Base description which applies to whole site

3.1 Ontwikkeling, inzet en effectief beheer van instrumenten in het kader van de kredietcrisis

Inleiding

Als gevolg van de kredietcrisis is in de jaren 2008, 2009 en 2010 door de minister van Financiën een aantal maatregelen getroffen met het uiteindelijke doel om het vertrouwen in de financiële markten en de reële economie weer te herstellen. Deze maatregelen hebben hun weerslag gevonden in verschillende beleidsartikelen van de begrotingen van het ministerie van Financiën. In de tabel hieronder wordt een totaalbeeld gegeven van de verschillende crisismaatregelen, de budgettaire consequenties en de vindplaatsen ervan in de jaarverslagen. Tevens wordt hierbij ten aanzien van het jaar 2010 ingegaan op de ontwikkelingen en de mate van doelbereiking met betrekking tot deze maatregelen weergegeven. In aanvulling hierop wordt in het Financieel Jaarverslag van het Rijk een rijksbreed overzicht van de maatregelen opgenomen.

Tabel 1: De budgettaire gevolgen van de kredietcrisis (x € mln.)

(in € mln.)

2008

2009

2010

Artikel

A. Verwerving Fortis/RFS/AA en transfer FBN/AA naar ABN AMRO Group N.V.

    

1. Deelneming Fortis/AA

16 800

1 350

– 18 150

Saldibalans

2. Verwerving belang RFS/AA

6 540

 

– 6 540

Saldibalans

3. Verkoop FCI

 

– 350

 

Saldibalans

4. ABN AMRO Group N.V./ASR verzekeringen N.V./RFS Holdings B.V. (incl. Z-share en residual N-share)

  

27 971

Saldibalans

5. Overbruggingskredieten Fortis

44 341

  

IXA, art. 1

6. Aflossingen overbruggingskredieten Fortis

0

– 36 516

– 3 250

IXA, art. 1

7. Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis

–  502

– 705

– 167

IXA, art. 1

8. Dividend ABN Amro Group

0

0

0

IXB, art. 3

9. Dividend ASR

0

0

0

IXB, art. 3

10. Dividend RFS

0

0

– 6

IXB, art. 3

     

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

    

11. Garantieverlening (geëffectueerd)

 

32 611

 

IXB, art. 3

12. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitg.)

  

– 32 611

IXB, art. 3

13. Premieontvangsten uit CRI

 

– 28

– 165

IXB, art. 3

     

Mandatory Convertible Notes ABN-AMRO (MCN)

    

14. Verstrekte converteerbare lening (MCN 7/09)

 

800

– 800

IXB, art. 3

15. Renteontvangsten uit MCN’s

 

0

– 103

IXB, art. 3

16. Verstrekte converteerbare lening (MCN 12/09)

 

1 800

– 1 800

IXB, art. 3

     

Counter Indemnity ABN-AMRO (garantie)

    

17. Garantieverlening (geëffectueerd)

  

950

IXB, art. 3

18. Premieontvangsten uit garantie

  

– 26

IXB, art. 3

∆ Staatsschuld (nr. 1 t/m 10 +13 + 18)

67 179

– 33 649

– 2 686

 
     

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

    

19. Verstrekt kapitaal ING

10 000

  

IXB, art. 3

20. Verstrekt kapitaal Aegon

3 000

  

IXB, art. 3

21. Verstrekt kapitaal SNS Reaal

750

  

IXB, art. 3

22. Aflossing ING

 

– 5 000

 

IXB, art. 3

23. Aflossing Aegon

 

– 1 000

– 500

IXB, art. 3

24. Aflossing SNS Reaal

 

– 185

 

IXB, art. 3

25. Couponrente ING

 

– 645

– 39

IXB, art. 3

26. Couponrente Aegon

 

– 166

– 11

IXB, art. 3

27. Couponrente SNS Reaal

 

– 38

– 1

IXB, art. 3

28. Repurchase fee ING

 

– 295

– 52

IXB, art. 3

29. Repurchase fee Aegon

 

– 108

– 52

IXB, art. 3

30. Repurchase fee SNS Reaal

 

0

 

IXB, art. 3

∆ Staatsschuld (nr. 19 t/m 30)

13 750

– 7 436

– 655

 
     

C. Back-up faciliteit ING EUR/USD wisselkoers

 

1,44

1,34

 

31. Funding fee (rente + aflossing)

 

3 903

4 345

IXB, art. 3

32. Management fee

 

59

47

IXB, art. 3

33. Portefeuille ontvangsten (rente +aflossing)

 

– 3 819

– 4 058

IXB, art. 3

34. Garantiefee

 

– 129

– 103

IXB, art. 3

35. Additionele garantiefee

 

0

– 154

IXB, art. 3

36. Additionele fee

 

– 14

– 77

IXB, art. 3

37. Saldo Back-up faciliteit (31 t/m 36)

 

0

0

IXB, art. 3

38. Meerjarenverplichting aan ING

 

15 857

13 084

Saldibalans

39. Alt-A portefeuille

 

18 352

16 376

Saldibalans

∆ Staatsschuld (nr. 31 t/m 36)

 

0

0

 
     

D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)

    

40. Garantieverlening (geëffectueerd)

2 740

47 535

 

IXB, art. 2

41. Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)

 

– 3 174

– 8 103

IXB, art. 2

42. Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen

0

– 116

– 407

IXB, art. 2

43. Schade-uitkeringen

0

0

 

IXB, art. 2

     

D2. Stabiliteitsmechanisme

    

44. Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

  

2 946

IXB, art. 4

45. Garantieverlening NL-aandeel SPV

  

25 872

IXB, art. 4

46. Deelneming EFSF

  

1

IXB, art. 4

∆ Staatsschuld (nr. 42 + 46)

 

– 116

– 406

 
     

E1. IJsland

    

47. Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

1 236

192

 

IXB, art. 2

48. Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

 

7

 

IXB, art. 2

49. Vordering op IJslandse DGS

1 322

7

 

Saldibalans

50. Opgebouwde rente op vordering

 

74

41

Saldibalans

51. Correctie n.a.v. nieuw voorgestelde overeenkomst

  

– 64

Saldibalans

52. Ontvangsten lening IJsland (i.) aflossing

 

0

0

IXB, art. 2

53. Ontvangsten lening IJsland (ii.) rente

 

0

0

IXB, art. 2

     

E2. Griekenland

    

54. Lening Griekenland

  

1 248

IXB, art. 4

55. Vordering Griekenland

  

1 248

Saldibalans

56. Ontvangsten lening Griekenland (i.) aflossing

  

0

IXB, art. 4

57. Ontvangsten lening Griekenland (ii.) premie incl. servicefee

  

– 30

IXB, art. 4

∆ Staatsschuld (nr. 47, 48, 52, 53, 54, 56 en 57)

1 236

199

1 218

 
     

F. Overige gevolgen

    

58. Uitvoeringskosten en inhuur externen

11

43

8

IXB, art. 3

59. Terug te vorderen uitvoeringskosten inhuur externen

0

3

0

Saldibalans

60. Ontvangen uitvoeringskosten externen

– 2

– 12

– 5

IXB, art. 3

∆ Staatsschuld

82 165

– 41 002

– 2 529

 

Staatsschuld cumulatief voor renteberekening

82 165

41 163

38 634

 

Berekende rente over gemiddelde staatsschuld 1

450

2 036

1 493

 
1

Door de integrale benadering van schuldmanagement – dat wil zeggen: de financieringsbehoefte van de Staat wordt in haar totaliteit gedekt, ongeacht herkomst van de financiering – is het in principe niet mogelijk het totaal aan gerealiseerde rentelasten exact uit te splitsen naar – reguliere – rentelasten en rentelasten als gevolg van de kredietcrisis. De rentelasten als gevolg van de toename van de staatsschuld door de getroffen kredietcrisismaatregelen zijn benaderd door het aandeel van de crisismaatregelen in de totale gemiddelde staatsschuld over 2010 (conform EMU-definitie) te vermenigvuldigen met de totale rente op staatsschuld in 2010. Deze methode is enigszins grof maar geeft een indicatie van de gemiddeld toerekenbare rentelasten. De meerjarenverplichting van de Staat aan ING wordt niet in deze berekening meegenomen, omdat de rente op deze meerjarenverplichting via de funding fee direct aan ING wordt betaald (zie begrotingshoofdstuk IXB, artikel 3). Tegenover deze rentelasten staan ook renteontvangsten (zie tabel).

A. Verwerving Fortis/RFS/AA en transfer FBN/AA naar ABN AMRO Group N.V.

De Staat heeft in 2008 deelnemingen genomen in Fortis Bank Nederland, Fortis Verzekeringen Nederland (nu ASR), Fortis Corporate Insurance en RFS Holdings, waar ABN AMRO op dat moment deel van uitmaakte. Fortis Corporate Insurance is in 2009 verkocht. Daarnaast heeft de Staat in 2009 Fortis Bank Nederland geherkapitaliseerd middels een schuldomzetting van € 1,35 mld. Eind 2009 heeft de Staat ABN AMRO Group N.V. opgericht. Op 1 april 2010 zijn Fortis Bank Nederland en ABN AMRO Bank samengebracht onder ABN AMRO Group N.V.. Het splitsingsproces van het ABN AMRO concern is uitgebreid beschreven in het hierna opgenomen onderdeel segregatie en separatie.

Het belang in RFS Holdings is na de uitplaatsing teruggebracht tot 1,25%, met het oog op afwikkeling van de laatste activa en passiva. Voor de thans bestaande deelnemingen (ABN AMRO Group en ASR) heeft de Staat zich ten doel gesteld een gezonde beheer- en exitstrategie te ontwikkelen. Voor ABN AMRO was de, deels daaraan voorafgaande, doelstelling de integratie van de verworvenheden van het «oude» ABN AMRO met Fortis Bank Nederland. De integratie van het voormalige Fortis Bank Nederland en ABN AMRO ligt op schema. De meeste particuliere klanten van FBN zijn inmiddels over op het platform van ABN AMRO. De meeste medewerkers hebben uitsluitsel over hun toekomst. De sluiting en samenvoeging van kantoren is in volle gang.

ABN AMRO heeft per eind oktober 2010 gebruik gemaakt van haar recht om het garantie-instrument op een hoogwaardig deel van haar hypotheekportefeuille, het Credit Relief Instrument, te beëindigen. Daarmee is de Staat gekwijt van haar rechten en verplichten jegens deze overeenkomst en valt het openstaande garantiebedrag terug naar nul.

Segregatie-Separatie

De splitsing van het voormalige ABN AMRO-concern is in een aantal juridische stappen verlopen. Voor het deel dat aan de Staat toeviel, de zogenaamde N-share, zijn die te verdelen in een «segregatie» en een «separatie». De segregatie vond plaats in februari 2010: binnen het oude concern werd het grootste deel van de N-share samengevoegd onder een entiteit die aanvankelijk ABN AMRO II, later ABN AMRO Bank werd genoemd. Vervolgens, op 1 april 2010, zijn de aandelen ABN AMRO Bank door de toenmalige ABN AMRO Holding (AAH) verkocht aan de door de Staat opgerichte moedermaatschappij (ABN AMRO Group N.V.) tegen een promissory note (= schuldbewijs). De promissory note is daarna door AAH via RFS Holdings B.V. aan de eigenaar van de N-share (de Staat) uitgekeerd, die de promissory note daarna heeft ingebracht in de ABN AMRO Group N.V. met als tegenprestatie aandelen in ABN AMRO Group N.V.

Eveneens zijn bij separatie de door ABN AMRO uitgegeven MCN instrumenten (inclusief coupon) volgens contract geconverteerd naar kapitaal. Deze uitwerking lag in lijn met het doel van de instrumenten, namelijk het versterken van het kapitaal van ABN AMRO.

Fusie ABN Amro en Fortis Bank Nederland in ABN AMRO Group NV

Op 1 april werd ABN AMRO Group de moedermaatschappij van ABN AMRO Bank (zoals hierboven beschreven) opgericht. Tevens bracht de Staat zijn gewone aandelen in Fortis Bank Nederland – via een agiostorting – in. Op 1 juli zijn ABN AMRO Bank en Fortis Bank Nederland gefuseerd, onder de naam ABN AMRO Bank. Daarbij zijn de preferente aandelen in Fortis Bank Nederland onder algemene titel overgegaan naar ABN AMRO Group. De Staat houdt vanaf dat moment een belang van 97,8% in ABN AMRO Group N.V. (92,6% direct en 5,2% indirect via ABN AMRO Preferred Investments).

Kapitaalstorting € 490 mln.

Dit betreft het laatste deel van het kapitaalplan met een totale omvang van € 6,88 mld. dat in december 2009 door de TK is goedgekeurd. Dit bedrag is op 30 juni 2010 aan ABN AMRO overgemaakt in de vorm van een toevoeging aan de agioreserve van ABN AMRO en hing samen met een aantal kosten en voorzieningen die ABN AMRO Group moest nemen en die voortvloeiden uit het strategische besluit om beide banken te integreren, zoals dat in 2009 aan de Tweede Kamer is gepresenteerd.

Verrekening RFS € 218 mln.

ABN AMRO Bank werd op 1 april 2010 gesepareerd. Op dit moment werd ook de rekening opgemaakt tussen de consortiumleden. De Nederlandse Staat nam als aandeelhouder enige Asset & Liability management portfolio’s over van de andere consortiumleden (RBS en Santander) voor het nieuwe ABN AMRO. Dit was de uitwerking van overeenkomsten die reeds door het oude Fortis gesloten waren en in wiens sporen de Staat was toegetreden tot het consortium. Omdat de verrekening tijdsgedwongen onder voorlopige Q1-cijfers van RFS Holdings B.V. moest plaatsvinden werd er overeengekomen dat later, op basis van de definitieve cijfers, een definitieve verrekening zou plaats vinden. Deze laatste verrekening wordt de «true up» genoemd.

Tijdelijke kapitalisatie RFS € 220 mln.

Binnen het overnamevehikel RFS Holdings resteert voor de Staat nog haar belang in de oude Z-share en de retained (tijdelijk achtergebleven) assets. Door de uitvoering van het kapitaalsplan is het kapitaalstekort in de Z-share weggenomen. Voor de resterende Z-share belangen, waar de consortiumleden allemaal hun pro-rata belang in houden, is overeengekomen dat deze verkocht of verrekend worden. Het verkopen van activa en het verrekenen van passiva gebeurt op deels willekeurige momenten. Doordat verplichtingen op de passivazijde mogelijk eerder verrekend worden dan dat activa verkocht worden, kan er nog steeds een situatie ontstaan waarin de Z-share tijdelijk is ondergekapitaliseerd. Om een dergelijke situatie te voorkomen hebben de consortiumleden besloten de Z-share tijdelijk – tot volledige liquidatie – tot het niveau van de verplichtingen te kapitaliseren. Naarmate activa verkocht worden zullen de consortiumleden, waaronder de Staat, kapitaal gerepatrieerd krijgen.

True up dividend uitkering € 6 mln.

Op het moment van separeren van de ABN AMRO Bank vond ook de verrekening tussen de consortiumleden plaats. Zie ook verrekening «RFS € 218 mln.». In het 2e kwartaal toen de definitieve cijfers voor het moment van splitsing bekend waren, werd de true up berekend. Dit viel uit in een voordeel voor de Staat ad € 6,41 mln. Het bedrag is als dividend aan de Staat uitgekeerd op 15 juli.

Counter Indemnity

New HBU is tot stand gekomen door een aantal juridische afsplitsingen. Ten gevolge van de wet (artikel 2:334t Burgerlijk Wetboek) blijven bij een juridische splitsing de afsplitsende partij en de afgesplitste partij aansprakelijk voor elkaars schulden: als een van de twee niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen, kunnen crediteuren hun vorderingen verhalen op de ander. Deze wettelijke aansprakelijkheid is van kracht voor de looptijd van de verbintenissen die bestaan op het tijdstip van splitsing. Nieuwe en verlengde contracten vallen niet onder de dekking van de wederzijdse aansprakelijkheid.

In dat kader zijn er wederzijdse aansprakelijkheden ontstaan door de afsplitsing van HBU (Newbank) uit het oude ABN AMRO, nu RBS N.V. genaamd. Indien RBS N.V. in default raakt, kunnen crediteuren onder specifieke voorwaarden tot maximaal € 950 mln. claimen bij HBU. Hiervoor heeft ABN AMRO een vrijwaring afgegeven aan Deutsche Bank. Aangezien ABN AMRO het risico van uitbetaling niet zelf kan lopen, is er een counter indemnity door de Staat afgegeven.

Hiervoor betaalt ABN AMRO de Staat jaarlijks een marktconforme vergoeding van € 25,6 mln.

B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

Het afgelopen jaar zijn de financiële belangen van de Staat bij de kapitaalinjecties in ING, Aegon en SNS beheerd. De Europese Commissie heeft in juli de kapitaalinjectie aan AEGON onder een aantal voorwaarden definitief goedgekeurd. Eén van de voorwaarden betrof het aflossen van € 500 mln. voor december 2010. Deze aflossing heeft eind augustus plaatsgevonden waardoor het restant aan staatssteun ultimo 2010 € 1,5 mld. bedroeg.

C. Back-up faciliteit ING

Begin 2009 hebben de Staat en ING Groep N.V. overeenstemming bereikt over een back-up faciliteit die betrekking heeft op de gesecuritiseerde hypothekenportefeuille van ING (Kamerstukken II 2008/09, 31 371, nr. 95). In de transactie was initieel sprake van vier kasstromen (funding fee, management fee, portefeuille ontvangsten en garantiefee). In oktober 2009 is een additionele betaling overeengekomen tussen de Staat en ING (Kamerstukken II 2009/10, 31 371, nr. 273), waardoor twee extra kasstromen zijn toegevoegd. In 2010 is opnieuw het verwachte resultaat (vooruitkijkend) op de transactie geanalyseerd 3. Daarbij is rekening gehouden met de meest recente ontwikkelingen en inzichten. Het uiteindelijke resultaat op de transactie zal pas na afloop bekend zijn.

D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)

De garantieregeling interbancaire leningen is in 2008 in het leven geroepen om de financiering van financiële instellingen op gang te brengen, zodat de kredietverlening aan bedrijven en particulieren wordt gewaarborgd. Door een gebrekkig functioneren van de kapitaalmarkt voor middellange termijn financiering konden bij financiële instellingen liquiditeitsproblemen ontstaan, waardoor ook fundamenteel gezonde instellingen zichzelf moeilijk konden financieren. De garantieregeling moet daarbij in samenhang worden gezien met andere maatregelen ter bescherming van de financiële sector.

Vanaf 23 oktober 2008, de ingangsdatum van de garantieregeling, tot het einde van 2009 is in totaal € 50,3 mld. aan garanties geëffectueerd.

In 2010 is er geen gebruik gemaakt van de garantieregeling. Dit geeft aan dat banken in staat zijn zich zelfstandig te financieren op de kapitaalmarkt. Vandaar dat de garantieregeling op 31 december 2010 is afgelopen. Daarmee is aangevangen met de exit strategie van de garantieregeling. Als onderdeel van de exit strategie is door Financiën op de website www.dsta.nl van het agentschap derhalve voor de banken die gegarandeerde leningen hebben de mogelijkheid aangeboden om deze leningen terug te kopen uit de kapitaalmarkt teneinde staatsgegarandeerd schuldpapier om te zetten in reguliere financiering.

D2. Stabiliteitsmechanisme

Op 10 mei jongstleden besloot de Ecofin Raad tot een totaalpakket aan maatregelen ter borging van de financiële stabiliteit (d.d. 10 mei 2010, kenmerk BFB 2010-548M) met als voorwaarde dat landen die hierop een beroep doen alles in het werk zouden stellen om binnen de afgesproken termijn hun begrotingstekort op orde te brengen. Sluitstuk van het pakket is het stabiliteitsmechanisme dat uit twee delen bestaat (het European Financial Stability Mechanism (EFSM) en European Financial Stability Facility (EFSF). Lidstaten van de EU staan via hun aandeel in de Europese begroting garant voor deze leningen. Voor Nederland gaat het dan om een garantstelling voor maximaal ca. € 3 mld.

Voor noodgevallen is het communautaire deel van het stabiliteitsmechanisme aangevuld met mogelijke additionele leningen. Hiertoe is vanuit een Special Purpose Vehicle (SPV) maximaal € 440 mld. beschikbaar gesteld (het zgn. EFSF). De eurolanden zullen garant staan voor de verplichtingen van deze SPV. Het Nederlandse aandeel hierin, inclusief een eventuele bijdrage aan het eigen vermogen van de SPV, bedraagt maximaal ca. € 26 mld. Indien uit de Europese middelen een leningenprogramma wordt gefinancierd, zal ook het IMF voor naar verwachting in ieder geval de helft hieraan deelnemen. Leningen zullen, net als bij Griekenland, enkel worden verstrekt onder zeer stringente beleidscondities en tegen een forse renteopslag.

Nederland staat voor de verplichtingen die EFSM en EFSF aangaan voor de financiering van het programma van Ierland garant. Deze garanties vallen onder de opgenomen garantieverplichtingen.

De garanties die Nederland verleent via de Europese begroting, en voor eventuele additionele leningen via de SPV leiden niet tot directe uitgaven op de Nederlandse begroting. Een effect op de uitgaven is pas aan de orde als delen van de leningen uiteindelijk toch niet worden terugbetaald. De kans hierop achten we bijzonder klein, temeer daar de leningen gepaard gaan met zeer strenge beleidscondities en een frequente monitoring.

E1. IJsland

Nederland heeft in 2008 de verplichtingen die IJsland op grond van de richtlijn depositogarantiestelsels had jegens de Icesavespaarders voorgefinancierd.

Op 5 januari 2010 weigerde de IJslandse president de wet te ondertekenen waarmee IJsland de overeenkomst met Nederland over terugbetaling van deze «Icesavegelden» zou bekrachtigen.

Ook het IJslandse electoraat heeft in het daaropvolgende referendum de voorlopige leenovereenkomst afgewezen. In de daaropvolgende maanden in 2010 is regelmatig gesproken en onderhandeld met de IJslandse regering en vertegenwoordigers van de IJslandse oppositie. Dit werk heeft zijn vruchten afgeworpen en heeft eind 2010 geleid tot de parafering van een nieuw Icesave akkoord op het niveau van onderhandelaars. Het IJslandse parlement heeft op 16 februari 2011 vóór het nieuwe akkoord gestemd, echter de president van IJsland heeft op 20 februari voor de tweede keer gebruik gemaakt van zijn vetorecht. Dit nieuwe akkoord is wederom middels een referendum op 9 april voorgelegd aan het IJslandse volk. De kiezers van IJsland hebben dit akkoord echter weer afgewezen (met 59%). De minister van Financiën heeft aangegeven dat Nederland, samen met het Verenigd Koninkrijk zich zal beraden op (juridische) vervolgstappen.

E2. Griekenland

Met het oog op het behoud van de financiële stabiliteit in de eurozone, is voor Griekenland een leningenprogramma gestart. Het betreft een gezamenlijk programma van het IMF en de lidstaten van de eurozone. Op 7 mei jongstleden heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Nederlandse deelname (d.d. 3 mei 2010, kenmerk BFB 2010-450M). Het Nederlandse aandeel in dit programma is maximaal € 4,7 mld. over de gehele periode 2010–2013. In 2010 is voor ongeveer € 1,2 mld. aan leningen verstrekt. Uit hoofde van deze lening is in 2010 in totaal € 30 mln. aan rente (premie + servicefee) ontvangen.

F. Overige gevolgen

De overige gevolgen bestaan uit uitgaven voor de inhuur van strategisch, juridische en financieel advies dat nodig was voor het beheer van de financiële deelnemingen en de doorbelasting van deze kosten aan de onder beheer staande financiële instellingen.

In 2010 heeft de Staat ongeveer € 7,5 mln. aan kosten gemaakt. Deze kosten zien voornamelijk op de inhuur van extern advies bij de segregatie, de separatie en de integratie van ABN AMRO en Fortis Bank Nederland.

Van deze kosten heeft de Staat in 2010 € 4,9 mln. kunnen doorbelasten aan de onder beheer staande financiële instellingen.

3

Kamerstukken II 2010/11, 31 371, nr. 353

Licence