Base description which applies to whole site

4. Curatieve zorg

Het goed, toegankelijk en betaalbaar houden van zorg voor iedereen bepaalde ook het afgelopen jaar het kabinetsbeleid voor de curatieve sector. Het versterken van de positie van de patiënt vormde daarbij de kern van de agenda voor 2015. Dat gebeurde onder andere door te investeren in de permanente beschikbaarheid van goede, begrijpelijke informatie over kwaliteit, zodat patiënten samen met hun zorgaanbieders kunnen bepalen hoe hun zorg wordt ingevuld: dicht bij huis als het kan en verder weg als dat beter is. En aansluitend op persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden. Een eerste stap daarbij is de keuze voor een aanbieder, de tweede stap betreft de keuze voor een arts, de derde stap gaat om de keuze voor een bepaalde behandeling.

Om een versnelling te krijgen bij het ontsluiten van de betrouwbare informatie die hiervoor nodig is, is het kabinet in maart 2015 gestart met het Jaar van de Transparantie. Met medisch-specialisten, patiënten, ziekenhuizen, verzekeraars en het Kwaliteitsinstituut is afgesproken dat over de 30 belangrijkste aandoeningen versneld informatie beschikbaar komt. Daarmee maakt het kabinet een keuze voor de kwaliteit van informatie, in plaats van voor de kwantiteit en wil het focus houden in de veelheid van initiatieven die op dit terrein lopen. Ook krijgen patiënten vooraf meer inzage in de kosten van een behandeling. Tevens zijn we goed op weg om behandelrichtlijnen van artsen samen te vatten in begrijpelijke taal en is op de website Kiesbeter.nl informatie beschikbaar gekomen over honderden behandelingen (TK 32 620, nr. 169).

In oktober heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Deze wet is een grote stap in de verbetering van de juridische positie van de patiënt ten opzichte van de zorgaanbieder. De wet waarborgt dat patiënten kunnen vertrouwen op goede zorg en een goede, snelle en laagdrempelige afhandeling van klachten en geschillen. Zo heeft de patiënt recht op informatie over onder meer de prestaties van zorgaanbieders, zodat hij een goede keuze kan maken tussen zorgaanbieders en moeten medische missers en fouten verplicht aan de patiënt gemeld worden. Ook krijgt de inspectie hierdoor de mogelijkheid beter toezicht te houden op alle zorgsectoren en in te grijpen bij misstanden (Staatsblad 2015, 407).

Ook in de cosmetische sector is de positie van consumenten en patiënten sterk verbeterd. Enerzijds door de veiligheid van mensen te beschermen via wet- en regelgeving; anderzijds door de informatievoorziening te verbeteren, waardoor mensen ook in deze sector weloverwogen keuzes kunnen maken en zich bewust zijn van de risico’s (TK 31 765, nr. 158).

Met de brief Kwaliteit loont is de positie van de patiënt ten opzichte van de zorgverzekeraar versterkt. Zorgverzekeraars moeten patiënten op een begrijpelijke manier en bijtijds informeren over het inkoopbeleid, patiënten krijgen inspraak in het beleid van de zorgverzekeraar en zorgverzekeraars zijn verplicht om goede informatie te verstrekken aan vergelijkingssites. Het programma bestaat uit 21 maatregelen die de balans in de sector tussen patiënten, verzekeraars en aanbieders verbetert en er voor moeten zorgen dat (inzetten op) kwaliteit ook daadwerkelijk loont. Zo wil het kabinet zorgverzekeraars bewegen om in de contracten die zij afsluiten met zorgaanbieders meer aandacht te besteden aan de kwaliteit van de zorg. Sinds de start van het traject begin 2015 wordt er hard gewerkt aan het programma en wordt er ook forse vooruitgang geboekt (TK 31 765 nr. 172).

Met de aanpassingen in het risicovereveningsmodel, met name gericht op chronische zieken en andere kwetsbare groepen, wordt bevorderd dat de zorgverzekeraars zich meer richten op deze groepen die veel zorg nodig hebben. Zij kunnen dat doen door bij de inkoop van zorg meer rekening te houden met de behoeften van chronisch zieken en betere afspraken met zorgaanbieders te maken over kwalitatief goede en beter afgestemde zorg voor deze groepen, hetgeen kan leiden tot lagere kosten. Dat voordeel kunnen zorgverzekeraars aan hun verzekerden teruggeven. Daarbij kunnen verzekeraars patiënten die naar bepaalde gecontracteerde aanbieders gaan, geen eigen risico in rekening brengen. Dit gebeurt vooral bij preventieve zorg, maar is bij alle zorgvormen mogelijk. Zorgverzekeraars ondernemen daarnaast de nodige activiteiten specifiek gericht op chronisch zieken en andere kwetsbare groepen verzekerden die veel zorg gebruiken. Daarnaast heeft het kabinet de NZa gevraagd erop toe te zien dat verzekeraars het basispakket en de aanvullende verzekering niet als één verzekering presenteren en zo nodig handhavend op te treden. De NZa heeft de regels voor informatie op vergelijkingssites explicieter in een nieuwe beleidsregel opgenomen. Ook is de positie van verzekerden versterkt door de verbetering van het inzicht in de kwaliteit van zorg in het kader van het «Jaar van de Transparantie». Ten slotte geven zorgverzekeraars meer inzicht in hun zorgpolissen en de criteria waarop zij zorgaanbieders contracteren. Dit is in regelingen vastgelegd (TK 31 765, nr. 172). Vanaf 1 april 2016 zullen zorgverzekeraars hun contracteerbeleid openbaar maken, zodat iedereen – aanbieders en verzekerden – inzicht heeft in de inkoopcriteria.

De eerstelijnszorg, zoals de huisarts, tandarts en de fysiotherapeut, kan de meeste gezondheidsproblemen oplossen. Veel mensen melden zich nog bij de spoedeisende hulppost terwijl hun zorgvraag goed kan worden behandeld bij een huisartsenpost. Dit brengt onnodig veel kosten met zich mee, ook voor de patiënt. Daarom stimuleert het kabinet dat de eerste lijn zoveel mogelijk mensen helpt.

In oktober heeft het kabinet samen met de huisartsen van «Het roer moet om», NZA, ACM en zorgverzekeraars een plan gepresenteerd dat moet leiden tot een merkbare verbetering in de huisartsenzorg. Naast het verminderen van regeldruk en administratieve lasten – zoals eerder in dit verslag gemeld – is met dit plan ook afgesproken dat zorgverzekeraars en huisartsen met elkaar in overleg gaan over de contractering. Het plan moet leiden tot een herstel van vertrouwen tussen alle partijen en een focus op kwaliteit. Dit is belangrijk om de samenwerking van de grond te laten komen in het belang van goede huisartsenzorg (TK 29 515, nr. 368). Deze werkwijze wordt momenteel onder leiding van zorgverzekeraars voortgezet met andere eerstelijns zorgverleners.

Wijkverpleegkundigen werken nauw samen met huisartsen om patiënten in de eerste lijn zo goed mogelijk te behandelen. De wijkverpleegkundige is daarmee, in samenwerking met de huisarts, voor de cliënt de eerste toegang tot professionele zorg en speelt een verbindende rol tussen zorgvragers en zorgaanbieders. De wijkverpleegkundige moet weer een centrale figuur in de zorg in buurten worden en blijven. Daarom is blijvende aandacht nodig voor het beroep van wijkverpleegkundige. In 2015 zijn verschillende trajecten in gang gezet om de dreigende tekorten aan wijkverpleegkundigen zoveel mogelijk te beperken (TK 34 104, nr. 99).

De nieuwe beroepen Verpleegkundig Specialist (VS) en Physician Assistant (PA) in de zorg zijn succesvol, zo blijkt uit evaluatieonderzoek. De afgelopen jaren hebben de VS en PA zelfstandig voorbehouden handelingen mogen uitvoeren in de vorm van een experiment. Een groot deel van deze voorbehouden handelingen wordt nu definitief in de Wet BIG geregeld. Met de inzet van de VS en de PA worden taken van bijvoorbeeld artsen en specialisten overgenomen, de zogenoemde taakherschikking. Voor mensen die werken in de zorg is dit aantrekkelijk want het biedt meer perspectief op doorgroeien en ontwikkelen (TK 29 282, nr. 237 en bijlage).

Naar aanleiding van signalen over het onder druk komen te staan van de betaalbaarheid en toegankelijkheid van dure geneesmiddelen, heeft het kabinet in 2015 afspraken gemaakt met zorgverzekeraars en zorgaanbieders over een integraal pakket aan maatregelen om de betaalbaarheid en toegankelijkheid van dure – vaak oncologische – medicijnen beter te borgen. Uitgangspunt is en blijft dat verzekerden niet om financiële redenen mogen worden uitgesloten van dure geneesmiddelen (TK 29 477, nr. 344). Zorgverzekeraars zijn hier vanuit hun zorgplicht verantwoordelijk voor. Zorgaanbieders moeten de zorg leveren conform de zorgstandaarden. Zij hebben gegarandeerd dat zij – indien medisch noodzakelijk – dure medicijnen aan patiënten zullen blijven voorschrijven.

De ontwikkelingen op de geneesmiddelenmarkt, nopen het Kabinet om vol te blijven inzetten op betaalbaarheid en toegankelijkheid van medicijnen. Er komen op dit moment veel nieuwe, veelbelovende geneesmiddelen op de markt die van grote betekenis kunnen zijn voor ernstig zieke mensen. De keerzijde is dat deze geneesmiddelen vaak extreem duur zijn, vooral als de fabrikant het monopolie bezit of, naast het patentrecht, gebruik maakt van aanvullende (Europese) beschermingsmechanismen. Afgelopen jaar heeft het kabinet hard gewerkt aan een nieuwe visie op geneesmiddelen, die begin 2016 naar de Tweede Kamer is verzonden. Zowel nationale maatregelen als internationale samenwerking maken deel uit van deze koerswijziging in het geneesmiddelenbeleid. De geneesmiddelenmarkt is immers internationaal en Nederland kan alleen in samenwerking met andere landen invloed uitoefenen op het gedrag en de ondoorzichtige prijsstelling van fabrikanten (TK 29 477, nr. 358).

In de ggz heeft de sector zelf het afgelopen jaar het voortouw genomen bij het opstellen van een «Agenda voor transparantie en gepast gebruik». Kernpunten van de agenda zijn: het vroeger signaleren van psychische klachten, gezamenlijke besluitvorming tussen patiënt en professional over de behandeling, meer zorg op maat en goede keuze-informatie voor mensen die psychische zorg nodig hebben. De ggz-partijen maken daarmee een duidelijke keuze voor kwaliteit en gepast gebruik. Er gaat vaker gemeten worden wat het effect van een behandeling is. De bekostiging van de ggz ondergaat daarom ook wijzigingen. Niet langer is de tijdsduur van de behandeling het uitgangspunt, maar de zorginhoud (TK 25 424, nr. 292). Ook is door de partijen in de ggz onder aanvoering van de NVvP een onderzoeksagenda met thema’s voor de komende 10 jaar opgesteld (TK 25 424, nr. 306).

Ggz-patiënten moeten deel uit blijven maken van de samenleving en zoveel mogelijk in hun eigen huis de zorg krijgen die ze nodig hebben. Dit gaat nog niet overal goed gelet op het toenemend aantal berichten en meldingen over mensen die verward gedrag vertonen. Vanwege de urgentie van de problematiek heeft het kabinet in 2015 samen met de VNG een plan van aanpak opgesteld voor een aanjaagteam voor ondersteuning en zorg voor verwarde personen. In de korte tijd dat het team bestaat heeft het een aantal onderwerpen benoemd waar gericht op zal worden ingezet. Dit zijn onder andere: het verbeteren van informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen (waaronder ook de familie), het verbeteren van de vroegsignalering, beoordeling en doorgeleiding, toegang tot ondersteuning en zorg in acute en niet acute situaties, en het verbeteren van de acceptatie van personen die verward gedrag vertonen in de samenleving (TK 25 424, nr. 290).

Licence