Base description which applies to whole site

2. Bijstand, Participatiewet, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaalzekerheidsstelsel dat mensen enerzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is, en dat hen anderzijds prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er in de vormgeving naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratieinspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies. De Minister financiert de inkomensondersteuning. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor startende zelfstandigen;

  • Het houden van systeemtoezicht;

  • De budgetmutaties van het gebundeld participatiebudget, dat onderdeel uitmaakt van de integratie-uitkering sociaal domein, en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • Het terugvorderen van onrechtmatig bestede middelen van het participatiebudget en het terugvorderen van middelen van niet-gerealiseerde plekken in de Wsw over de uitvoeringsjaren tot en met 2014;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget voor de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstanduitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren over de gemeenten verdeeld. Het Rijk houdt systeemtoezicht. Bij ernstige tekortkomingen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan het Rijk aanwijzingen geven aan gemeenten over de uitvoering van de Participatiewet of ingrijpen in de uitvoeringsorganisatie.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn daarnaast verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving door personen die een beroep doen op deze wetten.

Beleidsconclusies

Het in de begroting 2016 voorgenomen beleid is grotendeels gerealiseerd of ligt op schema. In de volgende passage wordt ingegaan op de implementatie van de beleidsmaatregelen.

  • Jeugdwerkloosheid

    De gemeenten en het UWV hebben de ambitie geformuleerd om in twee jaar (medio 2015 tot en met medio 2017) 23.000 jongeren met een uitkering te matchen op werk. Wat het eerste uitvoeringsjaar betreft is die ambitie behaald, zo blijkt uit de gegevens, die Regioplan heeft opgehaald ten behoeve van Matchen op werk, die binnenkort aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Uit de regionale plannen van aanpak blijkt dat de gemeenten en het UWV de totale ambitie voor het daaropvolgende uitvoeringsjaar met 5.500 jongeren hebben verhoogd. Met onderzoeken, pilots, handreikingen, trainingen en regionale en landelijke bijeenkomsten zet Team Aanpak Jeugdwerkloosheid zich in om de uitvoering van Matchen op werk in de arbeidsmarktregio’s verder te verbeteren. Daarnaast wordt in de City Deal in 12 steden met 20 vmbo- en 15 mbo-scholen, 5 hogescholen en 3 universiteiten samengewerkt om discriminatie en negatieve beeldvorming te overbruggen en de leerlingen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt. In dit schooljaar (2016–2017) worden tien pilots uitgevoerd en eind 2017 worden die pilots onderzocht en geëvalueerd.

  • Harmonisatie instrumenten Participatiewet

    De Wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten is op 1 januari 2016 in werking getreden. Met de Wet tot stroomlijning loonkostensubsidie Participatiewet en enkele andere wijzigingen is in de Wet harmonisatie instrumenten arbeidsbeperkten de horizonbepaling en de in verband daarmee voorziene evaluatie van de no-riskpolis geschrapt, zodat de no-riskpolis structureel beschikbaar is voor de doelgroep banenafspraak en beschut werk.

    Het in de toelichting op de wet toegezegde onderzoek naar de stand van zaken van de mobiliteitsbonus doelgroep banenafspraak moet nog plaatsvinden. Daarbij wordt ook de motie betrokken die verzoekt om de resterende financiële middelen voor de mobiliteitsbonus vanaf 2021 specifiek aan te wenden voor de doelgroep banenafspraak in de vorm van een bonus/korting of ander financieel voordeel voor de werkgever die iemand uit de doelgroep banenafspraak in dienst neemt.

  • Verplichtstellen van beschut werk en openstellen Praktijkroute

    De Wijzigingswet Participatiewet is december 2016 aangenomen en per 2017 in werking getreden. Omdat in 2016 bleek dat beschut werk onvoldoende van de grond kwam is hiermee geregeld dat gemeenten vanaf 2017 verplicht zijn om beschut werk aan te bieden aan mensen die uitsluitend in een beschutte werkomgeving kunnen functioneren. Daarnaast is met deze wet geregeld dat mensen ook via de Praktijkroute in het doelgroepenregister van de banenafspraak kunnen worden opgenomen. Dit betreft mensen waarvan op de werkplek is vastgesteld dat zij niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen.

  • Versterking prikkelwerking Participatiewet

    Om de activerende werking van de Participatiewet te verbeteren is de maatstaf bijstandsontvangers in de verdeelsystematiek van het Gemeentefonds vanaf 2016 aangepast. Ook het aandeel van de maatstaf bijstandontvangers in de verdeling van het Gemeentefonds is verkleind en voor de maatstaf bijstandsontvangers is een driejarig gemiddelde ingevoerd. Door deze maatregelen wordt de door de bekostigingssystematiek van het Gemeentefonds veroorzaakte demping van de activerende werking van de Participatiewet geneutraliseerd.

  • Bescherming pensioenopbouw zelfstandigen

    De Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw is drie maanden later dan beoogd in werking getreden.

  • Beslagvrije voet en beslagregister

    Het wetsvoorstel vereenvoudiging beslagvrije voet is op 12 december 2016 bij de Tweede Kamer ingediend. Op 20 januari 2017 zijn de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging door de Staatssecretaris, mede namens de Minister van V&J aan de Tweede Kamer verzonden. Op 15 februari 2017 is nog een derde nota van wijziging ingediend bij de Tweede Kamer. Inmiddels is het wetsvoorstel aanvaard. De wet treedt naar verwachting in 2018 in werking. In de brief van 2 december 2016 heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van en over de verbreding van het beslagregister en de implementatie van de Rijksincassovisie.

  • Breed moratorium

    De Amvb inzake het breed wettelijk moratorium, waarmee gemeenten de mogelijkheid krijgen een incassopauze aan te vragen als dit voor de schuldhulpverlening noodzakelijk is, is op 13 oktober 2016 aan de Raad van State gezonden ter advisering. Het advies is eind 2016 ontvangen. Na openbaarmaking van het Nader rapport op 2 maart 2017, is het Besluit breed moratorium op 13 maart 2017 in het Staatsblad gepubliceerd en is op 1 april 2017 in werking getreden. De implementatie van het moratorium wordt in samenspraak met partijen uit het veld voorbereid.

  • Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en Besluit gegevensuitwisseling

    Om de uitvoering van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening te vereenvoudigen wordt een Amvb gegevensuitwisseling gemeentelijke schuldhulpverlening voorbereid. De beoogde datum van inwerkingtreding, 1 juli 2016, is niet gehaald. De VNG, Divosa en de NVVK (branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) werkten het hoe en wat omtrent deze gegevensuitwisseling uit en vervolgens is een opdracht verleend aan een onderzoeksbureau om vast te stellen welke gegevens voor welk doel in het proces van schuldhulpverlening noodzakelijk zijn. In mei 2017 wordt het rapport opgeleverd en wordt de volgende stap gezet.

    Het evaluatieonderzoek Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is afgerond. Het onderzoek is, voorzien van een kabinetsreactie, op 27 juni 2016 aan beide Kamers aangeboden. De evaluatie laat zien dat de gemeentelijke schuldhulpverlening nog beter kan. Daarom zet het kabinet met betrokken partijen (VNG, Divosa, NVVK, LCR en Sociaal Werk Nederland) in op verdergaande professionalisering. Daaronder wordt ook begrepen verbetering van de toegang tot schuldhulpverlening en het stimuleren van innovatieve aanpakken.

  • Caribisch Nederland

    Eind 2016 is de Eerste Kamer geïnformeerd over de verhoging per ministeriële regeling van het basisbedrag onderstand. Het basisbedrag in de onderstand wordt per 1 maart 2017 verhoogd tot 40% van het plaatselijk wettelijk minimumloon.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.2.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)

Artikelonderdeel

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Begroting 2016

Verschil

2016

Verplichtingen

10.660.968

6.333.698

913.002

6.543.926

6.435.802

108.124

waarvan garantieverplichtingen

– 125

– 617

– 338

– 170

– 150

– 20

Uitgaven

9.146.831

9.751.058

9.732.855

6.506.062

6.626.117

6.611.078

15.039

               

Inkomensoverdrachten

9.137.711

9.741.716

9.653.128

6.427.252

6.530.514

6.408.332

122.182

Macrobudget

participatiewetuitkeringen

4.981.875

5.667.195

5.736.429

5.623.935

5.711.137

5.618.137

93.000

Participatiebudget

994.553

865.936

694.832

1.394

459

0

459

WSW

2.371.638

2.381.490

2.389.997

17.459

17.447

21.019

– 3.572

TW

482.882

540.135

555.000

484.700

496.400

474.055

22.345

AIO

213.000

213.450

208.000

234.062

245.067

242.325

2.742

Bijstand zelfstandigen

90.886

70.952

66.216

62.311

56.427

47.373

9.054

Repatriëringsregeling

5

10

0

0

0

Bijstand buitenland

1.723

1.600

1.400

1.503

1.500

1.600

– 100

Onderstand en Re-integratie

Caribisch Nederland

1.154

958

1.249

1.878

2.077

3.823

– 1.746

               

Garanties

1.005

928

0

221

41

150

– 109

               

Subsidies

0

4.408

77.047

76.890

92.361

184.361

– 92.000

               

Opdrachten

7.811

3.702

2.376

1.238

2.183

17.931

– 15.748

               

Bekostiging

304

304

304

354

782

304

478

Nibud

304

304

304

304

304

304

0

ZonMw

0

0

0

50

478

478

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

0

107

236

– 

236

ZonMw

0

0

0

107

236

236

               

Ontvangsten

337.745

111.947

106.277

62.676

55.901

3.475

52.426

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Macrobudget participatiewetuitkeringen

Tabel 4.2.2 Extracomptabel overzicht macrobudget participatiewetuitkeringen (x € 1.000)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Begroting

2016

Verschil

2016

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

5.736.429

5.623.935

5.711.137

5.618.137

93.000

Macrobudget participatiewetuitkeringen

   

5.691.5691

5.618.137

73.432

Algemene bijstand en loonkostensubsidies2

5.468.713

5.276.957

5.304.066

5.273.454

30.612

IOAW

212.997

258.906

326.349

284.206

42.143

IOAZ

25.201

27.784

28.830

28.964

– 134

Bbz-levensonderhoud (startende ondernemers)

29.518

31.513

32.324

31.513

811

Correctie verdeelmodel

 

28.774

 

Intertemporele tegemoetkoming

   

19.5683

19.568

2

Voor het jaar 2014 zijn de verantwoorde middelen het Wwb-inkomensdeel.

3

SZW, financiële administratie.

Participatiewet

De Participatiewet (vanaf 2015) voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkeringen bevat de middelen voor algemene bijstand en loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud startende ondernemers en wordt onder de gemeenten verdeeld ter uitvoering van de Participatiewet.

Budgettaire ontwikkelingen

Het macrobudget participatiewetuitkeringen en de intertemporele tegemoetkoming samen vallen in 2016 € 93 miljoen hoger uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand en loonkostensubsidies en de intertemporele tegemoetkoming. De toelichting voor de IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud startende ondernemers volgen later in het artikel.

In 2016 zijn de gerealiseerde uitgaven aan gemeenten voor algemene bijstand en loonkostensubsidies per saldo ca. € 31 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit is met name het gevolg van de doorwerking van hoger uitgevallen realisaties in 2015 (€ 163 miljoen). Meer mensen bleken in 2015 recht te hebben op een uitkering. Via de reguliere systematiek van het macrobudget werken realisaties in 2015 volledig door in het budget van het uitvoeringsjaar 2016. De uitgaven zijn voorts hoger uitgevallen vanwege de doorwerking van de gestegen lonen en prijzen (€ 56 miljoen) in de uitkeringen. Tegenover deze verhogingen staat een neerwaarts effect van € 176 miljoen. De meevallende economische ontwikkeling ten opzichte van de verwachting ten tijde van de begrotingsopstelling heeft namelijk geleid tot minder bijstandsuitkeringen. Daarnaast daalt het macrobudget als gevolg van Rijksbeleid (–/– € 12 miljoen). De effecten van Rijksbeleid hebben betrekking op de wet harmonisatie instrumenten Participatiewet, die regelt dat in geval van een beroep op de no-riskpolis de loonkostensubsidie wordt stopgezet (–/– € 1 miljoen), en op de uitspraak van de Hoge Raad op het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop, welke gevolgen heeft voor de berekening van de kinderalimentatie (–/– € 11 miljoen).

Daarnaast is in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom een intertemporele tegemoetkoming van € 85 miljoen voor 2016 afgesproken, die bij 1esuppletoire begroting2016 is toegevoegd aan de SZW-begroting. Dit is bedoeld om de feitelijke kosten voor gemeenten door de verhoogde asielinstroom te dekken. De gerealiseerde uitgaven aan gemeenten in 2016 zijn bijna € 20 miljoen. De verrekening van de intertemporele tegemoetkoming met het Macrobudget participatiewetuitkeringen vindt op gemeenteniveau plaats vanaf 2018.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de Participatiewet is als gevolg van de verhoogde asielinstroom en de hogere realisaties in 2015 per saldo hoger dan het ten tijde van de opstelling van de begroting 2016 verwachte volume.

Tabel 4.2.3 Kerncijfers WWB/Participatiewet1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

20162

Begroting

2016

Verschil

2016

Volume WWB/Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

371

383

395

384

11

Volume WWB/Participatiewet (x 1.000 huishoudens, ultimo)

377

387

401

3

 

waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar

96

95

94

3

 

waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar

162

168

173

3

 

waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer

118

125

134

3

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2016 zijn ramingen.

3

Dit cijfer wordt niet geraamd.

In het sociaal akkoord is een banenafspraak gemaakt met als doel in de komende jaren 125.000 extra arbeidsbeperkten aan het werk te helpen. Als blijkt dat de aantallen niet worden gehaald, dan kan na overleg met sociale partners en gemeenten de quotumheffing in werking treden. De cijfers van de één-meting van de banenafspraak, die verscheen in 2016, laten zien dat er eind 2015 ten opzichte van de nulmeting voor mensen met een arbeidsbeperking 21.057 banen bij reguliere werkgevers zijn gerealiseerd (Tweede Kamer, 2015–2016, 34 352, nr. 34). Het gaat om 15.604 banen bij de sector markt en 5.453 banen bij de sector overheid. Dit betekent dat werkgevers eind 2015 voor op schema lagen en het niet nodig was de quotumregeling te activeren.

Tabel 4.2.4 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie

2015

Realisatie

20161

Streefwaarde

Begroting

20162

Verschil

2016

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

15.604

14.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheid t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

5.453

6.500

1

Realisatiecijfers komen in juni 2017 beschikbaar en worden opgenomen in de begroting van 2018.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Tweede Kamer, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel: aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.

Tabel 4.2.5 Kerncijfers re-integratie
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

20161

Personen met een re-integratievoorziening (x 1.000, ultimo)2

170

166

170

Personen die werken met een re-integratievoorziening (x 1.000, ultimo)2

37

33

35

Personen met een loonkostensubsidie Participatiewet (x 1.000, ultimo)3

1,2

2,3

Aantal door bijstandsontvangers/niet-uitkeringsgerechtigden gestarte banen na re-integratie (x 1.000)4

47

43

20

1

Het betreft het cijfer ultimo tweede kwartaal. Een beperkt aantal gemeenten ontbreekt in deze totaalcijfers. Naar verwachting leidt dit tot een afwijking in het landelijke cijfer van circa 0,5%.

2

CBS, statistiek re-integratie gemeenten.

3

CBS, statistiek re-integratie gemeenten; het instrument loonkostensubsidie wordt met ingang van de Participatiewet per 2015 toegepast, daarom is realisatie 2014 niet beschikbaar.

4

CBS, uitstroom na re-integratie. Het cijfer 2016 betreft de eerste twee kwartalen.

Handhaving

De cijfers op het gebied van fraude en handhaving in de WWB/Participatiewet laten een stabiel beeld zien.

Tabel 4.2.6 Kerncijfers WWB/Participatiewet (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

80

82

77

Kennis van de verplichtingen (%)

88

90

88

       

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

11

11

11

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

62

66

71

       

Terugvordering

     

Incassoratio 2014 (%)

12

16

18

Incassoratio 2015 (%)

3

14

20

Incassoratio 2016 (%)

3

3

14

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2016».

2

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

3

Deze cijfers komen niet voor.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Vermogen, zoals een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en de IOAZ zijn samen € 42 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De ontwikkeling van de werkloosheid werkt met meer vertraging door in de uitgaven aan de IOAW dan bij de begrotingsopstelling geraamd. Hierdoor krijgen meer voormalig WW-gerechtigden een IOAW-uitkering dan in de begroting 2016 is geraamd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.7 Kerncijfers IOAW en IOAZ1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

20162

Begroting

2016

Verschil

2016

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

16

19

22

20

2

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,7

1,7

1,8

1,8

0,0

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2016 zijn geraamd.

Bbz-levensonderhoud (startende ondernemers)

Aan uitkeringsgerechtigden die als startende ondernemer in hun levensonderhoud voorzien wordt in lijn met de begroting ongeveer € 32 miljoen uitgegeven.

A2. Participatiebudget

Het Participatiebudget is vanaf 2015 onderdeel van de Integratie-uitkering sociaal domein (zie ook A3, Wsw). De uitgaven van bijna € 0,5 miljoen hebben betrekking op verloren bezwaar- en beroepszaken over de jaren vòòr 2015. Deze uitgaven worden niet geraamd.

A3. Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

De Wsw heeft tot doel het scheppen van aangepaste werkgelegenheid voor personen die wel graag willen werken, maar dit niet onder normale arbeidsomstandigheden kunnen doen. De Wsw biedt zowel de mogelijkheid tot werken in een beschutte omgeving als tot begeleid werken bij reguliere werkgevers. Met de Participatiewet is de toegang voor nieuwe instroom tot de Wsw vanaf 2015 afgesloten, ook voor mensen met een geldige Wsw-indicatie. Deze mensen vallen, voor zover zij behoren tot de gemeentelijke doelgroep, vanaf die datum onder de werking van de Participatiewet. Mensen die op 31 december 2014 in de Wsw werkzaam waren op basis van een Wsw-dienstbetrekking hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en houden hun huidige wettelijke rechten en plichten.

Budgettaire ontwikkelingen

De middelen voor de Wsw maken vanaf 2015 deel uit van de integratie-uitkering sociaal domein op de Gemeentefondsbegroting. De in tabel 4.2.1 opgenomen middelen zijn gereserveerd voor de afwikkeling van de bonus begeleid werken over het jaar 2014. Er is bijna € 3,6 miljoen minder uitgegeven aan de bonus begeleid werken dan begroot. De gemeenten hebben daarmee het overgrote deel van de geraamde plekken voor begeleid werken gerealiseerd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.8 Kerncijfers Wsw1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

20162

Werknemersbestand (x 1.000 personen, ultimo)

103

96

Detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

30

35

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

6,5

6,6

1

Panteia, Wsw-statistiek.

2

Realisatiecijfers over het aantal personen in de Wsw eind 2016 zijn nog niet beschikbaar. Deze worden begin juni gepubliceerd in de meicirculaire van het Gemeentefonds 2017.

A4. Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven voor de TW zijn € 22 miljoen hoger dan begroot en zijn een gevolg van een tegengesteld prijs- en volume-effect.

Het prijseffect heeft tot € 51 miljoen hogere uitgaven geleid. De gemiddelde toeslag is € 829 hoger uitgekomen dan bij het opstellen van de begroting werd verwacht. Dit hangt deels samen met de geleidelijke afbouw van de overdraagbare algemene heffingskorting, waardoor de 75%-Wajong-uitkering voor alleenstaanden per 1 juli 2016 net boven het bruto-normbedrag van de TW uitkomt. Een grote groep Wajongers, die voorheen een zeer lage toeslag per dag ontving, komt niet langer in aanmerking voor een toeslag, hetgeen tot een stijging van de gemiddelde Wajong-toeslag leidt (€ 10 miljoen). Daarnaast is in de WW de gemiddelde toeslag hoger uitgekomen dan verwacht (€ 12 miljoen), onder meer door lagere WW-uitkeringen als gevolg van de aanpassing van het dagloonbesluit per 1 juli 2015. Ten derde is in de WAO en de WIA de gemiddelde toeslag gestegen (€ 21 miljoen). Ten slotte zijn de TW-normen aangepast voor gestegen lonen en prijzen (€ 8 miljoen).

Het volume-effect heeft tot € 29 miljoen lagere uitgaven geleid. Het TW-volume is 45.000 uitkeringsjaren lager uitgekomen dan geraamd. Dit is het saldo van een sterke daling van het aantal toeslagen op de Wajong-uitkeringen (€ 18 miljoen) en op de WAO-uitkeringen (€ 18 miljoen) en een stijging van het aantal toeslagen op de WIA-uitkeringen (€ 6 miljoen) en de ZW-uitkeringen (€ 1 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Het TW-volume is 45.000 uitkeringsjaren lager uitgekomen dan geraamd. Dit wordt vrijwel volledig veroorzaakt door de volume-ontwikkeling in de Wajong.

Tabel 4.2.9 Kerncijfers TW1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Begroting

2016

Verschil

2016

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

205

198

155

200

– 45

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

2.707

2.448

3.203

2.374

829

1

UWV, jaarverslag.

Handhaving

Door de inkomstenverrekening van de Wwz, sinds 1 juli 2015, daalt het aantal geconstateerde overtredingen. De incassoratio’s blijven op een gelijk niveau.

Tabel 4.2.10 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Opsporing

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,6

1,9

1,3

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

7,2

5,8

5,6

       

Terugvordering

     

Incassoratio 2014 (%)

15

39

48

Incassoratio 2015 (%)

2

18

40

Incassoratio 2016 (%)

17

1

UWV, jaarverslag.

2

Deze cijfers komen niet voor.

A5. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor de AIO zijn de gerealiseerde uitgaven nagenoeg gelijk aan de begrote uitgaven. De gerealiseerde volumes zijn een stuk lager dan begroot. De prijs is echter hoger dan begroot. Deze twee effecten compenseren elkaar nagenoeg.

Beleidsrelevante kerncijfers

De lagere realisatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het aantal niet-westerse allochtonen dat de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt en een beroep doet op de AIO, lager uitvalt dan waar bij het opstellen van de begroting rekening mee werd gehouden.

Tabel 4.2.11 Kerncijfers AIO1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

20162

Begroting

2016

Verschil

2016

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

40

41

42

51

– 9

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2016 zijn geraamd.

Handhaving

De cijfers op het gebied van preventie laten een stabiel beeld zien. Het aantal overtredingen is evenals het totale benadelingsbedrag iets afgenomen.

Tabel 4.2.12 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

73

75

77

Kennis van de verplichtingen (%)

84

87

88

       

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,3

0,5

0,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

1,7

2,2

2,0

       

Terugvordering2

     

Incassoratio 2014 (%)

9,2

19

27

Incassoratio 2015 (%)

3

14

31

Incassoratio 2016 (%)

3

3

12

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2016».

2

SVB, jaarverslag.

A6. Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstand zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in hun bestaan te voorzien. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers). Uitgaven voor levensonderhoud van startende ondernemers zijn opgenomen in het macrobudget participatiewetuitkeringen, zie ook tabel 4.2.2.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven zijn € 9 miljoen hoger dan begroot. De bijstandsuitgaven kunnen per gemeente van jaar op jaar sterk wisselen. Gevolg daarvan is dat een aantal gemeenten te weinig voorschot ontvangt en een ander aantal te veel en dat leidt tot nabetalingen respectievelijk terugontvangsten; zie ook onder onderdeel Ontvangsten. Hiermee rekening houdend is per saldo aan de gemeenten samen ongeveer € 11 miljoen minder aan bijstand voor zelfstandigen uitgegeven dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.13 Kerncijfers Bbz1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

20162

Begroting

2016

Verschil

2016

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

4,1

3,9

3,8

4,1

– 0,3

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2016 zijn ramingen.

A7. Bijstand Buitenland

Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gevallen meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven zijn € 0,1 miljoen lager dan de begrote uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.14 Kerncijfers Bijstand Buitenland1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Begroting

2016

Verschil

2016

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,2

0,2

0,2

0,2

0,0

1

SVB, jaarverslag.

A8. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn per saldo ruim € 1,7 miljoen lager dan begroot. Dit wordt verklaard doordat budget is overgeheveld naar het Ministerie van BZK voor armoedeprojecten in Caribisch Nederland. In de periode 2016–2019 stelt SZW hiervoor jaarlijks een bedrag van € 2,256 miljoen beschikbaar. Deze uitgaven worden verantwoord in het BZK-jaarverslag.

Afgezien van deze budgetoverheveling zijn de uitgaven Onderstand Caribisch Nederland € 0,5 miljoen hoger dan begroot, omdat de in dollars bepaalde onderstandnormen zijn aangepast voor gestegen lonen en prijzen. Ook is het beroep op de onderstand groter geweest dan begroot, hetgeen samenhangt met de verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd en de toegenomen aandacht voor niet-gebruik (communicatie).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.15 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)1
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Begroting

2016

Verschil

2016

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,4

0,5

0,5

0,4

0,1

1

SZW-unit RCN.

B. Garanties

Dit betreft de garantstelling voor de borgstellingsregeling (pilot zelfstandigenbeleid). De toegang tot deze regeling is sinds 2011 beëindigd. De uitgaven hebben betrekking op de afwikkeling van garantieclaims en zijn € 109.000 lager dan begroot doordat er minder claims zijn gehonoreerd.

C. Subsidies

Er is € 92 miljoen minder aan subsidies uitgegeven dan begroot. Hiervan is € 28 miljoen benodigd in latere jaren.

Dit hangt voor € 102 miljoen samen met de sectorplannen en is een gevolg van een toevoeging van € 8 miljoen uit hoofde van de onderuitputting 2015 en budgettair neutrale kasschuiven naar latere jaren van € 51 miljoen om beter aan te sluiten bij het kasritme van de sectorplannen. Een bedrag van € 28 miljoen is onbesteed gebleven en schuift door naar 2017 als gevolg van minder voorschotaanvragen voor de sectorplannen. Verder is in verband met de verwachte onderbenutting sectorplannen in het kader van de Doorstart naar nieuw werk € 31 miljoen herbestemd.

De resterende uitgaven hebben betrekking op de subsidieregeling «Doorstart naar nieuw werk» en de subsidieregeling «Ter stimulering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek» en overige incidentele subsidies, waarvoor middelen zijn overgeheveld uit onderdeel Opdrachten.

De overige incidentele subsidies hebben o.a. betrekking op stimuleren vakmanschap bij sociale diensten, stimuleringsprogramma’s rond werkgeversdienstverlening, ondersteuningsprogramma’s het op terrein van schuldhulpverlening, pilots en methodiekontwikkeling op terrein van schulden, pilots en methodiekontwikkeling op het terrein van arbeidsinschakeling jongeren en aansluiting onderwijs en arbeidmarkt.

D. Opdrachten

Ten opzichte van de begroting (€ 17,9 miljoen) is ruim € 15,7 miljoen minder uitgegeven. Dat hangt samen met budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting (€ 11,6 miljoen), waarvan die naar subsidies de grootste is (€ 6,5 miljoen). Verder hebben er diverse overboekingen naar andere departementen plaatsgevonden (€ 1,0 miljoen). Voor € 3,1 miljoen is sprake van onderuitputting. De overboekingen naar andere departementen hadden o.a. betrekking op een bijdrage aan Sportimpuls van het Ministerie van VWS en «Wijzer in geldzaken» van het Ministerie van Financiën. De herschikkingen binnen de SZW-begroting hadden o.a. betrekking op (financiële) ondersteuning in het kader van de implementatie en uitvoering van de Participatiewet en de Wet bevordering arbeidsinschakeling arbeidsbeperkten, een aantal specifieke projecten rond gegevensuitwisseling waar het Inlichtingenbureau bij betrokken was, bekostiging van een kennisprogramma via instituut ZonMw en bekostiging van een aantal voorlichtingsactiviteiten.

De concrete aanbestedingen hadden o.a. betrekking op de beleidsterreinen armoede en schulden (ontwikkeling webtool beslagvrije voet, bijdrage week van het geld, concretisering Rijksincassovisie), aanpak jeugdwerkloosheid (leercirkels, diverse projecten rond matchen op werk, oriëntatie op werk, dienstverlening aan jongeren zonder startkwalificaties, overbruggen discriminatie) en bevordering arbeidsinschakeling van personen met psychosociale beperkingen, bevorderen samenwerking GGZ-instellingen en afdelingen Werk&Inkomen van gemeenten en projecten/activiteiten rond werkgeversdienstverlening.

E. Bekostiging

Na het indienen van de begroting 2016 is duidelijkheid ontstaan over het kennisprogramma dat door ZonMw wordt uitgevoerd. De budgetten zijn bij 1e suppletoire begroting 2016 overgeboekt van onderdeel Opdrachten naar de onderdelen Bekostiging en Bijdrage aan ZBO’s/RWT. In de begroting 2016 waren hiervoor op deze onderdelen nog geen middelen opgenomen. In lijn met de voornemens is aan het kennisprogramma € 0,5 miljoen uitgegeven en aan het Nibud conform de begroting € 0,3 miljoen.

F. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Aan ZonMw is voor uitvoering van het kennisprogramma ruim € 0,2 miljoen uitgegeven; zie ook onderdeel Bekostiging.

G. Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten zijn ruim € 52 miljoen hoger dan begroot. De hogere ontvangsten hebben betrekking op terugbetaling van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen, zoals Bijstand zelfstandigen (€ 20 miljoen) en Toeslagenwet (€ 3 miljoen), overige ontvangsten (€ 3 miljoen) en ontvangsten uit terugvorderingen in verband met onderrealisatie dan wel onrechtmatigheid bij de Wsw (€ 19 miljoen) en de Wet Participatiebudget (€ 7 miljoen).

Licence