Base description which applies to whole site

9: Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

Artikel

Algemene doelstelling

De kwaliteit van het onderwijs wordt gewaarborgd door de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers.

Rol en verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen/studenten en bij de behoeftes van de maatschappij.

In het bijzonder is zij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige en doelmatige besteding van middelen voor het onderwijs en het borgen van de onderwijskwaliteit. De instrumenten die zij tot haar beschikking heeft, zijn het uitvaardigen van wet- en regelgeving, het verstrekken van bekostiging, subsidies en opdrachten, het houden van toezicht en het voeren van een dialoog met belanghebbenden, en zonodig actief voeren van regie.

Beleidsconclusies

Vanuit het actieplan «Leraar 2020 – een sterker beroep!» zijn in 2012 de maatregelen voor het stimuleren van de professionele ontwikkeling van leraren en het op peil houden van de omvang en kwaliteit van de lerarenpopulatie voortgezet en op onderdelen geïntensiveerd. Zo zijn er in 2012 ruim 4.400 nieuwe lerarenbeurzen voor bachelor- en masteropleidingen toegekend. In februari 2012 is het lerarenregister voor leraren in po, vo en mbo van start gegaan. Ook is gewerkt aan de verbetering van de aantrekkelijkheid en de kwaliteit van de lerarenopleidingen.

Professionalisering van leraren en schoolleiders is ook een belangrijke peiler van de bestuursakkoorden die met de PO-raad, VO-raad en MBO-raad zijn afgesloten. Via Prestatiebox-regelingen ontvangen scholen voor po, vo en mbo hiervoor jaarlijks aanvullende middelen (2012 € 90 miljoen) dat hen financiële daadkracht biedt om de door hun geformuleerde professionaliseringsdoelen in het kader van de akkoorden te realiseren. De scholen zijn in 2012 nadrukkelijk aan de slag gegaan om de sectorale prestatieafspraken te vertalen naar doelstellingen op schoolniveau.

In 2012 was de onderwijsarbeidsmarkt redelijk in evenwicht. Zowel in het po, vo en in het mbo is de spanning op de arbeidsmarkt voor leraren het afgelopen jaar verminderd. Dat komt naast de hogere uittredeleeftijd van leraren, een hogere leerling/leraarratio en de gevolgen van de financiële crisis in belangrijke mate door de ingezette beleidsmaatregelen vanuit het Actieplan «LeerKracht van Nederland» (in 2012 ruim € 730 miljoen). In het vo zijn er, zowel naar vak als regionaal, wel duidelijk verschillen op de arbeidsmarkt. Vooral in en rondom de grote steden en in enkele groeigebieden is de arbeidsmarkt voor leraren meer gespannen. In 2012 is hier dan ook een aanvang gemaakt om via een vraaggestuurde aanpak ondersteuning te bieden aan regio’s die acute knelpunten ervaren of verwachten op de onderwijsarbeidsmarkt.

Met het Begrotingsakkoord 2013 is besloten om geen middelen meer in te zetten voor prestatiebeloning in het onderwijs. Het betreft hier zowel de middelen voor het uitvoeren van de experimenten (€ 10 miljoen in 2012 oplopend tot € 80 miljoen in 2015) als voor de structurele middelen (€ 250 miljoen vanaf 2018). De in 2011 gepubliceerde regeling om de experimenten mogelijk te maken is in 2012 ingetrokken, waarbij een regeling is getroffen ter tegemoetkoming van de kosten die betrokken scholen en onderzoekers al hadden gemaakt (Stcrt, 21 juni 2012, nr. 12358).

De kwaliteit van de leraar en schoolleider wordt duurzaam geborgd

In 2012 is een volgende stap gezet om te zorgen voor een duurzame borging van de kwaliteit van het onderwijspersoneel.

Met ingang van 2012 is de lerarenbeurs (Stcrt, 1 maart 2012, nr. 3917) exclusief ingezet voor geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen ter verkrijging van hogere kwalificaties voor leraren in het po, vo, mbo en hbo. In 2012 zijn er 4.400 nieuwe beurzen toegekend, in totaal is in 2012 € 68 miljoen aan beurzen verstrekt. Daarnaast zijn 350 subsidies voor zij-instroomtrajecten in het vo en mbo verleend en zijn 33 leraren in het po, vo, mbo en ho via de zogenaamde promotiebeurs in staat gesteld om onderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift.

In het kader van de bestuursakkoorden met de sectorraden is in het po (Kamerstuk 31 293, nr. 132), vo (Kamerstuk 31 289, nr. 110) en mbo (Kamerstukken 27 923, nr. 121 en 33 400 VIII, nr. 11) verder geïnvesteerd (2012 € 90 miljoen) in de intensivering van het bekwaamheidsonderhoud van leraren en in de professionele ontwikkeling van leraren en in professionalisering van schoolleiders. Voorts is in februari 2012 het lerarenregister voor leraren in het po, vo en mbo van start gegaan waarin leraren activiteiten ten behoeve van hun bekwaamheidsonderhoud kunnen vastleggen (Kamerstuk 27 923, nr. 136). Ook het op Nederlands niveau brengen van de bekwaamheden in Caribisch Nederland is in 2012 in gang gezet.

Ter versterking van het beroep en de kwaliteit van de leraar en om leraren te kunnen ondersteunen in hun professionele ontwikkeling zijn in 2012 subsidies verstrekt aan de Onderwijscoöperatie (€ 2,9 miljoen, Kamerstuk 27 923, nr. 139) en aan de Open Universiteit LOOK (€ 6,4 miljoen).

Naar professionele scholen, met ruimte voor goed onderwijspersoneel

De investeringen in beloning voor het onderwijspersoneel, ter verbetering van de arbeidsmarktpositie, voortvloeiend uit de convenanten LeerKracht van Nederland (Stcrt, 3 maart 2009, nr. 42) zijn in 2012 doorgezet. In totaal was in 2012 € 586 miljoen beschikbaar voor het versterken van de functiemix en het inkorten van de carrièrelijnen (inclusief schaal-uitloopbedrag en toelage directeuren po), dat aan de lumpsum of als aanvulling op de lumpsum van de instellingen voor po, vo, mbo en ho is toegevoegd.

Met het Begrotingsakkoord 2013 zijn de middelen uit de intensivering «Prestatiebeloning op basis van leerwinst» ingehouden. Op basis daarvan is de «Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs» ingetrokken (Stcrt. 21 juni 2012, nr. 12358). Ter tegemoetkoming in de gemaakte kosten is aan instellingen en onderzoekers die al de nodige werkzaamheden hadden verricht een eenmalige tegemoetkoming verstrekt van in totaal € 1,5 miljoen.

Er komen voldoende en goed opgeleide leraren

Vanuit de Kwaliteitsagenda «Krachtig meesterschap» (Kamerstuk 27 923, nr. 68) hebben de opleidingen voor leraren die door hogescholen worden verzorgd verder gewerkt aan verbetering van de balans tussen het kennen en het kunnen van de leraren die zij opleiden. De invoering van kennisbases en kennistoetsen in de curricula spelen daarbij een belangrijke rol. Voorts is eind 2012 de Tweede Kamer geïnformeerd over de maatregelen die met opleidingen en scholen worden getroffen om de kwaliteit van de opleiding van leraren voor het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs te verbeteren (Kamerstuk 27 923, nr. 148). Ten slotte zijn universiteiten en hogescholen uitgenodigd om samen een sectorale agenda op te stellen en uit te voeren gericht op de realisering van een adequaat, flexibel en toekomstbestendig geheel van (initiële) opleidingsvoorzieningen.

Ook zijn in 2012 vanuit diezelfde agenda op verschillende fronten de acties voortgezet om het leraaraanbod te vergroten. Het gaat om projecten als «Eerst de Klas», stimulering Krachtig meesterschap, de invoering van de educatieve minor en de uitbreiding van de hbo-kopopleiding.

Om de samenwerking tussen lerarenopleidingen en het afnemend veld te verbeteren, zijn er 55 opleidingsscholen (samenwerkingsverbanden van één of meer lerarenopleidingen met één of meer scholen voor po, vo en mbo) erkend. Zij hebben in 2012 € 14 miljoen aan bekostiging ontvangen om gezamenlijk leraren op de werkplek op te leiden. Van de 55 opleidingsscholen zijn er 22 academische opleidingsscholen. Deze scholen verbinden het opleiden in de school met schoolontwikkeling, innovatie en onderzoek. In aanloop op een verdere verankering van de academische opleidingsschool hebben deze scholen hiervoor in 2012 € 2,5 miljoen extra aan bekostiging ontvangen.

In 2011 zijn de experimenten Innovatie Impuls Onderwijs gestart. Het doel van het project is tweeledig: het implementeren van innovatieve maatregelen in de schoolorganisatie po en vo, gericht op de verhoging van de arbeidsproductiviteit met behoud van onderwijskwaliteit en zonder verhoging van werkdruk, en het meten van effecten van deze maatregelen op de arbeidsproductiviteit. Het project loopt tot eind 2014 (uitgaven 2012 € 5 miljoen).

Voor verdere beleidsconclusies wordt verwezen naar de «Beleidsdoorlichting Actieplan LeerKracht van Nederland (2007–2012) zoals die begin 2013 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstuk 31 511, nr. 10).

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 9.1 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 9 (bedragen x € 1.000)
           

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

   

2008

2009

2010

2011

2012

2012

2012

Verplichtingen

208.665

203.820

252.435

312.184

328.100

426.396

– 98.296

Waarvan garantieverplichtingen

             

Totale uitgaven

109.199

178.436

265.898

273.113

257.651

426.396

– 168.745

                 

Programma-uitgaven

107.318

176.265

263.586

270.983

257.651

426.396

– 168.745

De kwaliteit van de leraar en schoolleider wordt duurzaam geborgd

   

80.880

98.112

106.649

185.435

– 78.786

Naar professionele scholen, met ruimte voor goed onderwijspersoneel

   

114.412

106.805

92.000

162.412

– 70.412

Er komen voldoende en goed opgeleide leraren

   

37.555

38.322

31.286

50.500

– 19.214

Overig

   

27.662

24.672

20.131

21.773

– 1.642

Dienst Uitvoering Onderwijs

2.488

3.025

3.077

3.072

7.585

6.276

1.309

                 

Apparaatsuitgaven1

1.881

2.171

2.312

2.130

     

Ontvangsten

1.344

7.620

4.688

5.216

7.335

0

7.335

* Door herschikking van de instrumenten binnen de doelstellingen zijn de uitgaven op het niveau van de doelstellingen voor de jaren 2008 en 2009 niet meer te reconstrueren.

1

Met ingang van de begroting 2012 zijn de apparaatsuitgaven opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in artikel 92 Apparaat Kerndepartement

Toelichting:

Het verschil tussen de uitgaven op dit beleidsartikel en de oorspronkelijke begroting is € 168,7 miljoen. De realisatie van de ontvangsten is € 7,3 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Hieronder worden de verschillen toegelicht.

Verplichtingen

De realisatie van de verplichtingen is € 98 miljoen lager ten opzichte van de begroting 2012, terwijl de realisatie van de uitgaven € 169 miljoen lager is. Dit wordt ondermeer veroorzaakt doordat in 2012 verplichtingen zijn aangegaan voor de regelingen «Lerarenbeurs voor scholing» en «Professionalisering mbo», die tot uitgaven leiden zowel in 2012 als in 2013 en 2014. In de begroting was hiervan geraamd dat in 2012 slechts de verplichtingen zouden worden aangegaan die in 2012 tot uitgaven zouden leiden.

Uitgaven

  • De tranche 2012 aan beloningsmaatregelen uit het actieplan «LeerKracht van Nederland» is overgeboekt naar de onderwijssectoren po en vo (totaal € 50,7 miljoen) en toegevoegd aan de lumpsum.

  • In het kader van de professionalisering van het onderwijspersoneel is, in het verlengde van de met de sectoren afgesloten bestuursakkoorden € 69,2 miljoen overgeboekt naar po en vo en toegevoegd aan de bekostiging via de prestatiebox van die sectoren.

  • Voor het realiseren van de verdere professionalisering van medewerkers in het mbo zijn extra middelen (€ 7 miljoen) ter beschikking gesteld.

  • Om voor het beleidsonderwerp «aansluiting pabo’s/lerarenopleidingen met schoolbesturen de beschikbare budgetten in overeenstemming te brengen met de beoogde uitgaven is de begroting 2012 via een intertemporele compensatie verlaagd met € 16 miljoen.

  • Het, door het intrekken van de regeling «Prestatiebeloning in het onderwijs», niet tot uitkering komen van een groot deel van de middelen 2012 voor prestatiebeloning (€ 8,5 miljoen).

  • Onderuitputting van € 16,9 miljoen op de budgetten «Kwaliteitsagenda leraren», «experimenten actieplan LeerKracht» en «overige uitgaven lerarenopleidingen»; dit omdat diverse projecten later zijn gestart/aangevraagd dan wel eerst in 2013 worden ingezet.

  • De aanvragen op de regelingen «lerarenbeurs voor scholing» en de «zij-instroom» bleven achter bij de raming (€ 12,5 miljoen).

  • Op de regeling «tegemoetkoming kosten opleidingsscholen» is een meevaller van € 4 miljoen omdat het aantal studenten op de betreffende scholen nog niet het maximum heeft bereikt.

  • De loon- en prijsbijstelling hebben geleid tot een verhoging van het budget met € 2,1 miljoen.

Ontvangsten

Hierop is € 6,5 miljoen geboekt betreffende door leraren terugbetaalde lerarenbeurzen, dit omdat ze hun opleiding niet of niet voldoende hebben afgerond. Het resterende bedrag van € 0,8 miljoen is binnengekomen door het afrekenen van in voorgaande jaren verstrekte (project-) subsidies.

Artikel

Licence