Base description which applies to whole site

35 Mainports en logistiek

Algemene doelstelling

Het versterken van de Nederlandse mainports en realiseren van een efficiënt goederenvervoersysteem en luchtvaartbestel, binnen de randvoorwaarden voor geluid, veiligheid, leefbaarheid en ruimtelijke ordening.

Doelbereiking

In de Europese Unie is vooruitgang geboekt bij het bewerkstelligen van een level playing field en het verminderen van de administratieve lasten door onder meer de totstandkoming van de richtlijn Meldingsformaliteiten en de Verordening passagiersrechten. Door de Transportraad zijn bovendien conclusies aangenomen gericht op de verdere integratie van scheepvaart in de logistieke keten.

Het level playing field en de concurrentiekracht van de Nederlandse zeevaartsector is geholpen door de verruiming van het fiscale regime en door de maatregelen die zijn opgenomen in het Actieplan Zeevaart van november 2010, waarvan de uitvoering start in 2011.

Het voormalige kabinet heeft in 2010 een binnenvaartambassadeur aangesteld om crisis arrangementen voor de binnenvaart te onderzoeken. Het eindrapport is uitgebracht in november 2010. Het rapport gaf aan dat er aanleiding noch mogelijkheden zijn voor korte termijn crisisarrangementen. Daarnaast gaf het rapport een tiental aanbevelingen om bij te dragen aan een structuurversterking van de binnenvaartsector voor de langere termijn, opdat de sector beter bestand wordt tegen toekomstige marktschommelingen.

Ten aanzien van Schiphol is eind 2010 het experiment met het nieuwe normen- en handhavingsstelsel gestart. Het experiment heeft een looptijd van 2 jaar. Op basis van het Aldersadvies Eindhoven heeft het kabinet in 2010 besloten tot een uitbreiding van 25 000 vliegtuigbewegingen voor Eindhoven Airport. Dit in relatie tot onder meer afspraken over de verplaatsing van militaire reserve functies, landzijdige bereikbaarheid en hinderbeperking.

In Europees verband zijn nadere regels omtrent de prestatiesturing en de heffingensystematiek vastgesteld in het kader van het SES-II pakket. Voor die prestatiesturing heeft de Commissie doelen vastgesteld op het gebied van kostenefficiëntie, capaciteit en milieu die in 2014 moeten zijn bereikt.

Op 2 december 2010 is het zes Statenverdrag inzake het Functionele Luchtruim Blok Europe Central (FABEC) getekend. De ratificatieprocedure is inmiddels gestart. Deze maatregelen passen in het streven van de Commissie om het vliegen in het Europese luchtruim veiliger, met minder vertraging, met lagere emissies en tegen lagere kosten te laten gebeuren.

Maatschappelijke effecten

Door bij te dragen aan versterking van de concurrentiekracht van de Nederlandse zeevaartsector heeft de Nederlandse vloot zich positief ontwikkeld.

De nieuwe Europese regelgeving ondersteunt de Europese luchtvaart en luchthavens en daarmee de West-Europese economieën in het handhaven van hun concurrentiepositie. Dat geldt zeker ook voor de Nederlandse bedrijven in deze sector.

Het akkoord dat ten aanzien van de luchthaven Eindhoven is gesloten draagt bij aan de internationale bereikbaarheid van Nederland.

Al met al draagt het beleid zo bij aan een gelijkwaardige concurrentiepositie voor het bedrijfsleven in de mainports en logistieke sector.

Externe factoren

Het luchtverkeer is eind 2010 weer aangetrokken en ook voor 2011 wordt groei verwacht. Dit heeft een positief effect op de positie van de mainport Schiphol.

De dienstverlening door de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) heeft zich in 2010 weer hersteld ten opzichte van 2008 en 2009.

Het innovatief vermogen logistieke sector heeft een impuls gekregen met het innovatieprogramma Logistiek en het verder operationeel worden van het Topinstituut voor Logistiek in Breda (Dinalog). Twee tenders zijn succesvol uitgevoerd.

Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)

35. Mainports en logistiek

Realisatie

Begroting

Verschil

 

Slotwetmutaties

2006

2007

2008

2009

2010

2010

2010

 

2010 *

Verplichtingen

81 002

69 330

62 414

77 554

43 281

58 899

– 15 618

1

– 29 051

Uitgaven

63 101

68 734

58 521

86 527

71 606

60 417

11 189

 

-307

35.01 Mainport Schiphol en reg.Luchthavens

5 287

7 326

7 324

7 126

4 970

5 387

– 417

 

– 3 091

35.01.01 Kostenconvenant Schiphol

359

24

37

5

40

0

40

2

– 6

35.01.02 Luchthavens en omgeving

858

5 378

5 282

4 905

3 733

3 505

228

 

– 1 350

35.01.03 Evaluatie Schipholbeleid

2 159

61

0

0

0

0

0

 

0

35.01.04 Implementatie Schipholwet en Luchthavenbesl.

299

2

0

0

0

0

0

 

0

35.01.05 Regelgeving Regionale en Kleine Luchthavens

1 612

1 331

1 452

1 615

1 197

1 262

– 65

 

– 1 735

35.01.06 Inspectie Verkeer en Waterstaat

 

530

553

601

0

620

– 620

3

0

35.02 Mainport Rotterdam en overige zeehavens

4 420

2 678

2 775

1 941

1 263

1 579

– 316

 

– 217

35.02.01 Verbetering marktwerking

1 111

1 107

1 244

845

891

954

– 63

 

– 52

35.02.02 Formuleren maatschappelijke randvoorwaarden

670

665

593

426

205

227

– 22

 

– 12

35.02.03 Instandhouden en verbeteren infracapaciteit

2 639

906

938

670

167

398

– 231

4

– 153

35.03 Logistieke efficiëntie luchtvaart

36 687

31 999

31 863

43 334

35 912

32 990

2 922

 

– 668

35.03.01 Kennis luchtvaart en luchthavens

33 106

24 141

24 821

35 881

27 272

25 816

1 456

 

– 27

35.03.02 Luchtruim

2 225

2 889

2 494

1 974

2 054

2 146

– 92

 

– 416

35.03.03 Marktordening en markttoegang

1 356

2 063

2 187

2 853

2 931

2 304

627

 

– 225

35.03.04 Inspectie Verkeer en Waterstaat

 

2 906

2 361

2 626

3 655

2 724

931

 

0

35.04 Logistieke efficiëntie goederenvervoer

16 707

26 731

16 559

34 126

29 461

20 461

9 000

 

3 669

35.04.01 Vergroting strategische en internat.oriëntatie

1 957

2 732

1 910

4 792

4 325

4 248

77

 

– 223

35.04.02 Logistieke efficiëntie zee- en kustvaart

4 347

4 031

5 268

5 324

6 575

4 824

1 751

 

1 168

35.04.03 Logistieke efficiëntie binnenvaart

1 574

2 048

1 981

4 227

5 793

3 397

2 396

5

732

35.04.04 Logistieke efficiëntie wegvervoer

3 765

3 861

4 959

5 819

3 904

4 654

– 750

 

558

35.04.05 Logistieke efficiëntie spoorvervoer

5 064

13 882

2 257

13 762

8 864

3 132

5 732

6

1 434

35.04.06 Inspectie Verkeer en Waterstaat

 

177

184

202

0

206

– 206

7

0

Van totale uitgaven:

        

 

– Apparaatsuitgaven

8 007

8 902

9 184

14 578

14 462

12 220

2 242

  

– Baten-lastendiensten

3 559

7 306

6 608

7 099

5 676

7 225

– 1 549

  

– Restant

51 535

52 526

42 729

64 850

51 468

40 972

10 496

  

Ontvangsten

14 488

21 928

26 681

9 868

10 646

5 681

4 965

 

4 885

35.09.01 Ontv.St.Buisleidingenstraat

13

0

0

2 876

0

2 042

– 2 042

8

-2 042

35.09.02 Overige ontvangsten

14 475

21 928

26 681

6 992

10 646

3 639

7 007

9

6 927

*

Conform het gestelde in de leeswijzer bij dit jaarverslag, wordt voor toelichtingen op de verschillen in de bovenstaande kolom Slotwetmutaties 2010, verwezen naar de slotwet HXII welke gelijktijdig met het jaarverslag aan de Kamer is aangeboden.

1

De lagere verplichtingenrealisatie hangt voornamelijk samen met enerzijds de hogere realisatie op Kennis luchtvaart en luchthavens, Marktordening en markttoegang, Logistieke efficiëntie zee- en kustvaart, Logistieke efficiëntie binnenvaart (zie toelichting 5) en anderzijds een lagere realisatie op Logistieke efficiëntie wegvervoer en op Logistieke efficiëntie spoorvervoer (zie toelichting 6).

Verder zijn de betalingsverplichtingen voor de programmafinanciering en de instandhoudingsbijdrage NLR over 2011 als uitvloeisel van het Regeerakkoord aan het ministerie van EL&I overgedragen. Hierdoor zijn deze verplichtingen bij IenM negatief bijgesteld.

2

De laatste facturen voor het jaar 2009 die aan de Dienst Landelijk Gebied moesten worden betaald, zijn te laat ontvangen. De uiteindelijke betaling heeft in 2010 plaatsgevonden.

3

Voor de agentschapsbijdragen aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft een herallocatie en indikking plaatsgevonden binnen de IenM begroting. De herschikking is per saldo budgettair neutraal.

4

Verschil wordt met name veroorzaakt door lagere onderzoeksuitgaven voor instandhouden en verbeteren infracapaciteit.

5

De hogere realisatie wordt met name veroorzaakt door een versnelling in het betaalritme van de tijdelijke subsidieregeling innovatie binnenvaart (SIB).

6

De hogere uitgaven worden veroorzaakt door snellere afronding dan verwacht door Agentschap NL van subsidies voor ombouw en/of upgrade van locomotieven met ERTMS, bijdrage aan BZK voor piketdiensten HSL/BR door de brandweer en hogere personeelskosten dan begroot.

7

Voor de agentschapsbijdragen aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft een herallocatie en indikking plaatsgevonden binnen de IenM begroting. De herschikking is per saldo budgettair neutraal.

8

Conform de met de Stichting Buisleidingenstraat gemaakte afspraken, heeft de stichting de mogelijkheid de door hen ontvangen entreegelden in te zetten voor investeringen. De verwachte ontvangsten zijn derhalve niet opgetreden.

9

De ontvangsten hebben voor een belangrijk deel betrekking op EU subsidies ERTMS. Daarnaast zijn er diverse (kleinere) bedragen ontvangen als gevolg van subsidievaststellingen uit voorgaande jaren.

35.01 Het versterken van de concurrentiepositie van de mainport Schiphol en de overige luchthavens

Motivering

De netwerkkwaliteit van de mainport Schiphol en de infrastructurele voorzieningen van de luchthavens verbeteren zodat de economie, de internationale concurrentiepositie en bereikbaarheid van Nederland structureel worden versterkt.

Doelbereiking

In het kader van de uitwerking van het Aldersadvies Schiphol van 1 oktober 2008 – over de selectieve ontwikkeling van de Schiphol tot 2020 in balans met hinderbeperking en omgevingskwaliteit – zijn de belangrijkste bereikte mijlpalen in 2010:

  • Op 19 augustus 2010 bracht de Alderstafel Schiphol haar advies uit ten aanzien van de uitwerking van het experiment met het nieuwe normen- en handhavingstelsel. Dit heeft geleid tot het huidige, breed gedragen, voorstel voor een twee jaar durend experiment dat inmiddels ook door de Tweede Kamer wordt gesteund. Op 1 november 2010 heeft de staatssecretaris het startschot voor het experiment gegeven.

  • KLM, Luchtverkeersleiding Nederland en Schiphol zijn op 21 oktober 2010 een eenjarig experiment gestart om de spreiding van het vliegverkeer op de Spijkerboorroute vanaf de Kaagbaan te beperken. Vrijwel alle vliegtuigen van KLM maken vanaf die datum op deze route gebruik van de «vaste bochtstraaltechniek». Door een technische aanpassing in de navigatieapparatuur van het toestel kunnen vliegtuigen de route nauwkeuriger vliegen en in de eerste bocht na de start precies over het dunbevolkte gebied tussen Hoofddorp en Nieuw-Vennep vliegen. Hierdoor wordt de geluidhinder naar verwachting per saldo beperkt.

  • In juni 2010 heeft de heer Alders zijn advies over Eindhoven aangeboden aan het kabinet. Met dit advies is de afspraak om 70 000 niet-mainportgebonden vluchten op andere luchthavens te accommoderen een stap dichterbij gebracht. Het advies maakt de uitbreiding van Eindhoven Airport met 25 000 extra vliegtuigbewegingen gefaseerd (tot 2015 en na 2015) mogelijk. Dit zal in 2012 in een Luchthavenbesluit worden vastgelegd.

Beleidsprestaties 2010

Realisatie

1. Kostenconvenant Schiphol

Ja

2. Luchthavens en omgeving

Ja

5. Regelgeving Regionale en Kleine Luchthavens

Ja

6. Inspectie Verkeer en Waterstaat

Nee

Toelichting

  • 6. Met de herstructurering van IVW per september 2010 zijn de activiteiten van het Regiebureau Schiphol ingebed binnen de nieuwe lijnorganisatie. Concreet heeft het geresulteerd in een convenant tussen Schiphol en een aantal toezichtorganisaties, waaronder IVW. Hierin is de samenwerking verankerd en wordt ruimte geboden aan verdere afspraken om onder andere administratieve lastenverlichting voor bedrijven en een effectiever toezicht vanuit de overheid te realiseren.

Meetbare gegevens

Luchthavens en omgeving

Voor de mainportpositie van Schiphol zijn de netwerkkwaliteit en de infrastructurele voorzieningen essentieel. De netwerkkwaliteit wordt mede bepaald door overheidstarieven en –maatregelen, maar is voor een groot deel niet direct beïnvloedbaar door het Rijk. Onderstaande kengetallen geven een indruk van de netwerkkwaliteit van Schiphol in vergelijking met andere grote Noordwest Europese luchthavens. Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal bestemmingen waarnaar gevlogen wordt.

Kengetal: Aantal bestemmingen waarnaar wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

Waarde 2005

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Amsterdam

243

251

260

245

253

264

Frankfurt

279

283

287

293

282

288

London Heathrow

182

187

181

176

172

165

Parijs Charles de Gaulle

236

247

261

275

273

268

Brussel

133

131

159

194

184

186

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat, januari 2011

Toelichting

Het aantal bestemmingen vanaf Schiphol is in 2010 sterker gestegen dan op andere luchthavens. Op Londen Heathrow en Parijs Charles de Gaulle is het aantal bestemmingen gedaald ten opzichte van 2009. Er wordt niet meer gerapporteerd over het aantal vluchten per week per luchthaven, zie ook OB 2011. Deze is vervangen door het aantal vliegbewegingen per luchthaven.

Kengetal: Aantal vliegbewegingen per luchthaven (x 1 000)
 

Waarde 2005

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Amsterdam

405

423

436

428

391

386

Frankfurt

482

482

485

480

458

458

London Heathrow

472

471

476

473

460

449

Parijs Charles de Gaulle

514

533

544

551

518

492

Brussel

231

232

241

236

212

205

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2011

Toelichting

Op de meeste luchthavens daalt het aantal vliegtuigbewegingen ten opzichte van 2009. Alleen Frankfurt kent geen daling. De afname van het aantal vliegtuigbewegingen is op Schiphol minder groot dan op Londen Heathrow, Parijs Charles de Gaulle en Brussel.

Kengetal: Aantal passagiers in miljoenen per luchthaven
 

Waarde 2005

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Amsterdam

44

46

48

47

44

45

Frankfurt

52

53

54

53

51

53

London Heathrow

68

67

68

67

66

66

Parijs Charles de Gaulle

54

57

60

61

58

58

Brussel

16

17

18

19

17

17

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2011

Toelichting

Alleen op Frankfurt en Schiphol is sprake van een duidelijke stijging van het aantal passagiers ten opzichte van 2009. De stijging op Frankfurt is groter dan op Schiphol.

Kengetal: Vrachttonnage per luchthaven (x 1 000 ton)
 

Waarde 2005

Waarde 2006

Waarde 2007

Waarde 2008

Waarde 2009

Waarde 2010

Amsterdam

1 450

1 527

1 610

1 568

1 286

1 512

Frankfurt

1 864

2 031

2 074

2 021

1 808

2 199

London Heathrow

1 306

1 306

1 314

1 401

1 278

1 473

Parijs Charles de Gaulle

1 767

1 884

2 053

2 039

1 819

2 177

Brussel

700

706

762

659

449

476

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2011

Toelichting

Op alle luchthavens neemt de vervoerde vracht in 2010 fors toe. De toename is het grootst op Frankfurt.

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd 2010

Streefwaarde 2020

 

390 000

386 000

510 000

Gerealiseerd aantal vliegtuigbewegingen tov plafond 510 000

76%

76%

100%

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2011

Voor de luchthaven Schiphol is tot 2020 een plafond aan het aantal vliegtuigbewegingen aan de orde. Met het oog op netwerkkwaliteit moet binnen dit plafond ruimte blijven voor de ontwikkeling van mainportgebonden verkeer. In het convenant behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol is tussen Schiphol en het Rijk overeen gekomen dat op het moment dat 95% van het plafond van 510 000 vliegtuigbewegingen op Schiphol gerealiseerd wordt de afspraken uit het convenant in werking treden. Het Rijk is hierbij verantwoordelijk voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. De marktontwikkeling op Schiphol is (en blijft) daarom nauwlettend gevolgd.

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd 2010

Streefwaarde 2011

Streefwaarde 2015

Streefwaarde 2020

Luchthavencapaciteit Eindhoven

0

0

0

10 000

15 000

Luchthavencapaciteit Lelystad

0

0

0

5 000

30 000–40 000

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, januari 2011

Toelichting

De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70 000 extra vliegtuigbewegingen per jaar) vindt plaats in een tempo en uitvoering waarmee de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt doordat Schiphol hiermee meer ruimte krijgt voor écht mainportverkeer, conform het Convenant Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit Schiphol.

Op basis van het Aldersadvies Eindhoven heeft het kabinet in 2010 besloten tot uitvoering van de afspraken over het accommoderen en in een luchthavenbesluit vastleggen van 25 000 vliegtuigbewegingen.

De feitelijke toevoeging van capaciteit vindt plaats op het moment dat deze is vastgelegd in het Luchthavenbesluit. De procedure hiervoor start in 2011 en zal naar verwachting in 2012 worden afgerond. Deze indicator is niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

Voor de ontwikkeling van Lelystad is aan de heer Alders gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken voor een scenario van de ontwikkeling van totaal 35 000 – 45 000 vliegtuigbewegingen.

Regelgeving Regionale en Kleine Luchthavens

Deze indicator geeft een beeld van de mate waarin alle zaken die nog lopen onder de oude wetgeving (aanwijzingen en beroepsprocedures) zijn afgerond. Onder het oude wettelijke regime waren vhVenW en vhVROM bevoegd gezag voor alle luchthavens. Pas na de afronding van de omzettingsbesluiten op basis van de RBML kunnen de taken en verantwoordelijkheden van het Rijk voor de luchthavens van regionale betekenis worden overgedragen aan de provincies. De verantwoordelijkheid voor de luchthavens van nationale betekenis blijft bij het Rijk liggen.

Stand van zaken aanwijzingen en beroepsprocedures regionale en kleine luchthavens (huidige wetgeving)

Veld

Stand van zaken/planning aanwijzing gereed

Beslissing Op Bezwaar

Beroep/RvS

Lelystad

2009

nvt

2011

Budel

Gereed

nvt

 

Ameland

Gereed

nvt

 

Hoogeveen

Gereed

nvt

 

Texel

Gereed

nvt

 

Terlet

Gereed

nvt

 

Seppe

Gereed

nvt

 

Noord-Oost polder

Gesloten

nvt

 

Teuge

Gereed

2009

2011

Maastricht

Gereed

2011

evt

Midden-Zeeland

Gereed

nvt

 

Eelde

Gereed

2010

2011

Rotterdam

2010

nvt

2011

Hilversum

Gereed

nvt

 

Drachten

Gereed

nvt

 

RVS = uitspraak Raad van State

Nvt = niet van toepassing;procedure is afgerond

evt = mogelijk van toepassing; er is nog steeds mogelijkheid van beroep

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu , januari 2011

Toelichting

Voor Rotterdam the Hague Airport is in juni 2010 een concept-wijzigingsbesluit ter voorhang aangeboden aan de Tweede Kamer. In oktober heeft de vaste commissie voor IenM de voorhangprocedure afgerond en is het wijzigingsbesluit vervolgens officieel vastgesteld. Het wijzigingsbesluit maakt 627 extra vluchten overdag mogelijk. Met deze extra ruimte kan het regeringsvliegverkeer geaccommodeerd worden dat door de sluiting van Marinevliegkamp Valkenburg daar niet meer terecht kan.

Op 19 februari 2010 hebben de ministers van vhVenW en vhVROM hun handtekening gezet onder de nieuwe beslissing op bezwaar inzake de Aanwijzing met een verlengde landingsbaan voor Groningen Airport Eelde. Het nemen van deze beslissing op bezwaar was mogelijk geworden door de uitspraak van de Europese Commissie op 19 november 2009 over de rechtmatigheid van de overheidsfinanciering van de baanverlenging ten opzichte van het EG-Verdrag. De beslissing op bezwaar is na een positieve uitspraak van de Europese Commissie over staatssteun genomen.

In mei 2010 is de aanwijzing Lelystad in werking getreden (in oktober 2009 was deze reeds vastgesteld). Deze maakt het mogelijk dat Lelystad Airport zich ontwikkelt tot een zakenluchthaven met een beperkte hoeveelheid groot verkeer (5000 vluchten).

Het bevoegd gezag over de luchthavens, die geen functie hebben voor groot handelsverkeer en internationale bereikbaarheid en daarmee een beperkt nationaal belang dienen, is met de wet RBML (die in november 2009 in werking trad) gedecentraliseerd naar de provincies, omdat die beter in staat zijn om op regionaal niveau de lusten en de lasten van deze luchthavens af te wegen. Dit zijn de zogenaamde luchthavens van regionale betekenis. Zowel voor de luchthavens van regionale betekenis als van nationale betekenis moeten omzettingsbesluiten worden genomen. De wettelijke termijn voor een eerste luchthavenbesluit voor de luchthavens van nationale betekenis loopt tot 1 november 2014.

Indicator: Stand van zaken omzettings- en luchthavenbesluiten

Veld

Gereed

 

Luchthavenbesluit

Omzettingsbesluit

Midden-Zeeland

 

2011

Hoogeveen

 

2010

Teuge

 

2010

Seppe

 

2011

Budel

 

2011

Drachten

 

2010

Ameland

 

2011

Stadskanaal

 

2012

Terlet

 

2012

Hilversum

 

2011

Texel

 

2011

Maastricht

voor 2015

 

Lelystad

voor 2015

 

Rotterdam

voor 2015

 

Groningen-Eelde

voor 2015

 

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, januari 2011

Toelichting

In het kader van de RBML-regelgeving zullen de aanwijzingen van alle luchthavens van regionale en nationale betekenis worden omgezet. In 2010 is een start gemaakt met de omzettingsregelingen van zes luchthavens van regionale betekenis. De omzettingsregelingen van de luchthavens Drachten, Hoogeveen en Teuge zijn in december 2010 gepubliceerd in de Staatscourant en zijn per 1 januari 2011 in werking getreden. Hiermee zijn de bevoegdheden van deze luchthavens gedecentraliseerd naar de provincies.

In de planning stonden voor 2010 ook de luchthavens Midden-Zeeland en Seppe genoemd (in plaats van Drachten). De reden dat luchthavens Midden-Zeeland en Seppe nog niet zijn omgezet heeft te maken met het ontbreken van de mogelijkheid ontheffingen te verlenen op het moment dat de omzettingsregeling is vastgesteld. Drachten (evenals Teuge en Hoogeveen) hebben geen problemen met het ontbreken van deze mogelijkheid, en zij konden dus zonder bezwaar worden omgezet. De omzettingsregelingen voor de luchthavens Midden-Zeeland en Seppe zijn al wel gereed, maar zullen worden genomen zodra het luchthavenbesluit (waarin gewenst nieuw gebruik kan worden opgenomen) in concept gereed is, of zoveel eerder als mogelijk. Deze indicator is niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

35.02 Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Mainport Rotterdam en de overige zeehavens als vervoersknooppunt en vestigingsplaats voor bedrijven

Motivering

Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats laten blijven en de in Nederland gevestigde bedrijven een gunstige internationale concurrentiepositie geven.

Doelbereiking

Ten behoeve van de Tweede Maasvlakte is een start gemaakt met de aanleg van de kademuren voor de Rotterdam World Gateway (RWG) terminal en met de aanleg van 3,5 km harde zeewering aan de noordwestkant van de Tweede Maasvlakte. Eind 2010 was bijna driekwart van het benodigde zand opgespoten. De uitvoering van de aanleg van de Tweede Maasvlakte verloopt conform de planning.

De gemeenteraad van Albrandswaard heeft het bestemmingsplan voor Het Buijtenland van Rhoon met uitwerkingsplicht (150 ha) vastgesteld. De beroepsprocedure loopt. Het bestemmingsplan Schiezone is in februari 2010 door de gemeenteraad van Rotterdam vastgesteld. De beroepsprocedure daarvoor loopt nog. Het bestemmingsplan Vlinderstrik is december 2010 aan de gemeenteraad van Rotterdam gezonden voor vaststelling.

De intensiveringsopgave is in zijn geheel gerealiseerd en een deel van de leefbaarheidsprojecten projecten is reeds afgerond.

In 2010 zijn door de Alliantie Zeehavens (bestaande uit Haven Amsterdam, Havenbedrijf Rotterdam, Groningen Seaports, Zeeland Seaports en de ministeries van IenM en EL&I) drie samenhangende studies gestart:

  • verwachte goederenstromen op langere termijn per haven (2020–2040);

  • mogelijkheden van verdergaande samenwerking en marktfocus van de havens;

  • verwachte vereiste fysieke ruimte voor de verwerking van de verwachte goederenstromen per haven (2020–2040).

De verzelfstandiging van Haven Amsterdam is een project van de Gemeente Amsterdam. Haalbaarheidsstudies zijn uitgevoerd en door B&W positief ontvangen.

Na ondertekening van het bestuurlijk convenant over de zeesluis IJmuiden in november 2009 heeft in 2010 de concrete uitwerking met convenantpartners plaatsgevonden. Voor de uitvoering van de planstudie is een projectorganisatie ingericht. Een nadere uitwerking, met name voor wat betreft de scope van het project, heeft plaatsgevonden en heeft geleid tot een uitvraag aan de markt voor de diverse studies. Met het ministerie van Financiën is voortgang geboekt in de optimalisatie van de financierbaarheid van het project. De Europese Commissie heeft in het kader van de Trans-Europese Netwerken (TEN-T) een studiesubsidie van € 1,75 mln toegekend.

In het kader van de onderhandelingen tussen Vlaanderen en Nederland over een nieuwe sluis bij Terneuzen is in 2010 een business case uitgevoerd en afgerond. Tevens is de Kosten Batenanalyse (KBA) herzien en vastgesteld. Daarnaast zijn er vier onderhandelingsbijeenkomsten geweest.

De verkenning verbreding Maasgeul is opgeleverd en het project is inmiddels overgegaan naar de planstudiefase.

Tegen het Tracébesluit verdieping vaargeul Eemshaven zijn beroepen ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) een deskundigenadvies gevraagd. De StAB heeft op 14 oktober haar advies uitgebracht. De minister van IenM heeft in november haar zienswijze op het deskundigenverslag aan de Raad van State gezonden. Als voorbereiding op de verruiming van de vaargeul zijn in 2010 een aantal wrakken verwijderd. Afhankelijk van de beroepen bij de Raad van State is de start van de realisatie voorzien in 2012.

De werkzaamheden om de verplaatsing van de verkeersbegeleiding in Den Helder naar het nieuwe verkeersleidingscentrum zijn in 2010 begonnen en zullen begin 2011 worden afgerond. De werkzaamheden voor de walradarketen langs het Noordzeekanaal zijn gestart.

In de Voorhaven van IJmuiden worden te diep stekende schepen gedeeltelijk gelost (gelichterd) om verder naar Amsterdam te kunnen varen. Hiervoor is een andere locatie benodigd. Daarom zal het bestaande slibdepot, de vroegere Averijhaven worden omgebouwd tot insteekhaven. De planstudie loopt en wordt in 2012 afgerond.

Beleidsprestaties 2010

Realisatie

1. Verbetering marktwerking

Ja

2. Formuleren maatschappelijke randvoorwaarden

Ja

3. Instandhouden en verbeteren infracapaciteit

Ja

Meetbare gegevens

Verbetering marktwerking, formuleren maatschappelijke randvoorwaarden

De verbetering van de marktwerking wordt gemeten door de ontwikkeling van de toegevoegde waarde en werkgelegenheid van de Nederlandse zeehavens.

Dit kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde van Nederlandse zeehavens in de periode 2002–2008. De inzet van de rijksoverheid (nationaal zeehavenbeleid) is hierbij slechts één van de beïnvloedende factoren.

Kengetal: Ontwikkeling toegevoegde waarde Nederlandse zeehavens van 2003 tot en met 2008 (in mrd. Euro, prijzen 2002)
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Directe toegevoegde waarde zeehavengebieden

19,5

21,3

24,0

25,0

27,4

29,6

In % van het BBP

4,1%

4,3%

4,7%

4,6%

4,8%

5,0%

Indirecte toegevoede waarde

9,7

9,8

10,6

11,6

13,0

14,7

In % van het BBP

2,0%

2,0%

2,1%

2,2%

2,3%

2,5%

Totale zeehavengerelateerde toegevoegde waarde

29,2

31,1

34,6

36,7

40,4

44,2

In % van het BBP

6,1%

6,3%

6,7%

6,8%

7,1%

7,4%

Bruto binnenlands product (BBP)

476,9

491,2

513,4

539,9

567,1

595,9

Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam Havenmonitor 2008, mei 2010

Toelichting

Om de versterking van het netwerk van de Mainport Rotterdan en de overige zeehavens te monitoren wordt de toegevoegde waarde samenhangend met het haven- en industrieel complex gemeten. De toegevoegde waarde in de Nederlandse zeehavens over de periode 2003–2008 vertoont, conform het streven, een lichte stijging. Er zijn nog geen cijfers beschikbaar voor de jaren 2009 en 2010.

De onderstaande tabel met kengetallen geeft informatie over de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Nederlandse zeehavengebieden, uitgedrukt in aantallen werkzame personen in de periode 2003–2008. De ontwikkeling van de werkgelegenheid in de Nederlandse zeehavens is van vele factoren afhankelijk. De inzet van de rijksoverheid is hierbij slechts één van de beïnvloedende factoren.

Kengetal: Ontwikkeling werkgelegenheid Nederlandse zeehavengebieden van 2003 tot en met 2008 (in aantallen werkzame personen)
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Directe werkgelegenheid zeehavengebieden

162 547

158 159

160 608

163 041

166 760

169 219

In % van totale Nederlandse werkgelegenheid

2,0%

1,9%

2,0%

1,9%

1,9%

1,9%

Indirecte werkgelegenheid

103 433

102 948

104 622

109 634

118 857

120 753

In % van totale Nederlandse werkgelegenheid

1,2%

1,3%

1,3%

1,3%

1,4%

1,4%

Totale zeehavengerelateerde werkgelegenheid

265 980

261 107

265 230

272 675

285 617

289 972

In % van totale Nederlandse werkgelegenheid

3,2%

3,2%

3,2%

3,2%

3,3%

3,3%

Totale Nederlandse werkgelegenheid

8 283 000

8 211 000

8 231 000

8 383 000

8 613 000

8 734 000

Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam Havenmonitor 2008, mei 2010

Toelichting

Het streven is de directe werkgelegenheid ten minste in hetzelfde tempo te laten groeien als de nationale werkgelegenheid; de indirecte werkgelegenheid dient behouden te blijven. De werkgelegenheid over de periode 2003–2008 is conform het streven stabiel als percentage van de Nederlandse werkgelegenheid.

Onderstaande tabel met kengetallen geeft informatie over de ontwikkeling van de private investeringen in de Nederlandse zeehavengebieden, uitgedrukt in absolute bedragen en relatief ten opzichte van de totale private investeringen in de periode 2003–2007. De ontwikkeling van de private investeringen in de Nederlandse zeehavens is van vele factoren afhankelijk. De inzet van de rijksoverheid is hierbij slechts één van de beïnvloedende factoren.

Kengetal: Private investeringen in Nederlandse zeehavens (x € 1 000 excl. BTW in marktprijzen)
 

2003

2004

2005

2006

2007

Nederlandse zeehavens

2 096 000

2 285 968

2 203 792

2 967 344

3 025 369

Nederland totaal

x

x

6 609 163

8 562 016

9 277 817

Percentage

  

33%

35%

33%

Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam Havenmonitor 2008, mei 2010

x: cijfers nog niet beschikbaar

Toelichting

De cijfers over de private investeringen in de zeehavens zijn door de jaren heen vrij constant, circa 1/3 van het totaal aan investeringen vindt plaats in de Nederlandse zeehavens.

De onderstaande tabel met kengetallen geeft informatie over de ontwikkeling van het aantal bedrijfsvestigingen in de Nederlandse zeehavengebieden in de periode 2003–2008. De ontwikkeling van het aantal bedrijfsvestigingen in de Nederlandse zeehavens is van vele factoren afhankelijk. De inzet van de rijksoverheid is hierbij slechts één van de beïnvloedende factoren.

Kengetal: Ontwikkeling in zeehavengerelateerde bedrijfsvestigingen 2003–2008
 

2003

2004

2005

2006

2007

2008

Totaal aantal bedrijfsvestigingen

3 143

3 129

3 116

3 060

2 994

2 975

Bron: Erasmus Universiteit Rotterdam Havenmonitor 2008, mei 2010

Toelichting

Het aantal bedrijfsvestigingen in De Nederlandse zeehavens vertoont, vooral in verband met schaalvergroting, een licht dalende tendens. Dit kengetal is niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

Instandhouden en verbeteren infracapaciteit

Onderstaand kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde Hamburg–Le Havre range). De inzet van de rijksoverheid is hierbij slechts één van de beïnvloedende factoren. Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg–Le Havre range») ten minste te handhaven dan wel te versterken.

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg–Le Havre range»)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Totaal Nederlandse Zeehavens

45,5

45,9

44,4

44,9

44,9

44,2

44,5

45,0

46,9

47,8

Mainport Rotterdam

35,0

35,6

34,5

34,6

34,9

33,8

34,2

34,4

36,0

37,0

Overige Nederlandse Zeehavens

10,5

10,3

9,9

10,3

10,0

10,4

10,4

10,6

10,9

10,8

Bron: Nationale Havenraad, www.Havenraad.nl, maart 2011

Toelichting

Na een jarenlange stabilisatie van het marktaandeel is het marktaandeel in 2009 en 2010 aanzienlijk toegenomen. Met name de Mainport Rotterdam blijkt het relatief beter te doen dan de voornaamste concurrenten.

Extracomptabele verwijzingen

Verwijzing naar het Infrastructuurfonds (IF)

Overzicht uitgaven op het Infrastructuurfonds (x € 1 000)

Art. Omschrijving

Realisatie 2010

IF 16.01.02 PMR realisatie

14 206

35.03 Aansluiting op het internationale luchtvaartnet versterken

Motivering

Het zeker stellen van de internationale bereikbaarheid van Nederland door de lucht.

Doelbereiking

Medio 2010 zijn de belangrijkste afspraken, de zogenaamde State assurances, tussen de Staat en Air France KLM verlengd. Deze State assurances (die zonder verlenging in 2012 zouden aflopen) waren gemaakt bij de fusie tussen Air France en KLM in 2004 om de publieke belangen te borgen inzake netwerkkwaliteit en markttoegang (behoud Nederlandse verkeersrechten in licht van internationale nationaliteitseisen).

In december 2010 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een wetsvoorstel inzake implementatie van de EU richtlijn inzake luchthavengelden die tot doel heeft een aantal basisprincipes te borgen bij vaststelling van luchthaventarieven, zoals non-discriminatie, consultatie en transparantie. Ook wordt een onafhankelijke toezichthouder ingesteld. Achterliggend doel is bevordering van het level playing field in Europa. Beoogde datum van inwerkingtreding is 15 maart 2011.

Eind 2010 heeft een evaluatieoverleg plaatsgevonden over de Geschillencommissie Luchtvaart met de belanghebbende partijen. Naar aanleiding daarvan heeft de staatssecretaris besloten om een wetsvoorstel voor te bereiden om aansluiting van alle in Nederland actieve luchtvaartmaatschappijen bij een onafhankelijke vorm van geschilbeslechting wettelijk te verplichten. Dat is gunstig voor de consument en bevordert het level playing field.

In 2010 zijn de onderhandelingen over de tweede fase van het luchtvaartakkoord tussen de EU en de VS met succes afgerond en is het verdrag geratificeerd. Wat betreft de bilaterale luchtvaartbetrekkingen zijn belangrijke stappen gezet naar uitbreiding van verkeersrechten in de relaties met China, Rusland, Vietnam, Israël, Rwanda, Oeganda, Ecuador en de Dominicaanse Republiek.

De civiel-militaire samenwerking heeft geresulteerd in een optimalisering van het luchtruimgebruik op de route Schiphol – Frankfurt. Voor de civiel-militaire samenwerking is een haalbaarheidsstudie gestart naar het onderbrengen van de civiele en militaire luchtverkeersdienstverlening in één organisatie.

De prestatiesturing van de LVNL is in de loop van 2010 verfijnd. De kostenreductie bij LVNL en KNMI heeft er in sterke mate toe bijgedragen dat het Nederlandse luchtverkeersdienstverleningstarief in 2011 niet is gestegen in vergelijking met 2010. Dit is van belang voor de concurrentiepositie van KLM en Schiphol.

Samen met de andere FABEC-lidstaten zijn de voorbereidingen gestart voor een FABEC prestatieplan, gericht op het gezamenlijk bereiken van doelen op het gebied van capaciteit en milieu.

Beleidsprestaties 2010

Realisatie

1. Kennis luchtvaart en luchthavens

Ja

2. Luchtruim

Ja

3. Marktordening en markttoegang

Ja

4. Inspectie Verkeer en Waterstaat

Ja

Meetbare gegevens

Kennis luchtvaart en luchthavens

Kengetal: Aantal vervaardige NLR rapporten in het kader van de vraaggestuurde onderzoeksprogrammering van het Rijk (= actueel resultaat)
 

2006

2007

2008

2009

Technical Publications

53

65

65

64

Contract Reports

127

154

202

119

Technical Reports

18

46

63

59

Totaal aantal rapporten

198

265

330

242

Totaal waarvan peer reviewed

Bron: NLR, januari 2011

Toelichting

In 2009 heeft het NLR 242 rapporten vervaardigd in het kader van de vraaggestuurde onderzoeksprogrammering van het Rijk. Het verschil ten opzichte van 2008 laat zich verklaren doordat er in 2008 relatief veel Contract Reports zijn opgesteld in het kader van de afronding van een aantal EU-projecten van het Zesde Kaderprogramma. Bij de afronding daarvan werden tientallen eindrapporten opgeleverd. Het jaar 2008 betrof daarmee een uitzondering. Dit kengetal is niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

Indicator: Klanttevredenheid NLR
 

Realisatie

Norm

 

De Algemene klanttevredenheid NLR (overheid, bedrijfsleven en buitenland)

De Algemene klanttevredenheid NLR (alleen overheid)

De Norm voor Onderzoeksorganisaties

2007

4,20

4,14

4,10

2009

4,35

4,34

4,10

Bron: NLR, april 2010

De uitkomsten zijn gebaseerd op een vijfpuntsschaal (1 = erg ontevreden, 2 = ontevreden, 3 = niet ontevreden, 4 = tevreden, 5 = erg tevreden)

Toelichting

In 2011 wordt de klanttevredenheid weer onderzocht. In 2009 scoorde het NLR boven de norm voor onderzoeksorganisaties (4,10). Het streven is om in 2011 minimaal de norm te halen. Deze indicator is niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

Luchtruim

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim. Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning en human resource management. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Kengetal: Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

2,8

2,44

2,08

1,72

1,4

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

Gerealiseerd

3,1

1,8

1,2

1,2

1,3

1,4

1,6

1,9

1,2

0,9

Bron: Eurocontrol, Performance Review Report 2009, www.eurocontrol.int

Toelichting

De taakstelling geldt Eurocontrol-breed. LVNL en MUAC hebben in 2010 ondanks de aswolk een gemiddelde vertraging gerealiseerd van 0,0, resp. 0,2 minuten en scoren daarmee ver onder het doel.

De realisatie over het jaar 2010 is een voorlopig cijfer. De uiteindelijke cijfers worden gepresenteerd in het Performance Review Report 2010 dat in mei 2011 wordt uitgebracht.

Indicator: Stand van zaken experimenten

Omschrijving experiment

Start

Besluit obv evaluatie

Bochtstraal Hoofddorp/Nieuw Vennep

2010

2011

Uitbreiden CDA’s

eind 2012

 

Alternatief M17

eind 2011

 

Nieuw normen en handhavingsstelsel

2010

begin 2013

Overige routemaatregelen

vanaf eind 2011

 

Bron: voor start Staatscourant en voor besluiten brieven aan de Tweede Kamer

Toelichting

Eind 2010 is een experiment gestart waarbij meerdere vliegtuigtypen gebruik maken van de vaste bochtstraal tussen Hoofddorp en Nieuw Vennep. Daarvoor maakten alleen de Boeing 737’s van KLM gebruik van deze techniek, waarmee de spreiding van vliegtuigen kan worden beperkt en de hinder in de omgeving per saldo afneemt.

Ten aanzien van de uitbreiding van het gebruik van CDA’s (glijvluchten) is in 2010 geen experiment gestart. In overleg aan de Alderstafel is een stapsgewijze aanpak overeengekomen waarbij als eerste vaste naderingsroutes zullen worden ontworpen die zowel overdag als in de nacht gevlogen kunnen worden. De verwachting is dat een experiment hiervoor in 2012 kan plaatsvinden.

Het experiment «alternatief maatregel 17» is in 2010 niet gestart, Wel is besloten om de huidige maatregel 17 – verlengen nachtelijke vertrek– en naderingsprocedures – voor de periode van een half jaar te verlengen tot 5 mei 2011. Deze indicator is niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

Marktordening en markttoegang

Het streven is om de huidige positie van Schiphol onder die van Londen Heathrow, Frankfurt en Parijs Charles de Gaulle te houden.

Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)

Ranglijst kostenniveau

(van hoog naar laag)

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

London Heathrow (LHR)

 

1

Parijs (CDG)

 

2

Frankfurt (FRA)

 

3

Gatwick

 

6

Schiphol

< LHR, FRA, CDG

5

Zürich

 

4

München

 

7

Brussel

 

8

Madrid

 

9

Bron: SEO, 2010

Toelichting

Elk jaar worden de luchthavengelden, de ATC-heffingen en de overheidsheffingen op Schiphol en een aantal concurrerende luchthavens vergeleken. SEO berekent dan wat er in de zomer van het betreffende jaar betaald moet worden voor eenzelfde pakket starts en landingen op de verschillende luchthavens. Dit pakket is ongeveer gelijk aan het jaarlijkse verkeer op Schiphol. Door de afschaffing van de vliegbelasting en in combinatie daarmee de kostenreducerende maatregelen die Schiphol met het kabinet heeft afgesproken, is Schiphol medio 2010 weer op een 5e positie gekomen (medio 2008 was Schiphol nog de op één na duurste). Schiphol is duidelijk goedkoper dan Londen Heathrow (de duurste), Parijs Charles de Gaulle en Frankfurt. Het prijspeil van Zürich en van Londen Gatwick is vergelijkbaar met dat van Schiphol: Zürich is iets duurder en Gatwick iets goedkoper.

Extracomptabele verwijzingen

Belastinguitgaven

Meerjarenraming van belastinguitgaven (x € mln.), budgettair op transactiebasis
 

Realisatie 2010

Vrijstelling luchtvaartuigen

1 086

35.04 Logistieke efficiëntie goederenvervoer verbeteren

Motivering

De ontwikkeling en concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven en de mainports bevorderen en zo bijdragen aan de concurrentiepositie van Nederland als geheel door een efficiënte en duurzame afwikkeling van het goederenvervoer.

Doelbereiking

In Randstad 2040 zijn voor de mainports en logistiek relevante projecten uitgevoerd dan wel nog in uitvoering.

Er is gewerkt aan verkennend onderzoek naar de lange termijn ontwikkelingen voor de mainports. Deze onderzoeken zullen in 2011 gebruikt worden bij de actualisatie van de nota ruimte en nota mobiliteit

De IenM-brede nota Internationale Strategie 2008–2010 is geactualiseerd voor het jaar 2010. Hierin werden de prioriteiten voor de Europese en internationale inzet van IenM voor 2010 benoemd. Prioriteiten voor 2010 waren onder meer de herziening van de TEN-T richtsnoeren, «Holland branding», Witboek Transport, interne markt, Europese agentschappen, comitologie en een nieuw mondiaal klimaatakkkoord.

Naast de reguliere gremia zoals de EU transportraden, ICAO- en IMO bijeenkomsten en raadswerkgroepen e.d. heeft IenM actief deelgenomen aan het International Transport Forum (mei).

In 2010 zijn er weer een aantal inkomende en uitgaande werkbezoeken geweest van bewindslieden en hebben de vhVenW-bewindslieden handelsmissies geleid naar Brazilië (april) en China/Hongkong/ Singapore (september).

De SBIR-(Small Business Innovation Research) Klein Schip is in 2010 afgerond. De uitgewerkte ideeën worden verspreid onder de relevante doelgroep en het is nu aan de markt de voorstellen verder op te pakken. Deze voorstellen worden ook meegenomen in het door de sector in uitvoering genomen actieplan Klein Schip, dat eind 2011 wordt afgerond.

In 2010 is voor de laatste keer een tender opengesteld in het kader van de Tijdelijke Subsidieregeling Innovatie Binnenvaart. Het totale budget van € 1,3 miljoen is toegewezen aan innovatieve projecten.

De laatste tender Subsidieregeling Maritieme Innovatie is opengesteld. De sector stelde in samenwerking met EL&I en IenM de Maritieme Innovatie Agenda op.

Verbetering van de interne maritieme markt en verlaging van administratieve lasten wordt bereikt met de totstandkoming van de Richtlijn Meldingsformaliteiten (inclusief «single window»), vereenvoudiging van regelgeving met betrekking tot reguliere scheepvaartdiensten en overeenstemming over een pilot project dat laat zien hoe met de nieuwste surveillance technologie douanecontroles kunnen worden teruggebracht. Op het gebied van arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden wordt dit bereikt met het Maritiem Arbeidsverdrag (MAV), waarvan de stukken bij de Tweede Kamer zijn ingediend.

Verder zijn van belang de vaststelling van het HNS Protocol (Hazardous and Noxious Substance), het besluit over de ratificatie van de Convention on Standards of Training, Certification and Watchkeeping for Fishing Vessel Personnel, het van start gaan van de Tijdelijke subsidieregeling kennismakingsstages scheepvaart en de oplevering van de hernieuwde analyse van de Maritieme Cluster.

Op het gebied van het internationale wegvervoer zijn afspraken gemaakt over het opheffen van enkele praktische knelpunten van de toepassing van de digitale tachograaf. Er is ook een aanpassing van het AETR verdrag (Pan Europees verdrag over rij- en rusttijden) van kracht geworden zodat de regelgeving is gestroomlijnd met de EU regelgeving. Er is een resolutie aanvaard met betrekking tot de categorisering van parkeerplaatsen mede ter bestrijding van de criminaliteit in de transportsector. Het nieuwe wegvervoerverdrag met de Russische Federatie is in werking getreden.

In 2010 is een evaluatie uitgevoerd van de implementatie van de richtlijn vakbekwaamheid beroepschauffeurs met betrekking tot de nascholing. De Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen dat verantwoordelijk voor de examens is, zal de aanbevelingen omzetten in een plan van aanpak.

De beladingsgraad van vrachtwagens is primair afhankelijk van bedrijfseconomische overwegingen van transporteurs en de logistieke ketens waar ze onderdeel vanuit maken. Het ministerie bevordert de efficiëntie van het wegvervoer door in te zetten op het wegnemen van belemmeringen in de sfeer van wet- en regelgeving. Zo zijn via de door het ministerie aangestelde Ambassadeur Stedelijke Distributie acties in gang gezet om de stedelijke distributie efficiënter te doen verlopen (zie artikel 34.01). Internationaal blijft het ministerie aandacht vragen voor het verruimen van de cabotageregels, zodat op retourritten in het buitenland de vrachtauto onbeperkt ladingen mag vervoeren.

In maart 2010 is een rapportage van het ministerie gepubliceerd waarin een samenvatting is gegeven van conclusies uit alle Nederlandse LZV (Lange en Zwaardere Vrachtwagens) onderzoeken en praktijkproeven. Daarin werd bevestigd dat LZV’s in Nederland grotere vrachtauto’s vervangen, met name voor het transport van grote dagelijkse volumes op vaste routes. De dagelijkse inzet van circa 500 LZV’s (stand in 2010) verloopt vrijwel ongemerkt voor het overige verkeer. Bovendien levert dit naast ruim 30% kostenvoordeel (minder chauffeurs, brandstof, trekkende voertuigen) voor het bedrijfsleven ook CO2 en NOx reducties op tot 14%.

Als onderdeel van de uitvoering van het dieselakkoord 2008 is in 2010 de campagne «De Belangrijkste Baan» gestart. Doel van de campagne is om de beeldvorming rond logistiek te verbeteren, zowel onder jongeren en andere potentiële werknemers zoals bestaande chauffeurs en logistiek medewerkers.

In 2010 is onderzoek verricht naar de gerealiseerde reductie van de administratieve lasten in de transportsector als gevolg van ingezette acties naar aanleiding van de adviezen van de Commissie Noordzij. In 2011 zal de Tweede Kamer daarover worden geïnformeerd.

Efficiënter goederenvervoer wordt meegenomen in het aangekondigde programma Benutten dat zich richt op een efficiënt gebruik van alle beschikbare infrastructuur.

Het verbeteren en bewaken van vrij verkeer van goederen en het internationale level playing field (concurrentievoorwaarden) door betere regelgeving, gelijke implementatie van wetgeving in de lidstaten en de harmonisatie van uitvoering en handhaving heeft continue aandacht en staat centraal bij de inbreng ion Europese fora. Hierover is regelmatig contact met de belangrijkste spelers in Europa.

Dankzij de ingebruikname van de ERTMS en 25 kV op de Havenspoorlijn was het in 2010 (voor het eerst) mogelijk dat elektrische locomotieven direct van de terminals in de haven van Rotterdam naar hun bestemming in Duitsland rijden. Het aandeel e-locs (tov diesellocs) nam dan ook toe in de loop van 2010.

Beleidsprestaties 2010

Realisatie

1. Vergroting strategische en internationale oriëntatie

Ja

2. Logistieke efficiëntie zee- en kustvaart

Nee

3. Logistieke efficiëntie binnenvaart

Ja

4. Logistieke efficiëntie wegvervoer

Ja

5. Logistieke efficiëntie spoorvervoer

Ja

6. Inspectie Verkeer en Waterstaat

Ja

Toelichting

  • 2. De directe toegevoegde waarde van de zeevaartsector is fors afgenomen, voornamelijk door de wereldwijde recessie. Dit heeft echter geen negatieve gevolgen gehad voor de omvang van de Nederlandse vloot, die een groei te zien gaf.

Meetbare gegevens

Vergroting strategische en internationale oriëntatie

De meetbare gegevens voor dit product zijn hieronder bij de overige producten weergegeven. Daarnaast voert het CBS in opdracht van IenM een jaarlijkse monitor uit waarbij de ontwikkelingen van het logistieke bedrijfsleven in kaart worden gebracht. Dit kan onder andere worden gebruikt bij het beoordelen van de vorderingen van het innovatieprogramma Logistiek en Supply Chains.

De verwachting is dat deze nieuwe indicator in de begroting 2012 kan worden gepresenteerd.

Logistieke efficiëntie zee- en kustvaart

Dit kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde zeevaart en maritieme sector in constante prijzen en meet hoe sterk de zeevaart zich ontwikkelt. De inzet van de Rijksoverheid is slechts één van vele beïnvloedende factoren.

Kengetal: Directe toegevoegde waarde zeevaart en maritieme cluster (in € miljard)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Zeevaart

1,1

1,1

1,1

1,1

1,2

1,2

1,2

1,2

0,8

Overige maritieme sector/dienstverlening

3,5

3,2

3,1

3,2

3,3

    

Totaal brede maritieme sector 1

4,6

4,3

4,2

4,3

4,5

    

Totaal maritieme cluster 2

     

10,3

11,2

11,4

10,6

Bron: cijfers 2001–2005 uit Ecorys, Beleidsmonitor 2008, cijfers 2006–2009 uit PRC Maritieme monitor 2010

1

totaal brede maritieme sector: Zeevaart, Binnenvaart, Laad-, los en overslagactiviteiten, Opslag, Expediteurs, Dienstverlening vervoer water, Nieuwbouw en reparatie van schepen, Natte waterbouw (baggeren etc.), Verhuur van schepen, Groothandel in scheepsbenodigdheden.

2

totaal maritieme cluster: Zeevaart, Scheepsbouw, Offshore, Binnenvaart, Waterbouw, Havens, Marine, Visserij, Maritieme dienstverlening, Watersportindustrie en Maritieme toeleveranciers.

De laatst genoemde definitie sluit aan bij de clusteractiviteiten van NML en bij de behoefte aan informatie over een breder spectrum van de onderdelen van de maritieme cluster.

Toelichting

In 2009 bedroeg de directe toegevoegde waarde van de zeevaartsector € 847 mln. Dat betekende een afname van bijna 29% ten opzichte van het jaar ervoor. Voornaamste oorzaak voor het verlies van toegevoegde waarde was de wereldwijde recessie waardoor de vraag sterk terugviel en de vrachttarieven een historisch dieptepunt behaalden met als gevolg een negatieve beïnvloeding van de bedrijfsresultaten.

Onderstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag 1
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Aantallen

           

Handelsvaart

591

607

619

622

600

570

574

566

640

688

725

Zeesleepvaart

164

176

191

164

168

164

174

212

222

222

249

Waterbouw

150

156

157

156

160

151

148

139

118

121

120

Totaal

905

939

967

942

928

885

896

917

980

1 031

1 094

Bruto tonnage (GT) (x1000)

           

Handelsvaart

4 393

4 760

4 780

4 755

4 934

4 932

5 031

5 114

5 980

6 313

6 075

Zeesleepvaart

194

205

228

188

186

178

181

243

264

237

310

Waterbouw

466

509

521

535

570

498

509

477

375

441

450

Totaal

5 053

5 474

5 529

5 478

5 690

5 608

5 721

5 834

6 619

6 991

6 835

Bron: Inspectie Verkeer en Waterstaat, februari 2011

1

schepen > 100 GT en pontons > 1 000 GT

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer 1
 

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Aantallen

           

Handelsvaart

309

411

448

435

418

375

434

462

395

410

433

Zeesleepvaart

246

262

272

301

306

329

284

332

358

406

459

Waterbouw

29

37

33

31

34

37

39

45

52

66

63

Totaal

584

710

753

767

758

741

757

839

805

882

955

Bruto tonnage (GT) (x1000)

           

Handelsvaart

3 740

5 718

5 656

5 384

5 244

4 692

5 566

6 278

4 542

5 057

5 259

Zeesleepvaart

312

1 071

1 773

1 741

1 786

2 704

2 782

1 903

1 423

1 217

1 011

Waterbouw

90

76

86

79

75

99

102

122

184

225

251

Totaal

4 142

6 865

7 515

7 204

7 105

7 495

8 450

8 303

6 149

6 499

6 521

Bron: cijfers tot 2006 Ecorys (dec 2008), cijfers 2006–2009 Policy Research Corporation (april 2010), cijfers 2010 IVW (april 2011). Alle cijfers op basis van Lloyd’s Register Fairplay.

De cijfers vanaf 2006 zijn berekend op basis van een herijkte methodologie die transparant en eenvoudig te actualiseren is door het meer direct aansluiten bij publiek beschikbare data.

1

schepen > 100 GT en pontons > 1 000 GT

Toelichting

De Nederlandse vloot – handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw – onder Nederlandse en buitenlandse vlag is in 2010 met 136 schepen toegenomen, een groei van 7%. Op peildatum 31 december 2010 telde de totale vloot 2 049 schepen en had een bruto tonnage van bijna 13,4 mln. De sterkste toename vond plaats bij de vloot onder buitenlandse vlag. Deze groeide van 882 schepen naar 955 schepen, een groei van 8%. Maar ook de vloot onder Nederlandse vlag nam in 2010 toe van 1 031 schepen naar 1 094 schepen, een groei van 6%. Net als eerdere jaren is in 2010 de vloot van in Nederland geregistreerde schepen onder Nederlandse vlag weer toegenomen en wel met 63 schepen, een groei van 6%. Op de peildatum 31 december 2010 telde de vloot onder Nederlandse vlag 1 094 schepen met een bruto tonnage van ruim 6,8 mln. Het bruto tonnage is echter afgenomen met 2,2% doordat enkele relatief grote (container)schepen zijn uitgevlagd, terwijl daar een toename van relatief minder grote schepen tegenover stond. Deze kengetallen zijn niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

Logistieke efficiëntie binnenvaart

Onderstaand kengetal geeft informatie over de ontwikkeling van de toegevoegde waarde binnenvaart in constante prijzen en meet hoe sterk de binnenvaart zich ontwikkelt. De inzet van de Rijksoverheid is slechts één van vele beïnvloedende factoren.

Kengetal: Toegevoegde waarde binnenvaart in lopende prijzen (in € miljard)
 

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Binnenvaart

0,76

0,68

0,73

0,78

0,72

0,78

0,80

0,83

0,72

Bron: cijfers tot 2006 Goederenvervoermonitor Ecorys, december 2008 en cijfers vanaf 2006 De Nederlandse Maritieme Cluster Monitor, oktober 2010

De cijfers in de Begroting zijn gebaseerd op constante prijzen, de cijfers in het Jaarverslag zijn gebaseerd op lopende prijzen. Dit verklaart het verschil tussen de cijfers voor de jaren 2006 t/m 2008 in de Begroting 2011 en dit Jaarverslag. Voortaan zullen zowel in de Begroting als het Jaarverslag de cijfers gebaseerd op lopende prijzen worden opgenomen.

Toelichting

De forse daling van het toegevoegde waarde cijfer in 2009 t.o.v. 2008 moet worden verklaard door de wereldwijde economisch crisis en de hiermee samenhangende daling van internationale vervoersstromen die in 2009 grote consequenties had voor de logistieke sector en voor de binnenvaart in het bijzonder. Dit uitte zich in dalende vrachtvolumes en (mede vanwege overcapaciteit in aanbod van tonnage), in scherp dalende vrachtprijzen waardoor de sector te kampen had met een grote omzetdaling. De winstdaling wordt geschat op 16%. Dit kengetal is niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

Logistieke efficiëntie wegvervoer

In het kader van het programma Benutten zal dit onderwerp opnieuw onder de loep worden genomen. Voor 2010 waren hier geen resultaatafspraken over opgenomen.

Logistieke efficiëntie spoorvervoer

De indicator «aantal omgebouwde ETCS-locomotieven» wordt vervangen door de nieuwe indicator «aantal treinbewegingen per week op A15-tracé van de Betuwelijn». Deze indicator geeft in tegenstelling tot de eerdere indicator inzicht in de omvang van het gebruik van dit tracé. (ETCS – UIC – International Union of Railways – Union Internationale des Chemins de fer)

Indicator: Aantal treinbewegingen per week op A15-tracé van Betuwelijn
 

2009

Streefwaarde 2010

Realisatie 2010

Aantal treinbewegingen

220

350

400

Bron: KeyRail

Toelichting

Realisatie 2010 is 400. Dankzij de instroom van nieuwe (elektrische) locomotieven kon in 2010 meer verkeer over de Betuweroute dan vooraf gepland. Dit kengetal is niet opgenomen in de Ontwerpbegroting 2010, maar voor het eerst gepresenteerd in de Ontwerpbegroting 2011.

Extracomptabele verwijzingen

Verwijzing naar het Infrastructuurfonds (IF)

Overzicht uitgaven op het Infrastructuurfonds (x € 1 000)

Art. Omschrijving

Realisatie 2010

IF 18.03.01 Intermodaal Vervoer realisatie

1 233

Belastinguitgaven

Meerjarenraming van belastinguitgaven (x € mln.), budgettair op transactiebasis
 

Realisatie 2010

Willekeurige afschrijving zeeschepen

3

Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)

81

Afdrachtverminderling zeescheepvaart

100

Vrijstelling cummunaitaire wateren

890

Overzicht afgeronde onderzoeken

Overzicht afgeronde onderzoeken
 

Onderzoek onderwerp

OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Mainport Rotterdam en overige zeehavens

35.02

2009

2011

 
 

Vasthouden en versterken van de positie van goederenvervoer

35.04

2010

PM

 

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie subsidie aan Stichting Nederland Maritiem Land

35.04

2008

2009

zie toelichting

Mainport Rotterdam en overige zeehavens

In 2010 is gestart met een beleidsdoorlichting van artikel 35.02. De resultaten van deze beleidsdoorlichting zullen begin 2011 worden opgeleverd.

Evaluatie subsidie aan Stichting Nederland Maritiem Land

In het Jaarverslag 2009 is reeds een toelichting gegeven op dit evaluatie onderzoek.

Licence