Base description which applies to whole site

ARTIKEL 3. VOORTGEZET ONDERWIJS

3.1 Algemene beleidsdoelstelling: het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het best past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het voortgezet onderwijs biedt de leerlingen daarvoor verschillende leerroutes aan, van praktijkonderwijs tot vwo. Het voortgezet onderwijs heeft de taak om voor kwalitatief goed onderwijs te zorgen. De Kwaliteitsagenda voortgezet onderwijs «Onderwijs met ambitie» heeft als doel een duurzame kwaliteitsverbetering en herstel van het vertrouwen in de sector.

De Regeling Kwaliteit Voortgezet Onderwijs blijkt voor scholen een belangrijke stimulans om werk te maken van de beleidsprioriteiten. In 2009 gaf 32% van de scholen aan uitvoering te geven aan activiteiten die in het kader van de Kwaliteitsagenda VO zijn opgesteld. In 2010 is dit aantal gegroeid tot 86%. De uitvoering van prioriteiten van het Kwaliteitsagenda VO is nader toegelicht bij de operationele doelstellingen hierna.

  • Onderwijsarbeidsmarkt: Kengetallen over de onderwijsarbeidsmarkt in het voortgezet onderwijs zijn opgenomen in de overzichtsconstructie Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid (artikel 9).

  • Demografische ontwikkelingen: Veranderingen in de samenstelling van de leerlingenpopulatie worden gemeten in de referentieraming. Ten opzichte van de vorige begroting steeg het aantal leerlingen in het schooljaar 2010/2011 voor het totale voortgezet onderwijs met ruim 0,5%.

Externe factoren

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Tabel 3.1 Indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1.

Percentage 20–24 jarigen met tenminste hoger secundair onderwijs

71,9%

76,2%

76,6%

85%

n.n.b.

 

Bron: Eurostat

Peildatum: 2000

    

2.

Percentage 15 jarige leerlingen met lage leesvaardigheden

9,6%

15,1%

14,4%

8%

n.b.

 

Bron: PISA 2009

Peildatum: 2000

Peildatum: 2006 1

   

3.

Percentage vsv’ers van de totale bevolking 18–24 jaar

15,4%

11,4%

10,9%

8%

n.n.b.

 

Bron: Eurostat

Peildatum: 2005

    

4.

Rapportcijfer van ouders over de kwaliteit van de school van hun kind

7,3

7,3

n.b. 2

7,5

7,3

 

Bron: OCW, Opinieonderzoek Onderwijs 2010

Peildatum: 2005

    
1

Pisa-onderzoek wordt om de drie jaar uitgevoerd.

2

OCW, Onderwijsmeter 2008: Tot en met 2008 werd de Onderwijsmeter tweejaarlijks gepubliceerd. Vanaf 2010 is er in plaats daarvan het Opinieonderzoek Onderwijs gekomen.

3.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 3.2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (Bedragen x € 1 000)
      

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

  

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Verplichtingen

5 964 651

6 102 888

6 651 112

7 183 021

6 964 926

6 838 245

126 681

Waarvan garantieverplichtingen

1 000

      

Totale uitgaven

5 735 256

5 998 974

6 484 945

6 788 278

6 958 031

6 869 680

88 351

         

Programma-uitgaven

5 729 541

5 993 307

6 479 381

6 782 445

6 950 011

6 864 957

85 054

         

Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor voortgezet onderwijs

5 689 864

5 952 801

6 369 842

6 648 959

6 773 286

6 707 743

65 543

Personele en materiële bekostiging

5 620 540

5 886 018

6 266 938

6 540 644

6 617 599

6 553 181

64 418

Inversteringen in energiebesparing en een beter milieu

    

51 080

40 900

10 180

Actieprogramma «Onderwijs bewijs» (FES)

 

948

749

3 243

3 521

9 153

– 5 632

Onderwijsverzorging

50 956

50 980

50 605

51 849

51 828

53 160

– 1 332

Projecten

18 368

14 855

19 444

18 069

15 630

19 164

– 3 534

Belangenbehartiging en dienstverlening ICT (po, vo, bve)

0 1

01

32 106

35 154

33 628

32 185

1 443

         

Leerlingen volgen voortgezet onderwijs van hoge kwaliteit

5 214

5 848

56 880

61 181

63 155

64 035

– 880

Kwaliteitsprojecten via VO-raad

5 214

5 848

5 025

5 535

3 482

3 550

– 68

Kwaliteitsbeleid vo (w.o. Rekenen en Taal)

  

51 855

55 646

59 673

60 485

– 812

         

Leerlingen ervaren een goede aansluiting tussen onderwijsfases in hun doorlopende leerlijn

0

0

0

7 199

18 698

4 531

14 167

Experimenten vmbo-mbo2

   

7 199

18 698

4 531

14 167

         

Leerlingen krijgen een beter leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden

8 905

11 264

27 970

38 325

69 478

66 180

3 298

Maatschappelijke stage

8 905

11 264

27 970

38 325

69 478

66 180

3 298

         

Programmakosten-overig

25 558

23 394

24 689

26 781

25 394

22 468

2 926

Uitvoeringsorganisatie DUO

25 558

23 394

24 689

26 781

25 394

22 468

2 926

         

Apparaatsuitgaven

5 715

5 667

5 564

5 833

8 020

4 723

3 297

         

Ontvangsten

99 675

122 991

67 658

63 729

62 450

62 144

306

NB: door herformulering van de operationele doelstellingen kunnen de uitgaven op instrumentniveau en/of het niveau van de operationele doelstelling afwijken van voorgaande jaarverslagen.

1

Tot en met 2007 zijn deze posten onderdeel van artikel ICT (artikel 10). Met ingang van 2008 zijn deze posten in de begroting van dit artikel verwerkt.

Toelichting:

De totale onderwijsuitgaven op dit beleidsartikel zijn € 88,4 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd in de oorspronkelijke begroting.

Voor – € 4,6 miljoen betreft het technische mutaties: desaldering van FES-middelen (– € 6,7 miljoen) en in- en externe overboekingen (€ 2,1 miljoen).

Als gevolg van autonome en beleidsmatige mutaties is de begroting met € 93,0 miljoen gestegen.

Toelichting per operationele doelstelling van de belangrijkste mutaties:

«Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor voortgezet onderwijs»

  • Een verhoging met € 34 miljoen omdat er in dit jaar meer leerlingen in het voortgezet onderwijs waren dan in de oorspronkelijke raming.

  • Een verhoging met € 56 miljoen. De loonbijstelling tranche 2010 is niet uitgekeerd. Om de ontstane liquiditeitsproblematiek in het voortgezet onderwijs te verlichten, heeft er een kasschuif plaatsgevonden uit de loonbijstelling 2011 naar 2010.

  • Extra investeringen in de bouwsector door middel van de subsidieregeling energiezuinigheid/binnenmilieu 2009/2010 voor een bedrag van € 10,2 miljoen.

  • Desaldering van FES-middelen – € 6,7 miljoen.

Voorts is er sprake van een overheveling van middelen ad. € 14,2 miljoen van de operationele doelstelling «Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor voortgezet onderwijs» en «Leerlingen ervaren een goede aansluiting tussen onderwijsfases in hun doorlopende leerlijn» in verband met het afzonderlijk zichtbaar maken van kosten van de experimenten vmbo-mbo2.

Daarnaast is er sprake van een overheveling van middelen ad. € 2,4 miljoen van de operationele doelstelling «Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor voortgezet onderwijs» en de «apparaatsuitgaven voortgezet onderwijs» in verband met de overheveling van de middelen voor het College van Examens.

Resteert een bedrag van – € 5,1 miljoen, verdeeld over diverse operationele doelstellingen en voornamelijk bestaand uit meerdere overboekingen van en naar andere artikelen en departementen en uit diverse bijstellingen en kasschuiven.

De ontvangsten zijn met € 0,3 miljoen gestegen.

3.3 Operationele beleidsdoelstelling
3.3.1 Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor voortgezet onderwijs

Doelbereiking

De reguliere personele en materiële vergoeding betreft het overgrote deel van de bekostiging dat naar de scholen gaat. Zij bekostigen daarmee hun primaire onderwijsproces, waardoor zij hun leerlingen zo goed mogelijk onderwijs bieden. In 2010 hebben de vo-scholen een lumpsum bekostiging ontvangen om invulling te geven aan de eigen ruimte. Vanaf schooljaar 2009/2010 hebben de scholen ook bekostiging gekregen voor lesmateriaal/schoolboeken via de lumpsumbekostiging. De scholen zijn wettelijk verplicht om hun leerlingen gratis van lesmateriaal/schoolboeken te voorzien.

In 2010 werden geen aanvragen ingediend voor het stichten van nieuwe vo-scholen. Wel kwamen in 2010 door splitsing op basis van artikel 65, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs twee nieuwe scholengemeenschappen voor bekostiging in aanmerking. De daadwerkelijke bekostiging zal niet eerder dan per 1 augustus 2011 starten, afhankelijk van beschikbare huisvesting. De betreffende besluiten zijn gepubliceerd in de Staatscourant jaargang 2010 nr. 10078. De rapportage aan de Tweede Kamer over de evaluatie van de per 1 augustus 2008 gewijzigde wetgeving met betrekking tot de voorzieningenplanning voortgezet onderwijs is voorzien voor 2013.

Energiebesparing

Het kabinet Balkenende IV heeft in het kader van het aanvullend coalitieakkoord impulsmiddelen scholenbouw opgenomen. Voor het voortgezet onderwijs is dit vertaald in een regeling aanvullende bekostiging energiezuinigheid/ binnenmilieu 2009/2010 met een beschikbaar budget van € 50,9 miljoen. Voor deze regeling is het volledige budget op aanvraag aan de scholen ter beschikking gesteld. De regeling voorziet in een verplichte cofinanciering door de scholen van 40% van de kosten van de gesubsidieerde projecten. Hierdoor kunnen niet alleen meer schoolgebouwen worden verbeterd, ook de financiële stimulans voor de bouwsector is vergroot.

Actieprogramma Onderwijs Bewijs

Doel van het programma Onderwijs Bewijs is experimenteel onderzoek mogelijk maken binnen het onderwijs. In 2009 heeft een jury 18 onderzoeksvoorstellen geselecteerd binnen de thema’s «taal- en rekenonderwijs», «lerarentekort», «relatie jeugdzorg en onderwijs» en «hoogbegaafdheid». Deze onderzoeken zijn in het schooljaar 2009/2010 van start gegaan en hebben een variërende looptijd tot maximaal 2015. In 2010 is een tweede ronde uitgeschreven. De jury heeft 19 voorstellen geselecteerd binnen de thema’s «vermindering van achterstanden», «excellentie», «pesten en gedragsproblemen» en «burgerschap». Met deze onderzoeken is een budget van circa € 10,7 miljoen gemoeid, waarmee het totale budget is uitgeput.

Onderwijsverzorgingsinstellingen en niet wettelijke projecten

De onderwijsverzorgingsinstellingen ontvangen middelen voor de instandhouding van de kwaliteit van het examensysteem, het onderhoud van het stelsel en bovenschools «Research & Development». Ook in 2010 hebben de onderwijsondersteunende instellingen gewerkt met een budget dat is afgebouwd ten gunste van de sectororganisaties. De sectororganisaties van het po, vo en bve krijgen, op grond van de «Vaststellingsovereenkomst afronding evaluatie subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten» (SLOA) (kamerstuk 30 800 VIII, nr. 64), een eigen budget om grotere vraagsturing en een onderzoekende houding in scholen te stimuleren.

Diverse incidentele projecten zijn in 2010 gesubsidieerd. Deze projecten ondersteunen de beleidsdoelstellingen van het voortgezet onderwijs, waaronder projecten ten behoeve van de Kwaliteitsagenda voortgezet onderwijs.

Belangenbehartiging en dienstverlening op het gebied van ict voor de sectoren po, vo en bve

Kennisnet ondersteunt en inspireert onderwijsinstellingen met onafhankelijke en gratis expertise en diensten bij het effectief gebruik van ICT. Binnen drie programmalijnen (organisatie, professionalisering en leermateriaal) droeg Kennisnet in 2010 bij aan de inzet van ICT in het onderwijs om daarmee te kunnen komen tot betere leerresultaten, docenten te ondersteunen bij het bieden van maatwerk en opbrengstgericht werken en bij te dragen aan een doelmatige en doeltreffende informatiehuishouding van instellingen en het onderwijs.

Met een subsidie voor de programma’s Stimuleren Gebruik Digitaal Leermateriaal en ECK2 is een extra impuls gegeven aan het gebruik van en het realiseren van de randvoorwaarden voor het ontsluiten en vindbaar maken van digitaal leermateriaal, zoals standaarden en afspraken over metadata. Kennisnet voert dit programma samen met SLO en de GEU uit.

Daarnaast bracht Kennisnet samen met SURF en SURFnet met subsidie van OCW de mogelijkheden van innovaties in het onderwijs in beeld en voerde hier experimenten mee uit, zoals «Leren van de Toekomst», «cloud computing» en tijd- en plaatsonafhankelijk onderwijs.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 3.3 Indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1.

Verwachte slaagkans, in procenten van de instroom in de onderwijssector

78%

85%

85%

85%

n.n.b.

 

Peildatum: 2001

    

Bron: OCW, Trends in Beeld 2010

Tabel 3.4: kengetallen

1.

Totaal aantal ingeschreven leerlingen, teldatum 1-10-2010

915 900

2.

Uitgaven per onderwijsdeelnemer (x € 1)

7 550

3.

Totaal aantal scholen

647

4.

Gemiddeld aantal leerlingen per school

1 416

Bron: DUO

3.3.2 Leerlingen volgen onderwijs van hoge kwaliteit

Doelbereiking

De Regeling Kwaliteit voortgezet onderwijs stimuleert de scholen om de prioriteiten uit te voeren. Via deze regeling ontvangen de scholen namelijk jaarlijks een extra bedrag per leerling voor een periode van vier jaar (2008–2011). Om scholen verder te ondersteunen bij het ter hand nemen van de beleidsprioriteiten is het project «Succes in Beeld» gestart. Ongeveer 100 scholen nemen deel aan het project. Dit heeft geresulteerd in een overzicht van praktijkvoorbeelden dat breed is verspreid onder scholen die hebben deelgenomen aan het project alsook onder niet deelnemende scholen.

VO-raad: Innovatieproject durven delen doen

Onder regie van de VO-raad is het meerjarige innovatieproject «Durven, Delen, Doen» uitgevoerd. In 2010 hebben de deelnemende scholen nieuwe onderwijspraktijken beproefd met als doel de onderwijskwaliteit te vergroten. De scholen zijn daarbij in de praktijk ondersteund door de projectmedewerkers. Daarnaast zijn de innovaties wetenschappelijk onderzocht. Eind 2010 is de wetenschappelijke kennisbasis van succesvolle op kwaliteitsverbetering gerichte innovatie gepubliceerd. De evaluatie en opbrengsten zijn gepubliceerd in de zogenaamde «Innovatiebox».

Rekenen en taal: Basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering van de taal- en rekenprestaties.

In 2010 zijn de referentieniveaus taal en rekenen geformaliseerd. Bij de examens in 2014 worden deze referentieniveaus voor het eerst opgenomen in de examens Nederlands en een rekentoets.

Scholen hebben alle tijd zich daarop voor te bereiden. Het steunpunt «Taal en Rekenen VO» helpt de scholen daar actief bij. Verder is een diagnostische toets gratis beschikbaar gesteld aan de scholen en is een concept-eindrekentoets ontwikkeld. Met de eerste toets kan de school bepalen hoever de leerling nog afzit van het eindniveau. Met de laatste toets wordt nu bepaald of deze nog aangepast moet worden en of het feitelijk niveau is geborgd.

Veel vo-scholen hebben in 2010 ook extra lessen Nederlands en rekenen opgevoerd en werken aan een integraal taal- en rekenbeleid binnen de school.

Examens: Goede en betrouwbare examens

Naast het borgingsmodel waarmee het College voor Examens (CvE) en het CITO jaarlijks het niveau en de kwaliteit van de examens bewaken, zijn ook de scholen met behulp van de VO-raad, de AOC-raad, de SLO en het CITO in staat een kwaliteitsslag te maken rond de schoolexamens.

De scholen zien de noodzaak in van goede schoolexamens en zij bewaken dat er niet al te grote verschillen ontstaan tussen de cijfers voor het schoolexamen (SE) en het centraal examen (CE). Per individuele leerling kan zich dat wel voordoen maar klassikaal te grote verschillen laten zich moeilijker verklaren. Net als vorig jaar heeft de Inspectie van het Onderwijs het gemiddelde van die cijfers over een periode van drie examenjaren onderzocht. Bij scholen met een te hoog verschil is dit tussen de Inspectie van het onderwijs en de school besproken.

Verbetercultuur: zeer zwakke scholen

In 2010 is uitvoering gegeven aan het Actieplan «zeer zwakke basisscholen» (kamerstuk 31 293, nr. 28) en het Actieplan «zeer zwakke scholen in het voortgezet onderwijs» (kamerstuk 31 289, nr. 55). De oprichting van een steunpunt «Zeer Zwakke Scholen» en een taskforce heeft goede resultaten opgeleverd. Het steunpunt brengt zeer zwakke scholen bij elkaar en wijst hen de weg naar verbetering met behulp van onder andere voorlichting en netwerkbijeenkomsten. De taskforce staat de zeer zwakke scholen op vrijwillige basis gericht bij. Zeer zwakke scholen kunnen onder meer verzoeken om een audit, een financiële bijdrage voor interim-management of een procesbegeleider.

Onderwijstijd

In het schooljaar 2009–2010 heeft 80% van de scholen de norm voor onderwijstijd gerealiseerd. De horizontale dialoog over de invulling van de onderwijstijd moet nog flink verbeteren. Aangezien nog niet voldaan is aan de randvoorwaarden voor invoering van de wetswijziging (overgrote deel van de scholen voldoet aan de norm en de horizontale dialoog is geborgd), zal deze niet eerder dan 1 augustus 2012 van kracht worden.

Toelichting:

Onderwijstijd: Bij de horizontale dialoog gaat het om vertrouwen tussen de school, ouders, leerlingen en docenten. Het op een goede manier inbedden van die dialoog in wet- en regelgeving en het daadwerkelijk voeren van die dialoog heeft tot uitstel met een jaar van het wetsvoorstel geleid. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 9 september 2010 (kamerstuk 31 289, nr. 92) geïnformeerd.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 3.5 Indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1.

Percentage leerlingen (derde klas) op of boven referentieniveau 2F begrijpend lezen naar schoolsoort

     
 

vmbo bbl

21

 

21

25

42

 

vmbo kbl

50

 

50

60

87

 

vmbo tl

95

 

95

95

97

 

havo

100

 

100

100

100

 

vwo

100

 

100

100

100

Bron: CITO

Peildatum: 2009 (nulmeting)

    

2.

Percentage leerlingen (derde klas) op of boven referentieniveau 2F rekenen/wiskunde naar schoolsoort

     
 

vmbo bbl

13

 

13

20

12

 

vmbo kbl

50

 

50

60

37

 

vmbo tl

79

 

79

80

71

 

havo

97

 

97

100

96

 

vwo

100

 

100

100

100

Bron: CITO

Peildatum: 2009 (nulmeting)

    

3.

Percentage scholen dat voldoende scoort op kwaliteitskenmerk kwaliteitszorg

32%

54,8%

66,5%

>54,8%

n.b.

Bron: Inspectie van het Onderwijs, Onderwijsverslag 2009/2010

Peildatum: 2005/2006

Peildatum: 2007/2008

Peildatum: 2008/2009

  

4.

Rapportcijfer van ouders over de kwaliteit van de leraar van het kind

7

7,1

n.b 1

7,1

7,1

Bron: OCW, Opinieonderzoek Onderwijs 2010

Peildatum: 2005

    

5.

Mate waarin vo-scholen aan de normen voor onderwijstijd voldoen

7%

28%

68%

Overgrote deel scholen

80%

Bron: Inspectie van het Onderwijs, Onderwijstijd in het voortgezet onderwijs 2010

Peildatum: 2006/2007

Peildatum: 2007/2008

Peildatum: 2008/2009

  
1

OCW, Onderwijsmeter 2008: Tot en met 2008 werd de Onderwijsmeter tweejaarlijks gepubliceerd. Vanaf 2010 is er in plaats daarvan het Opinieonderzoek Onderwijs gekomen.

Toelichting:

  • 1 en 2: De in begroting 2010 opgenomen indicatoren voor taal- en rekenvaardigheid in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs zijn gebaseerd op het NWO Cohortonderzoek. In dit jaarverslag is ervoor gekozen om, net als in de begroting 2011, de indicatoren uit de begroting 2010 te vervangen door «nieuwe» indicatoren. Deze gegevens zijn gebaseerd op het onderzoek dat het CITO periodiek uitvoert.

  • 3. In het voortgezet onderwijs is in 2009/2010 een steekproef van havo/vwo scholen bezocht, in tegenstelling tot eerdere jaren, toen alle schoolsoorten werden bezocht. Daardoor is het voor schooljaar 2009/2010 niet mogelijk voor de hele sector een uitspraak te doen over het percentage scholen dat voldoende scoort op het kwaliteitskenmerk «kwaliteitszorg».

  • 5. De percentages van schooljaren 2006/2007 en 2007/2008 zijn gebaseerd op de oude definitie onderwijstijd van 1 040 uur, met uitzondering van het examenjaar. Vanaf het schooljaar 2008/2009 is het percentage vo-scholen dat aan de normen voor onderwijstijd voldoet, gebaseerd op de nieuwe norm van 1 000 uur per schooljaar (met uitzondering van het examenjaar). De Inspectie van het Onderwijs doet sinds het schooljaar 2008/2009 ook onderzoek naar de manier waarop het horizontale overleg over de invulling van de uren tussen de school en de ouders/leerlingen heeft plaatsgevonden.

3.3.3 Leerlingen ervaren een goede aansluiting tussen onderwijsfases in hun doorlopende leerlijn

Doelbereiking

Een goede aansluiting van de onderwijsfases en schoolsoorten is van groot belang. Voorkomen moet worden dat leerlingen onder hun kunnen presteren en dat leerlingen voortijdig van school gaan. Het aantal ongediplomeerde schoolverlaters (zonder startkwalificatie) en vmbo’ers die niet doorstromen naar het mbo moet worden teruggedrongen.

Per 1 augustus 2010 zijn verschillende maatregelen in het kader van het stimuleren van stapelen en doorstromen inwerking getreden (behalen van een tweede vmbo-diploma, schrappen van de minimale toelatingseisen tot havo, verruimen van de uitbestedingsmogelijkheden van vo-leerlingen aan het vavo). Ten slotte is in 2009/2010 het borgingscohort VM2 van start gegaan.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 3.6 Indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1.

Gediplomeerden naar bestemming: overgang vmbo naar mbo

81%

83%

86%

85%

n.n.b.

Bron: OCW, Kerncijfers 2005–2009

Peildatum: 2004

    
3.3.4 Leerlingen krijgen een beter leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijk vaardigheden

Doelbereiking

In schooljaar 2009/2010 hebben in het voortgezet onderwijs 260 619 leerlingen een maatschappelijke stage gelopen. Dat is een stijging van 38%. Gemiddeld liepen deze leerlingen 27,2 uur stage. Dit is exclusief het aantal uren dat aan voorbereiding en reflectie is besteed.

Op 22 april 2010 is een uitgebreide tussenstand maatschappelijke stage aan de Tweede Kamer gestuurd. Hierin wordt een beeld geschetst van de stand van zaken twee jaar na invoering en worden de ervaringen van twee jaar implementatie maatschappelijke stage geëvalueerd.

Het algemene beeld dat naar voren komt stemt optimistisch; leerlingen die een maatschappelijke stage hebben gelopen hebben een hoger niveau van burgerschap, er is geen sprake van verdringing met betrekking tot beroepsstages en het draagvlak voor de maatschappelijke stage groeit gestaag.

In maart 2010 is, in aanloop naar de wettelijke verplichting in 2011, gestart met de inzet van zes accountmanagers om de verbindingen tussen de relevante partijen in het veld verder te versterken. In oktober 2010 is het wetsvoorstel Maatschappelijke Stage en het nader rapport inzake het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gestuurd.

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Tabel 3.7 Indicatoren

Indicator

Basiswaarde

Realisatie 2008

Realisatie 2099

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

1.

Aantal leerlingen van alle vo-scholen dat een maatschappelijke stage volgt

67 585

92 569

187 564

 

260 619

Bron: Agentschap NL

Peildatum: 2006/2007

Peildatum: 2007/2008

Peildatum: 2008/2009

 

Peildatum: 2009/2010

Toelichting:

Om scholen zo goed mogelijk voor te bereiden op de wettelijke verplichting van de maatschappelijke stage vanaf schooljaar 2011/2012 is gekozen voor een fasegewijze invoering. Hierbij is een groeimodel gehanteerd waarbij in de eerste jaren de focus lag op het aantal scholen (2007–2009) en in de daarop volgende jaren (2009–2011) op het aantal leerlingen en uren. Vanaf schooljaar 2011/2012 lopen alle leerlingen die dan instromen in het voortgezet onderwijs (circa 195 000) gedurende hun schoolperiode een maatschappelijke stage van minimaal 30 uur. Al in 2010 was het absolute aantal leerlingen dat een maatschappelijke stage liep met 260 619 hoger dan de omvang een jaarcohort, namelijk circa 200 000 leerlingen. Dat komt omdat scholen in aanloop naar de verplichting in verschillende leerjaren tegelijk door leerlingen een maatschappelijke stage laten uitvoeren. Een betere indicator in deze is daarom het absolute aantal leerlingen dat per jaar een maatschappelijke stage loopt.

3.4 Overzicht afgeronde onderzoeken
Tabel 3.8 Overzicht afgeronde onderzoeken
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Effectenonderzoek ex post

Succes in het 1ste jaar vervolgonderwijs

AD 3.1

A. 2007

B. jaarlijks

www.roa.unimaas.nl

 

Evaluatieonderzoek vernieuwing bètavakken (wiskunde)

AD 3.1

A. 2007

B. 2010

www.slo.nl

 

Evaluatie pilots Internationaal Baccalauriaat NL leerlingen

OD 3.3.3

A. 2010

B. 2010

Inspectie van het Onderwijs

 

Evaluatie effecten Leerplusarrangement eindrapport

OD 3.3.3

A. 2007

B. 2010

www.regioplan.nl

 

Effecten pilots maatschappelijke stages

OD 3.3.4

A. 2009

B. 2010

 

Overig evaluatieonderzoek

PISA onderzoek naar rekenen, taal, science, 3 jaarlijks

AD 3.1

A. 2007

B. 2010

OECD/CITO

 

Onderzoek achterstand jongens in het onderwijs

AD 3.1

A. 2010

B. 2010

www.its.nl

 

Leerplankundige analyse

AD 3.1

A. 2010

B. 2010

www.slo.nl

 

Kosten en baten concurrentie in het onderwijs

AD 3.1

A. 2010

B. 2010

www.ecri.nl

 

Voldoende toegeruste scholen materiële bekostiging

OD 3.3.1

A. 2010

B. 2010

Audit Dienst OCW

 

Monitor uitvoering Kwaliteitsagenda

OD 3.3.1

A. 2010

B. 2010

www.ecorys.nl

 

Nulmeting dienstverlening servicecentrum scholenbouw

OD 3.3.1

A. 2009

B. 2010

www.regioplan.nl

 

Europees aanbesteden schoolboeken

OD 3.3.1

A. 2010

B. 2011

 
 

Evaluatie marktwerking schoolboeken

OD 3.3.1

A. 2010

B. 2011

 
 

Monitor pilot indicatiestelling LWOO eindrapport

OD 3.3.1

A. 2008

B. 2010

www.orthoconsult.nl

 

ICT in het onderwijs: Monitor «4 in balans»

OD 3.3.1

A. 2007

jaarlijks

www.kennisnet.nl

 

Eerste meting rekenen en taal diagnostische toetsen CITO

OD 3.3.2

A. 2008

B. 2010

www.cito.nl

 

Onderzoek naar versterking kwaliteitszorg

OD 3.3.2

A. 2008

B. 2010

Research voor Beleid

 

IEA onderzoek ICCS, burgerschap

OD 3.3.2

A. 2007

B. 2009

www.gion.nl

Licence