Base description which applies to whole site

1.2 Budgettaire gevolgen

Bedragen (x € 1.000)

Uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis

   

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

6.961

7.095

7.163

7.208

7.463

7.277

186

Uitgaven

6.961

7.095

7.163

7.208

7.463

7.277

186

Ontvangsten

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

nihil

De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve bedragen.

Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

De Koning

816

4.426

5.242

De echtgenote van de Koning

216

383

599

De vermoedelijke opvolger van de Koning

81

389

470

De echtgenote van de vermoedelijke opvolger van de Koning

81

130

211

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

307

634

941

Totaal

1.501

5.962

7.463

Het inkomen van de leden van het Koninklijk Huis volgt het netto-inkomen van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component geldt een indexatie aan de consumentenprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.

Voorafgaande tabel geeft de in 2013 verstrekte uitkeringen weer aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis, krachtens de in 2008 geactualiseerde Wet financieel statuut van het koninklijk huis. Sinds de troonswisseling op 30 april 2013 betreft dit de Koning, zijn echtgenote en de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap. Daarvoor betrof dit de Koning, de vermoedelijke opvolger van de Koning en zijn echtgenote. De mutatie die voor het jaar 2013 voorziet in de aanpassing van de grondwettelijke uitkeringen naar aanleiding van de troonswisseling is in de eerste suppletoire begroting van de Koning 2013 (Stb. 2013, nr. 396) verwerkt.

Licence