Base description which applies to whole site

3.2 Nationale veiligheid (artikel 36)

Bestrijding extremisme en terrorisme

De terroristische dreiging in Nederland is sinds maart 2013 substantieel; dat betekent dat de kans op een aanslag reëel is. De dreiging die van het jihadisme uitgaat en het voorkomen van aanslagen vroeg en vraagt ook de komende periode om een krachtige, offensieve, brede aanpak om zowel de harde kern van jihadisten te bestrijden, als te voorkomen dat de jihadistische beweging verder groeit.

Met de maatregelen in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme blijft het kabinet stevig inzetten op de bestrijding en verzwakking van de jihadistische beweging in Nederland en het tegengaan van radicalisering. In drie voortgangsrapportages heeft het kabinet de Tweede Kamer in 2015 geïnformeerd over de uitvoering van dit Actieprogramma. Het Actieprogramma omvat een overzicht van alle 38 maatregelen die het kabinet inzet in de aanpak van gewelddadig jihadisme. Dit actieprogramma wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking tussen de betrokken ministeries en overige organisaties, zoals het Openbaar Ministerie, de Nationale Politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Voortdurend kijken we waar aanvullingen en aanscherpingen in de aanpak nodig zijn. Dit gebeurt mede op basis van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN), dat in 2015 driemaal is uitgebracht en waarin een laatste inschatting van de terroristische dreiging tegen en in Nederland wordt gegeven.

Ter uitvoering van het actieprogramma zijn in 2015 diverse uitbreidingen van het wettelijk instrumentarium bij het parlement ingediend. Na inwerkingtreding kan met de nieuwe wettelijke bevoegdheden de bewegingsvrijheid van geradicaliseerde personen in Nederland worden beperkt, onder andere door het opleggen van een uitreisverbod8. Ook is voorgesteld de mogelijkheden uit te breiden om personen het Nederlanderschap te ontnemen9.

Het actieprogramma kent verder voorzieningen ter ondersteuning van de lokale bestuurlijke aanpak. Zo worden er doorlopend praktische ervaringen in kaart gebracht en gedeeld met de partners. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft voorlichting en trainingen georganiseerd voor onder andere gemeenten en politie, om te komen tot een goede, vroegtijdige signalering van radicalisering en van (potentiële) jihadgangers. Er is een expertise-unit opgericht die overheden, professionals en gemeenschappen praktische ondersteuning kan bieden bij de problematiek van radicalisering en sociale spanningen. Het Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR) verzorgt gecertificeerde opleidingen voor professionals in de (brede) Veiligheids-, CT-, en Vreemdelingenketen en van (jeugd)zorg, Raad voor de Kinderbescherming en gemeenten. Om gezinnen en families te ondersteunen in het omgaan met radicaliserende of geradicaliseerde familieleden is in 2015 een Familiesteunpunt Radicalisering opgericht. De exit-faciliteit («Exits») biedt begeleiding voor jihadistische personen die openstaan voor een alternatief («spijtoptanten») om te re-integreren in de samenleving buiten het jihadistische netwerk.

De aanslagen die in 2015 hebben plaatsgevonden, hebben te meer duidelijk gemaakt dat internationale samenwerking noodzakelijk is. Internationaal is er in 2015 concrete voortgang geboekt op het gebied van informatie-uitwisseling, aangescherpte wet- en regelgeving, zoals de verordening over de ontmanteling van vuurwapens, de aanpak van radicalisering via internet en het tegengaan van terrorismefinanciering.

Cyber Security

Op 14 oktober 2015 is aan uw Kamer het Cybersecurity Beeld Nederland 2015 en de daarbij behorende voortgangsrapportage aangeboden. Deze stukken illustreren eens te meer dat onze samenleving en economie kwetsbaar zijn door de toenemende afhankelijkheid van ICT. Hierbij gaan de maatschappelijke ontwikkelingen snel en de dreiging evolueert snel. Dit bevestigt de noodzaak tot een integrale, publiek-private, (inter)nationale cybersecurity-aanpak, zoals ingezet met de tweede Nationale Cyber Security Strategie (NCSS2). Onder coördinatie van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is in 2015 voortvarend doorgewerkt aan de uitvoering van de activiteiten uit deze strategie. Zoals reeds aangegeven in de beleidsreactie op het Cybersecurity Beeld Nederland van 14 oktober jongstleden krijgt de uitwerking van het actieprogramma van de NCSS2 vorm en naderen de acties uit het actieprogramma hun voltooiing door middel van de actieve inzet van betrokken publieke en private partijen. Hiermee zijn belangrijke stappen gezet om de weerbaarheid van Nederland te versterken.

Een belangrijk hoogtepunt hierin was de door Nederland georganiseerde vierde internationale Global Conference on Cyberspace, die in april 2015 plaatsvond. Tijdens deze conferentie is aandacht besteed aan de mogelijkheden voor verdere versterking van de internationale samenwerking bij de opsporing op internet, en aan het jurisdictievraagstuk op internet. De conferentie heeft geresulteerd in de oprichting van het Global Forum on Cyber Expertise om kennis over cybersecurity internationaal te delen. Het secretariaat hiervan is in Nederland gevestigd.

Ook op nationaal vlak zijn bij de uitvoering van de Strategie belangrijke mijlpalen bereikt. Zo is het Nationaal Cyber Security Centrum verder versterkt en is de publiek-private samenwerking verder vormgegeven. Onder meer door de uitbouw van het Nationaal Detectie en Respons Netwerk. Het wetsvoorstel «gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity» voorziet onder meer in een meldplicht voor ICT-inbreuken. Dit voorstel is in 2015 in consultatie gegaan en vervolgens in verdere procedure gebracht.

Crisisbeheersing

In 2015 is een nieuwe systematiek vastgesteld voor de bescherming van de nationale veiligheid. In 2015 heeft een herijking van de vitale infrastructuur geleid tot een actueel en duidelijk inzicht in de vitale processen van onze samenleving. Daarmee is de basis gelegd voor een geactualiseerde en aangescherpte aanpak om de vitale infrastructuur in Nederland te beschermen tegen uitval.

In dit kader zijn in 2015 voor de veiligheidsregio's en de Rijksoverheid gezamenlijke meerjarige doelstellingen vastgelegd op het gebied van water en evacuatie, versterking risico en crisisbeheersing bij stralingsincidenten en continuïteit van de samenleving.

In het kader van de versterking van de civiel-militaire samenwerking is in 2015 de hernieuwde Catalogus Nationale Operaties opgeleverd. Deze bevat een overzicht van alle beschikbare militaire capaciteiten voor inzet onder civiel bevoegd gezag. In 2015 is gestart met een verkenning van de mogelijkheden en randvoorwaarden om militaire planningscapaciteit in te zetten ten behoeve van de civiele rampenbestrijding en crisisbeheersing.

In interdepartementaal verband is beoordeeld of het overheidsinstrumentarium voldoende adequaat is om de nationale veiligheidsbelangen te kunnen waarborgen bij buitenlandse overnames en investeringen van de energiesector en de sector waterkeren. Conclusies waren daarbij onder andere dat er ten aanzien van het waterkeren geen risico voor de nationale veiligheid bestaat aangezien het beheer van waterstaatkundige objecten volledig in overheidshanden is. Ten aanzien van de energiesector bleek dat een klein aantal specifieke onderdelen van die sector mogelijk kwetsbaar zou kunnen zijn bij overnames door kwaadwillende partijen. Om meer zicht te krijgen op deze risico’s en om te zien of aanvullend instrumentarium nodig is, zal de Minister van Economische Zaken deze specifieke gevallen nader onderzoeken. Daarnaast hebben in 2015 kleinschalige publiek-private dialogen plaatsgevonden over de wijze waarop overheid en bedrijfsleven gezamenlijk de economische veiligheidsrisico’s tegen kunnen gaan. Een van de conclusies daarbij was dat er op dit moment niet zozeer sprake is van acute problemen, wel van denkbare risico’s op langere termijn. Een voorbeeld hiervan is de mogelijke geleidelijke opbouw van onwenselijke strategische afhankelijkheden van (spelers uit) andere landen voor bepaalde vitale goederen of diensten.

8

Kamerstukken II 2015/16, 34 358, nr. 2 en 34359, nr. 2.

9

Kamerstukken II 2015/16 34 356, nr. 2.

Licence