Base description which applies to whole site

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Uitgangspunt voor het kabinet is het belang van een vrij toegankelijke woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben. De Minister voor Wonen en Rijksdienst draagt er zorg voor dat er voldoende goede en betaalbare huisvesting voor iedereen beschikbaar is, met name voor die groepen die vanwege hun inkomen of andere persoonlijke omstandigheden moeite hebben zich op eigen kracht in passende huisvesting te voorzien. Woningcorporaties spelen daarbij een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met in 2012 een inkomen tot € 34.085 (inkomensgrens 2013 € 34 229) in sociale huurwoningen tot hun kerntaak behoort.

B Rol en verantwoordelijkheid

De rol en verantwoordelijkheid van de Minister op dit beleidsterrein omvat een aantal zaken:

De Minister is systeemverantwoordelijk voor het via regelgeving bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad, op grond van de Huisvestingswet en de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet).

De Minister is verantwoordelijk voor de zorg voor een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De Minister is verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden voor de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen, onder meer door huurprijsregulering en voorgestelde herzieningswetgeving voor woningcorporaties.

De Minister is verantwoordelijk voor de zorg voor betaalbaarheid van wonen, in het bijzonder voor de lagere inkomensgroepen, onder andere op grond van de Wet op de Huurtoeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleid met betrekking tot de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

De Minister is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan.

De Minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het toezicht op woningcorporaties en de kwaliteit hiervan, het uitoefenen van dit toezicht op grond van de Herzieningswet en de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur en de verantwoording hierover.

De Minister is verantwoordelijk voor het waarborgen van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7249 t/m 7261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, alsmede de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidsconclusies

In het kader van de maatregelen op het gebied van de koopmarkt wordt de bovengrens van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) gefaseerd teruggebracht tot de gemiddelde woningwaarde. Tevens is om de risico’s van de NHG te beheersen overeenstemming bereikt met het Waarborgfonds Eigen Woningen en de bancaire sector over de herintroductie van een eigen risico voor geldverstrekkers op NHG-hypotheken, en zal het Waarborgfonds een vergoeding betalen aan het Rijk voor het risico dat door de achtervang wordt gelopen. Verder is begonnen met het onderzoeken van de mogelijkheden voor de oprichting van een Nationaal Hypotheekinstelling, alsmede de mogelijkheden voor institutionele beleggers om in corporatiebezit te investeren.

In 2013 is, zoals opgenomen in het Regeerakkoord, de verhuurderheffing ingevoerd. Op basis van de besprekingen in de Eerste Kamer van de Wet verhuurderheffing is deze wet beperkt tot het jaar 2013. In het op 13 februari 2013 gesloten Woonakkoord zijn afspraken gemaakt over de verhuurderheffing in 2014 en latere jaren. Deze heffing is vormgegeven in de Wet maatregelen Woningmarkt 2014 II (staatsblad 583; 2013).

bron: rapportage «feiten en achtergronden huurbeleid 2013»

Voor het eerst sinds 2006 is vanaf 1 juli 2013, zoals aangegeven in het beleidsverslag, weer een huurverhoging boven inflatieniveau doorgevoerd waarbij rekening wordt gehouden met het inkomen. De wetsvoorstellen inzake de inkomensafhankelijke huurverhoging zijn op 12 maart 2013 door de Eerste Kamer aangenomen, waardoor de inkomensafhankelijke huurverhoging mogelijk is geworden vanaf 1 juli 2013 (MG 2013–01).

De Wet normering topinkomens (WNT) is op 1 januari 2013 in werking getreden. Deze wet is ook op de woningcorporaties van toepassing en normeert onder meer de maximale bezoldiging van topfunctionarissen. De op basis van deze wet opgestelde regeling voor de corporatiesector met een onderverdeling van corporaties in klassen met lagere normbedragen is door de Rechtbank op 1 november 2013 buiten toepassing verklaard. Daarmee is wel de WNT in 2013 van toepassing geweest voor de corporatiesector, maar niet meer de regeling met lagere normbedragen. In november 2013 is een herziene regeling gepubliceerd voor de corporatiesector die op 1 januari 2014 in werking treedt (Stcrt nr. 334942; 29 november 2013).

De Tweede Kamer is in 2013 niet aan de behandeling van de nieuwe Huisvestingswet toegekomen. Hierin zijn ook nieuwe maatregelen gericht op het tegengaan van huisjesmelkerij opgenomen. Naar verwachting zal de parlementaire behandeling in het eerste kwartaal van 2014 plaatsvinden.

Per 1 juli 2013 is een ingrijpende wijziging van de Leegstandwet in werking getreden. Hiermee zijn ondermeer de maximale termijnen voor tijdelijke verhuur van leegstaande woonruimte verlengd en de vergunningvoorwaarden versoepeld. Ten aanzien van de huisvesting van verblijfsgerechtigden wordt vanaf 1 oktober 2012 een nieuwe werkwijze gehanteerd. De evaluatie van deze werkwijze is in 2013 niet afgerond. Deze zal in het eerste kwartaal van 2104 beschikbaar komen.

D Tabel Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 1.1 Woningmarkt
           

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

(x € 1 000)

2009

2010

2011

2012

2013

2013

2013

Verplichtingen

       

2.900.728

2.950.887

– 50.159

                 

Uitgaven:

       

2.929.201

2.880.443

48.758

1.1

Betaalbaarheid

       

2.922.871

2.875.269

47.602

 

Subsidies

       

61.971

36.193

25.778

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

       

743

29

714

 

Bevordering eigen woningbezit

       

59.694

34.096

25.598

 

Eigen woningenregelingen

       

0

802

– 802

 

Onderzoek en kennisoverdracht

       

314

0

314

 

Woonconsumentenorganisaties

       

1.220

1.266

– 46

 

Opdrachten

       

778

1.177

– 399

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

       

696

1.177

– 481

 

Onderzoek en kennisoverdracht

       

82

0

82

 

Inkomensoverdracht

       

2.846.103

2.821.743

24.360

 

Huurtoeslag

       

2.846.103

2.821.743

24.360

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

       

0

1.822

– 1.822

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

       

0

1.822

– 1.822

 

Overige uitvoeringsinstanties

       

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

       

13.300

13.615

– 315

 

Huurcommissie

       

13.300

13.300

0

 

Overige uitvoeringsinstanties

       

0

315

– 315

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

       

719

719

0

 

Overige uitvoeringsinstanties

       

719

719

0

                 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

       

6.330

5.174

1.156

 

Subsidies

       

3.589

2.069

1.520

 

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

       

3.589

2.069

1.520

 

Opdrachten

       

2.711

3.105

– 394

 

Onderzoek en kennisoverdracht

       

2.711

3.105

– 394

 

Bijdragen aan medeoverheden

       

30

0

30

 

experimenten en kennisoverdracht Wonen

       

30

0

30

                 

Ontvangsten

       

407.994

578.445

– 170.451

E Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Op artikel niveau is bij verplichtingen sprake van onderschrijdingen, dit wordt veroorzaakt door de ramingsbijsteling Bevorderen Eigen Woningbezit (BEW).

1.1. Betaalbaarheid

Subsidies

Bevorderen Eigen Woningbezit

Er zijn geen nieuwe toekenningen gedaan op grond van de Wet Bevorderen Eigen Woningbezit (BEW) (St.crt. nr. 29510; 29 oktober 2013). Bij de BEW en de eigen woningregelingen is sprake van hoger dan verwachte uitstroom uit de regelingen bij de periodieke inkomenstoetsen en verhuizingen, dit heeft geleid tot een onderuitputting van circa € 5 mln.

In 2013 is conform het woonakkoord een aanvullende subsidie van € 30 mln. als bijdrage voor de Startersleningen aan het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) ter beschikking gesteld. Hiermee komt de subsidie aan de SVn zoals aangegeven in het beleidsverslag in totaal uit op € 50 mln.

Om eigen woningbezit te bevorderen staat de Minister voor Wonen en Rijksdienst garant voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Tabel 1.2 Indicatoren NHG-garanties en aandeel eigenwoningbezit
 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

NHG verstrekkingen

90 000

84 000

97 000

130 000

137 219

122 642

106 200

Aandeel eigenwoningbezit

56,6%

57,3%

57,8%

59,3%

59,7%

59,3%

nnb1

Bron NHG verstrekkingen: jaarverslag 2012 stichting WEW en kwartaalbericht 4e kwartaal 2013 WEW, 2013: voorlopig cijfer.

Bron aandeel eigenwoningbezit: BZK/WB Systeem Woningvoorraad (Syswov)

1

De woningvoorraadstatistiek van het CBS was tot 2012 gebaseerd op het Woningregister. Vanaf 2012 wordt de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) voor deze statistiek gebruikt. Omdat de analyse van de (definitie)verschillen tussen beide registraties meer tijd heeft gekost, is de voorraadstatistiek, en daarmee ook het aandeel koop binnen de voorraad, per 2013 nog niet beschikbaar.

Opdrachten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het programma betaalbaarheid omvat een veelheid van activiteiten op het gebied van de woningmarkt onderverdeeld naar huur/koop/corporaties/huurtoeslag. In 2013 is onder andere de beschikbaarheid (waaronder betaalbaarheid) van woningen gemonitord en is hierover gerapporteerd met «Feiten en achtergronden huurbeleid» (Kamerstukken II, 27 926, nr. 207) en het jaarlijks verslag over de huurtoeslag (Kamerstukken II, 27 926, nr. 205).

Verder is bijgedragen aan experimenten in het kader van flexibel huren (pilot Amsterdam tot eind 2016 begeleid door Platform 31) en zijn Woningwaarderingsvarianten doorgerekend. Daarnaast heeft het Nibud berekeningen gemaakt ten aanzien van de hypotheek(verstrekkings)normen. In het kader van het Memorandum of Agreement met Zuid-Afrika is samen met de VNG en koepelorganisatie Aedes een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van lokale expertise.

Inkomensoverdracht

Huurtoeslag

In 2013 is per saldo meer uitgegeven aan huurtoeslag dan begroot. De overschrijding van de uitgaven wordt veroorzaakt door hogere voorschotten als gevolg van een hoger aantal aanvragen in 2013, daarnaast zijn er lagere ontvangsten als gevolg van het achterblijven van nieuwe terugvorderingen.

Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de netto-huurquote zien. Hierbij wordt naast de in de begroting 2013 verwachte ontwikkeling van de netto-huurquote de gerealiseerde ontwikkeling van de netto-huurquote getoond. Met behulp van het kengetal netto-huurquote wordt het effect van de huurtoeslag op de betaalbaarheid van het huren voor de huishoudens met lage inkomens zichtbaar gemaakt. De in onderstaande tabel opgenomen netto huurquote geeft aan welk deel van het belastbaar inkomen wordt besteed aan netto-huurlasten (huur minus huurtoeslag). Daarbij is gerekend met de gemiddeld geldende huur voor de betreffende groep.

Tabel 1.3 Ontwikkeling netto-huurquote
           

Begroting

Realisatie

 

2009

2010

2011

2012

2013

2013

Eenpersoonshuishouden

minima

17.3%

17.3%

17.3%

17.7%

19.3%

19.6%

Meerpersoonshuishouden

minima

14.3%

14.2%

14.2%

15.0%

16.4%

16.6%

Eenpersoonsouderhuishouden

minima

20.1%

20.1%

20.1%

20.8%

21.4%

21.5%

Meerpersoonsouderhuishouden

minima

14.5%

14.5%

14.5%

15.2%

15.6%1

15.8%

Eenpersoonshuishouden

boven minimaal

19.4%

19.4%

19.4%

19.9%

20.3%

21.5%

Meerpersoonshuishouden

boven minimaal

15.6%

15.6%

15.5%

16.1%

16.7%

17.7%

Eenpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

17.7%

17.8%

17.9%

18.7%

19.3%

19.3%

Meerpersoonsouderhuishouden

boven minimaal

13.8%

13.9%

14.0%

14.5%

14.8%

15.1%

Bron: WB

1

In verband met een drukfout in de begroting 2013 komt dit cijfer niet overeen met het daar in de tabel opgenomen cijfer.

De huurquotes laten voor alle huishoudens een stijging zien ten opzichte van 2012. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door de verhoging van de opslag op de eigen bijdrage met in totaal € 8,80 per maand. Dit is niet volledig gecompenseerd door de daling van de eigen bijdrage vanwege een negatieve indexering met – 1,1%. De huurquote van huishoudens jonger dan 65 jaar laten een relatief grote stijging zien. Deze stijging wordt echter mede veroorzaakt door een daling van het belastbaar inkomen, waardoor het aandeel van de huur hierin toeneemt. Deze daling van het belastbaar inkomen wordt veroorzaakt door een technische wijziging met een veel beperkter effect op het netto inkomen (namelijk het niet meer in het belastbaar inkomen bijtellen van de inkomensafhankelijke zorgverzekeringsbijdrage). Zonder dit effect zou de stijging van de huurquote in lijn liggen met de stijging voor de overige getoonde groepen. De stijging van de huurquote voor huishoudens jonger dan 65 met een bovenminimaal inkomen tussen begroting en realisatie is te verklaren uit het feit dat met het bovengenoemde effect in de begroting nog geen rekening is gehouden. De stijging van de huurquote ten opzichte van de begroting voor de overige huishoudgroepen vloeit voort uit een in de realisatie blijkend hoger gemiddeld huurniveau.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

De uitgaven voor de uitvoering van de Wet bevordering eigen woningbezit (BEW) door Agentschap NL waren begroot op artikel 1 Woningmarkt en worden verantwoord op artikel 2 Woonomgeving en Bouw.

Bijdragen aan ZBO’s /RWT’s

Huurcommissie

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders in conflict raken over de hoogte van huurprijzen of servicekosten, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen. Sinds 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (Wohv) en met ingang van 2013 de inkomensafhankelijke huur-verhogingsgeschillen.

In 2013 zijn de onderstaande aantallen en maximale behandeltermijnen gerealiseerd.

Soort zaak

Afhandeling 2012

Afhandeling 2013

Huurprijsgeschillen

4.938

4.842

Servicekostengeschillen

2.801

2.631

Huurverhogingsgeschillen1

629

2.028

Redelijkheid huurprijzen2

245

125

WOHV-geschillen3

5

25

Subtotaal

8.618

9.651

Inkomensafhankelijke huurverhogingsverschillen

 

4.553

Totaal

 

14.204

Bron: Jaarverslag Dienst van de Huurcommissie

1

Exclusief geschillen over huurverhoging op grond van inkomen.

2

Verzoeken van de Belastingdienst in het kader van de behandeling van Huurtoeslag-aanvragen.

3

Geschillen op grond van de Wet op het overleg huurders verhuurder

Soort zaak

Begroting 2013

Realisatie 2013

% huurprijsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

58%

% servicekosten afgerond binnen 4 maanden

90%

49%

% huurverhogingsgeschillen afgerond binnen 4 maanden

90%

99%

% WOHV-geschillende afgerond binnen 8 weken

90%

19%

% WOHV-geschillen afgerond binnen 13 weken

 

44%

Bron: Jaarverslag Dienst van de Huurcommissie

De afgelopen jaren heeft de Huurcommissie stappen gezet om de doorlooptijden van de geschillen te versnellen. In 2013 is 99 procent van de huurverhogingsgeschillen (inclusief de inkomensafhankelijke geschillen) binnen vier maanden afgehandeld; dit percentage ligt ruim boven de norm van 90 procent. Daarentegen is zowel bij de reguliere huurprijsgeschillen als bij de servicekostengeschillen de norm van 90 procent afhandeling binnen vier maanden nog te ambitieus gebleken. Wel is het aantal zaken dat binnen vijf maanden is afgehandeld flink gestegen ten opzichte van 2012: bij huurprijsgeschillen van 66% naar 76%, bij servicekosten-geschillen van 57% naar 68%.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Samenwerkende kennisinstellingen

Een groot deel van de subsidiemiddelen is verstrekt aan de nationale kennisinstelling voor de stedelijke en regionale ontwikkeling, Platform31. Platform31 PlatPlis breed werkzaam en behandelt vele voor BZK relevante thema’s. De focus is in 2013 aangescherpt tot vier aandachtsgebieden: wonen, sociaal, ruimte en economie. De activiteiten van Platform31 over het jaar 2013 worden geëvalueerd, als onderdeel van het verzoek tot subsidievaststelling.

Opdrachten

Onderzoek en kennisoverdracht

Het budget is in 2013 besteed aan opdrachten onder meer op het gebied van verkenningen, de resultaten van het Woon Onderzoek Nederland 2012 (WoON), de voorbereiding van het WoON 2015, monitoring van beleid en ramingmodellen.

In 2013 zijn hiertoe ondermeer de volgende onderzoeken, instrumenten en verkenningen opgeleverd:

  • Woon Onderzoek Nederland (WoOn2012);

  • Cijfer over Wonen en Bouwen 2013;

  • Onderzoek Woonuitgaven van Huurders en eigenaren-bewoners;

  • Onderzoek naar de positie van Flexwerkers en ZZP-ers op de woningmarkt;

  • Instrumenten Leefbarometer en Demowijzer, met onder andere inzicht in de ontwikkeling in de krimp en anticipeergebieden.

Ontvangsten

De ontvangsten bij de huurtoeslag zijn lager uitgevallen dan verwacht. Er zijn minder vorderingen door de belastingdienst ingesteld als gevolg van een vertraging in het proces van definitief toekennen.

Licence