Base description which applies to whole site

7. Kinderopvang

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren en kinderen goed toegerust zijn op het primair onderwijs. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling.

Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten ter verbetering van de kwaliteit van kinderopvang. Dit om ervoor te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen sturen die van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • Het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;

  • Het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk;

  • Het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;

  • Het bevorderen van de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door de Belastingdienst.

Intensivering kinderopvang

Beleidsconclusies

In 2017 is € 200 miljoen structureel geïntensiveerd in de kinderopvang (Tweede Kamer, 2015–2016, 31 322, nr. 303). De kinderopvangtoeslag werd in 2017 met € 136 miljoen verhoogd, waardoor het maximumvergoedingspercentage in de eerste kindtabel naar 94% steeg en in de tweede kindtabel naar 95%. Daarnaast is de vaste voet verhoogd van 23,8% naar 33,3%. Verder hielden ouders in 2017 bij werkloosheid recht op zes maanden in plaats van drie maanden kinderopvangtoeslag. De maximum uurprijzen zijn naast de reguliere indexatie eenmalig extra verhoogd door een indexatie die in 2012 uitgebleven is alsnog toe te kennen (€ 45 miljoen). In totaal zijn de maximum uurprijzen in alle opvangsoorten in 2017 met 4,2% gestegen.

Continue screening

In februari 2017 is in het kader van Continue screening besloten om DUO aan te wijzen als uitvoerder voor de realisatie en invoering van het personenregister waarin alle medewerkers zich moeten inschrijven om te mogen werken in de kinderopvang (Tweede Kamer, 2016–2017, 31322, nr 325). DUO is gestart met de implementatie en inmiddels heeft de Staatssecretaris van SZW het besluit genomen om het register per 1 maart 2018 in gebruik te nemen (Tweede Kamer, 2017–2018, 31 322, nr 341).

Wetsvoorstel harmonisatie en wetsvoorstel innovatie en kwaliteit kinderopvang

In 2017 is het Wetsvoorstel harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en het wetsvoorstel Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) gepubliceerd in het Staatsblad (Stb 2017, 252 en Stb 2017, 251). Het wetsvoorstel harmonisatie regelt dat de financieringsstructuur van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk voor werkende ouders per 1 januari 2018 is gelijk getrokken. Het wetsvoorstel IKK verhoogt de kwaliteitseisen in de kinderopvang. Een deel van de hogere kwaliteitseisen is per 1 januari 2018 ingegaan. Daarnaast treedt een deel van de eisen per 1 januari 2019 in werking, zoals de aanpassingen in de beroepskracht-kindratio en grotere inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker. Peuterspeelzalen, gemeenten, ouders en SZW hebben zich in 2017 ingezet voor een goede implementatie van de harmonisatie en IKK.

Nieuwe financieringsysstematiek

In 2017 is verder gewerkt aan een voorstel voor een nieuwe financieringssystematiek voor de kinderopvang, waarbij sprake is van een directe financieringsstroom van het Rijk naar kinderopvanginstellingen, in plaats van via ouders. Ook zijn verdere investeringen gedaan bij DUO en is invulling gegeven aan de samenwerking met onder andere de brancheorganisaties (en een aantal kinderopvangorganisaties en hun softwareleveranciers), oudervertegenwoordiging (en een groep ouders), toezichtpartners en gegevensleveranciers.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.7.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 7 (x € 1.000)

Artikelonderdeel

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Verplichtingen

2.327.501

2.192.340

2.118.056

2.410.340

2.610.668

2.597.959

12.709

Uitgaven

2.331.576

2.188.829

2.120.773

2.406.838

2.610.681

2.597.959

12.722

               

Inkomensoverdrachten

2.321.822

2.175.037

2.101.032

2.385.422

2.585.976

2.565.833

20.143

Kinderopvangtoeslag

2.321.822

2.175.037

2.101.032

2.385.422

2.585.976

2.565.833

20.143

               

Subsidies

1.864

4.150

5.560

4.879

5.624

5.372

252

               

Opdrachten

7.890

4.200

2.606

3.580

4.563

2.986

1.577

               

Bijdragen aan agentschappen

0

5.442

11.575

12.957

14.518

23.768

– 9.250

DUO

0

5.442

9.099

12.373

14.415

22.668

– 8.253

Justis

0

0

307

256

103

250

– 147

Centraal informatiepunt beroepen gezondheidszorg

0

0

2.169

328

0

850

– 850

               

Ontvangsten

1.486.635

1.503.008

1.539.131

1.490.499

1.464.185

1.426.533

37.652

Restituties

415.375

449.699

457.088

379.069

313.466

334.820

– 21.354

Werkgeversbijdrage kinderopvang

1.071.260

1.053.309

1.082.043

1.111.430

1.150.719

1.091.713

59.006

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). De KOT wordt uitgevoerd door Belastingdienst/Toeslagen. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de kinderopvangtoeslag (KOT) zijn in 2017 € 20 miljoen hoger uitgekomen dan in de begroting 2017 was voorzien. De begroting 2017 was nog in prijzen 2016. Indien rekening wordt gehouden met de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling (overgeboekt van artikel 99) is de realisatie een kleine € 20 miljoen lager dan begroot. Onderliggend zijn er verschillende ontwikkelingen. Het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag is hoger dan verwacht (5%). Dit leidt tot hogere uitgaven. Daartegenover stond onder meer een lager aantal uren per kind (– 1%). De lagere uitgaven komen verder vooral doordat 2017 een relatief goed «kas»jaar was. De KOT kent een voorschotsystematiek: ouders ontvangen een voorlopig bedrag KOT. Dit bedrag is gemiddeld genomen (iets) te hoog, waardoor er na afloop van het jaar (bij het definitief vaststellen van de hoogte van de KOT) een terugvordering volgt. Naar verwachting sluiten in 2017 voorschot en definitieve toekenning beter bij elkaar aan; dit leidt tot lagere kasuitgaven in 2017. Daarnaast zijn de nabetalingen over eerdere toeslagjaren in 2017 lager uitgekomen dan was voorzien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal huishoudens en kinderen dat in 2017 gebruik gemaakt heeft van kinderopvangtoeslag is 5% hoger en het aantal uren per kind is 1% lager dan in begroting 2017 werd geraamd. Per saldo is sprake van een grotere toename in het gebruik van kinderopvangtoeslag dan verwacht. Dit effect is vermoedelijk ontstaan door zowel het effect van de conjuncturele verbetering als sterkere reacties van ouders (gedragseffecten) dan verwacht op de intensivering van de kinderopvangtoeslag in 2017. De stijging doet zich vooral voor bij verzamelinkomens boven 1,5 x modaal.

Tabel 4.7.2 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)1
 

Realisatie 20132

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 20173

Begroting 2017

Verschil

2017

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

 

406

414

445

486

458

8

               

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

             

0–12 jaar

 

621

631

674

733

696

37

waarvan 0–4 jaar

 

298

299

317

345

324

21

waarvan 4–12 jaar

 

323

332

356

388

371

17

               

Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)

             

0–12 jaar

 

28

29

31

34

32

2

0–4 jaar

 

42

43

46

50

46

4

4–12 jaar

 

21

22

24

26

25

1

               

Aantal uren per kind per maand

             

0–12 jaar

 

59,2

57,3

57,1

57,4

58

– 0,6

0–4 jaar

 

82,7

80,1

79,8

80,2

81

– 0,8

4–12 jaar

 

37,6

36,6

36,9

37,2

38

– 0,8

               

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)

             

Tot 130% Wml

 

61

61

64

66

65

1

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

 

160

159

168

175

183

– 8

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

 

309

317

342

383

358

25

3 x modaal en hoger

 

90

93

100

109

90

19

               

Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag

             

Tot 130% Wml

 

72

70

73

74

75

– 1

130% Wml tot 1 1/2 x modaal

 

56

54

54

54

54

0

1 1/2 x modaal tot 3 x modaal

 

57

55

54

54

55

– 1

3 x modaal en hoger

 

65

64

64

64

65

– 1

1

SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS en Belastingdienst.

2

In 2013 was het percentage kinderopvangtoeslag in de 1e kindtabel voor verzamenlinkomens vanaf circa € 118.000 nul procent. Als gevolg hiervan zijn de cijfers 2013 lastig vergelijkbaar met de cijfers voor 2014 en verder, toen dit niet meer het geval was. De cijfers 2013 zijn daarom niet opgenomen.

3

De cijfers van 2017 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik. Voor 2016 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2015 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.

Tabel 4.7.3 Kerncijfers kinderopvangbijdragen sectoren en ouders1
 

Realisatie2 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Bijdragen sectoren (in %):

             

Collectief

 

63

62

67

70

70

0

Waarvan Overheid

 

24

21

30

35

36

– 1

Waarvan Werkgevers

 

38

41

37

35

34

1

Ouders

 

37

38

33

31

30

1

               

Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen

(in €)3 , 4

             

Dagopvang

 

6,71

6,87

6,98

7,15

7,12

0,03

Buitenschoolse opvang

 

6,61

6,74

6,83

6,96

6,94

0,02

Gastouderopvang

 

5,49

5,63

5,68

5,77

5,77

0,00

               

Wettelijke maximum uurprijs (in €):

             

Dagopvang

 

6,70

6,84

6,89

7,18

7,18

0

Buitenschoolse opvang

 

6,25

6,38

6,42

6,69

6,69

0

Gastouderopvang

 

5,37

5,48

5,52

5,75

5,75

0

               

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen5:

             

130% Wml

 

0,94

0,96

0,56

0,45

0,45

0

1 1/2 x modaal

 

2,11

2,15

1,77

1,70

1,70

0

3 x modaal

 

5,25

5,36

5,00

4,79

4,79

0

               

Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen5:

             

130% Wml

 

0,48

0,49

0,41

0,37

0,37

0

1 1/2 x modaal

 

0,82

0,84

0,45

0,47

0,47

0

3 x modaal

 

1,50

1,53

1,14

1,19

1,19

0

1

SZW-berekeningen op basis van informatie van Belastingdienst.

2

In 2013 was het percentage kinderopvangtoeslag in de 1e kindtabel voor verzamenlinkomens vanaf circa €118.000 nul procent. Als gevolg hiervan zijn de cijfers 2013 lastig vergelijkbaar met de cijfers voor 2014 en verder, toen dit niet meer het geval was. De cijfers 2013 zijn daarom niet opgenomen.

3

De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgeven. Deze kunnen afwijken van de door de ouders werkelijk betaalde uurprijzen.

4

Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.

5

Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gegeven de maximum uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen.

B. Subsidies

De uitgaven zijn € 0,25 miljoen hoger dan begroot. Dit is grotendeels het gevolg van het sneller dan verwacht afrekenen van de jaarlijkse bijdrage aan het VNG Expertisecentrum.

Het grootste deel van het subsidiebudget is uitgegeven aan de subsidieregeling Versterking Taal- en Interactievaardigheden Beroepskrachten en Gastouders in de Kinderopvang (€ 3,26 miljoen).

C. Opdrachten

De uitgaven zijn € 1,6 miljoen hoger dan begroot. Dit is onder andere het gevolg hogere uitgaven voor de de uitvoering van de activiteiten in het kader van IKK en toezicht.

Het budget voor opdrachten is onder andere besteed aan het toezicht door de GGD GHOR in 2017, diverse opdrachten in het kader van Continue Screening, en aan beleidsonderzoeken.

D. Bijdragen aan agentschappen

De uitgaven zijn € 9,3 miljoen lager dan begroot. De middelen voor DUO zijn in 2017 minder uitgeput dan voorzien. De reguliere bijdrage aan DUO is bestemd voor de uitvoering van het LRKP, de voorbereiding op Directe Financiering, en ontwikkelkosten voor Continue Screening. De kosten voor de voorbereiding van Directe Financiering zijn in 2017 lager uitgevallen dan aanvankelijk verwacht. Binnen de middelen voor DUO wordt voor de voorbereiding op Directe Financiering rekening gehouden met onvoorziene verhoging van (ICT-)uitgaven. Die hebben zich dit jaar niet voorgedaan. Daarnaast zijn, als gevolg van het aanwijzen van een nieuwe uitvoerder in het kader van Continue Screening, de bijdragen aan Justis en CIBG met in totaal € 1 miljoen verlaagd.

E. Ontvangsten

De ontvangsten algemeen (terugvorderingen kinderopvangtoeslag) zijn in 2017 ruim € 21 miljoen lager uitgekomen dan in de begroting 2017 was voorzien. Dit hangt vooral samen met minder terugontvangsten over toeslagjaren 2012 en 2014.

De ontvangsten werkgeversbijdrage zijn € 59 miljoen hoger door een hogere grondslag dan waarvan in begroting 2017 werd uitgegaan.

Licence