Base description which applies to whole site

1. Arbeidsmarkt

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • Gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • Arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • Arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • Toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • Maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • De vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • Het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • Het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • Het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • Het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • Het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • De handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Het lage-inkomensvoordeel (LIV)

Beleidsconclusies

Sinds 1 januari 2017 krijgen werkgevers een LIV-tegemoetkoming als zij werknemers in dienst hebben, die rond het minimumloon verdienen. Dit stuwt de werkgelegenheid niet alleen voor reguliere werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, maar ook voor onder meer mensen op een beschutte werkplek, Wsw’ers en mensen met een loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet. Bij deze regeling vindt uitbetaling plaats na afloop van het kalenderjaar waarin de verplichting ontstaat. In 2017 zijn er dus geen uitgaven aan deze regeling.

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml)

De voornemens, zoals opgenomen in de begroting 2017, ten aanzien van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) zijn geheel gerealiseerd. Per 1 juli 2017 is de leeftijdgrens waarop recht bestaat op het volwassenminimumloon verlaagd van 23 naar 22 jaar. Daarbij is ook het minimumjeugdloon van 18- t/m 21-jarigen verhoogd. De Stukloonregeling is per 1 januari 2018 aangepast zodat ook bij betaling op basis van stukloon het minimumloon wordt betaald en de Inspectie SZW deze norm kan handhaven. Tot slot is een expliciete juridische grondslag gecreëerd voor het moeten betalen van minimumloon over de verrichte arbeid die de normale voltijdse arbeidsduur te boven gaat.

Ketenaansprakelijkheid voor het goederenvervoer

Op 1 januari 2017 is de ketenaansprakelijkheid voor het goederenvervoer over de weg van kracht geworden. De ketenaansprakelijkheid voor het goederenvervoer is op dezelfde wijze vorm gegeven als in de Wet aanpak schijnconstructies. Dat wil zeggen dat een werknemer bij onderbetaling door zijn werkgever niet alleen zijn eigen werkgever direct kan aanspreken voor het achterstallige loon, maar ook diens opdrachtgever en, als deze niet betaalt, de andere schakels in de keten van opdrachtgevers. Op 22 december 2017 is de Tweede monitor Wet aanpak schijnconstructies aan de Tweede Kamer aangeboden (Tweede Kamer, 2017–2018, 34 108, nr. 29). Een bijlage bij de monitor bestaat uit een verdiepend onderzoek waarin is onderzocht hoe de ketenaansprakelijkheid doorwerkt.

Wet op de ondernemingsraden (WOR)

In 2017 lag een wijziging van de WOR ter behandeling bij de Tweede Kamer. De wijziging behelst invoering van de verplichting tot een jaarlijks gesprek tussen de bestuurder en de ondernemingsraad over de ontwikkeling van de beloningsverhoudingen, inclusief die van het bestuur, binnen bedrijven met honderd werknemers of meer. De wetswijziging is een bijdrage aan de bewustwording rond het thema beloningsverhoudingen. De aanvankelijke datum voor inwerkingtreding is niet gehaald. Voordat de Kamerbehandeling kon plaatsvinden waren er Kamerverkiezingen. Het onderwerp is daarop controversieel verklaard, waardoor de behandeling van het wetsvoorstel pas kon plaatsvinden na de kabinetsformatie. Het wetsvoorstel is in januari 2018 aangenomen door de Tweede Kamer.

Kennismigratie

Conform de voornemens zoals opgenomen in de begroting 2017 is, ter stimulering van de Nederlandse kenniseconomie, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen op twee punten gewijzigd. Per 1 april 2017 is het voor kennismigranten, houders van een Blue Card, wetenschappelijk personeel en studenten mogelijk gemaakt dat zij naast hun werkzaamheden een eigen onderneming starten. Met ingang van 1 juli 2017 is de Regeling internationaal handelsverkeer in werking getreden waardoor bedrijven arbeidskrachten met specialistische kennis via een flexibele procedure tijdelijk naar Nederland kunnen laten komen voor de uitoefening van werkzaamheden.

Detacheringsrichtlijn

In oktober 2017 is binnen de Raad van Ministers van Sociale Zaken (EPSCO) overeenstemming bereikt over de Raadspositie ten aanzien van de herziening van de EU-detacheringsrichtlijn. Om concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan moet gelijk werk op dezelfde werkplek gelijk beloond worden. Deze herziening zorgt onder andere ervoor dat gedetacheerde werknemers worden behandeld volgens dezelfde regels (zoals vastgelegd in de wet of in algemeen verbindend verklaarde cao’s) als lokale werknemers als het gaat om beloning. Daarnaast moet na een termijn van 12 maanden (met mogelijke eenmalige verlenging van 6 maanden) alle arbeidswetgeving (uitgezonderd aanvullende pensioenen en ontslagrecht) die van toepassing is op plaatselijke werknemers ook van toepassing zijn op de gedetacheerde werknemers. In november 2017 zijn de onderhandelingen in de «trilogen» tussen EP, Raad en Commissie over het voorstel gestart.

Implementatie wetsvoorstel Versterking Arbeidsgerelateerde Zorg

De Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet op het terrein van de arbeidsgerelateerde zorg is op 1 juli 2017 in werking getreden. De implementatie is ondersteund door communicatieactiviteiten en door stimulering van sectorale en regionale activiteiten.

Inspectie Control Framework (ICF)

Naar aanleiding van de motie Heerma c.s. (Tweede Kamer, 2016–2017, 34 475 XV, nr. 9) is onderzoek gedaan naar de toereikendheid van de capaciteit van de Inspectie SZW. Het rapport »Werken met effect» concludeerde in november 2016 dat het niet mogelijk is om deze vraag eenduidig te beantwoorden (Tweede Kamer, 2016–2017, 34 550 XV, nr. 14). Het rapport beveelt aan een Inspectie Control Framework (ICF) op te stellen. Dit ICF is op 16 mei 2017 aan de Tweede Kamer gezonden (Tweede Kamer, 2016–2017, 34 550 XV, nr. 74). In het regeerakkoord is – geleidelijk oplopend naar 2022 – een bedrag van structureel € 50 miljoen per jaar vrijgemaakt voor het versterken van de handhavingsketen van de Inspectie SZW conform het ICF.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.1.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (x € 1.000)

Artikelonderdeel

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Verplichtingen

11.303

16.545

15.444

20.914

20.064

16.292

3.772

Uitgaven

12.083

14.103

17.487

19.385

15.854

16.092

– 238

               

Inkomensoverdrachten (vakantiedagen)

0

0

0

3.427

1.805

320

1.485

               

Subsidies

1.883

2.090

3.558

3.049

3.173

3.009

164

               

Opdrachten

10.015

11.823

13.737

8.948

6.807

7.943

– 1.136

               

Bekostiging

185

190

192

145

125

203

– 78

               

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

0

0

0

0

0

842

– 842

Ministerie van EZK

0

0

0

0

0

150

– 150

Ministerie van VWS

0

0

0

0

0

692

– 692

               

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

3.816

3.944

3.775

169

RIVM

0

0

0

3.816

3.944

3.775

169

               

Ontvangsten

30.722

29.645

22.203

24.552

29.240

24.000

5.240

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat vergoedingen uitgekeerd moeten worden aan werknemers die tijdens ziekte te weinig vakantiedagen hebben opgebouwd. Het vaststellen en uitbetalen van de vergoedingen heeft langer geduurd dan beoogd. Hierdoor zijn de uitgaven voor deze regeling over de jaargrens van 2016 geschoven. Dit heeft in 2017 geleid tot hogere inkomensoverdrachten (€ 1,5 miljoen) dan bij begroting 2017 was voorzien.

B. Subsidies

Aan subsidies zijn in 2017 zowel hogere als lagere uitgaven gedaan. Per saldo heeft dit geleid tot een extra uitgave van € 164.000.

C. Opdrachten

Bijna € 0,5 miljoen is naar artikel 98 geboekt ten behoeve van bijdragen aan onderzoek door CBS en SCP. Daarnaast zijn voor een bedrag van circa € 0,6 miljoen enkele bijdragen gedaan aan opdrachten van andere departementen (EZK, BZK, J&V, VWS en I&W). Het gaat onder andere om bijdrage aan Registratie Eerste Verblijf Adres, de Pensioen3daagse, het College voor de Rechten van de Mens en het Techniekpact. De realisatie van deze middelen wordt verantwoord op het desbetreffende artikel of in het jaarverslag van de eerder genoemde departementen.

D. Bekostiging

In oktober 2016 is de bijdrage ten behoeve van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) herzien. In 2017 resulteert dit in een lagere realisatie dan begroot van € 78.000.

E. Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn gerealiseerd via budgetoverheveling naar het Ministerie van EZK (€ 0,15 miljoen) in verband met de bijdrage van SZW aan het College toelating gewasbescherming. Daarnaast heeft het Ministerie van VWS een bedrag van € 0,7 miljoen ontvangen onder andere in verband met de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad. De uitgaven worden door de desbetreffende departementen in hun jaarverslag verantwoord.

F. Bijdragen aan agentschappen

De uitgaven voor bijdragen aan agentschappen zijn vrijwel conform begroting 2017. Het betreft hier de bijdrage aan het RIVM.

G. Ontvangsten

De ontvangsten zijn hoger dan geraamd. Dit komt onder andere doordat bedrijven boeten als gevolg van overtredingen op de Arbowet snel betalen.

Gezond en veilig werken

Kerncijfers

In 2017 heeft 1,6% van de werknemers een arbeidsongeval gehad met ten minste een dag verzuim. Het ziekteverzuim is in de periode 2014–2017 vrijwel stabiel gebleven. Werknemers verzuimen gemiddeld vier op de honderd werkdagen.

In 2017 vonden er 3 incidenten met gevaarlijke stoffen plaats. In meerjarig perspectief schommelt het aantal tussen 3 en 6.

Tabel 4.1.2 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

2,7

1,7

1,4

1,4

1,6

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,2

1,1

Ziekteverzuim (%)3

3,9

3,8

3,9

3,9

4,0

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

3

4

3

6

3

Naleving zorgplicht Arbowet (%)5

79

80

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)6

3,2

3,2

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,6

1,9

1

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden. Door gewijzigde opzet en vraagstelling van de enquête zijn de percentages vanaf 2014 niet goed vergelijkbaar met eerdere jaren. In 2015 is de meting van arbeidsongevallen verbeterd. Er wordt een extra controle uitgevoerd of het arbeidsongeval wel in de afgelopen 12 maanden heeft plaatsgevonden. Hierdoor valt het aandeel werknemers met een arbeidsongeval in 2015 iets lager uit. Wanneer deze verbetering niet was doorgevoerd zou het percentage in 2015 zijn uitgekomen op 1,6%. Deze verbetering wordt voor het jaar 2015 en latere jaren toegepast.

2

CBS/TNO, zelfstandigenenquête arbeidsomstandigheden. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

4

Inspectie SZW administratie, conform de waarde uit het EU-systeem. Een incident uit de realisatie 2017 heeft in 2016 plaatsgevonden.

5

Inspectie SZW, monitor Arbo in bedrijf. De monitor wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

6

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt, kan deels worden toegeschreven aan cao’s die in het ene jaar wel, en het andere jaar geen actuele looptijd kennen, en deels aan cao’s waaronder het ene jaar meer dan wel minder werknemers vallen dan in het andere jaar.

Tabel 4.1.3 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
   

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Aantal werknemers onder cao1 (x 1.000, ultimo)

5.895

5.486

5.500

5.551

5.625

 

waarvan direct gebonden bedrijfstak- en ondernemings-cao’s

5.260

4.850

4.743

4.793

4.790

 

waarvan gebonden door algemeen verbindend verklaring

635

636

757

758

835

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (twv) (x 1.000, ultimo)2

8,8

7,2

7,0

7,7

8,9

1

SZW-administratie.

2

UWV, jaarverslag.

Handhaving

De Inspectie SZW is de toezichthouder op het terrein van het Ministerie van SZW. Dat toezicht is gericht op de naleving van de wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden, de arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen. Daarnaast onderzoekt de Inspectie SZW de werking van het stelsel van sociale zekerheid en signaleert ontwikkelingen en risico’s op de beleidsterreinen van het Ministerie van SZW. Ook werkt de Inspectie SZW op het gebied van pgb- en declaratiefraude als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS.

Bij het invullen van haar toezichtstaken maakt de Inspectie SZW gebruik van een breed instrumentarium. Naast de reguliere repressieve handhavinginstrumenten inspecteren en opsporen worden ook andere preventieve handhavinginstrumenten ingezet, zoals handhavingcommunicatie, druk zetten op opdrachtgevers, bevordering van samenwerking en branchebeïnvloeding. De afgelopen jaren heeft de Inspectie SZW geïnvesteerd in het risicogestuurd en effectgericht programmatisch werken. Bij de inzet van mensen en middelen zijn afwegingen rond maatschappelijk effect bepalend. Het jaarverslag 2017 van de Inspectie SZW beschrijft de resultaten en effecten die zijn bereikt. De Inspectie SZW ontwikkelt deze aanpak en verantwoording de komende jaren verder. Daarbij gaat het niet om het aantonen van een causaal verband tussen interventies en effect, maar om informatie die de resultaten van de Inspectie weergeeft. En waarvan het plausibel is dat deze resultaten bijdragen aan het realiseren van het beoogde maatschappelijk effect.

Tabel 4.1.4 geeft inzicht in een aantal kengetallen zoals aantallen inspecties en zijn uitvloeisel van de programmering en de aanpak per programma. Het zijn geen doelvariabelen, omdat ze niet direct inzicht geven in de bijdrage van de Inspectie SZW aan het gewenste maatschappelijk effect. Ze leggen de nadruk op kwantiteit (output) en minder op kwaliteit (effect). Een inspectie kan staan voor een bezoek van enkele uren of juist voor een diepgaand onderzoek van dagen of weken, waarbij de Inspectie een constructie ontrafelt of een arbeidsongeval onderzoekt.

Om deze reden heeft de Inspectie SZW een eerste set beleidsinformatie ontwikkeld waar de bijdrage van de Inspectie aan de realisatie van het beoogde maatschappelijk effect op hoofdlijnen kan worden afgemeten (tabel 4.1.5). Hoewel de Inspectie SZW meer interventies inzet dan inspecteren alleen, blijft het een belangrijk instrument. Het met handhaving beoogde gedragseffect komt tot uitdrukking in een handhavingpercentage dat bij tweede inspectie idealiter lager ligt dan bij de eerste. De set is zeker nog niet een definitieve en zal gaandeweg door additionele inzichten worden aangepast en aangevuld.

Tabel 4.1.4 Kerncijfers handhaving1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Raming 20172

Verschil

Aantal inspecties en onderzoeken Gezond en Veilig (excl. Brzo)

17.994

17.134

16.288

15.491

12.150

13.500 – 14.500

– 1.350

Handhavingspercentage Gezond en Veilig (excl. Brzo)

65

60

49

51

51

50

1

               

Aantal inspecties en onderzoeken Brzo

447

453

350

541

542

250 – 300

242

Handhavingspercentage Brzo

38

43

43

43

44

40

4

               

Aantal inspecties Eerlijk

4.930

5.054

4.500

2.890

2.727

2.500 – 3.500

0

Handhavingspercentage Eerlijk

25

19

26

48

50

> 30

0

               

Aantal programmarapportages Werk en Inkomen

6

6

5

3

7

3

4

Aantal overige producten Werk en Inkomen

21

10

17

16

0

6

– 6

               

Aantal afgeronde opsporingsonderzoeken

67

65

61

62

60

50 – 60

0

Aantal bij het OM aangemelde verdachten

181

221

169

167

210

130 – 150

60

Vastgesteld nadeel (mln €)

35

32

66

49

10

10 – 20

0

1

Inspectie SZW, jaarverslag.

Het aantal inspecties Gezond en Veilig is lager uitgevallen dan voorzien in het jaarplan 2017. De belangrijkste oorzaak is de aanhoudende stijging van het aantal ongevalmeldingen en in onderzoek genomen ongevallen. Door deze toename was er in 2017 minder ruimte voor actieve inspecties op veilig en gezond werken. Was in 2016 de verhouding nog circa 60/40, in 2017 werd dit al meer dan 70/30. Het jaarverslag van de Inspectie SZW gaat nader in op de analyse. De komende jaren wil de Inspectie SZW de verhouding tussen inzet op actief en reactief onderzoek terug in evenwicht brengen. Het regeerakkoord heeft hier middelen voor toegekend.

Evenals in 2016 hebben veel bedrijven door de wijziging van de Brzo-regelgeving in 2015 een nieuw veiligheidsrapport ingeleverd. Deze rapporten zijn door de Inspectie SZW beoordeeld. De benodigde tijd voor de beoordeling van deze veiligheidsrapporten is korter dan voor het uitvoeren van een inspectie, wat zorgt voor een hoger totaal aantal gerealiseerde inspecties en onderzoeken Brzo.

Alle producten Werk en Inkomen zijn vanaf 2017 als (programma)rapport gepubliceerd. Dit verklaart het meer dan verwachte aantal programmarapportages en de afwezigheid van «overige producten werk en inkomen».

Het aantal bij het OM aangemelde verdachten is in 2017 hoger dan voorzien. Met name de onderzoeken bij uitzendbureaus en het domein Zorg leidden tot een groot aantal verdachten.

Tabel 4.1.5 Kerncijfers ICF: Effecten1
 

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Handhavingpercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

58

55

> 50

Handhavingpercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

9

21

< 50

Handhavingpercentage Brzo2

43

44

40

Handhavingpercentage eerste inspectie Eerlijk

48

50

> 50

Handhavingpercentage herinspectie Eerlijk (%)

43

39

< 50

1

Jaarplan 2018 en jaarverslag 2017 van de Inspectie SZW. Deze tabel is per begroting 2018 geïntroduceerd.

2

Bij Brzo-inspecties is er geen zinvol onderscheid tussen eerste en tweede inspectie. De werkwijze is dat het toezicht blijft totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

De Inspectie SZW werkt risicogericht en streeft naar een hoog handhavingpercentage bij eerste inspectie. De mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om bij haar inspecties daadwerkelijk regelovertredende bedrijven aan te treffen, biedt een indicatie voor de mate waarin werkgevers binnen die groep bezochte bedrijven de wet naleven en hun werknemers gezond, veilig en eerlijk werken. Bij het aantreffen van regelovertredende bedrijven treedt de Inspectie SZW handhavend op met de bedoeling om bij de betreffende bedrijven een gedragsverandering te realiseren opdat deze bedrijven de relevante arbeidswetgeving gaan naleven. De Inspectie SZW streeft daarom naar een handhavingpercentage bij herinspecties dat lager is dan bij eerste inspectie.

Mobiliteitsbonus arbeidsgehandicapten en oudere uitkeringsgerechtigden

Premiekortingen

Tot 31 december 2017 was er een mobiliteitsbonus (premiekorting) voor het in dienst nemen en houden van oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten. Sinds 1 januari 2018 zijn loonkostenvoordelen (LKV’s) in de plaats gekomen van de mobiliteitsbonus. Deze omvorming lost de verzilveringsproblematiek voor kleine werkgevers op en maakt de systematiek eenvoudiger, robuuster en fraudebestendiger.

Premiekorting jongeren

In 2014 en 2015 hadden werkgevers – onder bepaalde voorwaarden – recht op een premiekorting als zij een uitkeringsgerechtigde tussen de 18 en 27 jaar aannamen. Het recht duurde tot maximaal twee jaar na de datum van indiensttreding. In 2017 kon een deel van de werkgevers dus nog gebruikmaken van de aflopende regeling. Per 1 januari 2018 is het maximale recht van twee jaar voor alle werkgevers verstreken.

Tabel 4.1.6 Premiekortingen1 (lopende prijzen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Mobiliteitsbonus arbeidsgehandicapten en oudere uitkeringsgerechtigden

237

294

323

291

260

Premiekorting jongeren

0

5

19

15

4

1

Berekening SZW op basis van gegevens Belastingdienst. De jaartallen geven het belastingjaar aan waarop de premiekorting betrekking heeft (het transactiejaar).

Licence