Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 1. Een sterke internationale concurrentiepositie

A. Algemene doelstelling

Een sterke positie op buitenlandse markten

De internationale economische omstandigheden bleven somber in 2013, en als open handelsland merken we dat in Nederland. De wereldhandelsgroei bleef beperkt tot 1,5%: erg laag in historisch perspectief. Ook onze belangrijkste handelspartners, de eurozone in het bijzonder, hebben last van de recessie (het IMF verwacht voor 2013 dat uiteindelijk 0,4% krimp wordt geboekt in de eurozone). De Nederlandse uitvoer (exclusief energie) groeide ondanks de moeilijke omstandigheden met 0,5%. Aan het eind van 2013 verschenen de eerste tekenen van economisch herstel. De wereldhandel lijkt langzaam weer op te krabbelen en ook de economieën van onze belangrijkste handelspartners trokken eind 2013 weer voorzichtig aan. Nederland sluit zo een moeilijk jaar af met een blik op voorzichtig economisch herstel. Voor duurzame economische groei in Nederland blijft het van belang steeds steviger aan te haken op verder gelegen markten met bovengemiddeld groeipotentieel. Omdat juist ook in die markten barrières bestaan voor het Nederlands bedrijfsleven blijft Nederland zich inzetten voor een internationaal gelijk speelveld voor Nederlandse bedrijven, alsmede inzet op soepele markttoegang. Daarnaast blijft de monitoring van de kredietverlening aan internationale exporteurs en investeerders een belangrijk aandachtspunt. Inzet is om structureel een sterkere positie te verkrijgen op snelgroeiende markten. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken geeft – in samenwerking met vakdepartementen – vorm aan de economische diplomatie. Daarbij worden nationale en internationale netwerken assertief ingezet met als oogmerk het verzilveren van marktkansen en het wegnemen van belemmeringen voor Nederlandse ondernemers op buitenlandse markten. Een belangrijke rol is daarbij weggelegd voor de diplomatieke vertegenwoordigingen van Nederland in het buitenland.

Kengetal

2010

Ambitie 2013

Grootste ontvangers Buitenlandse Directe investeringen

   

– Positie van Nederland

8

Top-10

Grootste exporteurs goederen

   

– Positie Nederland

5

Top-5

Bron: UN COMTRADE, UNCTAD

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen export- en investeringsbevordering, marktfacilitatie en markttoegang.

Uitvoeren

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met het Koninklijk Huis, bewindslieden en topambtenaren;

  • Het behandelen van klachten van bedrijven en burgers over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben (Meldpunt Handelsbelemmeringen);

  • Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangstrategie;

  • De exportcontrole op strategische goederen en sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië group, de Nuclear Suppliers Group, Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime;

  • Het organiseren van economische missies met aandacht voor IMVO;

  • Het in verzekering nemen van exporttransacties samen met de Minister van Financiën.

Regisseren

  • Op basis van Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden en investeringsbeschermingsovereenkomsten;

  • Opstellen en bewaken van de Nederlandse economische diplomatieke inzet en economische belangen in het buitenland, in samenwerking met de binnenlandse economische partners (o.a. via de Dutch Trade Board), in het bijzonder de topsectoren, en in samenwerking met de Minister van Economische Zaken;

  • Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en de OESO;

  • Bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen;

  • Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid;

  • Het faciliteren van ambities om synergie te bereiken tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven;

  • Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda;

  • Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights;

  • Opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch belangrijke markten;

  • Het vormgeven – in samenwerking met het Ministerie van Economische zaken – van de internationale agenda van de topsectoren;

  • Het aansturen van het economische deel van het postennet in samenwerking met de Minister van Economische Zaken;

  • Het aantrekken van buitenlandse bedrijven.

NB. In de beschrijving van de rollen zoals hierboven beschreven is rekening gehouden met: 1) de invlechting van het DG Buitenlandse Economische Betrekkingen in het Ministerie van Buitenlandse Zaken per 5 november 2012 (het voormalige DG Internationale Betrekkingen van EZ), 2) het gegeven dat de Directie Europa niet is meeverhuisd naar BZ. Daarnaast is rekening gehouden met de nieuwe rolbeschrijvingen, zoals gehanteerd in de MvT 2014, voor zover deze een vollediger beeld van de rollen bieden dan voorheen het geval was.

C. Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Door de overgang naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn extra inspanningen geleverd voor de nieuwe beleidsagenda voor hulp, handel en investeringen. Onderdeel van die agenda is het nieuwe Dutch Good Growth Fund. In het kader van die nieuwe beleidsagenda zijn verschillende extra inspanningen geleverd die vooraf niet konden worden voorzien. Zo zijn bijvoorbeeld op het gebied van IMVO nieuwe ambities verwoord op het vlak van de informatieverstrekking en voorlichting over de OESO richtlijnen; vinden samen met het bedrijfsleven oriëntaties plaats op risico’s voor mens en milieu in de productieketen van sectoren (Sector Risico Analyse); en wordt het Nationaal Contactpunt voor de OESO Richtlijnen versterkt.

In het kader van de nieuwe agenda voor hulp, handel en investeringen zijn in 2013 meer handelsmissies uitgevoerd dan vooraf verwacht (27; 10 meer dan verwacht). Binnen het financieel instrumentarium valt op dat in 2013 aanzienlijk meer transacties in verzekering zijn genomen via de Export Krediet Verzekering (EKV) dan in voorgaande jaren. Dit valt waarschijnlijk samen met de verbeterde toegankelijkheid waaraan samen met het bedrijfsleven is gewerkt.

Het is nog onbekend of de ambitie om tot de top-vijf van de grootste exporteur en de top-tien van de grootste ontvanger van investeringen gehaald is. Cijfers over 2013 zijn nu nog niet beschikbaar. In 2012 was Nederland 5e exporteur en 14e ontvanger van investeringen. De daling van de 8e naar de 14e plek in 2012 werd veroorzaakt door de snelle groei van opkomende markten, zoals China en Brazilië. Op handelspolitiek vlak zijn enkele gehoopte doorbraken tot stand gekomen. Bijzonder is bijvoorbeeld dat eind 2013 in Bali, Indonesië een WTO-akkoord is bereikt over handelsfacilitatie met daarbij landbouw en ontwikkelingselementen. Dit is het eerste handelsakkoord op multilateraal niveau in meer dan 20 jaar met grote positieve impact op de geloofwaardigheid van de WTO als hoeder van het wereldhandelssysteem.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 1 Een sterke internationale concurrentiepositie (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Vastgestelde begroting 2013

Verschil 2013

Verplichtingen

 

0

0

129.742

75.116

54.626

               

Uitgaven:

Instrument

         
               

Programma-uitgaven totaal

 

0

0

86.893

89.197

– 2.304

             

1.1

Een sterke internationale concurrentiepositie

     

86.893

89.197

– 2.304

             

 

Subsidies

waarvan Prepare2start/Starters International Business (SIB)

   

7.637

6.147

1.490

   

waarvan overig Programmatische Aanpak

   

12.648

4.589

8.059

   

waarvan 2g@there

   

6.922

6.462

460

   

waarvan transitiefaciliteit (TF), demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en kennisverwerving

   

4.800

10.000

– 5.200

   

waarvan Package4growth

   

3.272

5.000

– 1.728

 

Leningen

waarvan Finance for International Business (FiB)

   

2.025

7.500

– 5.475

 

Garanties

waarvan Faciliteit Opkomende Markten (FOM)

   

11.949

 

11.949

 

Bijdragen aan agentschappen

waarvan Agentschap NL

   

26.989

33.106

– 6.117

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

waarvan WTO, OESO

   

5.675

4.870

805

               

Ontvangsten

 

0

0

1.833

14.315

– 12.482

               

1.10

Een sterke internationale concurrentiepositie

gemengde kredieten

   

1.804

681

1.123

   

Ontvangsten uit reserve

     

12.500

– 12.500

   

Diverse ontvangsten

   

29

1.134

– 1.105

E. Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie vloeit met name voort uit een technische overheveling van reeds door het Ministerie van Economische Zaken aangegane verplichtingen naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze openstaande verplichtingen zijn overgenomen als gevolg van de overplaatsing van het Directoraat Generaal Buitenlands Economische Betrekkingen. Daarnaast is EUR 11,9 mln gestort in de begrotingsreserve van de Faciliteit Opkomende Markten (FOM).

Uitgaven

Als gevolg van het economische klimaat waren de schadedeclaraties in de jaren 2008–2012, voor de Faciliteit Opkomende Markten (FOM), hoger dan de ontvangsten uit premies. De begrotingsreserve voor de FOM is hierdoor afgenomen van EUR 115 mln in 2008 tot EUR 90 mln eind 2012. Daarom is er in 2013 EUR 11,9 mln in de begrotingsreserve gestort.

Ontvangsten

Door de lagere uitgaven voor met name de instrumenten Package4Growth non-ODA en Finance for International Business, is het in 2013 niet nodig geweest een onttrekking aan de begrotingsreserve te doen. Als gevolg hiervan is de realisatie op de ontvangsten EUR 12,5 miljoen lager dan geraamd. Deze middelen blijven in de begrotingsreserve beschikbaar voor het instrument Finance for International Business.

Indicator

Realisatie 2012

Streefwaarde 2013

Realisatie 2013

Bron

Aantal bedrijven dat internationaliseert met behulp van één van de producten gericht op (individuele) begeleiding van bedrijven

n.v.t.

450

187

(= 42%)

RVO

Het instrument Starters International Business (SIB) biedt startende exporteurs de mogelijkheid om samen met de Kamers van Koophandels en andere organisaties een actieplan voor export op te stellen. De streefwaarde van 450 bedrijven dat succesvol internationaliseert met behulp van één van de producten gericht op (individuele) begeleiding van bedrijven is voor uitvoeringsjaar 2013 niet gerealiseerd. De initiële raming van het aantal bedrijven dat zou instromen – en daarmee het aantal uitgegeven vouchers – viel tegen als gevolg van (re)organisatie aspecten in de uitvoering (onder andere de fusie van de Kamers van Koophandel en Syntens). Uiteindelijk zijn in 2013 480 vouchers uitgegeven in plaats van de geraamde 600. Daarnaast bleek het internationaliseringspercentage van 75% – waar bij de ontwikkeling van het instrument van is uitgegaan- lager uit te vallen (ongeveer 42% op basis van kwartaal 1, 2 en 3 en een schatting voor het 4de kwartaal). SIB is gericht op de bewustwording van (on)mogelijkheden bij startende exporteurs en brengt de voorwaarden van duurzame internationalisering in kaart (Go Abroad Well Prepared). De toegevoegde waarde van een SIB traject zit veelal in het in kaart brengen van de ontbrekende kennis en de benodigde vervolgstappen voor bedrijven om succesvol te kunnen internationaliseren. Dit kan in de effectmeting echter niet uitgedrukt worden als een concrete internationalisering. Daarnaast vindt een effectmeting plaats 3 maanden na afloop van een traject en hierdoor is de meting over het vierde kwartaal van 2013 nog niet beschikbaar. Dit heeft er toe geleid dat de sturingsindicator is aangepast en voor de begroting 2014 ook is gewijzigd in «Aantal adviesvouchers voor bedrijven ten behoeve van een succesvolle en duurzame internationalisering met behulp van een van de producten gericht op (individuele) begeleiding van bedrijven».

Indicator

Realisatie 2012

Streefwaarde 2013

Realisatie 2013

Bron

Aantal convenanten met clusters van bedrijven (waarvan tenminste 80% binnen de topsectoren en focuslanden)

12

20

18

RVO

Doel van deze faciliteit is de structurele positionering van clusters van Nederlandse bedrijven, met name uit topsectoren, op voor Nederland kansrijke markten te ondersteunen om zo de Nederlandse concurrentiekracht te versterken. Daarbij geldt als hoofdlijn, dat een cluster van bedrijven (eventueel aangevuld met kennisinstellingen) gebruik kan maken van deze faciliteit, als zij een grote en langdurige kans op een buitenlandse markt ziet en tegen marktbelemmeringen aanloopt. Vooral in de eerste drie maanden van 2013 waren er minder aanvragen dan verwacht. Later in het jaar 2013 werd deze achterstand weer enigszins ingehaald. De start van 2014 laat een ander beeld zien.

Licence