen zelf kunnen redden. Voor deze campagne waren een viertal specifieke doelstellingen geformuleerd.

De campagne is er in geslaagd het thema te attenderen en bewustwording en draagvlak voor het onderwerp zelfredzaamheid en de voorbereiding op noodsituaties onder het algemeen publiek te creëren. Intentie en boodschap worden bovengemiddeld gewaardeerd. De campagne als geheel wordt door het algemeen publiek met een 6,8 gewaardeerd. Dit is hoger dan gemiddeld (benchmark: 6,6).

Instrumenten

2009 Realisatie
Het verzamelen van kennis en expertise op het terrein van crisis- en risicocommunicatie voor het verhogen van de eigen deskundigheid en het beschikbaar stellen aan andere overheden en bedrijfsleven Ja
Denk vooruit campagne Ja
Besluit over de eventuele uitrol van Cell Broadcast Nee

Toelichting instrumenten

Besluit over de eventuele uitrol van Cell Broadcast

De Europese aanbesteding voor de broker is afgerond. De contractbesprekingen met operators en het veiligheidsveld zijn voorspoedig verlopen, zodat alles gereed is voor de uitrol van Cell Broadcast in 2010. Het Cell Broadcast project heeft een Europese prijs ontvangen voor de meest «outstanding contribution to Public Warning» van de European Emergency Number Association. De Europese projectgroep Cell Broadcast for Public Warning, onder voorzitterschap van het Nationaal Crisiscentrum, heeft begin december een succesvol seminar georganiseerd ter afronding van het EU-project.

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Percentage van de bevolking dat weet dat de overheid adviseert je voor te bereiden op een noodsituatie bijvoorbeeld door een noodpakket in huis te hebben 80% 82%
Percentage van de bevolking dat spontaan minimaal één item uit het noodpakket weet te noemen 60%* 61%
Percentage van de bevolking dat het een goed idee vindt om een noodpakket in huis te hebben 60%* 64%
Percentage van de bevolking dat van plan is om een noodpakket aan te schaffen 40%* 36%

Bron: Bereik-en effectenonderzoek RVD

* Naar aanleiding van een positieve voormeting zijn de streefwaarden tussentijds aangepast in respectievelijk 70%, 70% en 50%. Deze ambitie is niet behaald.

Toelichting

Voor de campagne «Denk vooruit» wordt niet langer het bereik gemeten, maar zijn er streefwaarden met betrekking tot het effect van de campagne.

Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort Onderzoeksonderwerp Nr. AD of OD Start afgerond vindplaats
Beleidsdoorlichting Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 Ad 15 2008 2008 Tweede Kamer 2007–2008, 29 668, nr 23.

Brandweer en Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR) (artikel 16)

Algemene beleidsdoelstelling

Een goed georganiseerde hulpverlening die staat voor de veiligheid van de burger

Doelbereiking en maatschappelijke effecten:

Wet veiligheidsregio’s

Het kabinet streefde er naar dat de rampenbestrijding en crisisbeheersing in 2009 op orde zou zijn. Om op regionaal niveau voorbereid te zijn op een adequate aanpak van rampen en crisissituaties is gewerkt aan de totstandkoming van veiligheidsregio’s. In 2008 is het wetsvoorstel veiligheidregio’s, dat hiertoe het wettelijk kader vormt, aan de (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 117) gestuurd en in het voorjaar 2009 door de Tweede Kamer aangenomen. Behandeling in de Eerste Kamer is begin 2010 voorzien.

Convenanten

Om de vorming van de veiligheidsregio’s te stimuleren zijn met 19 van de 25 veiligheidsregio’s convenantafspraken gemaakt met betrekking tot de regionalisering van de brandweer en het voldoen aan de basisvereisten crisismanagement. Met alle 25 regio’s zijn gesprekken gevoerd om de voortgang van de kwaliteitsverbetering in beeld te brengen. Uit deze gesprekken volgt dat de regio’s het proces van kwaliteitsverbetering hebben ingezet.

Stimulering

BZK faciliteert het veld (materieel, personeel, organisatorisch) bij de implementatie van de wet en daarbij behorende besluiten door het oprichten van een landelijke Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid.

Externe factoren:

Ondanks het feit dat de Wet op de Veiligheidsregio’s nog niet van kracht is zijn bestuurders in de regio bezig met de voorbereidingen ten behoeve van de implementatie van het wetsvoorstel veiligheidsregio’s. Draagvlak voor de Veiligheidsregio is meer dan voldoende aanwezig.

Realisatie meetbare gegevens:

kengetal Waarde 2005 Waarde 2006 Waarde 2007 Waarde 2008
Melding brand 43 200 49 700 47 300 45 300
Meldingen hulpverlening 36 900 40 000 49 400 43 900
Meldingen loos alarm 63 600 68 800 66 400 68 700
Opkomsttijd < 8 min 31,4% 29,6% 30,7% 31,7%
Doden bij brand 67 80 68 97
Gewonden bij brand 1 013 1 073 843 874
Reddingen bij brand 567 586 576 880
Vrijwillig operationeel personeel 21 960 21 644 21 479 21 417
Waarvan vrouwen 1 140 1 188 1 300 1 300
Beroeps operationeel personeel 5 413 5 440 5 548 5 468
Waarvan vrouwen 238 313 307 300
Niet operationeel personeel* 3 301 3 396 3 271 3 582

Bron: CBS Brandweerstatistiek

Toelichting

De cijfers voor 2009 komen in november 2010 ter beschikking.

* Niet operationeel personeel is personeel met een functie op het terrein van pro-actie en/of preventie en personeel in een ondersteunende functie.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
16. Brandweeren GHOR Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 150 836 146 028 221 146 184 097 183 394 161 098 22 296
               
Uitgaven 134 212 144 509 150 057 152 490 149 786 161 125 – 11 339
16.1 Apparaat 6 875 6 980 4 057 3 019 205 3 036 – 2 831
16.2 Bestuurlijke organisatie 93 512 101 423 113 760 119 265 118 094 123 782 – 5 688
16.3 Taken 4 466 4 278 6 132 5 564 5 347 5 207 140
16.4 Kwaliteit 29 359 31 828 26 108 24 642 26 140 29 100 – 2 960
  * Bijdrage baten-lastendienst LFR 0 0 17 792 15 280 16 386 16 100 286
               
Ontvangsten 559 5 338 89 169 1 555 250 1 305

Financiële toelichting

De realisatie is lager doordat de subsidiering aan diverse organisaties wordt gestroomlijnd. Lagere uitgaven aan onder andere kwaliteit en vakbekwaamheid van brandweer- en GHOR-personeel, het NIFV en NBBE, CBRN en opdrachten aan de LFR.

Operationele doelstelling 16.2: Een goede operationele en bestuurlijke organisatie voor een slagvaardige, regionale aanpak van rampen- en crisissituaties.

Doelbereiking

Wet veiligheidsregio’s en besluiten

Om op regionaal niveau voorbereid te zijn op een adequate aanpak van rampen- en crisissituaties is verder gewerkt aan de totstandkoming van de veiligheidsregio’s. Het wetsvoorstel veiligheidsregio’s, dat hiertoe het wettelijk kader vormt, is in het voorjaar 2009 door de Tweede Kamer aangenomen. Behandeling in de Eerste Kamer is begin februari 2010 voorzien. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel heeft de Kamer gevraagd om inzage in de ontwerpbesluiten veiligheidsregio’s en personeel veiligheidsregio’s. In deze besluiten worden de eisen gesteld aan de organisatie en de prestaties van de veiligheidsregio’s en het personeel van de veiligheidsregio’s. De concept besluiten zijn daarop aan de Tweede en Eerste Kamer voorgelegd. De schriftelijke vragen met betrekking tot de ontwerpbesluiten zijn beantwoord. De Tweede Kamer wil de besluiten betrekken bij de behandeling van de Aanpassings- cq invoeringswet Wvr. Na behandeling zullen de ontwerpbesluiten aan de Raad van State worden aangeboden. De besluiten zullen naar verwachting medio 2010, tegelijkertijd met de wet, in werking treden.

Convenanten

Met 19 van de 25 veiligheidsregio’s zijn in convenanten afspraken gemaakt met betrekking tot de regionalisering van de brandweer en het voldoen aan de basisvereisten crisismanagement, zoals opgenomen in het ontwerpbesluit veiligheidsregio’s. Inmiddels hebben in 11 regio’s de gemeenten besloten hun brandweer te regionaliseren. Met alle 25 regio’s is door middel van gesprekken met de regio’s en het uitvoeren van een praktijktoets door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid de voortgang van de kwaliteitsverbetering in beeld gebracht. Hieruit is naar voren gekomen dat het merendeel van de regio’s aanzienlijke vorderingen heeft gemaakt om de rampenbestrijding en crisisbeheersing op een hoger niveau te brengen. Tevens is geconstateerd dat op een aantal terreinen, met name waar het het informatiemanagement betreft, nog de nodige inspanningen zullen moeten worden geleverd om dit op het niveau te brengen, zoals met het Besluit veiligheidsregio’s wordt beoogd.

De financiële verhouding van het Rijk met de veiligheidsregio’s betreft het rijksaandeel in de duale financiering van de veiligheidsregio’s door middel van de Brede Doel Uitkering Rampenbestrijding (BDUR). Het andere deel ontvangen de veiligheidsregio’s van de deelnemende gemeenten. In 2009 was het totaal uitgekeerde BDUR budget € 76 mln.

Instrumenten

2009 Realisatie
Opstellen wettelijk kader met AMvB’s voor het inrichten van veiligheidsregio’s nee
Bedenken bijzondere positie GHOR in de organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing nee
Implementeren van de regelgeving en het realiseren van het Besluit veiligheidsregio nee
Stimuleren proces regionalisering van de brandweer ja
Bijdragen in de kosten voor opsporing en ruiming van explosieven op grond van het Bijdragebesluit ja
Opnemen nieuw verdeelsysteem voor het rijksaandeel in de bekostiging van de veiligheidsregio’s in de Brede Doeluitkering Veiligheidsregio’s ja
Inrichten functie van aanspreekpunt voor regio-aangelegenheden voor BZK ja
Signaleren beleidsmatige ontwikkelingen en adviseren op basis van de contacten met het veld ja

Toelichting instrumenten

Wettelijk kader veiligheidsregio’s

Met de veiligheidsregio’s wordt beoogd de bestuurlijke en operationele slagkracht op het terrein van brandweer, GHOR, rampenbestrijding en crisisbeheersing te vergroten. De eisen waaraan de veiligheidsregio’s moeten voldoen zijn neergelegd in het wetsvoorstel veiligheidsregio’s en de daaraan gelieerde ontwerpbesluiten. In april 2009 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen. De Eerste Kamer heeft in februari 2010 het wetsvoorstel aangenomen.

Bijzondere positie GHOR

Voor 2009 was een onderzoek op dit onderwerp voorzien. In overleg met de betrokken partijen is dat onderzoek uitgesteld naar 2010.

Besluit veiligheidsregio’s

Bij de behandeling van het wetsvoorstel veiligheidsregio’s heeft de Tweede Kamer verzocht om inzage in de ontwerpbesluiten veiligheidsregio’s en personeel veiligheidsregio’s. De naar aanleiding daarvan door de Kamer ingediende schriftelijke vragen zijn beantwoord. De behandeling heeft plaatsgevonden. Daarna liggen de besluiten bij de Raad van State.

Realisatie meetbare gegevens

Operationele doelstelling 16.3: Een goede operationele en bestuurlijke organisatievoor een slagvaardige brandweer en GHOR op landelijk en bovenregionaal niveau.

Doelbereiking

Voortzetten van de in 2008 ingezette structurele regionale versterking van Kennemerland en Amsterdam-Amstelland op basis van de door de regio’s opgestelde plannen.

In 2009 is er verder vorm en inhoud gegeven aan de interregionale versterking tussen Kennemerland en Amsterdam-Amstelland. Er is door de GGD en brandweer Kennemerland en de GHOR en brandweer Amsterdam-Amstelland in 2009 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend. Het doel van deze overeenkomst is het verhogen van veiligheidsniveau in beide regio’s. De twee veiligheidsregio’s Amsterdam-Amstelland en Kennemerland kennen een aantal regiogrens overstijgende risico’s, zoals het hele haven- & industriegebied, het Noordzeekanaal en de luchthaven Schiphol. Als er iets gebeurt in de ene regio, is de kans groot dat ook de andere regio betrokken raakt. Dit noodzaakt tot een gezamenlijke aanpak van de voorbereiding, de beperking en de bestrijding van de risico’s. Globaal gezien zijn Kennemerland en Amsterdam-Amstelland op twee terreinen nauwer gaan samenwerken. Het eerste terrein is het gezamenlijk organiseren van een expertisecentrum, waar bijvoorbeeld onderzoek wordt gedaan en waar zeer specialistische kennis wordt ondergebracht. Het tweede terrein is versterken op operationeel gebied.

In 2009 begon de samenwerking met een aantal concrete projecten. Er wordt al gewerkt aan het verbeteren van de interregionale brandweercompagnie en zijn beide GHOR bureaus bezig met het project registreren en volgen van betrokkenen bij rampen. Ook worden interregionale risicoanalyses gemaakt, wordt er gezamenlijk specifiek medisch inzetmaterieel aangekocht dat kan worden ingezet tijdens een ramp en worden Officieren van Dienst-Geneeskundig interregionaal opgeleid en getraind. Dat beide regio’s al goed kunnen samenwerken, bleek tijdens de crash met een vliegtuig van Turkish Airlines op 25 februari jl. Ook brandweermensen van de interregionale brandweercompagnie en geneeskundig hulpverleners uit Amsterdam-Amstelland assisteerden de regio Kennemerland bij de hulpverlening tijdens dit grote incident.

Gebiedscongruentie GHOR

Er is een wijzigingsvoorstel voor de Wet publieke gezondheid ingediend bij de Kamer waarin gebiedscongruentie verplicht wordt gesteld.

Verhogen bewustzijn t.a.v. brandveiligheid bij burgers, bedrijven en overheden

Op 29 april 2009 is de eindrapportage van het Actieplan brandveiligheid (Tweede Kamer 2008–2009, 26 956, nr. 66) aan de Tweede Kamer aangeboden, met daarbij gevoegd de Visie op brandveiligheid. In de eindrapportage zijn de behaalde resultaten over bijvoorbeeld het verhogen van het kennisniveau en het verduidelijken van de ketenverantwoordelijkheden op het terrein van brandveiligheid uitgebreid verantwoord. Daarmee is ook het gestelde doel over het verhogen van het brandveiligheidsbewustzijn behaald.

Versterken van de (aandacht voor) externe veiligheid

De versterking van de externe veiligheid is voor wat betreft hulpverlening en zelfredzaamheid – de twee facetten bij externe veiligheid waarvoor BZK verantwoordelijk is – onder andere gerealiseerd door de oprichting van het Platform Transportveiligheid. Het platform, met als voornaamste taak het overdragen van de kennis en ervaring opgedaan bij de HSL- en Betuweroute aan gemeenten en veiligheidsregio’s, is per 1 oktober 2009 gestart. Het al langer bestaande Landelijk Expertisecentrum BRZO, dat zich richt op de verbetering van de handhaving van BRZO-bedrijven heeft zich in 2009 verder versterkt.

Heroverwegen verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, bedrijven en burgers

De zelfredzaamheid van burgers richt zich voor een belangrijk deel ook op de niet-zelfredzame burgers, een catergorie waarvoor de overheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. In 2009 zijn, voor een belangrijk deel via de Taakgroep handicap en lokale samenleving, verschillende zelfhulpinstrumenten ontwikkeld. Verder is in 2009 samen de met de veiligheidsregio Noord-Oost-Gelderland in 2009 een project gestart om de zelfredzaamheid bij natuurbanden te vergroten.

Instrumenten

2009 Realisatie
Voortzetten van de in 2008 ingezette structurele regionale versterking van Kennemerland en de structurele interregionale versterking tussen Kennemerland en Amsterdam-Amstelland op basis van de door de regio’s opgestelde plannen ja
Verkennen van de realisatie van gebiedscongruentie van de GGD-regio’s met de politie- en veiligheidsregio’s ja
Implementeren van het kwaliteitszorgmodel voor zowel brandweer als GHOR nee
Ontwikkelen van een meerjarenbeleidsvisie in het Programma Modernisering Brandweer en GHOR nee
dVB:FV: Verhogen bewustzijn ten aanzien van brandveiligheid bij burgers, bedrijven en overheden ja
dVB/FV: Versterken van de (aandacht voor) externe veiligheid ja
dVB/FV: Heroverwegen verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, bedrijven en burgers ja

Toelichting instrumenten

Kwaliteitszorgmodel

Met de brandweer zijn convenanten afgesloten voor de invoering van een kwaliteitszorgmodel. Nog niet in alle regio’s is dit afgerond. Voor de GHOR geldt dat nagenoeg alle GHOR-bureaus inmiddels gecertificeerd, conform de Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector. In het ontwerp voor de Wet veiligheidsregio’s is bepaald dat het bestuur van de veiligheidsregio een kwaliteitszorgsysteem moet hebben.

Meerjarenbeleidvisie

De brandweer is thans samen met het Veiligheidsberaad en de NVBR bezig met het ontwikkelen van de «Strategische reis brandweer». Deze reis wordt komend jaar afgerond. Daarna wordt een meerjarenbeleidvisie Veiligheidsorganisaties in een multidisciplinaire context ontwikkeld.

Operationele doelstelling 16.4: Het zeker stellen van de kwaliteit van het personeel en het materieel binnen de organisatie van de brandweer en de GHOR.

Doelbereiking

Ontwikkelen beleid over- en eisen stellen aan de kwaliteit van het personeel van de veiligheidsorganisaties

In 2009 zijn per functie de (minimum)kwaliteitseisen (te weten de kerntaken en competenties) geformuleerd voor het brandweer-, GHOR- en multidisciplinair personeel. Deze (minimum)kwaliteitseisen zullen in de regelgeving van de Wet veiligheidsregio’s worden opgenomen.

Geven kwaliteitsimpuls aan het opleiden, oefenen en trainen van het personeel van de brandweer, GHOR en multidisciplinair personeel door het programma CENS2

Het programma CENS 2 heeft in 2009 producten ontwikkeld ten behoeve van het multidisciiplinair opleiden van het personeel dat betrokken is bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Tevens heeft CENS2 regio’s ondersteund bij het oefenen, zowel in plantechnische zin als in de uitvoering. Tenslotte heeft CENS2 een interactief kennisplatform ingesteld voor de multidisciplinaire aspecten van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Inzetten overdracht van de verantwoordelijkheid inzake het rampbestrijdingsmaterieel van het Rijk naar de besturen van de veiligheidsregio’s

De overdracht geschiedt in twee stappen. De eerste stap is overdracht van de taken aan het Nederlands instituut fysieke veiligheid (Nifv). De tweede stap is het oprichten van de Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid (aangekondigd in brief aan Tweede Kamer, 2008–2009 31 117, nr. 32) met als bestuur de verzamelde voorzitters van de veiligheidsregio’s. Hierin wordt ook het Nifv ondergebracht.

In het wetsvoorstel Aanpassingswet veiligheidsregio’s is het mogelijk gemaakt dat het Nederlands instituut fysieke veiligheid de taken uit kan voeren, die het BZK-agentschap Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding op dit moment uitvoert. Als deze wet, die bij de Tweede Kamer is ingediend, van kracht wordt, kan de feitelijke overdracht plaatsvinden.

Beleid t.a.v. CBRN

In 2009 heeft het CBRNe respons-beleid en het NPK-responsbeleid zich met name gericht op het verder versterken van ontwikkelingen binnen de hulpverleningsdiensten en het vertalen ervan naar multidisciplinaire samenwerking. Met dit doel is de Task-force CBRNe Respons (bestaande uit departementen en hulpverleningsdiensten) gepositioneerd als richtinggevend orgaan en is daaronder een multidisciplinair werkverband ingericht waarin de expertise van de betrokken partijen is gebundeld.

Voor het versterken van de CBRN-respons werd de materiële inrichting van de zes CBRN-steunpuntregio’s afgerond. De resultaten van het project worden op dit moment geëvalueerd.

Daarnaast zijn de materiële en organisatorische uitgangspunten vastgelegd voor de inrichting van de aanvullende CBRN-capaciteiten die in het kader van de civiel-Militaire samenwerking vanuit het ministerie van Defensie beschikbaar wordt gesteld voor de ondersteuning van de civiele hulpdiensten.

Vormgeven modernisering Nbbe

Het Nbbe heeft in 2009 de modernisering vorm gegeven onder andere door:

– Start professionalisering beoordelaars (loopt door in 2010);

– Modernisering wijze van examinering (proeven van bekwaamheid in plaats van examens) voor vier opleidingen. Overige opleidingen volgen in 2010;

– Verdere introductie van ICT bij examinering (virtuele toetsen en online examens);

– Verbetering van de kwaliteitsborging van het examenproces en -product;

– Herschikking organisatie Nbbe ten behoeve van een grotere herkenbaarheid voor de buitenwereld en ter voorbereiding op de toekomstige rol en positie van het Nbbe in de Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid.

Overdragen van de verantwoordelijkheid van de ontwikkeling, verspreiding en beheer van kennis aan het Veiligheidsberaad

De formele instelling van het Veiligheidsberaad wordt geregeld in het wetsvoorstel veiligheidsregio’s. Dit wetsvoorstel ligt nog ter behandeling in de Eerste Kamer. De feitelijke verantwoordelijkheid kan pas worden overgedragen als het Veiligheidsberaad beschikt over de Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid (OFV) en het ook de instrumenten heeft om deze verantwoordelijkheid waar te maken. Het wetsvoorstel voor de OFV wordt naar verwachting medio 2010 ingediend.

Kaders geven aan het management van de brandweer waarbinnen de brandweer haar regionale informatievoorziening moet ontwikkelen en een gedegen informatiebeleid voor de toekomst kan opzetten

Het Informatiebeleidsplan van de brandweer is in 2009 vastgesteld door het Veiligheidsberaad. De activiteiten die de brandweer uitvoert op het gebied van informatievoorziening worden volgens dit plan uitgevoerd.

Implementeren van het volledig gedigitaliseerde ambulancebijstandplan en nationale uitrol van het Slachtoffervolgsysteem

Ten behoeve van het de afronding van Octopus als systeem voor ambulancebijstand en gewondenspreiding is door GHOR Nederland een roadmap geschreven. Er is een module ontwikkeld.

Het pilot project in de veiligheidsregio Utrecht over het Slachtoffer volgsysteem is opgeleverd. Het project heeft een aantal leerpunten opgeleverd met het oog op nationale uitrol. De uitkomsten van de pilot zijn aangeboden aan de overige betrokken partijen.

Instrumenten

2009 Realisatie
Ontwikkelen lange-termijnvisie op de kwalilteit van het personeel van de veiligheidsregio’s nee
Ontwikkelen beleid over- en eisen stellen aan de kwaliteit van het personeel van de veiligheidsorganisaties ja
Geven kwaliteitsimpuls aan het opleiden, oefenen en trainen van het personeel van de brandweer, GHOR en multidisciplinair personeel door het programma CENS2 ja
Strategisch onderzoek naar de veranderde demografische samenstelling van de Nederland in de toekomst nee
Inzetten overdracht van de verantwoordelijkheid inzake het rampbestrijdingsmaterieel van het Rijk naar de besturen van de veiligheidsregio’s ja
Beleid ten aanzien van CBRN en NPK oppakken en uitvoeren en aanpassen materieel vanuit een visie op het materieel ja
Inhaalslag om verdediging tegen catastrofaal terrorisme te verstevigen ja/nee
Vormgeven modernisering Nbbe ja
Overdragen van de verantwoordelijkheid van de ontwikkeling, verspreiding en beheer van kennis aan het Veiligheidsberaad ja
NV/VIT: Kaders geven aan het management van de brandweer waarbinnen de brandweer haar regionale informatievoorzieningmoet ontwikkelen en een gedegen informatiebeleid voor toekomst kan opzetten ja
Implementeren van het volledig gedigitaliseerde ambulancebijstandplan en nationale uitrol van het Slachtoffervolgsysteem ja

Toelichting instrumenten

Ontwikkelen lange-termijnvisie op de kwalilteit van het personeel van de veiligheidsregio’s

De kwaliteit van het personeel van de veiligheidsregio’s is primair de verantwoordelijkheid van de werkgevers (bestuur veiligheidsregio en – indien de brandweer niet is geregionaliseerd – de gemeente). Het Veiligheidsberaad en de VNG vertegenwoordigen de werkgevers. In 2009 was er onvoldoende draagvlak voor de ontwikkeling van een lange termijn visie voor het personeel van de veiligheidsorganisaties. Eerst dienden knelpunten bij de aansturing van het brandweeronderwijs te worden opgelost. Met de voorgenomen inrichting in het voorjaar van 2010 van een Brandweeronderwijsraad, die de werkgevers adviseert, wordt voorzien in een meer adequate aansturing van het brandweeronderwijs.

BZK heeft het voornemen om vervolgens in de tweede helft van 2010 samen met de Veiligheidsregio’s en de VNG een lange termijn visie voor het personeel van de veiligheidsregio’s te ontwikkelen.

Strategisch onderzoek veranderende demografische samenstelling

De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) is bezig met een «strategische reis» voor de brandweer met de horizon op 2040, waarin de sector een toekomstmodel voor de brandweer ontwikkelt. Ondermeer wordt hierin bezien in hoeverre het huidige bedrijfsmodel toekomstbestendig is en bijstelling behoeft. In 2010 bespreekt de NVBR de uitkomsten met onder andere de bestuurders. BZK wil de vraagstelling bij het voorgenomen onderzoek over de personeelsvoorziening zo veel mogelijk doen aansluiten bij de uitkomsten van deze strategische reis, teneinde synergie te bereiken in de visieontwikkeling over de brandweer.

Verdediging tegen catastrofaal terrorisme

De activiteiten voor het versterken van de verdediging tegen catastrofaal terrorisme vallen onder de verantwoordelijkheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en worden via de Justitiebegroting verantwoord.

Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort Onderwerp Nr. AD of OD Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Brandweeren GHOR AD 2010 2010 Brief aan Tweede Kamer
Overig evaluatieonderzoek Totstandkoming van de veiligheidsregio’s 16.2 Niet uitgevoerd    

BESTUUR EN DEMOCRATIE

Grondwet en democratie (artikel 1)

Algemene beleidsdoelstelling

Een samenleving waarin de grondrechten van de burgers, zoals vrijwaring van discriminatie, de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting, de privacy en de godsdienstvrijheid zijn verzekerd en het vertrouwen in en de deelname aan een goed functionerende democratische rechtsstaat, toenemen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het uitgezette beleid heeft in 2009 op diverse onderdelen tot resultaten geleid. Dit geldt zowel voor het terrein van de grondrechten (Grondwet, mensenrechten, antidiscriminatiebeleid, democratische rechtsstaat) als voor de terreinen burgerparticipatie en verantwoordelijk burgerschap. Deze resultaten hebben de vorm aangenomen van concrete onderwijsprogramma’s en uitwisselingen van ervaringen uit de bestuurspraktijk, tot wetgeving en (discussies over) gedragscodes en elementen van goed burgerschap. Ook is verder gewerkt aan de totstandkoming van het Huis voor democratie en rechtsstaat en aan een betere organisatie van het mensenrechtenbeleid. Gemeenten, maatschappelijke organisaties en individuele burgers hebben actief meegedaan aan de verschillende discussies, initiatieven en activiteiten.

Externe factoren

De overheid kan stimuleren, experimenteren, onderzoeken, monitoren en subsidiëren om een goed functionerende democratische rechtsstaat en constitutioneel bestel te bevorderen. Daarnaast is iedere burger zelf verantwoordelijk voor zijn bijdrage aan het functioneren van de democratische rechtsstaat. Betrokkenheid van burgers kan immers niet worden afgedwongen door de overheid, maar wel gestimuleerd. Veel burgers nemen hun verantwoordelijkheid, zoals blijkt uit vergelijkingen met het buitenland.

Realisatie meetbare gegevens

In het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2009 is aan de respondenten gevraagd welke van de negen voorgelegde grondrechten zij het belangrijkst vinden. De respondenten konden maximaal drie antwoorden geven.

In vergelijking met 2007 is het percentage respondenten dat vrijheid van meningsuiting het belangrijkste grondrecht vindt afgenomen van 60% naar 50%. Het percentage van de bevolking dat sociale rechten het belangrijkst vindt is in deze periode juist gestegen van 44% tot 50%. Niet verwonderlijk in een tijd van economische crisis. Wel opmerkelijk tegen deze achtergrond is de stijging van het belang dat wordt gehecht aan de bestrijding van discriminatie.

Welk recht vindt u het belangrijkst
  2009 2008 2007
vrijheid van meningsuiting 50 54 60
sociale rechten 50 46 44
gelijke behandeling in gelijke gevallen 40 41 42
recht op privacy 40 37 39
vrijheid van godsdienst of levensbeschouwing 33 33 32
recht op onaantastbaarheid van eigen lichaam 25 25 20
bescherming van de woning 21 25 20
kiesrecht 20 17 18
verbod op discriminatie 20 18 14

Bron: Nationaal Vrijheidsonderzoek 2009

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
1. Grondwet en democratie Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 15 647 27 125 14 410 13 026 18 847 12 775 6 072
               
Uitgaven 14 811 26 022 13 790 11 603 17 975 12 775 5 200
1.1 Apparaat 14 811 26 022 4 603 5 128 5 387 4 353 1 034
1.2 Programma 0 0 8 071 4 378 9 838 6 387 3 451
1.3 Kiesraad 0 0 1 116 2 097 2 750 2 035 715
               
Ontvangsten 59 30 277 925 76 0 76

Financiële toelichting

Bij Voorjaarsnota 2009 zijn middelen aan artikel 1.1. toegevoegd onder andere ten behoeve van loonbijstelling, wettenbank en extra ambtelijk personeel voor Staatscommissie grondwet en Staatsrecht in bedrijf.

Bij Voorjaarsnota 2009 is budget aan artikel 1.2 toegevoegd, onder andere ten behoeve van de Staatscommissie Grondwet, het Huis voor de Democratie en Rechtstaat en het antidiscriminatiebeleid. Bij Najaarsnota 2009 zijn bijdragen van de Tweede Kamer (€ 0,5 mln) en het ministerie van VROM/WWI (€ 0,135 mln) voor het Huis voor de Democratie en Rechtstaat aan artikel 1.2 toegevoegd.

Bij Voorjaarsnota 2009 heeft de Kiesraad, in aanvulling op de al in de begroting beschikbaar gestelde middelen, budget gekregen ten behoeve van de ontwikkeling van de verkiezingssoftware.

Operationele doelstelling 1.2: Het zorgen voor een actueel constitutioneel bestel en daarmee samenhangende wetgeving en het verbeteren van de politieke participatie.

Doelbereiking

Versterking Grondwet

Op 9 juli 2009 is de Staatscommissie Grondwet geïnstalleerd. Doordat het debat over de opdrachtverlening met de Tweede Kamer meer tijd kostte dan verwacht heeft de Staatscommissie tijd gekregen tot 1 oktober 2010. De Staatscommissie adviseert de regering over de noodzaak tot wijziging van de Grondwet in verband met een groot aantal samenhangende onderwerpen, zoals de toegankelijkheid van de Grondwet voor de burger, de doorwerking van internationaal recht en de verhouding tussen de opgenomen grondrechten en de uit internationale verdragen voortvloeiende rechten, onder andere het recht op een eerlijk proces en het recht op leven.

In 2009 heeft het project Staatsrecht in Bedrijf op diverse manieren aandacht gevraagd voor de Grondwet en de belangrijkste staatsrechtelijke regels. Mede hierdoor is er een proces van bewustwording voor de Grondwet en het constitutioneel bestel op gang gebracht in de samenleving en bij politiek en bestuur.

In 2009 is begonnen met het ontwikkelen van een reeks producten die elk het belang, ook voor het grote publiek, van de Grondwet en de belangrijkste staatsrechtelijke regels onderstrepen. Zo is er gewerkt aan digitale informatiemodulen over de Grondwet. In deze modulen zal er informatie ontsloten worden over de context, achtergrond en actualiteit van de 142 artikelen van de Grondwet. Daarnaast is er een ABC Staatsrecht geschreven. In dit handzame staatsrechtelijk lexicon staan definities van belangrijke termen uit de Grondwet en het Staatsrecht. Ook is in 2009 begonnen met de ontwikkeling van het zogeheten Haagse Grondwetpad. Deze route is bestemd voor verschillende doelgroepen en leidt langs de belangrijkste gebouwen en plaatsen uit de Grondwet. De staatscommissie voor de Grondwet is in 2009 ingesteld en zal in 2010 met haar advies komen.

Nederlands in de Grondwet

BZK heeft in 2009 een conceptwetsvoorstel strekkende tot het opnemen van de Nederlandse en de Friese taal in de Grondwet opgesteld. In december 2009 heeft er een bewindspersonenoverleg plaatsgevonden met de meest betrokken ministers over de hoofdlijnen van het wetsvoorstel. Daarover is overeenstemming bereikt.

Verkiezingsproces

De verkiezing van de leden van het Europees Parlement is geëvalueerd. De evaluatie is op 30 oktober 2009 aan de Tweede Kamer gezonden. In 2009 is de wijziging van de Kieswet door het parlement aanvaard waarmee het mogelijk wordt gemaakt om in alle gemeenten te stemmen in een stemlokaal van eigen keuze. Het wetsvoorstel inrichting verkiezingsproces ligt voor advies van de Raad van State. Met de brief van 14 december 2009 (Tweede Kamer, 2009–2010, 31 142, nr. 17) is de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd over de uitvoering van het kabinetsstandpunt over het advies van de commissie Inrichting Verkiezingsproces. Bij de brief is een matrix gevoegd waarin gedetailleerd is aangegeven wat reeds is gerealiseerd en wat nog gerealiseerd wordt, onder meer in het wetsvoorstel inrichting verkiezingsproces.

Handvest Verantwoordelijk Burgerschap

Het discussie- en onderzoekstraject over verantwoordelijk burgerschap heeft in december 2009 geresulteerd in het rapport «Bouwstenen van burgerschap» van Veldkamp en de weekkalender 2010 over burgerschap (Tweede Kamer, 2009–2010, 29 614, nr. 20). Daarbij is een aantal belangrijke waarden en gedragsregels geïdentificeerd die volgens de representatieve enquête in het rapport Veldkamp veel steun genieten onder de bevolking.

Antidiscriminatiebeleid en nationaal mensenrechteninstituut

Op 28 juli 2009 is de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen in werking getreden. Mede in het kader van deze wet is een landelijke voorlichtingscampagne gevoerd om de bereidheid discriminatie-ervaringen te melden, te vergroten. De campagne beoogde een verdubbeling van het aantal meldingen van klachten over discriminatie vergeleken met dezelfde periode (23 juni tot 2 augustus) in 2008. Uit cijfers van de vereniging ter voorkoming en bestrijding van discriminatie, Art.1, blijkt dat deze doelstelling ruimschoots is gehaald.

Er komt een College voor mensenrechten en gelijke behandeling, voorheen Nederlands Instituut voor de Rechten van de Mens (NIRM) genoemd. Daarmee zal een meer samenhangend mensenrechtenbeleid mogelijk worden, hetgeen Nederland de zogeheten A-status van de VN moet gaan opleveren. Er is in 2009 gestart met de voorbereiding van een wetsvoorstel.

Huis voor Democratie en Rechtstaat

In 2009 zijn belangrijke stappen gezet die leiden tot de oprichting van het Huis voor democratie en rechtstaat. In samenspraak met de interbestuurlijke Stuurgroep is een alomvattende projectbeschrijving vastgesteld die de grondslag vormt voor de verdere uitwerking. Op basis daarvan zijn een programma van eisen, locatiestudies en haalbaarheidsstudies uitgevoerd. In 2009 heeft de Tweede Kamer een principebesluit genomen over de inzet van vrijvallende middelen uit de eigen begroting ten behoeve van het Huis (Tweede Kamer, 2009–2010, 32 123, nr. 2). Voor de oprichting van de onafhankelijke uitvoeringsorganisatie zijn statuten opgesteld. Deze zijn in 2009 met de beide Kamers besproken en (gewijzigd) vastgesteld (Tweede Kamer, 2009–2010, 31 475, nr. 13). Vervolgens is gestart met de werving van een raad van toezicht. In 2009 is het programma De Haagse Tribune voortgezet, waaraan 25 000 leerlingen deelnamen. Daarnaast zijn enkele andere proeftuinen van het Huis gestart.

Bevorderen burgerparticipatie

De zogeheten lokale proeftuinen burgerparticipatie hebben in 2009 in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gestalte gekregen onder de noemer «In actie met burgers!». Ongeveer honderd gemeenten hebben in zeventien lokale proeftuinen actief met en van elkaar geleerd over verschillende vormen van burgerparticipatie. Op 16 december 2009 is de eerste fase van het traject afgesloten. De Tweede Kamer ishierover geïnformeerd bij brief van 23 november 2009 (Tweede Kamer, 2009–2010, 301 84, nr. 29). De proeftuinen zijn gemiddeld positief gewaardeerd en hebben in aanzienlijke mate bijgedragen aan het doel om meer ruimte te geven aan initiatieven van burgers en aan het benutten van de denkkracht van burgers bij interactieve beleidsvorming. Ook hebben de proeftuinen een breed scala aan suggesties en ideeën opgeleverd voor de verdere inrichting van leeractiviteiten.

Regelgeving Nederlandse Antillen met betrekking tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Zoals gepland is op 11 juni 2009 het pakket wetsvoorstellen ingediend om Bonaire, Sint Eustatius en Saba te vervlechten in het Nederlandse staatsbestel. Belangrijke onderdelen van dit pakket zijn de Wet openbare lichamen BES, de Wet financiële verhoudingen BES, de Invoeringswet en de Rijksbrede aanpassingswet BES. Inmiddels is de datum van de ontmanteling van de Nederlandse Antillen bepaald op 10-10-2010.

Kwaliteit van de rijksdienstverlening

De Algemene rijksvoorwaarden bij ICT-overeenkomsten, die in 2009 zijn voorbereid door de IWC, bevinden zich in een afrondend stadium, waarbij thans overlegd wordt met het bedrijfsleven.

Stimuleringsplan democratische rechtsstaat

Naar aanleiding van de motie Çörüz (Tweede Kamer, 2007–2008, 29 754, nr. 118) is in 2009 een stimuleringsplan democratische rechtsstaat ontwikkeld ter vergroting van het draagvlak voor de waarden die aan onze democratie en rechtsstaat ten grondslag liggen. Onderdeel van de stimuleringsmaatregelen is het ontwikkelen van een programma voor gemeenten, waarbij kinderen van 10 tot en met 12 jaar op een laagdrempelige manier en aansluitend bij hun belevingswereld kennismaken met deze kernwaarden. Voorafgaand aan de ontwikkeling van dit programma is een inventarisatie gemaakt van werkvormen op lokaal niveau, die gericht zijn op de overdracht van de kernwaarden van de democratische rechtsstaat. De uitkomsten zijn viawww.nuansa.nl beschikbaar gesteld, zodat zij ook anderen tot inspiratie kunnen dienen. Andere maatregelen en initiatieven in 2009 betreffen de projecten «Fight for your rights» en «Inbox». Een overzicht van deze en andere initiatieven is opgenomen in de Voortgangsrapportage 2009 in het kader van het Actieplan Polarisatie en Radicalisering (Tweede Kamer, 2009–2010, 29 754, nr. 175).

Instrumenten

2009 Realisatie
Versterking Grondwet Ja
Nederlands in de Grondwet Nee
Verkiezingsproces Ja
Handvest verantwoordelijk burgerschap Nee
Nationaal mensenrechteninstituut/mensenrechteneducatie Ja
Huis voor democratie en rechtstaat Ja
Bevorderen burgerparticipatie Ja
Regelgeving Nederlandse Antillen met betrekking tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba Ja
Kwaliteit van de rijksdienstverlening Ja

Toelichting instrumenten

Er is overeenstemming bereikt over de opname van de Nederlandse taal in de grondwet.

Er is (nog) geen Handvest Verantwoordelijk burgerschap, omdat bij de discussies in de tweede helft van 2009 over verantwoordelijk burgerschap tijdens de regionale conferenties en op de websitewww.handvestburgerschap.nlde vraag is opgeworpen of een handvest van de overheid wel tot het beoogde doel leidt.

Realisatie meetbare gegevens

Voor deze operationele doelstelling zijn voor 2009 geen specifieke indicatoren en kengetallen voorhanden. Bij de algemene doelstelling wordt in de tabel, gebaseerd op het Nationaal Vrijheidsonderzoek, informatie gegeven over de waarde die burgers hechten aan de klassieke grondrechten.

Operationele doelstelling 1.3: Een zodanige toerusting van de Kiesraad dat een goede organisatie en begeleiding van het verkiezingsproces en een kwalitatief hoogwaardige advisering over het kiesrecht en de verkiezingen zijn gewaarborgd.

Doelbereiking

Op 4 juni 2009 vonden verkiezingen voor het Europees Parlement plaats. De Kiesraad, die daarbij optreedt als centraal stembureau, heeft op 11 juni 2009 in een openbare zitting de officiële uitslag vastgesteld en bekend gemaakt van de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement.

De Kiesraad heeft het verloop van deze verkiezing geëvalueerd en heeft naar aanleiding daarvan een advies uitgebracht, als ook over de invulling van de extra, 26e zetel in het Europees Parlement.

In 2009 heeft de Kiesraad in totaal 12 adviezen uitgebracht, over uiteenlopende onderwerpen als wijzigingen verkiezing Eerste Kamer, aanpassing van de Waterschapswet en de wijziging in het Kiesbesluit in verband met de invoering van stemmen met een stempas.

Gedurende het jaar heeft de Kiesraad informatie verstrekt aan burgers, politieke partijen en gemeenten over het verkiezingsproces en Kieswet, vooral met betrekking tot de Europese Parlementsverkiezingen en de gemeentelijke herindelingsverkiezingen.

De Kiesraad heeft voor het verkiezingsproces ondersteunende software (OSV) laten ontwikkelen, overeenkomstig de eisen die de staatssecretaris van BZK hieraan heeft gesteld. De software is te gebruiken bij de gemeenteraadsverkiezingen, de verkiezing voor de Tweede Kamer, het Europees Parlement, de provinciale staten, bij deelraadverkiezingen en referenda. De software ondersteunt de kandidaatstelling en de berekening en vaststelling van de verkiezingsuitslag. OSV is voor het eerst gebruikt bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2009.

Bij Voorjaarsnota 2009 heeft de Kiesraad, in aanvulling op de al in de begroting beschikbaar gestelde middelen, aanvullend budget gekregen ten behoeve van de ontwikkeling van de verkiezingssoftware. De wijze waarop de Kiesraad zijn taken uitoefent is, gelet op zijn onafhankelijkheid, ter beoordeling aan de Kiesraad zelf, vanzelfsprekend binnen de wettelijke kaders die daarvoor zijn gesteld.

Functioneren Openbaar Bestuur (artikel 6)

Algemene beleidsdoelstelling

Een democratisch, doeltreffend en doelmatig openbaar bestuur met optimale interbestuurlijke verhoudingen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2009 hebben de eerder gesloten bestuursakkoorden met VNG respectievelijk IPO als basis gefungeerd voor constructief partnerschap. Vanuit die context zijn er gezamenlijke inspanningen geformuleerd om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de economische crisis. Daarnaast is voortgegaan met het versterken van de bestuurskracht van decentrale overheden, vergroting van de decentrale beleidsvrijheid en vermindering van de decentrale verantwoordingslasten ten opzichte van het Rijk.

Externe factoren

In 2009 zijn, zoals blijkt uit de navolgende teksten, belangrijke stappen gezet bij het verwezenlijken van de genoemde algemene beleidsdoelstelling. Relevante externe factoren zijn het aan intensiteit toenemende debat over het functioneren van ons democratische stelsel en – als gevolg van de economische crisis en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de overheidsfinanciën – het feit dat extra inspanningen nodig zijn om de interbestuurlijke verhoudingen op het hoge peil van de afgelopen jaren te laten blijven.

De financiële en economische crisis zijn aanleiding geweest voor aanvullende bestuurlijke afspraken van het Rijk met de provincies, gemeenten en waterschappen. Gemeenten en provincies hebben zekerheid gekregen over de omvang van de uitkeringen uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Daarnaast zijn de overheden overeengekomen elk met een eigen investeringsprogramma de crisis te lijf te gaan.

Realisatie meetbare gegevens

Door het grote aantal (niet altijd rechtstreeks samenhangende) activiteiten en instrumenten is het lastig om de algemene beleidsdoelstelling door middel van een set eenduidige indicatoren te meten. Een grote hoeveelheid informatie op het gebied van het binnenlands bestuur zal worden opgenomen in het komend najaar uit te brengen Trendnota Staat van het bestuur 2010.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
6. Functioneren openbaar bestuur Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 42 595 41 510 39 517 55 357 43 727 41 787 1 940
waarvan garantie verplichting         0    
               
Uitgaven 42 696 35 973 40 858 52 811 43 032 41 563 1 469
6.1 Apparaat 8 178 6 812 9 622 11 060 12 699 10 046 2 653
6.2 Inrichting en werking openbare bestuur 5 967 6 307 6 197 18 727 7 154 5 605 1 549
6.3 Rechtspositie arbeidsvoorwaardenbeleid en politieke ambtsdragers 9 826 7 643 8 972 7 334 7 103 10 133 – 3 030
6.4 Faciliteren politieke partijen 18 725 15 211 16 067 15 690 16 076 15 779 297
               
Ontvangsten 996 1 641 1 674 2 061 196 369 193 777 2 592

Financiële toelichting

Op artikel 6.2 is in 2009 meer uitgegeven dan oorspronkelijk was begroot. Dit is veroorzaakt doordat er bepaalde posten hoger zijn uitgevallen dan verwacht, zoals de kosten voor de ministersconferentie. Ook zijn er onverwachte kosten geweest, zoals de kosten van de Landsadvocaat in verband met Landsbanki.

Op artikel 6.3 is minder dan verwacht uitgegeven aan uitkeringen, wachtgelden en pensioenen voor burgemeesters, ministers, staatssecretarissen en Europarlementariërs.

In 2009 zijn onder andere middelen ontvangen als gevolg van afspraken die zijn gemaakt in het bestuursakkoord met de provincies. Tevens bestaan de ontvangsten voor een deel uit de WOZ-kostenregeling. Op dit artikel is door een aantal meevallers op kleinere ontvangstenposten € 2,6 mln. meer ontvangen dan geraamd.

Operationele doelstelling 6.2: De bestuurskracht van decentrale overheden vergroten en de onderlinge verhoudingen tussen bestuurslagen verbeteren.

Doelbereiking

Langs de weg van de uitvoering van de bestuursakkoorden is gewerkt aan de verbetering van de verhoudingen tussen de bestuurslagen. Daarmee is belangrijke voortgang geboekt, getuige ook het feit dat onder moeilijke financiële omstandigheden het Rijk en de medeoverheden elkaar hebben kunnen vinden in aanvullende bestuurlijke afspraken.

Slagvaardig openbaar bestuur

Bevorderen decentralisatie en beleids- en bestedingsvrijheid

De bij wijziging van de Wet Financiële verhoudingen geïntroduceerde decentralisatie- en verzameluitkering zijn in 2009 ingezet. De decentralisatie-uitkering is onderdeel van het Gemeentefonds en het Provinciefonds, waardoor de financiële verantwoording aan het Rijk vervalt en gemeenten en provincies meer bestedingsvrijheid hebben (passend bij decentralisatiedoel). De verzameluitkering is een bijzondere vorm van een specifieke uitkering; alle kleine specifieke uitkeringen per departement zijn opgegaan in één specifieke uitkering per departement. De bestedingsrichting is het algemene doel van een departement. Daardoor hebben medeoverheden meer beleids- en uitvoeringsvrijheid en minder interbestuurlijke lasten. Beide uitkeringen zorgen verder voor een vermindering van het aantal specifieke uitkeringen.

In het kader van bestedingsvrijheid en vermindering van het aantal specifieke uitkeringen is rond de zomer aan de Tweede Kamer het voorstel tot wijziging van de wet Fonds economische structuurversterking aangeboden (Tweede Kamer, 2008–2009, nr. 31 993). Hierin wordt voorgesteld om uitkeringen gefinancierd uit dit fonds niet via een specifieke uitkering, maar via een decentralisatie-uitkering aan de medeoverheden te verstrekken. De behandeling in de Eerste Kamer is in 2010. Indien de wet wordt aangenomen, kan het aantal bestaande en nieuwe specifieke uitkeringen met tientallen afnemen dan wel worden voorkomen.

Ook is SiSa tussen medeoverheden ingevoerd. Dit heeft geleid tot een structurele vermindering van de verantwoordings- en controlelasten voor medeoverheden.

In 2009 is de Nulmeting Administratieve Lasten Interbestuurlijk gepubliceerd (Tweede Kamer, 2008–2009, 29 362, nr. 154). Tijdens deze kabinetsperiode moeten de interbestuurlijke lasten dalen met 25% ten opzichte van deze nulmeting. In 2009 is het beleid ter vermindering van de interbestuurlijke lasten voortgezet.

Versterking bestuurskracht gemeenten

Vanuit het programma Krachtig Bestuur is in 2009 samen met partners bij de decentrale overheden langs verschillende lijnen gewerkt aan het versterken van de bestuurskracht. Over de resultaten die in 2009 zijn behaald is de Tweede Kamer per brief geïnformeerd (Tweede Kamer, 2009–2010, 32 123, nr. 54). De belangrijkste resultaten zijn de totstandkoming van een interbestuurlijk actieprogramma Bevolkingsdaling, de vaststelling en aanvang van de uitvoering van het interbestuurlijke uitvoeringsprogramma voor de herziening van het interbestuurlijk toezicht, de oprichting van het Kennisplatform Intergemeentelijke Samenwerking waarmee kennisontwikkeling en -verspreiding rondom intergemeentelijke samenwerking wordt gefaciliteerd, de totstandkoming van een Kwaliteitshandvest Bestuurskrachtonderzoek dat begin 2010 door Rijk, provincies en gemeenten zal worden ondertekend, en tot slot de ondertekening en uitvoering van een convenant over samenwerking tussen de vier Friese Waddeneilanden.

Europa en Binnenlands Bestuur

Het European Knowledge Network (EUKN), waarvan het secretariaat is ondergebracht bij het NICIS, loopt tot medio 2010. Voor het EUKN ontvangt BZK jaarlijks de bijdragen van de lidstaten en betaalt deze aan het NICIS. Na 2010 zal het netwerk duurzaam moeten worden gefinancierd. Dit houdt in dat de bijdrage vanuit Nederland (onder andere vanuit het NICIS) meer wordt gelijkgetrokken met de bijdragen van de lidstaten.

Voor het EUKN is op dit artikelonderdeel een garantiestelling opgenomen. Voor de periode 2007–2010 stelt BZK zich garant voor het betalen van de bijdrage aan het NICIS van lidstaten die in gebreke blijven.

In 2009 is een begin gemaakt met het opzetten van een Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking (EGTS). De samenwerking zal vorm krijgen via een publiekrechtelijk in te stellen EGTS. Deze EGTS is gebaseerd op de Europese verordening die het voor lidstaten en grensregio’s makkelijker maakt publiekrechtelijke taken gezamenlijk uit te voeren.

Ontwikkeling Europese bestuurskracht provincies en gemeenten

Conform de afspraken in het bestuursakkoord is in 2009 in samenwerking met BZ, IPO en VNG verder gewerkt aan de implementatie van het actieplan om de betrokkenheid van decentrale overheden in het EU-beleidsproces te vergroten. Op basis van het actieplan verkennen Rijk en decentrale overheden, in elk geval bij het uitkomen van de Commissieplannen voor het daarop volgende jaar, welke plannen een verwachte impact hebben op het decentrale bestuur. Concreet zijn, op basis van in gezamenlijk overleg met VNG, IPO, UvW en betrokken ministeries opgestelde EU-prioriteiten, dossiers benoemd (zoals Territoriale Cohesie) waarvoor zo mogelijk via gezamenlijke standpuntbepaling richting Brussel kan worden gewerkt.

Om provincies en gemeenten in staat te stellen EU-regels optimaal te implementeren en uit te voeren, is het ook van belang dat de Europese Commissie zich bewust is van de impact die EU-regels op het decentrale bestuur kunnen hebben en hieraan in de toekomst ook aandacht schenkt in de beleidsontwikkeling. Dit uitgangspunt is tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in 2004 voor BZK aanleiding geweest om een High Level Network on Governance (HLNG) te organiseren. Doel van het HLNG is dat de voor het openbaar bestuur verantwoordelijke directeuren-generaal van de ministeries in de EU-lidstaten Europese thema’s behandelen die de functionering en inrichting van het binnenlandse bestuur beïnvloeden. Sindsdien is er jaarlijks een bijeenkomst geweest, waarvan de laatste onder het Franse EU-voorzitterschap op 8 en 9 oktober 2009 is georganiseerd. De impact van EU-regels op decentrale overheden en de mate waarin de Europese Commissie hieraan aandacht schenkt, is een terugkomend thema tijdens de HLNG-bijeenkomsten. BZK heeft daarom tijdens de HLNG bijeenkomst onder het Zweedse voorzitterschap een Europees vergelijkend onderzoek naar de impact van EU-regels op het decentraal bestuur gepresenteerd. Hieruit blijkt dat op een divers aantal punten het proces van besluitvorming moet verbeteren.

Tijdens het Spaanse voorzitterschap in 2010 wordt dit in overleg met de Commissie uitgewerkt. Een belangrijke Europese richtlijn die in 2009 is geïmplementeerd betreft de invoering van de Dienstenrichtlijn op decentraal niveau. BZK werkt sinds eind 2006 nauw samen met de ministeries van EZ (politiek verantwoordelijk) en Justitie in een interdepartementale projectgroep ter implementatie van de Dienstenrichtlijn, met focus op de borging van een goede invoering bij gemeenten en provincies en aansluiting bij e-overheidsbeleid.

Ook is het project grensoverschrijdende samenwerking in een volgende fase van invulling gekomen na het aantreden van de grensmakelaar op 1 juli 2009. Met de Nederlandse grensregio’s, ministeries en de buurlanden wordt nu gewerkt aan het oplossen van een lijst met 21 concrete knelpunten op diverse terreinen. Op 1 juli 2010 loopt het mandaat van de grensmakelaar af.

Op 16 november 2009 is door Nederland de 16e ministersconferentie in het kader van de Raad van Europa voor lokaal en regionaal beleid georganiseerd. Daar is een nieuwe werkagenda opgesteld (de Agenda van Utrecht) die de komende 4 jaar gehanteerd wordt bij het werken aan verbetering van lokaal en regionaal bestuur in de context van de Raad van Europa. Belangrijk speerpunt daarbij is de verdere ontwikkeling van de samenwerking met de EU.

Instrumenten

2009 Realisatie
Decentralisatie/uitwerking bestuursakkoorden VNG-IPO Ja
Administratieve lasten interbestuurlijk (25%) Ja
Randstad Urgent Ja
Specifieke uitkeringen/single information single audit (sisa) Ja
Financiële verhoudingen Ja
Verhouding tussen het binnenlands bestuur en Europa Ja
Versterking van decentraal beleid en taakuitvoering Ja
Meer transparantie en betere verantwoording Ja
Professionalisering Nee

Toelichting instrumenten

In de fase waarin het programma Krachtig Bestuur zich destijds bevond, was professionalisering als verbetering van bestuurskracht nog opportuun. Het uiteindelijke programma heeft deze lijn echter niet verder opgepakt. Dit houdt niet in dat professionalisering in haar geheel niet door BZK wordt opgepakt; het is alleen niet op programmatische wijze vormgegeven.

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Waarde 2007 Waarde 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Aantal specifieke uitkeringen 134 101 65 82*

Bron: Onderhoudsrapportage Specifieke uitkeringen 2009

NB: Het streven is om aan het einde van de kabinetsperiode het aantal specifieke uitkeringen teruggebracht te hebben tot 45.

* Exclusief 27 tijdelijke specifieke uitkeringen, bekostigd met geld uit het Fonds economische structuurversterking.

Operationele doelstelling 6.3: Goede randvoorwaarden scheppen voor (voormalige) politieke ambtsdragers

Doelbereiking

In 2009 zijn activiteiten uitgevoerd die erop gericht waren de interesse en beschikbaarheid van vrouwelijke en biculturele talenten voor een burgemeestersfunctie te vergroten. Daartoe zijn scouts ingezet, die beschikten over instrumenten als meeloopstages bij zittende burgemeesters, coaching en informerende gesprekken. Daarnaast konden zij (via kabinetschefs van de commissarissen van de Koningin) hen aanbieden om een potentieel assessment te doen. De scouts hebben ook bijdragen geleverd aan informatiebijeenkomsten in het land ten behoeve van belangstellenden. Vele belangstellenden en potentials zijn bereikt. Bovendien is de aandacht merkbaar versterkt bij de reguliere partijen die bij het benoemingsproces van een burgemeester zijn betrokken.

Wat betreft de personele zorg voor burgemeesters is ook dit jaar het Nederlands Genootschap van Burgemeesters gefaciliteerd om professionaliseringsactiviteiten voor burgemeesters te verzorgen.

Instrumenten

2009 Realisatie
Adviezen commissie Dijkstal I en II Nee
Advies commissie Dijkstal III en overige rechtspositionele voorzieningen Nee
Diversiteit Ja
Personele zorg burgemeesters Ja

Toelichting instrumenten

De adviezen van de commissie Dijkstal I en II hebben geleid tot een aantal wetsvoorstellen (Tweede Kamer, 30 424, 30 425 en 30 693), waaronder het voorstel tot verhoging van het ministerssalaris. In februari 2009 heeft het kabinet – in het licht van de economische situatie – besloten niet tot verhoging van de ministerssalarissen over te gaan. Dit noodzaakte tot herbezinning op het pakket wetsvoorstellen. Dit heeft geleid tot de beleidsbrief van 9 juli 2009 (Tweede Kamer, 2008–2009, 30 424, nr. 17), waarin het standpunt van het kabinet is verwoord over de resterende delen van de wetsvoorstellen. Op 15 oktober 2009 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de wetsvoorstellen en is de behandeling overgedragen aan de Eerste Kamer.

Het opstellen van het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de adviezen van de commissie Dijkstal over wetsvoorstellen III en overige rechtspositionele voorzieningen over fondsvorming en modernisering politieke pensioenen is vanwege de lage dekkingsgraad van het ABP-pensioenfonds in 2009 voorlopig uitgesteld. Dit is in een brief van juli 2009 aan de Tweede Kamer meegedeeld.

Realisatie meetbare gegevens

Omdat dit artikelonderdeel vooral betrekking heeft op specifieke wet- en regelgeving, zijn hierover geen zinvolle meetbare gegevens op te nemen.

Operationele doelstelling 6.4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet subsidiëring politieke partijen.

Doelbereiking

Aan politieke partijen die bij de laatste verkiezingen zetels in de Eerste en/of Tweede Kamer hebben behaald wordt jaarlijks subsidie verstrekt. Dit gebeurt op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen. Deze wet bevat met name subsidievoorschriften. Voornemen is een nieuwe Wet Financiering Politieke Partijen (WFPP) te realiseren, waarin naast subsidievoorschriften ook regels voor giften en partijsponsoring zijn opgenomen. Het ontwerpwetsvoorstel dat daartoe is opgesteld, is aangepast aan het advies van de Raad van State, het advies van de Kiesraad en de aanbevelingen Group of States against Corruption (GRECO) die de Raad van Europa in juni 2008 heeft gedaan (Tweede Kamer, 2007–2008, 31 200, nr. 77).

Nadien is het gewijzigde ontwerpwetsvoorstel met de politieke partijen en de Kiesraad besproken.

Instrumenten

2009 Realisatie
Subsidieverstrekking Ja

Realisatie meetbare gegevens

Partij Te verlenen subsidie
CDA 3 647 317,06
PvdA 3 026 692,83
SP 2 484 127,86
VVD 2 134 963,10
GL   941 919,75
CU   958 520,99
D66   679 855,18
PvdD   526 003,65
SGP   767 430,40
OSF   378 640,00

Bron: administratie Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector (artikel 7)

Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van de overheidsdienstverlening door het verminderen van regeldruk en door het bevorderen van de inzet van informatie- en communicatietechnologie.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het kabinet heeft de ambitie «minimaal een 7 voor overheidsdienstverlening» geformuleerd. Uit de in 2009 gehouden éénmeting blijkt dat deze ambitie voor 2011 nog niet is gerealiseerd. De waardering voor de overheidsorganisaties scoort een 6,9. Met name de tevredenheid over de dienstverlening in de ketens blijft nog achter (6,6). De verwachtingspatronen van burgers blijken mee te veranderen. Een analyse uitgevoerd op de meldingen van het afgelopen jaar, toont dat burgers steeds hogere verwachtingen hebben van de overheid. De doelstelling vermindering administratieve lasten van het Rijk voor burgers is in tijdsbesteding gehaald: op dit moment is netto 28% in tijd gereduceerd, in 2011 zal de netto reductie 31% zijn. Voor de out-of-pocket kosten is de netto vermindering op dit moment 21% en is de verwachting dat in 2011 netto 25% is behaald. De voortgang van de in het Nationaal Uitvoeringsprogramma (NUP) gemaakte afspraken over de bouw van de e-overheidsbouwstenen ligt op schema en verschillende bouwstenen zijn in beheer gebracht bij Logius.

Externe factoren

In het Bestuursakkoord «Samen aan de Slag», dat het Rijk met gemeenten heeft afgesloten, is afgesproken dat er samengewerkt wordt bij het oplossen van de 10 knelpunten van burgers om zodoende een 7 voor dienstverlening te krijgen én de regeldruk voor burgers met 25% te verminderen. Gemeenten zijn goed op weg om deze doelstelling te halen, inmiddels is een reductie van 23% bereikt. Alle gemeenten zijn het afgelopen jaar actief geweest en geworden op het terrein van Minder Regels Meer Service. Dit zal volgend jaar verder geïntensiveerd worden, onder andere door de inzet van de 7 regionale ambassadeurs Minder Regels Meer Service, die gemeenten regionaal aansporen om goede voorbeelden te volgen. De Manifestpartijen zijn actief betrokken bij een aantal acties om de dienstverlening te verbeteren en ook via het NUP zijn andere departementen actief betrokken bij het verbeteren van de dienstverlening door de inzet van e-overheidsbouwstenen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
7. Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 129 396 244 274 188 251 163 901 226 434 123 618 102 816
               
Uitgaven 94 382 130 025 140 937 162 953 155 691 123 786 31 905
7.1 Apparaat 3 917 4 447 4 855 5 396 5 667 4 455 1 212
7.2 Verbeteren ICT-voorzieningen 30 405 46 221 65 672 77 492 42 258 34 345 7 913
  * Bijdrage baten-lastendienst BPR 0 0 0 0 2 828 3 267 – 439
7.3 Instandhouden, en optimaliseren ICT-voorzieningen 15 489 25 917 48 938 57 008 59 200 51 872 7 328
7.4 Reisdocumentenen GBAstelsel 44 571 53 440 21 472 23 057 48 566 33 114 15 452
  * Bijdrage baten-lastendienst BPR 0 15 229 22 609 19 186 22 382 20 421 1 961
               
Ontvangsten 41 876 58 173 16 566 8 742 13 310 0 13 310

Financiële toelichting

Bij voorjaarsnota is € 0,7 mln aan loonbijstelling toegevoegd aan artikelonderdeel 7.1. Bij najaarsnota is er nog € 0,5 mln. toegevoegd als gevolg van een herschikking van apparaat.

Uit het Programma Implementatie Agenda ICT-beleid (PRIMA) van EZ/SenterNovem is op artikelonderdeel 7.2 € 12,7 mln. ontvangen ten behoeve van het uitvoeren van programma’s en projecten in het kader van het programma e-overheid; dit bedrag is bij Najaarsnota 2009 zowel aan de uitgaven- als aan de ontvangstenkant aan de begroting toegevoegd.

Bij Voorjaarsnota is ten laste van artikelonderdeel 7.2 € 3,0 mln. aan artikelonderdeel 7.3 toegevoegd ten behoeve van het beheer van de e-overheidsvoorzieningen. Daarnaast is € 1,6 mln. aan niet geraamde ontvangsten ingezet voor deze beheeractiviteiten; dit bedrag is bij Najaarsnota 2009 zowel aan de uitgaven- als aan de ontvangstenkant aan de begroting toegevoegd. Tevens is op artikelonderdel 7.3 meer uitgegeven, doordat enkele betalingen hebben plaatsgevonden die oorspronkelijk pas in 2010 zouden plaatsvinden.

Uit de eindejaarsmarge 2008 is aan artikelonderdeel 7.4 € 5,7 mln. toegevoegd ten behoeve van het programma Modernisering GBA. Bij Voorjaarsnota 2009 is daar nog eens € 4,8 mln. aan toegevoegd. Doordat de herstart van het programma echter later in het jaar heeft plaatsgevonden en er dus minder uitgaven hebben plaatsgevonden, is het budget bij Najaarsnota weer met € 5,7 mln. verlaagd. Ten slotte is bij Voorjaarsnota 2009 € 10,2 mln. aan artikel 7.4 toegevoegd ten behoeve van de aanschaf van de aanvraagstations voor de aanvraag van reisdocumenten.

Operationele doelstelling 7.2: Het verbeteren van de kwaliteit van de publieke dienstverlening, het verminderen van de administratieve lasten voor burgers, professionals en medeoverheden, het realiseren van een adequate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector en het stimuleren en ondersteunen van overheidsorganisaties bij het innoveren van hun dienstverlening.

Doelbereiking

Direct contact met de doelgroepen

• Vanaf het begin van deze kabinetsperiode wordt door BZK via burgerpanels de mening van burgers gevraagd over de belangrijkste knelpunten en oplossingen. Uit de in 2009 gehouden panels blijkt dat burgers (zeer) positief zijn over verbeteringen rond het digitaal gemeenteloket, eenmalige gegevensverstrekking en regelhulp. Ook is de bekendheid van gerealiseerde voorzieningen toegenomen. De vooraf ingevulde belastingaangifte, het digitale herhaalrecept en de gratis schoolboeken zijn als merkbare verbeteringen genoemd;

• In 2009 zijn de drie bestaande meldpunten van BZK voor burgers, professionals en medeoverheden geïntegreerd in het centrale meldpunt www.regeldruk.nl. Bij dit meldpunt zijn in 2009 676 burgermeldingen binnengekomen. Uit analyse blijkt dat er een stijging is in het aantal meldingen over foutieve registratie van persoonsgegevens in systemen. Het aantal meldingen over onbegrijpelijkheid van formulieren – een van de 10 knelpunten waar burgers het meeste last van hebben is opvallend afgenomen;

• Uit het domein professionals zijn in 2009 112 meldingen binnengekomen. Het meldpunt heeft voor de veiligheidsprofessionals verschillende resultaten geboekt. Zo is het Landelijk Overdracht Formulier (LOF), waar veel over geklaagd is aangepast en zijn aanpassingen aangebracht in ICT-systemen voor de politie op basis van de meldingen;

• BZK heeft zeven projecten e-participatie ondersteund. Deze projecten hebben zich gepresenteerd aan een breder publiek via de website www.eParticipatie.nl en een mede door BZK georganiseerde bijeenkomst «Social Strategy Talk» over participerende burgers. Bij het programma Burgerlink zijn vier concrete eParticipatie instrumenten geplaatst. Om ervaringen en inzichten over eParticipatie en Web2.0 tussen overheidsorganisaties uit te wisselen is een doenersnetwerk opgericht;

• Vanuit de verschillende programma’s zijn congressen georganiseerd met de respectievelijke doelgroepen, om op deze wijze met kennis en ervaringen, uit te wisselen.

Merkbaar betere dienstverlening met minder administratieve lasten voor burgers

• In 2009 heeft BZK MijnOverheid.nl schaalbaar en veiliger gemaakt. Schaalbaar in de zin dat 1000 gebruikers gelijktijdig gebruik kunnen maken van de diensten van MijnOverheid.nl. MijnOverheid.nl heeft het keurmerk «Drempelvrij» ontvangen en heeft verder geïnvesteerd in de veiligheid. Het aantal gebruikers is in 2009 gegroeid van 8 058 naar 27 760. Iedere burger kan vanaf 2009 gebruik maken van de diensten van MijnOverheid.nl. Het aantal overheidsorganisaties dat is aangesloten, is gegroeid van 3 naar 49. In 2009 is een landelijke berichtenbox voor burgers gerealiseerd. Met de berichtenbox kunnen burgers langs een beveiligde weg berichten ontvangen van de overheid. Voor het tonen van de inkomensafhankelijke regelingen zijn onderzoeken uitgevoerd;

• Eind 2009 waren er 123 gemeenten, 9 provincies en 12 departementen (incl. uitvoeringsorganisaties) aangesloten op het project Begrijpelijke formulieren. Een aantal overheden heeft één van de 9 workshops gevolgd. In 2009 heeft BZK een nieuwe website, drie voorbeeldformulieren (aanvraag bijzondere bijstand, het mutatieformulier en het WMO-formulier) en een boekje over begrijpelijke formulieren gemaakt die aansluit bij de andere top 10 knelpunten uit de dienstverlening. Er is gestart met de bouw van het Formulieren Beheer Instrument (FBI); een digitale applicatie om formulieren te beheren en te monitoren) en zijn er reviews gedaan van 50 formulieren van de verschillende departementen. Per 1 januari 2010 zijn de gemeentelijke e-formulieren die door ICTU zijn ontwikkeld ondergebracht bij het Kwaliteitsinstituut Nederlandse gemeenten (KING), een onderdeel van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Het betreffen 57 veel gebruikte e-formulieren. KING beheert de specificaties;

• In 2009 heeft BZK Antwoord doorontwikkeld en verder geïmplementeerd. Het 14+netnummer is onderdeel van de 1400-nummerserie en specifiek voor de contactcentra van de gemeenten (Stcr. 20 april 2006, nr. 77). Eind 2009 konden 5 mln. burgers de eigen gemeente bereiken via het herkenbare en toegankelijke 14+netnummer. In totaal zijn 46 van de 443 gemeenten aangesloten op een 14+netnummer. Vier gemeenten hebben in het klantcontactcenter of op de eigen website de kennisbank genaamd Antwoord contentcollectie geïmplementeerd en 13 gemeenten zijn daar eind 2009 mee bezig. Eind 2009 bevat de Antwoord Contentcollectie circa 620 vragen en antwoorden van het UWV, Postbus51, en de Informatie Beheer Groep. Met de Belastingdienst zijn in 2009 afspraken gemaakt voor levering van informatie aan de kennisbank. In 2009 is een pilot ontwikkeld voor gebruik van de kennisbank op Werkpleinen in samenwerking met UWV en SZW. Voorts zijn verscheidene publicaties en handreikingen voor gemeenten opgesteld;

• Het project Kwaliteitshandvesten en de Burger Service Code (die tien kwaliteitseisen voor de relatie tussen burger en overheid beschrijft) zijn ondergebracht bij het programma Burgerlink dat door BZK wordt gefinancierd. Deze projecten hebben als doelstelling ervoor te zorgen dat alle overheden voor het einde van het programma in 2011 met servicenormen werken. In 2009 heeft een verdubbeling plaatsgevonden van het aantal gemeenten met een kwaliteitshandvest (131 gemeenten totaal). Naast een congres, waar het beste kwaliteitshandvest bekend werd gemaakt, zijn ook verschillende seminars gegeven over kwaliteitshandvesten en de Burger Service Code en is documentatie uitgegeven;

• De doelstelling dat in 2009 minimaal de helft van alle gemeenten, provincies en waterschappen hun bekendmakingen, decentrale regelgeving en omgevingsvergunningen op internet publiceren is gerealiseerd met betrekking tot de bekendmakingen. Omdat de omgevingsvergunning niet in 2009 is ingevoerd, kon de doelstelling met betrekking tot de publicatie daarvan niet worden gerealiseerd. De publicatie van decentrale regelgeving bleef achter bij de doelstelling, doordat gemeenten en provincies de neiging hebben om de invoering uit te stellen tot 2010. Per 1 januari 2011 zal de publicatie wettelijk verplicht worden;

• Een rechtsgeldige elektronische versie van Staatsblad, Staatscourant en Tractatenblad die kosteloos voor iedereen toegankelijk is, is gerealiseerd;

• Met de Unie van Waterschappen is een convenant gesloten over hergebruik van overheidsinformatie, maar nog niet met de VNG. Namens de gemeenten onderschrijft de VNG echter wel de uitgangspunten van het rijksbeleid ten aanzien van hergebruik van overheidsinformatie. Daarom is afgesproken dat zij de wettelijke regeling ondersteunt wanneer de afspraken over de gebruikskosten van de basisvoorzieningen voor de elektronische overheid (omzetting naar tarieffinanciering van het Kadaster en het Nieuw Handelsregister) van kracht zijn, die in de Bestuurlijke Regiegroep dienstverlening en e-overheid zijn gemaakt.

Brede aanpak en regie

• De in het Nationaal Uitvoeringsprogramma (NUP) – een aanvulling op het «Actieprogramma betere dienstverlening» – gemaakte afspraken worden jaarlijks in de maand oktober gemonitoord. De grote lijn die uit deze meting kan worden getrokken is dat de voortgang bij de bouw van de e-overheidsbouwstenen op schema ligt. De aansturing van dit programma verloopt via de Regiegroep Dienstverlening en e-overheid;

• Het innovatiebeleid van publieke dienstverlening is in 2009 vorm gegeven binnen het kader van de Visie op Dienstverlening (Tweede Kamer, 2007–2008, 29 362, nr.137) en de Lange Termijn Strategie Nederland Ondernemend Innovatieland (Tweede Kamer, 2007–2008, 29 362, nr.120). In de kabinetsreactie op het rapport van de Adviesraad voor het Wetenschap- en Technologiebeleid «Meer laten gebeuren» heeft de staatssecretaris van BZK namens het kabinet aangekondigd de doorstroming van kennis en innovaties van publieke dienstverlening in de publieke sector te zullen stimuleren (Tweede Kamer, 2008–2009, 29 362, nr. 144);

• In 2009 is een selectie gemaakt van bewezen succesvolle innovaties van publieke dienstverlening. Deze geselecteerde innovaties hebben een merkbaar effect op een betere dienstverlening; ook zijn prijzen uitgereikt. Er is onderzoek uitgevoerd naar de maatschappelijke kosten en baten van de geselecteerde innovaties, zodat deze gefundeerd kunnen worden uitgedragen naar andere organisaties. In 2009 is met deze activiteiten vooral gezocht naar het verbinden van verschillende initiatieven en organisaties;

• In 2009 is goede vooruitgang geboekt met het terugdringen van de regeldruk bij gemeenten: er is intussen 23% reductie behaald. Bijna alle gemeenten zijn actief in het terugdringen van de regeldruk en het verbeteren van de dienstverlening. 65 gemeenten hebben het «pioniertraject bijstand» afgerond. Circa 60% van de gemeenten vraagt minder dan 10 bewijsstukken bij de aanvraag van bijzondere bijstand, daarvoor werden gemiddeld 35 bewijsstukken gevraagd. De helft van de gemeenten gebruikt niet langer een maandelijks rechtmatigheidsformulier voor de bijstand. Vanaf eind 2009 zijn 210 gemeenten aangesloten op geautomatiseerde kwijtschelding van gemeentelijke belastingen;

• Het aantal door de i-teams vastgestelde realisatieplannen bedraagt 348, voor de resterende gemeenten is actie ondernomen om dit alsnog te doen;

• Het programma EGEM is per 1 januari 2010 gestopt. Een deel van de werkzaamheden is overgenomen door KING, een onderdeel van de VNG;

• Het Europese netwerk rond het verminderen van de Europese Regeldruk heeft geresulteerd in het in Europees verband overnemen van de door Nederland ontwikkelde systematiek om de administratieve lasten in beeld te krijgen en te verminderen. Ook is er een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de Europese regelgeving voor burgers en professionals;

• De top10 aanpak mediationvaardigheden – een slimme aanpak om conflicten tussen overheid en burger te voorkomen óf beter te behandelen – is verkozen tot één van de vijf meest excellente verbeteringen in de publieke dienstverlening en is geëindigd op de tweede plaats tijdens European Public Service Award. Het inzetten van mediationvaardigheden wordt het komend jaar door de Europese Commissie en het European Institute voor Public Administration als één van de vijf meest excellente verbetering van de publieke dienstverlening in Europa uitgedragen;

• BZK reduceert deze kabinetsperiode de interbestuurlijke lasten door het stroomlijnen, vereenvoudigen en uniformeren van de interbestuurlijke informatie, door het terugdringen van verantwoordingslasten van medeoverheden aan het Rijk en door vermindering van het aantal specifieke uitkeringen en te sturen op hoofdlijnen en versobering van het interbestuurlijke toezicht. Het percentage tijdige aanleveringen van de Single Information Single Audit verantwoording nam in 2009 met 6% toe tot 93%. SiSa heeft reeds gezorgd voor een structurele vermindering van de verantwoordings- en controlelasten;

• Voor het project administratieve lastenvermindering voor professionals heeft BZK in 2009 de nulmetingen in de domeinen Veiligheid, Onderwijs, Zorg en Sociale Zekerheid afgerond. Er zijn expertmeetings georganiseerd om genomen en voorgenomen maatregelen te toetsen op merkbaarheid voor de professional. De noties die uit de nulmetingen naar de knelpunten voor professionals naar voren komen blijken sectoroverstijgend te zijn en hebben betrekking op gebruiksonvriendelijke automatiseringssystemen, onbegrijpelijke formulieren, gebrekkige interne en externe informatie-uitwisseling en ongerichte en ongeplande adressering van beleid. Deze knelpunten zijn aangepakt door het verbeteren van automatisering, formulieren, interne en externe communicatie, vaste verandermomenten en mediationvaardigheden. In juni 2009 is het boek «Beroepstrots, een ongekende kracht» gepresenteerd. Daarbij is aandacht gegenereerd voor een alternatieve bestuursfilosofie over de aansturing van professionals. Hiermee is bijgedragen aan een kwalitatieve discussie over de inzet van professionals in de openbare sector.

Persoonsinformatiebeleid

• Het persoonsinformatiebeleid in relatie tot veiligheid is opgenomen in de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Brouwer-Korff over veiligheid en privacy en de evaluatie van de Wet bescherming persoonsgegevens (Tweede Kamer, 2009–2010, 31 051, nr. 5);

• Het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude (CMI) is in 2009 doorontwikkeld tot het loket voor informatie, adviesvragen en meldingen van geconstateerde fouten in identificerende persoonsgegevens in overheidsregistraties en vermoedens van fraude met deze persoonsgegevens;

• Informatiebeveiliging vroeg ook in 2009 de aandacht. Het Kabinetsprogramma Cybercrime en ICT-veiligheid is mede in samenwerking met de ministers van Justitie en Economische Zaken opgepakt;

• BZK is in 2009 gestart met het ontwerpen van de Registratie niet-ingezetenen. Het wetsvoorstel wordt nu geïntegreerd in het wetsontwerp Basisregistratie personen. De technische en organisatorische ontwerpen zijn in het stadium van toetsing door betrokken partijen gebracht. Aan het parlement is de startbrief RNI aangeboden (Tweede Kamer, 2008–2009, 27 859, nr. 26);

• In 2009 zijn de vereisten geformuleerd ten behoeve van de aanbesteding reisdocumenten inzake de opname op termijn van de volwaardige elektronische handtekening;

• De grootschalige pilot van de EU (roepnaam STORK) ten behoeve van de interoperabiliteit van elektronische identificatiemiddelen is niet afgerond in 2009 en nog gaande. Wel heeft deze reeds geleid tot door de Europese Commissie geaccepteerde indeling van betrouwbaarheidsniveaus van identificatie en authenticatie;

• Het onderzoek om een betrouwbare en betaalbare generieke oplossing te vinden om burgers in het buitenland van een DigiD te voorzien, is niet afgerond in 2009. Wel is met de Sociale Verzekeringsbank een oplossing gerealiseerd voor diegenen in het buitenland die bij de SVB bekend zijn en die in het bezit zijn van een Sofinummer;

• In 2009 is DigiD-machtigen (voorheen Gemeenschappelijke Machtigingsvoorziening) gerealiseerd, waarmee burgers een ander kunnen machtigen om namens hen (bepaalde) zaken met de overheid te doen. Aan het eind van het jaar is een eerste pilot gestart met Regelhulp. Overheidsdienstverleners kunnen – conform de afspraak in NUP – per 1 januari 2010 op deze voorziening aansluiten. Het machtigen van anderen door bedrijven is opgepakt in het kader van e-Herkenning van het ministerie van EZ;

• Het aangekondigde onderzoek naar het gebruik van het burgerservicenummer (BSN) en DigiD buiten de overheid is niet afgerond in 2009. Wel is een bredere discussie gestart; tevens is een wetsvoorstel gebruik BSN in de financiële sector in voorbereiding.

Informatie-infrastructuur

• De overheidsservicebus (nu Digikoppeling) is gerealiseerd en in beheer genomen door Logius. Deze voorziening kan nu door alle overheidsorganisaties worden gebruikt. De terugmeldfaciliteit (nu Digimelding) is gereed en is ook in beheer genomen door Logius. Om invulling te geven aan de verdere ontwikkeling van het stelsel van basisregistraties en de daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen, is het ICTU-programma Renoir in 2010 gecontinueerd. Dit programma is ook het contactpunt voor vragen en ondersteuning op dit vlak;

• Alle overheden die vallen onder de Dienstenwet nemen deel aan het Dienstenloket. Van deze overheden maken 357 gemeenten, alle provincies en 26 waterschappen gebruik van de standaard van Samenwerkende Catalogi en zijn derhalve klaar met de implementatie. BZK heeft in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken een proces afgesproken om die gemeenten die eind december 2009 nog niet aan deze standaard voldeden vooralsnog tijdelijk in het Dienstenloket op te nemen en deze gemeenten te ondersteunen bij een spoedige technische implementatie van Samenwerkende Catalogi. De producten van rijksoverheidsorganisaties worden vanuit een centraal beheerde database geleverd en zijn tevens vindbaar via Samenwerkende Catalogi;

• In 2009 heeft BZK met de Unie van Waterschappen een intentieverklaring afgesloten over verstrekking en hergebruik van geografische informatie;

• In 2009 is de Nederlandse Overheids Referentie Architectuur doorontwikkeld. De op bestuurders gerichte strategiekatern is met brede stemming tot stand gebracht en door BZK aanbevolen aan alle medeoverheden.

Instrumenten

2009 Realisatie
Direct contact met doelgroepen Ja
Merkbare betere dienstverlening met minder administratieve lasten voor burgers Ja
Brede aanpak en regie Ja
Persoonsinformatiebeleid Ja
Informatie-infrastructuur Ja

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Basiswaarde peildatum 2007 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Aantal gemeenten, provincies en waterschappen dat decentrale regelingen publiceert cf landelijke standaard   56 84 240 81 gemeenten, 5 provincies en 4 waterschappen
Bron: overheid.nl monitor          
Bestuurlijk geaccordeerde realisatieplannen (i-teams)   75   345 348
Bron: Voortgangsrapportage regeldruk BZK          
Vermindering van de administratieve lasten gemeenten(netto) Nulmeting 2008 0%   Geen streefwaarde en geen realisatiewaarde voor 2009 beschikbaar (de streefwaarde is 25% in 2011)  
Bron: voortgangsrapportage Administratieve lasten          
Oordeel over overheidsdienstverlening ivm een levensgebeurtenis   6,7   7 6,6
Bron: Onderzoek naar de kwaliteit van de overheidsdienstverlening éénmeting 2009          
Oplossen 10 knelpunten 2007 vaststelling top 10 knelpunten     Doelstelling is dat alle knelpunten in 2011 zijn opgelost. Geen tussentijdse streefwaarden bepaald.  
Bron: Voortgangsrapportage regeldruk BZK          
Reductie administratieve lasten burger in out-of-pocket kosten en tijd in procenten t.o.v. ultimo 2002   17 % in tijd, 21% in kosten     28% in tijd, 21% in kosten
Bron: Voortgangsrapportage regeldruk BZK          
Oplossen Top 5 professionals binnen domeinen veiligheid, zorg, sociale zekerheid en onderwijs   0 uit 5   Doelstelling is dat alle knelpunten in 2011 zijn opgelost. Geen tussentijdse streefwaarden bepaald.  
Bron: Voortgangsrapportage regeldruk BZK          
Vermindering interbestuurlijke lasten   0%   Geen streefwaarde en geen realisatiewaarde voor 2009 beschikbaar (de streefwaarde is 25% in 2011)  
Bron: Voortgangsrapportage regeldruk BZK          

Operationele doelstelling 7.3: Het beschikbaar stellen, optimaliseren en stimuleren van het gebruik van overheidsbrede infrastructurele ICT-voorzieningen.

Doelbereiking

De kerntaak van de gemeenschappelijke beheerorganisatie Logius (voorheen GBO.Overheid) is het beheren van overheidsbrede ICT-voorzieningen en het gebruik hiervan bevorderen. Het betreft voorzieningen op het gebied van toegang, gegevensuitwisseling, informatiebeveiliging en standaardisatie. Logius stimuleert overheidsorganisaties gebruik te maken van haar voorzieningen onder andere door (potentiële) afnemers te bezoeken, voorlichtingsmiddagen te organiseren en evenementen te bezoeken. Hieronder volgt een toelichting van de belangrijkste bereikte doelen per productlijn.

Toegang

• In 2009 zijn 85 overheidsorganisaties aangesloten op DigiD voor Burgers waarmee het totaal op 31 december is gekomen op 499. Op 31 december 2009 beschikten 7,5 mln. burgers over een DigiD-inlogcode, waarvan ruim de helft geschikt is voor sms-authenticatie. In 2009 is besloten over het gebruik van DigiD voor de toegang tot het Elektronisch Patiëntendossier. Daarnaast is DigiD aangepast aan de Webrichtlijnen, zodat overheidsorganisaties kunnen voldoen aan de eisen van het Keurmerk Drempelvrij.

Gegevensuitwisseling

• In 2009 zijn bijna 19 mln. berichten verstuurd over de Overheidstransactiepoort (OTP), een stijging van 20% ten opzichte van 2008;

• In 2009 is het project Implementatie Koppelnet Publieke Sector (KPS) 2009 afgerond. Onderdeel hierin is de inbeheername van Rijksconnect, hetgeen inmiddels ook is afgerond. Rijksconnect, onderdeel van Rijksweb, biedt de mogelijkheid netwerken te koppelen (ten behoeve van KPS). Op 9 november 2009 zijn de Terugmeldfaciliteit en de Stelselcatalogus in beheer genomen. Beide zijn bouwstenen van het Nationaal Uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid (NUP), evenals de reeds in beheer zijnde Overheidsservicebus die in september 2009 verbeterd is;

• Op 7 oktober 2009 heeft de stuurgroep van het Programma Standard Business Reporting (SBR) besloten het SBR programma integraal onder te brengen bij GBO.Overheid. Het SBR-programma (voorheen Nederlands Taxonomie project (NTP)) heeft procesinfrastructuur gerealiseerd waarmee leveranciers van financiële pakketten en accountants- en administratiekantoren jaarrekeningen, belastingaangiften en statistiekopgaven elektronisch kunnen samenstellen en uitwisselen.

Informatiebeveiliging

• GOVCERT.NL, het Computer Emergency Response Team van de Nederlandse overheid, ondersteunt de overheid bij preventie en afhandeling van ICT-gerelateerde veiligheidsincidenten. In 2009 hebben zich 139 veiligheidsincidenten voorgedaan. Dit is een daling ten opzichte van 2008 met 17 incidenten.

Standaardisatie

• Het Bureau Forum Standaardisatie ondersteunt het Forum en College Standaardisatie in het bevorderen van het gebruik van (open) standaarden voor de gegevensuitwisseling tussen overheden, burgers en bedrijven. In 2009 heeft het College ingestemd met de opname van 6 open standaarden op de lijst met open standaarden waarvoor een «pas toe of leg uit» afspraak geldt. Daarnaast is een lijst gemaakt met 41 gangbare open standaarden. In november is de beheerprocedure voor beide lijsten door het College vastgesteld;

• In mei 2009 heeft het College het strategiekatern NORA vastgesteld. In november heeft het College op basis van een evaluatie ingestemd met het voorstel van EZ om het mandaat van Forum en College te verlengen tot eind 2011.

Instrumenten

2009 Realisatie
DigiD (toegang) Ja
OverheidsTransactiePoort (OTP) (gegevensuitwisseling) Ja
GOVCERT.nl (informatiebeveiliging) Ja
Bureau Forum Standaardisatie (standaardisatie) Ja

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren 2007 2008 Streven 2009 Realisatie 2009
Klanttevredenheid DigiD 7,1
Klanttevredenheid GOVCERT.nl 7 7,7 7 7,6
Klanttevredenheid Overheid.nl 7,8 7,4 7 7,8
* TPM DigiD voor Burgers   Ja Ja Ja
TPM PKIoverheid   Ja Ja Ja
TPM Overheidstransactiepoort   Ja Ja Ja

Bron: kwaliteitsindex GBO.overheid en prestatiemeting 2009 E-overheid voor burgers

* Third part mededeling

Kengetallen Basiswaarde peildatum 2007 2008 2009
Totaal aantal overheidsorganisaties aangesloten op DigiD voor burgers   333 414 487
Totaal aantal burgers met een DigiD-inlogcode (in mln.)   6,1 6,8 7,54
Aantal DigiD-authenticaties per jaar (in mln.)   12,4 17,0 24,8
Totaal aantal Certificaatverstrekkers dat PKIoverheid certificaten mag uitreiken   4 5 7*
Totaal aantal overheidsorganisaties dat is aangesloten op Overheidstransactiepoort       8
Aantal berichten uitgewisseld via de Overheidstransactiepoort per jaar (in mln.)   13,5 14,9 21,2
Totaal aantal overheidsorganisaties dat een abonnement heeft op GOVCERT.NL   59 62 63

Bron: GBO.Overheid

* Het betreft 6 certificaatverstrekkers plus GemNet als wederverkoper.

Operationele doelstelling 7.4: Het in stand houden en optimaliseren van de reisdocumentketen en het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA.

Doelbereiking

Het GBA-stelsel en de reisdocumentenketen zijn belangrijke maatschappelijke basisvoorzieningen. De GBA, waarin de persoonsgegevens van ingezetenen van Nederland worden vastgelegd, is nodig om het openbaar bestuur te kunnen laten functioneren. De gegevens worden beschikbaar gesteld aan gebruikers die deze nodig hebben voor het uitvoeren van hun wettelijke of maatschappelijke taak. De reisdocumentenketen biedt burgers de mogelijkheid te reizen en zich te identificeren door middel van het voorzien in paspoorten en identiteitskaarten. De verantwoordelijkheid voor het beheer ligt binnen BZK bij het agentschap Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten.

GBA

Modernisering GBA

  Na het bestuurlijk akkoord op 5 maart 2009, gevolgd door de nieuwe start van het programma mGBA, zijn de volgende resultaten behaald: In de periode maart tot en met augustus 2009, de opbouw van de programmaorganisatie waaronder werving, inrichting en procedures Programmabureau en programmateam; overeenkomst met Stichting ICTU; vergroting draagvlak en zichtbaarheid bij belanghebbenden binnen en buiten de overheid; werkplan 2009, projectvoorstellen, plan van aanpak voor de besluitvorming positionering BZS-K; procedurehandboek werkwijze programma mGBA en glossary. In de periode september tot en met december 2009, afronden opstart en oplevering eerste producten waaronder versie 3.0 definitiestudie; eisenlijst; programma startarchitectuur; geactualiseerd programmaplan; projectinitiatiedocumenten GBA-V en BZS; aanbestedingsstrategie; projectplan Aanvullende Modules; onderzoek positionering BZS-K; releasekalender GBA-V en voorbereiding aanbesteding eerste release GBA-V; eerste openbare concept van het nieuwe Logisch Ontwerp. Daarmee ligt het programma modernisering GBA op schema, uitgaande van het in de stuurgroep vastgestelde programmaplan.

Verbeteren kwaliteit van de GBA

  In de voortgangsrapportage van 19 januari 2010 is de voortgang van het actieprogramma kwaliteit GBA uiteengezet. In 2009 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een versnelling doorgevoerd in de invoering van de GBA als basisregistratie. Gemeenten en overige GBA-afnemers zijn actief benaderd door een team van adviseurs. Daarnaast hebben bestuurlijke ambassadeurs aandacht voor het dossier gevraagd. De versnellingsactie heeft ertoe geleid dat er vorderingen zijn gemaakt. Veel gemeenten en afnemers zijn er in geslaagd op of net na 1 januari 2010 de GBA als basisregistratie in te voeren. In 2010 zal de Staatssecretaris de achterblijvers blijven aanspreken op hun verantwoordelijkheid om te voldoen aan de wettelijke verplichting. Onderdeel hiervan is de inzet van handhavende maatregelen bij die gemeenten en afnemers waar onvoldoende voortgang wordt bereikt.

  Ook op de overige maatregelen van het actieplan is de nodige voortgang bereikt. Zo heeft de Staatssecretaris in het voorjaar van 2009 een nulmeting uitgevoerd naar de kwaliteit van persoonsgegevens op een bepaald adres. In totaal 27 gemeenten hebben op willekeurig 500 adressen een huiscontrole uitgevoerd. Een uitkomst was dat ongeveer 95% van de gegevens overeenstemde met de registratie in de GBA.

  Ten slotte heeft de Staatssecretaris in 2009 de kaders voor het nieuwe evaluatie-instrument gepresenteerd. Onderdeel van het nieuwe evaluatie-instrument is de actieve rol van de Staatssecretaris om te komen tot een betrouwbare GBA. De Staatssecretaris vult deze rol in door op centraal niveau de kwaliteit monitoren door bestands- en consistentiecontroles uit te voeren.

Reisdocumenten

Opnemen vingerafdrukken in Nederlandse reisdocumenten

  De vingerafdrukken zijn conform de regelgeving van de Europese Unie ingevoerd in het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart. De uitgevende instanties zijn hiervoor voorzien van apparatuur en programmatuur, in casu de aanvraagstations.

Instrumenten

2009 Realisatie
Modernisering GBA Ja
Verbeteren kwaliteit van de GBA Ja
Betere afstemming tussen GBA en Burgerlijke Stand i.s.m. Ministerie van Just. Nee
Onderzoeken aansluiting bevolkingsadministratie BES bij GBA-stelsel Nee
Het blijven aanpakken van misbruik van reisdocumenten Nee
Opnemen vingerafdrukken in Nederlandse reisdocumenten Ja

Toelichting instrumenten

• In 2009 is door BZK en Justitie intensief gewerkt aan het wetsvoorstel Vereenvoudiging van en elektronische dienstverlening door de Burgerlijke Stand, waarin onder andere het gebruik van de GBA door ambtenaren van de burgerlijke stand bij het opmaken van akten wordt voorgeschreven. Gezien de vergaande wijzigingen die het wetsvoorstel op sommige onderdelen heeft voor de huidige werkwijze van ambtenaren van de burgerlijke stand, heeft onder andere zeer uitvoerig overleg plaatsgevonden met de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken. Dit heeft ertoe geleid dat het wetsvoorstel nog niet in 2009 kon worden ingediend. In het wetsvoorstel, dat begin 2010 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, zijn tevens de aanpassingen van de Wet GBA opgenomen, die voortvloeien uit de wijzigingen op het terrein van de burgerlijke stand;

• Bij het op gang komen van de uitvoeringstrajecten van het RSC in Bonaire bleek dat het noodzakelijk was om met voorrang twee aanvullende uitvoeringstrajecten te starten, kwaliteitsverbetering en gegevensverstrekking PIVA (het GBA-systeem op de Nederlandse Antillen en Aruba). Nu deze trajecten in gang gezet zijn, zijn ook beide toekomsttrajecten recentelijk gestart. Wat betreft de identiteitskaart BES-eilanden, is tijdens het Wetgevingsoverleg BES (op 18 januari 2010) aan de Tweede Kamer toegezegd, dat deze zo snel mogelijk wordt vervangen door de Nederlandse Identiteitskaart (NIK);

• De activiteiten samenhangend met het blijven aanpakken van misbruik van reisdocumenten zijn uitgevoerd. Het voorstel tot wijziging van de paspoortwet is echter niet ingediend in 2009. Indiening zal volgen in 2010. Reden is dat eerst de proef vermissing Document in Amsterdam geëvalueerd moesten worden. Tweede kamer is hierover per brief eind 2009 geïnformeerd (Tweede Kamer, 2009–2010, 32 123 VII, nr. 55).

Realisatie meetbare gegevens

Kengetallen Basiswaarde 2004 2007 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Percentage van gemeenten dat in een keer slaagt voor GBA-audit 33% 65% 71,3% 65% 86,9%

Bron: BZK/BPR

Toelichting

De audits bij gemeenten worden eens in de drie jaar uitgevoerd. Gemeenten worden vooraf ingedeeld in een kwartaal in een van de drie jaren. Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het laten uitvoeren van de audit. De huidige derde cyclus loopt van 1 juli 2007 tot en met 1 juli 2010. De gemeenten sturen nadat ze de audit hebben laten uitvoeren hun rapportage op naar de minister. Het insturen van de rapportage mag tot 5 maanden na het daadwerkelijk plaatsvinden van de audit. Het exacte cijfer over 2009 is daarom op moment van het uitkomen van dit jaarverslag nog niet bekend. In 2009 stonden er 142 gemeenten ingedeeld, waarvan inmiddels 99 rapportages zijn ontvangen en verwerkt. Van deze 99 zijn 86 gemeenten in een keer geslaagd voor de audit. Dat is 86,9 %.

Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort Onderwerp Nr. AD of OD Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Informatiebeleid Openbare Sector en administratieve lasten reducties voor burgers OD 7.2 en 7.3 2010 2010  
  Stelsel van reisdocumenten en GBA OD 7.4 2010 2010  

Arbeidszaken overheid (artikel 10)

Algemene beleidsdoelstelling

Ervoor zorgen dat de inzet van arbeid in de openbare sector bijdraagt aan betere prestaties van en mede daardoor aan meer legitimiteit van en meer respect voor overheidsorganisaties en hun werknemers.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Aandacht voor beleid ten aanzien van arbeidsvoorwaardenvorming en arbeidsmarkt dragen bij aan het aantrekken van voldoende en goed geschoolde werknemers en aan een divers personeelsbestand. Met het programma diversiteit wordt uitvoering gegeven aan het realiseren van de kabinetsdoelstellingen op het gebied van diversiteit. In 2008 zijn met de overheidswerkgevers bestuurlijke afspraken gemaakt over de aanpak in de diverse sectoren. De voortgang hiervan wordt gemonitoord. Verslag van de bereikte resultaten wordt gedaan in de Trendnota arbeidszaken overheid, die jaarlijks als bijlage bij de BZK-begroting verschijnt. De aantrekkelijkheid van het werken bij de overheid staat centraal bij het bestrijden van de interne bureaucratie door het verminderen van de administratieve lasten voor de professionals. Vanuit de veronderstelling dat een herkenbare overheid bijdraagt aan de legitimiteit van het overheidshandelen, was ook in 2009 het bevorderen van een divers samengesteld personeelsbestand een speerpunt van beleid. Ook acties die transparantie, het lerend vermogen en de integriteit van de overheid bevorderen, zoals de rapportage over topinkomens in de publieke en semi-publieke sector, het initiëren van bepaalde benchmarks, de aangepaste regeling ter bescherming van klokkenluiders en het voortzetten van het anoniem kunnen melden van integriteitsschendingen bij Stichting M (Meld Misdaad anoniem) dragen bij aan dit doel.

Het bevorderen van het met respect bejegenen van medewerkers die een publieke taak uitvoeren, staat centraal in het Programma Veilige Publieke Taak. Met dit programma wordt beoogd agressie en geweld tegen deze medewerkers aanmerkelijk te verminderen.

Externe factoren

De relevante externe factoren zijn niet van invloed geweest op het beleid, met uitzondering van het aanbod van voldoende gekwalificeerde mensen van allochtone afkomst. Dit is een knelpunt voor het werven voor functies waarvoor een hogere opleiding is vereist.

Realisatie meetbare gegevens

Op het niveau van de operationele doelstellingen zijn meerdere meetbare gegevens geformuleerd die goed weergeven wat de uitkomsten van de inspanningen van BZK zijn.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
10. Arbeidszaken overheid Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 62 978 66 295 191 133 67 162 59 819 87 358 – 27 539
               
Uitgaven 51 339 56 210 115 423 92 316 81 290 87 358 – 6 068
10.1 Apparaat 11 059 11 923 10 845 11 373 6 360 5 119 1 241
10.5 Uitkeringsregelingen 40 280 44 287 95 401 65 067 54 235 67 579 – 13 344
10.7 Vergroten aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever 0 0 6 050 7 167 8 777 8 529 248
10.8 Verbeteren kwaliteitdienstverlening 0 0 2 777 8 709 11 918 6 131 5 787
10.9 Verbeteren kwaliteitbedrijfsvoering 0 0 350 0 0 0 0
               
Ontvangsten 1 539 2 087 2 976 13 051 1 367 820 547

Financiële toelichting

De onderuitputting is als volgt te verklaren. Voor de compensatieregeling Ziektekosten en de Indonesische Pensioenen is minder uitgegeven (artikelonderdeel 10.5). In beide gevallen is sprake van minder gerechtigden dan oorspronkelijk geraamd. Anderzijds is in het kader van Veilig Publieke Taak (VPT) meer uitgegeven (artikelonderdeel 10.8). Om die meeruitgaven te dekken zijn bij Voor- en Najaarsnota middelen toegevoegd. De apparaatskosten waren te laag geraamd. Ook hiervoor zijn bij Voor- en Najaarsnota correcties gedaan.

Operationele doelstelling 10.5: Uitvoeren van pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen en het uitvoeren van een tijdelijke maatregel in verband met het koopkrachtverlies als gevolg van het afbouwen of afkopen van de tegemoetkoming in de ziektekosten van gepensioneerden van 65 jaar en ouder.

Doelbereiking

De pensioenregelingen zijn uitgevoerd, evenals de tijdelijke compensatiemaatregel voor gepensioneerden in verband met koopkrachtverlies.

Instrumenten

2009 Realisatie
Inhoudelijke en beleidsmatige ondersteuning van de SAIP Ja
Beschikbaar stellen van voldoende middelen voor het kunnen uitvoeren van de betreffende werkzaamheden en voor het kunnen uitbetalen van de uitkeringen Ja
De tijdelijke compensatiemaatregel voor het geleidelijker en evenwichtiger laten verlopen van de inkomenseffecten als gevolg van de afbouw of afkoop van de tegemoetkoming in de ziektekosten voor 65 plussers. Ja

Realisatie meetbare gegevens

Voor deze operationele doelstelling zijn geen meetbare gegevens beschikbaar. Het betreft hier alleen de uitvoering van regelingen op basis waarvan specifieke groepen aanspraak kunnen maken op een uitkering of pensioen.

Operationele doelstelling 10.7: Voldoende aanbod van goed gekwalificeerd overheidspersoneel en een divers samengesteld overheidsapparaat door het (binnen de gestelde financiële grenzen) bevorderen van de aantrekkelijkheid van de overheid als werkgever, de arbeidsproductiviteit en de arbeidsparticipatie.

Doelbereiking

De in 2008 met de Zelfstandige Publieke Werkgevers gemaakte bestuurlijke afspraken over een maatschappelijk herkenbare, gerespecteerde en legitieme publieke sector en over de arbeidsparticipatie en de arbeidsmarktpositie van de publieke sector zijn opgenomen in de speerpuntenbrief voor het arbeidsvoorwaardenoverleg bij de overheidssectoren. De voortgang van de afspraken over onder andere diversiteit, integriteit en veilige publieke taak is gemonitoord en is onderwerp van overleg tussen BZK en de in het Verbond Sectorwerkgevers Overheid (VSO) samenwerkende overheidswerkgevers. De resultaten worden jaarlijks toegelicht in de Trendnota Arbeidszaken Overheid (Tweede Kamer, 2009–2010, 32 124, nrs. 1–2).

De diversiteitsdoelstellingen van het kabinet voor overheid en onderwijs liggen op koers. In het bijzonder geldt dit voor het aandeel vrouwen dat instroomt, het aandeel vrouwen dat instroomt in topfuncties en de bevordering van arbeidsparticipatie van ouderen. De doelstelling ten aanzien van het aandeel allochtonen ligt echter niet op schema.

Ondanks dat de aandacht voor culturele diversiteit in de verschillende sectoren is toegenomen, zijn de huidige ontwikkelingen niet genoeg om de hoge ambitie te realiseren. Hier is een aantal redenen voor te noemen. Het aanbod is beperkt, de overheid is niet altijd een vanzelfsprekende werkgever en de publieke sector is met taakstellingen geconfronteerd. In de brief aan de Tweede Kamer van juni 2009 zijn dan ook aanvullende maatregelen aangekondigd, waarmee de ingeslagen koers met nog meer inzet wordt voortgezet (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 701, nr. 20). Zo is in samenwerking met de A&O-fondsen van Gemeenten, Provincies en Waterschappen het programma «De brug» gestart, waarmee door middel van concrete interventies een brug wordt geslagen tussen allochtone talenten en de drie sectoren. Daarnaast zijn (en worden) projecten ondersteund, zoals het actieplan van de Vereniging van Gemeentesecretarissen om het aandeel vrouwen en allochtonen te vergroten. Tot slot zijn werkgevers, onder andere door de inzet van het Landelijk Netwerk Diversiteitsmanagement en de diversiteitsindex, gefaciliteerd bij het vormgeven van hun diversiteitsbeleid.

De uitkomsten van de jaarlijkse monitoring van de ontwikkelingen op dit terrein zijn opgenomen in de Trendnota Arbeidszaken Overheid 2010 (Tweede Kamer, 2009–2010, 32 124, nr. 1 en 2).

Overheid en onderwijs zijn succesvol met het vergroten van de arbeidsparticipatie door het verder terugdringen van inactiviteit. Het kengetal dat de ontwikkeling van het aantal inactieven ten opzichte van het aantal actieven weergeeft, laat dit zien. Hoewel definitieve cijfers over 2009 pas beschikbaar zijn in juni 2010, zijn er geen indicaties dat de werkloosheid bij overheid en onderwijs als gevolg van de financiële en economische crisis oploopt.

Uit onderzoek in opdracht van BZK (SEO Economisch Onderzoek BV, 2009) blijkt dat het (verplichte) eigen risico dragen voor WW-uitkeringen door overheidswerkgevers zorgt voor een naar verhouding lager aantal ontslagen en daarmee een kleinere WW-instroom dan in de marktsector. Tegelijkertijd blijkt uit dat onderzoek dat de publieke sector naar verhouding meer oudere werknemers (50+) aanneemt. Het eigen-risicodragerschap WW belemmert dat dus niet. Het zorgt echter wel voor een naar verhouding kleiner aantal baanstarts van werklozen in de publieke sector. Dat effect weegt echter niet op tegen de vele voordelen van het eigen-risicodragerschap WW voor overheidswerkgevers.

Door de financiële en economische crisis in 2009 is de arbeidsmarktpositie voor overheid en onderwijs op de korte termijn verbeterd. De relatieve ongevoeligheid voor de effecten van de crisis op korte termijn maakt een baan bij de overheid en het onderwijs aantrekkelijker. Vanwege de relatief goede baanmogelijkheden in de publieke sector op korte termijn is actief geïnvesteerd in bemiddeling via de UWV mobiliteitscentra van werkzoekenden naar publieke werkgevers. Op de langere termijn leidt de pensionering van de babyboomgeneratie tot een grote vervangingsvraag. Daarnaast zal er door de verslechterde overheidsfinanciën minder geld beschikbaar zijn. Voor het op peil houden van de dienstverlening is het tegelijkertijd van wezenlijk belang dat de werkgevers in deze sectoren kunnen concurreren op de arbeidsmarkt. Dat vergt fundamentele keuzes. In 2009 is daarom samen met het VSO en de bonden van overheidspersoneel een traject gestart om te komen tot een gezamenlijk gedragen agenda voor het Arbeidsmarktbeleid bij de overheid.

De financiële en economische crisis maakte in 2009 een duidelijke vertraging in de loonontwikkeling noodzakelijk. Veel overheids-CAO’s liepen net als in de marktsector echter door in 2009; op jaarbasis is daarom sprake van een vertraagde reactie. Het kabinet heeft de sociale partners niet opgeroepen om de CAO’s open te breken. De gemiddelde loonontwikkeling bij de voor 2009 geldende CAO’s bedroeg op jaarbasis bij de overheid 3% tegenover 2,9% in de markt.

Het sociaal akkoord van 24 maart 2009 is wel een duidelijk keerpunt gebleken naar een loonontwikkeling rond inflatieniveau voor nieuwe na maart 2009 afgesloten CAO’s. Gegeven de verslechterde overheidsfinanciën zet het kabinet voor de publieke sector in op een structurele loonontwikkeling van 0%. Dat heeft ertoe geleid dat ultimo 2009 voor een aantal overheidssectoren nog geen CAO kon worden afgesloten.

De ABP-premies maken een belangrijk onderdeel uit van de totale loonkosten voor overheidswerkgevers. De gevolgen van de economische crisis op de financiële positie van het ABP, leidde in 2009 tot een tijdelijke herstelopslag op de premie vanaf 1 juli. In 2009 zijn tussen VSO en bonden oriënterende besprekingen gestart over de financiële houdbaarheid van de pensioenregeling op langere termijn. Daarbij spelen de uitkomsten van de door SZW naar aanleiding van de financiële crisis ingestelde pensioencommissies een rol.

Ten behoeve van de instandhouding van een adequaat overlegstelsel wordt onder andere jaarlijks subsidie verleend aan de Stichting Centrum Arbeidsverhoudingen voor Overheidspersoneel, aan de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen en het Verbond Sectorwerkgevers Overheid. Ook in 2009 is deze bijdrage betaald.

Instrumenten

2009 Realisatie
Toedelen van de arbeidsvoorwaardenruimte aan de sectoren. JaMaken van bestuurlijke afspraken met de ZPW (Zelfstandige Publieke Werkgevers) met betrekking tot de prioriteiten van het kabinet in het kader van het arbeidsvoorwaardenoverleg; bijvoorbeeld het verminderen van de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. Ja
Op basis van gesignaleerde specifieke arbeidsmarktknelpunten in overleg met de betrokken overheidswerkgevers faciliteren van sectoren door het aandragen van mogelijke oplossingen en/of instrumenten. Ja
Voeren van overleg met de sectoren over het aantrekkelijk maken en houden van het arbeidsvoorwaardenpakket, bijvoorbeeld door rekening te houden met individuele voorkeuren en prestaties. Ja
Voeren van overleg met de overheidswerkgevers en overheidswerknemers over mogelijkheden met betrekking tot het tegengaan van arbeidsuitval bijvoorbeeld door het vergroten van functieflexibiliteit, het voeren van een leeftijdsbewust personeelsbeleid en het benadrukken van de activerende werking van de sociale zekerheidsarrangementen. Ja
In stand houden van een adequaat overlegstelsel door de subsidiëring van de Stichting Verdeling Overheidsbijdragen en de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel. Ja
Volgen van de uitwerking van de bestuurlijke afspraken met de ZPW over de ontwikkeling van het aantal in dienst zijnde vrouwen, van het aantal in dienst zijnde allochtonen en hun doorstroommogelijkheden naar hogere posities en van het langer in dienst houden van oudere werknemers. Ja
Op sectoraal niveau inzichtelijk maken van de ontwikkelingen, onder andere via de Trendnota Arbeidszaken Overheid. Ja
Faciliteren van de sectorwerkgevers ten behoeve van het behalen van de doelstellingen via kenniskringen en via de diversiteitsindex. Ja
Bevorderen van de afstemming tussen de sectoren met betrekking tot een verantwoorde loonontwikkeling en op het terrein van de pensioenen, onder andere door het subsidiëren van het Verbond Sectorwerkgevers Overheid. Ja
Via bestuurlijk overleg en overreding stimuleren van de overheidswerkgevers tot het beperken van de arbeidsuitval door het terugdringen van het ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid, vervroegde uittreding en door een doelmatige toepassing van re-integratiemaatregelen en van overheidsorganisaties tot minder ondoelmatigheid door bijvoorbeeld het terugdringen van overhead. Ja
Bieden van instrumenten zoals benchmarking en best practises aan de sectoren om de arbeidsproductiveit te vergroten, bijvoorbeeld in het kader van slimmer werken. Ja

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Basiswaarde peildatum 2007 Waarde 2007 Waarde 2008 Streefwaarde 2009 Realisatiewaarde 2009
Percentage allochtonen in het personeelsbestand van de publieke sector 5,6% 5,6% 5,9% 7,0% 1)
Percentagevrouwen in de instroom in topfuncties in de publieke sector 31% 31% 43% Minimaal 30%  
Percentage vrouwen in de nieuwe instroom voor de overige functies 58% 58% 59% 50%  

Bron: Abp, GBA

1 De cijfers over 2009 zijn pas medio 2010 beschikbaar en kunnen daardoor niet opgenomen worden in het jaarverslag 2009. Ze worden wel opgenomen in de Trendnota Arbeidszaken Overheid 2011, die in september 2010 verschijnt.

Toelichting

Gegeven de huidige verschillen in bezetting in sectoren en het aanbod waarover een sector kan beschikken, kunnen ten aanzien van de bovenstaande indicatoren per sector afwijkende afspraken worden gemaakt. In sommige beroepsgroepen bestaat bijvoorbeeld meer dan de helft van de medewerkers uit vrouwen, maar daarbij is ook vaak de populatie (het aanbod) overwegend vrouw.

Indicatoren Basiswaarde peildatum 2005 Waarde 2007 Waarde 2008 Streefwaarde 2009 Realisatiewaarde 2009
Percentage uitstroom naar inactiviteit in groep50+ werknemers 9,6% 3,8% 3,6% 6% *

Bron: Abp, GBA, UWV

* De cijfers over 2009 zijn pas medio 2010 beschikbaar en kunnen daardoor niet opgenomen worden in het jaarverslag 2009. Ze worden wel opgenomen in de Trendnota Arbeidszaken Overheid 2011, die in september 2010 verschijnt.

Toelichting

De cijfers liggen ruim beneden het streefcijfer. Dat kan deels veroorzaakt zijn doordat in 2004 en 2005 een extra vroegtijdige uitstroom heeft plaats gevonden, vooruitlopend op versobering van de pensioenregeling per 1 januari 2006.

Kengetal Basiswaarde peildatum 2005 Waarde 2007 Waarde 2008 Streefwaarde 2009 Realisatiewaarde 2009
Driejarig gemiddelde afwijking loonontwikkeling overheid ten opzichte van de markt in procenten – 0,3% 0,4% 0,9% Nvt 0,5%

Bron:

2007, 2008: Voorjaarsrapportage CAO-afspraken 2008 en 2009

2009: Najaarsrappotage CAO-afspraken 2009

Toelichting

De gemiddelde contractloonmutatie in de overheidssectoren bedroeg in 2009 op jaarbasis 3,0%. Voor de marktsector was dit 2,9%. Hierbij wordt aangetekend dat het percentage voor de overheid een voorlopig karakter heeft, omdat het betrekking heeft op slechts 62% van de werknemers (marktsector 90%). Aangezien voor 2009 nog CAO’s moeten worden afgesloten voor gemeenten, provincies en waterschappen en de loonontwikkeling na het sociaal akkoord van maart 2009 duidelijk is gedaald, mag worden verwacht dat de gemiddelde contractloonmutatie bij de overheid over 2009 uiteindelijk lager uitkomt. Een meer definitief cijfer komt in juni 2010 beschikbaar in de voorjaarsrapportage CAO-afspraken 2010. De afwijking in loonontwikkeling tussen overheid en markt als voortschrijdend driejaarsgemiddelde (op basis van het voorlopige cijfer 2009) bedraagt in 2009 + 0,5%.

Kengetal Basiswaarde peildatum 2005 Waarde 2007 Waarde 2008 Streefwaarde 2009 Realisatiewaarde 2009
Verhouding inactieven / actieven indexcijfer ontwikkeling aantal inactieven (arbeidsongeschikt, ziek, werkloos) t.o.v. het aantal actieven. (2006 = 100) 109 94 90 N.v.t. *

Bron: Abp, GBA, UWV

* De cijfers over 2009 zijn pas medio 2010 beschikbaar en kunnen daardoor niet opgenomen worden in het jaarverslag 2009. Ze worden wel opgenomen in de Trendnota Arbeidszaken Overheid 2011, die in september 2010 verschijnt.

Toelichting

Uitgedrukt ten opzichte van het aantal actieve werknemers bij overheid en onderwijs is het aantal inactieven door ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid ten opzichte van 2005 met 17% afgenomen.

Operationele doelstelling 10.8: Het bevorderen van integriteit, transparantie/rekenschap en kostenbewustzijn van overheidsorganisaties en het bevorderen van een meer respectvolle behandeling van werknemers in de publieke sector.

Doelbereiking

Voor het versterken van het integriteitsbesef en het bevorderen van een evenwichtig en samenhangend integriteitsbeleid bij publieke organisaties wordt subsidie verstrekt aan het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS), onderdeel van het CAOP. Dit bureau zorgt voor kennisdeling en uitwisseling, zowel nationaal als internationaal, door het organiseren van integriteitsbijeenkomsten, het geven van presentaties, het ontwikkelen van instrumenten en leidraden en het faciliteren van diverse opleidingen en workshops op het gebied van integriteit. In 2009 is de Dag van de Integriteit georganiseerd. Het afgelopen jaar is de klokkenluidersregeling voor de sectoren Rijk en Politie ingrijpend verbeterd met als resultaat het «Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie» dat op 1 januari 2010 in werking is getreden (Staatsblad 2009, 572). De sector Defensie zal op korte termijn volgen met een aan de regeling voor de sectoren Rijk en Politie gelijkluidende regeling.

Op 10 juli 2009 is de oprichting van een landelijk advies- en verwijspunt klokkenluiden voor zowel de publieke als de private sector aangekondigd, waarbij het Britse Public Concern at Work als voorbeeld heeft gediend. Op 10 december 2009 is de Tweede kamer geïnformeerd over de voortgang. Op basis van een uitgevoerde verkenning is onderbrenging van het advies- en verwijspunt bij de Nationale ombudsman nu een serieuze optie. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vervanging van de Commissie integriteit overheid door een Onderzoekspunt integriteitsschendingen overheid. De voortgangsbrief is met de Kamer besproken en heeft geleid tot de motie Heijnen c.s. die op 17 december 2009 is aangenomen. Hierin verzoekt de Kamer de regering het advies- en verwijspunt alsmede het Onderzoekspunt integriteitsschendingen overheid bij de Nationale ombudsman onder te brengen. Naar aanleiding van deze ontwikkeling zal begin 2010 nadere besluitvorming in de Ministerraad plaatsvinden.

Voor de professionals in de domeinen zorg, onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid is de inzet om de grootste ergernissen op het gebied van regeldruk in hun dagelijks werk weg te nemen. Vastgesteld is inmiddels hoe groot die lastendruk binnen het werk van die professional feitelijk is en wat de belangrijkste irritaties en knelpunten en mogelijke oplossingen zijn.

De irritaties blijken sectoroverstijgend te zijn en hebben betrekking op gebruiksonvriendelijke automatiseringssystemen, onbegrijpelijke formulieren, gebrekkige interne en externe informatie-uitwisseling en ongerichte adressering van beleid.

De aanpak richt zich vooral op verbeteren van automatisering, formulieren en communicatie, toepassen van mediationvaardigheden en het uitbreiden van Vaste Verander Momenten. De resultaten van de succesvolle conferentie in juni 2009 over beroepstrots hebben ertoe geleid dat de mogelijkheden worden verkend om gezamenlijk met verschillende beroepsverenigingen een stichting beroepskwaliteit publieke sector op te richten. Daarnaast is vermeldenswaard dat er ook een meldpunt is ingericht waar professionals specifieke situaties kunnen aankaarten.

Voor het meten van medewerkerstevredenheid en beleving van medewerkers ten aanzien van integriteit en veiligheid in publieke organisaties is de Internetspiegel ontwikkeld. Met dit instrument is het mogelijk om prestaties op bepaalde terreinen af te zetten tegen scores van andere publieke organisaties. Reeds 350 publieke organisaties maken gebruik van dit instrument. Door het steeds verder toenemende gebruik blijkt het goed mogelijk ook op enkele terreinen gehanteerde beleidsveronderstellingen kritisch te toetsen. Zo is bijvoorbeeld vast komen te staan dat een toename van procedures en wettelijke verplichtingen in bepaalde sectoren afbreuk doet aan het integriteitsbesef onder het personeel. Het afgelopen jaar heeft de Benchmark Shared Services (BSS) – ingesteld om ervaringen van organisaties op dit terrein met elkaar te delen – in het teken gestaan van uitbreiding van het aantal deelnemers en inhoudelijke ontwikkeling van zogenaamde benchmarkmodules. Eind 2009 namen bijna 40 organisaties uit 5 sectoren aan de benchmark deel. Drie inhoudelijke modules zijn opgeleverd en in gebruik genomen, voor drie andere modules is de ontwikkeling gestart. De VSNU heeft eind 2009 voor de aangesloten universiteiten besloten te participeren in de Benchmark.

De uitvoering van het programma Veilige Publieke Taak, met als doel het tegengaan en bestrijden van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak, ligt wat betreft de voorgenomen activiteiten op koers. In november 2009 is de landelijke campagne «Meer veiligheid op straat» gestart, het plan van aanpak om de aangiftebereidheid te verhogen is gereed, er is een systeem ontwikkeld om de informatie-uitwisseling tussen werkgevers over risicopersonen en risicolocaties te bevorderen en de eenduidige landelijke afspraken tussen politie en OM over opsporing en vervolging zijn zo goed als afgerond. Heel concreet is er in het kader van de stimuleringsregeling voor € 1,6 mln. bijgedragen aan projecten, vond op 8 oktober 2009 de tweede VPT-beurs plaats, is de Veilige Publieke Taak AWARD voor het eerst uitgereikt en is de helpdesk Schadeverhaal gerealiseerd. Medio 2009 is de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer van start gegaan. Partijen uit het openbaar vervoer spannen zich gezamenlijk in om agressie en geweld in het openbaar vervoer terug te dringen.

De laatste meting van het aantal voorvallen van ongewenst gedrag waarmee werknemers met een publieke taak zijn geconfronteerd, laat een marginale vermindering zien (65% in 2009 ten opzichte van 66% in 2007). Daarnaast blijkt – op basis van diverse metingen – nog onvoldoende voortgang in de aanpak van agressie en geweld door werkgevers, vooral als het gaat om de invoering van dadergerichte maatregelen. Hieruit blijkt eens te meer dat het om een taai en hardnekkig probleem gaat waar een lange adem voor nodig is om dit weer om te buigen. Vooralsnog blijven de effecten dan ook achter bij de inspanningen die gedaan worden.

In de komende jaren is een stevige intensivering van de huidige activiteiten – met de nadruk op het uitvoeren van de plannen in de praktijk – noodzakelijk om zicht te houden op het realiseren van de doelstelling voor 2011 (51%).

Instrumenten

2009 Realisatie
Bevorderen van het gebruik van integriteitsprotocollen en van integriteitscans door het beschikbaar stellen van voorbeeldmodellen en best practices. Ja
Verder verbeteren van de positie c.q. de bescherming van klokkenluiders door het ondersteunen van de sectoren Rijk en Politie door middel van het aanpassen van bestaande regelgeving. Ja
Onderhouden van het meldpunt integriteitsschendingen. Ja
Verder uitbouwen van de uniforme registratie van integriteitsschendingen. Ja
Bevorderen van het gebruik van benchmarks. Ja
Rapporteren over de hoogte van de publiek gefinancierde topinkomens in de (semi-)publieke sector. Ja
Bevorderen van het gebruik van codes door het beschikbaar stellen van best-practises en voorbeelden. Ja
Kennis- en informatieoverdracht via diverse internetsites. Ja
Bevorderen van prestatievergelijking op thema’s als overhead. Ja
Verminderen van overbodig toezicht. Ja
Afstemmen van beleid en activiteiten van overheidswerkgevers met betrekking tot agressie en geweld. Ja
Opnieuw meten van het aantal meldingen van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Ja
Ontwikkelen van sectorbrede instrumenten voor een effectieve aanpak van agressie en geweld. Ja
Stimuleren en faciliteren van door (sector)werkgevers zelf te ontwikkelen instrumenten, onder andere door financiële ondersteuning. Ja
Voortzetten van de publiekscampagne voor het uitdragen van de landelijke normstelling. Ja
Evalueren van de eenduidige afspraken tussen politie en OM. Ja
Verbeteren van de mogelijkheden van verhaal van schade/letsel op daders. Ja
Opzetten van een kennisbank Veilige Publieke Taak. Ja

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Basiswaarde peildatum 2006 2007 2008 Streefwaarde 2009 Realisatiewaarde 2009
Afname van het aantal meldingen van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak   66%   56% 65%
Percentage organisaties in de openbare sector (cf. WOPT) dat melding maakt over topinkomens 50 90 92 94 96
Percentage van het aantal organisaties in de openbare sector dat integriteitschendingen registreert   54   72 * 60%
Toename in procentpunten van het aantal organisaties in de openbare sector dat haar medewerkertevredenheid meet     10 10 10%

Bron:

Indicator 1: Onderzoek «Aard en omvang van ongewenst gedrag tegen werknemers met een publieke taak. Een vervolgonderzoek» (www.veiligepublieketaak.nl)

Indicator 2: Jaarlijkse topinkomens rapportage aan de Kamer

Indicator 3: Inventarisatie integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie 2009, ministerie van BZK

Indicator 4: Website Internetspiegel (http://www.internetspiegel.nl)

* Uit het AR rapport «stand van zaken integriteitszorg Rijk 2009» blijkt dat ten opzichte van 2007 geen significante stijging is waar te nemen in het aantal organisaties dat integriteitsschendingen/meldingen registreert en dat er geen aanleidinig is om te veronderstellen dat dit bij andere sectoren wel het geval is.

Kwaliteit Rijksdienst (artikel 11)

Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van de kwaliteit van het personeel, het management en de organisatie van het Rijk, het inkoopmanagement, de informatievoorziening, facilitaire dienstverlening en huisvestingsbeleid binnen het Rijk.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De algemene doelstelling is gericht op het functioneren van de totale rijksoverheid. Een goed functionerende overheid, die integer, effectief en kostenbewust is, vergroot de legitimiteit van het overheidshandelen.

In 2009 zijn de volgende mijlpalen bereikt:

• De Tweede Kamer heeft ingestemd met het voorstel om de huisvesting van de ministeries in het centrum van Den Haag verder te concentreren;

• Met de instelling van de baten-lastendienst 4FM per 1 april 2010 wordt de samenwerking op facilitair gebied tussen de ministeries van BuiZa, SZW, VROM en V&W vormgegeven. In 2009 is de aanzet tot de baten-lastendienst 4FM vormgegeven;

• De Ministerraad heeft besloten over de implementatie van het functiegebouw Rijk bij alle departementen binnen de Rijksdienst;

• De Tweede Kamer is akkoord met sturingsinstrument voor externe inhuur;

• Het programma Digitale Werkomgeving Rijksdienst (DWR) werkt aan een uniforme ICT-werkplek voor de hele Rijksdienst;

• Er is gewerkt aan de nieuwe desktop voor 21 000 werkplekken;

• Alle ministeries beschikken over een Chief Information Officer (CIO);

• Bureau Gateway is ingericht. In 2009 zijn 84 personen opgeleid tot Gateway-reviewer en zijn 7 Gateways uitgevoerd;

• De Ministerraad is akkoord gegaan met de oprichting van één archieforganisatie voor het Rijk (Doc-Direkt) en een intensivering om, in de komende 10 jaren, de archiefachterstanden over de periode ná 1976 te selecteren en te bewerken;

• Voor een aantal facilitaire categorieën is categoriemanagement ingevoerd.

Externe factoren

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties werkt voor de uitvoering van het beleid op het terrein van de bedrijfsvoering nauw samen met alle ministeries. Draagvlak was daarbij de belangrijkste externe factor voor het behalen van de doelstellingen.

Realisatie meetbare gegevens

De kwaliteit van het personeel, het management, de organisatie en informatievoorziening van het Rijk betreft in sterke mate het functioneren van het Rijk. Kwaliteit is een breed begrip dat nader uitgewerkt wordt in de operationele doelstellingen. Daar zijn diverse gegevens opgenomen die iets zeggen over concrete prestaties op dit terrein.

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
11. Kwaliteitrijksdienst Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 113 438 124 452 144 773 100 154 132 357 65 988 66 369
Waarvan garantieverplichtingen         0    
               
Uitgaven 102 796 122 209 125 666 78 635 121 592 65 988 55 604
11.1 Apparaat 14 075 13 503 11 933 10 791 15 940 16 087 – 147
11.2 Professioneel topmanagement 3 526 11 075 14 263 15 455 16 781 17 099 – 318
11.5 Garantieregelingen 0 0 0 0   0 0
11.6 Goed functionerend personeel 47 378 76 251 19 791 15 460 13 012 13 263 – 251
11.7 Goed functionerende organisatie 421 2 535 58 787 13 114 23 169 6 060 17 109
11.8 Goed functionerende informatie-voorziening en HRM-functie 37 396 18 845 0 0 0 0 0
11.9 KwaliteitinformatievoorzieningRijk 0 0 7 907 22 642 45 845 11 656 34 189
  * Bijdrage baten-lastendienst CAS     4 636 4 868 4 831 4 831 0
  * Bijdrage baten-lastendienst DWM         33 818 0 33 818
11.10 Bevorderen kwaliteitHRM-functie 0 0 8 349 278 3 135 315 2 820
11.11 Inkoop, facilitaire zaken en huisvestingsbeleid Rijk 0 0 0 895 3 710 1 508 2 202
               
Ontvangsten 1 647 19 151 68 522 9 109 4 737 267 4 470

Financiële toelichting

11.7 Het verschil in de realisatie wordt veroorzaakt door de middelen Vernieuwing Rijksdienst voor het project E-Inspecties en project Benchmark Beleid.

11.9 Het verschil wordt veroorzaakt door de middelen Vernieuwing Rijksdienst voor de Digitale Werkomgeving Rijksdienst.

11.10 Het verschil wordt veroorzaakt door extra bijdrage aan P-Direkt.

11.11 Het verschil wordt veroorzaakt door middelen van het Regiebureau Inkoop Rijk. Deze middelen zijn in 2009 structureel overgeboekt van het ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Operationele doelstelling 11.2: Het bevorderen van de kwaliteit van het management van het Rijk.

Doelbereiking

De ambtelijke leiding heeft een toonaangevende rol bij het bevorderen van de kwaliteit van het Rijk. Daarom wordt onder de noemer management development (MD) structureel geïnvesteerd in de werving, selectie en ontwikkeling van leidinggevenden op strategische posities van het Rijk (de Algemene Bestuursdienst:ABD), in de «leerlijnen» van talenten die in de toekomst de leiding overnemen en in de kwaliteit van het politiek-ambtelijk samenspel.

• De rijksbrede aandacht voor MD staat in dienst van de ontwikkeling van het Rijk als geheel en van de afzonderlijke organisatieonderdelen – de dertien departementen en departementsoverstijgende programma’s en projecten. Uitgangspunt voor strategische posities van het Rijk is de ABD-schouw: een jaarlijkse inventarisatie van de behoefte en het potentieel aan leidinggevenden. ln het voorjaar van 2009 voerden de leiding van ieder departement en Bureau ABD opnieuw deze ABD-schouw uit. De resultaten zijn tijdens het jaar leidend geweest bij de adviserende rol van Bureau ABD bij werving, selectie en ontwikkeling. In 2009 waren er in totaal 132 benoemingen in de Algemene Bestuursdienst. Het betrof 76 managers die al een ABD-functie bekleedden, 42 managers die zijn doorgegroeid naar een ABD-functie en 14 managers van buiten de overheid (bron: ABIS). De ratio tussen de mobiliteit binnen de ABD, groei van talent vanuit het Rijk naar de ABD en instroom van buiten het Rijk is 58:32:14. Hiermee is de streefnorm van 60:30:10 grotendeels gehaald (bron: ABIS);

• In de ABD wordt gestreefd naar een groter aandeel vrouwen. In 2009 is veel extra aandacht gegeven aan de instroom en doorstroom van vrouwelijke leidinggevenden. Het aandeel vrouwen in de ABD (inclusief TMG) steeg in 2009 met bijna 5 procent naar 24,9%. Het aandeel vrouwen in de topmanagementgroep (TMG) is echter licht gedaald naar 21,4% (bron: ABIS).

In de nieuwe jaargang van het ABD-kandidatenprogramma – een ontwikkelprogramma voor topmanagers van morgen – is het aandeel vrouwen 47%. Over de afgelopen vijf jaar is het aandeel vrouwen in het Kandidatenprogramma gemiddeld 49% (Bron: ABIS). Dat biedt een waarborg voor doorstroom van getalenteerde vrouwelijke managers naar ABD-functies. Met het voortzetten van de stijgende lijn van de afgelopen jaren is de doelstelling van 25% in de ABD in 2011 vrijwel bereikt;

• Ook een grotere culturele verscheidenheid op ambtelijk leidinggevend niveau is speerpunt in management development. In 2009 telde de ABD 14 biculturele managers op sub-ABD-niveau (bron: sociaal jaarverslag). Dit zijn er 11 meer dan in 2008, toen het aantal bi-culturele managers bleef steken op drie. De doelstelling voor ultimo 2009 (+ 20) is hiermee voor 55% gerealiseerd. Van de dertig deelnemers aan het ABD-Kandidatenprogramma zijn er in 2009 vier biculturele managers (in 2008 1 biculturele manager). In 2009 is een start gemaakt met ABD-PLEX, het Programma Leiderschap Externe Instroom. ABD-PLEX helpt leidinggevenden van buiten het Rijk snel de politiek-bestuurlijke omgeving eigen te maken en daarin succesvol te functioneren. Tegelijkertijd besteedt PLEX aandacht aan het vernieuwende potentieel dat de leidinggevende met zijn of haar kwaliteiten en netwerk de organisatie binnenbrengt. Van de deelnemers is meer dan de helft bicultureel;

• De TMG binnen de ABD wordt gevormd door de secretarissen-generaal, directeuren-generaal, inspecteurs-generaal en enkele daarmee gelijkgestelde functies. Sinds april 2006 zijn de leden van de TMG in dienst van het ministerie van BZK. Bureau ABD is verantwoordelijk voor de uitvoering van de werkgeverstaken voor de TMG;

• De tendens van toenemende flexibilisering in leidinggevende opdrachten zet ook door in het management bij het Rijk. In 2009 is het aantal interimopdrachten voor interim-werk verder gestegen naar 118. Van deze opdrachten konden er uiteindelijk 75 via ABD-Interim succesvol vervuld worden. Deze omvang leverde rijksbreed in 2009 een besparing op van 4,4 mln. euro (afgezet tegen marktconforme) prijzen. Sinds de start van ABD-Interim in 2005 heeft het bureau in totaal bemiddeld bij 461 opdrachten, waarvan er 305 succesvol zijn vervuld;

• Ten einde de 57+ managers langer vitaal en effectief te kunnen blijven inzetten is het traject Verzilvering van start gegaan. Verzilvering maakt het mogelijk om deze managers in te zetten voor bijzondere, tijdelijke opdrachten buiten de lijnorganisatie en maakt voor hen ook deeltijdwerken mogelijk. Voor de ABD-managers t/m schaal 18 krijgt de Verzilvering gestalte langs de weg van een interdepartementaal experiment met 6 departementen, dat in oktober 2009 van start is gegaan. Deze aanpak sluit goed aan bij deze toenemende behoefte aan flexibilisering en de terugdringing van externen;

• In 2009 is ook voor de topmanagementgroep een model voor flexibele inzet van TMG-managers voorbereid, inclusief de mogelijkheden voor verzilvering. De planning is dat de Ministerraad daarover in maart 2010 de besluitvorming afrond.

Bureau ABD en DGOBR werken samen aan het programma Managementleerlijnen.

Het is in het belang van de kwaliteit van het Rijk dat deze functioneert als één concern.

Maatschappelijke thema‘s en opdrachten lopen namelijk niet parallel aan de grenzen van departementen. Samenhang en verbinding op het gebied van Management Development op centraal en op decentraal niveau is dan ook noodzakelijk. Het programma wil (aankomende) managers en professionals, zicht geven op leerlijnen, loopbaanmogelijkheden en ontwikkelinstrumenten over departementale grenzen heen. Het wil bestaande samenwerkingsverbanden op het gebied van Management Development-programma‘s uitbreiden en versterken en specifieke kennis van departementen op dit gebied uitwisselen en toegankelijk maken;

• Bureau ABD coördineert en bevordert de plaatsing van Nederlanders op (top)posities in de Europese instellingen. Structureel en persoonsgericht wordt aandacht gegeven aan zowel de instroom op topposities als aan instroom aan de basis (laureaten van het concours en stagiairs). In 2009 hebben vanuit het ABD-Kandidatenprogramma 9 kandidaten een stage in Brussel gedaan van minimaal drie maanden. Ook is gewerkt op het gebied van het detacheringbeleid van de departementen en is ingeïnvesteerd in het beter betrekken van Den Haag bij de EU;

• Het politiek-ambtelijk samenspel over MD is in 2009 geborgd door onder andere structureel overleg lussen MP, vice-MP’s, de minister van BZK en de DG voor de ABD;

• Naar aanleiding van het Top Management Forum in januari 2009, waarin geconstateerd is dat voor het topniveau van de rijksdienst (schaal 17 en hoger) een vorm van permanente educatie gewenst is, heeft het SGO opdracht gegeven aan DGABD om te komen met een uitgewerkt voorstel tot inrichting van een Topinstituut/Academie voor het hoger Publiek Management. Een projectteam is momenteel bezig met een verkenning naar de mogelijkheden, wenselijkheden en haalbaarheden van zo’n academie;

• In 2009 is besloten, dat BABD vanaf ca. 1 maart 2010 verantwoordelijk wordt voor de werving, selectie en loopbaanbegeleiding van de politietop. Deze nieuwe tak aan het Bureau, MD Politietop, zal ook het MD-beleid herijken en als nieuwe taak voortaan arbeidsvoorwaarden gaan toetsen. Het bevorderen van diversiteit en het realiseren van een goede aansluiting tussen de arbeidsvoorwaarden van de politie en de overheid zijn prioriteiten voor MD Politietop.

Instrumenten

2009 Realisatie
Adviseren bij werving, selectie en ontwikkeling van managers op strategische posities Ja
Uitvoeren van diversiteitsbeleid Ja
Uilvoeren van de rol ven werkgever voor de topmanagementgroep Ja
Verbinden van departementale MD-programma’s Ja
Intensiveren van de samenwerking met o.a. de vier grote gemeenten en de ZBO’s van de handvestgroep Ja
Coördineren en bevorderen van de plaatsing van Nederlanders op (top)posities in de Europese Instellingen Ja
Bevorderen van politiek-ambtelijk samenspel, door bijeenkomsten en publicaties Ja

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren basiswaarde 2002 2006 2007 2008 streefwaarde 2009 realisatiewaarde
percentage vrouwen 12 16,7 18,2 20,2 22,4 24,9

Bron: ABD

  basiswaarde 2006 2007 2008 2009
ratio van doorstroom, instroom van onderen en instroom van buiten 6 – 3 – 1 6 – 3 – 1 6 – 2 – 1 6 – 3 – 1

Bron: ABD

Operationele doelstelling 11.5: De uitvoering van de Garantieregelingen.

In 1974 is door de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken de mogelijkheid geschapen om een hypotheekgarantie te verlenen. Voor het burgerlijk rijkspersoneel is deze met ingang van 8 december 1990 ingetrokken zodat deze regeling in principe geen uitvoeringskosten meer met zich meebrengt. Wel is sprake van een theoretisch risico op de reeds toegekende garanties. Daarom wordt de voortgang van de aflossingen van de hypotheken en het uitstaan nog gevolgd. Aangenomen wordt dat indien niet aan een aflossingsverplichting wordt voldaan, de opbrengst van gedwongen verkoop voldoende is om de resterende schuld te voldoen. Daarom wordt bijna € 1,453 mln. als theoretisch risico beschouwd per 31-12-2009. In 2009 is het aantal hypotheekgaranties verminderd van 19 naar 18. Het theoretisch risico is daarmee verlaagd van € 0,478 mln. naar € 0,404 mln.

Operationele doelstelling 11.6: Het bevorderen van de kwaliteit van het personeel van het Rijk.

Doelbereiking

Het bevorderen van de kwaliteit van het personeel van het Rijk is – met het oog op de maatschappelijke opgaven – een permanente opdracht van het kabinet. Het gaat hierbij om flexibele en duurzaam inzetbare rijksambtenaren en om een gevarieerde samenstelling van het personeel: mannen, vrouwen, verscheidenheid in culturele afkomst, jong en oud. De rijksdienst kan zo ook een aantrekkelijke werkgever zijn waar het plezierig en interessant werken is.

Belangrijke mijlpalen in 2009 zijn:

• Gecoördineerde rijksbrede aanpak ten aanzien van preventie grieppandemie;

• Gezamenlijke agenda van werkgever Rijk en vakbonden;

• Afronding regelgeving Sociaal Flankerend beleid;

• ARBO-catalogus Beeldschermwerk;

• Ambassadeurs Diversiteit van de ministeries hebben diversiteit op de kaart gezet;

• Aantal stagiaires bij het rijk is fors toegenomen;

• Het (ongeclausuleerde) recht op doorwerken na 65 jaar is vastgelegd;

• Forse beperking van administratieve lasten voor rijksambtenaren die overgaan van de ene naar de andere werkgever binnen het Rijk;

• Afspraken over de totstandkoming van één functiegebouw bij het Rijk, waarbij de bestaande tienduizenden functiebeschrijvingen worden teruggebracht tot circa vijftig functieprofielen

Instrumenten

2009 Realisatie
De afspraken in de 4-jarige CAO bieden een goede basis medewerkers van werk naar werk te begeleiden Ja
Het Rijksbreed Mobiliteitsnetwerk ondersteunt de mobiliteit van medewerkers Ja
Het plan eenduidig werkgeverschap ten behoeve van flexibele en ontkokerde beleidsstaven wordt gecontinueerd Ja
Met de bonden worden afspraken gemaakt over het versoepelen van het reorganisatieproces, waarbij het concept vast en zeker wordt vervangen door het concept flexibel en veilig Ja
Rijksbrede benchmarking van prestaties op het terrein van doorstroom van vrouwen en allochtonen met het oog op het uitwisselen van best practises Ja
Zorgen voor goede registratie en monitoring diversiteit Ja
Het aanpassen van reguliere personeelsinstrumenten op specifieke doelgroepen Ja
Ondersteunen van het kennisnetwerk Diversiteit Ja
Investeren in de bewustwording van het management via communicatie en agendering Ja
Het ontwikkelen van een strategie om meer vrouwen in topposities te benoemen en te behouden, als mede het jaarlijks rapporteren Ja
Realiseren van 1000 structurele werkervaringsplaatsen voor doelgroepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder WSW-ers en Wajongers Ja
Continuering van de afspraken voer reguliere stageplaatsen voor MBO-ers, HBO-ers en WO-ers. Ja
Signaleren en adresseren van de oorzaken, gevolgen en omvang van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. JaInventariseren en verspreiden van praktijkvoorbeelden van aanpak en oplossingen Ja
Aanbieden van instrumenten die werkgevers binnen hun organisatie kunnen implementeren. Ja
Het verbeteren van de positie van klokkenluiders door aanpassing van de betreffende regelgeving voor ambtenaren in de sector Rijk en het reserveren van middelen op dit artikel voor vergoeding van kosten van juridische procedures als gevolg van een melding die niet anderszins wordt vergoed Ja

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Basiswaarde 2006 2007 2008 Streefwaarde 2009 Realisatiewaarde 2009
1 Percentage allochtone medewerkers 7,4% 7,9% 8,2% 9,9% 8,4%
2 Ziekteverzuim (incl.> 1 jaar) – % medewerkers dat ziek is geweest 5,5% 5,6% 5,7% 5,5% 5,5%
3 Percentage medewerkers dat een functioneringsgesprek heeft gehad 68% 71,3% 76% 75% 70,7%
4 Werkgeverstevredenheidsonderzoek – % medewerkers dat tevreden is met hun baan 69,3% Geen meting 72% Geen meting Geen meting
5 Werkgeverstevredenheidsonderzoek – % medewerkers dat tevreden is met hun werkgever 49% Geen meting 57% Geen meting Geen meting
6a Percentage vrouwen in hogere functies (schaal 10–13) 34.9% 35,6% 36,1% 36,5% 36,7%
6b Percentage vrouwen in hogere functies (schaal 14–16) 20,8% 21,6% 22,5% 22,5% 23,2%
6c Percentage vrouwen in hogere functies (schaal 17 en hoger) 14,9% 16,1% 18,2% 20,6% 19,5%
7 Stages: totaal aantal 1000     3 068 1 000 3 800
Waarvan allochtone mannen 25%       250  
Waarvan allochtone vrouwen 25%       250  
Waarvan autochtone mannen 25%       250  
Waarvan autochtone vrouwen 25%       250  

Bron: Indicatoren 1,2,3,6: sociaal jaarverslag 2005, 2006, 2007, 2008

Bron: Indicatoren 4&5: Personeels- en Mobiliteitsonderzoek

Bron: Indicator 7: gegevens verzameld door stagebureau o.b.v. stagevergoedingen

Toelichting

Percentage allochtone medewerkers: Het percentage allochtone medewerkers is aangepast aan nieuwe meetmethodiek en definitie conform het Sociaal Jaarverslag. Het aandeel niet-westerse allochtonen in dienst van de rijksoverheid is in 2009 gestegen tot 8,4%. Het streefcijfer voor 2009 is echter niet gehaald. De verklaring hiervoor ligt in de relatief hoge uitstroom van allochtone medewerkers, die de goede resultaten bij de instroom grotendeels teniet doen. Hier is ook sprake van een leeftijdseffect. Een groot deel van de allochtone medewerkers is namelijk jong en jongere medewerkers stromen sneller uit, enerzijds omdat zij hoe dan ook mobieler zijn en anderzijds omdat zij vaker een tijdelijk dienstverband hebben.

Percentage medewerkers dat een functioneringsgesprek heeft gehad: Het percentage medewerkers dat een functioneringsgesprek heeft gehad is in 2009 uitgekomen op 70,7%. Hiermee is de streefwaarde van 75% niet gehaald. Bij de ministeries die in 2009 zijn overgegaan op het HR-systeem van P-Direkt (de ministeries van AZ, BZK, JUS, LNV en VROM) hebben zich problemen voorgedaan met de registratie van de gevoerde gesprekken. Het geschetste beeld is dan ook niet compleet. Het feitelijk gevoerde aantal gesprekken ligt waarschijnlijk hoger.

Stages: In 2009 zijn bij het Rijk ruim 3 800 studenten uit mbo, hbo en wo begonnen aan een stage. Daarmee is de doelstelling van 1 000 stages per jaar ruimschoots gehaald. Van de stagiaires is 60% vrouw en 40% man. Doordat niet alle ministeries de achtergrond van de stagiairs goed hebben geregistreerd is geen betrouwbaar cijfer beschikbaar van het aandeel allochtone stagiaires.

Operationele doelstelling 11.7: Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie van het Rijk

Doelbereiking

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werkt voortdurend aan de bevordering van de kwaliteit van de organisatie van het Rijk. Deze taak wordt in samenwerking met en deels onder verantwoordelijkheid van het programma Vernieuwing Rijksdienst opgepakt. Enkele belangrijke stappen die in 2009 zijn gezet om de inrichting van de rijksoverheid aan te passen aan de eisen van de tijd zijn de volgende:

• Begin maart 2010 heeft de Tweede Kamer een Voortgangsrapportage Programma Vernieuwing Toezicht ontvangen (bijlage bij Tweede Kamer 2009–2010 32 124, nr. 8). Hieruit blijkt dat het programma Vernieuwing Toezicht voortgang heeft geboekt bij de terugdringing van aantallen inspectiebezoeken, betere dienstverlening aan ondertoezichtstaanden en gezamenlijke initiatieven op het gebied van e-Inspecties, effectmeting, communicatie en professionalisering van inspecteurs.

• In het kader van het programma vernieuwing rijksdienst zijn enkele belangrijke stappen gezet bij de uitvoering van de kabinetsnota «De kwaliteit van de verbinding»:

– voorbereiding van het wetsvoorstel tot samenvoeging van de VROM-raad, Raad VenW, Raad voor het Landelijk Gebied) worden samengevoegd in de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI).

– Onderbrengen van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) bij het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)

– Terugbrengen van het aantal vaste leden in adviescolleges

• Er is voortgang geboekt bij de aangekondigde implementatie van de Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen. Ook hierover ontving de Tweede Kamer een afzonderlijke brief in april 2009 (Tweede Kamer 2008–2009, 25 268, nr. 72).

• De ministeries hebben hun topstructuur getoetst aan het Kader Topstructuur en Topfuncties Rijk 2007 en daarover aan de minister van BZK gerapporteerd.

• De aangekondigde studie naar collegiaal bestuur op rijksniveau vond plaats in de vorm van een bundel van de Raad voor het openbaar bestuur, waarin personen uit wetenschap en praktijk hun visie geven. Aan het thema werd eind 2009 een symposium gewijd.

• De eerste stappen zijn gezet voor het oprichten van een rijksacademie voor de bedrijfsvoering

Instrumenten

2009 Realisatie
Kaderstellende Visie op Toezicht (KVoT) Ja
Kaderwet Zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) Ja
Kennis- en adviesstelsel Ja
Beleidskader Topstructuren Ja
Efficiënte interdepartementale bedrijfsvoering Ja

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Basiswaarde 2006 2007 2008 Streefwaarde 2009 Realisatiewaarde 2009
Percentage ministeries dat hun topstructuur en topformatie heeft getoetst aan Beleidskader topstructuren 0% 40% 100% 100% 100%

Bron: Gegevens aangeleverd door betrokken ministeries.

Toelichting

Alle ministeries hebben hun topstructuur na toetsing aan het genoemde beleidskader gerapporteerd aan BZK.

Operationele doelstelling 11.9: Het bevorderen van de kwaliteit van de informatievoorziening binnen het Rijk.

Het bevorderen van de kwaliteit van de sturing op ICT en een efficiëntere bedrijfsvoering is een permanente opdracht van het kabinet, ook voor de langere termijn. Deze doelen kunnen uitsluitend bereikt worden met een flexibele en duurzame inzet van ICT. Door de kracht van ICT kan het Rijk zijn taken richting burger en bedrijfsleven beter en transparanter vorm geven.

Aanvullend op de begroting BZK zijn na sluiten van de begrotingsteksten van 2009, middelen vrijgemaakt vanuit Vernieuwing Rijksdienst (VRD) voor het programma Digitale Werkomgeving Rijk, de Gateway en het inrichten van de CIO-rol bij de departementen.

De belangrijkste mijlpalen in 2009 zijn:

• Bureau Gateway is ingericht. In 2009 zijn 84 personen opgeleid tot Gateway-reviewer en zijn 7 Gateways uitgevoerd;

• Digitale Werkomgeving Rijksdienst (DWR): in 2009 zijn de concrete bouwstenen opgeleverd die vanaf 2010 geïmplementeerd gaan worden bij de departementen als onderdeel van een uniforme rijkswerkplek;

• Alle departementen hebben hun CIO-rol ingericht en worden daarin met rijksbrede instrumenten waaronder een CIO-curriculum verder ondersteund;

• Er is een directie bij het ministerie van BZK ingericht om de Rijks-CIO te ondersteunen in zijn taak om samen met departementen grip te krijgen op de sturing op grote ICT-projecten en om de Vernieuwing van de Rijksdienst vorm te geven op I-gebied, waarvan de Digitale Werkomgeving Rijksdienst een voorbeeld is.

Doelbereiking

Wegwerken archiefachterstanden:

• De ministerraad ging op 3 juli 2009 akkoord met de oprichting van één archiefbewerkingsorganisatie (Doc-Direkt) voor het Rijk, en een intensivering in de komende 10 jaren, om de archiefachterstanden over de periode ná 1976 te selecteren en te bewerken. Dit is een concrete (vervolg)stap in het op orde brengen van de fysieke informatiehuishouding van ministeries;

• Het kabinet heeft op 7 juli 2009 besloten dat departementen de Baseline Informatiehuishouding Rijksoverheid gaan hanteren bij de inrichting van hun digitale informatiehuishouding.

Informatiebeveiliging:

• De departementen hebben een gemeenschappelijk normenkader voor Digitale Werkplek Rijksoverheid gemaakt, op basis van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 2007;

• BZK heeft onderzocht of het mogelijk is rijksbrede instrumenten in te zetten op het terrein van bewustwording. Per departement is deze materie zo specifiek, dat het effectiever is dit per departement te organiseren;

• Het voorschrift VIR-BI (Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere informatie) is niet vervangen door het VIR-GI (Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Gerubriceerde Informatie). De aard van de materie vereist een zorgvuldige interdepartementale behandeling en afstemming. De totstandkoming van het VIR-GI wordt daarom in 2010 afgerond.

Instrumenten

2009 Realisatie
Wegwerken archiefachterstanden Ja
Informatiebeveiliging Nee

Toelichting instrumenten:

Bij informatiebeveiliging is 1 van de 3 beleidspunten van de begroting niet in 2009 gerealiseerd.

Realisatie meetbare gegevens

Indicatoren Basiswaarde 2005 2007 2008 Streefwaarde 2009 Realisatiewaarde 2009
Papieren werkvoorraden in kilometers van vóór 1975          
Bron: Projectorganisatie WAA 74 50 74 0 0
Samenwerkruimtes RijkswebBron: ICTU/Rijksweb 40 290 560 400 500
Aantal GOUD werkplekken       VenW: 3200VWS: 4200SZW: 3100 1

Aantal GOUD werkplekken: betreft 1 proefopstelling bij het ministerie van Financiën. Verdere uitrol vindt plaats in 2010.

Goud werkplekken:

De DWR client (voorheen GOUD werkplekken) is op 1 oktober 2009 technisch gerealiseerd. De beschikbaarstelling aan de medewerkers van genoemde departementen is in 2010. Uitrol was gepland tweede helft 2009. Er was meer tijd nodig voor het technisch ontwerp en de aansluitvoorwaarden. Ondanks dat dit meer doorlooptijd kostte dan voorzien, heeft dit geen gevolgen voor de totale doorlooptijd van het project.

Informatiebeveiliging is een programma dat voortdurend inspeelt op maatschappelijke ontwikkelingen en de bedrijfsvoering. Op het terrein van Rijksbrede Informatiebeveiliging zijn het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst 2007 en het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie van kracht. Deze zijn uitgewerkt in een aantal Rijksbrede normenkaders die dienstbaar zijn voor een efficiënte uitwisseling van informatie

Operationele doelstelling 11.10: Het bevorderen van de kwaliteit van de Human Resources Management (HRM)-functie van het Rijk.

Doelbereiking

P-Direkt gaat per 1 januari 2010 van ontwikkelingsfase over naar een dienstverleningsfase.

De belangrijkste mijlpalen in 2009 zijn:

• Alle instrumenten zijn klaar en worden geïmplementeerd door de ministeries;

• Met de afronding van de bouw van de instrumenten kan P-Direkt de integrale dienstverlening gaan aanbieden;

• P-Direkt is in de zomer van 2009 gestart met het inrichten van het contact center.

Instrumenten

2009 Realisatie
Aansluiting SAP Portaal/Zelfbediening Nee
Aansluiting CRMA Ja
Aansluiting SAP Payroll Ja

Toelichting instrumenten

Voor het ministerie van Buitenlandse Zaken is in het kabinetsbesluit een uitzonderingspositie bedongen. Vooralsnog is het ministerie alleen aangesloten op de SAP Payroll (salarisadministratie). Wellicht dat er in de toekomst nog uitbreiding naar andere instrumenten geschiedt. Enerzijds kost aansluiting op het SAP Portaal de ministeries meer inspanning dan vooraf was voorzien en anderzijds wil P-Direkt de aansluiting van de ministeries op de dienstverlening temporiseren om de belasting voor mensen en techniek behapbaar te houden.

Realisatie meetbare gegevens

Met het opzetten van P-Direkt voor de uitvoering van de personeels- en salarisadministratie van de rijksdienst en met het kabinetsbesluit Fase 2 voor de rijksbrede aansluiting op P-Direkt kan deze operationele doelstelling vrijwel als afgerond worden beschouwd. Er zijn voor dit jaar dan ook geen meetbare gegevens opgenomen. Vanaf de begroting 2010 is deze operationele doelstelling niet meer opgenomen.

Operationele doelstelling 11.11: Het bevorderen van het inkoopmanagement, de facilitaire dienstverlening en het huisvestingsbeleid binnen het Rijk.

Doelbereiking

In 2009 is vorm gegeven aan de ambitie van BZK om te komen tot een bundeling van beleid op het gebied van de bedrijfsvoering. Dit omvat onder andere de domeinen inkoop, huisvesting en facilitaire dienstverlening. Hierbij zijn in de regievoering van de beleidscyclus onderstaande instrumenten gebruikt. Ook zijn er belangrijke stappen gezet op het gebied van informatiemanagement, inkoop en aanbesteding, rijkshuisvesting en integrale bedrijfsvoering.

Duurzame bedrijfsvoering

Zoals afgesproken in de Kabinetsbrede Aanpak Duurzame Ontwikkeling is vorm gegeven aan de ambitie om het Rijk te positioneren als koploper in duurzame bedrijfsvoering. Het nieuwe beleidsprogramma Duurzame bedrijfsvoering Rijk is hier een belichaming van. Daarbij is door middel van diverse projectplannen sturing gegeven aan de ambitie om het thema duurzame bedrijfsvoering de komende jaren goed op de kaart te zetten. In de monitor Duurzame Bedrijfsvoering en het vastgestelde Energieambitie-programma 2020 zal verder gewerkt worden aan een goede bedrijfsvoering en aan de verdere realisatie om in 2012 qua energieverbruik klimaatneutraal te zijn.

Organisatieverandering

Onderdeel van de organisatieverandering binnen het Rijk is de bundeling van beleid op facilitair terrein en de invoering van het categoriemanagement. Op facilitair gebied is in 2009 een brede visie op de organisatie van de facilitaire samenwerkingsverbanden vastgesteld. Ook is in 2009 categoriemanagement ingevoerd voor een aantal facilitaire categorieën. In het komende jaar zullen nog meer facilitaire categorieën tot het categoriemanagement gaan behoren. BZK ondersteunt de departementen bij de verankering van kennis en het ontwikkelen van expertise.

Instrumenten

2009 Realisatie
Duurzame bedrijfsvoering Ja
Organisatieverandering Ja

Realisatie meetbare gegevens

Deze doelstelling omvat een aantal nieuwe taken die in de loop van 2008 aan het ministerie van BZK zijn toegevoegd. Het beleid op deze terreinen heeft in 2009 pas gestalte gekregen. Er zijn derhalve nog geen meetbare gegevens beschikbaar.

Overzicht afgeronde onderzoeken
Soort Onderwerp Nr. AD of OD Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichting Diversiteit 11.6 2007 2008 Tweede Kamer 2007–2008, 30 958, nr. 3
  Het bevorderen van de kwaliteit van de organisatie van het Rijk 11.7 2012    
  Het bevorderen van de kwaliteit van de informatievoorziening binnen het Rijk 11.9 2011    
  Het bevorderen van de kwaliteit van de HRM-functie van het Rijk 11.10 2009*    
  Inkoopmanagement en huisvesting 11.11 2010    
Overig evaluatieonderzoek Jaarlijkse arbeidsmarktmonitor 11.6 2009    
  Periodieke Evaluatie Kaderwet Adviescolleges 11.7 2008    
  Evaluatieonderzoek naar het Rijkshuisvestingsstelsel 11.9 2010    

* Vanwege het feit dat P-Direkt in 2009 van start is gegaan, is een beleidsdoorlichting naar de werking en effecten van P-Direkt op een later moment van meer toegevoegde waarde. Derhalve is deze beleidsdoorlichting in 2009 niet gestart.

B3. NIET-BELEIDSARTIKELEN

Op dit artikel worden de apparaatuitgaven begroot van de beheersmatige ondersteuning van het BZK-beleid door de ambtelijke staf. Tevens wordt op dit artikel de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis begroot.

Algemeen (artikel 12)

Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
12. Algemeen Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 95 571 93 710 106 059 110 469 131 596 95 093 36 503
               
Uitgaven 91 836 92 850 100 310 110 438 124 395 95 093 29 302
12.1 Apparaat 79 634 82 198 90 119 99 144 107 548 76 887 30 661
  * Bijdrage baten-lastendienst Werkmaatschappij 0 0 0 11 220 35 015 23 046 11 969
  * Bijdrage baten-lastendienst P-Direkt 0 579 722 1 568 2 278 3 208 – 930
12.2 Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis 12 202 10 652 10 191 11 294 11 389 11 098 291
12.3 Verzameluitkering 0 0 0 0 0 0 0
12.4 Centrale kennisfunctie     0 0 5 458 7 108 – 1 650
               
Ontvangsten 2 216 4 545 11 479 12 442 20 058 0 20 058

Financiële toelichting

Artikel 12.1 apparaat

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie wordt met name veroorzaakt doordat er € 20 mln. is toegevoegd aan de uitgaven- als aan de ontvangstenkant voor de geleverde dienstverlening aan de Werkmaatschappij en P-Direkt. Daarnaast is er € 5 mln. aan het apparaat toegevoegd ten behoeve van de Vernieuwing Rijksdienst (VRD) en € 3,3 mln. aan Onderhoud en Huisvesting. Verder is in verband met het centraliseren van de Internationale Functie binnen BZK € 5 mln overgekomen van artikel 4.6.

Artikel 12.4 Centrale kennisfunctie

De lagere realisatie voor de Centrale Kennis functie wordt veroorzaakt doordat er in 2009 minder aanvragen voor beleidsonderzoeken zijn ingediend dan voorzien.

De hogere ontvangsten hangen samen met de hierboven vermelde hogere uitgaven.

Operationele doelstelling 12.1: Dienstverlening staf

De stafdiensten hebben op professionele wijze diensten verleend aan de bewindspersonen en de organisatie. Deze dienstverlening kenmerkt zich door een integrale, grotendeels vraaggerichte, aanpak waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staat.

Naast deze dagelijkse dienstverlening is een aantal speerpunten in 2009 verwezenlijkt:

• Uitvoer van het programma «Werken aan BZK», met speciale aandacht voor programmatisch- en projectmatig werken (PPW) en leiderschapsontwikkeling. PPW wordt steeds professioneler toegepast door het gebruik van standaarden, project start ups, investeringen in opleidingen en de BZK projectdag. Leiderschapsontwikkeling op BZK, team en individueel niveau heeft een positieve bijdrage geleverd aan ontkokering en aan het beter functioneren van managementteams;

• Integrale Beveiliging.

Operationele doelstelling 12.2 Functionele kosten Koninklijk Huis

Op grond van de Wet 10 december 1970 Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, komt een aantal uitgaven van Koninklijk Huis ten laste van de begroting van BZK. Het betrof een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis. Het gaat hier om personele en materiële kosten.

De totale bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis bedroeg in 2009 € 11,389 mln.

Operationele doelstelling 12.4: Centrale Kennisfunctie

In 2009 is de centraal georganiseerde kennisfunctie vormgegeven, waarbij de eindverantwoordelijkheid centraal ligt voor het uitgevoerde strategisch, beleidsondersteunend en evaluatief onderzoek.

Nominaal en onvoorzien (artikel 13)

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
13. Nominaal en onvoorzien Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen 0 2 000 000 0 0 0 – 1 015 1 015
               
Uitgaven 0 0 0 0 0 – 1 015 1 015
13.1 loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
13.2 prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
13.3 onvoorzien 0 0 0 0 0 – 1 015 1 015
               
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

VUT fonds (artikel 17)

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
17. Vutfonds Realisatie Vastgestelde begroting Verschil
  2005 2006 2007 2008 2009 2009 2009
Verplichtingen     0 0 0 0 0
               
Uitgaven 0 0 800 000 300 000 0 900 000 – 900 000
17.1 VUT-fonds 0 0 800 000 300 000   900 000 – 900 000
               
Ontvangsten 0 0 0 22 372 648 433 38 240 610 193

Financiële toelichting

Gebleken is dat steeds meer mensen besluiten om later gebruik te maken van FPU (Flexibel Pensioen en Uittreden). De liquiditeitsbehoefte van het VUT-fonds is daardoor sterk gewijzigd. Dit heeft geleid tot een nieuwe aangepaste leenovereenkomst tussen de Staat en het fonds. Kern daarvan is dat de lening maximaal € 1,8 miljard bedraagt. Verder kan het VUT-fonds op ieder gewenst moment een beroep doen op uitbetaling van een tranche van de lening en is zij bevoegd een tranche geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen. Daardoor kan het fonds beter inspelen op de actuele liquiditeitsbehoeften. De gewijzigde opzet van de lening heeft er toe geresulteerd dat in 2009 de laatste tranche van € 900 mln. niet is uitgekeerd, en dat het fonds gedurende het jaar € 600 mln. aan overtollige liquiditeiten heeft teruggestort. Zie voor verloop de saldibalans: niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen.

B4. BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verslag gedaan van relevante kwaliteitsverbeteringen en aandachtspunten in de bedrijfsvoering van BZK in 2009.

De bedrijfsvoeringparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingenrapportage. Voorgeschreven is dat de bedrijfsvoeringparagraaf in ieder geval ingaat op de risico’s in het financieel en materieelbeheer, de rechtmatigheid, de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie, en de toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer inzake het rechtmatigheidonderzoek.

Daarnaast wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf de stand van zaken gemeld op enkele overige aspecten van de bedrijfsvoering, zoals onderwerpen waarover rijksbrede afspraken zijn gemaakt en/of toezeggingen aan de Tweede Kamer zijn gedaan.

Financieel en materieelbeheer

Kerndepartement

In 2009 is aandacht besteed aan het vorderingen- en voorschottenbeheer. Dat heeft geresulteerd in een opschoning van de financiële administratie. Op de afwikkeling van oude openstaande voorschotten wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf een nadere toelichting gegeven. In 2009 is periodiek de werking van het inkoop- en subsidieproces getoetst en is waar nodig bijgestuurd.

In 2009 is veel aandacht besteed aan de uitvoering van de Appa (Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers) en de Rijkswachtgeldregeling door Loyalis. Het ging hierbij specifiek om controle op de neveninkomsten in de jaren 2004–2007, waarvoor gegevensaanlevering van de Belastingdienst en het UWV (alleen voor 2004 en 2005) noodzakelijk was en waarvoor de opsporingsbevoegdheid bij de SIOD zou worden belegd. Dit is in 2009 geregeld. De controle op de neveninkomsten voor de jaren 2006 en 2007 is voor beide regelingen in zijn geheel afgerond en in 2009 is gestart met de controle over 2008.

Door het verstrijken van de verjaringstermijn van vijf jaar was het ministerie genoodzaakt van controle over 2004 afgezien. Besloten is ook voor wat betreft de looninkomsten 2005 af te zien van de controle. Reden daarvan is dat het beoogde effect – het gedrag van de uitkeringsontvangers beïnvloeden – na zoveel jaar vrijwel nihil zal zijn. Belangrijk is dat de controle over latere jaren goed is ingeregeld. Uit de controles op 2006 en 2007 blijkt bovendien dat de onzekerheid voor wat betreft misgelopen vorderingen en eventuele nabetalingen niet substantieel is. De financiële gevolgen van het achterwege blijven van deze controle wegen dan ook niet op tegen de kosten voor het uitvoeren van de controle. De controle op de inkomsten uit eigen bedrijf voor 2005 is afgerond.

Baten-lastendiensten

In 2009 zijn de voorbereidingen getroffen voor de oprichting van twee nieuwe batenlastendiensten, Logius (voorheen GBO.Overheid) en 4FM (de samenvoeging van de facilitaire diensten van vier departementen).

In vergelijking tot vorig jaar was de totstandkoming van de verantwoording over 2009 beheerst. Het opleveren van de verantwoording over 2009 heeft bij De Werkmaatschappij extra inspanningen gevergd. Bij De Werkmaatschappij is in 2009 wederom een zestal nieuwe bedrijfseenheden toegetreden. Door het grote aantal bedrijfseenheden vergt de aansturing en control van De Werkmaatschappij en de samenwerking tussen de bedrijfseenheden de nodige aandacht.

Rechtmatigheid

In 2009 is sprake van een regeltechnische rechtmatigheidfout die de rapporteringtolerantie voor artikel 7 Innovatie en Informatiebeleid Openbare Sector met € 0,6 mln overtreft. Het betreft een rechtmatigheidfout met een totaalbedrag van € 15,6 mln. Relatief betreft de fout 9,2% van de omvang van het beleidsartikel.

Conform de geldende afspraken worden de leges voor de uitgegeven reisdocumenten afgedragen aan de baten-lastendienst BPR. Deze leges komen, onder aftrek van de kosten die BPR maakt voor het produceren en distribueren van de reisdocumenten, toe aan het ministerie. BZK heeft deze middelen niet geïnd, waarmee strikt genomen sprake is van een regeltechnische onrechtmatigheid omdat baten-lastendiensten geen middelen mogen aanhouden die niet dienen voor de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de organisatie. Reden om het bedrag niet in 2009 te innen is dat de middelen door enige vertraging vanaf 2010 ingezet worden voor de financiering van de modernisering Gemeentelijke Basisadministratie (mGBA). Over het financieringsvoorstel zijn in het voorjaar van 2009 afspraken gemaakt met het ministerie van Financiën. Het financieringsvoorstel is door de meest betrokken partijen besproken en aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt (Tweede Kamer, 2009, 27 859, nr. 17).

Totstandkoming beleidsinformatie

De totstandkoming van de beleidsinformatie voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in de Rijksbegrotingvoorschriften van het ministerie van Financiën.

Een bijzondere categorie niet-financiële informatie zijn de beleidsdoorlichtingen. In 2009 is gestart met de beleidsdoorlichting op de operationele doelstelling 4.2 «De bestuurlijke veiligheidspartners ondersteunen met kennis, instrumenten en expertise». De uitkomsten van deze doorlichting zijn aan de Tweede Kamer aangeboden.

Toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer

De Algemene Rekenkamer kende in het rapport bij het jaarverslag 2008 een onvolkomenheid toe aan BZK vanwege een achterstand in de afwikkeling van openstaande voorschotten. De inspanningen die BZK naar aanleiding daarvan in 2009 heeft gepleegd, hebben resultaat opgeleverd. 86% van de openstaande voorschotten tot en met 2008 zijn afgewikkeld.

Een aantal van de oude voorschotten had betrekking het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog. Tot 2006 voerde het ministerie van BZK dit besluit zelf uit. Sinds 2006 is de uitvoering belegd bij de Dienst Regelingen (DR) van het ministerie van LNV. DR heeft op verzoek van BZK ook de dossiers van vóór 2006 ter afhandeling overgenomen. De externe accountant van DR concludeerde bij de controle in 2009 dat bij het afwikkelen van de voorschotten uit 2000–2006 sprake is van ca € 4,5 mln aan fouten en ca € 16,6 mln aan onzekerheden op een totale rijksbijdrage van € 105 mln.

De oorzaak van de fouten en onzekerheden is gelegen in de complexiteit van de regeling en het feit dat een aantal dossiers uit deze periode niet volledig was en ook met extra inspanning niet meer volledig was te krijgen. Daarop is besloten om deze voorschotten toch af te wikkelen en de eindbeschikkingen te versturen. Het ministerie heeft daarbij geaccepteerd dat er sprake was van onzekerheden, maar achtte het op basis van de beschikbare informatie voldoende aannemelijk dat de verstrekte voorschotten aan het daarvoor bestemde doel waren besteed.

Voor de voorschotten die sinds 2006 zijn verstrekt en afgewikkeld door DR, is steeds een goedkeurende accountantsverklaring ontvangen. De regeling is per 1 oktober 2009 ingetrokken. Om te voorkomen dat in de toekomst vergelijkbare situaties ontstaan, wordt binnen het ministerie het belang van een toets op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van nieuwe regelingen benadrukt. De nieuwe rijksbrede afspraken over subsidiearrangementen kunnen daarbij helpen. Tevens stuurt het ministerie actiever op het voorschottenbeheer ofwel het tijdig afwikkelen van openstaande voorschotten.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Management control systeem

In het management control systeem zijn in 2009 wederom belangrijke stappen gezet. In 2009 zijn maandelijks management informatierapportages (MIR) samengesteld en besproken. Tevens is aan het eind van het derde kwartaal in 2009 voor het eerst een kwartaalrapportage opgesteld waarin de trend van de opgenomen bedrijfsvoeringonderwerpen inzichtelijk werd gemaakt.

Over ondermeer externe inhuur, diversiteit en de taakstelling zijn in 2009 intern concrete werkafspraken gemaakt. Tevens is over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen op het BZK-terrein periodiek gerapporteerd. Daarmee samenhangend is een reductie in het aantal rapportagemomenten bewerkstelligd door rapportage van de voortgang op deze beleidsprioriteiten aan te sluiten op de uitvraag van het ministerie van Algemene Zaken voor de delivery.

Betaalgedrag

BZK heeft in 2009 extra aandacht gegeven aan het betaalgedrag van de rijksoverheid. Dit mede om te voorkomen dat in tijden van een economische crisis de rijksoverheid als een onbetrouwbare partner wordt gezien.

Door een aantal organisatorische en procedurele maatregelen is het proces van afhandeling van facturen binnen het kerndepartement1 versneld. Deze inspanningen hebben geleid tot een verbetering in de tijdigheid van betaling. In december 2009 werd 96% van de facturen op het kerndepartement tijdig betaald.

Taakstelling BZK

BZK heeft haar fte-taakstelling voor 2009 gerealiseerd. In het kader van het project Vernieuwing Rijksdienst wordt hierover separaat een rapportage aan de Tweede Kamer gestuurd.

Externe inhuur

In november 2009 heeft de Tweede Kamer een nieuwe norm voor externe inhuur afgesproken. De uitgaven externe inhuur mogen hierbij maximaal 13% van de totale personeelskosten uitmaken. BZK is in 2009 binnen deze norm gebleven. In de bijlage Overzicht niet-financiële informatie over inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel zijn de uitgaven van BZK voor externe inhuur in 2009 opgenomen, inclusief een toelichting.

Diversiteit

Om de legitimiteit van overheidshandelen en vertrouwen in de overheid te bevorderen, kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren en participatie te verhogen zet het kabinet zich in voor een meer divers personeelsbestand. Het ministerie van BZK heeft een rijksbrede coördinerende verantwoordelijkheid voor deze doelstelling.

Het aandeel allochtonen in het personeelsbestand van BZK, vooral op managementfuncties, verdient nog aandacht. Voor het aandeel vrouwen hebben wij onze interne doelstelling in 2009 behaald. Het aandeel vrouwelijke ABD-leden binnen BZK is uitgekomen op 23,2%. De doelstelling voor 2009 was 22,4%1. In het Sociaal Jaarverslag Rijk 2009 en de Trendnota Arbeidszaken Overheid wordt de Tweede Kamer uitgebreider geïnformeerd over diversiteitcijfers bij de rijksoverheid.

Burgerbrieven

De doelstelling is binnen drie weken na binnenkomst minimaal 90% van de burgerbrieven te beantwoorden. In 2009 hebben wij deze doelstelling ruimschoots behaald. In december 2009 werd 97% van de burgerbrieven tijdig beantwoord.

Duurzaam inkopen

In 2009 zijn bij alle aanbestedingen de beschikbare duurzaamheidcriteria toegepast. Hiermee hebben wij als departement bijgedragen aan de realisatie van de geformuleerde ambities en doelen van de Kabinetsbrede aanpak Duurzame ontwikkeling (KADO). Tevens is gestart met voorbereidingen bij de batenlastendiensten om daarmee in 2010 duurzaam inkopen over de gehele bedrijfsvoering in te voeren. In beginsel worden de vastgestelde duurzaamheidcriteria toegepast die moeten leiden tot een keuze voor duurzame producten boven niet-duurzame producten. Indien er goede redenen zijn de duurzaamheidcriteria niet toe te passen zal daarover verantwoording zal plaatsvinden.

C. JAARREKENING

C1. DE DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

    (1) (2) (3)=(2)-(1)
Art. Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
    Verplichtingen Uitgaven Ontvang-sten Verplichtingen Uitgaven Ontvang-sten Verplichtingen Uitgaven Ontvang-sten
  Totaal   6 584 302 238 073   6 012 021 899 025   – 572 281 660 952
  Beleidsartikelen                  
  Veiligheid                  
2 Politie 5 060 442 4 744 062 3 215 5 573 677 4 940 599 3 694 513 235 196 537 479
4 Partners in veiligheid 105 031 137 021 413 100 839 139 390 3 278 – 4 192 2 369 2 865
5 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 169 026 169 026 391 199 439 189 714 1 610 39 164 20 688 1 219
14 Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid 15 097 15 097 0 17 008 17 490 2 1 911 2 393 2
15 Crisisbeheersing 31 059 32 423 700 33 202 31 067 4 536 2 143 – 1 356 3 836
16 Brandweeren GHOR 161 098 161 125 250 183 394 149 786 1 555 22 296 – 11 339 1 305
                     
  Bestuur en Democratie                  
1 Grondwet en democratie 12 775 12 775 0 18 847 17 975 76 6 072 5 200 76
6 Functioneren Openbaar Bestuur 41 787 41 563 193 777 43 727 43 032 196 369 1 940 1 469 2 592
                     
  Publieke Dienstverlening en Openbare Sector                  
7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector 123 618 123 786 0 226 434 155 691 13 310 102 816 31 905 13 310
10 Arbeidszaken Overheid 87 358 87 358 820 59 819 81 290 1 367 – 27 539 – 6 068 547
11 Kwaliteitrijksdienst 65 988 65 988 267 132 357 121 592 4 737 66 369 55 604 4 470
                     
  Niet-Beleidsartikelen                  
12 Algemeen 95 093 95 093 0 131 596 124 395 20 058 36 503 29 302 20 058
13 Nominaal en onvoorzien – 1 015 – 1 015 0 0 0 0 1 015 1 015 0
17 Vutfonds 0 900 000 38 240 0 0 648 433 0 – 900 000 610 193
Naam (1) (2) (3)=(2)-(1)
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Korps landelijke politiediensten      
Totalen baten 577 794 609 093 31 299
Totalen lasten 577 794 606 948 29 154
Saldo van baten en lasten 0 2 145 2 145
       
Totalen kapitaalontvangsten 62 505 62 640 135
Totale kapitaaluitgaven 102 476 103 680 1 204
       
Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten      
Totalen baten 105 465 107 112 1 647
Totalen lasten* 105 465 96 943 – 8 522
Totaal restitutie afnemers 0 10 169 10 169
Saldo van baten en lasten 0 0 0
* Diverse activiteiten zijn later of niet gestart waardoor de lasten voor 2009 lager uitvallen.
       
Totalen kapitaalontvangsten* 19 000 0 – 19 000
Totale kapitaaluitgaven* 30 318 8 485 – 21 833
* In de begroting 2009 is de leenfaciliteit en de investering voor de ORRA opgenomen maar deze is niet gerealiseerd.
       
Centraal Archief Selectiedienst      
Totalen baten 8 907 9 853 946
Totalen lasten 8 907 10 130 1 223
Saldo van baten en lasten 0 – 277 – 277
       
Totalen kapitaalontvangsten* 975 200 – 775
Totale kapitaaluitgaven* 1 137 275 – 862
* De voor 2009 geplande investeringen zijn doorgeschoven naar 2010.
       
P-Direkt      
Totalen baten* 45 637 54 279 8 642
Totalen lasten* 45 271 54 247 8 976
Saldo van baten en lasten 366 32 – 334
* Diverse transitieactiviteiten en de inrichting van het contactcenter en de daarmee samenhangende opbrengsten en lasten waren in de begroting niet voorzien.
       
Totalen kapitaalontvangsten* 0 38 100 38 100
Totale kapitaaluitgaven* 7 250 31 769 24 519
* De investeringen en het beroep op de leenfaciliteit zijn pas bij 1e suppletore begroting 2009 vastgesteld.
       
Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding      
Totalen baten 21 264 25 748 4 483
Totalen lasten 21 183 26 152 4 969
Saldo van baten en lasten 81 – 404 – 486
       
Totalen kapitaalontvangsten 0 0 0
Totale kapitaaluitgaven 0 – 36 – 36
       
Werkmaatschappij      
Totalen baten 168 203 128 910 – 39 293
Totalen lasten 167 076 125 448 – 41 628
Saldo van baten en lasten 1 127 3 462 2 335
       
Totalen kapitaalontvangsten 0 2 477 2 477
Totale kapitaaluitgaven 516 2 479 1 963

C2. DE SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2009

Saldibalans per 31 december 2009 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
1) Uitgaven 2009 6 012 015 481   2) Ontvangsten 2009 899 026 387
             
3) Liquide middelen 290 211        
             
4) Rekening-courant RHB     4a) Rekening-courant RHB 5 112 962 181
             
5) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen) 11 011 567   6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden) 11 328 691
             
7) Openstaande rechten     7a) Tegenrekening openstaande rechten  
             
8) Extra-comptabele vorderingen 4 186 567    8a) Tegenrekening extra-comptabele vorderingen 4 186 567
             
9a) Tegenrekening extracomptabele schulden     9) Extra-comptabele schulden  
             
10) Voorschotten 5 635 893 392   10a) Tegenrekening voorschotten 5 635 893 392
             
11a) Tegenrekening garantieverplichtingen 1 172 828 170   11) Garantieverplichtingen 1 172 828 170
             
12a) Tegenrekening openstaande verplichtingen 5 010 826 873   12) Openstaande verplichtingen 5 010 826 873 
             
13 Deelnemingen     13a) Tegenrekening deelnemingen  
             
  TOTAAL 17 847 052 261     TOTAAL 17 847 052 261

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2009

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. Het totaalbedrag van € 290 211 is als volgt opgebouwd:

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) 290 211
Totaal 290 211

Ad 4. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatste dagafschrift van genoemd departement.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van € 11 011 567 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten:    
  AIVD 461 490
b. Te vorderen van ministeries en derden 4 395 908
c. Intra-comptabele debiteuren 6 154 169
Totaal 11 011 567

Ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

Het saldo van de AIVD bestaat voornamelijk uit diverse vorderingen.

Ad b. Te vorderen van ministeries en derden

Dit saldo betreft een vordering op het Ministerie van Justitie (€ 0,2 mln), de doorberekening betreffende vervoersplan (€ 0,3 mln), de termijnvoorschotten Loyalis (€ 0,7 mln), een vordering op Werkmaatschappij (€ 1,2 mln), een vordering betreffende EU-project Floodex (€ 0,3 mln) en een vordering op BZK/Hoofdstuk IV (€ 0,9 mln).

Ad d. Intra-comptabele debiteuren

De overgang van de salarisadministratie naar P-direkt/SAP heeft gevolgen gehad voor het debiteurenbeheer van 2008 en 2009. De procedure hiervoor is in 2010 van start gegaan. Voorts zijn nog openstaand de loonkosten van detacheringen (€ 0,3 mln) die in het 1e kwartaal 2010 gerappelleerd gaan worden.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag van € 11 328 691 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies 7 525 170
b. Overige intra-comptabele schulden 3 803 521
Totaal 11 328 691

Ad a. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het saldo loonheffing (€ 4,8 mln) is in januari 2010 aan de belastingdienst afgedragen. Verder betreft dit af te dragen premies ABP (€ 2,6 mln) en geblokkeerde salarissen (€ 0,1 mln). Van het saldo loonheffing en premies ABP heeft een bedrag van € 0,1 mln betrekking op BZK/Hoofdstuk IV.

Ad b. Overige intra-comptabele schulden

Dit saldo betreft een bedrag aan doorberekening WOZ-kosten (€ 0,1 mln), reservering IKAP (€ 0,4 mln), waarborgsommen Kiesraad (€ 0,1), nog te betalen vergoedingen betreffende ABD-interim (€ 2,7 mln) en te betalen BTW (€ 0,1).

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen

Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2009 wordt hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

(x € 1) Stand 31-12-2009
t/m 2005 43 447
2006 41 748
2007 30 724
2008 59 387
2009 4 011 261
Totaal 4 186 567
Stand openstaande vorderingen per 31 december 2009 per artikel
Artikel Omschrijving Stand per 31-12-2009
1 Grondwet en democratie 30 724
4 Partners in veiligheid 170 207
5 Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 32 644
6 Functioneren openbaar bestuur 13 537
7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector 573 842
11 KwaliteitRijksdienst 1 734 238
12 Algemeen 1 577 445
15 Crisisbeheersing 10 955
16 Brandweeren GHOR 42 975
  Totaal 4 186 567

Artikel 1 Grondwet en democratie

Het saldo bestaat grotendeels uit een vordering op het ministerie van SZW.

Artikel 4 Partners in Veiligheid

Dit betreft onder andere vorderingen op stichting Nationaal Platform Criminaliteit en Senter Novem.

In het geval van de stichting Nationaal Platform Criminaliteit heeft het te maken met de vaststelling van een liquidatiebalans omdat deze stichting is opgeheven. De vordering op Senter Novem heeft betrekking op een afrekening van een detachering. In z’n algemeenheid gaat het om vorderingen die voortvloeien uit dezerzijds opgestelde afrekeningen die deels in 2010 weer verrekend kunnen worden omdat er een doorlopende relatie bestaat tussen BZK en de organisatie waar de vordering op is ingesteld.

Artikel 7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector

Dit betreft voornamelijk een vordering op Stichting ICTU (€ 0,5 mln).

Artikel 11 Kwaliteit Rijksdienst

Dit bedrag bestaat voornamelijk uit het nog te ontvangen aandeel van Defensie m.b.t. de verlenging van Filenet Licenties van € 1,6 mln. De overige vorderingen hebben betrekking op doorberekende kosten detacheringen binnen de rijksoverheid vanuit BABD.

Artikel 12 Algemeen

De vorderingen bestaan uit diverse vorderingen waarvan de grootste betrekking heeft op de Werkmaatschappij Houdster. Dit betreft de eindfactuur DVA 2009 voor een bedrag van € 1,4 mln. Naar verwachting zal dit bedrag in het eerste kwartaal van 2010 worden ontvangen.

Artikel 16 Brandweer en GHOR

Dit betreft een terugvordering van een subsidie t.b.v. ondersteuning ontmanteling XTC-laboratoria, die niet voor materieel is aangewend.

Ad. 10. Openstaande voorschotten

Ad. 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2009 openstaande voorschotten en van de in 2009 afgerekende voorschotten worden hieronder per jaar gespecificeerd:

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2009
(x € 1) Stand per 01-01-2009 Verstrekt 2009 Afgerekend 2009 Stand per 31-12-2009
t/m 2005 243 271 902   180 855 136 62 416 766
2006 315 225 894   200 985 037 114 240 857
2007 447 074 256   223 558 692 223 515 564
2008 4 717 020 176 250 000 4 250 256 780 467 013 396
2009   4 791 795 714 23 088 905 4 768 706 809
Totaal 5 722 592 228 4 792 045 714 4 878 744 550 5 635 893 392
Stand openstaande voorschotten per 31 december 2009 per artikel
Artikel Omschrijving Stand per 31-12-2009
1 Grondwet en democratie 5 129 493
2 Politie 4 768 948 425
4 Partners in veiligheid 261 183 426
6 Functioneren openbaar bestuur 50 118 380
7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector 185 084 151
10 Arbeidszaken Overheid 88 726 325
11 KwaliteitRijksdienst 52 437 726
12 Algemeen 15 958 774
15 Crisisbeheersing 37 191 948
16 Brandweeren GHOR 129 635 705
  Derden 41 479 039
  Totaal 5 635 893 392

Artikel 1 Grondwet en democratie

De voorschotten bestaan uit een aantal verstrekte subsidies aan IPP (Instituut voor Publiek en Politiek) (€ 1,9 mln), IPP/Haagse Tribune (€ 1,7 mln), BPR (€ 0,3 mln), VNG (€ 0,3 mln) en Vervanging Art. 1 (€ 0,3 mln). De definitieve vaststelling van deze subsidies zal plaatsvinden in 2010 en 2011.

Artikel 2 Politie

Voor wat betreft 2009 bestaat dit voor ruim 81% uit algemene bijdragen politieregio’s. De bijdragen worden vastgesteld na ontvangst en beoordeling van de jaarrekeningen 2009. Deze worden naar verwachting in het tweede kwartaal 2010 aangeleverd. Ruim 8% bestaat uit diverse bijdragen aan politieregio’s, KLPD en PA (PVOV, wijkagenten, programma intelligence, vrijwilligers, stimuleringsregelingen, task force diversiteit enz.). Ruim 3% bestaat uit overige voorschotten, waaronder ABP. Ook deze voorschotten worden afgewikkeld na ontvangst en beoordeling van de financiële verslagleggingen.

Artikel 4 Partners in Veiligheid

Van de openstaande voorschotten heeft 93% betrekking op VtSPN. Deze voorschotten worden vastgesteld op basis van ontvangst en beoordeling van de jaarrekeningen.

Artikel 6 Functioneren openbaar bestuur

De voorschotten bestaan uit:

1. De bijdragen aan de politieke partijen zijn als voorschot verstrekt (€ 12,4 mln). De afwikkeling zal in 2010 plaatsvinden na ontvangst accountantsverklaringen.

2. De voorschotten aan het URBAN-project (€ 27,2 mln) zullen in de loop van 2010 worden afgewikkeld.

3. De overige voorschotten bestaan voornamelijk uit verstrekte subsidies en bijdragen aan VNG (Congres en Studiecentrum VNG) (€ 1,9 mln) en OGS (Oorlogsgravenstichting) (€ 5,1 mln).

Artikel 7 Innovatie- en informatiebeleid Openbare Sector

Op dit artikel staat een bedrag aan voorschotten open van € 184,8 mln. De voorschotten bestaan voornamelijk uit voorschotten verstrekt aan Stichting ICTU (€ 158,4 mln). Het gaat dan o.a. om grootschalige projecten als Gemeentelijke machtigings-voorzieningen, Persoonlijke Internetpagina en Contactcenter overheid. Daarnaast is een bedrag van € 9,7 mln. verstrekt als programmabijdrage aan het BPR en is een bedrag van € 2,2 mln. verstrekt aan verscheidene gemeenten ten behoeve van het uitvoeren van experimenten in het kader van vernieuwing openbaar bestuur (de experimentenregeling Inaxis).

Artikel 10 Arbeidszaken Overheid

Het gaat hier voornamelijk om een bedrag van € 53,7 mln. m.b.t. door de stichting SAIP (St. Administratie Indonesische Pensioenen) uitbetaalde pensioenregelingen aan gewezen overheidspersoneel en hun nagelaten betrekkingen uit de voormalige overzeese gebieden. Daarnaast moet een bedrag van € 6,2 mln. m.b.t. door het ABP/Loyalis uitbetaalde uitkeringen en pensioenen aan politieke ambtsdragers (APPA-regeling) nog worden afgedaan na ontvangst van de accountantsverklaring. De overige voorschotten betreffen voor een bedrag van € 9,3 mln. door ICTU uitgevoerde projecten zoals Internetspiegel en Kwaliteitshandvesten en nog (administratief te verwerken) vaststellingen van diverse subsidies, zoals die aan de stichting CAOP (€ 6,4 mln).

Artikel 11 Kwaliteit Rijksdienst

Op dit artikel staat een bedrag aan voorschotten open van € 52,3 mln. Het gaat voornamelijk om bevoorschotting van € 45,2 mln. aangaande programma’s in het kader van besluitvorming Vernieuwing Rijksdienst (VRD). Het gaat om de projecten digitale werkomgeving rijk (€ 39,9 mln) en E-inspecties (€ 5,2 mln). Naast bovenstaande is er een voorschot van € 1 mln opgenomen m.b.t. het kandidatenprogramma voor het Bureau Algemene Bestuursdienst, dat wordt uitgevoerd door IMEC. Tevens is een voorschot van € 1,3 mln. verstrekt m.b.t. het ICBR-project OT-2010.

Het grootste deel van de verstrekte voorschotten zal in 2010 kunnen worden afgehandeld.

Artikel 12 Algemeen

Het saldo van de voorschotten bestaat grotendeels uit voorfinanciering Koninklijk Huis 2009 (€ 11,3 mln) en APPA: programmakosten ABP (€ 3,3 mln). De afrekening van het Koninklijk Huis zal volgen in oktober 2010 en APPA in mei 2010.

Artikel 15 Crisisbeheersing

Van de openstaande voorschotten op dit begrotingsartikel betreft 59% een bijdrage aan de gemeente Volendam-Edam. Voor 35% betreft het een bijdrage aan de VtSPN. Na ontvangst van de verantwoordingsstukken zullen deze bijdragen worden afgewikkeld. De verantwoordingsstukken Volendam zijn ontvangen. De beoordeling daarvan vergt enige tijd maar zal naar verwachting eind 1e kwartaal 2010 hebben plaatsgevonden.

Artikel 16 Brandweer en GHOR

Voor 53% bestaat dit uit bijzondere bijdragen aan de Dienst Regelingen voor de uitvoering van de bommenregeling (bijdragen aan gemeenten voor het verwijderen van explosieven uit de tweede wereldoorlog). Deze voorschotten worden vastgesteld op basis van de ontvangst en beoordeling van de financiële verantwoordingen. Ingaande 2010 is het budget bommenregeling overgeheveld naar het Gemeentefonds waardoor geleidelijk aan de nog af te rekenen 13 voorschotbijdragen zullen zijn afgewikkeld.

Er zijn ook bijdragen verstrekt aan het NIFV/NIBRA voor ca 20%. Daarnaast is voor het aanschaffen van haakarmvoertuigen aan de regio’s een bijdrage verstrekt (7%). Tevens zijn aan het Rode Kruis (4%) en aan RVOB voor Helenaveen (3%) bijdragen verstrekt. Na ontvangst van de desbetreffende verantwoordingsstukken zullen deze bijdragen worden afgewikkeld.

Derden

Dit betreft voornamelijk voorschotten met betrekking tot Loyalis (€ 38,8 mln). Van de jaren 2006, 2007, 2008 en 2009 zijn nog geen goedgekeurde accountantsverklaringen ontvangen.

Ad 11. Openstaande garantieverplichtingen

Ad 11a. Tegenrekening openstaande garantieverplichtingen

Het bedrag van € 1 172 828 170 garanties is als volgt opgebouwd:

Garanties 1 januari 2009 684 123 544  
Verleende garanties in 2009 489 050 000 +
  1 173 173 544  
       
Vervallen garanties in 2009 345 374 –/–
Totaal openstaande garanties per 31 december 2009 1 172 828 170  

De garanties betreffen:

– Middelenbeheer. De politieregio’s, politieacademie (PA) en de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland VtSPN kunnen in het kader van het schatkistbankieren een rekening-courantkrediet en een leenovereenkomst aangaan met het ministerie van Financiën. Het rekening-courantkrediet dient voor het opheffen van een tijdelijk tekort aan liquide middelen. Het kan voorkomen dat de betalingen niet parallel lopen met de toekenning van een deel van de rijksbijdrage.

Het opgenomen bedrag van een lening mag alleen aangewend worden ter financiering van investeringen in materiële vaste activa bestemd voor de uitoefening van de politietaak. Afsluiten van een kredietovereenkomst is alleen mogelijk als het vakdepartement (BZK) vooraf een garantstelling heeft afgegeven voor de rente aflossing voor het rekening-courantkrediet en de lening.

Ultimo 2009 staan voor rekening-courantkredieten garanties open tot een bedrag van € 521,0 mln en voor leningen € 650,0 mln. Het afgegeven garantiebedrag voor leningen is ten opzichte van de stand ultimo 2008 gestegen met € 403,5 mln. De stijging komt met name doordat de VTS pn voor de financiering van vaste activa ook een beroep kan doen op de leenfaciliteit bij de schatkist. In voorgaande jaren voorzagen de deelnemers in de VtSPN, namelijk de politieregio’s en het KLPD, in de behoefte aan vreemd vermogen. Deze werkwijze vonden de partners te omslachtig en niet overzichtelijk en is daarom in overleg beëindigd.

Volgens opgave van het ministerie van Financiën staat ultimo 2009 een bedrag aan leningen open van in totaal € 335,3 mln.

– Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. In 2009 is het aantal hypotheekgaranties verminderd van 19 naar 18 garanties. Het theoretische risico is mede hierdoor verlaagdvan € 0,5 mln naar € 0,4 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2009 bedraagt € 1,5 mln.

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag van € 5 010 826 873 aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen 1 januari 2009     5 869 119 147  
Aangegane verplichtingen in 2009     6 231 284 307 +
      12 100 403 454  
           
Tot betaling gekomen in 2009 6 012 015 481      
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren 1 077 561 100      
      7 089 576 581 –/–
Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2009     5 010 826 873  

De negatieve bijstelling verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren bestaat voornamelijk uit een bijstelling van het VUT-fonds (€ 900,0 mln) inzake de afnemende financieringsbehoefte van dit fonds.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

In 2009 is een nieuw aangepaste leenovereenkomst afgesloten tussen de Staat en het VUT-fonds. Kern daarvan is dat de lening maximaal € 1,8 miljard bedraagt. Het VUT-fonds kan op ieder gewenst moment een beroep doen op uitbetaling van een tranche en is bevoegd een tranche geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen. Van de lening is totaal € 0,5 miljard opgenomen, waardoor er nog een bedrag van € 1,3 miljard resteert voor opname door het fonds.

Het leningplafond bedraagt per onderstaande data:

• Datum inwerkingtreding: € 1 800 000 000

• 2 januari 2014: € 1 700 000 000

• 2 januari 2015: € 900 000 000

• 4 januari 2016: nihil

C3. TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2009 vastgesteld op € 188 000,- (was in 2008 € 181 000,-).

Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Bedragen in euro’s.

Organisatie Functie Belastbaar jaarloon 2008 Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2008 Totaal 2008 Belastbaar jaarloon 2009 Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2009 Ontslagvergoeding 2009 Totaal 2009 Motivering Opmerkingen
BZK Programma SG VRD van BZK 155 303 37 230 192 533 150 006 41 582 0 191 588 variabele beloning  
BZK Hoofd AIVD van BZK 155 379 36 867 192 246 160 785 38 877 0 199 662 40-urige werkweek en variabele beloning  
BZK SG JUS 147 584 35 020 182 604 153 021 36 386 0 189 407 40-urige werkweek en variabele beloning  
BZK SG BZK 38 837 9 509 48 346 169 471 39 905 0 209 376 40-urige werkweek en variabele beloning In dienst per 1-10-2008
BZK SG FIN 144 252 36 801 181 053 159 328 38 682 0 198 010 38-urige werkweek en variabele beloning  
BZK DG Curatieve Zorg van VWS 141 853 33 160 175 013 160 567 35 049 0 195 616 40-urige werkweek en variabele beloning  
BZK DG RWS van VenW 140 580 35 253 175 833 163 352 35 011 0 198 363 38-urige werkweek en variabele beloning Ontslag eigen verzoek per 1-1-2010
BZK Voorzitter MT Nieuwe Uitvoeringsorg. Onderwijs/ Voorzitter van de Hoofddirectie van de IBG ad interim 147 824 34 317 182 141 161 460 35 863 0 197 323 38-urige werkweek en variabele beloning  
BZK SG VenW 163 662 41 072 204 734 168 982 44 450 0 213 432 38-urige werkweek en variabele beloning  
BZK DG Fiscale Zaken 152 222 36 291 188 513 178 273 41 807 0 220 080 40-urige werkweek (ingaande 15/4/2008), variabele beloning en verrekening vakantieuren. Ontslag eigen verzoek per 1-1-2010  
BZK SG SZW 130 582 43 978 174 560 149 094 49 038 0 198 132 38-urige werkweek (ingaande 1-10-2008) en variabele beloning  
BZK SG VWS 157 069 45 578 202 647 167 491 42 449 0 209 940 39-urige werkweek en variabele beloning  
BZK IG Onderwijs van OCW 133 159 30 074 163 233 154 714 37 136 0 191 850 40-urige werkweek en variabele beloning In dienst per 1-2-2008
BZK DG Veiligheid van BZK 148 774 35 492 184 266 154 504 36 868 0 191 372 40-urige werkweek en variabele beloning  
BZK SG OCW 131 147 64 644 195 791 152 469 65 840 0 218 309 40-urige werkweek en variabele beloning  
BZK SG VROM 144 951 37 057 182008 154 481 36 064 0 190 545 40-urige werkweek en variabele beloning  
BZK DG ABD van BZK 146 798 34 318 181 116 151 998 36 259 0 188 257 40-urige werkweek en variabele beloning  
BZK SG LNV 150 385 35 867 186 252 151 951 41 211 0 193 162 40-urige werkweek en variabele beloning  
BZK Korpschef 161 498 36 002 197 500 165 999 41 837 0 207 836 Werkweek van ca 39,6 uur en vergoedingen. Arbeidsvoorwaarden zijn afgestemd met het bevoegd gezag (minister).  

Het gemiddelde belastbare jaarloon van ministers in de zin van de Wet openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens, is voor 2009 vastgesteld op € 188 000 (gebaseerd op een arbeidsduur van 36 uur). In 2009 waren er 18 leden van de topmanagementgroep (TMG) waarvan het belastbare inkomen boven deze norm kwam. Voor 17 TMG-leden geldt dat zij vooral boven de WOPT-norm uitkomen vanwege een langere arbeidsduur dan 36 uur. Meer informatie over de beloning van rijksambtenaren en van de topmanagementgroep in het bijzonder is te vinden in het Sociaal Jaarverslag Rijk 2009.

C4. BATEN-LASTENDIENSTEN

BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS EN REISDOCUMENTEN (BPR)

Algemeen

Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (BPR) is de spil in de identiteitsinfrastructuur voor het vastleggen, beheren, verstrekken en gebruiken van persoonsgegevens voor burgers en organisaties met een publieke taak. BPR is een professionele beheerorganisatie. De belangrijkste producten zijn het beheer van het GBA-stelsel (Gemeentelijke Basisadministratie), het beheer van de reisdocumentenketen en de beheervoorziening voor het Burger Service Nummer (BSN).

Voor deze producten voert BPR onder andere de volgende taken uit:

– het inrichten en uitvoeren van het beheer voor het GBA-netwerk, de beheervoorziening BSN en de reisdocumentenketen;

– het bijhouden van een basisregister en signaleringsregister voor reisdocumenten;

– het autoriseren van afnemers voor het gebruik van gegevens uit de GBA;

– het geven van voorlichting en ondersteuning aan burgers en overheden over GBA, BSN en reisdocumenten.

De kosten voor het beheren van de GBA worden doorberekend aan de gebruikers in de vorm van een kostendekkend tarief. Sinds 2008 is het grootste deel van de gebruikers binnen de overheid overgestapt op budgetfinanciering. Budgetfinanciering betekent dat de kosten voor het gebruik van GBA worden betaald door BZK en niet meer door de afzonderlijke overheidsinstellingen – als gebruiker – zelf. De aangesloten overheidsinstellingen ontvangen om deze reden geen factuur meer. Voor de overige overheidsinstellingen en afnemers is het systeem van tarieffinanciering gecontinueerd. BSN wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van BZK. De kosten komen voor rekening van BZK. De kosten voor het beheren van de reisdocumentenketen en de kosten van de productie en distributie van de reisdocumenten worden gedekt uit het tarief dat BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties.

In 2008 is besloten de beleidsfuncties en verantwoordelijkheid van de ontwikkelprogramma’s van het agentschap BPR naar de directie Openbaar Bestuur en Democratie van het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties (DGBK) over te hevelen. De overheveling van deze programma’s vond plaats in september 2008. Voor de programma’s Elektronische reisdocumenten en Herinrichten van het verkiezingsproces heeft BPR in 2009 de financiële administratie gevoerd. In 2010 wordt ook dit overgedragen.

Een baten-lastendienst dient een jaarrekening op te stellen die in principe voldoet aan de BW/RJ. Dat geldt ook voor de vorming van een wettelijke reserve in geval van activering van software. De wettelijke reserve is bedoeld om crediteuren te beschermen tegen een eventueel tekort aan liquiditeiten waardoor schulden niet kunnen worden betaald.

De onder de immateriële activa opgenomen software wordt in 2010 volledig afgeschreven (laatste jaar van afschrijving). De afschrijvingskosten zijn volledig gedekt in de tarieven 2010, waarover overeenstemming is met de gebruikers. De eigenaar en eventuele derden lopen voor deze post geen enkel financieel risico.

Het doel van de bepaling in de regelgeving, namelijk de bescherming van crediteuren, is derhalve al gerealiseerd. Om deze reden is het opnemen van een wettelijke reserve in de jaarrekening niet nodig.

Bedrijfsvoering

In 2009 zijn de tolerantiegrenzen voor de rechtmatigheid niet overschreden. Er is sprake van een getrouwe weergave van de jaarcijfers.

De exploitatie van de GBA was in 2009 gebaseerd op 130 miljoen berichten. De realisatie van het budgetgefinancierde berichtenverloop was in 2009 ruim 118 miljoen berichten, ruim 54 miljoen meer bevragingen dan verwacht. Deze hogere realisatie is met name veroorzaakt door een eenmalige actie in 2009 van de SVB (33 mln). De realisatie van het tariefgefinancierde gebruik bedroeg in 2009 conform de verwachtingen 65 miljoen berichten.

In 2009 zijn ruim 2,1 mln. paspoorten en 1,3 mln. Nederlandse identiteitskaarten (NIK’s) geleverd aan de uitgevende instanties, circa 300 000 paspoorten en 100 000 NIK’s meer dan geraamd. In 2009 zijn er 181 703 NIK’s gratis verstrekt aan 14-jarigen. De regeling is per 1 januari 2010 komen te vervallen. In de periode 2006–2009 zijn er op grond van deze regeling ruim 590 000 gratis NIK’s verstrekt.

Vermogensontwikkelingen

Het eigen vermogen is ultimo 2009 bijna gelijk aan de gemaximeerde omvang. Het onverdeelde resultaat uit 2009 is voor een deel toegevoegd aan het tegoed van de opdrachtgever voor het beheer van de reisdocumentenketen en voor een deel ten gunste gebracht van het door de gebruikers van de GBA opgebouwde tegoed. Er zijn geen voorzieningen opgenomen op de balans. De materiële vaste activa die zijn aangeschaft voor het uitgifteproces van de reisdocumenten en de immateriële activa modernisering GBA, zijn gefinancierd met een lening bij het ministerie van Financiën. De overige materiële vaste activa worden uit de eigen middelen gefinancierd. Voor beide programma’s worden in 2010 significante uitgaven verwacht.

Tabel weerstandsvermogen
Basten-lastendienst BPR Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) 96 85 100 100 99
Aandeel materiele vaste activa gefinancierd met leningen (%)   82 96 79 25
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1000)

Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Tabel Liquiditeit
Basten-lastendienst BPR Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Quick ratio 1,75 1,39 1,07 1,04 1,02

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Balans per 31 december 2009Bedragen in € 1 000
  Balans 2009 Balans 2008
Activa    
Immateriële activa 2 125* 4 250*
Materiële activa 3 453 5 751
* grond en gebouwen 0 0
* installaties en inventarissen 286 473
* overige materiële vaste activa 3 167 5 278
Voorraden 0 0
Debiteuren 6 479 5 440
Nog te ontvangen 166 744
Liquide middelen 59 098 47 829
Totaal activa 71 321 64 014
     
Passiva    
Eigen Vermogen 5 162 4 874
* exploitatiereserve 5 162 4 874
* verplichte reserve 0 0
* onverdeeld resultaat 0 0
Langlopende Leningen bij het MvF 1 389 7 251
Voorzieningen 0 0
Crediteuren 12 743 5 540
Nog te betalen 52 027 46 349
Totaal passiva 71 321 64 014

* Met ingang van 2009 is op advies van de RAD de materiële activa MGBA omgezet in immateriële activa MGBA. De overeenkomstige posten uit 2008 zijn tevens aangepast. Voor de immateriële vaste activa wordt geen wettelijke reserve gevormd omdat er voldoende waarborgen zijn.

De stijging van de post crediteuren wordt veroorzaakt door twee grote facturen (1,9 mln en 4,5 mln). Deze posten zijn inmiddels betaald.

Verantwoordingsstaat 31 december 2009 (in € 1 000)Bedragen in € 1 000
  (1) (2) (3)=(2)-(1)  
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie t/m december Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengst moeder departement 23 688 25 210 1 522 19 186
Opbrengst overige departementen 0 0 0 3 034
Opbrengst derden 81 377 81 546 169 75 704
Rente baten 400 356 – 44 1 404
Vrijval voorzieningen 0 0 0 0
Bijzondere baten 0 0 0 0
Totaal baten 105 465 107 112 1 647 99 328
         
Lasten        
Apparaatskosten 95 539 92 027 – 3 512 84 616
* personele kosten 8 336 8 080 – 256 7 993
* materiële kosten 87 203 83 947 – 3 256 76 623
Rente lasten 1 141 295 – 846 547
Afschrijvingskosten 8 785 4 527 – 4 258 4 257
* inventaris en installaties 400 291 – 109 321
* RAAS1 2 111 2 111 0 2 111
* ORRA2 2 750 0 – 2 750 0
* modernisering GBA 3 524 2 125 – 1 399 1 825
Overige lasten 0 94 94 0
* dotaties voorzieningen 0 0 0 0
* bijzondere lasten 0 94 94 0
         
Totaal lasten 105 465 96 943 – 8 522 89 420
voorlopig exploitatie resultaat   10 169 10 169 9 908
waarvan te restitueren aan GBAgebruikers   6 842   7 061
waarvan te restitueren aan opdrachtgever Reisdoc.   3 327   2 847
saldo van baten en lasten   0   0

1 RAAS: Reisdocumenten Aanvraag en Afgifte Station.

2 ORRA: Online Raadpleegbare ReisdocumentenAdministratie.

Over het jaar 2009 is een positief exploitatieresultaat van ruim € 6,8 miljoen bij het beheer van de GBA behaald. Conform regelgeving wordt dit bedrag verrekend met de gebruikers van de GBA. De oorzaak van het positieve exploitatieresultaat is te vinden in het gestegen volume van het berichtenverkeer (+ 14%). Dit leidt tot een positief resultaat van € 3,2 miljoen.

De werkelijke kosten in 2009 zijn lager dan begroot door vertraging in de besluitvorming en capaciteitsgebrek.

Bij het beheer van de reisdocumenten is er een positief exploitatieresultaat van ruim € 3,3 miljoen. Conform regelgeving wordt dit bedrag verrekend met de opdrachtgever voor het beheer van de reisdocumentenketen. In dit exploitatieresultaat zit een bedrag van € 1,8 miljoen dat door de opslag per reisdocument als dekking voor de nog te betalen (in 2010 en volgende jaren) rente en aflossing van de lening voor de RAAS geoormerkt dient te worden. Het positieve exploitatieresultaat komt enerzijds door hogere opbrengsten uit de spoedleges (€ 1,1 miljoen) en het hoger aantal uitgegeven documenten dan geraamd (€ 8,1 miljoen). Eveneens zijn de productiekosten (€ 7,9 miljoen) hoger dan begroot als gevolg van een hogere uitgifte. De werkelijke kosten in 2009 zijn lager dan begroot door vertraging in de besluitvorming en capaciteitsgebrek.

Bij de overige producten en programma’s zijn de baten gelijk aan de lasten. Met de opdrachtgevers is afgesproken dat de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed. De baten bestaan uit de vergoeding voor de gemaakte kosten en zijn dus per definitie gelijk aan de lasten.

Investeringen

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2009Bedragen in € 1 000
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
Omschrijving vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RIC 1 januari 2009 32 480 47 829 15 349
       
2. Totaal operationele kasstroom 8 785 19 753 10 968
       
  Totaal investeringen (-/-) – 21 600 – 103* 21 497
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0
3. Totaal investeringskasstroom – 21 600 – 103 21 497
       
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
  Eenmalige storting door moederdepartement (+) 0 0 0
  Aflossingen op leningen (-/-) – 8 718 – 8 382 336
  Beroep op leenfaciliteit(+) 19 000 0* – 19 000
4. Totaal financieringskasstroom 10 282 – 8 382 – 18 664
       
5. Rekening-courant RIC 31 december 2009 29 947 59 097 29 150

N.B.: Maximale roodstand is € 0,5 miljoen

* In de begroting 2009 is de leenfaciliteit en de investering voor de ORRA opgenomen maar deze is niet gerealiseerd.

Doelmatigheid

De doelmatigheid van BPR wordt inzichtelijk gemaakt door het opnemen van de tarieven voor de reisdocumenten en de GBA en indicatoren met betrekking tot de kwaliteit van deze producten.

Reisdocumenten

De kostprijs van de documenten is gelijk aan de leges die BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties, zoals de gemeenten en de buitenlandse posten. De gepresenteerde kostprijs is exclusief de gemeentelijke leges en eventuele spoedtoeslagen. De kostprijs van het paspoort is in 2009 2,5% hoger dan in 2008. Voor de NIK is de kostprijs met circa 2,3% gestegen. De kostprijs is conform het vastgestelde indexcijfer van de producent voor productie en distributie gestegen. De kosten voor beheer zijn in 2009 gedaald. Het aantal uitgegeven reisdocumenten ligt jaarlijks op circa 3 miljoen.

Een indicator voor de kwaliteit van het proces van aanvraag, productie en distributie van de reisdocumenten is het aantal geretourneerde documenten per 1 000 uitgegeven documenten. Een document wordt geretourneerd indien de kwaliteit niet voldoet aan de gestelde normen, bijvoorbeeld omdat de foto niet voldoet aan de eis, er fouten zijn gemaakt bij het invoeren van de aanvraag of het document is beschadigd tijdens de productie.

GBA

Het basistarief voor de GBA is in 2009 is met 1 cent gedaald ten opzichte van 2008. Met ingang van 2007 was het tarief verhoogd voor de aflossing van de lening voor de modernisering van de GBA. Door de modernisering GBA ontstaat de mogelijkheid om de persoonsgegevens 24 uur per dag online beschikbaar te stellen voor de gebruikers. Het aantal raadplegingen van de GBA dat online wordt afgehandeld, neemt toe. De beschikbaarheid van het GBA netwerk ligt stabiel op 100%.

Baten lastendienst BPR Doelmatigheids indicatoren
Omschrijving Generiek Deel 2006 2007 2008 2009
Kostprijzen per produkt:        
* GBA 0,14 0,18 0,18 0,17
* Reisdocumenten: Paspoort (in euro’s) 21,83 21,42 21,92 22,40
  Identiteitskaart (in euro’s) 16,37 16,64 17,01 17,37
* Geretourneerde documenten per 1 000 uitgegeven documenten 2,42 1,86 1,36 1,23
         
Omzet per produktgroep:        
* GBA (in miljoenen euro’s) 16 370 25 914 24 485 26 291
* Reisdocumenten(in miljoenen euro’s) 49 829 77 769 70 638 79 993
         
FTE totaal ( excl. externe inhuur) 97 96 98 87
         
Saldo van baten en lasten (%) 0% 0% 0% 0%

Omschrijving specifiek deel (Dienstverleningsnormen)

BPR heeft met contract- en stelselpartners afspraken waarover zij systematisch rapporteren. Ook met de diverse opdrachtgevers van BPR zijn dienstverleningsafspraken vastgesteld. Daarin is beschreven welke normen gehanteerd worden voor bijvoorbeeld de beschikbaarheid van de systemen. De onderstaande tabel toont enkele vitale normen en het resultaat in 2009.

Systeem Omschrijving Norm Resultaat 2009
GBAnetwerk Beschikbaarheid 99,9% 99,9%
GBA-V Beschikbaarheid 99,0% 99,9%
  Responstijd < 3 seconden < 1 seconde
  Storingen < 1 per maand 0
NGR Incidenten < 2 per jaar 0
  Beschikbaarheid 99,9% 100,0%
Basisregister Beschikbaarheid 99,9% 100,0%
Verificatieregister Beschikbaarheid 99,7% 100,0%
BSN Beschikbaarheid 99,8% 99,8%

BATEN-LASTENDIENST CENTRAAL ARCHIEF SELECTIESIENST (CAS)

Algemeen

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te Winschoten, is de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers «werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking» (KB CAS 12 december 1996).

Als facilitaire dienst (lees: Shared Services Organisatie) op het terrein van selectie, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten, waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter borging van de inzichtelijkheid van zowel recht- en doelmatig bestuur en bedrijfsmatige processen, alsook de verantwoording hiervan aan de burger.

De kerntaken van de CAS zijn:

A. Het bewerken en beheren van archieven van de rijksoverheid.

B. Het beschikbaar stellen van archieven van de rijksoverheid.

Bedrijfsvoering

De missie van de CAS luidt: Het als facilitair bedrijf binnen de Rijksoverheid optimaal uitvoeren van de kerntaak: het leveren van diensten op het terrein van archiefbewerking conform de eisen van de Archiefwet in zowel een papieren als digitale omgeving, merendeels op basis van Raamconvenanten met de ministeries en Hoge Colleges van Staat.

– Primair proces

A. Het bewerken en beheren van archieven van de rijksoverheid.

Voor 2009 werd 143 000 uur (2008: 154 000) ingezet voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten. Ruim 58% van de capaciteit werd ingezet op archiefbewerkingsprojecten vallend onder de werking van de Raamconvenanten (financiering vanuit het moederdepartement). De overige 42%, te weten 29% archiefbewerking en 13% opslag&beheersactiviteiten werd ingezet op projecten waarbij financiering door de opdrachtgevers plaatsvindt.

In 2009 waren de grootste volumeafnemers voor wat betreft archiefbewerking:

Justitie (23%), Economische Zaken (19%) en VWS (10%).

De archiefbewerking leverde een output op van 13,9 km geselecteerd archief, waarvan het meerdendeel ten behoeve van Justitie 3,2 km, EZ 2,6 km en VWS 1,4 km. De in 2009 afgeronde en administratief afgesloten archiefbewerkingsprojecten leverden per saldo 103 inventarissen op.

B. Het beschikbaar stellen van archieven van de rijksoverheid.

Verwerving van archieven van de Belastingdienst in opdracht van het Ministerie van Financien. Deze vereiste archiefruimte kon worden gehuurd via de Rijks Gebouwen Dienst, aanpalend aan de CAS-terreinen.

– Ondersteunende Processen

Personeelsaangelegenheden:

a. Informatiebeveiliging

Ultimo 2008 is het merendeel van de medewerkers gescreend. Tot heden is er nog geen melding van het niet verstrekken van een «verklaring van geen bezwaar.»

b. Externe Inhuur

Ten behoeve van het op peil brengen van de benodigde productiecapaciteit heeft de CAS 24 uitzendkrachten gedetacheerd, hetgeen geleid heeft tot een positieve kwantiteit- en kwaliteitsimpuls.

Inkoop:

In 2009 is 1 Europese aanbesteding opgestart voor de aanbesteding van schoonmaakdiensten. Naar verwachting zal deze in april 2010 worden gefinaliseerd.

Vermogensontwikkelingen

Tabel weerstandsvermogenBaten-lastendienst CAS
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) 181 142 121 46 – 18
Aandeel materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%) 22 16 6 25 39
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1000)

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

De batenlastendienst CAS werkt op basis van doorberekening van tarieven tegen integrale kostprijs en zonder winstoogmerk, principe van kostendekkenheid.

In 2009 zijn 2,81% van de totale kosten niet gedekt, met als gevolg een licht negatief resultaat. Het eigen vermogen bedraagt op balansdatum nog € 0,083 mln, zijnde 18% van de maximale omvang eigen vermogen.

Tabel Liquiditeit
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Quick ratio 0,91 0,79 0,79 0,66 0,61

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst CASGespecificeerde Staat van baten en lasten per 31 december 2009 (€ 1 000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)  
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengst moederdepartement 4 831 4 322 – 509 6 324
Opbrengst overige departementen 4 076 5 397 1 321 3 710
Opbrengst derden        
Rentebaten        
Vrijval voorzieningen        
Bijzondere baten   134 134 27
Totaal baten 8 907 9 853 946 10 061
         
Lasten        
Apparaatskosten 8 532 9 330 798 9 310
– personele kosten 5 785 6 386 601 6 505
– materiële kosten 2 747 2 944 197 2 805
Rentelasten 30 39 9 22
Afschrijvingskosten 345 289 – 56 379
– materieel 345 289 – 56 379
– immaterieel        
Overige lasten        
– dotaties voorzieningen        
– materiele kosten projecten   472 472 470
Bijzondere lasten       74
Totaal lasten 8 907 10 130 1 223 10 255
         
Saldo van baten en lasten 0 – 277 – 277 – 194

Het negatieve resultaat 2009 van € 0,277 mln. (2,8% van de totale kosten) is als volgt te verklaren.

De bruto-marge archiefbewerkingsprojecten (voorcalculatie versus realisatie) heeft een positief resultaat van € 0,347 mln. opgeleverd, zijnde 4,20% van de omzet archiefbewerking. De bruto-marge bestaat uit 2 componenten, te weten € 0,404 mln. postief resultaat als gevolg van afgesloten projecten en € 0,057 mln. negatief resultaat als gevolg van voorziening onderhanden zijnde projecten ultimo 2009; dit resultaat is bepaald aan de hand van de waarderingsgrondslagen.

De uitbreiding van de opslagcapaciteit heeft voor de jaren 2007, 2008 en 2009 geleid tot een exploitatietekort. In 2009 leidde dit tot een negatief resultaat van € 0,058 mln.

Er is sprake ven een negatief bezettings- en budgetresultaat van € 0,668 mln.

Een deel van de afschrijvingskosten op de materiele vaste activa (€ 0,032 mln.) is doorberekend naar de projecten; dit is opgenomen onder de post bijzondere baten, tezamen met € 0,102 mln. overige baten.

Ad. A Bewerken en beheren van archieven:

In het kader van de afgesloten Raamconvenanten was voor 2009 voor de uitvoering van de convenantverplichtingen een bedrag van € 4,831 mln. beschikbaar. De realisatie bedroeg € 4,322 mln. De realisatie projecten niet-convenantwerkzaamheden bedroeg € 3,943 mln.

Ad. B Het tijdelijk beschikbaar stellen van archiefruimte:

Er is een omzet van € 1,454 mln. gerealiseerd.

Baten-lastendienst CASBalans per 31 december 2009 (x € 1 000)
  Balans 2009 Balans 2008
Activa    
Immateriële activa 0 0
Materiële activa    
– grond en gebouwen 328 366
– installaties en inventarissen 510 548
– overige materiële vaste activa 237 234
Voorraden 41 38
Debiteuren 506 1 312
Nog te ontvangen 210 351
Liquide middelen 517 – 280
Totaal activa: 2 349 2 569
     
Passiva    
Eigen Vermogen    
– exploitatiereserve 194 388
– verplichte reserve    
– onverdeeld resultaat – 277 – 194
Leningen bij het MvF 422 222
Voorzieningen 0 0
Crediteuren 293 403
Nog te betalen 1 717 1 750
Totaal passiva 2 349 2 569

Het balanstotaal is nagenoeg gelijk gebleven. Onder de post nog te betalen is het onderhanden werk saldo projecten verantwoord voor een bedrag van € 0,22 mln.

Niet uit de Balans blijkende verplichtingen

De Bestuurder van de CAS heeft kennis van de volgende niet uit de Balans blijkende verplichtingen. In 2006 is een medewerker met strafontslag weggestuurd. Deze medewerker heeft tegen het ontslag nog een procedure lopen, waaruit mogelijk nog verplichtingen kunnen volgen.

Investeringen

Er is in 2009 voor een bedrag van € 0,22 mln geïnvesteerd, waavan ruim 50% aan ICT. Van de materiële vaste activa is ultimo 2009 71% afgeschreven.

Gelet op de liquide middelen positie, zie toelichting kasstroomoverzicht, heeft de CAS, de investeringen 2009 grotendeels gefinancierd door een beroep te doen op de leenfaciliteit.

Baten-lastendienst CASKasstroomoverzicht per 31 december 2009 (x € 1 000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1 Rekening-courant RHB 1 januari 2009 148 – 280 – 428
       
2 Totale operationele kasstroom 1 871 870
       
  Totaal investeringen (-/-) – 975 – 216 759
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0
3 Totaal investeringkasstroom – 975 – 216 759
       
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
  Eenmalige storting door het moederdepartement(+)      
  Aflossingen op leningen (-/-) – 162 – 59 103
  Beroep op leenfaciliteit(+) 975 200 – 775
4 Totaal financieringskasstroom 813 141 – 672
       
5 Rekening-courant RHB 31 december 2009 (=1+2+3+4) – 13 516 529

N.B.: Maximale roodstand is € 0,5 miljoen

De mutatie tussen het begin- en eindsaldo rekening-courant voor 2009 bedraagt € 0,796 mln. en is grotendeels te verklaren door onderbesteding van de beschikbare raamconvenantsmiddelen, de jaarlijkse afschrijving op de materiele vaste activa en het teruglopen van het debiteurensaldo. De investeringen zijn lager dan geraamd omdat een deel ervan niet in 2009 is gerealiseerd maar is doorgeschoven 2010. Het beroep op de leenfaciliteit is navenant minder.

Doelmatigheid

    2006 2007 2008 2009
Uurtarieven                  
                   
Specialisten   85,00 85,00 85,00 85,00
Archiefbewerking   52,00 52,00 52,00 52,00
Selecteurs   48,00
Opslag & Beheer   45,50 45,50 45,50 45,50    
Productie   Uren % Uren % Uren % Uren %
Totaal   124 662 100,0 127 434 100,0 154 739 100,0 143 004 100,0
Formatief   106 414 85,4 109 852 86,2 105 831 68,4 99 125 69,3
Inhuur   18 248 14,6 17 582 13,8 48 908 31,6 43 879 30,7
Bezetting formatief   Uren fte Uren fte Uren fte Uren fte
Specialisten   3 866 3,1 5 694 5,1 4 195 4,1 5 441 5,1
Archiefbewerking/selecteurs   92 916 70,1 92 994 68,9 91 477 66,6 84 143 59,4
Opslag & Beheer   9 632 6,0 11 164 7,0 10 159 6,8 9 541 6,0
Productie per fte Norm Uren % Uren % Uren % Uren %
Specialisten 49,2% 1 288,7 63,4% 1 423,6 70,1% 1 048,7 51,6% 1 076,2 53,06%
Archiefbewerking/selecteurs 71,1% 1 374,4 67,6% 1 415,4 69,7% 1 452,9 71,5% 1 416,6 69,7%
Opslag & Beheer 73,8% 1 594,6 78,5% 1 594,9 78,5% 1 505,5 74,1% 1 590,2 78,3%
Kwaliteitsindicatoren      
Klanttevredenheid:                  
– aantal ingediende klachten   niet gemeten 1 0 0
Tijdige oplevering:                  
– % tijdige oplevering   niet gemeten 100% 100% 100%
Goede oplevering Nat. Archief:                  
– % goede staat   niet gemeten 95% 97% 97%
– % goede toegang   niet gemeten 100% 100% 100%    

De gemiddelde productieve norm p/fte voor de groep archiefbewerking, 71,1% (1450 uur), is niet gerealiseerd, namelijk 69,7% (1417 uur).

Het ziektepercentage in het primair proces bedroeg 4,07%. CAS totaal geeft een ziektepercentage van 5%.

Een derde van het gerealiseerde productievolume is gerealiseerd door inhuurkrachten, mede als gevolg van tijdelijk uitbreiding van het volume.

BATEN-LASTENDIENST KORPS LANDELIJKE POLITIEDIENSTEN (KLPD)

Algemeen

De bereikte resultaten en effecten worden opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse Politie. Kenmerkend voor 2009 is de doorontwikkeling van de Dienst Nationale Recherche. Hierbij is in 2009 een vervolg gegeven aan de in 2006 gestarte visie Koers 2010. Met Koers 2010 is door de Dienst Nationale Recherche ingezet op meer kwaliteit en grotere effectiviteit in de bestrijding van terrorisme en de georganiseerde misdaad.

In 2009 is met de oprichting van de Dienst Operationele Samenwerking een belangrijke mijlpaal bereikt in de integratie van Dienst Operationele Ondersteuning & Coördinatie, Dienst Levende Have Politie en de Dienst Luchtvaartpolitie. Door deze samenvoeging ontstaat één nieuwe grote(re) dienst waarin een groot deel van de operationele ondersteunende taken van het KLPD zijn samen gekomen.

Tevens is in 2009 de besluitvorming afgerond met betrekking tot de vorming van de dienst IPOL. Met de vorming van de dienst IPOL zijn de nationale taken op het gebied van informatie en intelligence in één dienst samengebracht. Hiermee is de basis gelegd voor een kwaliteitsslag, een nationaal en internationaal verbindingspunt voor informatie waarbij het verbinden van politiemensen en informatie tussen wijk en wereld centraal staat.

Per 1 januari 2009 is de Dienst Logistiek formeel ingebracht bij de «voorziening tot samenwerking Politie Nederland». Dit betekent ondermeer dat de balans ultimo 2008 en de bijbehorende (ken)getallen zijn aangepast aan de nieuwe situatie.

Vanuit de strategische visie Wat ons Bindt!? wordt de bedrijfsvoering van het KLPD gecentraliseerd met als doel een betere ondersteuning van het operationele proces én minder kosten. Het komende jaar zullen de Inrichtings- en Formatieplannen van de concerndiensten in het besluitvormingsproces worden ingebracht.

Bedrijfsvoering

Als uitvloeisel van het coalitie akkoord (terugdringen inhuur externen) is ook voor het KLPD een plafond voor externe inhuur vastgesteld. Voor het jaar 2009 kan worden gesteld dat het korps onder het vastgestelde plafond is gebleven.

Conform de afspraken tussen alle politiekorpsen en de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (vts-PN) is destijds ook door het KLPD aan de vts-PN een bijdrage verstrekt in het werkkapitaal en het weerstandsvermogen. De vts-PN maakt inmiddels gebruik van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën. De verstrekte bijdrage van het KLPD is door de vts-PN in 2009 afgelost.

De jaarrekening van de vts-PN over 2009 is nog niet door het bestuur vastgesteld. Daarom zijn de financiële ontwikkelingen rondom de vts-PN voor het KLPD niet verwerkt in de jaarrekening.

De bestelde helikopters zijn geleverd en implementatie van de nieuwe luchtvloot heeft plaatsgevonden. Afronding van het project en borging in de lijnorganisatie vindt verder in 2010 plaats.

Ondanks de getroffen maatregelen is het ziekteverzuim licht gestegen van 5,6% in 2008 tot 5,9% in 2009 als gevolg van onder andere de grieppandemie.

Met betrekking tot de sterktegroei zijn separate afspraken gemaakt. De realisatie in 2009 bedraagt 4 992 fte’s.

Vermogensontwikkelingen

In onderstaand overzicht is het weerstandsvermogen weergegeven.

Weerstandsvermogen
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) 43% 48% 54% 50% 55%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%) 51% 39% 18% 45% 58%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000) 12 342 10 468 4 762 4 568 6 659

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Over de aanwending van het eigen vermogen wordt expliciet en separaat besloten door de eigenaar van het agentschap. Het onverdeelde resultaat wordt na vaststelling van de jaarrekening ten gunste van het eigen vermogen gebracht. Het eigen vermogen dient als buffer voor incidentele onvoorziene tegenslagen.

Langlopende schulden:

Voor de kapitaalintensieve investeringen wordt gebruik gemaakt van de leenfaciliteit bij het ministerie van Financien. Leningen worden gedurende de looptijd afgelost. Gedurende 2009 zijn leningen afgeroepen voor de aanschaf van helikopters en HAVANK.

Voorzieningen:

Gedurende het jaar is een bedrag van € 1,3 mln onttrokken en € 3,4 mln gedoteerd aan de voorzieningen. Het verloop van de voorzieningen is in onderstaande tabel weergegeven:

Bedragen x € 1 000
Categorie Saldo per 31-12-2008 Dotaties Onttrekkingen Overige mutaties Saldo per 31-12-2009
Reorganisatie DNR 1 172 600 – 286 1 486
Arbeidsongeschiktheid 201 – 201
Schade algemeen 110 – 110
Wet Politiegegevens (WPG) 1 135 491 – 743 883
Reorganisatie KLPD 1 950 2 340 4 290
Totaal voorzieningen 4 568 3 431 – 1 340 6 659

Reorganisatie DNR: Deze voorziening is gevormd om de financiële gevolgen van de reorganisatie tot en met 2011 op te vangen. Daarnaast is deze voorziening gevormd voor de meerkosten van bovenmatige reistijd welke de herhuisvesting van deze dienst met zich meebrengt.

De dotatie betreft toekomstige toelagen om de uitstroom de komende jaren tegen te gaan.

De onttrekkingen betreffen kosten in verband met bovenschaligheid en boventalligheid van het huidige personeel, bovenmatige kosten in verband met werving & behoud en bovenmatige reiskosten/-uren.

Arbeidsongeschiktheid: Het korps is conform de regelgeving met ingang van 2005 eigen risicodrager op dit gebied. Deze voorziening is vrijgevallen omdat er vanaf 2010 geen personeelsleden meer van de oude regeling gebruik maken.

Schade algemeen: Deze voorziening betreft te verwachten schade-uitkeringen als gevolg van ingediende schadeclaims. Op basis van de aan het eind van het boekjaar gemaakte inschattingen, waarbij een opbrengst wordt verwacht, is deze voorziening vrijgevallen.

Implementatie Wet Politiegegevens: Deze voorziening is ter dekking van de verwachte kosten voor de verplichte implementatie van de per 1 januari 2008 van kracht geworden wet. De dotatie betreft een actuele inschatting van deze kosten ultimo 2009.

Reorganisatie bedrijfsvoering: In het jaar 2008 is gestart met een reorganisatie / centralisatietraject van de bedrijfsvoering. Ter dekking van de financiële gevolgen van zowel boventalligheid als ook bovenschaligheid is een voorziening opgenomen. Op basis van de ultimo 2009 bekende gegevens, heeft er een aanvullende dotatie plaatsgevonden tot 75% van de benodigde voorziening. Afhankelijk van het verloop van de kosten kan gedurende de looptijd van de voorziening worden besloten om het aanvullende deel alsnog te doteren.

Liquiditeit

Het vermogen om aan de kortlopende schulden te voldoen is in onderstaande tabel weergegeven over de afgelopen jaren.

Liquiditeit
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Quick ratio 0,87 0,76 0,32 0,56 0,56

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

In het onderstaande overzicht zijn de opbrengsten (baten) en kosten (lasten) over het afgelopen boekjaar opgenomen.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009 (x € 1000)
Agentschap KLPD Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengst moederministerie 529 984 564 352 34 368 534 575
Opbrengst overige ministeries 36 355 24 729 – 11 626 22 401
Opbrengst derden 10 955 13 873 2 918 24 397
Rentebaten 500 84 – 416 401
Buitengewone baten   6 055 6 055 4 459
Exploitatiebijdrage        
Totaal baten 577 794 609 093 31 299 586 233
         
Lasten        
Personele kosten 364 051 396 108 32 057 387 369
Materiële kosten 167 075 165 209 – 1 866 161 214
Rentelasten 5 929 3 464 – 2 465 2 305
Afschrijvingskosten        
* materieel 40 739 36 253 – 4 486 30 733
* immaterieel        
Dotaties voorzieningen   3 431 3 431 3 131
Buitengewone lasten   2 483 2 483 1 276
Totaal lasten 577 794 606 948 29 154 586 028
         
Saldo van baten en lasten 0 2 145 2 145 205

De cijfers over de realisatie 2008 zijn met inbegrip van de Dienst Logistiek.

De stijging van de opbrengst moederministerie wordt met name veroorzaakt door toevoeging van de loon en prijsbijstelling en de bijdragen voor diverse projecten zoals vervanging 112-centrale, Havank en projecten internationale politiesamenwerking.

De daling van de opbrengst van de overige ministeries wordt voornamelijk veroorzaakt omdat derden minder gebruik hebben gemaakt van diensten van het KLPD waarvoor vooraf (samenwerkings)afspraken over financiering zijn gemaakt. Een lager gebruik leidt tot lagere opbrengst.

De stijging van de opbrengst derden wordt veroorzaakt door hogere opbrengsten als gevolg van doorberekening van huur en de tapfaciliteit aan de (mede) gebruikers.

De buitengewone baten betreft voornamelijk de verkoop van materieel via de Dienst Domeinen.

De stijging in de personele lasten zijn het gevolg van de uitvoering van het gesloten CAO akkoord als ook de stijging van het feitelijke aantal fte’s ten opzichte van 2008.

De daling van de rentelasten is het gevolg van het later inroepen van de lening dan was voorzien in de begroting.

Het achterblijven van de afschrijvingslasten worden veroorzaakt door het achterblijven van de vervangings- en uitbreidingsinvesteringen.

De buitengewone lasten zijn het gevolg van een inhaalslag afschrijvingen ter grootte van ca € 1,0 mln en voor een bedrag van € 0,5 mln in verband met de afwikkeling van de overgang van de Dienst Logistiek naar de vts-PN.

Voor de regionale politiekorpsen zijn de afschrijvingstermijnen vastgelegd in de Regeling Harmonisatie Politie (HAP). Deze afschrijvingstermijnen wijken op onderdelen af van de afschrijvingstermijnen geldend voor een agentschap. Om vergelijkbaar te zijn met de regionale politiekorpsen worden de HAP afschrijvingstermijnen gehanteerd. De afschrijvingstermijnen van de twee regelingen zijn hieronder weergegeven.

Categorie Levensduur in jaren Regeling B&L HAP
instructiemiddelen 10  
huisvesting 8, 20 5, 10 10, 15
voertuigen 4, 5, 10 4, 5 3, 5, 10
vliegtuigen 10 – 
vaartuigen 7, 10 4, 10, 20
verbindingsmiddelen 4, 5, 10 3, 5 5, 7, 10
automatisering 3, 5 3, 5 3, 5, 10
wapens en uitrusting 5, 10
operationele middelen 5, 10 – 

Hierna is een overzicht opgenomen van de bezittingen, de schulden en het eigen vermogen het Korps landelijke politiediensten.

Baten-lastendienst KLPDBalans per 31 december 2009 (x € 1 000)
  Balans 2009 Balans 2008
Activa    
Immateriële activa  0 0
Materiële activa     
– grond en gebouwen  0 0
– installaties en inventarissen  22 223 21 689
– overige materiële vaste activa  182 017 127 469
Voorraden  0 0
Debiteuren  13 944 25 203
Nog te ontvangen  0 0
Liquide middelen  67 007 55 549
Totaal activa:  285 191 229 910
     
Passiva    
Eigen Vermogen     
– exploitatiereserve  13 783 13 578
– verplichte reserve  0 0
– onverdeeld resultaat  2 145 205
Leningen bij het MvF  118 339 66 990
TOR-langlopend deel 0 201
Voorzieningen  6 659 4 568
Crediteuren  0 0
Nog te betalen  144 265 144 368
Totaal passiva 285 191 229 910

De cijfers van de balans 2008 betreft de aangepaste balans na ontvlechting van de Dienst Logistiek uit het KLPD.

De toename bij de materiele activa is voornamelijk het gevolg van de levering van de helikopters en het HAVANK-systeem.

De daling van de debiteuren is voornamelijk het gevolg van de aflossing door de vts-PN van het door het KLPD verstrekte werkkapitaal en weerstandsvermogen.

De lening bij het ministerie van Financiën betreffen de leningen en aflossingen die vallen onder het geaccordeerde leningplafond, zoals laatstelijk is bijgesteld bij de 1e suppletore wet 2009.

Voor de toename van de voorzieningen wordt verwezen naar de toelichting bij «vermogensontwikkeling» onderdeel voorzieningen.

Investeringen

Het onderstaande kasstroomoverzicht geeft de feitelijke geldstromen weer in 2009.

Baten-lastendienst KLPDKasstroomoverzicht per 31 december 2009 (x € 1 000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1 Rekening-courant RHB 1 januari 2009 38 823 40 861 2 038
       
2 Totale operationele kasstroom 32 300 73 465 41 165
       
  Totaal investeringen (-/-) – 87 529 – 92 798 – 5 269
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 2000 410 – 1 590
3 Totaal investeringkasstroom – 85 529 – 92 388 – 6 859
       
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0
  Eenmalige storting door het moederdepartement(+) 0 0 0
  Aflossingen op leningen (-/-) – 14 947 – 10 882 4 065
  Beroep op leenfaciliteit(+) 60 505 62 230 1 725
4 Totaal financieringskasstroom 45 558 51 348 5 790
       
5 Rekening-courant RHB 31 december 2009 (=1+2+3+4) 31 152 73 286 42 134

N.B.: Maximale roodstand is € 0,5 miljoen

Toelichting

Beroep op de leenfaciliteit

Bij 1e suppletore wet is plafond voor het beroep op de leenfaciliteit bijgesteld naar € 66,4 mln (zie begroting 2010). Door een langere doorlooptijd in (Europese) aanbestedingen is het feitelijke beroep op de leenfaciliteit uiteindelijk lager uitgevallen dan geraamd.

Doelmatigheid

Door het kabinet en de veiligheidspartners wordt de komende vier jaar een extra impuls gegeven aan het veiliger maken van Nederland. Het kabinet heeft als doelstelling aan het eind van deze kabinetsperiode een daling van de criminaliteit en overlast met 25% ten opzichte van 2002.

Met het oog op het realiseren van de bovenstaande doelstelling is aangegeven aan welke prioriteiten het KLPD de komende jaren naast haar reguliere werkzaamheden (passend bij de expertiserol zoals omschreven in de strategische visie van het korps) een extra impuls zal geven.

De prioriteiten en doelstellingen zijn hieronder beknopt weergegeven.

Prioriteiten KLPD

1. Aanpak criminaliteit kwalitatief – Zware en Georganiseerde criminaliteit

Doelstelling: Het KLPD versterkt de criminaliteitsaanpak kwalitatief.

2. Informatie en Intelligence

Doelstelling: Het KLPD verbetert de informatiehuishouding en de intelligence op nationaal en internationaal gebied.

3. Internationaal

Doelstelling: Het KLPD versterkt de executieve samenwerking van politie op internationaal gebied en onderzoekt voor de eigen opsporingsonderzoeken structureel de mogelijkheden voor internationale informatie-uitwisseling en samenwerking.

4. Vervoersstromen

Doelstelling: Het KLPD verbetert de informatiepositie en de samenwerking met ketenpartners en andere korpsen op het gebied van informatie-uitwisseling.

De hierboven genoemde meerjarige doelstellingen maken onderdeel uit van het landelijke politiebeleid. De voortgang, welke wordt gemonitord in de bestuurlijke Driehoek, ligt in lijn met de gemaakte afspraken. Na afloop van het beschikbare tijdpad kan worden bezien of voor de gehele Nederlandse politie de doelstelling (25% minder criminaliteit) is gehaald

BATEN-LASTENDIENST LANDELIJKE FACILITEIT RAMPENBESTRIJDING (LFR)

Algemeen

Per 1 januari 2007 heeft de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding de status van baten-lastendienst verkregen. De LFR is beleidsmatig ondergebracht bij het directoraat generaal Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De LFR verleent diensten op het gebied van verwerven en beheren van materieel en bijstandteams ten behoeve van de brandweer, politie, geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen en andere hulpverleningsorganisaties.

De missie van de LFR luidt: «De baten-lastendienst is een landelijke faciliteit ten behoeve van de partners in de veiligheid met als centrale rol de multidisciplinaire ondersteuning waaronder bijstand en operationele logistiek».

Bedrijfsvoering

Met de oprichting van de baten-lastendienst LFR per 1 januari 2007 is beoogd de taken op het terrein van het materiële beheer voor de brandweerzorg te concentreren en doelmatiger te laten functioneren. De tarieven van de LFR zijn in 2009 op een lager bedrag vastgesteld dan voor het jaar 2008. Het tekort is voornamelijk ontstaan doordat de USAR een lumpsumfinanciering kent. Deze lumpsumfinanciering was niet toereikend. Verwezen wordt naar de toelichting bij het hoofdstuk Doelmatigheid.

Naar aanleiding van de opstelling van de verantwoording 2008 is voor het jaar 2009 een verscherpt (financieel) toezicht ingesteld door het moederministerie (eigenaar) op het agentschap. In 2009 heeft de LFR een aantal verbeteringen in gang gezet om tot verbeterde administratieve processen en een adequaat financieel beheer te komen. De getroffen maatregelen sluiten aan op de accountantsrapportage 2008 en bevatten onder meer de start van de stroomlijning van de financiële administratieve processen, de planning & controlcyclus en de managementrapportages.

Daarnaast zijn verbeteringen aangebracht op het terrein van liquiditeitbeleid, vorderingenbeleid, afwikkelen van oude openstaande posten etc. alsook het «in control» geraken van het agentschap.

Onder verwijzing naar en in het licht van de kern van de Nota Vernieuwing Rijksdienst (de lokale overheid moet in staat zijn of worden gesteld lokale problemen aan te pakken) is besloten om de LFR onder te brengen Nederlandse Instituut voor Fysieke Veiligheid (NIFV). Op de diverse terreinen zijn voorbereidingen getroffen om de feitelijke overgang mogelijk te maken. Het streven was gericht op een overgangsdatum van 1 januari 2010. De Wet op de Veiligheidsregio’s moest hiervoor van kracht zijn. Vertraging in het wetgevingstraject is de oorzaak dat deze datum niet is gehaald. De focus ligt nu op 1 juli 2010.

Voor de kosten verbonden aan het inhuren van externen is een financieel plafond vastgesteld. Deze lag voor de LFR op € 1,3 mln voor het jaar 2009. In het licht van de vermoedelijke onderbrenging van de LFR per 1 januari 2010 bij het NIFV is afgesproken dat de ontvangende organisatie invloed moet hebben op het aan te trekken personeel. Daarom is afgesproken dat vacatures vooralsnog tijdelijk met inhuur worden opgevuld en daarna in gezamenlijkheid vast personeel wordt aangetrokken. De LFR heeft slechts in kleine mate het vastgestelde plafond overschreden. De realisatie kwam uit op 104% zijnde € 1,35 mln. De overschrijding valt binnen het totaal van het vastgestelde plafond voor het directoraat generaal Veiligheid.

Het gemiddelde ziekte verzuim percentage bedraagt 4,1%. Dit is een daling ten opzichte van 2008 (5%).

Vermogensontwikkelingen

Weerstandsvermogen
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) 29,9 80,9 35,6
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%) 0 0 0
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1000) 49 50 51

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Algemeen

De LFR is per 1 januari 2007 opgericht. Hierdoor zijn er geen gegevens beschikbaar van voor het jaar 2007.

Eigen Vermogen

Over de aanwending van het eigen vermogen wordt expliciet en separaat besloten door de eigenaar van het agentschap. Het onverdeelde resultaat wordt na vaststelling van de jaarrekening ten laste van het eigen vermogen gebracht. Het eigen vermogen dient als buffer voor incidentele onvoorziene tegenslagen.

Voorzieningen

De voorziening en de mutatie hebben beide betrekking op ambtsjubilea.

Voorzieningen 31-12-2009 31-12-2008
Voorziening jubileumuitkering 49 590 48 921
Bij: dotatie 2009 971 0
Bij: dotatie 2008 0 669
  50 561 49 590

Liquiditeit

Liquiditeit
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Quick ratio 0,94 1,13 1,03

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

In verband met de oprichting van het agentschap per 1 januari 2007 zijn er geen historische gegevens van voor het jaar 2007 beschikbaar.

Exploitatie

Baten-lastendienst LFRGespecificeerde verantwoordingsstaat per 31 december 2009(x € 1 000)
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengst moederministerie 20 390 24 143 3 753 15 280
Opbrengst overige ministeries 129 4 – 125 0
Mutatie onderhanden werk 0 0 0 2 107
Opbrengst derden 721 1 599 878 954
Rentebaten 25 2 – 23 0
Bijzondere baten 0 0 0 0
Totaal baten 21 264 25 748 4 483 18 341
         
Lasten        
Apparaatskosten        
– personele kosten 4 550 4 813 263 4 503
– materiële kosten 16 533 21 874 5 341 13 043
Rentelasten 0 24 24 64
Afschrijvingskosten        
– materieel 100 121 21 110
– immaterieel 0 0 0 0
Overige lasten        
– dotaties voorzieningen 0 – 680 – 680 141
Bijzondere lasten 0 0 0 0
Totaal lasten 21 183 26 152 4 969 17 861
         
Saldo van baten en lasten 81 – 404 – 486 480

Stelselwijziging

De richtlijnen schrijven met ingang van verantwoordingsjaar 2009 voor dat bij de waardering van het onderhanden werk de «percentage of completion method» moet worden gehanteerd. Dit houdt in dat de opbrengsten moeten worden verantwoord tot het niveau van de daaraan verbonden en gerealiseerde (project)kosten. Indien daarenboven termijnen vooruit zijn gefactureerd zal dit leiden tot een negatieve stand onderhanden werk. Deze wordt verantwoord onder de passivazijde van de balans onder de post «vooruit gefactureerde termijnen».

Toelichting

De hogere realisatie in opbrengst van het moederministerie is met name veroorzaakt doordat met ingang van 2009 de vooruit gefactureerde termijnen als gevolg van de voorgenoemde stelselwijziging zijn opgenomen onder de opbrengst moeder ministerie. Het betreft de overgang van «completed contract method» naar een «percentage of completion method».

De lagere realisatie in de opbrengst overige ministeries is veroorzaakt doordat minder opdrachten dan geraamd zijn ontvangen en dus niet zijn uitgevoerd.

De hogere realisatie in de opbrengst derden is veroorzaakt doordat meer opdrachten dan geraamd vanuit de veiligheidsregio’s zijn uitgevoerd en doorberekend.

De geraamde rente baten hebben betrekking op de van het ministerie van Financiën te ontvangen rente in verband met gelden op de rekening courant van de Rijks Hoofdboekhouding.

De betaalde rentelasten hebben betrekking op de te vergoeden rente aan het ministerie van Financiën in verband met de zgn. roodstand op de rekening courant met de Rijks Hoofdboekhouding. Ondermeer het lage rentepercentage en door het gevoerde liquiditeitsbeleid is een daling van rentelasten waar te nemen ten opzichte van 2008 ter grootte van € 0,040 mln.

De stijging van de afschrijvingslasten worden veroorzaakt door de ingebruikname van vervangingsinvesteringen.

De stijging van de materiële kosten zijn als volgt te verklaren:

Onderhoud en reparatie

De stijging van het beheer en onderhoud voertuigen wordt met name veroorzaakt doordat in 2009 groot onderhoud is gepleegd aan de blusboten. Daarnaast heeft vervanging van de tweejaarlijkse medicijnen plaatsgevonden. Verder zijn de dompelpompen gerevitaliseerd.

Beheer en onderhoud voertuigen

De toename van de kosten voor beheer en onderhoud voertuigen is voornamelijk het gevolg van de toename van het aantal voertuigen voor Verscherpt Rijdend Toezicht (VRT) in beheer.

Huur panden

Naast de huur van de panden in Zoetermeer worden ook kosten van elektriciteit het Waarschuwings Alarm Systeem (WAS) bij deze kostenpost betrokken.

Op grond van in 2009 in werking getreden regelgeving worden de elektriciteitskosten van onbemeterde WAS-palen voor een minimum bedrag aangeslagen.

Advies onderzoek en voorlichting

De stijging van de kosten van advies, onderzoek en voorlichting wordt voornamelijk veroorzaakt door de gemaakte kosten voor het onderzoek «Looking through the wall» en het onderzoek naar «Bovenregionale inkoop Brandweer»

USAR Participantenbijdragen

De USAR participantenbijdrage betreft de kosten van medewerkers uit brandweerregio’s die werkzaamheden verrichten voor het USAR team. De stijging in de kosten is veroorzaakt door de meer dan geraamde inzet bij de oefening in Dubai alsmede de stijging in de vergoeding van de leden van het USAR-team.

Materiële kosten projecten

Met ingang van 2009 wordt, vanwege de vorenvermelde stelselwijziging van «completed contract method» naar de «percentage of completion method», de positie onderhandenwerk gepresenteerd als materiële kosten projecten.

Balans

Baten-lastendienst LFRBalans per 31 december 2009(x €1 000)
  2009 2008
Activa    
Immateriële activa 0 0
Materiële activa    
– grond en gebouwen 89 7
– activa in aanbouw 0 69
– installaties en inventarissen 40 70
– overige materiële vast activa 217 284
Voorraden 0 0
Debiteuren 2 227 888
Nog te ontvangen 538 431
Liquide middelen 269 2 326
Totaal activa 3 380 4 075
     
     
Passiva    
Eigen vermogen    
– exploitatiereserve 788 308
– verplichte reserve 0 0
– onverdeeld resultaat – 404 480
Leningen bij het MvF 0 0
Voorzieningen 51 50
Crediteuren 1 012 243
Vooruit gefactureerde termijnen 344 79
Nog te betalen 1 589 2 915
Totaal passiva 3 380 4 075

Stelselwijziging

De vooruit gefactureerde termijnen zijn in 2008 in mindering gebracht op de post voorraden. Met ingang van 2009 wordt deze post onder de Passiva opgenomen bij de post vooruit gefactureerde termijnen. Ook de cijfers van de balans 2008 zijn hierop aangepast. Zie ook de toelichting bij de verantwoordingsstaat met betrekking tot de stelselwijziging.

Toelichting

De investeringen voor de toegangsbeveiliging (in 2008 opgenomen onder activa in aanbouw) is in 2009 gerealiseerd. Verder betreft het investeringen in computers voor de bedrijfsvoering.

De stijging van de post debiteuren heeft ondermeer ook te maken met de daling van de post voorziening dubieuze debiteuren in 2009. In het kader van het verscherpte toezicht is de post dubieuze debiteuren van 2008 ter hand genomen. Het gevolg is een afwikkeling in 2009 van het overgrote deel van de openstaande facturen uit 2007 en 2008.

Daarnaast is door tijdige afsluiting van projecten en facturatie in november en december 2009 de post gestegen. Hierdoor is een realistischer beeld ontstaan van de debiteuren.

In de post nog te ontvangen bedragen zit een sterke daling van de te factureren posten. Dit hangt nauw samen met de beduidend hogere post debiteuren in de balans. Zoveel mogelijk posten over 2009 zijn in rekening gebracht bij de opdrachtgever. De vooruitbetaalde kosten en nog te ontvangen vergoedingen door middel van creditnota’s zijn echter gestegen met € 0,35 mln in 2009.

De stijging van de post crediteuren wordt veroorzaakt door het zoveel mogelijk tijdig ontvangen en verwerken van de inkoopfacturen per 2009. Door het vigerende stringente betalingsbeleid zal het overgrote deel van de post crediteuren binnen de termijn van 30 dagen worden betaald.

De post nog te betalen is als gevolg van het verscherpt toezicht gedaald met € 1,3 mln. Het betreft onderlinge verrekening van vorderingen en schuldposities tussen LFR en het moederministerie.

Investeringen

Baten-lastendienst LFRKasstroomoverzicht per 31 december 2009 (x € 1 000)
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1) Realisatie (2) Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)
1. Rekening courant RHC 1 januari 2009 (incl. deposito) 1 140 2 326 1 186
       
2. Totaal operationele kasstroom 181 – 2 022 – 2 203
       
3a. totaal investeringen (-/-) 0 – 36 – 36
3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+)     0
3. Totaal investeringskasstroom 0 – 36 – 36
       
4a. eenmalige uitkering aan moederministerie (-/-) 0 0 0
4b. eenmalige storting door moederministerie (+) 0 0 0
4c. aflossingen op leningen (-/-) 0 0 0
4d. beroep op leenfaciliteit (+) 0 0 0
4. Totaal financieringskasstroom 0 0 0
5. Rekening courant RHC 31december 2009 (incl.deposito)< (=1+2+3+4) (maximale roodstand € 0,5 mln) 1 322 268 – 1 053

De operationele kasstroom is ten opzichte van 2008 opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Een toename van de vorderingen met € 1,339 mln (besteding van middelen);

Een daling van de voorraden met € 0,265 mln (herkomst van middelen);

Een stijging van de kleine kas en giro van € 0,001 mln (besteding van middelen);

Een stijging van de crediteuren met € 0,770 (herkomst van middelen);

Een toename van de nog te ontvangen posten € 0,107 mln (besteding van middelen);

Een daling van de nog te betalen posten met € 1,326 mln afgenomen (besteding van middelen);

Een bedrag aan afschrijvingen ter grootte van € 0,121 mln (herkomst van middelen);

Een resultaat van -/- € 0,404 mln (besteding van middelen).

Doelmatigheid

De tarieven voor het jaar 2009 zijn lager vastgesteld dan het niveau 2008.

Het in 2009 behaalde negatieve resultaat (€ 0,4 mln) is ontstaan door een te lage lumpsumfinanciering voor het USAR, de gerealiseerde vrijval van voorzieningen en afwikkeling van posten uit de openingsbalans. Naast de verbetering en versterking in de bedrijfsvoering zijn veel inspanningen zijn gestoken in de verdere uitwerking van het projectmatig werken en de invoering van aanpassingen in het tijdregistratiesysteem. De projectvoortgang en -beheersing worden hiermee inzichtelijker gemaakt.

Kengetallen

KengetallenBaten-lastendienst LFR
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Directe uren intern 43 293 45 783 2 490
       
Directe uren per directe medewerker intern 1 202,6 1 578,7 376,1
Directe uren per medewerker intern 921,1 1 040,5 119,4
       
Productiviteitspercentage per directe medewerker intern 65,50% 57,40% – 8,10%
Productiviteitspercentage per medewerker intern 50,20% 56,40% 6,20%

De eerste effecten van de invoering van de projectadministratie en het tijdregistratiesysteem zijn een waarneembare hogere registratie van directe uren intern. Dit leidt tot verbeterde inzichten en in de bedrijfsvoering.

Als gevolg van de gerealiseerde verbeterslagen en het tijdregistratiesysteem is het totaal aantal directe uren inzichtelijker geworden. Het heeft zich echter nog niet vertaald tot een hoger productiviteitspercentage waarmee billable-uren worden bedoeld.

Uitgaande van billable uren is de realisatie 57,4% respectievelijk 56,4%.

KengetallenBaten-lastendienst LFR
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Bedrag x € 1 000        
Personele kosten intern 3 205 3 010 – 195 3 059
Personele kosten extern 1 345 1 803 458 1 444
Totaal personele kosten 4 550 4 813 263 4 503
         
Aantal FTE intern 45,5 40,4 – 5,1 42,8
Aantal FTE extern 8,4 9,7 1,3 11,5
Totaal aantal FTE 53,9 50,1 – 3,8 54,3
         
Verhouding intern:extern 5,42 4,16   3,72

De kosten voor personeel extern bedragen totaal € 1,8 mln. Hiervan is € 1,35 mln voor inhuur externen en € 0,45 voor kosten voor detacheringen (inhuur expertise uit de regio’s mede gelet op de invoering van de Wet op de Veiligheidsregio’s).

BATEN-LASTENDIENST P-DIREKT

Algemeen

P-Direkt is op 1 januari 2006 van start gegaan als tijdelijke baten-lastendienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder het eigenaarschap van de directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (verder DGOBR). In 2008 hebben het kabinet en de Tweede Kamer ingestemd met het toekennen van de definitieve status van baten-lastendienst per 1 januari 2009.

P-Direkt is dé innovatieve HR-dienstverlener van en voor de ministeries. De verwerking van de personeels- en salarisadministratie voor twaalf ministeries, de Hoge Colleges van Staat en het Kabinet der Koningin is samengebracht in één organisatie. De dienstverlening bestaat uit HRM-informatie, de personeelsadministratie en salarisverwerking, het contactcenter, digitale zelfbediening via het P-Direktportaal en personeelsdossiers en managementrapportages.

Niet alle ministeries maken vanaf de start van P-Direkt meteen gebruik van alle diensten van P-Direkt. Eind 2009 zijn dat de ministeries AZ, BZK, LNV, VROM, Justitie, de Hoge colleges van Staat en het Kabinet der Koningin. In de loop van 2010 sluiten SZW, OC&W, Financiën aan. Verwacht wordt in 2011 het laatste ministerie aansluit op de dienstverlening van P-Direkt. Dit betekent een groei van 60 000 eindgebruikers eind 2009 tot 130 000 eindgebruikers van het P-Direktportaal in 2011.

In 2009 is de bouw van de ICT-infrastructuur gerealiseerd en daarmee de dienstverlening van P-Direkt gereed gemaakt. Deze afronding van nieuwe dienstverleningssystemen betekent dat systemen zoals het IPA-salarissysteem, IKAP, Emplaza en PeRCC in 2009 zijn uitgefaseerd.

Tabel weerstandsvermogen
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) nvt nvt 0 7,4 5,6
Percentage vaste activa gefinancierd met leningen (%) nvt 99,0 92,4 95,9 103,7
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 000) nvt nvt 54 149 149

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde VA] * 100

Om eventuele risico’s uit de normale bedrijfsuitoefening op te kunnen vangen wordt weerstandsvermogen opgebouwd.

Tabel Liquiditeit
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Quick ratio nvt 0,76 0,73 0,96 1,02

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009 (x € 1000)
  (1) (2) (3)=(2)-(1)  
Omschrijving Oorspronkelijk vastgest.begr. Realisatie Verschil realisatie en oorspr. begroting Realisatie 2008
Baten        
Opbrengst moederdepartement 3 208 2 278 – 930 1 568
Opbrengst overige departementen 42 429 48 399 5 970 24 148
Opbrengst derden
Rentebaten 16 16 161
Bijzondere baten 163
Bijdrage moederdepartement 3 586 3 586 884
Totaal baten 45 637 54 279 8 642 26 924
         
Lasten        
Apparaatskosten 34 556 46 210 11 654 24 069
– Personele kosten 16 905 12 054 – 4 851 6 303
– Materiële kosten 4 657 1 809 – 2 848 1 293
– Opbouwkosten 486 486 1 047
– Inkoop ICT 12 994 31 861 18 867 15 426
Rentelasten 3 465 3 174 – 291 1 294
Afschrijvingskosten 7 250 4 863 – 2 387 1 507
– materieel 72 72
– immaterieel 7 250 4 791 – 2 459 1 507
Overige lasten
– dotatie voorzieningen
Bijzondere lasten
Totaal lasten 45 271 54 247 8 976 26 870
         
Saldo van baten en lasten 366 32 – 334 54

Baten en Lasten

De doorberekening van de reguliere dienstverlening is conform de vastgestelde Jaarplantarieven en het aantal individuele arbeidsrelaties per ministerie. Toch is de baten en lastenrealisatie groter dan begroot. Dit komt omdat de inkoop ICT hoger is dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door activiteiten ten behoeve van de transitie van de PeRCC departementen naar SAP HR en de voorbereiding van het op te richten contactcenter die in de begroting niet was voorzien. Deze kosten zijn gedekt door enerzijds een extra doorberekening aan de departementen en anderzijds een bijdrage van de DGOBR.

Daarnaast is er een simultane kosten en omzetstijging doordat Emplaza was begroot voor zes maanden terwijl het nog voor twaalf maanden beschikbaar is gehouden.

De personele kosten zijn lager dan begroot omdat ten tijde van opstellen van de begroting er van uitgegaan werd dat de personele instroom vanuit de ministeries al in 2009 zou starten. De werkelijke instroom start pas vanaf 1 januari 2010.

De afschrijvingen zijn lager dan begroot omdat het afronden van de bouw van het P-Direktportaal en SAP HR later dan gepland heeft plaatsgevonden.

Balans per 31 december 2009 (x € 1000)
  Balans 2009 Balans 2008
Activa    
Immateriële vaste activa 79 025 16 470
Immateriele activa in aanbouw/ontwikkeling 14 476 52 211
Materiële vaste activa 156 131
– Grond en gebouwen    
– Installaties, inventarissen, hard-software 156 131
Voorraden    
Debiteuren 5 634 1 957
Nog te ontvangen 875 1 941
Liquide middelen 22 174 17 641
Totaal activa 122 340 90 351
     
Passiva    
Eigen Vermogen 86 54
– Exploitatiereserve 54
– Onverdeeld Resultaat 32 54
Langlopende leningen bij het MvF 93 897 67 648
Voorzieningen 149 149
Crediteuren 2 573 5 321
Nog te betalen 25 635 17 179
Totaal passiva 122 340 90 351

Activa

Ten opzichte van vorig jaar heeft er een herclassificatie plaatsgevonden van de ontwikkelde dienstverleningssystemen van P-Direkt van materiele activa naar immateriële activa. Dit doet recht aan het type activa waar het hier om gaat namelijk de activering van ontwikkelingskosten van software.

In het pSG-beraad van 31 augustus 2006 is een convenant opgesteld waarin de deelnemende twaalf ministeries verklaren de diensten van P-Direkt te zullen afnemen en de kosten van de afschrijvingen en het onderhoud en beheer te zullen dragen totdat de activa volledig zijn afgeschreven. Bij voortijdige opzegging van het convenant is er een verrekeningsclausule van de restschuld en eventuele afwikkelingskosten met de deelnemers. In de Regeling baten-lastendiensten 2007 is bij immateriële vaste activa het aanhouden van een wettelijke reserve verplicht. Het doel van de bepaling in de regelgeving, namelijk de bescherming van crediteuren, is derhalve in het convenant al gerealiseerd. M.a.w.: de vorming van een wettelijke reserve zou dubbelop zijn en ook suggereren dat het financiële risico voor de software bij P-direkt ligt. Dat laatste is juist niet het geval.

Onder de posten immateriële activa en immateriële activa in aanbouw worden geactiveerd de investeringen in de nieuwe dienstverlening. Hieronder zijn opgenomen de eigen uren, de kosten van derden, de opslag voor algemene ontwikkelondersteuning zoals de kosten van het testteam evenals de rentekosten, in relatie tot de opgenomen leningen, tijdens de bouwperiode.

De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingprijs of vervaardigingprijs, verminderd met afschrijvingen of bijzondere waardeveranderingen. De afschrijvingen op immateriële vaste activa zijn gebaseerd op een economische levensduur van 10 jaar. Mocht de economische levensduur korter zijn dan geldt bovenstaande verrekeningsclausule. Vanwege deze redenen is de afschrijvingstermijn langer dan als richtlijn ( 2–5 jaar) is gegeven in de Regeling baten-lastendienst 2007.

De immateriële activa in aanbouw worden overgeboekt naar de post immateriële activa op het moment dat het actief aan de beheerafdeling van P-Direkt wordt opgeleverd en in gebruik wordt genomen ten behoeve van de dienstverlening van P-Direkt.

De immateriële activa betreffen het P-Direktzelfbedieningsportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll, het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA), het HRM-portaal en de licenties en de immateriële activa in aanbouw betreft het ContactCenter. Deze investeringen zijn bijna volledig gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.

De afschrijvingen op de licenties zijn gestart in 2007. De afschrijvingen op het P-Direktportaal, het SAP HR, het SAP Payroll, de cRMA en het HRM-portaal zijn gestart in 2009.

Debiteuren en Nog te ontvangen

Het saldo debiteuren ultimo 2009 betreft voornamelijk de doorbelasting van de additionele HR-productiekosten aan het ministerie van Justitie. De totale vordering wordt als inbaar aangemerkt; derhalve is er geen voorziening voor oninbaarheid in aftrek gebracht.

De post Nog te ontvangen bestaat uit nog te factureren opbrengsten betrekking hebbend op 2009 en vooruitbetaalde kosten.

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding.

Eigen Vermogen

De Regeling Baten-lastendiensten 2007 stelt dat het een baten-lastendienst is toegestaan om reserves tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaren aan te houden. Het positief exploitatiesaldo 2009 van € 0,032 mln wordt per 1-1-2010 toegevoegd aan het exploitatiereserve.

Leningen, Crediteuren en Nog te betalen

Op 1 januari 2009 bestond de post leningen uit de leningen ter financiering van de licenties, de dienstverleningssystemen en de software-ontwikkeling van het contactcenter. In 2009 zijn leningen bij het ministerie van Financiën opgevraagd voor de verdere bouw van het P-Direktportaal, het personeelsinformatiesysteem SAP HR, het salarisverwerkingssysteem SAP Payroll en het Centraal Electronische Personeelsarchief (cRMA) en de software van het contactcenter.

De aflossingsverplichtingen van leningen van de overige materiele activa voor het jaar 2009 zijn op de balans onder Nog te betalen opgenomen.

De facturen die zijn opgenomen onder de post crediteuren zijn in de eerste weken van 2010 grotendeels betaald. Onder de post Nog te betalen zijn opgenomen de nog te betalen kosten 2009, de verplichting uit hoofde van vakantiegeld en verlof alsmede de nog te besteden bijdragen van het moederdepartement.

Voorzieningen

Voor de medewerkers in vaste dienst kan P-Direkt volgens de regelgeving voor financiële verslaggeving een voorziening treffen voor toekomstig te betalen jubilea-uitkeringen. Het betreft het personeel dat tot en met 2009 in vaste dienst is gekomen. Voor 2009 heeft geen mutatie plaatsgevonden omdat in 2010 de volledige voorziening zal vrijvallen in verband met gewijzigde regelgeving van het ministerie van Financiën.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2009 (x € 1000)
Omschrijving Oorspr.vastgest begr.(1) Realisatie (2) Verschil realisatie en oorspr begr (3)=(2)-(1)
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2009 52 17 641 17 589
       
2. Totaal operationele kasstroom 7 616 – 1 798 – 9 414
  Totaal investeringen (-/-)   – 29 708 – 29 708
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)      
       
3. Totaal investeringskasstroom   – 29 708 – 29 708
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)      
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+)   3 100 3 100
  Aflossingen op leningen (-/-) – 7 250 – 2 061 5 189
  Beroep op leenfaciliteit(+)   35 000 35 000
       
4. Totaal financieringskasstroom – 7 250 36 039 43 289
       
5. Rekening-courant RHB 31 december 2009 (=1+2+3+4) 418 22 174 21 756

De investeringen en het beroep op de leenfaciliteit zijn hoger dan in de begroting geraamd. Dit komt omdat de leenplafonds 2009 pas bij 1e suppletore begroting 2009 zijn vastgesteld. De leningen zijn volledig opgenomen ter financiering van de investeringsactiviteiten. De aflossing op de leningen is lager dan begroot omdat een deel van de leningen later zijn opgenomen dan gepland waardoor het aflossingsmoment is opgeschoven in de tijd. De noodzaak tot een eenmalige storting door het moederdepartement bestond ten tijde van de begroting niet. Zie paragraaf baten en lasten.

Doelmatigheid

P-Direkt is opgericht om de doelmatigheid in de HR-kolom van de Rijksoverheid te verbeteren waarbij een bijdrage wordt geleverd aan het slagvaardiger maken van de rijksdienst. Naast deze «makro»-doelmatigheid streeft P-Direkt naar doelmatigheid van de eigen bedrijfsvoering. Door bundeling van taken van de bestaande dienstverlening uit de verschillende departementen binnen P-Direkt wordt een efficiencyslag gemaakt. P-Direkt stelt zich tot doel in deze groeiperiode het huidige overheadpercentage van 20% te verbeteren naar 17,5% waardoor de uurtarieven jaarlijks met reëel 0,5% kunnen worden verlaagd (totaal een verlaging met ca. 7%). Tevens is de oorspronkelijke doelstelling om de dienstverleningstarieven aan de afnemers met jaarlijks 2% te verlagen reeds ingezet.

Dienstverlening

Ten aanzien van de volgende onderwerpen zijn prestatieafspraken dan wel KPI’s vastgesteld en vervolgens in de planning en control-producten opgenomen:

Klantgerichtheid

De dienstverlening van P-Direkt is er op gericht de medewerkers van de departementen te ondersteunen bij het uitvoeren van de personeelsprocessen. Vanuit deze externe focus worden afspraken gemaakt met de departementen over de kwaliteit van de diensten.

Kwaliteit en kostenefficiency

Naast de klantgerichte sturing is sturing op kwaliteit en kostenefficiency het middel om doelmatiger werken te bevorderen. Door afspraken te maken over de hoeveelheid en de kwaliteit van de te leveren diensten worden doelmatigheidsprikkels geïntroduceerd: als P-Direkt de afgesproken levels niet haalt hebben de betreffende afnemers recht op een schadevergoeding.

Naast de planning en control zijn er nog andere instrumenten die P-Direkt benut om haar doelmatigheid te vergroten. De belangrijkste zijn: Benchmarking, Audits, Gebruikerstevredenheidsonderzoek en Periodiek evaluatieonderzoek.

Eind 2008 is de HR Shared Service Center benchmark community 2009 gestart waarin P-Direkt participeert. Doel is om best practices van elkaar over te nemen! Gebleken is dat P-Direkt als enige het totale kostenpallet (inclusief afschrijvingen en rente op ontwikkelde systemen) in haar tarieven verdisconteerd.

Periodiek evaluatieonderzoek

Met betrekking tot de bijdrage van P-Direkt aan de doelmatigheid op rijksniveau wordt in 2010 een onafhankelijk evaluatieonderzoek uitgevoerd. De eigenaar, de dgOBR, is opdrachtgever voor het evaluatieonderzoek. Onderdeel van deze evaluatie is het uitvoeren van een kosten-batenanalyse. Zijn de besparingen die vooraf voor reëel werden gehouden ook daadwerkelijk gerealiseerd? De uitkomsten van de evaluatie moeten er toe leiden dat op zowel het niveau van P-Direkt als het niveau van de individuele contracthouder voorstellen voor doelmatigheid en kwaliteit worden vastgesteld.

Optimaal beheer bedrijfsvoering

P-Direkt geeft uitvoering aan de doelmatigheidseis door bij een kwalitatief goede dienstverlening:

• te sturen op een optimaal contractmanagement binnen de dienstverlening met leveranciers en afnemers. Onder andere door bij leveranciers afspraken te maken om de dienstverlening jaarlijks goedkoper af te nemen;

• binnen een in opbouw zijnde organisatie een efficiënte inzet van personeel te realiseren om hiermee de overhead op een laag niveau te houden. Onder andere door functies die nog geen volledige capaciteit vergen te bundelen en door de inzet van externen in de bedrijfsvoeringfuncties te beperken;

• te sturen op het niveau van kostprijzen om inzicht te bieden in het kostenverloop en de resultaten van de dienstverlening.

Daarnaast participeert P-Direkt in het benchmarkonderzoek voor baten-lastendiensten die de overheadcijfers van de baten-lastendiensten binnen het rijk in kaart moet brengen en vergelijken. P-Direkt heeft in 2009 gestuurd op een percentage van 18% overhead en dit ook gerealiseerd (2007: 24,5%, 2008: 20%). In de opvolgende jaren zal P-Direkt dit percentage verder verlagen naar minimaal het Rijksbrede percentage voor baten-lastendiensten van 17,5 %.

Kengetallen

P-Direkt is bezig met de transitie van projectenorganisatie naar een beheer- en dienstverleningsorganisatie. De beheerorganisatie is gestart met de overname van een aantal werkelijke HRM-oplossingen bij ministeries (o.a. Emplaza en PeRCC) en heeft in 2008 en 2009 de nieuwe HRM-oplossingen vanuit de 1e fase in beheer genomen (oa de Payroll, het HRM-informatie en P-Direktportaal en de Personeelsdossierservice). In 2009 is de organisatiestructuur die dat beheer op een efficiënte wijze uitvoert verder opgezet. Onderdeel daarvan is het op eenduidige wijze vastleggen en administreren van afspraken met de leveranciers en de klanten. Dat laatste vindt plaats in een zogenaamd Service Charter waarin ook performance-indicatoren worden opgenomen. In 2010 wordt een nulmeting uitgevoerd die de basis zal vormen voor de doelmatigheidsmeting in de jaren 2011 en verder.

Bij P-Direkt wordt de basisdienstverlening doorberekend middels een individuele arbeidsrelatie (IAR)-tarief per maand. Momenteel is er nog sprake van een mix van productafname door verschillende aansluitmomenten van ministeries waardoor de financiële impact per ministerie verschillend is. Met ingang van 2011 zal er echter sprake zijn van een integrale afname van de basisdienstverlening door alle ministeries: het gaat dan om het zelfbedieningsportaal, het personeelsinformatiesysteem, de salarisverwerking, het elektronisch personeelsdossier en de personeels- en salarisadministratie (contactcenter).

Om de doelmatigheid van P-Direkt aan te tonen zal sprake moeten zijn van een dalende kostprijs bij een (minstens) gelijk blijvende kwaliteit. Naast beschikbaarheid en betrouwbaarheid wordt ook gerapporteerd over de reactiesnelheid (calls, incidenten en serviceverzoeken opgelost binnen streeftijd voor alle klanten samen, per product).

De onderstaande kwaliteitsindicatoren betreffen nog niet het totale pakket van dienstverlening maar slechts het salarissysteem, het HRM-portaal (personeelspagina rijksweb) en het elektronisch personeelsdossier. Vanaf 2010 zal dit worden uitgebreid met het personeelsinformatiesysteem en het zelfbedieningsportaal. Omdat P-Direkt een in opbouw zijnde organisatie is ziet men een stijgende lijn in de kengetallen omzet en fte.

Omschrijving generiek deel
  2008 2009 2010
kostprijs in € per IAR 580 580 576
Index* 100% 100% 99%
Omzet (pxq) in € mln 16,2 37,9 60,9
Saldo van baten en lasten als % van de totale baten 0% 0% 0%
       
FTE-totaal (excl externe inhuur) 70 93 375
       
Omschrijving specifiek deel      
       
Kwaliteitsindicatoren:      
Beschikbaarheid 99% 99% 98%
Betrouwbaarheid 99% 99% 98%
Reactiesnelheid 92% 95% 90%
Klanttevredenheid 6,55 7,4 7

* Index – De index geeft de absolute prijsontwikkeling weer.

P-Direkt heeft de jaarlijks prijsstijgingen op haar inkoop van resources van per saldo 2% niet in de tarieven verdisconteerd waarmee impliciet is voldaan aan de toezegging aan de afnemers om jaarlijks een efficiencywinst te realiseren van minimaal 2%.

BATEN-LASTENDIENST WERKMAATSCHAPPIJ

Algemeen

De Werkmaatschappij (DWM) is per 1 januari 2008 van start gegaan als baten-lastendienst onder het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. DWM is een concernbreed platform en thuisbasis voor interdepartementale samenwerking op het terrein van de bedrijfsvoering in brede zin binnen de gehele Rijksoverheid. Op 1 januari 2008 bestond DWM uit een Houdster en 12 bedrijfseenheden. Een bedrijfseenheid is het resultaat van een interdepartementale samenwerking die tot volle wasdom is gekomen, en aldus in staat concrete producten en diensten te leveren en de daarmee samenhangende kosten in rekening te brengen bij de opdrachtgevers. Per 1 januari 2009 zijn de volgende 6 bedrijfseenheden toegetreden:

– de eenheid Benchmark beleid en bedrijfsvoering Rijk (BBR);

– het expertisecentrum mobiliteit (EC-MO);

– de eenheid Digitale werkplek Rijk (DWR);

– de eenheid Strategische Beheerorganisatie (SBO);

– de Rijksbeveiligingsorganisatie (RBO);

– de eenheid Facilitaire Samenwerking (FASAM).

De in totaal 18 bedrijfseenheden van DWM leveren een breed scala aan producten en diensten op het terrein van de bedrijfsvoering aan onderdelen van de Rijksoverheid. Bijvoorbeeld HRM diensten zoals arbeidsmarktcommunicatie of bedrijfsmaatschappelijk werk, grafische en ICT-dienstverlening, het bieden van coaching, arbeidsjuridische ondersteuning en post- en koeriersdiensten.

Naast de producten en diensten die door de bedrijfseenheden van DWM voor de onderdelen van de Rijksoverheid worden geleverd heeft DWM een aanvullende taak. DWM helpt aangesloten organisaties bij het implementeren en optimaal benutten van bedrijfsprocessen en systemen. Daarbij wordt zoveel mogelijk ingezet op standaardisatie, ketenintegratie en efficiencywinst. Naast de centrale inkoop van diensten biedt DWM ondersteuning op het gebied van strategie, management, onderzoek, ontwikkeling en begeleiding naar een baten-lastenorganisatie.

DWM biedt tevens onderdak aan interdepartementale samenwerkingsverbanden (in 2009 de Interimorganisatie Rijksarchieven [IORA] en het bureau Inspectieraad). Die laatsten kunnen bij DWM terecht voor de afname van PIOFACH-ondersteuning, zij maken echter geen onderdeel uit van DWM.

Bedrijfsvoering

Financieel Beheer

Het financiële beheer en de financiële verantwoording van DWM moeten voldoen aan de voorschriften voor baten-lastendiensten; daarnaast worden er een aantal algemene bedrijfseconomische beginselen als uitgangspunt genomen. Algemeen uitgangspunt is dat getrouw, duidelijk en stelselmatig inzicht wordt gegeven in de grootte en samenstelling van het vermogen van de baten-lastendienst en de omvang van de baten en lasten, het saldo van baten en lasten, kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten. In 2009 zijn met het verbeterprogramma Beweging in balans, voorlichtingsbijeenkomsten voor de bedrijfseenheden, het hanteren van formats bij het opstellen van tussentijdse cijfers, een gedegen tussentijdse afsluiting per 31 augustus 2009, de kwalitatieve en kwantitatieve invullen van de businesscontrol functie en het bespreken van de 4-maandscijfers met het management van de bedrijfseenheden belangrijke verbeteringen doorgevoerd in het financieel beheer. De ervaring leert dat blijvend veel moet worden geïnvesteerd in een zo efficiënt mogelijk ingericht financieel beheer.

Ontwikkelingen

De evaluatie van het jaarrekeningtraject 2009 zal leiden tot verdere concrete verbeteracties op het gebied van optimalisering en uniforming van processen en werkwijze, de planning en controlcyclus en de huidige inrichting van de financiële functie in relatie tot het Bedrijfsbureau. Ook op het terrein van ICT en (ontsluiting van) managementinformatie zijn nog verbeteringen te realiseren. Niet alleen waar het gaat om de bedrijfsvoeringondersteunende systemen, maar ook waar het gaat om de primaire basisregistratiesystemen van bedrijfseenheden. Het project Exact, waarmee de uren- en opdrachtenadministratie kan worden gekoppeld aan de financiële administratie, zal in 2010 gefaseerd worden geïmplementeerd.

Vermogensontwikkelingen

Tabel weerstandsvermogenBaten-lastendienst Werkmaatschappij
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%) nvt nvt nvt 0% 114%
Aandeel materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%) nvt nvt nvt 49% 41%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1000) nvt nvt nvt nvt nvt

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Om eventuele risico’s uit de normale bedrijfsuitoefening op te kunnen vangen wordt weerstandsvermogen opgebouwd. Het jaar 2008 is het eerste jaar van DWM. Eind 2009 overschrijdt het Eigen Vermogen van DWM de toegestane 5% met ca € 0,6 mln. Bij 1e suppletore begroting 2010 zal DWM aangeven hoe met deze overschrijding zal worden omgegaan, rekeninghoudend met de omzet- en resultaatontwikkeling in 2010.

  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009
Quick ratio nvt nvt nvt 0,99 1,09

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie

Baten-lastendienst De WerkmaatschappijGespecificeerde verantwoordingsstaat 2009 (x € 1 000)
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1) 1e suppletore begroting* (2) Realisatie (3) Verschil Realisatie en 1e suppletore begroting (4)=(3)–(2) Realisatie 2008
Baten          
Opbrengst 167 703 116 090 126 392 10 302 39 258
Opbrengst moederdepartement 23 046 43 644 68 494 24 850 11 220
Opbrengst overige ministeries 140 509 66 485 55 790 – 10 695 26 167
Opbrengst derden 4 148 5 961 2 108 – 3 853 1 871
Rentebaten 30 210 43 – 167 11
Bijzondere baten 470 5 599 2 475 – 3 124 2 433
Totaal baten 168 203 121 899 128 910 7 011 41 702
           
Lasten          
Apparaatskosten 166 305 116 273 124 418 8 145 41 017
* personele kosten 25 559 67 399 67 601 202 21 394
* materiele kosten 140 746 48 874 56 817 7 943 19 623
Rentelasten 191 386 154 – 232 361
Afschrijvingskosten 580 344 326 – 18 225
* materieel apparaat 580 344 155 – 189 64
* materieel ICT 0 0 171 171 161
Overige lasten 0 2 700 550 – 2 150 24
* dotaties voorzieningen 0 0 126 126 24
Bijzondere lasten 0 2 700 424 – 2 276 0
Totaal lasten 167 076 119 703 125 448 5 745 41 627
Saldo van de baten en lasten 1 127 2 196 3 462 1 266 75

* De cijfers 1e suppletore begroting 2009 zijn opwaarts bijgesteld. Als gevolg van een technische fout waren de gepresenteerde cijfers in de 1e suppletore begroting 2009 cijfers te laag. In de ontwerp-begroting 2010, kolom 2009, zijn bijgaande juiste cijfers reeds opgenomen.

De 1e suppletore begroting 2009 wijkt af van de oorspronkelijke begroting 2009 omdat daarin de begrotingen van de per 1 januari 2009 toegetreden bedrijfseenheden BBR, DWR, EC MO, FaSam, RBO en SBO zijn opgenomen.

De belangrijkste verschillen tussen de 1e suppletore begroting 2009 en de realisatie 2009 zijn te verklaren uit een hoger dan verwachte omzet bij DWR en FaSam [respectievelijk € 5 en € 7 mln]. Deze ontwikkeling heeft ook geleid tot hogere personele kosten [als gevolg van externe inhuur] en hogere materiele kosten dan geraamd.

De dotatie voorzieningen betreft het verhogen van de in de balanspost debiteuren begrepen voorziening dubieuze debiteuren.

De gerealiseerde bijzondere baten van € 2,5 mln bestaan onder andere uit de vergoeding voor opbouwkosten 2009 van de expertisecentra (ca €1,9 mln) en de opbouwkosten voor Vijfkeerblauw (ca € 0,4 mln), nagekomen baten voorgaande jaren en de vrijval verplichte reserve (€ 0,1 mln) als gevolg van de afschrijving op de materiele vaste activa. De gerealiseerde bijzondere lasten betreft met name een getroffen schikking van € 0,150 mln na aansprakelijkheidstelling bij een van de bedrijfseenheden en per saldo nagekomen lasten voorgaande jaren (€ 0,3 mln).

Resultaat

Het saldo van baten en lasten over 2009 bedraagt € 3,462 mln. Bij de 1e suppletore begroting was € 2,195 mln geraamd. Onderstaand is een vergelijking per bedrijfseenheid gegeven tussen de 1e suppletore begroting en de realisatie 2009.

Baten-lastendienst De WerkmaatschappijResultaat per bedrijfseenheid 2009 (x € 1 000)
  1e suppl. Begroting 2009 Realisatie 2009 Verschil realisatie en 1e suppletore begroting 2009
BBR 0 60 60
Bhuro 25 – 27 – 52
Buitenhuis 19 – 34 – 53
DWR 321 3 011 2 690
Expertisecentrum AenG 18 288 270
Expertisecentrum AJ 225 106 – 119
Expertisecentrum AMC 36 7 – 29
Expertisecentrum BMW 0 246 246
Expertisecentrum FA 106 – 55 – 161
Expertisecentrum Mobiliteit 122 37 – 85
Expertisecentrum RA 77 – 164 – 241
Fasam 757 736 – 21
Flexchange 16 – 45 – 61
Houdster 0 – 2 111 – 2 111
Intercoach (IC) 83 – 6 – 89
Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (IPKD) 25 1 004 979
RBO 63 439 376
SBO 62 128 66
Vijfkeerblauw 240 – 158 – 398
  2 195 3 462 1 267

De toelichting op de grote verschillen (> € 100 000) is als volgt:

Houdster: Het negatieve saldo van de houdstermaatschappij is voornamelijk veroorzaakt door de extra kosten in verband met de verhuizing medio 2009 en de hogere gebruikersvergoeding voor het pand aan het Beatrixpark. Aangezien de bedrijfseenheden hiermee in hun jaarplannen 2009 geen rekening hebben kunnen houden zijn deze kosten niet doorberekend aan de bedrijfseenheden. De kosten die in 2009 samenhangen met de vormen van een expertisecentrum HRM zijn om dezelfde reden ten laste van het resultaat van de houdster gebracht. Een andere oorzaak voor het verlies bij de houdster zijn de kosten voor inhuur van businesscontrollers.

DigitaleWerkplekRijk (DWR): Het positieve resultaat is voornamelijk veroorzaakt door lagere beheerkosten dan geraamd.

Interdepartementale Post- en Koeriersdienst (IPKD): De op basis van het in 2008 behaalde negatieve jaarresultaat noodzakelijk geachte tariefstijging is in combinatie met een toegenomen afname te fors gebleken. Eind 2009 heeft IPKD dan ook besloten een deel van de tarieven tussentijds te verlagen.

Rijksbeveiligingsorganisatie (RBO): De dienstverlening door RBO is per 1 augustus 2009 uitgebreid als gevolg van de aansluiting van het ministerie van Financiën. Tevens is de vraag naar beveiligingdienstenverlening tijdens bijzondere evenementen toegenomen.

Vijfkeerblauw: Als gevolg van een latere start van Vijfkeerblauw dan geraamd in het jaarplan 2009 is het resultaat nog niet op het gewenste niveau.

Expertisecentrum Formatieadvies (FA) en Rijksadvies (RA):Zowel bij FA als RA heeft een beperkt aantal langdurig verzuimers, gezien de omvang van beide organisaties direct een belangrijk negatief effect op het resultaat.

Expertisecentrum Arbeidsjuridisch (AJ): Het niet volledig doorberekenen van de kosten in geval van externe inhuur aan de klanten heeft geleid tot een lager dan verwacht resultaat.

Expertisecentrum Arbeid & Gezondheid (A&G): De extra werkzaamheden als gevolg van de grieppandemie hebben geleid tot een hoger dan verwacht resultaat.

Expertisecentrum Bedrijfsmaatschappelijk werk (BMW): De omzet bij een aantal klanten is hoger uitgevallen dan geraamd en heeft geleid tot een hoger dan verwacht resultaat.

Baten-lastendienst De WerkmaatschappijBalans per 31 december 2009 (x €1 000)
  Balans 2009 Balans 2008
Activa    
Immateriële activa 976 0
Materiële activa 1 510 400
– Verbouwingen 533 179
– Installaties, inventarissen, hard-software 944 115
– Overige materiële vaste activa 33 106
Voorraden 329 124
Debiteuren 10 182 9 525
Nog te ontvangen 8 837 4 098
Liquide middelen 20 533 489
Totaal activa: 42 367 14 636
     
Passiva    
Eigen Vermogen 5 966 247
– Exploitatiereserve 1 410 0
– Verplichte reserve 1 094 172
– Onverdeeld resultaat 3 462 75
Leningen bij het MvF 452 128
Voorzieningen 0 0
Crediteuren 13 837 6 484
Nog te betalen 22 112 7 777
Totaal passiva 42 367 14 636

Overlopende activa en passiva

De post nog te ontvangen bestaat voornamelijk uit nog te factureren termijnen [€ 6,3 mln], nog te verrekenen c.q nog door te berekenen kosten [€ 1,4 mln] en vooruitbetaalde bedragen [€ 1,1 mln].

De post nog te betalen bestaat voornamelijk uit nog te ontvangen facturen [€ 9 mln], vooruitgefactureerde bedragen [€ 4,2 mln], de door Flexchange met de ministeries en de uitzendbureaus te verrekenen bedragen [€ 3,5 mln] de verplichtingen uit hoofde van vakantiegeld, eindejaarsuitkering en verlofuren [€ 2,6 mln] en vooruitontvangen bedragen [€ 1,7 mln].

Investeringen

Baten-lastendienst De WerkmaatschappijKasstroomoverzicht per 31 december 2009 (x €1 000)
  Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009 (1) 1e suppletore begroting 2009 (2) Realisatie 2009 (3) Verschil Realisatie en 1e suppletore begroting 2009 (4)=(3)-(2)
Rekening-courant RHB per 1 januari 2009 – 184 0 487 487
         
Totaal operationele kasstroom 641 526 20 045 19 519
         
Totaal investeringen (-/-) 0 – 233 – 2 412 – 2 179
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 0 0 0 0
Totaal investeringskasstroom 0 – 233 – 2 412 – 2 179
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) 0 0 0 0
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) 0 0 1 989 1 989
Aflossingen op leningen (-/-) – 516 – 6 – 67 – 61
Beroep op leenfaciliteit (+) 0 200 488 288
Totaal financieringskasstroom – 516 194 2 410 2 216
         
Rekening Courant RHB per 31 december 2009 – 59 487 20 530 20 043

De investeringen in 2009 bestaan voornamelijk uit de geactiveerde ontwikkelkosten bij Flexchange (bijna € 1 mln), huurderinvesteringen bij Vijfkeerblauw (€ 0,5 mln), software bij Expertisecentrum Mobiliteit (€ 0,3 mln), inventaris in het Beatrixpark (ca € 0,3 mln) en software bij Interdepartementale Post en Koeriersdienst (ca € 0,1mln).

In 2009 heeft het moederdepartement een eenmalige storting verricht als weerstandsvermogen.

Het beroep op de leenfaciliteit betreft de financiering van de huurderinvestering bij Vijfkeerblauw.

Doelmatigheid

Werkmaatschappijbrede indicatoren 1e suppletore begroting 2009 Realisatie 2009
Tevredenheid opdrachtgevers (departementen) 6,4 6,9
Medewerkertevredenheid 7,1 Het onderzoek is begin 2010 gestart
% fte overhead * (obv benchmark) 19% 1x per 2 jaar
% fte primaire proces (obv benchmark) 81% 1x per 2 jaar
Omzet (in €1 000) ** 121 899 128 910
Gemiddeld aantal fte 597 516
Omzet per fte in € 204 186 249 825

* overhead inclusief verkoop

** omzet exclusief intercompany

Ontwikkeling omzet: Zie toelichting bij de gespecificeerde verantwoordingsstaat 2009.

Omzet per fte: De (gecorrigeerde) begrote omzet per fte bedraagt € 204 000 ten opzichte van een gerealiseerde omzet per fte van bijna € 250 000. Deze ontwikkeling geeft een vertekend beeld, omdat de Werkmaatschappij in 2009 genoodzaakt was om extern personeel in te huren als gevolg van de interdepartementale taakstelling personeel en de interdepartementale spelregels en afspraken die daarmee samenhangen. In plaats van vast en tijdelijk overheidspersoneel is door meerdere eenheden extern personeel ingehuurd om aan de vraag van departementen te kunnen voldoen. Dit leidt wel tot een toename van de omzet, maar niet tot een toename van het aantal fte’s ambtelijk personeel, waarop het kengetal is gebaseerd.

Gezien de veelheid aan producten/diensten bij DWM is ter bevordering van het inzicht gekozen voor het onderstaande samenvattende overzicht van indicatoren. In tabel 1 is de realisatie vergeleken met het jaarplan 2009 en in tabel 2 is voor de in 2009 toegetreden bedrijfseenheden de realisatie vergeleken met de 1e suppletore begroting 2009.

Tabel 1 Indicatoren per BE Jaarplan 2009 Realisatie 2009
Houdster Inkooptarief DCB (in €) 17 970 17 970
  tarief houdster uitgedrukt in opslag % op directe inkooptarief 107,4% 107,4%
  klanttevredenheid eenheden 7,1 7,1
Vijfkeerblauw opslag printen zwart/wit (in €) 0,0217 0,0258
  volume zwart/wit 53 mln 35,3 mln
  opslag printen kleur (in €) 0,0640 0,1087
  volume kleur 18 mln 28,1 mln
Intercoach ontwikkeling kostprijs coachtrajecten (in €) 763 708
  deelnemers coachtrajecten 100 118
Flexchange kostprijs uitgedrukt in opslag % op directe inkoopkosten 103% 103%
  directe inkoopkosten uitzendkrachten (in € mln) € 131 mln € 124 mln
AJ ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €) 97,80 102,31
  aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren 68,40% 68,46%
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 250 1 252
FA ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €) 109,49 109,00
  aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren 77,00% 34,34%
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 220 1 007
RA ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €) 156,09 192,00
  aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren 60,30% 55,00%
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 982 915
AMC ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €)   n.b
  aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren   n.b
  gemiddeld uurtarief maatwerkvacatureplaatsingen (in €) 111,21 107,50
  gem. tarief per standaardvacatureplaatsing in diverse media (in €) 216,18 189,13
A&G ontwikkeling gemiddelde kostprijs/decl.uur (in €) 113,84 113,84
  aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren 70,92% 50,00%
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 099 728
BMW ontwikkeling gemiddelde kostprijs per declarabel uur (in €) 83,46 81,50
  aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren 68,34% 58,00%
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 250 1 245
Bhuro ontwikkeling gemiddelde kosprijs per declarabel decl.uur (in €) 92,54 93,05
  aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren 58,70% 68,85%
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 170 1 232
Buitenhuis ontw. gem. tarief per decl. uur Group Decision Room [GDR] (in €) 190,0 131,0
  ontwikkeling gem. kostprijs per decl. uur sessie algemeen (in €) 180,0 131,0
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 900 n.b
IPKD tarief basis/plusronde per adres (in €) 676,00 676,00
  aantal adressen 356 346

Bij AJ en RA zijn de gerealiseerde kostprijzen hoger dan begroot. De gemiddelde kostprijzen per declarabel uur hebben betrekking op de declarabele uren van het ambtelijk personeel. Het aandeel productieve fte ambtelijk personeel en daarmee het aandeel declarabele uren is, mede door de interdepartementale taakstelling personeel en de spelregels die daarmee samenhangen, lager dan geraamd. Als gevolg hiervan stijgt de kostprijs per declarabel uur. Voor 2010 heeft RA maatregelen getroffen om de declarabiliteit te verhogen.

Tabel 2 Indicatoren per nieuwe toetreder vanaf 1 januari 2009 1e suppl. begroting 2009 Realisatie 2009
Fasam % fte primaire processen 71,92% 78,36%
  omzet per fte 217 562 269 157
       
DWR aandeel declarabele uren uitgedrukt in totaal werkbare uren 74,60% 84,80%
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 364 1 549
  verhouding managementkosten vs. totale personeelskosten 8,90% 14,20%
       
SBO Ontwikkeling gemiddeld tarief per declarabel uur (in €) 117,57 n.b.
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 315 1 431.\
       
BBR Ontwikkeling gemiddelde tarief per declarabel uur (in € ) 137,16 137
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 131 1 131
       
RBO Ontwikkeling gem. tarief per declarabel uur rijksbeveiligers ( in € ) 51,60 52,45
       
MO gemiddelde tarief per declarabel uur dienstverlening (in €) 89,45 129
  gemiddelde tarief per declarabel uur regio’s 109,62 92
  gemiddeld tarief per declarabel uur P&P 136,28 115
  gem. aantal declarabele uren per declarabele fte 1 200 832

SBO heeft nog geen realisatiegegevens kunnen opleveren. In 2010 zal worden gezocht naar een alternatief hetzij door herformulering van kengetallen hetzij door de implementatie van een urenverantwoording hetzij door aanpassing van kengetallen. Dit alternatief kan/zal worden geoperationaliseerd in het jaarplan 2010.

D. BIJLAGEN

D1. BURGEMEESTERSBENOEMINGEN

Periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009.

Overzicht burgemeestersbenoemingen
Totaal aantal benoemingen in de periode 1 januari 2009 t/m 31 december 2009 37
Aantal benoemingen waarbij de minister in zijn voordracht de aanbeveling van de raad volgde 37
Overzicht benoeming vrouwelijke burgemeesters
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 1 januari 2009 79
Vrouwelijke burgemeester volgt een vrouw op 1
Vrouwelijke burgemeester volgt een man op 10
Vrouwelijke burgemeester benoemd na herindeling 0
Vrouwelijke burgemeester wordt opgevolgd door een man 6
Vacature met laatstelijk een vrouwelijke burgemeester 7
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 31 december 2009: 77
Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur en man/vrouw verhouding op 22 december 2009
Partij Posten % Inwoners % Man Vrouw Totaal
CDA 130 33,1 3 915 093 25,0 108 22 130
PVDA 106 27,0 5 893 374 37,6 86 20 106
VVD 102 26,0 4 032 623 25,8 80 22 102
D66 27 6,9 1 073 632 6.9 19 8 27
GL 10 2,5 260 465 1,7 5 5 10
CU 8 2,0 268 317 1,7 8 0 8
SGP 6 1,5 140 432 0,9 6 0 6
OVG 3 0,8 66 551 0,4 3 0 3
Geen 1 0,3 9 825 0,1 1 0 1
Totaal 393   15 660 312   316 77 393

D2. TOEZICHTSRELATIES EN ZBO’S/RWT’S

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft verschillende zelfstandige organisaties. Het verschil tussen deze organisaties zit in de omvang, de taken, de bevoegdheden en de werkzaamheden. De overeenkomst is dat ze allen taken uitvoeren die gebaseerd zijn op beleid dat (mede) is ontwikkeld door het ministerie van BZK en waar de minister van BZK verantwoordelijk voor is. Om te waarborgen dat deze organisaties het beleid naar behoren uitvoeren, wordt toezicht gehouden. De uitgangspunten voor het toezicht op de zelfstandige organisaties zijn vastgelegd in «toezicht bij BZK: de manier waarop het ministerie van BZK toezicht houdt op zelfstandige organisaties (2005)». De uitgangspunten en criteria sluiten aan op de «kaderstellende visie op toezicht» (Tweede Kamer II, 2005–2006, 27 831, nr 15). Er is aansluiting bij de Kaderwet ZBO’s (Staatsblad 2006, nr 587).

Jaarlijks voeren de toezichthouders een risicoanalyse voor iedere ZBO/RWT uit. De risicoanalyse bestaat uit een groslijst van risico’s. Uit de groslijst worden de belangrijkste risico’s geselecteerd. De aandachtsgebieden voor de risicoanalyse bestaan uit: kwaliteit taakuitvoering, kwaliteit planning & controlcyclus, vermogensbeheer, personeel, bedrijfsresultaat, integriteit en bestuurskosten. De door de toezichthouders geselecteerde risico’s bepalen in belangrijke mate de inhoud van het toezicht. Daarnaast vinden reguliere activiteiten plaats, zoals het beoordelen van de begroting en jaarverslagen.

Na het uitvoeringsjaar verantwoorden de toezichthouders zich over het uitgevoerde toezicht. Voor de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en het Programma Krachtig Bestuur geldt dat zij zich rechtstreeks verantwoorden aan de Tweede Kamer. De overige toezichthouders rapporteren de bevindingen aan het managementteam van BZK. Hiervoor worden de bevindingen gebundeld in het jaarlijkse toezichtverslag BZK. Op de Kiesraad vindt, gegeven het takenpakket, geen inhoudelijk toezicht plaats. In voorkomende gevallen worden bijzonderheden over de goedkeuring van tarieven, begroting en jaarrekening of de vermogensopbouw van de zelfstandige organisaties in de bedrijfsvoeringparagraaf van dit jaarverslag opgenomen.

Hieronder volgt het overzicht van de ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van de minister van BZK vallen. De jaarverslagen van de zelfstandige organisaties worden onder meer via het internet gepubliceerd.

(bedragen x € 1 mln.)
Naam organisatie RWT ZBO Functie Begrotingsartikel(en) (artikel 2) Realisatie URL
Politieregio’s X   Handhaven veiligheid Politie (artikel 2) 4 036,1 www.politie.nl
             
Politieacademie (PA) X X Verzorgen van opleidingen en het afnemen van examens voor politiefunctionarissen   148,6 www.politieacademie.nl
             
Onderzoeksraad voor Veiligheid (Ovv) X X Uitvoeren van onafhankelijk onderzoek van rampen Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid (artikel 14) 11,8 www.onderzoeksraad.nl
             
             
Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (NIFV) X X Verzorgen van opleidingen brandweerfunctionarissen Brandweer en GHOR (artikel 16) 6,5 www.nifv.nl
             
Nederlands Bureau Brandweer-examens (Nbbe) X X Afnemen van examens voor brandweerfunctionarissen Brandweer en GHOR (artikel 16) 0,2 www.nbbe.nl
             
Kiesraad   X Begeleiden en organiseren van het kiesproces Grondwet en democratie (artikel 1) 2,8 www.kiesraad.nl
             
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) X X Uitvoeren van pensioenregelingen Arbeidszaken overheid (artikel 10) 28,9 www.saip.nl

D3. OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INKOOP VAN ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL

Inleiding

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform definitie Rijksbegrotingsvoorschriften 2010.

Ministerie: Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Verslagjaar: 2009

UITGAVEN IN 2009
(in € x 1 000) Programma- en apparaatskosten
1. Interim management 5 889
2. Organisatie- en formatieadvies 2 260
3. Beleidsadvies 1 628
4. Communicatie advisering 1 553
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 11 330
5. Juridisch advies 2 748
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 9 960
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 3 357
(beleids) ondersteunend ( som 5 t/m 7) 16 066
8. Uitzendkrachten 44 691
Ondersteuning bedrijfsvoering 44 691
Totaal uitgaven inhuur externen 72 087
Inhuur voor Vernieuwing Rijksdienst projecten 20 678
Totaal 92 765

Algemene toelichting op de tabel

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven (voor baten-lastendiensten de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV2010). De baten-lastendiensten zijn ook opgenomen in dit overzicht. Dit betreft de KLPD, CAS, BPR, LFR, P-Direkt en de Werkmaatschappij.

Toelichting op het uitgavenniveau en de belangrijkste mutaties

De beheersmaatregelen die BZK genomen heeft om de uitgaven aan externe inhuur te beteugelen hebben hun vruchten afgeworpen. Door het kerndepartement en de baten-lastendiensten KLPD, CAS, BPR en de LFR is in 2009 ruim € 10 mln minder uitgegeven aan externe inhuur dan in 2008.

P-Direkt en de Werkmaatschappij

De baten-lastendiensten P-Direkt en de Werkmaatschappij bevinden zich in een opbouwfase en hadden daardoor net als in 2008 ook in 2009 extra inhuur nodig om de taken te kunnen vervullen. Deze uitgaven bedroegen in 2009 respectievelijk € 21 mln en € 9,7 mln.

Projecten in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst

BZK continueerde in 2009 een aantal innovatieve projecten in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst. Deze projecten hebben een sterke ICT-component, bijvoorbeeld het programma Digitale Werkomgeving Rijk. Het tijdelijke karakter van de werkzaamheden en de specifieke gevraagde ICT-kennis hebben hun weerslag op de omvang van de externe inhuur bij BZK. Vanwege het incidentele karakter van de inhuur die met de projecten in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst is gemoeid, is deze net als in 2008 in de tabel apart inzichtelijk gemaakt.

Sturingsinstrument externe inhuur

In 2009 heeft het kabinet een nieuw sturingsmodel afgesproken voor externe inhuur. Hierbij mogen de uitgaven externe inhuur maximaal 13% bedragen van de totale personele uitgaven. BZK blijft met een percentage van 12,1% in 2009 binnen de afgesproken norm.

Sturingspercentage 2009 (in € x 1 000)
Uitgaven ambtelijk personeel 522 321
Uitgaven externe inhuur 72 086
Totale personele uitgaven 594 406
Percentage inhuur 12,1%

D4. AFKORTINGENLIJST

ABD Algemene Bestuurs Dienst
ACIR Advies Commissie ICT Rampenbestrijding
AD Auditdienst
AIVD Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
Appa Algemene pensioenwet Politieke Ambtsdragers
BBE Binnenlands bestuur en Europa
BDUR Brede Doel Uitkering Rampenbestrijding
BES Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Bfrp Besluit financiën regionale politiekorpsen
BIBOB Bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur
BPR Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
BSN Burger Service Nummer
BuiZa Buitenlandse Zaken
BVS Budgetverdeelsysteem
BVCM Basisvoorziening Capaciteitsmanagement
BVI Bescherming Vitale Infrastructuur
BZK Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties
CAO Collectieve Arbeidsovereenkomst
CAOP Centrum Arbeidsverhoudingen OverheidsPersoneel
CAS Centrale Archief Selectiedienst
CCV Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
CIO Chief Information Officer
DGMOS Directoraat generaal management openbare sector
DGV Directoraat generaal Veiligheid
DigiD Digitale identificatie
DKDB Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging
EC Expertisecentra
EGEM Elektronische gemeenten
EID Electronic Immobilization Device
e-NIK Elektronische Nederlandse Identiteitskaart
EGTS Europese Groepering voor Territoriale Samenwerking
EU Europese Unie
EUKN European Knowledge Netwerk
FEZ Financieel-Economische Zaken
Fte Fulltime-equivalent
GBA Gemeentelijke Basisadministratie
GBO Gemeenschappelijke Beheerorganisatie voor de overheid
GHOR Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GMS Geïntegreerd Meldkamersysteem
G-BIV Geneeskundige Bestuurlijke Informatievoorziening
GHOR Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
HBO Hoger Beroepsonderwijs
HKZ Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector
HLNG High Level Network on Governance
HRM Human Resources Management
IASV Informatie Architectuur Sector Veiligheid
IBV Informatie Basisvoorziening Veiligheid
ICT Informatie- en communicatietechnologie
ICTU ICT-uitvoeringorganisatie
IND Immigratie en Naturalisatiedienst
INK Instituut Nederlandse Kwaliteit
IOOV Inspectie Openbare Orde en Veiligheid
IPO Interprovinciaal Overleg
JBZ Justitie en Binnenlandse Zaken
KLPD Korps Landelijke PolitieDiensten
KMAR Koninklijke Marechaussee
LECD Landelijk Expertise Centrum Diversiteit
LEO Landelijk Executie Overleg
LFR Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding
LOCC Landelijk Operationeel Crisis Centrum
MBO Middelbaar Beroepsonderwijs
MCS Management control systeem
MD Management Development
MIVD Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
NAVI Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur
Nbbe Nederlands bureau voor brandweerexamens
NCC Nationaal Crisis Centrum
NCV Noot Communicatievoorziening
Nibra Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding
Nifv Nederlands instituut fysieke veiligheid
NIK Nederlandse identiteitskaart
NIRM Nederlands Instituut voor de Rechten van de Mens
NORA Nederlandse Overheids Referentie Architectuur
NPNP Nieuw Pistool Nederlandse Politie
NRB Nationale Risicobeoordeling
NVBR Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding
OC Ontwikkelcentrum
OFV Ondersteuningsorganisatie Fysieke Veiligheid
OM Openbaar Ministerie
OOV Openbare Orde en Veiligheid
OTP OverheidsTransactiePoort
Ovv Onderzoeksraad voor Veiligheid
PeRCC personeelsinformatie systeem
PIOFACH Personeel, Informatie, Organisatie, Financiën, Administratie, Communicatie en Huisvesting
PIP Persoonlijke internetpagina
PKI Public Key Infrastructure
P&O Personeel & Organisatie
PVOV Programma Versterking Opsporing en Vervolging
RAAS Infrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten
RIEC Regionale Informatie en Expertisecentrum
RNI Register Niet-ingezetenen
RWT Rechtspersoon wettelijke taak
SAIP Stichting Administratie Indonesische Pensioenen
SBG-J Strategische Beleidsgroep Jeugd
SISA Single Information Single Audit
SOVI Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur
TMG Topmanagementgroep
VbbV Veiligheidbegint bij voorkomen
VIR Voorschrift informatiebeveiliging Rijk
VNG Vereniging van Nederlandse gemeenten
VPL Vut/Prepensioen/Levensloop
VSO Verbond Sectorwerkgevers Overheid
VtS PN Voorziening tot samenwerking Politie Nederland
WFPP Wetsvoorstel Financiering Politieke Partijen
WO Wetenschappelijk Onderwijs
Wpg Wet politiegegevens
WTS Wet tegemoetkoming Schade
WVR Wet veiligheidsregio’s
ZBO Zelfstandig bestuursorgaan
Zvw Zorgverzekeringswet

D5. TREFWOORDENREGISTER

Administratieve lasten 11, 20, 24, 85, 88, 90, 92, 93, 95, 101, 102, 116

Adviescolleges 118, 122

AIVD 11, 17, 18, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 129, 134, 141, 194

Algemene Rekenkamer 6, 49, 50, 127, 128

Arbeidsmarkt 102, 104, 105, 106, 116, 122, 180

Arbeidsvoorwaardenbeleid 29, 35, 82

Arbeidsvoorwaarden 35, 36, 102, 104, 106, 114, 143

Basisregister 144, 149

Basisregistraties 41, 94, 181

Basisvoorzieningen 42, 92, 98

Beleidsprioriteit 9, 10, 11, 23, 24, 48, 129

Beleidsprogramma 9, 26, 121

Bestuursakkoord 11, 18, 24, 81, 82, 84, 85, 88

Bovenregionaal 28, 32, 69

BPR 10, 89, 100, 128, 137, 138, 144, 145, 148, 149, 192, 194

Brandweer 22, 24, 33, 42, 51, 52, 53, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 131, 135, 136, 137, 138, 164, 167, 191, 195

BSN 94, 144, 149, 194

Burgerservicenummer 94

C2000 28, 39, 41, 42, 43

CAS 10, 112, 150, 151, 152, 153, 154, 155, 192, 194

Commissie Dijkstal 86

Commissie Korthals Altes 19, 20

Constitutioneel bestel 75, 77

Convenanten 24, 26, 66, 68, 70, 150, 152

Crisisbeheersing 17, 42, 51, 52, 55, 56, 57, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 68, 71, 131, 135, 137, 138

Crisiscommunicatie 57

Cybercrime 16, 32, 59, 93

Decentralisatie 17, 18, 19, 23, 24, 38, 40, 82, 83, 85

Democratische rechtsstaat 75, 79

DNA 42

Elektronische overheid 92

Elektronische reisdocumenten 144

E-overheid 20, 84, 88, 89, 92, 96, 97

GBA-netwerk 144

GBA 89, 98, 99, 100, 101, 106, 107, 108, 128, 144, 145, 146, 147, 148, 149, 194

GBA-stelsel 98, 99, 144

Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens 98

Gemeenten 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 23, 24, 32, 38, 40, 44, 45, 68, 70, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 88, 90, 91, 92, 94, 95, 96, 99, 100, 104, 107, 138, 148, 194, 195

Gemeentewet 24

GMS 42, 194

Grondrechten 75, 77, 80

Grondwet 19, 24, 75, 76, 77, 79, 131, 135, 136, 137, 191

Informatiebeveiliging 93, 96, 97, 120, 150, 195

Informatiehuishouding 26, 41, 42, 48, 49, 119, 163

Informatievoorziening 22, 33, 34, 38, 40, 41, 42, 48, 60, 62, 72, 73, 111, 112, 119, 122, 194

Inspectie OOV 51, 52, 53

Inspectie Openbare Orde en Veiligheid 17, 51, 190

Integriteit 32, 35, 36, 37, 102, 104, 108, 109, 110, 190, 194

Interbestuurlijk toezicht 19

Internationale samenwerking 48

IOOV 17, 51, 190, 194

Jeugdcriminaliteit 27

Justitie 13, 14, 15, 26, 34, 38, 41, 51, 74, 84, 93, 99, 134, 150, 172, 175, 195

Kiesraad 76, 80, 86, 135, 190, 191

Kieswet 77, 80

KLPD 10, 28, 42, 43, 137, 139, 156, 157, 159, 161, 162, 163, 192, 195

Kwaliteit 22, 26, 27, 33, 34, 35, 36, 51, 52, 53, 59, 66, 67, 68, 70, 71, 72, 73, 79, 83, 90, 91, 95, 97, 99, 100, 103, 109, 111, 112, 113, 114, 115, 118, 119, 121, 122, 127, 129, 131, 135, 136, 137, 138, 148, 149, 151, 155, 156, 177, 178, 190, 194

Leenfaciliteit 132, 139, 148, 153, 154, 156, 157, 162, 169, 175, 176, 185

Levensloop 195

LFR 10, 28, 39, 57, 67, 164, 165, 166, 168, 169, 170, 192, 195

Management control systeem 129

Meldkamer 41, 42, 194

Modernisering GBA 89, 98, 99, 145, 149

OM 16, 22, 26, 27, 32, 60, 76, 109, 110, 111, 118, 141, 142, 172, 195

Onderzoeksraad voor Veiligheid 52

Overlast 11, 12, 14, 15, 16, 23, 25, 38, 39, 41, 44, 162

OvV 52

Paspoort 98, 99, 145, 148, 149

Paspoortwet 98, 100

P-direkt 10, 134, 174

Pensioen 82, 86, 103, 105, 106, 107, 126, 127, 138, 141, 142, 143, 191, 194, 195

Personeelsbeleid 35, 49, 106

Polarisatie 17, 23, 38, 40, 41, 44, 58, 79

Politieke ambtsdragers 85, 127, 138

Politieke partijen 80, 86, 137

Politieonderwijs 35, 53

Politie 11, 16, 21, 22, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 51, 52, 53, 54, 59, 63, 70, 77, 82, 84, 86, 90, 108, 109, 110, 112, 113, 114, 115, 131, 132, 137, 139, 156, 157, 158, 159, 160, 163, 164, 189, 191, 194, 195

Politiesterkte 34

Politiewet 27

Prestatievermogen 28, 29, 33

Preventie 15, 21, 22, 29, 30, 31, 38, 57, 67, 97, 116, 194

Provincies 11, 18, 81, 82, 83, 84, 90, 91, 94, 95, 96, 104, 107

RAAS 147, 195

Radicalisering 17, 18, 23, 38, 40, 41, 44, 45, 46, 58, 79

Rampenbestrijding 11, 17, 24, 33, 42, 51, 52, 53, 54, 63, 66, 68, 71, 73, 132, 164, 194, 195

Reisdocumentenketen 98, 144, 145, 147

Reisdocumenten 89, 93, 98, 99, 100, 101, 128, 132, 144, 145, 147, 148, 149, 194, 195

Samenwerkingsafspraken 26, 27, 42

Specifieke uitkeringen 85

Statuut 36, 124

Terrorismebestrijding 74

Terrorisme 17, 18, 45, 49, 58, 73, 74, 156

Topinkomens 9, 102, 110, 141, 143

Transparantie 19, 85, 102, 108

Trendnota 81, 102, 104, 106, 107, 108, 130

Veiligheid 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 23, 24, 25, 26, 27, 32, 33, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 54, 55, 56, 58, 59, 61, 62, 63, 65, 66, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 90, 93, 95, 97, 108, 109, 128, 131, 134, 135, 136, 137, 142, 162, 164, 165, 191, 194, 195

Veiligheidsmonitor 12, 23, 28, 41

Veiligheidsonderzoeken 47, 48, 49

Veiligheidsregio 11, 17, 24, 31, 41, 42, 52, 53, 56, 59, 61, 63, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 164, 167, 171, 196

Verkiezing 11, 19, 20, 76, 77, 79, 80, 86, 144

Verloedering 11, 12, 14, 15, 16, 23, 25, 38, 39, 41, 44

Vitale infrastructuur 59

VUT 126, 140

Werkafspraken 129

Werkmaatschappij 10, 123, 127, 128, 132, 134, 136, 180, 181, 182, 183, 184, 185, 186, 192

Wet GBA 100

WFPP 86, 195

Wijkagenten 15, 16, 23, 137

Licence