Base description which applies to whole site

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

De diergezondheidszorg is primair de verantwoordelijkheid van de (vee)houder. Het adequaat verzorgen van de dieren en het vragen van hulp van dierenartsen bij diergezondheidsproblemen van de dieren vloeien daaruit voort.

De overheid is verantwoordelijk voor het weren en bestrijden van dierziekten wanneer er op grond van wetgeving en internationale verplichtingen noodzaak is tot ingrijpen, onder andere bij aangifteplichtige dierziekten. De overheid heeft ook een rol als de mogelijkheden van de individuele (vee)houder om dierziekten effectief te vermijden, op te sporen en te bestrijden ontoereikend zijn en/of risico’s voor de volksgezondheid ontstaan die het bedrijfsleven niet zelf kan afwenden. De bestrijding van (zeer) besmettelijke dierziekten is veelal een wettelijke taak, gebaseerd op Europese regelgeving. In de beleidsbrief over de bestrijdingsstrategie van besmettelijke, bestrijdingsplichtige dierziekten (TK, 29 683, nr. 103, d.d. 15 juli 2011) is het beleid richting de toekomst uiteengezet. Het kabinet zet onder meer in op het mogelijk maken van noodvaccinatie bij een uitbraak van dierziekten.

In de nota dierenwelzijn en diergezondheid, die op 23 februari 2012 naar de Tweede Kamer is gezonden, is het diergezondheidsbeleid in de volle breedte weergegeven (TK, 28 286 nr. 548). Hierin is onder andere aandacht voor het verbeteren van diergezondheid op bedrijfsniveau met het oog op het bereiken van een zorgvuldige en duurzame veehouderij.

Daar waar de overheid inzet pleegt in de bewaking en bestrijding van dierziekten, worden kosten in eerste instantie door de overheid betaald. Het feit dat de overheid betrokken is, vormt echter geen argument om de kosten dan ook bij de overheid neer te leggen. Vanuit het uitgangspunt dat de (vee)houder verantwoordelijk is voor de gezondheid van zijn dieren is het gerechtvaardigd om (een deel van de) kosten van de bewaking en bestrijding door te berekenen aan de sector.

In het geval de houder van het dier of de dierenarts verschijnselen zien die kunnen wijzen op een aangifteplichtige dierziekte, dient dit onmiddellijk te worden gemeld. De zorg voor de diergezondheid en het tijdig signaleren en melden van problemen is essentieel voor de bestrijding van (besmettelijke) dierziekten. Dat geldt des te sterker voor de zeer besmettelijke dierziekten, waarbij bestrijding door de overheid noodzakelijk en geboden is. Elke vertraging in de melding van dergelijke (besmettelijke) dierziekten doet de gevolgen en daarmee de overlast en de kosten, meer dan evenredig toenemen.

Het DGF is het financiële instrument van de overheid voor de betaling van bewakings- en bestrijdingskosten die door of in opdracht van de overheid zijn gemaakt. Het beleid, dat aan de basis ligt van de inzet van dit instrument, is weergegeven in het beleidsartikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens van de begroting 2012 van het Ministerie van Economische Zaken. In de begroting voor 2012 van het DGF is dat beleid nader uitgewerkt en zijn de te realiseren streefwaarden en prestatiegegevens aangegeven.

Nederland is door de Europese Unie (EU) officieel vrij verklaard van bepaalde dierziekten. Deze vrijstatus wordt gehandhaafd door uitvoering van monitorings- c.q. bewakingsprogramma’s en bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken. Daarnaast ondersteunen deze bewakingsonderzoeken de preventie voor de betreffende dierziekten. De uitgaven en ontvangsten van deze verplichte bewakingsprogramma’s worden in het DGF verantwoord op operationele doelstelling 01.11 «Bewaking van dierziekten».

Indien zich desondanks uitbraken van besmettelijke dierziekten voordoen is het beleid erop gericht deze – binnen de kaders van de EU-regelgeving- zo effectief mogelijk te bestrijden en verdere verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk te beperken. Essentiële voorwaarde hiertoe is het tijdig signaleren van symptomen van besmettingen door onderzoek te doen naar verdachte gevallen. De uitgaven en ontvangsten die samenhangen met de bestrijding van besmettelijke dierziekten worden in het DGF verantwoord op operationele doelstelling 01.12 «Bestrijding van dierziekten».

Eind 2011 werd in Nederland en enkele omringende landen een nieuwe dierziekte vastgesteld, veroorzaakt door het Schmallenbergvirus (SBV). Dit virus veroorzaakte de geboorte van misvormde lammeren en kalveren. Voor EZ was eind 2011, bij de eerste meldingen van misvormde lammeren, onduidelijk of aan de criteria voor aanwijzing als besmettelijke dierziekte werd voldaan. Met name uit voorzorg voor volksgezondheid en schade voor de veehouderij heeft EZ toen snel gehandeld door het instellen van een meldplicht. Het doel van de meldplicht was het verzamelen van gegevens, zodat meer bekend zou worden over de aard en omvang van de nieuwe, onbekende ziekte veroorzaakt door het Schmallenbergvirus. De verplichting tot het melden van bij geboorte misvormde lammeren en kalveren is van kracht geworden op 20 december 2011. Op 6 juli 2012 is de meldplicht afgeschaft, omdat het doel bereikt was: de aard en omvang van de ziekte was duidelijk geworden. Het Schmallenbergvirus had zich over heel Nederland verspreid. De impact van de ziekte is beperkt gebleven, slechts op een relatief klein aantal rundvee- en schapenbedrijven zijn klinische verschijnselen gemeld (respectievelijk op 3,7 procent en 2,5 procent van de bedrijven). Bovendien bleken er, na serologisch onderzoek bij mensen door het RIVM, geen aanwijzingen te zijn dat het Schmallenbergvirus zich naar mensen kan verspreiden. Er is geen Europese meldplicht ingesteld.

In totaal zijn er 1.689 bedrijven gemeld met verschijnselen die kunnen wijzen op een besmetting met het Schmallenbergvirus. Daarbij ging het om 1.301 rundvee-, 350 schapen- en 38 geitenbedrijven. Uiteindelijk is op 237 rundvee-, 107 schapen- en 6 geitenbedrijven het virus daadwerkelijk aangetoond. Het virus is daarmee op 350 bedrijven aangetoond en op 1.339 bedrijven niet aangetoond.

Naast de meldplicht is in december 2011 ook besloten om wetenschappelijk onderzoek te starten naar het nieuwe Schmallenbergvirus (financiering buiten het DGF om). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het Centraal Veterinair Instituut (CVI) en de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in nauwe samenwerking met andere internationale onderzoeksinstuten. Het onderzoek behelst diagnostiekontwikkeling, prevalentieonderzoek (naar het aantal ziektegevallen in een populatie op een bepaald moment), onderzoek naar de wijze van ontstaan en ontwikkeling van de ziekte, onderzoek naar risicofactoren voor schapen- en rundveebedrijven en entomologisch (insectendierkundig) onderzoek.

Vanaf 15 februari 2012 is Nederland weer officieel vrij van Blue Tongue (BT). De monitoring is sindsdien gericht op het opsporen van een mogelijke nieuwe insleep van deze ziekte. De actieve monitoring wordt uitgevoerd door de Gezondheidsdienst voor Dieren en vindt plaats in de knuttenvrije periode in de winter. Over heel Nederland verspreid worden in totaal circa 350 runderen serologisch onderzocht.

Op 1 januari 2012 was op 39 besmette melkgeiten- en melkschapenbedrijven een Q-koorts besmetstatus van kracht. Op 31 december 2012 was nog op 25 bedrijven een besmetstatus van kracht. Het aantal meldingen van patiënten met acute Q-koorts is van circa 2.300 in 2009 gedaald naar circa 500 in 2010 en circa 80 in 2011. In 2012 is dat aantal nog verder gedaald naar circa 70 (bron RIVM). Hierdoor lijkt het erop dat de ingezette (hygiëne)maatregelen en de bestrijding van Q-koorts in 2010 effectief zijn.

In 2012 zijn de veterinaire maatregelen in stand gehouden. De eind 2009 ingezette tankmelkmonitoring, om met Q-koorts besmette bedrijven te identificeren, is in 2012 gecontinueerd. Ook is in 2012 de Q-koorts vaccinatiecampagne voortgezet. Vaccinatie wordt door de veehouder zelf betaald; de kosten van de vaccins worden wel door EZ voorgefinancierd uit het DGF.

Naast de activiteiten bij BT en Q-koorts, blijven de activiteiten gericht op het tijdig opsporen van de bekende dierziekten zoals Aviaire Influenza (AI), Klassieke Varkenspest (KVP) en Mond- en Klauwzeer (MKZ).

Afgezien van de uitgaven voor bewaking en bestrijding worden in het DGF ook de uitgaven en ontvangsten verantwoord voor welzijnsmaatregelen als gevolg van een uitbraak (operationele doelstelling 01.13). Tenslotte wordt op operationele doelstelling 01.14 de financiering van overige uitgaven verantwoord.

Bijdrage Bedrijfsleven

In juni 2010 is het derde (vernieuwde) «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV-PVV-PPE-PZ 2010 tot en met 2014» ondertekend door de toenmalige Minister van LNV en de Productschappen Vee en Vlees (PVV), Pluimvee en Eieren (PPE) en Zuivel (PZ). Hierin zijn afspraken gemaakt over de verdeling van jaarlijkse kosten voor monitoring, verdenkingen en eventuele bestrijding van besmettelijke dierziekten tussen overheid en veehouderijsectoren.

De sectoren rundvee, varkens, pluimvee en schapen en geiten dragen bij aan de bestrijdingskosten van de aangewezen dierziekten tot een vooraf bepaald maximum (plafond). Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in deze convenantperiode. In 2012 zijn de maximale bijdragen conform de afspraken in het convenant geïndexeerd.

Onderstaand zijn de door het bedrijfsleven gegarandeerde plafondbedragen weergegeven.

Onder de operationele doelstellingen wordt ingegaan op de realisatie van het beleid en de daarmee gemoeide uitgaven.

bedragen x € 1.000

Sector

Uitgangsbedragen1

Bedragen na indexering 2012

Rundveehouderij

19.5002

 

20.112

 

Varkenshouderij

68.000

 

72.907

 

– AVP en SVD

 

42.000

 

45.031

– Overige dierziekten

 

26.000

 

27.876

Schapen/geitenhouderij

4.5202

 

4.690

 

– Scrapie

 

1.350

 

1.401

– Overige dierziekten

 

3.1702

 

3 289

Pluimveehouderij

26.000

 

27.223

 

– NCD

 

2.000

 

2.094

– Overige dierziekten

 

24.000

 

25.129

Totaal

118.020

 

124.932

 
1

De uitgangsmaxima zijn met ingang van het kalenderjaar 2012 aangepast aan de hand van:

de omvang van de betrokken veestapel zoals gepubliceerd in de CBS-LEI uitgave over de land- en tuinbouwcijfers van het lopende kalenderjaar, waarbij de landbouwtelling 2009 als referentiepunt gold, en het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer van alle huishoudens over januari van het lopende kalenderjaar zoals laatstelijk gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waarbij het consumentenindexcijfer alle huishoudens over januari 2009 als referentiepunt gold.

2

In deze bedragen is nog geen rekening gehouden met een bijdrage van de sectoren in de kosten samenhangend met verdenkingen van besmettingen met het Schmallenbergvirus.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000
 

Realisatie

Vastgestelde begroting 2012

Verschil

 

2009

2010

2011

2012

   

VERPLICHTINGEN

14.555

55.266

15.944

15.433

9.700

5.733

UITGAVEN

14.555

55.266

15.944

15.433

9.700

5.733

Beginsaldo

18.773

8.172

12.904

7.508

0

7.508

Programma-uitgaven

14.555

55.266

15.944

15.433

9.700

5.733

U0111 Bewaking van dierziekten

3.783

3.207

3.779

5.169

4.250

919

U0112 Bestrijding van dierziekten

10.769

44.216

11.327

9.474

5.450

4.024

U0113 Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

0

0

0

0

0

 

U0114 Overig

3

70.843

838

790

0

790

ONTVANGSTEN

3.954

59.998

10.548

12.561

9.700

2.861

             

Eindsaldo

8.172

12.904

7.508

4.636

0

4.636

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

De hogere uitgaven voor bewaking houden met name verband met nagekomen facturen uit 2011 voor de BSE- en TSE-testen. De hogere uitgaven voor bestrijding houden met name verband met de besmettingen met het Schmallenbergvirus (€ 1,4 mln), AI-bestrijding (€ 1,3 mln), het op peil brengen van voorraden ten behoeve van de bestrijding (€ 0,6 mln) en voorfinanciering Q-koortsvaccins (€ 0,8 mln). De uitgaven onder Overig hebben betrekking op controlemaatregelen ten aanzien van de (verboden) invoer van Turks en Servisch stro (€ 0,8 mln).

Ontvangsten

Bedragen x € 1.000

Omschrijving

Realisatie 2012

Begroting 2012

Ontvangsten van het bedrijfsleven:

5.128

 

– Bijdrage van het PPE

241

   

– Bijdrage van het PVV

1.819

   

– Bijdrage van PZ

3.068

   

Ontvangsten van EZ

7.433

 

Totaal

12.561

9.700

Toelichting op de ontvangsten

De hogere ontvangsten houden met name verband met de besmettingen met het Schmallenbergvirus (€ 1,4 mln) en de (verboden) invoer van Turks en Servisch stro (€ 0,8 mln).

Operationele doelstelling: 01.11 Bewaking van dierziekten

De uitgaven die samenhangen met de uitvoering van een aantal bewakings- en monitoringsprogramma’s worden ten laste van deze operationele doelstelling verantwoord. Deze programma’s hebben ten doel de diergezondheidsstatus te bewaken en te monitoren en anderzijds te voldoen aan verplichtingen van de EU. Voor het behouden van door de EU erkende statussen «vrij van bepaalde dierziekten», moeten namelijk periodiek bewakingsprogramma’s worden uitgevoerd.

De eerste van deze bewakingsonderzoeken betreft het jaarlijkse onderzoek naar de afwezigheid van brucella melitensis bij schapen en geiten. Dit onderzoek wordt in opdracht van Economische Zaken door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) uitgevoerd.

Voor BT heeft de EU een monitoringsprogramma verplicht gesteld dat deels door de EU wordt gefinancierd. Het programma richt zich op runderen, schapen en geiten.

Jaarlijks wordt ook bewakingsonderzoek uitgevoerd naar de afwezigheid van KVP. Dode varkens die bij de GD en bij een aantal grote dierenartsenpraktijken worden aangeboden om de doodsoorzaak vast te stellen, worden onderzocht op aanwezigheid van het varkenspestvirus. Ook worden door jagers geschoten wilde varkens onderzocht op KVP.

Varkenshouders zijn verplicht om verschijnselen die wijzen op KVP te melden aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Verder is er voor varkenshouders vanuit de regeling Preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s de verplichting om via uitsluitingsdiagnostiek de ziekte KVP uit te sluiten bij koppelbehandelingen en verhoogde sterfte.

Een dergelijk systeem om zieke en/of gestorven dieren te onderzoeken op besmettelijke dierziekten bestaat ook bij pluimvee. Indien de doodsoorzaak of ziekte van dieren niet duidelijk is of wanneer AI niet uit te sluiten is op basis van het klinisch beeld, worden swabs (speeksel en mestmonsters) van de dieren door de betreffende dierenartspraktijk voor AI-onderzoek doorgezonden aan het Centraal Veterinair Instituut van de Wageningen Universiteit (CVI).

Naast de bewaking van dierziekten bij pluimvee functioneert er een early warning systeem op basis van de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Dit early warning systeem is er op gericht dat pluimveehouders zo snel mogelijk verschijnselen die kunnen wijzen op AI melden aan de NVWA. Zo moet de houder verhoogde sterfte van hun dieren melden aan de NVWA en klinische problemen en afwijkingen in het normale patroon van bijvoorbeeld voedsel- en wateropname rapporteren aan een dierenarts. Vervolgens stelt de dierenarts een onderzoek in en voor zover bij dit onderzoek het vermoeden van bijvoorbeeld AI rijst, wordt aan de NVWA een verdenking van AI gemeld en treedt de standaard procedure in werking voor verdenkingen. Dit systeem wordt mede begeleid en onderhouden door de GD.

Ook worden alle pluimveebedrijven tenminste eenmaal per jaar op basis van risico op insleep gemonitored op AI. De kosten van deze reguliere serologische monitoring worden direct in rekening gebracht bij de betrokken pluimveehouders en komen derhalve niet ten laste van het DGF.

Ook wilde vogels worden onderzocht op AI. Er zijn twee monitoringsprogramma’s bij wilde vogels. Enerzijds worden er levende wilde vogels van de risicosoorten gevangen en bemonsterd. Deze vogels worden weer vrij gelaten zodat ze te volgen zijn in hun vliegbewegingen. Levende wilde vogelmonitoring wordt uitgevoerd door het Erasmus Medisch Centrum. Anderzijds worden dood gevonden wilde vogels van de risicosoorten verzameld en onderzocht op AI. Dit programma wordt uitgevoerd door het CVI in samenwerking met Sovon Vogelonderzoek. Tussen beide onderzoeksinstituten, Erasmus Medisch Centrum en CVI vindt uitwisseling van gegevens plaats. De monitoring van dode vogels wordt ten laste gebracht van het DGF, het andere programma loopt rechtstreeks via de EZ-begroting.

Tot slot heeft EZ met ingang van oktober 2009 bewakingsonderzoek verplicht gesteld naar de aanwezigheid van de bacterie Coxiella burnetii (Q-koorts) in tankmelk van geiten- en schapenbedrijven. Tankmelkmonitoring vond tot juli 2011 tweewekelijks plaats en daarna eens per maand op vrije bedrijven en tweewekelijks op besmette bedrijven en bedrijven die vanuit gewetensbzwaren niet vaccineren. Deze monitoring wordt uitgevoerd door de GD.

Streefwaarden

Behoud van de huidige, officieel door de EU verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Inperken van het risico van het (nog) niet (kunnen) opmerken van een besmetting.

Het streven is erop gericht om voor een aantal dierziekten de EU-status «vrij van dierziekten» te behouden (zoals bijvoorbeeld voor KVP en brucellose). Deze streefwaarden zijn voor 2012 gerealiseerd. Daarnaast heeft Nederland in 2012 weer de vrijstatus verkregen voor Blue Tongue.

De bewakingsprogramma’s dienen ook ter ondersteuning van de melding van dierziekten voor het geval deze niet worden opgemerkt. Aan de Europese Commissie is gerapporteerd over de resultaten van deze onderzoeken. Kosten van verplichte bewakingsmaatregelen worden in het kader van het convenant gefinancierd door het bedrijfsleven en de overheid.

Prestatiegegevens

Bewakingsprogramma
 

Realisatie 2012

Begroting 2012

 

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1.000)

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1.000)

Brucella (schaap, geit)

1.607

15.682

569

1.500

14.000

500

Blauwtong (rund, schaap, geit)

           

– Serologie1

231

231

112

   

100

– Vector

         

50

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting2

 

44.330

2.299

 

46.000

1.850

TSE schaap/geit, bij destructor en slacht

 

21.997

609

 

20.700

400

KVP (varkens)3

           

– Veehouderij (early warning)

           

– Veehouderij (tonsillen)

1.122

2.821

299

1.250

4.000

100

– Wilde zwijnen

 

565

175

 

450

100

AI

           

– Bedrijfsmatig pluimvee: early warning

   

90

     

– Insturen monsters (swabs)

167

1.465

   

1.400

50

– Melding afwijkende verschijnselen (bij GD)4

1.211

   

5.800

 

5

– Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen

2.428

166.435

 

2.700

170.000

5

Wilde vogels:

           

– Monitoring levende wilde vogels6

 

7.738

   

8.000

(14.000 monsters)

5

– Monitoring dode vogels7

 

385

95

 

1.000

 

Q-koorts (melkmonsters)8

377

6.330

921

430

8.400

1.100

             

Totaal

   

5.169

   

4.250

Bron: Dienst Regelingen (BSE en TSE), NVWA (vectormonitoring), Erasmus MC (onderzoek levende wilde vogels), Centraal Veterinair Instituut (onder andere confirmatie-onderzoek en early warning KVP en AI), SOVON Vogelonderzoek Nederland (onderzoek dode wilde vogels) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).

1

Betreft rund. Nog niet volledig afgerond.

2

De BSE testen op runderen bij slacht worden niet via het DGF gefinancierd, maar rechtstreeks door de houders en zijn daarom niet in deze tabel opgenomen. Voor BSE en TSE zijn de uitgaven in 2012 hoger dan begroot vanwege nagekomen facturen van 2011.

3

Early warning: het betreft inzendingen van dierenartsen rechtstreeks naar het CVI in het kader van uitsluitonderzoek. Deze gegevens zijn voor de volledigheid toegevoegd, maar zijn niet opgenomen in de begroting 2012.

Tonsillen: onder het aantal bedrijven staat het aantal inzendingen. Het aantal dieren waarvan de tonsillen worden onderzocht hangt af van hoeveel dieren de GD uit hoofde van andere opdrachten aangeboden krijgt voor sectieonderzoek.

4

Onder het aantal dieren staat het aantal meldingen van een of meerdere diergezondheidsproblemen.

5

De financiering van deze uitgaven loopt niet via DGF, maar rechtstreeks via de sector of EZ. Deze gegevens zijn in de tabel opgenomen om het volledige pakket aan bewakingsactiviteiten in hun onderlinge samenhang weer te geven.

6

Het onderzoek wordt slechts deels gefinancierd door EZ.

7

In 2012 was er geen concrete dreiging van HPAI afkomstig van wilde vogels.

8

Onder het aantal bedrijven staat het aantal Unieke Bedrijfs Nummers (UBN’s). Onder het aantal dieren staat het aantal testen.

Operationele doelstelling: 01.12 Bestrijding van dierziekten

Op deze operationele doelstelling worden de uitgaven verantwoord als een verdenking of een uitbraak van een wettelijk te bestrijden dierziekte zich voordoet. Het gaat dan om de uitgaven voor het onderzoek naar de verdenkingen en de bestrijdingsmaatregelen.

In het geval een rund in de periode van 100 dagen na inseminatie tot 21 dagen voor de normale afkalfdatum haar vrucht verliest (abortus), is er sprake van een verdenking van brucellose. Deze interpretatie en de daaraan verbonden gevolgen zijn van belang aangezien een brucellosebesmetting niet of nauwelijks met uiterlijke verschijnselen gepaard gaat en een dergelijke abortus het enige vroegtijdige klinische signaal is dat een rund besmet kan zijn met brucellose. Bij een dergelijke abortus volgt nader onderzoek om definitief vast te stellen of er sprake is van een besmetting met brucellose of dat een andere oorzaak de abortus heeft veroorzaakt. De onderzoeken in 2012 hebben geen besmetting met brucellose aangetoond.

De bestrijding van een dierziekte begint bij de melding ervan. Het streven is om zo snel en effectief mogelijk de dierziekte te bestrijden. Concreet houdt dit in dat bij een melding direct een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de verdachte verschijnselen duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een team ter plaatse een onderzoek instellen. Naar aanleiding van alle meldingen van een mogelijke dierziekte zijn onderzoeken uitgevoerd. Onderstaande tabel geeft de meldingen bij de NVWA weer en de uitkomst van het onderzoek door de NVWA.

Dierziekte
 

Aantal meldingen

Resultaat

onderzoek

     
   

positief

negatief

nog geen uitslag

Geen actie

noodzakelijk1

Aviaire Influenza2

109

3

90

16

Afrikaanse Paardenpest

1

 

1

 

Aujeszky

2

   

2

Amerikaans Vuilbroed

1

   

1

Blue Tongue

8

 

8

 

Brucella Ovis

3

 

1

2

Brucella Suis

123

 

121

 

2

Brucellose Abortus Bang

85

 

78

7

Brucellose Canis

2

 

2

 

Brucellose Melitensis

15

 

14

1

Bovine Spongiforme Encephalopathy

2

   

2

Contagious Equine Metritis

1

   

1

Dourine

1

 

1

 

Echinococcus

5

2

1

2

Escheria coli

4

 

3

1

Equine Virale Arteritis

2

 

2

 

Equine Infectieuze Anemie

19

 

17

2

Hantavirus

3

 

1

2

Klassieke Varkens Pest

13

 

12

1

Koepokken

1

   

1

Koi Herpes

2

   

2

Leptospirose

13

1

4

8

Listerie

1

     

1

Leucose

27

 

24

3

Malleus

4

 

4

 

Mond- en Klauwzeer

5

 

3

2

New Castle Disease

10

1

6

3

Orf

1

     

1

Paardenziekten (overig)

1

   

1

Peste de Petit Ruminant

1

 

1

 

Psittacose

         

– dier

62

43

12

7

– humaan

38

10

22

 

6

Q-koorts3

31

5

15

11

Rabiës4

         

– vleermuis

204

11

164

29

– zoogdier

31

1

23

 

7

Salmonellose

161

153

4

4

Schmallenberg

1.698

305

1.290

 

103

Scrapie

6

5

1

 

Swine Vesiculair Disease

93

 

28

65

Tuberculose5

41

2

22

4

13

Venezuelan Equine Encephalitis

1

 

1

   

Vesiculaire Stomatitus

2

 

2

 

West Nile Virus

3

 

3

 

Zoönosen bronopsporing

4

 

1

3

Totaal

2.840

542

1.982

4

312

Bron: NVWA

1

Daar waar geen actie is ondernomen was naar mening van het dierziektespecialistenteam van de NVWA geen nader onderzoek nodig, omdat op basis van de aanwezige verschijnselen een besmetting met de aangifteplichtige dierziekte niet aan de orde was.

2

In 2012 zijn twee uitbraken van laagpathogene vogelgriep op pluimveehouderijen geweest. De beide bedrijven, waarvan een met kalkoenen, zijn geruimd. Daarnaast is in 2012 een vogelhandel getroffen door de laag pathogene variant van deze dierziekte. Sinds 5 november jl. is Nederland weer vrij van laagpathogene vogelgriep verklaard.

3

Het cijfer voor Q-koorts is opgebouwd uit cijfers die gegenereerd zijn uit de zogenoemde bronopsporing: opsporing van Q-koortsbesmetting n.a.v. een humaan cluster van zieken, meldingen van een verhoogd percentage abortus, een steekproef op basis van tankmelk en het verplichte tankmelkonderzoek. In 2012 is bij vier melkgeitenbedrijven de besmetstatus ten aanzien van Q-koorts ingesteld. Twee van deze bedrijven waren eerder al besmet, maar zijn na een jaar lang negatieve uitslagen van het tankmelkonderzoek weer vrijgegeven. Deze twee bedrijven zijn dus opnieuw besmet verklaard in 2012. Op besmette bedrijven zijn hygiënemaatregelen van kracht. Er zijn in 2012 geen dieren geruimd.

4

De gevallen van rabiës (hondsdolheid) zijn allemaal op een casus na te wijten aan rabiës bij vleermuizen. Het is bekend dat vleermuizen in Nederland drager kunnen zijn van dit virus, dat overigens een andere vorm heeft dan het virus dat bij zoogdieren voorkomt. Het is dan ook van belang om incidenten met vleermuizen altijd te melden.

De treffende casus betreft import van een Marokkaans hondje, welke uiteindelijk de symptomen van rabiës krijgt. De hond wordt geëuthanaseerd en na onderzoek wordt rabiës bevestigd. De eigenaren worden door de GGD behandeld.

5

Via slachthuisverdenking kwam een melding binnen van klinische TBC bij een rund uit 2004. De laboratoriumuitslag was positief in de PCR, macroscopisch en histologisch. Alle overige dieren ouder en/of langer op het bedrijf dan 6 weken zijn getuberculineerd (getest op besmetting). Het betreffende rund is in december 2011 samen met 11 andere dieren vanuit België aangevoerd. Op het herkomstbedrijf van het besmette rund, waren alle 13 nog aanwezige runderen positief in de tuberculinatie. Alle runderen zijn vervolgens overgenomen en afgevoerd naar het CVI. Bij sectie waren op een rund na bij alle dieren meer of minder ernstige TBC-lesies aanwezig. Op het bedrijf zijn ook nog 5 paarden, 1 hond, 2 katten en 1 schaap aanwezig. Deze dieren zijn ook getuberculineerd. De 3 kalveren die waren afgevoerd zijn ook overgenomen en naar het CVI afgevoerd. Deze waren negatief bij sectie. De veehouder en zijn vrouw zijn onderzocht; beiden waren positief in de mantouxtest.

 

Realisatie 2012

Begroting 2012

 

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1.000)

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

(x € 1.000)

Verdenkingen

           

– Brucellose (verwerpersonderzoek)

5.759

11.360

1.361

 

12.000

1.000

– KVP

   

38

15

 

100

– MKZ (rund, schaap, geit)

   

7

5

 

15

– AI (HPAI & LPAI)

   

340

5

 

15

– BSE (rund)

   

2

5

 

15

– TSE (schaap, geit)

   

16

5

 

15

– Diagnostiek verdenkingen1

   

35

   

700

– Blue Tongue

   

51

     

– Leukose

   

27

     

– NCD

   

13

     

– Psittacose

   

109

     

– Q-koorts

   

91

     

– Rabies

   

82

     

– TBC

   

76

     

– Vesiculaire varkensziekte

   

69

     

– Overige Dierziekten

   

25

     
             

– Schmallenberg2

   

1.406

     
             

Bestrijding

           

– BSE

   

6

1

 

70

– TSE (schaap/geit)

   

10

5

 

180

– Brucella varkens

   

46

     

– Brucellose runderen

   

17

     

– Psittacose

   

49

     

– Q-koorts

   

289

     

– TBC

   

72

     

– Vogelpest (LPAI & HPAI)

   

1.324

     

– Overige Dierziekten

   

4

     
             

Voorzieningen

           

– AUV

   

917

   

300

– Calamiteitenreserve destructie3

   

315

   

1.500

– Waakvlamcontracten

   

784

   

650

– Voorziening MKZ / KVP

– Overige voorzieningen

   

1.055

   

890

0

– Q-koorts vaccins4

   

838

     
             

Totaal

   

9.474

   

5.450

             

Overige

           

– Turks Stro5

   

790

     

Totaal

   

790

     

Bron: NVWA, GD (Brucellose verwerpersonderzoek), DR

1

Diagnostiek verdenkingen (CVI) wordt bij betaling van de kwartaalfacturen als totaalbedrag opgenomen. Na afloop van het betrokken kalenderjaar worden de kosten verdeeld naar dierziekte. Het totaal bedrag van € 35.000 bestaat uit drie delen:

• € 0,372 mln betaling van de kwartalen 3 en 4 van 2011

• -/- € 0,911 mln afrekening 2011. Dit bedrag is verdeeld naar de verschillende dierziekten.

• € 0,574 mln betaling van de kwartalen 1 en 2 van 2012.

2

De verdenkingskosten Schmallenbergvirus betreffen de kosten van inzet van onder andere EZ, de Gezondheidsdienst voor Dieren en het Centraal Veterinair Instituut bij het afhandelen en onderzoeken van meldingen.

3

De realisatie 2012 is het saldo van uitgaven in 2012 (€ 1.291.000) minus een teruggave voor 2010 (€ 976.000).

4

Q-koorts vaccins: het betreft een voorfinanciering uit het DGF. De veehouder betaalt deze volledig na gebruik ervan.

5

Zowel de uitgaven als ontvangsten zijn met € 0,8 mln verhoogd voor uitgaven die samenhangen met kosten van controlemaatregelen als gevolg van de (verboden) invoer van Turks en Servisch stro. Dit betreft onder andere vernietigingskosten, vergoedingen aan veehouders en preventief serologisch onderzoek op Klassieke Varkenspest en Mond- en Klauwzeer.

Voorzieningen

Naast bewaken en bestrijden, als dat aan de orde is, is het noodzakelijk om voorzieningen te treffen om onmiddellijk te kunnen bestrijden. Sommige van deze voorzieningen zijn leveringen of diensten van bedrijven. Voor de onmiddellijke beschikbaarheid daarvan worden met deze bedrijven (waakvlam)contracten gesloten en moet een vergoeding worden betaald. Daarnaast worden er voorraden materialen aangeschaft die nodig zijn bij een bestrijding.

Evaluatie

De evaluatie van het beleid dat aan de basis ligt van het DGF, is weergegeven bij het beleidsartikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens van het jaarverslag van EZ .

Licence